Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften:

Transcriptie

1 Luttenbergstraat 2 Postbus GB Zwolle Telefoon Fax overijssel.nl postbus@overijssel.nl RABO Zwolle Maatschap G.J.A. Jonkman en H.J. Jonkman-Timmer Arents de heer G.J.A. Jonkman Schoonhetenseweg AZ MARIËNHEEM Inlichtingen bij Bert van Adrichem telefoon b.v.adrichem@overijssel.nl Zaaknummer Z-HZ_NB Natuurbeschermingswet: aanvraag vergunning 1 Geachte heer Jonkman, Op 21 december 2012 hebben wij een aanvraag om vergunning op grond van artikel 19d van de Natuurbeschermingswet 1998 (verder Nbwet) van u ontvangen 1. De aanvraag betreft het uitbreiden van het aantal stuks rundvee, het bouwen van een jongveestal en het wijzigen een melkrundveestal aan de Schoonhetenseweg 25 te Mariënheem. Voor het in werking hebben van het melkrundveebedrijf en het bouwen van een melkrundveestal hebben wij al eerder een Nbwet-vergunning verleend. In deze brief geven wij onze beslissing weer. Besluit Wij besluiten, zoals in bijlage 1 weergegeven, een vergunning op grond van artikel 19d in het kader van de Nbwet aan u te verlenen voor het in werking hebben van een melkrundveebedrijf, het uitbreiden van het aantal stuks rundvee, het bouwen van een jongveestal en het wijzigen een melkrundveestal aan de Schoonhetenseweg 25 te Mariënheem. Het volgende stuk maakt onderdeel van de vergunning uit: de technische situatietekening van de nieuwe situatie d.d. 29 september 2011, voor het laatst gewijzigd op 28 december 2012, behorende bij de aanvraag kenmerk 2013/ De vergunning wordt verleend voor onbepaalde tijd. Ter bescherming van de aanwezige natuurwaarden en natuurschoon verbinden wij aan deze vergunning de volgende voorschriften: 1. Het bedrijf van Maatschap G.J.A. Jonkman en H.J. Jonkman-Timmer Arents mag maximaal de hier vermelde depositie veroorzaken met de aangevraagde activiteiten. De depositie, afkomstig van de inrichting gelegen aan de Schoonhetenseweg 25 te 1 EDO-kenmerk 2013/ Bijlagen Bijlage 1 verzending

2 Mariënheem in de gemeente Raalte op het Natura 2000-gebied Sallandse Heuvelrug is berekend op de volgende aantallen dieren en stalsystemen: stalnr Diersoort Aantal dieren RAVcode Emissiefactor Emissie in kg NH 3/jr kg NH 3/jr Nieuwe stal Melkkoeien 471 A ,965* 1.867,52 opstallen Werktuigenberging/stal Vrouwelijk jongvee 38 A3 3,9 148,20 Bestaand Vrouwelijk jongvee 162 A3 1,85* 299,70 Totaal 2.315,42 *emissiefactor gecorrigeerd voor aanvullende emissiebeperkende maatregelen En bedraagt: 2 Grens van Vogelrichtlijngebied Sallandse Heuvelrug x-coördinaat y-coördinaat Depositie mol N/ha/jr - Grens van het gebied ,65 2. Vergunninghouder dient door middel van een registratie, zoals bedoeld in Regeling identificatie en registratie dieren 2003 en/of aanvulling dan wel de opvolger van genoemde regeling, op verzoek van de toezichthouder aan te tonen dat de in de bovenstaande voorwaarde genoemde emissies en depositie niet worden overschreden als gevolg van toename van de dieraantallen. 3. De inrichting moet in werking zijn in overeenstemming met de aanvraag. 4. Het stalsysteem van de jongveestal moet in werking zijn in overeenstemming met de specificaties in het advies van de Commissie van deskundigen d.d. 28 november 2012 en het onderliggende Montenyrapport. 5. Het systeem voor remmend ventileren (ACNV) en dakisolatie dient te worden uitgevoerd en toegepast conform de aanvraag, waarbij de Rc-waarde van de dakisolatie minimaal 2,0 dient te bedragen. 6. De start en de oplevering van de bouwwerkzaamheden moeten een week van te voren worden gemeld bij het Meldpunt van provincie Overijssel (tel.nr ), onder vermelding van de naam van het betrokken Natura gebied, de naam van de locatie en het kenmerk van de vergunning. Wanneer de houder van de vergunning handelt in strijd met de voorschriften, kan deze vergunning op grond van artikel 43 lid 2 van de Nbwet worden gewijzigd of ingetrokken. Tot slot Heeft u nog vragen naar aanleiding van deze beslissing, dan kunt u bellen met Bert van Adrichem op telefoonnummer Afschriften

3 Een afschrift van dit besluit wordt verzonden aan Burgemeester en Wethouders van Raalte en het ministerie van Economische Zaken. Met vriendelijke groet, namens Gedeputeerde Staten van Overijssel, Willem van der Galiën, teamleider Vergunningverlening Bijlagen: Bijlage 1 Overwegingen bij het besluit 3 Niet mee eens? Als u het niet eens bent met dit besluit kunt u binnen zes weken na de datum van verzending van dit besluit bezwaar maken bij Gedeputeerde Staten van Overijssel. Hoe u dat moet doen kunt u hieronder lezen. Rechtsmiddel Binnen zes weken, ingaand op de dag na de datum van verzending van dit besluit, kan een belanghebbende een bezwaarschrift indienen bij Gedeputeerde Staten van Overijssel, team Juridische Zaken, postbus 10078, 8000 GB Zwolle (telefoon ). Het bezwaarschrift dient te worden ondertekend en bevat in ieder geval: a. de naam en het adres van de indiener; b. de dagtekening; c. een omschrijving van het besluit waartegen het bezwaar is gericht; d. de gronden van het bezwaar. U kunt het bezwaarschrift ook per elektronisch formulier verzenden. Dit formulier kunt u vinden op Voor de behandeling van een bezwaarschrift bij de provincie Overijssel is geen griffierecht verschuldigd. Voor inlichtingen over de bezwaarprocedure kunt u zich wenden tot de provinciaal medewerker die bij het besluit is vermeld. Indien spoed dat vereist is het mogelijk een voorlopige voorziening te vragen bij de Voorzitter van de Afdeling Bestuursrechtspraak. In dat geval is griffierecht verschuldigd. Voorwaarde is dat u een bezwaarschrift heeft ingediend.

4 Overwegingen bij het besluit Bijlage 1 Deze vergunning bestaat uit het besluit en de overwegingen. In deze bijlage zijn de overwegingen opgenomen. Het besluit en de overwegingen zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. De overwegingen zijn als volgt opgebouwd: A WEERGAVE VAN DE FEITEN A1 Vergunningaanvraag A1.1 Projectomschrijving A1.2 Periode A1.3 Onderliggende documenten A1.4 Aanvullende gegevens A1.5 Aanvraag en Natura 2000 A2 Bevoegdheid 4 A3 Procedure A3.1 Zienswijzen A3.2 Verlengen beslistermijn A3.3 Coördinatie met andere wetgeving A3.4 Betrokkenheid andere provincies A4 Vergunningplicht B TOETSING B1 Wettelijk kader en beleid B1.1 Natuurbeschermingswet 1998 B1.2 Overig relevant beleid B2 Inhoudelijke beoordeling B3 Zienswijzen B3.1 Bespreking van ingediende zienswijzen C SLOTCONCLUSIE

5 A WEERGAVE VAN DE FEITEN A1 Vergunningaanvraag 5 A1.1 Projectomschrijving Maatschap G.J.A. Jonkman en H.J. Jonkman-Timmer Arents vraagt een vergunning aan voor het uitbreiden van het aantal stuks rundvee, het bouwen van een jongveestal en het wijzigen een melkrundveestal aan de Schoonhetenseweg 25 te Mariënheem. Op 30 november 2011 is aan dit bedrijf al een Nbwet-vergunning verleend voor het in werking hebben van een melkrundveebedrijf en de bouw van een melkrundveestal. De werkzaamheden vinden plaats van 2013 tot De jongveestal wordt uitgevoerd met loopgangen en doorsteken uitgevoerd als roostervloer met Mat & Valve. De loopgangen (ten minste 90 % van het met mest bescheurde vloeroppervlak) worden minstens iedere twee uur (12 maal daags) door middel van een automatische mestschuif gereinigd. Het dak van de stal wordt uitgevoerd met dakisolatie met een Rc-waarde van minstens 2,0. De melkrundveestal wordt ten opzichte van de Nbwet-vergunning van 30 november 2011 gewijzigd uitgevoerd. De wijziging betreft het toepassen van dakisolatie met een Rc isolatiewaarde van minimaal 2,0. Daarnaast wordt er een automatisch corrigerend natuurlijk ventilatiesysteem (ACNV) toegepast. Zowel dakisolatie als het ACNV leiden tot een extra reductie van ammoniakemissie. Door toepassing van dakisolatie wordt de directe warmte-instraling overdag aanzienlijk beperkt. Het gevolg is een lagere staltemperatuur, waardoor er minder ammoniak emitteert. Het ACNV remt de luchtsnelheid in de stal bij hoge windsnelheden. Hierdoor wordt de luchtsnelheid in de stal beperkt waardoor de vervluchtiging van ammoniak van de vloeren wordt geremd. In overeenstemming met de adviezen van de Commissie van Deskundigen, die provincie Overijssel adviseert, is de emissiefactor uit de RAV-lijst gecorrigeerd en naar beneden bijgesteld. Een overzicht van het aangevraagde veebestand is in tabel 1 weergegeven. Tabel 1: aangevraagde situatie stalnr Diersoort Aantal dieren RAVcode Emissiefactor Emissie in kg NH 3/jr kg NH 3/jr Nieuwe stal Melkkoeien opstallen 471 A ,965* 1.867,52 Werktuigenberging/stal Vrouwelijk jongvee 38 A3 3,9 148,20 Bestaand Vrouwelijk jongvee 162 A3 1,85* 299,70 Totaal 2.315,42 *emissiefactor gecorrigeerd voor aanvullende emissiebeperkende maatregelen A1.2 Periode De vergunning wordt aangevraagd voor onbepaalde tijd.

6 A1.3 Onderliggende documenten Voor de beoordeling van de aanvraag zijn de volgende documenten meegezonden: aanvraagformulier d.d. 21 december 2012; een toelichting op het project; AAgro-Stacksberekeningen van de gewenste situatie; kaarten met emissie- en toetspunten voor AAgro-Stacksberekeningen; Nb-wetvergunning d.d. 30 november 2011 met kenmerk 2011/ ; aankoopovereenkomst ammoniak d.d. 29 november 2012; advies van de Commissie van deskundigen d.d. 28 november 2012; beoordeling overige effecten.. Stukken van het bedrijf van Mts. Berenpas, Speelmansweg 9 te Heeten: Hinderwetvergunning d.d. 4 december 1990 met kenmerk 7128b; ontwerp- intrekkingsbesluit van de milieuvergunning; verkoopovereenkomst ammoniak d.d. 29 november Tevens zijn de volgende (aanvullende) documenten toegestuurd: tekening van de gewenste situatie (mts. Jonkman); intrekkingsverzoek d.d. 20 november 2012 van een gedeelte van de milieuvergunning (mts. Berenpas); gedeeltelijk intrekkingsbesluit d.d. 4 februari 2013 met kenmerk ogv (mts. Berenpas); aanvulling beoordeling overige effecten (mts Jonkman). A1.4 Aanvullende gegevens Op 14 februari 2013 zijn aanvullende gegevens gevraagd. Deze gegevens zijn op 12 maart 2013 ontvangen en ingeboekt onder nummer 2013/ Ook op 7 februari 2013 zijn aanvullende gegevens ontvangen en ingeboekt onder nummer 2013/ A1.5 De aanvraag en het Natura 2000-gebied Uw bedrijf heeft invloed op verschillende Natura 2000-gebieden, waarvan het Natura gebied Boetelerveld het dichtst bij uw bedrijf ligt (ca. 360 m). A2 Bevoegdheid Uitgangspunt bij de Nbwet (art. 2) is, dat gedeputeerde staten van de provincie, waarin beschermde natuurmonumenten en/of Natura 2000-gebieden geheel of grotendeels liggen, bevoegd zijn te beslissen over vergunningaanvragen ex art. 16 en art. 19d Nbwet. Daarbij is overeenstemming met gedeputeerde staten van de andere provincies nodig, waarin het beschermde gebied mede ligt, voor zover die vergunning betrekking heeft op delen van het gebied, in die andere provincies. Art. 2a van de Nbwet bepaalt, dat, als de aanvraag betrekking heeft op een handeling of project die hoofdzakelijk gevolgen kan hebben voor een deel van een beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied dat binnen de grenzen van één provincie ligt, dan beslist GS van de provincie waarin dat deel ligt. De betrokken Natura 2000-gebieden liggen volledig op het grondgebied van provincie Overijssel, zodat wij bevoegd zijn om te beslissen op de vergunningaanvraag.

7 A3 Procedure De vergunningprocedure is uitgevoerd in overeenstemming met het bepaalde in hoofdstuk VIII van de Nbwet en de hiervoor relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht. A3.1 Zienswijzen Naar aanleiding van uw aanvraag zijn een afschrift van uw aanvraag evenals de ontvangstbevestiging, op grond van artikel 44, lid 2, Nbwet, naar het college van Burgemeester en Wethouders van Raalte en het ministerie van Economische Zaken (hierna te noemen EZ) te s-gravenhage gestuurd. Op basis van artikel 44, lid 3, Nbwet is het college van burgemeester en wethouders gedurende een termijn van 8 weken in de gelegenheid gesteld over deze aanvraag hun zienswijze kenbaar te maken. 7 Onder B3 wordt nader ingegaan op de ingebrachte zienswijzen en, als dat van toepassing is, onze reactie. A3.2 Verlengen beslistermijn Wij hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om de beslistermijn met 13 weken (artikel 42, lid 2, Nbwet) te verlengen. A3.3 Coördinatie met andere wetgeving U hebt geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om één van de betrokken bestuursorganen schriftelijk te verzoeken om coördinatie van besluitvorming (artikel 19ka, lid 2, Nbwet). Wij wijzen u erop, dat voor de door u te verrichten activiteit, voor zover ons bekend, ook de navolgende op aanvraag te nemen besluiten nodig zijn (artikel 19ka, lid 1, Nbwet): Naam wet en van toepassing zijnde artikel Flora- en faunawet, artikel 75 Bevoegd bestuursorgaan en adres Dienst Regelingen, Team vergunningen en ontheffingen uitvoering, Postbus 19530, 2500 CM Den Haag Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, artikel 2.1 Gemeente Raalte, Postbus AC Raalte A3.4 Betrokkenheid andere provincie De betrokken Natura 2000-gebieden liggen volledig binnen de begrenzing van provincie Overijssel. Overeenstemming met een andere provincie is in dit geval niet aan de orde. A4 Vergunningplicht Op basis van de aanvraag en de daarbij behorende bijlagen en tekeningen hebben we beoordeeld of de aangevraagde bedrijfsveranderingen de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura 2000-gebied en/of beschermd natuurmonument kunnen verslechteren of een significant verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor een gebied is aangewezen. Wij hebben geconstateerd dat de activiteit negatieve

8 effecten hebben op habitats in Natura 2000-gebieden die gevoelig zijn voor stikstof. De activiteit leidt tot een verslechtering van de kwaliteit van de natuurlijke habitats. Er is geen sprake van een project of handeling conform een vastgesteld beheerplan. Verder is er geen sprake van bestaand gebruik, in overeenstemming met art. 1 van de Nbwet. Daarmee is deze activiteit vergunningplichtig in het kader van art. 19d Nbwet. B TOETSING B1 Wettelijk kader en beleid B1.1 Natuurbeschermingswet Natura 2000-gebieden Artikel 19d, lid 1, van de Nbwet bepaalt dat het verboden is zonder vergunning, of in strijd met aan een dergelijke vergunning verbonden voorschriften of beperkingen, projecten of andere handelingen te realiseren c.q. te verrichten die, gelet op de instandhoudingdoelstelling, de kwaliteit van de natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied kunnen verslechteren of een verstorend effect kunnen hebben op de soorten waarvoor het gebied is aangewezen. Zodanige projecten of andere handelingen zijn in ieder geval projecten of handelingen die de natuurlijke kenmerken van het desbetreffende gebied kunnen aantasten. Artikel 19e van de Nbwet bepaalt dat gedeputeerde staten van de provincie bij het verlenen van een vergunning op basis van artikel 19d, lid 1, van de Nbwet rekening houden met: a. de gevolgen die een project of andere handeling, waarop de vergunningaanvraag betrekking heeft, gelet op de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, lid 3, kan hebben voor een Natura 2000-gebied; b. een op grond van artikel 19a of artikel 19b vastgesteld beheerplan, en c. vereisten op economisch, sociaal en cultureel gebied, evenals regionale en lokale bijzonderheden. Artikel 19f bepaalt dat aanvrager een passende beoordeling maakt van de gevolgen van een project voor het gebied voordat gedeputeerde staten een besluit nemen over het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, die niet direct verband houdt met of nodig zijn voor het beheer van een Natura 2000-gebied maar die, afzonderlijk of in combinatie met andere projecten of plannen, significante gevolgen kunnen hebben voor het desbetreffende gebied. Daarbij wordt rekening gehouden met de instandhoudingsdoelstelling, met uitzondering van de doelstellingen, bedoeld in artikel 10a, lid 3, van dat gebied. Er is geen passende beoordeling noodzakelijk indien de aangevraagde situatie (een wijziging of uitbreiding) niet leidt tot een verhoging van de stikstofdepositie ten opzichte van de milieuvergunde situatie op de datum dat een gebied op de lijst van gebieden van communautair belang werd geplaatst (Habitatrichtlijngebieden), dan wel op de datum van aanwijzing als speciale beschermingszone in de zin van de Vogelrichtlijn (Vogelrichtlijngebieden). De vergunningplicht blijft wel bestaan, maar kan in die gevallen gewoon worden verleend. Artikel 19kd, lid 1, bepaalt dat bij besluiten over het verlenen van een vergunning als bedoeld in artikel 19d, lid 1, het bevoegd gezag niet de gevolgen betrekt die een handeling kan hebben

9 door het veroorzaken van stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied in de volgende gevallen: a. de handeling is gebruik dat op 7 december 2004 werd verricht en is sindsdien niet of niet in betekenende mate gewijzigd, en heeft sindsdien per saldo geen toename van stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied veroorzaakt; b. de handeling is een activiteit die na 7 december 2004 is begonnen, of een gebruik dat na 7 december 2004 in betekenende mate is gewijzigd, waarbij is verzekerd dat, in samenhang met voor die activiteit getroffen maatregelen, de stikstofdepositie op de voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied als gevolg van die activiteit of dat gebruik per saldo niet is toegenomen of zal toenemen. B1.2 Overig relevant beleid 9 Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen Gedeputeerde Staten van Overijssel hebben op 13 april 2010 het Beleidskader Natura 2000 en stikstof voor veehouderijen (vanaf hier: beleidskader) vastgesteld. Hierin is ontwikkelruimte uitgewerkt van individuele veehouderijen. We voorzien in een samenhangende aanpak voor alle veehouderijen in Overijssel, die leidt tot een daling van de stikstofdepositie. B2 Inhoudelijke beoordeling Beoordeling afwijkende emissiefactor Jongveestal De aanvrager vraagt een vergunning aan voor een jongveestal. Deze stal wordt voorzien van loopgangen en doorsteken, uitgevoerd als roostervloer met het Mat & Valve systeem. De loopgangen (ten minste 90 % van het met mest bescheurde vloeroppervlak) worden minstens iedere twee uur (12 maal daags) door middel van een automatische mestschuif gereinigd. Het dak van de stal wordt uitgevoerd met dakisolatie met een Rc-waarde van minstens 2,0. Hierdoor wijkt de emissiefactor af van de stalsystemen in bijlage I van de Regeling Ammoniak en Veehouderij. In overeenstemming met de beleidsregel hebben wij de rapportage ter advisering voorgelegd aan de commissie van Deskundigen. De commissie heeft in haar advies van 28 november 2012 geadviseerd om voor bovengenoemde emissiebeperkende maatregelen een emissiefactor van 1,85 kg NH 3 te hanteren. Wij volgen het advies van de commissie op en gaan uit van een emissiefactor van 1,85 kg ammoniak per dierplaats per jaar voor het jongvee. Melkrundveestal De aanvrager vraagt vergunning voor een ligboxenstal die wordt uitgevoerd met een roostervloer voorzien van een bolle rubber toplaag en afdichtflappen in de roosterspleten. Deze nieuwe stal wordt tevens voorzien van dakisolatie met een isolatiewaarde van 2,0 Rc. Daarnaast wordt er een automatisch corrigerend natuurlijk ventilatiesysteem (ACNV) toegepast.

10 Hierdoor wijkt de emissiefactor af van de stalsystemen in bijlage I van de Regeling Ammoniak en Veehouderij. We hebben deze onderbouwing beoordeeld aan de hand van de eerdere adviezen van de Commissie van Deskundigen voor vergelijkbare stalsystemen. Uit deze beoordeling komt naar voren dat de toegepaste technieken vergelijkbaar zijn met eerdere aan de Commissie voorgelegde situaties. We kunnen dan ook instemmen met een emissiefactor van 3,965 kg ammoniak per dierplaats per jaar voor melkkoeien met het hierboven beschreven stalsysteem en aanvullende maatregelen. In geval van dakisolatie mag op basis van het advies van de Commissie d.d. 10 november 2011 de emissiefactor met 0,5 kg verlaagd worden. In geval van remmend ventileren mag de emissiefactor met 5 % verlaagd worden op basis van het advies van de Commissie d.d. 2 februari In de verder inhoudelijke beoordeling gaan we in de nieuwe situatie uit van bovenstaande emissiefactoren voor melkkoeien en vrouwelijk jongvee. 10 Aangezien de betreffende emissiebeperkende maatregelen bepalend zijn voor onze beoordeling is de aanvrager verplicht deze ook daadwerkelijk uit te voeren. Daartoe worden aan deze vergunning een voorschrift met betrekking tot deze maatregelen opgenomen. Effecten op Natura 2000-gebied De aangevraagde activiteiten hebben een (mogelijke) negatieve invloed op de aanwezige habitattypen en/of soorten in omliggende Natura 2000-gebieden voor wat betreft de factoren verzuring en vermesting. Hieronder wordt uw aanvraag getoetst aan de beoordelingskaders vanuit de Nbwet. Stap 1: Toets aan artikel 19f Rondom uw bedrijf bevinden zich meerdere voor stikstof gevoelige Natura 2000-gebieden. Daarvan ligt het Natura 2000-gebied Boetelerveld het dichtst bij. Aangezien uw bedrijf stikstof uitstoot en de achtergronddepositie van stikstof hoger is dan de kritische depositiewaarden van de betrokken gebieden zijn significant negatieve effecten op voorhand niet uit te sluiten. In overeenstemming met art. 19f is een passende beoordeling dan aan de orde. Uit jurisprudentie blijkt dat er uitzonderingen zijn voor die gevallen, waarbij de stikstofdepositie niet toeneemt ten opzichte van de milieuvergunde situatie op het tijdstip van aanwijzing 2 van een beschermd gebied. In die situatie is een passende beoordeling niet noodzakelijk en kan een vergunning worden verleend. Voor alle Habitatrichtlijngebieden in Overijssel gaat het dan om de datum van 7 december De aanwijzingen als Vogelrichtlijngebied zijn in Overijssel van eerdere datum. Aangezien het om verschillende data gaat moeten we in de beoordeling die stikstofgevoelige Vogelrichtlijngebieden betrekken waarvan de aanwijzingsdatum verschillen. In overeenstemming met de uitspraak van de Raad van State van 7 september 2011 geldt voor gebieden die voor 10 juni 1994 zijn aangewezen deze datum als toetsingsmoment. 2 Voor speciale beschermingszones in de zin van de Vogelrichtlijn, die zijn aangewezen voor afloop van de omzettingstermijn van de Habitatrichtlijn gelden de bepalingen van artikel 6, tweede, derde en vierde lid, van de Habitatrichtlijn vanaf 10 juni 1994

11 Uw bedrijf heeft, naast de invloed op de Habitatrichtlijngebieden Boetelerveld en Sallandse Heuvelrug, tevens invloed op Vogelrichtlijngebied Sallandse Heuvelrug. Dit gebied is op 24 maart 2000 door het toenmalige minsterie, thans ministerie van EZ, aangewezen als Vogelrichtlijngebied. Bestaande Natuurbeschermingswetvergunning Op 30 november 2011 is aan u een vergunning ex artikel 19d van de Nbwet verleend (nummer 2011/ ) voor het in werking hebben van een melkrundveehouderij en het en het bouwen van een melkrundveestal. De vergunde emissie bedraagt 1.700,1 kg ammoniak per jaar. Een overzicht van de vergunde situatie is weergegeven in tabel Tabel 2: Nbwet-vergunde situatie stalnr Diersoort Aantal dieren RAVcode Emissiefactor kg NH 3/jr Emissie in kg NH 3/jr Ligboxenstal Vrouwelijk jongvee 77 A3 3,9 300,3 Jongveestal/werktui Vrouwelijk jongvee 12 A3 3,9 46,8 genberg Nieuwe stal Melkkoeien 291 A ,1 1193,1 Vrouwelijk jongvee 41 A3 3,9 159,9 totaal 1.700,1 In onze beoordeling is de vergunde situatie het uitgangspunt. Als het bedrijf binnen de vergunde emissie, met de daaraan gekoppelde depositie blijft verlenen we zonder aanvullende maatregelen een nieuwe vergunning. Als er sprake is van een toename van emissie en de daaraan gekoppelde depositie leggen we aanvullende maatregelen op om deze toename te niet te doen. Deze Nbwet-vergunning is verleend na aanwijzing van de gebieden in het kader van de Vogelrichtlijn én de plaatsing van gebieden op de lijst van communautair belang door de Europese Commissie. Bij deze vergunning was sprake van een afname of een gelijkblijvende stikstofdepositie ten opzichte van 24 maart 2000 en 7 december Op de aangevraagde situatie was daarom artikel 19kd van de Nbwet van toepassing. Bij de aanvraag zijn geen depositieberekeningen van bovenstaande emissies gevoegd. Aangezien de emissiepunten niet in betekende mate zijn gewijzigd, kunnen wij op grond van de gegevens die u hebt aangeleverd (zie tabel 1 en 2) vaststellen dat de emissie en daarmee ook de depositie in de aangevraagde situatie ten opzichte van Nbwet vergunde situatie zal toenemen. Conclusie stap1: Uit de gegevens die u heeft aangeleverd (zie tabel 1 en 2) blijkt dat de emissie en daarmee ook de depositie ten opzichte van de Nbwet-vergunde situatie zal toenemen. Indien er sprake is van een toename van stikstofdepositie zijn significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelstellingen van de Natura 2000-gebieden niet uit te sluiten en is een passende beoordeling noodzakelijk.

12 Stap 2: Beoordeling maatregelen U treft maatregelen om de stikstofdepositie binnen de omringende Natura 2000-gebieden niet te laten toenemen. U kiest daarbij voor externe salderingsmaatregelen. U wilt gebruik maken van de ammoniakemissie van het bedrijf van Maatschap Berenpas, Speelmansweg 8 te Heeten. Op 20 november 2012 heeft Maatschap Berenpas de gemeente Raalte verzocht zijn Hinderwetvergunning gedeeltelijk in te trekken om de bedrijfsontwikkeling van uw bedrijf mogelijk te maken. Op 4 februari 2013 met kenmerk ogv heeft de gemeente Raalte de Hinderwetvergunning van 4 december 1990 gedeeltelijk ingetrokken. Door deze gedeeltelijke bedrijfsbeëindiging komt 1.221,8 kg ammoniak beschikbaar voor overdracht. Volgens de aankoopovereenkomst d.d. 29 november 2012 neemt u hiervan 458,3 kg over. 12 Op de toetsingsdata van het Vogel- en Habitatrichtlijngebied Sallandse Heuvelrug had het bedrijf van Maatschap Berenpas een Hinderwetvergunning van 4 december 1990 met kenmerk 7128b. In tabel 3 zijn de milieuvergunde aantallen dieren op 24 maart 2000 en 7 december 2004 weergegeven voor zover de bij deze dieren behorende ammoniakemissie is verkocht aan Maatschap G.J.A. Jonkman en H.J. Jonkman-Timmer Arents. Tabel 3: Milieu-vergunde situatie op 10 juni 1994, 24 maart 2000 en 7 december 2004 bedrijf Maatschap Berenpas stalnr Diersoort Aantal dieren RAVcode Emissiefactor kg NH 3/jr Emissie in kg NH 3/jr Ligboxenstal Melkkoeien 31 A ,5 294,5 Kapschuur Vrouwelijk jongvee 42 A3 3,9 163,8 Totaal 458,3 Om te beoordelen of de depositie van het bedrijf van Maatschap G.J.A. Jonkman en H.J. Jonkman-Timmer Arents in de nieuwe situatie, inclusief de van Maatschap Berenpas overgenomen emissie, ten opzichte van de Nbwet-vergunning van 30 november 2011 is toegenomen zijn depositieberekeningen van beide situaties uitgevoerd en in tabel 4 weergegeven. Deze gecombineerde depositieberekeningen beschouwen wij als een passende beoordeling als bedoeld in artikel 19f.

13 13 Tabel 4: N-depositie van de gecombineerde bedrijven van Maatschap G.J.A. Jonkman en H.J. Jonkman-Timmer Arents en Maatschap Berenpas in mol/ha/jr Grens Vogelrichtlijnen habitattypen in Habitatrichtlijngebied Coördinaten grens VR-gebied en habitattypen Depositie X Y Nbwetvergunning 10 juni 1994, 24 maart 2000 en 7 dec mts. Berenpas Totaal vergund Nieuwe situatie Boetelerveld: H ,09 6,88 35,97 35,97 H ,13 5,41 30,54 30,54 H ,41 5,44 30,85 30,85 H ,38 4,98 35,36 35,36 H ,20 1,47 4,67 4,67 H ,83 0,92 2,75 2,75 H ,45 5,49 35,94 35,94 H ,40 21,45 31,85 31,85 H ,07 22,25 34,32 34,32 H ,20 2,23 5,43 5,43 Sallandse Heuvelrug Grens van het gebied ,44 0,15 0,59 0,59 Grens van het gebied ,48 0,17 0,65 0,65 Grens van het gebied ,46 0,15 0,61 0,61 Uit de gegevens die u heeft aangeleverd (zie tabel 2, 3 en 4) blijkt dat de depositie ten opzichte van de Nbwet-vergunde situatie en de emissie van Maatschap Berenpas op 24 maart 2000 en 7 december 2004 gelijk blijft. Conclusie stap 2: Uit vorenstaande gegevens blijkt dat de stikstofdepositie in de aangevraagde situatie gelijk blijft aan het niveau van de vergunde situatie. Stap 3: Toets aan artikel 19kd Nbwet In de Nbwet zijn regels opgenomen met betrekking tot vergunningverlening en stikstofdepositie. Deze regels hebben betrekking op Natura 2000-gebieden die op de Europese lijst van communautair belang zijn geplaatst of zijn aangewezen op of na 7 december Wij hebben uw aanvraag aan deze regels getoetst (art. 19kd Nbwet). Uit de gegevens in tabel 4 komt naar voren dat de stikstofdepositie in de nieuwe situatie op de habitats in de Habitatrichtlijngebieden niet toeneemt ten opzichte van de situatie op 7 december Hierdoor mogen wij de effecten van stikstofdepositie op de Habitatrichtlijngebieden niet betrekken bij onze overwegingen voor vergunningverlening. Voor de Vogelrichtlijngebieden is dit echter niet van toepassing. Om de kwaliteit van het Vogelrichtlijngebied te borgen verbinden we aan deze vergunning voorschriften ten aanzien van het maximaal toegestane depositieniveau van stikstof door de voorgenomen activiteit. Het bedrijf voldoet gemiddeld per dierplaats aan de emissiewaarden die gehaald moeten worden in 2028 zoals verwoord in ons beleidskader stikstof. Het stellen van voorschriften over het bereiken van de vereiste immissiewaarden in 2028 is dan ook niet nodig.

14 Stap 4: vaststellen overige effecten De afstand van uw bedrijf tot het Natura 2000-gebied Boetelerveld bedraagt slecht 360 meter. Gezien deze korte afstand kan op voorhand niet uitgesloten worden dat naast ammoniakuitstoot het bedrijf ook op andere wijze de Natura 2000 instandhoudingsdoelen aantast. De effectenindicator van het ministerie van EZ geeft aan dat grondgebonden landbouw op het Natura 2000 Boetelerveld effecten kan hebben op de volgende indicatoren: oppervlakteverlies, versnippering, verzuring, vermesting, verontreiniging, verdroging, verstoring door geluid, optische verstoring, verstoring door mechanische effecten en bewuste verandering soorten samenstelling. Onderstaand toetsen we het project aan deze indicatoren. Dat wil zeggen dat we zowel de gevolgen van de bouwactiviteiten zelf als de gevolgen van de aanwezigheid en ingebruikname van de nieuwe stal beoordelen. 14 Doordat het bedrijf niet in het Natura 2000-gebied ligt, is er geen sprake van oppervlakverlies of versnippering. De onderdelen verzuring en bemesting zijn al meegenomen in dit besluit. Evenmin zorgt het project voor verdroging, omdat er alleen tijdens de bouwwerkzaamheden beperkt bronbemaling zal plaatsvinden. Dit water zal in de nabije omgeving op het oppervlakte water worden geloosd. Daarnaast bevinden de voor verdroging gevoelige habitattypen zich op een dusdanige afstand, dat effecten op voorhand zijn uitgesloten. Vanwege de afstand tot de dichtstbijzijnde habitattypen zijn ook effecten van geluid, optische verstoring en verstoring door mechanische effecten op de instandhoudingsdoelen van de betreffende habitattypen uitgesloten. Voorstaande geldt zowel voor de bouw- als de gebruiksfase van het bedrijf. Voor de Kamsalamander geldt dat er in de directe nabijheid van het bouwperceel geen geschikte trekroute aanwezig is. Effecten op deze habitatrichtlijnsoort zijn dan ook op voorhand uitgesloten. Ook komt er in de directe nabijheid van het bedrijf geen standplaats van de Drijvende waterweegbree voor. Overige effecten op de instandhoudingsdoelen zijn derhalve uitgesloten. Conclusie toetsing Uit de toetsing komt naar voren dat er ten opzichte van de eerder verleende Nbwetvergunning geen toename van stikstofdepositie is. De aanvrager neemt hiervoor voldoende salderingsmaatregelen door overname van emissie van Maatschap Berenpas. Ook voor art. 19kd is er geen toename van stikstofdepositie. Overeenkomstig dit artikel mogen we effecten van stikstof op de Habitatrichtlijngebieden niet betrekken bij onze overwegingen. Voor de Vogelrichtlijngebieden is dit echter niet van toepassing. Voor die gebieden geldt echter dat de stikstofdepositie in de gewenste bedrijfssituatie niet toeneemt ten opzichte van de vergunde situatie. Daarnaast zijn er geen andere effecten te verwachten op het Natura 2000-gebied door de voorgenomen wijzigingen in het bedrijf. Er zijn geen belemmeringen om de vergunning af te geven op basis van deze toetsing. B3 Zienswijzen B3.1 Bespreking van ingediende zienswijze De gemeente Raalte heeft binnen de gestelde termijn geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om een zienswijze uit te brengen.

15 C Slotconclusie Uit de beoordeling van de aanvraag van het melkrundveebedrijf van Maatschap G.J.A. Jonkman en H.J. Jonkman-Timmer Arents aan de Schoonhetenseweg 25 te Mariënheem blijkt dat de stikstofdepositie ten opzichte van de al eerder verleende Nbwet-vergunning niet toeneemt. Aanvrager neemt hiervoor voldoende salderingsmaatregelen. Voor de Habitatrichtlijngebieden valt de aanvraag onder de regels van art. 19kd en mogen we stikstof niet betrekken bij onze afwegingen. Voor het Vogelrichtlijngebied moeten we depositie van stikstof wel betrekken bij onze overwegingen. Voor dit gebied geldt echter dat de stikstofdepositie door de nieuwe bedrijfssituatie niet toeneemt ten opzichte van de huidige situatie. Er zijn geen andere effecten te verwachten op de Natura 2000-gebieden. Vergunning in het kader van de Nbwet kan, onder voorwaarden, worden verleend. 15