Besluit. De heer N.A.H.H. Katier Rapperdsweg 1 a 7495 SK AMBT DELDEN. Natuurbeschermingswet 1998: aanvraag vergunning. Geachte heer Katier,

Transcriptie

1 Luttenbergstraat 2 Postbus GB Zwolle Telefoon Fax overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle De heer N.A.H.H. Katier Rapperdsweg 1 a 7495 SK AMBT DELDEN Inlichtingen bij Mevr. Özlem Üzgu telefoon fax o.uzgu@overijssel.nl Natuurbeschermingswet 1998: aanvraag vergunning. Zaaknummer Z-HZ_NB Geachte heer Katier, Op 16 januari 2012 hebben wij een aanvraag om vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) van u ontvangen 1. De aanvraag betreft het in bedrijf hebben van uw pluimveehouderij na de gewenste uitbreiding en de bouw van een nieuwe stal. In deze brief geven wij onze beslissing weer. Besluit Wij besluiten, zoals in bijlage 1 weergegeven, een vergunning op grond van artikel 16 en 19d in het kader van de Nbwet aan u te verlenen voor het in werking hebben van een pluimveehouderij na uitbreiding, inclusief de bouw van een nieuwe stal in de omgeving van Natura 2000-gebieden. De volgende stukken zijn onderdeel van de vergunning: - de milieu-situatietekening d.d. 20 december 2011, laatst aangepast 31 januari 2012, code: W294-wm uit de aanvraag met kenmerk 2012/ ; - beschikking bijzondere emissiefactor, d.d. 29 januari 2008, uit de aanvraag met kenmerk 2012/ brief meetplan RAV080511, referentienummer , uit de aanvullingen ontvangen op 16 maart 2012, kenmerk 2012/ ; - techniek beschrijving stalsysteem, pagina s 2 en 3 van het beoordelingsverslag, uit de aanvullingen ontvangen op 16 maart 2012, kenmerk 2012/ De vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. 1 EDO-kenmerk 2012/ Bijlagen Bijlage 1 verzending

2 Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften: 1. Het bedrijf van de heer Katier mag maximaal de hier vermelde depositie veroorzaken met de aangevraagde activiteiten. De depositie, afkomstig van de inrichting gelegen aan de Rapperdsweg 1a in Ambt Delden, op Natura 2000-gebieden Borkeld, en Boddenbroek, is berekend op de volgende aantallen dieren en stalsysteem: 2 Stal nr. Diersoort Aantal Dieren RAVcode Emissiefactor Totale emissie in kg NH 3 /jaar kg NH 3 /jr 1 (groot)ouder- dieren van vlees- kuikens E , ,5 in opfok; jonger dan 19 weken 2 (groot)ouder- dieren van vlees- kuikens E , ,5 in opfok; jonger dan 19 weken 3 (groot)ouder- dieren van vlees- kuikens E 3.4 0, ,5 in opfok; jonger dan 19 weken 3a (groot)ouder- dieren van vlees- kuikens E 3.4 0, ,5 in opfok; jonger dan 19 weken 4 (groot)ouder- dieren van vlees- kuikens E 3.4 0, ,5 in opfok; jonger dan 19 weken 4a (groot)ouder- dieren van vlees- kuikens E 3.4 0, ,5 in opfok; jonger dan 19 weken 5 (groot)ouder- dieren van vlees- kuikens E , ,5 in opfok; jonger dan 19 weken 6 (groot)ouder- dieren van vlees- kuikens E , ,5 in opfok; jonger dan 19 weken 7 ouder- dieren van vlees- kuikens in proefstal 0, ,0 opfok; jonger dan 19 weken 8 ouder- dieren van vlees- kuikens in proefstal 0, ,0 opfok; jonger dan 19 weken 15 Volwassen paarden (3 jaar en ouder) 3 K 1 5,0 15,0 Totaal ,0 En bedraagt: Naam habitattype c.q. grens van N2000-gebied (Vogelrichtlijn) x-coördinaat y-coördinaat Depositie mol N/ha/jr. Borkeld : - H 5130: Jeneverbesstruwelen ,15 - H 4030: Droge heide ,22 - H 6230: Heischrale graslanden ,61 - H 4010_A: Vochtige heiden (hogere zandgronden) ,54 Boddenbroek :

3 Naam habitattype c.q. grens van N2000-gebied (Vogelrichtlijn) H 4010_A: Vochtige heiden - (hogere zandgronden) Depositie mol x-coördinaat y-coördinaat N/ha/jr ,79 - H 7230: Kalkmoerassen , H 3130: Zwakgebufferde vennen H 4010_A: Vochtige heiden (hogere zandgronden) , , Vergunninghouder dient door middel van een registratie, zoals bedoeld in Regeling identificatie en registratie dieren 2003 en/of aanvulling dan wel de opvolger van genoemde regeling, op verzoek van de toezichthouder aan te tonen dat de in de bovenstaande voorwaarde genoemde emissies en deposities niet worden overschreden als gevolg van toename van de dieraantallen. 3. Het stalsysteem van stal 7 en 8 moet in werking zijn overeenkomstig de specificaties in pagina 2 en 3 van het beoordelingsverslag van het stalsysteem. 4. De start en de oplevering van de bouwwerkzaamheden van de nieuwe stal moeten een week van te voren worden gemeld bij het Meldpunt van provincie Overijssel(tel.nr ), onder vermelding van de naam van het betrokken Natura 2000-gebied, de naam van de locatie en het kenmerk van de vergunning. 5. Uiterlijk per 1 januari 2028 dient het bedrijf als geheel gemiddeld per dierplaats een emissiewaarde bereikt te hebben in overeenstemming met de vereisten zoals verwoord in het Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen. Wanneer de houder van de vergunning handelt in strijd met de voorschriften, kan deze vergunning op grond van artikel 43 lid 2 van de Nbwet worden gewijzigd of ingetrokken. Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Özlem Üzgu op telefoonnummer

4 Afschriften Een afschrift van dit besluit wordt verzonden aan Burgemeester en Wethouders van de gemeente Hof van Twente en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, vestiging West. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel, Patricia Weenink-Driessen, teamleider Vergunningverlening 4 Bijlagen: Bijlage 1 Overwegingen bij het besluit

5 Niet mee eens? Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Hoe u dat moet doen kunt u hieronder lezen. Rechtsmiddel Binnen zes weken, ingaand op de dag na de datum van verzending van dit besluit, kan een belanghebbende een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon ). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. 5 U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld. Indien spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.

6 Overwegingen bij het besluit Bijlage 1 Deze vergunning bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd: A WEERGAVE VAN DE FEITEN A1 Vergunningaanvraag A1.1 Projectomschrijving A1.2 Periode A1.3 Onderliggende documenten A1.4 Aanvullende gegevens A1.5 Aanvraag en Natura 2000 A2 Bevoegdheid 6 A3 Procedure A3.1 Zienswijzen A3.2 Verlengen beslistermijn A3.3 Coördinatie met andere wetgeving A3.4 Betrokkenheid andere provincie bij Natura 2000-gebied A4 Vergunningplicht B TOETSING B1 Wettelijk kader B1.1 Natuurbeschermingswet B1.2 Overig relevant beleid B2 Inhoudelijke beoordeling B3 Zienswijzen B3.1 Bespreking van ingediende zienswijzen C SLOTCONCLUSIE

7 A WEERGAVE VAN DE FEITEN A1 Vergunningaanvraag 7 A1.1 Projectomschrijving De heer Katier, eigenaar van een pluimveehouderij gevestigd aan de Rapperdsweg 1a te Ambt Delden, wil het bedrijf uitbreiden. Ten behoeve van deze uitbreiding worden stal 3 en 4, die samen één stal vormen, gesloopt. Hiervoor wordt een nieuwe stal gebouwd, die is opgedeeld in stal 3, 3a, 4 en 4a. Deze stallen zijn uitgerust met een verwarmingssysteem met warmwaterheaters en ventilatoren. De uitbreiding zal eind 2012 gerealiseerd zijn. Twee van de bestaande stallen (stal 7 en 8) zijn voorzien van een innovatief ammoniakemissiereducerend principe. Hierbij is de ammoniakemissiebeperking gebaseerd op het toepassen van warmwaterheaters, in combinatie met luchtcirculatie die de mest-strooisellaag drogen. Hierdoor wordt er minder CO 2 en vocht geproduceerd en hoeft er minder geventileerd te worden, waardoor er minder ammoniakemissie plaatsvindt. Dit stalsysteem heeft een erkenning gekregen als proefstalstatus met een lagere emissiefactor 2. Een overzicht van het aangevraagde veebestand is in tabel 1 weergegeven. Tabel 1: aangevraagde situatie stalnr Diersoort Aantal dieren RAVcode 1 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 2 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 3 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 3a (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 4 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 4a (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 5 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 6 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 7 ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 8 ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken Emissiefactor kg NH 3 /jr. Emissie in kg NH 3 /jr E , , E , , E 3.4 0, , E 3.4 0, , E 3.4 0, , E 3.4 0, , E , , E , , proefstal 0, , proefstal 0, ,0 15 Volwassen paarden (3 jaar en ouder) 3 K1 5,0 15,0 Totaal ,0 2 Ministerie van Volkshuisvesting Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer, beschikking, d.d. 27 oktober 2009, kenmerk DP ;

8 A1.2 Periode De vergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde tijd. 8 A1.3 Onderliggende documenten Voor de beoordeling van de aanvraag zijn de volgende documenten meegezonden: begeleidende brief bij de aanvraag; samenvatting en conclusie; aanvraagformulier incl. Bijlage Agrariërs ; kaart ligging bedrijf met coördinaten van de stallen; milieuvergunning d.d. 1 juni 1992, kenmerk 30/91; milieuvergunning d.d. 1 september 1998, kenmerk 24/98; milieuvergunning d.d. 30 oktober 2007, kenmerk MPM 5781; kaarten toetsingspunten met coördinaten Natura 2000-gebieden; AAgro-Stacksberekening ammoniakdepositie op voor stikstof gevoelige gebieden op basis van de vergunde situatie op 10 juni 1994; AAgro-Stacksberekening ammoniakdepositie op voor stikstof gevoelige gebieden op basis van de vergunde situatie op 24 maart 2000 en 7 december 2004; AAgro-Stacksberekening ammoniakdepositie op voor stikstof gevoelige gebieden op basis van de vergunde situatie op 1 februari 2009; AAgro-Stacksberekening ammoniakdepositie op voor stikstof gevoelige gebieden op basis van de aangevraagde situatie; meitellingen 2009 en 2010; veesaldokaart 2009 en 2010; oplegbewijzen 2009 en 2010; beschikking bijzondere emissiefactor, d.d. 27 oktober 2009, kenmerk DP ; technische tekening behorende bij milieuvergunning d.d. 1 juni 1992; technische tekening behorende bij milieuvergunning d.d. 1 september 1998; technische tekening van de aangevraagde situatie; technische tekening behorende bij milieuvergunning d.d. 30 oktober Tevens zijn de volgende (aanvullende) documenten toegestuurd: begeleidende brief bij de aanvullingen; brief met bevestiging bijzondere emissiefactor; beoordelingsverslag stalsysteem bijzondere emissiefactor; veesaldokaart 2008; aanvraag Natuurbeschermingswetvergunning; technische tekening aangevraagde situatie. A1.4 Aanvullende gegevens Op 8 februari 2012 zijn aanvullende gegevens gevraagd. Deze gegevens zijn op 16 maart 2012 per brief, kenmerk AMB ontvangen en ingeboekt onder nummer 2012/ A1.5 De aanvraag en het Natura 2000-gebied Uw bedrijf heeft invloed op verschillende Natura 2000-gebieden, waarvan het Natura gebied Borkeld het dichtst bij uw bedrijf ligt (5.600 m). Daarnaast ligt op een afstand van ca meter van het bedrijf het beschermd natuurmonument Weldam.

9 A2 Bevoegdheid Uitgangspunt bij de Nbwet (art. 2) is, dat gedeputeerde staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten en/of Natura 2000-gebieden geheel of grotendeels liggen, bevoegd zijn te beslissen over vergunningaanvragen ex art. 16 en art. 19d Nbwet. Daarbij is overeenstemming met gedeputeerde staten van de andere provincies nodig, waarin het beschermde gebied mede ligt, voor zover die vergunning betrekking heeft op delen van het gebied, in die andere provincies. Art. 2a van de Nbwet bepaalt, dat, als de aanvraag betrekking heeft op een handeling of project die hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor een deel van een beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied dat binnen de grenzen van één provincie ligt, dan beslist GS van de provincie waarin dat deel ligt. De betrokken Natura 2000-gebieden liggen volledig op het grondgebied van provincie Overijssel, zodat wij bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag. A3 Procedure 9 De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nbwet en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. A3.1 Zienswijze Naar aanleiding van uw aanvraag zijn een afschrift van uw aanvraag evenals de ontvangstbevestiging, op grond van artikel 44, lid 2, Nbwet, naar het college van Burgemeester en Wethouders van gemeente Hof van Twente en het ministerie van Economische Zaken, Landbouw & Innovatie (hierna te noemen EL&I), vestiging West gestuurd. Op basis van artikel 44, lid 3, Nbwet is het college van burgemeester en wethouders gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. A3.2 Verlengen beslistermijn Wij hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de beslistermijn met 13 weken (artikel 42, lid 2, Nbwet) te verlengen. A3.3 Coördinatie met andere wetgeving U hebt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om één van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming (artikel 19ka, lid 2, Nbwet). Wij wijzen u erop, dat voor de door u te verrichten activiteit, voor zover ons bekend, ook de navolgende op aanvraag te nemen besluiten nodig zijn (artikel 19ka, lid 1, Nbwet):

10 Naam wet en van toepassing zijnde artikel Flora- en faunawet, artikel 75 Bevoegd bestuursorgaan en adres Dienst Regelingen, Team vergunningen en ontheffingen uitvoering, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1 Gemeente Hof van Twente, Postbus AB Goor A3.4 Betrokkenheid andere provincie De betrokken Natura 2000-gebieden liggen volledig binnen de begrenzing van provincie Overijssel. Ook het beschermd natuurmonument Weldam ligt op ons grondgebied. Er is geen sprake van een provinciegrens overschrijdend effect binnen één beschermd gebied. Overeenstemming met een andere provincie is in dit geval niet aan de orde. 10 A4 Vergunningplicht Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende bijlagen en tekeningen hebben we beoordeeld of de aangevraagde bedrijfsveranderingen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied en/of beschermd natuurmonument kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor een gebied is aangewezen. Wij hebben geconstateerd dat de activiteit negatieve effecten hebben op habitats in Natura 2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstof. De activiteit leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats. Er is geen sprake van een project of handeling conform een vastgesteld beheerplan. Verder is er geen sprake van bestaand gebruik, in overeenstemming met art. 1 van de Nbwet. Daarmee is deze activiteit vergunningplichtig in het kader van art. 19d en art. 16 Nbwet. B TOETSING B1 Wettelijk kader en beleid B1.1 Natuurbeschermingswet 1998 Natura 2000-gebieden Artikel 19d, lid 1, van de Nbwet bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan een dergelijke vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren c.q. te verrichten die, gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Artikel 19e van de Nbwet bepaalt dat gedeputeerde staten van de provincie bij het verlenen van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nbwet rekening houden met:

11 a. de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, lid 3, kan hebben voor een Natura 2000-gebied; b. een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheerplan, en c. vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, evenals regionale en lokale bijzonderheden. Artikel 19f bepaalt dat aanvrager een passende beoordeling maakt van de gevolgen van een project voor het gebied voordat gedeputeerde staten een besluit nemen over het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, die niet direct verband houdt met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied. Daarbij wordt rekening gehouden met de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, lid 3, van dat gebied. 11 Er is geen passende beoordeling noodzakelijk indien de aangevraagde situatie (een wijziging of uitbreiding) niet leidt tot een verhoging van de stikstofdepositie ten opzichte van de milieuvergunde situatie op de datum dat een gebied op de lijst van gebieden van communautair belang werd geplaatst (Habitatrichtlijngebieden), dan wel op de datum van aanwijzing als speciale beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn (Vogelrichtlijngebieden). De vergunningplicht blijft wel bestaan, maar kan in die gevallen gewoon worden verleend. Artikel 19kd, lid 1, bepaalt dat bij besluiten over het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, het bevoegd gezag niet de gevolgen betrekt die een handeling kan hebben door het veroorzaken van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied in de volgende gevallen: a. de handeling is gebruik dat op 7 december 2004 werd verricht en is sindsdien niet of niet in betekenende mate gewijzigd, en heeft sindsdien per saldo geen toename van stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied veroorzaakt; b. de handeling is een activiteit die na 7 december 2004 is begonnen, of een gebruik dat na 7 december 2004 in betekenende mate is gewijzigd, waarbij is verzekerd dat, in samenhang met voor die activiteit getroffen maatregelen, de stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied als gevolg van die activiteit of dat gebruik per saldo niet is toegenomen of zal toenemen. Beschermd natuurmonument Artikel 16, eerste lid van de wet, bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan die vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, handelingen te verrichten die schadelijk kunnen zijn voor het natuurschoon, voor de natuurwetenschappelijke betekenis van het beschermd natuurmonument of voor dieren of planten in het beschermd natuurmonument of die het beschermd natuurmonument ontsieren. Als schadelijke handelingen worden in elk geval handelingen aangemerkt die de in het besluit tot aanwijzing als beschermd natuurmonument vermelde wezenlijke kenmerken van het beschermd natuurmonument kunnen aantasten. Conform art. 16, lid 4, is het verbod tevens van toepassing op handelingen die buiten het beschermd natuurmonument kunnen worden verricht en die zijn vermeld in het besluit tot aanwijzing als beschermd natuurmonument.

12 Indien een beschermd natuurmonument voor inwerkingtreding van de Nbwet is aangewezen geeft art. 65 aan dat het verbod voor het uitvoeren van schadelijke handelingen die buiten het beschermd natuurmonument worden verricht geldt zonder dat deze vermeld zijn in het besluit tot aanwijzing. Ingevolge artikel 10, eerste lid van de wet, wijst Onze Minister gebieden aan als beschermd natuurmonument. B1.2 Overig relevant beleid Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben op 13 april 2010 het Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen (vanaf hier: beleidskader) vastgesteld. Hierin is ontwikkelruimte uitgewerkt van individuele veehouderijen. We voorzien in een samenhangende aanpak voor alle veehouderijen in Overijssel, die leidt tot een daling van de stikstofdepositie. 12 De aanpak die is uitgewerkt in het beleidskader vermindert de depositie van veehouderijen in Overijssel gemiddeld met 30%. De benodigde afname van stikstofdepositie kan niet door één bedrijf worden gerealiseerd. Gezien de relatief beperkte invloed van de agrarische bedrijven in Overijssel zelf op de achtergronddepositie, zijn de mogelijkheden binnen onze provincie om de depositie op een ecologisch gewenst niveau terug te dringen beperkt. Het beleidskader leidt tot een proportionele vermindering van stikstofdepositie vanuit de veehouderij binnen Overijssel. In het beleidskader is uitgewerkt hoe dit per Natura 2000 gebied uitwerkt. Met het beleidskader is een gegarandeerde daling van de stikstofdepositie in gang gezet. Daarmee kan achteruitgang van de kwaliteit van voor stikstofgevoelige habitattypen worden uitgesloten. Een daling van de depositie op habitattypenniveau is gegarandeerd door de eisen die wij stellen aan uitbreidingen door middel van intern en/of extern salderen. Dit wordt versterkt doordat in het kader van de PAS de stikstofdepositie verder omlaag zal moeten worden gebracht tot een niveau waarbij de instandhoudingsdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd. Na drie jaar wordt de totale aanpak geëvalueerd en wordt op basis van de monitoringsrapportage bepaald of de drempelwaarde moet worden aangepast. Beleidsregel Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen Het beleidskader is door gedeputeerde staten verankerd in de Beleidsregel Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen 3 (verder beleidsregel). Deze beleidsregel is vastgesteld op 13 april 2010 en gepubliceerd in het Provinciaal blad nr. 2010/ op 26 april De beleidsregel vormt de basis voor de beoordeling van vergunningaanvragen. Programmatische Aanpak Stikstof voorlopig programma Gedeputeerde staten hebben bij brief van 27 april 2010 (kenmerk 2010/ ) alle gebieden aangemeld voor opname in de Programmatische Aanpak Stikstof, zoals bedoeld in artikel 19kg van de Nbwet. 3 kenmerk 2010/

13 Via de programmatische Aanpak Stikstof moet de depositie afkomstig van veehouderijen buiten Overijssel en van verkeer en industrie dalen tot een niveau waarbij de instandhoudingsdoelstellingen kunnen worden gerealiseerd. B2 Inhoudelijke beoordeling Beoordeling afwijkende emissiefactor De aanvrager vraagt vergunning voor een pluimveehouderij, gecombineerd met verschillende technische emissiebeperkende maatregelen. Hierdoor wijkt voor stal 7 en 8 de emissiefactor af van de stalsystemen in bijlage I van de Regeling Ammoniak en Veehouderij. Ter onderbouwing heeft de aanvrager een beschikking van de minister bijgevoegd van 27 oktober 2009 met kenmerk DP , waarin deze bijzondere emissiefactor is vastgesteld. 13 Stal 7 en 8 zijn voorzien van warmwaterheaters. De ammoniakemissiebeperking is gebaseerd op het drogen van de mest-strooisellaag door middel van circulerende lucht. Door het toepassen van warmwaterheaters, in combinatie met luchtcirculatie, wordt er minder CO 2 en vocht geproduceerd, waardoor er minder geventileerd hoeft te worden. Dit leidt tot minder ammoniakemissie. In de verder inhoudelijke beoordeling gaan we in de nieuwe situatie uit van de door de minister vastgestelde emissiefactor van 0,084 voor (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok (jonger dan 19 weken) in stal 7 en 8. Aangezien de betreffende emissiebeperkende maatregelen bepalend zijn voor onze beoordeling is de aanvrager verplicht deze ook daadwerkelijk uit te voeren. Daartoe wordt aan deze vergunning een voorschrift met betrekking tot deze maatregelen opgenomen. Effecten op Natura 2000-gebied De aangevraagde activiteiten hebben een (mogelijke) negatieve invloed op de aanwezige habitattypen en/of soorten in omliggende Natura 2000-gebieden voor wat betreft de factoren verzuring en vermesting. Hieronder wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders vanuit de Nbwet en de beleidsregel van provincie Overijssel. Stap 1: Toets aan artikel 19f Rondom uw bedrijf bevinden zich meerdere voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden. Daarvan ligt het Natura 2000-gebied Borkeld het dichtst bij. Aangezien uw bedrijf stikstof uitstoot en de achtergronddepositie van stikstof hoger is dan de kritische depositiewaarden van de betrokken gebieden zijn significant negatieve effecten op voorhand niet uit te sluiten. In overeenstemming met art. 19f is een passende beoordeling dan aan de orde. Uit jurisprudentie blijkt dat er uitzonderingen zijn voor die gevallen, waarbij de stikstofdepositie niet toeneemt ten opzichte van de milieuvergunde situatie op het tijdstip van aanwijzing 4 van een beschermd gebied. In die situatie is een passende beoordeling niet noodzakelijk en kan een vergunning worden verleend. Voor alle Habitatrichtlijngebieden in Overijssel gaat het dan om de datum van 7 december De aanwijzingen als 4 Voor speciale beschermingszones in de zin van de Vogelrichtlijn, die zijn aangewezen voor afloop van de omzettingstermijn van de Habitatrichtlijn gelden de bepalingen van artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn vanaf 10 juni 1994

14 Vogelrichtlijngebied zijn in Overijssel van eerdere datum. Aangezien het om verschillende data gaat moeten we in de beoordeling die Vogelrichtlijngebieden betrekken waarvan de aanwijzingsdatum verschillen. Overeenkomstig de uitspraak van de Raad van State van 7 september 2011 geldt voor gebieden die voor 10 juni 1994 zijn aangewezen deze datum als toetsingsmoment. Uw bedrijf heeft, naast de invloed op de Habitatrichtlijngebieden Borkeld en Boddenbroek, tevens invloed op meerdere Vogelrichtlijngebieden, te weten Sallandse Heuvelrug en Engbertsdijksvenen. Sallandse heuvelrug is op 24 maart 2000 door het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Engbertsdijksvenen is op 2 mei 1989 door het ministerie van Landbouw en Visserij aangewezen. Voor dit gebied geldt als toetsingsdatum 10 juni De betrokken ministeries bij de aanwijzingen zijn nu onder gebracht in het ministerie van EL&I. Op de toetsingsdatum van aanwijzing van Engbertsdijksvenen had u een Milieuvergunning (d.d. 1 juni 1992, kenmerk 30/91). In tabel 2 zijn de milieuvergunde aantallen dieren op 10 juni 1994 weergegeven. 14 Tabel 2: Vergunde aantal dieren op 10 juni 1994 stalnr Diersoort Aantal dieren RAVcode Emissiefactor Emissie in kg NH 3 /jr. kg NH 3 /jr. 1 (groot-)ouderdieren van E , ,0 vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 2 (groot-)ouderdieren van E , ,0 vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 3 (groot-)ouderdieren van E , ,5 vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 4 (groot-)ouderdieren van E , ,5 vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken totaal 7.725,0 Op de datum van aanwijzing van Sallandse Heuvelrug als Vogelrichtlijngebied, als ook op de datum van het plaatsen van de Habitatrichtlijngebieden Borkeld en Boddenbroek op de lijst van communautair belang had u een Milieuvergunning (d.d. 1 september 1998, kenmerk 24/98). In tabel 3 zijn de milieuvergunde aantallen dieren op 24 maart 2000 en 7 december 2004 weergegeven.

15 Tabel 3: vergunde situatie op 24 maart 2000 en 7 december 2004 stalnr Diersoort Aantal RAVcode Emissie- Emissie in dieren factor kg NH 3 /jr. kg NH 3 /jr (groot-)ouderdieren van E , ,0 vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 2 (groot-)ouderdieren van E , ,0 vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 3 (groot-)ouderdieren van E , ,5 vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 4 (groot-)ouderdieren van E , ,0 vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 7 (groot-)ouderdieren van E , ,0 vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 8 (groot-)ouderdieren van E , ,0 vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken Totaal ,5 Om te beoordelen of de depositie in de nieuwe situatie op de Vogelrichtlijngebieden Sallandse Heuvelrug en Engbertsdijksvenen dan wel de Habitatrichtlijngebieden Borkeld en Boddenbroek ten opzichte van de aanwijzingsdatum is toegenomen zijn depositieberekeningen van beide situaties uitgevoerd en in tabel 4 weergegeven. Tabel 4: N-depositie van het bedrijf in mol/ha/jr. Grens Vogelrichtlijn- en/of habitats in Habitatrichtlijngebied Borkeld (7 december 2004): Coördinaten grens VR-gebied en/of habitattypen X Y Depositie / / Depositie nieuwe situatie H 5130: Jeneverbesstruwelen ,26 4,15 H 4030: Droge heiden ,30 4,22 H 6230: Heischrale graslanden ,42 2,61 H 4010_A: Vochtige heiden (hogere zandgronden) Boddenbroek (7 december 2004): H 4010_A: Vochtige heiden (hogere zandgronden) ,39 2, ,53 2,79 H 7230: Kalkmoerassen ,51 2,76 H 3130: Zwakgebufferde vennen ,51 2,75 H 4010_A: Vochtige heiden ,51 2,75

16 Grens Vogelrichtlijn- en/of habitats in Habitatrichtlijngebied Coördinaten grens VR-gebied en/of habitattypen X Y Depositie / / Depositie nieuwe situatie Engbertsdijksvenen (10 juni 1994): Grens Vogelrichtlijngebied ,52 1,27 Sallandse Heuvelrug ( 24 maart 2000): Grens Vogelrichtlijngebied ,99 1,83 Uit de gegevens die u heeft aangeleverd (zie tabel 2, 3 en 4) blijkt dat de depositie t.o.v. 10 juni 1994, 24 maart 2000 en 7 december 2004 toeneemt. 16 Conclusie: Uit de vorenstaande gegevens blijkt dat de aangevraagde situatie op zowel Habitat- als Vogelrichtlijngebieden tot een toename in stikstofdepositie leidt. U valt daarmee niet onder de uitzonderingen op art. 19f. Een passende beoordeling is nodig om de vergunning te kunnen verlenen. Stap 2: Toets aan artikel 19kd Nbwet In de Nbwet zijn regels opgenomen met betrekking tot vergunningverlening en stikstofdepositie. Deze regels hebben betrekking op Natura 2000-gebieden die op de Europese lijst van communautair belang zijn geplaatst of zijn aangewezen op of na 7 december Wij hebben uw aanvraag aan deze regels getoetst (art. 19kd Nbwet). Uit de gegevens in tabel 4 komt naar voren dat de stikstofdepositie in de nieuwe situatie toeneemt ten opzichte van de situatie van 7 december U valt daardoor niet onder de bepalingen van artikel 19kd. Toetsing beleidskader Doordat er sprake is van een toename van depositie op Habitatrichtlijngebieden en Vogelrichtlijngebieden kan vergunning alleen worden verleend op basis van een passende beoordeling. In Overijssel is een afzonderlijke passende beoordeling door een veehouderij niet aan de orde vanwege ons beleidskader. Wij zien dit beleidskader en de onderliggende rapporten als de passende beoordeling voor veehouderijen. Hieruit komt naar voren dat we in een periode van circa 18 jaar een afname van stikstof kunnen bewerkstellingen als bedrijven uitbreiden onder strikte voorwaarden. Het beleidskader is vastgelegd in een beleidsregel waaraan we vergunningaanvragen toetsen. Uw aanvraag hebben wij daarom vervolgens getoetst aan de Beleidsregel Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen van provincie Overijssel. Stap 3: positie vaststellen ten opzichte van de 1% drempel De kritische depositiewaarde voor het Natura 2000-gebied Borkeld is vastgesteld op 410 mol N/ha/jr. In de nieuwe situatie heeft het bedrijf N.A.H.H. Katier een depositie van 4,22 mol N/ha/jr., gemeten op de rand van het gebied. Daarmee komt het bedrijf N.A.H.H. Katier boven de drempelwaarde van 1% van de kritische depositiewaarde van dit gebied. Stap 4: vaststellen gecorrigeerd emissieplafond Het gecorrigeerde emissieplafond wordt berekend door het daadwerkelijke aantal dieren op 1 februari 2009 te vermenigvuldigen met het emissieniveau per dierplaats conform de AMvB-Huisvesting (zie tabel 5).

17 Voor het bepalen van het daadwerkelijke aantal dieren op 1 februari 2009 is gekeken naar zowel de meitellingen 2008, 2009 en de veesaldokaart over De aard van het bedrijf en de plaats in de markt (sterk afhankelijk van vraag buitenaf) brengen een sterke variatie in dieraantallen met zich mee. Hiermee geven de aantallen op een willekeurige datum zoals bij de meitellingen niet echt een representatief beeld. De veesaldokaart over 2009 laat duidelijk de fluctuaties zien binnen het bedrijf. In de aanvraag is voor de daadwerkelijke aantal dieren op 1 februari 2009 de maximaal vergunde aantallen gehanteerd door de aanvrager. Het is aannemelijk, gebaseerd op de fluctuerende aantallen in de meitellingen van 2008 en 2009 en de veesaldokaart, dat de maximale vergunde aantallen ook daadwerkelijk aanwezig waren op 1 februari In tabel 5 worden de aantallen op 1 februari 2009 weergegeven. Tabel 5: aantallen 1 februari stal Diersoort nr. 1 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 2 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 3 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 4 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 5 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 6 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 7 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken 8 (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken Aantal dieren RAVcode Emissiefactor kg NH 3 /jr. AMvB huisvesting Gecor. emissieplafond kg NH 3 / jr E , , E , , E , , E , , E , , E , , E , , E , ,0 Gecorrigeerd ammoniakemissieplafond ,0 In overeenstemming met onze beleidsregel worden in uw situatie de mogelijkheden voor uitbreiding bepaald door het gecorrigeerde emissieplafond voor de feitelijke situatie op 1 februari Doordat uw nieuwe situatie boven 1% van de kritische depositiewaarde valt mag u alleen onder strikte voorwaarden uitbreiden.

18 Groei is mogelijk door technische maatregelen te nemen waarmee de emissiewaarde voor de derde beheerplanperiode wordt bereikt over de uitbreiding. Voor (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok zijn geen emissiefactoren opgenomen voor de derde beheerplanperiode. Voor de niet benoemde diercategorieën wordt wel een doelstelling gehanteerd van 30% emissiereductie. In overeenstemming met ons beleidskader stikstof bepaalt de commissie van Deskundigen welke eis wij mogen stellen. Voor (groot-)ouderdieren van vleeskuikens in opfok; jonger dan 19 weken, moet minimaal een emissiewaarde van 0,183 kg NH 3 /dier/jr. worden bereikt. Stap 5: Beoordeling aangevraagde situatie Doordat het bedrijf boven de 1% van de KDW komt moeten er eerst intern technische emissiebeperkende maatregelen worden genomen. Als dit onvoldoende oplossing biedt kan er aanvullend gebruik worden gemaakt van externe projectsaldering op depositie. 18 Volgens de regels van ons beleidskader geldt dat bij plannen en projecten waarbij uitbreiding van het aantal dieren aan de orde is een uitbreiding van een stal of de bouw van een nieuwe stal de emissiewaarde derde beheerplanperiode moet worden toegepast over de uitbreiding (emissiewaarde tabel 4 uit het beleidskader). In de aanvraag wordt stal 3 t/m 4 nieuw gebouwd waarin ook de uitbreiding van het aantal dieren wordt gehuisvest. Hier wordt een emissiewaarde van 0,18 kg NH 3 /dier/jr. bereikt. Daarnaast blijkt uit de vergelijking van de aangevraagde situatie, zoals weergegeven in tabel 1, ten opzichte van het gecorrigeerde emissieplafond (zie tabel 5) dat er geen sprake is van een uitbreiding van emissie. Het beleidskader geeft verder als vereiste dat met de aangevraagde situatie de depositie op habitattypen t.o.v. de situatie op 1 februari 2009 (op basis van het gecorrigeerd emissieplafond) niet toeneemt. In tabel 6 is de depositie op habitattypen door uw bedrijf weergegeven vergeleken met de daadwerkelijke situatie (op basis van het gecorrigeerd emissieplafond) op 1 februari 2009 overeenkomstig uw gegevens. Tabel 6: depositiegegevens 2009 en aangevraagde situatie Grens Vogelrichtlijn- en/of habitats in Habitatrichtlijngebied Borkeld (7 december 2004): Coördinaten grens VR-gebied en/of habitattypen X Y Depositie 1 februari 2009 Depositie nieuwe situatie H 5130: Jeneverbesstruwelen ,42 4,15 H 4030: Droge heiden ,49 4,22 H 6230: Heischrale graslanden ,77 2,61 H 4010_A: Vochtige heiden (hogere zandgronden) ,69 2,54 Boddenbroek (7 december 2004): H 4010_A: Vochtige heiden (hogere zandgronden) ,93 2,79 H 7230: Kalkmoerassen ,89 2,76 H 3130: Zwakgebufferde vennen ,89 2,75 H 4010_A: Vochtige heiden ,89 2,75 Uit tabel 6 blijkt dat de depositie in de aangevraagde situatie afneemt t.o.v. 1 februari 2009.

19 Dit betekent dat het treffen van aanvullende maatregelen of externe projectsaldering niet van toepassing is en dat het bedrijf voldoet op grond van het bovenstaande aan de eisen zoals gesteld in onze beleidsregel. Om voor de toekomst te borgen dat er een verbetering van de kwaliteit van habitats optreedt met betrekking tot stikstofdepositie verbinden we aan de vergunning tevens het voorschrift over het bereiken van een emissiereductie in 2028 in overeenstemming met ons beleidskader stikstof. Stap 6: vaststellen overige effecten Gezien de afstand ten opzichte van het Natura 2000-gebied Borkeld zijn er geen andere effecten te verwachten, ook niet tijdens de bouw van de nieuwe stal. 19 Stap 7: effecten op beschermd natuurmonument Wij hebben geconstateerd dat het dichtstbijzijnde beschermd natuurmonument (Beschermd Natuurmonument Weldam ) op ca meter ligt. Beschermde Natuurmonumenten die geen onderdeel uitmaken van Natura 2000-gebieden dienen te worden beoordeeld op basis van artikel 16. Dit Beschermd Natuurmonument is door de minister van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij op 18 december 1989 (kenmerk NMF ) aangewezen. Op het gebied van de beoordeling van effecten door stikstof op beschermde natuurmonumenten hebben wij in onze vergadering van 19 oktober 2010 besloten dat bij vergunningverlening ex artikel 16 van de Nbwet niet de ligging van een veehouderij ten opzichte van beschermde natuurmonumenten, maar de ligging ten opzichte van Natura gebieden bepalend zijn voor de eisen die aan veehouderijen worden gesteld. Hiermee wordt de toetsing op beschermde natuurmonumenten versoepeld. Uitgangspunt is dat de stikstofdepositie op beschermde natuurmonumenten op langere termijn gaat dalen ten gevolgen van de aanpak die is vastgesteld voor Natura 2000-gebieden. Wij stellen vast dat de stikstofdepositie, als gevolg van de toepassing van maatregelen op basis van ons beleidskader, ook voor het beschermd natuurmonument Weldam op langere termijn zal dalen. De bedrijfsontwikkeling vormt geen belemmering voor het behoud of de ontwikkeling van de specifieke natuurwaarden in dit gebied. Gezien de afstand ten opzichte van het Beschermd natuurmonument Weldam zijn er geen andere effecten te verwachten door de wijzigingen in de situatie, ook niet tijdens de bouw van de nieuwe stal. Conclusie toetsing Uit de toetsing aan de vergunde situatie op de datum van aanwijzing van Vogelrichtlijngebieden Engbertsdijksvenen en Sallandse Heuvelrug en de datum van het plaatsen van de Habitatrichtlijngebieden Borkeld en Boddenbroek op de lijst van communautair belang blijkt dat er sprake is van een toename van depositie. Daarmee valt het huidige bedrijf niet onder de uitzonderingen in de wet. De aanvraag is daarom verder getoetst aan het beleidskader. De depositie op Habitatrichtlijngebied Borkeld komt in de aangevraagde situatie boven 1% van de kritische depositiewaarde uit. Er worden technische emissiebeperkende maatregelen genomen over de uitbreiding. De emissie in de nieuwe situatie is daardoor lager dan het vastgestelde emissieplafond voor de situatie op 1 februari Tevens is er geen sprake van een toename van depositie op de Natura 2000-gebieden.

20 Hiermee voldoet de aangevraagde situatie aan de regels van ons beleidskader. Wij zien geen belemmering om de gevraagde vergunning onder voorwaarden te verlenen. B3 Zienswijzen B3.1 Bespreking van ingediende zienswijze De gemeente Hof van Twente heeft binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze uit te brengen. C Slotconclusie 20 Uit de beoordeling van de gewenste uitbreiding van het pluimveebedrijf van N.A.H.H. Katier blijkt dat ten opzichte van de aanwijzing als speciale beschermingszone in het kader van de Vogelrichtlijn en/of de plaatsing van het Habitatrichtlijngebied op de lijst met gebieden van communautair belang sprake is van een toename van stikstofdepositie. In overeenstemming met art. 19f is een passende beoordeling noodzakelijk. Door de toename van stikstofdepositie ten opzichte van 7 december 2004 valt dit project niet onder de regels van art. 19kd van de Nbwet. Wij zijn van mening dat ons beleidskader gezien kan worden als passende beoordeling voor veehouderijen. Dit beleidskader is verankerd in een beleidsregel. Nieuwe ontwikkelingen worden daarom getoetst aan de beleidsregel. Uit deze toetsing blijkt dat er voldoende emissiebeperkende maatregelen zijn genomen om de gewenste uitbreiding te realiseren. De emissie in de aangevraagde situatie neemt af t.o.v. 1 februari Ook de depositie op de Natura 2000-gebieden neemt in de aangevraagde situatie af ten opzichte van de situatie op 1 februari Hiermee is voldaan aan de voorwaarden die gelden voor bedrijven die in de aangevraagde situatie een depositie veroorzaken van groter dan 1% van de kritische depositie. Het project past binnen de regels op basis van het beleidskader van onze provincie. Er zijn geen andere effecten op het Natura 2000-gebied door de voorgenomen bouwwerkzaamheden en de wijzigingen in het bedrijf. Vergunning in het kader van de Nbwet kan, onder voorwaarden, worden verleend.