1 Doelgroep. 1.1 Peuters en kleuters. 1.2 Gezinssituatie. 1.3 Ontwikkeld. 1.4 Zindelijkheid

Transcriptie

1 1 Doelgroep De doelgroep van <50 is afgebakend naar kinderen van 2 t/m 6 jaar. Deze doelgroep bestaat uit ongeveer peuters en kleuters waarvan 51% jongens en 49% meisjes zijn. Ook is 1 op de 5 van deze doelgroep allochtoon, waarvan 71% niet-westerse allochtonen zijn. In dit hoofdstuk wordt de doelgroep verder in kaart gebracht. 1.1 Peuters en kleuters Kinderen tussen de 2 en 4 jaar worden peuters genoemd en kinderen tussen de 4 en 6 jaar worden kleuters genoemd. Kinderen van deze leeftijd zijn gek op herhalen. Wanneer hij/zij iets leuks heeft ontdekt zal hij/zij dit blijven herhalen. Vaak is dit het geval bij spelletjes, films en geluidjes. Naast de continue herhaling van dingen zijn kinderen van deze leeftijd ook erg nieuwsgierig. Zo zijn ze dol op nieuwe dingen ontdekken (Alles over kinderen, 2011). 1.2 Gezinssituatie De meeste kinderen groeien op in een gezin met twee ouders en eventueel broers en zussen. Zo n 97% van de kinderen tussen de 0 en de 4 jaar wonen met twee ouders. Van kinderen tussen de 4 en de 12 jaar is dit bijvoorbeeld maar 91%. In een gezin met twee ouders is slechts 6% enig kind (CBS, 2003). 1.3 Ontwikkeld In de peuter- en kleuterleeftijd hebben kinderen drie hoofdtaken te volbrengen: de verdere taalontwikkeling, motorische ontwikkeling en zindelijkheid. Gedurende deze leeftijdsperiode staat spel en spelontwikkeling, socialisatie en het begrijpen van sociale gewoontes ook op het programma (Verhulst, 2003). Problemen waar kinderen van deze leeftijd mee kampen zijn problemen in de taal-, spraak- en sociale ontwikkelingen. 1.4 Zindelijkheid Kinderen beginnen op hun tweede levensjaar zindelijk te worden. Het duurt ongeveer drie jaar voor een kind echt zindelijk is. Van de tweejarigen is 30 % overdag zindelijk. Van de tweejarigen naar de driejarigen wordt een grote sprong gemaakt. 80% van de driejarigen is overdag al zindelijk. Bij de vierjarigen is dit overdag al 100%. S nachts zijn kinderen minder snel. Één op de tien van de tweejarigen is s nachts zindelijk. Dit proces duurt langer want van de vierjarigen plast nog een kwart s nachts in bed. Jongens worden wat later zindelijk dan meisjes. Vanaf 3 jaar zijn er geen verschillen meer in zindelijkheid tussen jongens en meisjes.

2 1.5 Peuterpuberteit Rond de 18 maanden tot de kleutertijd heeft een peuter last van peuterpuberteit. Tijdens deze periode ontdekt de peuter dat hij een ander wezen is dan zijn ouders. Op deze leeftijd leert een peuter hoe de wereld in elkaar zit en gaat hij grenzen uittesten. Dit heeft alles te maken met dat de peuter zelfstandig probeert te worden. Het probleem hierbij is alleen dat peuters nog maar weinig zelf kunnen. Dit levert frustraties en stemmingswisselingen op (Alles over kinderen, 2011). 1.6 Gezondheid Kinderen van 0 tot 3 jaar gaan vaker bij de dokter langs dan kinderen van 4 jaar. Vanaf vier jaar gaan kinderen ook naar de tandarts. 95% van de kinderen gaat elk jaar naar de tandarts, 5% gaat dan nog niet. 1.7 Opvang kinderen vanaf 4 jaar gaan naar de basisschool. 98% van de kinderen gaan op hun vierde levensjaar al naar de basisschool, hoewel zij pas op hun vijfde verplicht zijn onderwijs te volgen. Voor de echte kleintjes ( van 0 tot 4 jaar) is dit even anders. Zij gaan nog niet naar school maar hebben vaak wel twee werkende ouders. Er wordt dan voor andere opvang gezorgd. Zo gaat 35% naar grootouders, 28% buitenschoolse opvang, 8% naar een betaalde oppas, 5% naar betaalde oppas thuis, 3% naar nietbetaalde oppas en 3% naar een gastgezin. Ouders geven als belangrijkste redenen hun kinderen hier achter te laten omdat hier plaats is en omdat het vertrouwd is. 1.8 Mediagebruik Kinderen besteden veel meer tijd aan media dan vroeger. Gemiddeld besteden basisschoolkinderen uit de onderbouw z n twee en een half uur aan televisiekijken en computergebruik op een dag. Jongens besteden meer tijd aan bijvoorbeeld computeren dan meisjes. Kinderen gebruiken media om drie redenen: ontspanning, informatie en ze kunnen het samen met vriendjes doen. De belangrijkste televisiegenres voor kinderen van 2 tot 6 jaar zijn tekenfilms, reclames en muziekclips. Deze programma s voldoen aan de eisen van een kind: kort verhaal, simpel en duidelijk en er wordt gebruik gemaakt van humor, fantasie en veel kleur (kijkwijzer, 2011). 1.9 Buitenspelen Bewegen is voor een peuter/ kleuter heel belangrijk. Wanneer een kind niet voldoende beweegt in de eerste levensjaren kampt dit kind later met problemen als: houterig

3 bewegen, snel vallen en later leren lopen. Ook zorgt het niet bewegen voor een overgewicht op jonge leeftijd. Samenspelen is belangrijk voor de motorische ontwikkelingen van een kind. Een kind leert zo spelenderwijs wat boven, onder, achter, voor etc. is. Natuurlijk is samenspelen heel belangrijk voor de sociale ontwikkelingen van een kind. De mate waarin kinderen buiten spelen is verschillend. 60% van de kinderen speelt elke dag buiten, 35% speelt een paar keer per week buiten en slechts 3% speelt één keer per week buiten. Kinderen spelen nog redelijk vaak buiten. Als ze buitenspelen verscheeld de plaats ook nog. 58% van de kinderen speelt in de tuin, 46% op een plein/grasveld in de buurt, 46 % op straat voor het huis en 18% in de speeltuin (CBS, 2003) Samen spelen, samen delen Peuters kunnen nog niet echt samen spelen, ze vinden het wel leuk om met een andere peuter om te gaan maar spelen vervolgens naast elkaar en niet met elkaar. Spelen tussen twee peuters is niet gemakkelijk. Wanneer een van de twee de ander met zijn speelgoed ziet spelen, begrijpt de peuter het begrip samen spelen, samen delen niet. Pas na het derde/ vierde levensjaar begint het inlevingsgevoel zich langzaam te ontwikkelen. Dit komt mede doordat kinderen in groep 1/ 2 op de basisschool leren samen spelen (peuteren, 2011) Beloning Manier waarop ouders hun kinderen gewoonlijk belonen is heel divers. hieronder staat vermeld hoeveel procent van de ouders hun kinderen belonen en hoe. 95% compliment, 94% knuffelen, 18% cadeautje geven, 25% snoep geven, 7% langer opblijven, 13% uitstapje in vooruitzicht, 7% tv kijken en 3% anders. Deze percentages veranderen naarmate kinderen ouder worden. Zo daalt het percentage knuffelen en stijgt het percentage langer opblijven (CBS, 2003) Straffen Manier waarop ouders hun kinderen straffen is ook divers. hieronder staat vermeld hoeveel procent van de ouders hun kinderen straffen en hoe. 83% vermanend toespreken, 80% uit de kamer sturen, 37% het kind iets onthouden, 33% het kind flink beetpakken, 31% een tik geven, 8% in de hoek zetten en 7% anders. Naar mate kinderen ouder worden, worden de straffen minder. Hoe ouder de kinderen zijn, hoe sneller de straffen teruglopen (CBS, 2003).

4

5