BIJLAGE 1 REGISTRATIEFORMULIER GROEPEN...

Transcriptie

1 ESF-programma doelstelling Fiche oproep Coöperatief Ondernemen Prioriteit uit OP: 3 - Ondernemings- en organisatiestructuur focussen op mens en maatschappij Deze oproepfiche kwam tot stand na consultatie met het Vlaams Subsidie Agentschap Werk & Sociale Economie op en het kabinet Sociale economie en Departement Werk en Sociale economie op 19 juni De fiche van de oproep werd goedgekeurd door de Thematische Commissie op 29 juni WIE? PROMOTOR EN PARTNERS WAT? WAAROM? BELEIDSKADER VAN DE OPROEP DOELSTELLINGEN VAN DE OPROEP INDICATOREN VAN TOEPASSING VOOR DE OPROEP BUDGET, FINANCIERING EN BEVOORSCHOTTING WANNEER? CRITERIA ONTVANKELIJKHEID INHOUDELIJKE CRITERIA FINANCIËLE CRITERIA STAATSSTEUN OVERHEIDSOPDRACHTEN PRAKTISCH ONDERSTEUNING DOOR HET ESF-AGENTSCHAP BIJ DE INDIENING VAN DE AANVRAAG PROCEDURES TOEGEPAST OP DEZE OPROEP BIJLAGE 1 REGISTRATIEFORMULIER GROEPEN BIJLAGE 2 REGISTRATIEFORMULIER INDIVIDU BIJLAGE 3: OVERZICHT PROJECTEN VLAAMSE PROJECTOPROEP PILOOTPROJECTEN COÖPERATIEF ONDERNEMEN BIJLAGE 4: OVERZICHT PROJECTEN ESF AGENTSCHAP VLAANDEREN OPROEP 235 COÖPERATIEF ONDERNEMEN BIJLAGE 5: VRAAGSTELLING BIJ DEZE OPROEP BIJLAGE 6: PROJECTOVEREENKOMST BIJ DEZE OPROEP / 25

2 1. Wie? 1.1 Promotor en partners Alle organisaties met rechtspersoonlijkheid kunnen op deze oproep intekenen of partners worden. Concreet betreft het in deze oproep alle ondernemingen en organisaties op de Vlaamse arbeidsmarkt, zowel uit de profit als de non-profit, zowel uit het Normaal Economisch Circuit als uit de sociale economie. Zowel door de Nationale Raad voor de Coöperatie (NRC) erkende coöperatieve ondernemingen als potentiële coöperatieve ondernemingen kunnen op deze oproep intekenen. Een promotor kan binnen deze oproep slechts één project indienen, maar kan wel deel uitmaken van een partnerschap in andere projecten. Partnerschappen worden binnen deze oproep aangemoedigd. 2. Wat? Deze oproep heeft als doel nieuwe blauwdrukken te creëren binnen bepaalde prioritaire niches voor vernieuwende organisatie- en financieringsmodellen voor coöperatief ondernemen. Het gaat dus om het creëren van een blauwdruk (business case) en niet om het omvormen tot of oprichten van een coöperatie as such. Het doel is dat de blauwdruk uitrolbaar is naar andere organisaties actief binnen de niche. 3. Waarom? 3.1 Beleidskader van de oproep De oproep Coöperatief Ondernemen kadert binnen LissabonCode 63, met name ontwerp en verspreiding van innoverende en productievere werkorganisatiemethoden (aangepaste werkorganisatie, maatschappelijk verantwoord ondernemen);. De oproep Coöperatief ondernemen past binnen het Vlaams Hervormingsprogramma Dit programma bevat de Vlaamse Europa 2020-doelstellingen en de daarmee verbonden maatregelen om deze doelstellingen te realiseren. Deze oproep slaat meer bepaald op de doorvertaling van richtsnoer 6 in dit programma meer en sterkere ondernemers. Het Vlaams Regeerakkoord wil een duurzaam (HR-)beleid in bedrijven op het vlak van specifieke thema s, zoals competentiebeleid, sociale innovatie, gezinsvriendelijke organisatie en diversiteit 2 / 25

3 stimuleren. Aandacht voor meer werkbaar werk neemt eveneens een belangrijke plaats in binnen het Regeerakkoord. Aansluitend stelt de Beleidsnota Werk dat een duurzaam HR-beleid binnen organisaties en ondernemingen een strategisch beleid is dat de uitdagingen van vandaag en van de toekomst op de werkvloer aanpakt. Hiervoor wil men in Vlaanderen de bestaande acties op diverse terreinen ontwikkelen of continueren: evenredige arbeidsdeelname en diversiteit, leeftijdsbewust personeelsbeleid, een strategisch competentiebeleid in bedrijven en organisaties, werkbaar werk en sociale innovatie. In de Beleidsnota Sociale Economie is het realiseren van maatschappelijke meerwaarden een belangrijk thema dat binnen het beleid sociale economie wordt vooropgesteld. Ondernemen in de toekomst vereist een andere kijk op ondernemen. Economische winst zal niet langer de enige maatstaf zijn, ecologische en maatschappelijke rentabiliteit zullen op gelijke hoogte moeten staan. De ondernemingen en organisaties zullen op dit vlak geïnspireerd worden en waar nodig ondersteund. worden Zo zal o.a. het coöperatief ondernemerschap versterkt worden. Op vlak van de stimulering van het coöperatief ondernemerschap heeft de minister van sociale economie oa. een pilootoproep (2011) gelanceerd ( Pact 2020 stelt bovendien dat het creëren van meer werkbaar werk een positieve invloed heeft op de duur van de loopbanen. Daarom wil men ervoor zorgen dat sociale innovatie ingeburgerd is in de sectoren en bedrijven. Sociale innovatie omvat immers concepten en toepassingen met betrekking tot de processen inzake arbeidsorganisatie en bedrijfsvoering. Doel hiervan is om zowel de performantie als de kwaliteit ervan duurzaam te verhogen. Naast de beleidsnota Sociale Economie, spelen verschillende niches ook in op belendende domeinen. In bijlage vindt u de beleidsbrieven van deze belendende domeinen. De oproep situeert zich binnen Prioriteit 3 Ondernemings- en organisatiestructuur focussen op mens en maatschappij 1. Maatschappelijk verantwoord ondernemen veronderstelt het verbeteren van de werkbaarheid in bedrijven en organisaties, met specifieke aandacht voor diversiteit. Werkbaar werk draagt op langere termijn dan weer bij tot de verhoging van de werkzaamheidsgraad. Een loopbaan zal immers langer kunnen duren indien het werk voldoende leermogelijkheden biedt en stress binnen de perken blijft. Maatschappelijk verantwoord ondernemen wordt klassiek benaderd vanuit het gehele bedrijfsproces. Via een continu verbeteringsproces worden op vrijwillige en systematische wijze economische, milieuen sociale overwegingen opgenomen in de bedrijfsvoering (people, planet, profit). De sociale of mens -dimensie binnen MVO is dan ook voor het Europees Sociaal Fonds de kapstok om acties binnen prioriteit 3 en binnen de oproep Coöperatief Ondernemen aan op te hangen. 3.2 Doelstellingen van de oproep Deze oproep heeft als doel nieuwe blauwdrukken te creëren binnen bepaalde prioritaire niches voor vernieuwende organisatie- en financieringsmodellen voor coöperatief ondernemen. Coöperatief ondernemen is een manier van ondernemen die gepraktiseerd wordt in economische organisaties die op vrijwillige basis worden opgericht door personen (dit kunnen natuurlijke of 1 BRON: Operationeel Programma / 25

4 rechtspersonen zijn, of een combinatie van beide), die hiermee gezamenlijk behoeften willen bevredigen en voordelen realiseren die ze ieder afzonderlijk niet of niet in dezelfde mate zouden kunnen bevredigen of realiseren. Volgende principes worden verbonden aan deze coöperatieve vorm van economische organisatie: Vrijwillig en open lidmaatschap Democratische controle door de leden Economische participatie door de leden Autonomie en onafhankelijkheid Onderwijs, vorming en informatieverstrekking Coöperatie tussen coöperaties Zorg voor de gemeenschap Bij vernieuwende organisatie en financieringsmodellen wordt er gerefereerd naar: - organisatorische en juridische aspecten: aandeelhouderschap, participatie, winstdeling, statuten, bestuurlijke uitbouw, vennootschapsvorm - visie en missie - de dienstverlening en/of productie - financiële haalbaarheid: types aandeelhouderschap, toe- en uittredingsmodaliteiten, (niet) financiële middelen, minimumkapitaal, volstorting, eigen/vreemd vermogen, prijs, voordelen, winstbestemming - meerwaarde op vlak van tewerkstelling, in het bijzonder voor kansengroepen, milieu, maatschappij, - wijze waarop het model breed kan worden uitgerold en zo in andere contexten meerwaarde kan opleveren - Belangrijk is tevens dat er geen blauwdrukken ontwikkeld worden die overlappen met de blauwdrukken die ontwikkeld zullen worden in de Vlaamse projectoproep Pilootprojecten coöperatief ondernemen 2011 (zie bijlage 3) en de ESF Agentschap Vlaanderen Vzw Oproep 235 Coöperatief ondernemen (zie bijlage 4). De blauwdrukken kunnen ontwikkeld worden in de volgende niches: Wonen-zorg Kinderopvang Armoedebestrijding Wonen Energie Cultuur Mobiliteit Sociale Economie / MVO 2 2 Onder sociale economie wordt verstaan de verscheidenheid aan ondernemingen en initiatieven die: 1 in hun doelstellingen de realisatie van welbepaalde maatschappelijke meerwaarden en principes vooropstellen, meer bepaald: a) creatie en behoud van tewerkstelling, versterking van competenties ter bevordering van duurzame loopbanen en doorstroom waar mogelijk binnen de sociale economie en naar het normaal economisch circuit. De aandacht gaat naar de arbeidsmarktpositie van mensen uit de kansengroepen, emancipatie, integratie, competenties en duurzame loopbanen; b) duurzame ontwikkeling, milieuvriendelijke productieprocessen en producten en integrale milieuzorg; c) voorrang van arbeid op kapitaal bij de verdeling van de opbrengsten, waarbij de opbrengsten geen doel op zich vormen, maar een middel zijn om maatschappelijke doelstellingen te realiseren; 4 / 25

5 Sport Land- en tuinbouw 3 Bij niches wordt het domein van de activiteiten bedoeld waarin het project zijn activiteiten wenst te ontplooien en niet in het domein waarin de organisatie zelf actief is, zo kan een sportorganisatie een activiteit ontplooien in bijvoorbeeld de niches cultuur of armoedebestrijding of een culturele organisatie een sportactiviteit of in de niche armoedebestrijding actief zijn. Doelstelling in deze oproep is dan ook niet het oprichten van een coöperatieve onderneming, maar het voorzien van een blauwdruk of business case. In deze case, die bestaat uit verschillende stappen die men aflegt ter verwezenlijking van het coöperatief model, dient men per afgelegde stap aan te geven in welke mate de hierboven genoemde coöperatieve principes ingevoerd zijn. Indien aan sommige principes niet gewerkt moet worden omdat de werking op dit vlak reeds als toereikend gezien wordt of niet van toepassing is dient dit ook vermeld te worden. Daarenboven moet men de uitrolbaarheid vrijwaren. 3.3 Indicatoren van toepassing voor de oproep Met het oog op evaluatie op oproep en thematisch niveau kunnen er door de evaluatoren van het ESF programma metingen betreffende de doelen worden uitgevoerd tot een tijd na afloop van de projecten binnen de oproep. Van promotoren wordt dan ook verwacht dat zij een lijst bijhouden met contactgegevens van personeelsleden waar hun project op gericht was evenals van de uitvoerders van het project en hun rol in het project. 3.4 Budget, financiering en bevoorschotting Budget Het oproepbudget voor de oproep Coöperatief Ondernemen II bedraagt de resterende middelen uit oproep 235 Coöperatief Ondernemen waarvoor oorspronkelijk een budget van EUR, d) democratische besluitvorming, waarbij betrokkenen worden gestimuleerd en de kans wordt geboden tot inspraak in het beleid van de onderneming; e) maximale transparantie, onder meer op het vlak van het te voeren algemeen beleid, de financiën en de interne en externe relaties; f) kwaliteit van de relaties: bij externe relaties wordt gestreefd naar een winwinpartnerschap, waarbij de kosten en de baten gelijk worden verdeeld volgens gelijkwaardigheid en transparantie. Bij interne relaties gaat de aandacht naar de kansen op persoonlijke ontwikkeling, non-discriminatie en arbeidsvoorwaarden van het personeel; g) maatschappelijke inbedding, door in dialoog te treden met de lokale gemeenschap en niet-gouvernementele organisaties op het werkterrein, door netwerkvorming en samenwerking; 2 en goederen produceren en diensten leveren op de markt waarvoor bestaande en toekomstige klanten en behoeften bestaan, waarbij wordt gestreefd naar continuïteit en rentabiliteit, en maximale efficiëntie bij de inzet van de middelen. Bij het MVO-luik worden projecten gezocht die naast een duidelijke meerwaarde voor de finale doelgroep ook een meerwaarde trachten te realiseren rond de (overige) 3 P s (People, Planet, Profit). Voorbeelden zijn projecten rond: samenwerking tussen NEC en SE, gezamenlijk mvo-management op bedrijventerreinen of clusters van bedrijven, 3 Binnen de niche land- en tuinbouw kunnen enkel projecten waarbij landbouw maatschappelijke diensten/noden invult (groenbeheer, zorg en sociale economie) alsook projecten rond samenaankoop. Andere opzetten binnen de bredere niche van Land- en tuinbouw kunnen niet mee opgenomen worden in binnen deze oproep. 5 / 25

6 waarvan EUR ESF (45%) en EUR Vlaamse financiering (55%) voorzien was. Deze resterende middelen bedragen ,53 EUR waarvan ,75 ESF (45%) en ,78 Vlaamse financiering is (55%). Het maximale budget is EUR per project waarvan maximaal EUR ESF en EUR VCF voorzien is Financiering Deze oproep past onder prioriteit 3 (Mensgericht Ondernemen) van het operationeel programma en kan gebruik maken van middelen uit het VCF (Vlaams cofinancieringsfonds) Voorschotten Promotoren die recht hebben op middelen uit het Vlaams cofinancieringsfonds, hebben recht op een voorschot van 70% van de toegewezen middelen uit het Vlaams cofinancieringsfonds, van zodra het ESF-Agentschap deze middelen vanuit het Vlaams cofinancieringsfonds ontvangen heeft. 4. Wanneer? Deze oproep verloopt als volgt: De oproep wordt opengesteld op 01 juli 2012 en loopt tot 30 september De ingediende projectvoorstellen worden geanalyseerd door 3 onafhankelijk van elkaar werkende lezers (zie III.3.1) De beslissing wordt gecommuniceerd voor eind december De goedgekeurde projecten kunnen van start gaan op 01 januari De projecten hebben een maximale looptijd van 14 maanden. De blauwdrukken worden in maand 13 vanaf de startdatum (januari 2014) gevalideerd. Bij de validering wordt gekeken naar de slaagkansen van het geplande inbeddingstraject. Een eventuele verlenging van het project is mogelijk voor maximaal 6 maanden en dient uitgebreid gemotiveerd te worden. Deze extra maanden looptijd zullen mogeljks in een bijkomende rapportering verwerkt worden. Deze verlenging leidt niet tot een wijziging van budget en/of verhoging van het maximale subsidiebedrag. 5. Criteria 5.1 Ontvankelijkheid Uw projectvoorstel is ontvankelijk indien: - De promotor over een kwaliteitsopstap beschikt conform de procedure beschreven in De promotor en eventuele partners beschikken over rechtspersoonlijkheid - De communicatie in het Nederlands verloopt - Het projectvoorstel wordt uiterlijk 30 september 2012 ingediend - Het projectvoorstel is ingediend via een webbased formulier in de ESF-applicatie (adres : Inhoudelijke criteria Projecten worden beoordeeld aan de hand van de generieke criteria, die in detail worden verklaard in de handleiding bij deze oproep, zijnde de relevantie, de haalbaarheid en het goed projectbeheer. 6 / 25

7 - Relevantie - Haalbaarheid - Goed beheer Gendermainstreaming en diversiteit zijn 2 horizontale aandachtspunten die in alle projecten ingebed moeten worden en waarover ook gerapporteerd wordt. Gendermainstreaming De promotor en de projectuitvoerders zetten een systeem op waardoor gelijke kansen kunnen worden gegarandeerd. Het betreft gelijke kansen voor mannen en vrouwen, voor mensen die kwetsbaarder zijn omwille van hun etnische afkomst, geslacht, en dergelijke meer. Het aspect gender mag in dit alles dan ook niet uit het oog verloren worden want uiteindelijk kan dit leiden tot indirecte (onzichtbare) discriminatie. Gendermainstreaming wil zeggen dat in reguliere projecten en in regulier beleid, in principe bedoeld voor zowel mannen als vrouwen, rekening wordt gehouden met eventuele sekse-verschillen, op zodanige wijze dat emancipatie wordt bevorderd. Gendermainstreaming wordt daarom ook wel aangeduid als het integreren van het M/V-perspectief. Gendermainstreaming is een top down strategie en moet als een proces worden aanzien om gelijkheid tussen mannen en vrouwen te bereiken. In elke organisatie of project spelen een aantal dimensies mee waar men rekening moet mee houden. Dimensie 1: strategie (beleidsdoelstellingen, bepaalde principes waar men voor staat zoals bijvoorbeeld een mission statement) Dimensie 2: structuren (processen, procedures, ) Dimensie 3: cultuur (waarden, know how, die bijvoorbeeld nodig zijn in HR-ontwikkelingen) De gendermainstreaming moet geïntegreerd worden in al deze bestaande aspecten of dimensies. Diversiteit De promotor en de projectuitvoerders hebben binnen hun project aandacht voor diversiteit met bijzondere aandacht voor de kansengroepen conform de definities gehanteerd door de Vlaamse arbeidsmarktregisseur. Milieu De promotor en de projectuivoerders hebben binnen hun project aandacht voor duurzame ontwikkeling en milieu, comform de in het Verdrag verankerde doelstelling inzake bescherming en verbetering van het milieu. 5.3 Financiële criteria De generieke financiële criteria zijn op deze oproep van toepassing, met uitzondering van de paragrafen die betrekking hebben op de personeelskosten, de directe kosten en de indirecte kosten. Elke promotor die intekent voor ESF moet voldoende kredietwaardig zijn om het ingediende project te dragen. Deze check gebeurt via een koppeling met Digiflow van de federale overheid. Er wordt binnen deze oproep gewerkt met een standaardschaal voor de personeelskosten: A. Standaardschaal personeel 7 / 25

8 Werken met standaardschalen houdt in dat een maximaal vastgelegd bedrag per bepaalde eenheid wordt toegekend. Er wordt met andere woorden gefinancierd op basis van de gerealiseerde eenheden. Het voorstel voor deze oproep Coöperatief ondernemen houdt in dat een gerealiseerd VOLTIJDS EQUIVALENT op jaarbasis (= 220 totale mandagen inhoudelijke werking door een intern personeelslid) als eenheid wordt beschouwd. A-niveau (algemeen universitair of masterdiploma) Junior A111 (0-5 jaar anciënniteit) Per gerealiseerd voltijds equivalent (dient te worden aangetoond via onderliggende registratielijsten, agenda s, verslagen, ) wordt, op jaarbasis, met een standaardschaal ter waarde van ,02 euro gerekend voor een junior A111 4 (contractueel) met 0 tot 5 jaar anciënniteit. Als eenheid gelden de dagdelen die door de interne personeelsleden inhoudelijk gewerkt worden aan de projectuitvoering. Dagdelen die door interne personeelsleden besteed worden aan administratieve taken tellen niet mee als eenheid. De kost voor het uitvoeren van indirecte taken is immers reeds mee opgenomen in het standaardbedrag van ,02 euro voor een voltijds equivalent. Met administratieve taken bedoelen wij bijvoorbeeld het nakijken van de registraties, het lay-outen van een rapport, de interne coördinatie van het project, enzovoort. Senior A111 (6-10 jaar anciënniteit) Voor een senior A111 (contractueel) met 6 tot 10 jaar anciënniteit wordt met een standaardschaal van ,51 euro voor een gerealiseerd voltijds equivalent gerekend. Senior A111 (11-15 jaar anciënniteit) Voor een senior A111 (contractueel) met 11 tot 15 jaar anciënniteit wordt een standaardschaal van ,18 euro voor een voltijds equivalent voorzien. Steeds geldt dat alle dagdelen die door de interne personeelsleden inhoudelijk gewerkt worden aan de projectuitvoering als eenheid beschouwd worden en moeten aangetoond worden via onderliggende registratielijsten, agenda s, verslagen, enzovoort. Per personeelslid moet het aantal jaren anciënniteit tevens duidelijk bewezen worden. B-niveau (graduaats- of bachelordiploma) Junior B111 (0-5 jaar anciënniteit) Daarnaast wordt tevens een standaardschaal van ,33 euro gerekend voor een junior B111 5 (contractueel) met 0 tot 5 jaar anciënniteit. Senior B111 (6-10 jaar anciënniteit) Voor een senior B111 (contractueel) met 6 tot 10 jaar anciënniteit wordt een standaardschaal van ,31 euro voor een gerealiseerd voltijds equivalent gerekend. Senior B111 (11-15 jaar anciënniteit) Voor een senior B111 (contractueel) met 11 tot 15 jaar anciënniteit wordt met een standaardschaal van ,36 euro voor een gerealiseerd voltijds equivalent gerekend. 4 Voor de functie van A111 Vlaamse overheid - Adjunct van de directeur is een algemeen universitair of masterdiploma nodig. 5 Voor de functie B111 Vlaamse overheid Deskundige is een graduaats- of bachelordiploma noodzakelijk. 8 / 25

9 Ook bij alle B-schalen geldt dat alle uren die door de interne personeelsleden inhoudelijk gewerkt worden aan de projectuitvoering als eenheid beschouwd worden en moeten aangetoond worden via onderliggende registratielijsten, agenda s, verslagen, enzovoort. C-niveau (diploma secundair onderwijs) Junior C111 (0-5 jaar anciënniteit) Een standaardschaal van ,30 euro voor een junior C111 6 (contractueel) met 0 tot 5 jaar anciënniteit voor een gerealiseerd voltijds equivalent wordt ook voorzien. Senior C111 (6-10 jaar anciënniteit) Voor een senior C111 (contractueel) met 6 tot 10 jaar anciënniteit wordt een standaardschaal van ,09 euro voor een gerealiseerd voltijds equivalent gerekend. Senior C111 (11-15 jaar anciënniteit) De standaardschaal voor een senior C111 (contractueel) met 11 tot 15 jaar anciënniteit bedraagt ,93 euro. Voor alle C-schalen geldt tevens dat alle uren die door de interne personeelsleden inhoudelijk gewerkt worden aan de projectuitvoering als eenheid beschouwd worden en moeten aangetoond worden via onderliggende registratielijsten, agenda s, verslagen, enzovoort. D-niveau (geen diploma) Junior D111 (0-5 jaar anciënniteit) Voor een junior D111 7 (contractueel) met 0 tot 5 jaar anciënniteit wordt met een standaardschaal van ,12 euro voor een gerealiseerd voltijds equivalent gerekend. Senior D111 (6-10 jaar anciënniteit) Er wordt een standaardschaal van ,57 euro voorzien voor een gerealiseerd voltijds equivalent voor een senior D111 (contractueel) met 6 tot 10 jaar anciënniteit. Senior D111 (11-15 jaar anciënniteit) Daarnaast is er ook een standaardschaal van ,39 euro voor een senior D111 (contractueel) met 11 tot 15 jaar anciënniteit voor een gerealiseerd voltijds equivalent. Ook voor het D-niveau geldt dat alle uren die door de interne personeelsleden inhoudelijk gewerkt worden aan de projectuitvoering als eenheid beschouwd worden en moeten aangetoond worden via onderliggende registratielijsten, agenda s, verslagen, enzovoort. Het profiel van de betrokken interne personeelsleden zal het onderwerp van controle vormen en bij rapportering moet het niveau en de noodzakelijke ervaring dan ook grondig aangetoond worden. Extern personeel Het staat promotoren binnen deze oproep vrij om naast het intern personeel, ook een beroep te doen op experten/onderaannemers.. Hiervoor wordt de reële kostprijs van maximaal 125 EUR/uur gehanteerd. Dit maximumbedrag is alles inclusief (conform generieke financiële criteria). De selectie van het extern personeel dient marktconform te gebeuren B. Directe werkingskosten 6 Voor de functie van C111 Vlaamse overheid - Medewerker is een diploma secundair onderwijs nodig. 7 Voor de functie van D111 Vlaamse overheid - Assistent is geen diploma vereist. 9 / 25

10 Binnen de oproep Coöperatief Ondernemen II worden de directe werkingskosten verrekend binnen de standaardschalen voor de vier personeelscategorieën. Het betreft hier een forfait van 10,37% die opgenomen wordt binnen de standaardschalen. Directe werkingskosten kunnen dus NIET meer worden ingebracht. Deze 10,37% is de gemiddelde verhouding van de directe kosten ten opzichte van de personeelskosten die berekend werd op basis van eerdere oproepen 8 uit prioriteit 3. Eerst werd per oproep de gemiddelde verhouding van de directe kosten ten opzichte van de personeelskosten berekend en vervolgens het gemiddelde berekend. Dat bedraagt 10,37%. C. Forfait indirecte kosten Voor projecten binnen prioriteit geldt een forfait voor de indirecte kosten ter waarde van 15% van de directe kosten. Deze forfait is echter al verrekend binnen de standaardschalen voor de vier personeelscategorieën en kan dus NIET meer worden ingebracht. De indirecte kosten worden dus enkel verrekend op het intern personeel aangezien deze personeelsleden de core business van het project uitvoeren. Zij kunnen hierin ondersteuning krijgen van externe personeelsleden, maar het uitvoeren van het project ligt toch in handen van de interne personeelsleden. D. Onderbouwing personeelsinzet De directe relatie tussen de opgebouwde planning en de personeelsinzet moet duidelijk blijken. Planningen die deze garantie niet geven, lopen risico op kortingen bij goedkeuring. Bij rapportering wordt nagegaan of de vooropgestelde medewerkers de geplande activiteiten realiseerden. Indien niet, kan ook hier een korting doorgevoerd worden. Verder gelden de volgende specifieke beperkingen : - Maximale subsidie per project: de subsidie is beperkt tot maximaal EUR per project (waarvan ,00 EUR vanuit VCF en ,00 EUR vanuit het ESF) en moet in relatie staan tot de gemaakte activiteiten en kosten. - De subsidie bestaat uit: 55% VCF-middelen na inbreng van de private en sectorale cofinanciering; 45% ESF-middelen na inbreng van de private en sectorale cofinanciering. - Er is een verplichte private inbreng per project voor iedere organisatie van 30% voor KMO s en 50% voor grote ondernemingen. Deze private inbreng geldt voor iedere organisatie, zowel uit het NEC als uit de social-profit, zowel voor vzw s als voor bedrijven. - Sectorfondsen dienen steeds een eigen financiering in te brengen van 20% op de door henzelf gemaakte kosten in het project. Basis voor beoordeling bij rapportering zijn de afspraken hieromtrent gemaakt in de samenwerkingsovereenkomst. Sectorinbreng staat gelijk met private inbreng. 8 Deze zeven oproepen zijn oproep 26 Mentorship, oproep 45 Sociale innovatie, oproep 47 Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, oproep 80 Gender in bedrijven, oproep 88 Lerende netwerken Competentiemanagement Oproep II, oproep 103 Leeftijdsbewust personeelsbeleid en oproep 104 Gendermainstreaming in bedrijven II. 10 / 25

11 - Het is de verantwoordelijkheid van de promotor om een afdoend registratiesysteem uit te werken en te implementeren om de geleverde prestaties en/of het projectproces op een adequate wijze te registreren en te kunnen verantwoorden. Een voorbeeld van een adequaat registratiesysteem vindt u achteraan de oproepfiche. - In afwijking van de rubriek in de generieke financiële criteria9, kan de coördinator deels onder het direct personeel worden ingebracht en deels onder het indirect personeel, op basis van een concrete functie- of taakomschijving, die op het moment van saldering/controle ter plaatse door goede registraties onderbouwd kan worden. - Elke deelnemende organisatie moet bij indiening een verklaring op eer ondertekenen waarin staat dat deze drempel niet overschreden zal zijn op het moment van toekenning van de steun. 5.4 Staatssteun De aan u toegekende subsidie is de minimis steun in de zin van artikel 2 van VERORDENING (EG) Nr. 1998/2006 VAN DE COMMISSIE van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de-minimissteun. Het totale bedrag aan de-minimissteun dat uw organisatie ontvangt, mag niet hoger liggen dan EUR over een periode van drie belastingjaren. Indien de de-deminissteun die uw organisatie ontvangt hoger is dan deze bedragen, zal de steun voor dit project verminderen. Deze drempel moet bekeken worden op het moment van de toekenning van de steun. Voor deze oproep is dat december Overheidsopdrachten Promotoren die een organisatie zijn in de zin van artikel 4, wet 24 december 1993 betreffende de overheidsopdrachten en sommige opdrachten voor aanneming van werken, leveringen en diensten zijn gebonden om de wetgeving overheidsopdrachten toe te passen binnen het project voor aankopen van werken, diensten en leveringen. 6. Praktisch 6.1 Ondersteuning door het ESF-Agentschap bij de indiening van de aanvraag De ondersteuning door het ESF-Agentschap bij de indiening van uw aanvraagdossier, bestaat uit : Ondersteuning door het ESF-Agentschap via tot uiterlijk 28 september 17u betreffende: de inhoudelijke en financiële ondersteuning van de projecten ter attentie van Dries Van Gool en Joeri Colson (dries.vangool@esf.vlaanderen.be; joeri.colson@esf.vlaanderen.be), projectleiders van deze oproep de ESF applicatie (IT-ondersteuning): esfsupport@vlaanderen.be het ESF kwaliteitslabel: audit@esf.vlaanderen.be Publicatie op de website Infosessie 9 Opgelet: de kost voor directie, en boekhoudkundig personeel zowel administratieve en coördinerende taken uitgevoerd door intern personeel in het kader van het project moet bij de indirecte kosten geboekt worden. Dergelijke kosten kunnen dus nooit in rubriek 1.1 bezoldiging intern personeel geboekt worden. (rubriek uit de generieke financiële criteria) 11 / 25

12 Er zal een infosessie plaatsvinden. Tijdens deze vergadering worden de belangrijkste elementen van de oproep overlopen en is er gelegenheid tot vraagstelling. Verder info omtrent deze informatiesessie volgt weldra op de ESF-website. Deelname aan deze sessie is ten zeerste aangeraden. Alle documenten nodig voor het opmaken van uw projectvoorstel zijn als bijlage toegevoegd aan de oproep in de webapplicatie. 6.2 Procedures toegepast op deze oproep De kandidaat-promotor vindt alle procedures van het ESF-Agentschap terug op de website Procedure voor behalen van de kwaliteitsopstap Voorafgaand aan de kandidaatstelling voor ESF-projectuitvoering moeten promotoren zich registreren in de ESF-applicatie en de kwaliteitsopstap (geldigheidsduur van drie jaar) ingediend hebben. Het verwerven van deze opstap, verloopt via de ESF-applicatie ( Voor de kwaliteitsopstap zijn er 4 mogelijkheden. In het vrijstellingenluik van de ESF-applicatie verduidelijken de organisaties hun situatie t.a.v. de drie eerste mogelijkheden, de auditcel toetst vervolgens de aangebrachte bewijzen. Indien één van deze 3 mogelijkheden weerhouden wordt, is de organisatie vrijgesteld van de opmaak van de opmaak van de kwaliteitspaper. De organisatie kan in deze laatste situatie toch kiezen voor de opmaak van deze kwaliteitspaper én andere kwaliteitsbewijzen inbrengen: o de organisatie heeft het ESF-label o de organisatie heeft een kwaliteitslabel/-certificaat, erkend door het ESF-Agentschap (zie lijst op de website) o de organisatie kan een recent (4 jaar max.) en positief inspectieverslag voorleggen van een erkende inspectie-/doorlichtingsdienst waarbij een kwaliteitsmanagementsysteem als referentiekader wordt gehanteerd. o de organisatie heeft geen van de 3 voorgaande mogelijkheden en maakt een kwaliteitspaper op die door de ESF-auditcel wordt beoordeeld. De handleiding voor de opmaak van deze kwaliteitspaper is beschikbaar op de ESF-website. Na de eerste projectopstart begint de kwaliteitsopvolgingscyclus waarbij de ESF-auditcel via audits ter plaatse de organisatiekwaliteit van de promotoren opvolgt. Organisaties worden (ruim) voorafgaand aan de audit uitgenodigd op een collectieve infosessie Procedure voor beoordeling en beslissing Principe van 3 evaluatoren De evaluatoren worden gerecruteerd in het Departement WSE/VSA, de belendende domeinen en het ESF-Agentschap. Criteria en scoring De beoordelingscriteria voor deze oproep zijn relevantie, haalbaarheid en goed beheer. Op elk van de drie criteria worden punten gegeven (op 100). De minimale score voor goedkeuring bedraagt 60% voor relevantie, haalbaarheid en goed beheer. Er wordt een rangschikking van de projecten gemaakt op basis van de niches. Er wordt voorrang gegeven aan de niches die nog geen project hebben lopen binnen oproep 235 Coöperatief ondernemen, zijnde: wonen, armoedebestrijding, wonen-zorg, sport en mobiliteit tot er voor elk van deze prioritaire niches 1 project is, daarna gebeurt er een ranking op basis van de score zoals voor de andere niches. De 12 / 25

13 resterende projecten worden op basis van hoogste score toegewezen zolang er voldoende middelen beschikbaar zijn. Het gemiddelde van de scoring per criterium door de 3 lezers wordt eerst vergeleken met de minimale scoring (i.c. 60/60/60). Daarna wordt de minimumscore voor elk criterium met hetzelfde percentage verhoogd (bijvoorbeeld eerst 60+60*1% en 60+60*1% en 60+60*1%, daarna 2% ) en wordt dezelfde vergelijking gemaakt. Het % wordt verhoogd totdat men een lijst verkrijgt met projecten waarvoor voldoende middelen beschikbaar zijn Procedure voor bevoorschotting Voorschotten (indien financiering uit het VCF) worden automatisch betaald aan rechthebbende promotoren na ondertekening van de projectovereenkomst. Het voorschot bedraagt 70% van het toegekende VCF-bedrag. Praktisch betekent dit : De uitbetaling van een voorschot bij de start van het project (na de ondertekening van de projectovereenkomst); De voorschotten kunnen echter pas uitgekeerd worden na ontvangst bij het ESF-Agentschap van de middelen van het VCF Procedures voor rapportering, thematische werking en (zelf)evaluatie Bij de opmaak van de begroting moet de promotor rekening houden met de noodzaak te participeren in evaluatie en thematische werking. Rapportering en (zelf)evaluatie De promotor rapporteert op diverse momenten over het project. De deadlines voor indiening van rapporteringen zijn voorzien op: Periode Deadline Eindrapportering 01/01/ /02/ /05/2014 Naar aanleiding van elke rapportering, voegt de promotor een evaluatie toe conform de principes opgenomen in de specifieke handleiding bij deze oproep. Thematische werking Deelnemen in deze oproep houdt ook een engagement in om deel te nemen aan de thematische werking van deze oproep. Hiertoe zal een themawerking opgezet worden, die met een frequentie van minimaal 2 en maximaal 4 maal per jaar zal samenkomen. Deze themawerking heeft tot doel de promotor bij te staan in het uitwerken van de blauwdruk. Bij de opmaak van de begroting wordt dan ook best rekening gehouden met vergaderingen, verplaatsingskosten, en voorbereidingstijd (bvb. doornemen van stukken, voorbereiden van een presentatie, ) gerelateerd aan de bijeenkomsten. Er zal tevens een organisatie aangesteld worden die de promotor 1 maal per maand kan contacteren om mogelijke inhoudelijke problemen inzake de uitwerking van het project te verhelpen. Bij de opmaak van de begroting wordt dan ook best rekening gehouden met vergaderingen, verplaatsingskosten, en voorbereidingstijd (bvb. doornemen van stukken, voorbereiden van een presentatie, ) gerelateerd aan de bijeenkomsten. Andere input/consultancy kan echter door de promotor ingekocht worden Validering 13 / 25

14 Validering is een gestructureerde methodiek om via een groepsdynamisch proces een kritische analyse en reflectie over een instrument uit te voeren. Met een instrument bedoelen we het in een zichtbare output geplaatste product dat is ontwikkeld in het kader van een project. De validering gebeurt door peers en experts, die niet betrokken zijn bij het project of de productontwikkeling. Het doel is meervoudig. De promotor krijgt enerzijds van experts en van peers feedback die toelaat de kwaliteit van het instrument te verbeteren. Daarnaast worden, dank zij validering, aan het beleid (in de meest ruime betekenis) en de beoogde groep dienstverleners kwalitatieve instrumenten aangeboden. Alle instrumenten in deze oproep moeten een valideringsessie doorlopen. De instrumenten worden in maand 13 vanaf de startdatum (januari 2014) gevalideerd. Daarnaast stelt een positieve validering de promotor in de mogelijkheid om mee te dingen naar het ESF-ambassadeurschap Procedures voor controle De controle van uw activiteiten door het ESF-Agentschap gebeurt door uw projectbeheerder. Deze controle verloopt voor de meeste rapporten on desk. Steekproefsgewijs worden een aantal rapporteringen ter plaatse gecontroleerd. Deze controle ter plaatse gebeurt door twee personen, waaronder ook uw projectbeheerder. Na de uitbetaling van uw rapport, kunt u ook nog controle krijgen van de inspectiediensten van de Vlaamse Gemeenschap en van de Europese instanties. Registratie: De prestaties kunnen enkel vergoed worden indien ze plaatsvinden tijdens de projectperiode. Kosten gemaakt buiten deze periode komen niet in aanmerking voor subsidie. Alle gemaakte kosten die er buiten vallen (zoals bijvoorbeeld de voorbereiding van het projectvoorstel) kunnen niet vergoed worden. De financiële administratie geeft inzicht in de gerealiseerde kosten, inkomsten en de wijze waarop deze inkomsten worden toegerekend. De informatie uit de financiële administratie wordt gebruikt ter onderbouwing van de subsidiabiliteit van de kosten zoals opgenomen in de eindrapportering. Voor subsidie komen in aanmerking noodzakelijke, rechtstreeks aan de uitvoering en het beheer van het project, toe te rekenen kosten. Het gaat hierbij om de werkelijk gemaakte en ten laste van de begunstigde gebleven kosten. De subsidiabele kosten zijn onder te verdelen in de volgende kostensoorten: Interne loonkosten Externe kosten De regelgeving vereist dat een financiële administratie wordt gevoerd waarin alle noodzakelijke gegevens tijdig, juist en volledig zijn vastgelegd en zijn te verifiëren met bewijsstukken. Interne loonkosten Loonkosten van medewerkers die ESF activiteiten hebben verricht moeten worden opgenomen in de projectadministratie. Het aantal gerealiseerde uren in het ESF-project kunt u verantwoorden met een urenregistratie. 14 / 25

15 Inrichten van een urenregistratie: bij een sluitende urenregistratie worden de ESF activiteiten op detailniveau verantwoord. Alle niet ESF activiteiten worden ook vastgelegd, maar niet op detailniveau. Wel worden afwezigheidsuren (verlof, ziekte) geregistreerd, welke aansluiten op de verlof- en ziekteregistratie. Bij ESF activiteiten verdient het aanbeveling de activiteiten in de urenadministratie dezelfde benaming te geven als in de bijbehorende prestatieverantwoording (cfr. infra) en in het bijhorende tijdspad. Medewerkers die slechts incidenteel ESF-activiteiten uitvoeren hoeven alleen gedurende de betreffende salarisperiode (week, maand) een sluitende urenregistratie bij te houden. Een urenregistratie voldoet aan de volgende eisen: Voor alle bij het project betrokken interne personeelsleden wordt een urenregistratie bijgehouden die aansluit op het door de betreffende persoon, volgens arbeidsovereenkomst, te maken aantal uren; De uren worden vastgelegd op basis van activiteiten verricht voor het project en overige uren (normale werkzaamheden, verlof, ziekte). Voor de ESF-uren wordt aangegeven welke werkzaamheden zijn verricht (in bijlage vindt u een voorbeeld van een registratieformulier); Formulier urenregistratie wordt getekend/geparafeerd en gedateerd door zowel de medewerker als de direct leidinggevende. Het paraferen en dateren vindt zo spoedig mogelijk plaats: medewerkers uiterlijk binnen één week en leidinggevenden paraferen uiterlijk binnen 4 weken. Indien u incidenteel van deze termijnen afwijkt, adviseren wij u de reden voor de afwijking vast te leggen. Prestatieverantwoording en toerekening: Het is van belang dat de uren die zijn opgenomen in de urenregistratie daadwerkelijk zijn gemaakt en dat het gaat om uren die voor subsidie in aanmerking komen. Dit toont u voor directe uren aan door middel van een prestatieverantwoording. 15 / 25

16 7. Bijlage 1 Registratieformulier Groepen Instelling: (naam instelling) Contactpersoon: {voornaam naam} Plaats: {naam - adres} Aanwezigheidslijst groep week van {datum ma} tot {datum zo} nr Naam Voornaam (Klantnummer) DAG DEEL Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag handtekening handtekening handtekening handtekening handtekening handtekening handtekening 1 {Naam Voornaam} ({Klantnummer}) VM NM Lesgever/ leidinggevende 2 {Naam Voornaam} ({Klantnummer}) VM NM Lesgever/ leidinggevende 3 {Naam Voornaam} ({Klantnummer}) VM NM Lesgever/ leidinggevende 4 {Naam Voornaam} ({Klantnummer}) VM NM Lesgever/ leidinggevende 5 {Naam Voornaam} ({Klantnummer}) VM NM Lesgever/ leidinggevende 16 / 25

17 Ondergetekende... (voornaam, naam, functie invullen) bevestigt hierbij dat alle bovenstaande gegevens correct zijn. Datum: Handtekening: Te laat toekomen: TA = te laat geldige reden + vermelding uur binnenkomen TO = te laat ongeldige reden + vermelding uur binnenkomen / Te vroeg vertrekken: VA = te vroeg vertrek geldige reden + vermelding uur vertrek VO = te vroeg vertrek ongeldige reden + vermelding uur vertrek / Afwezigheden: A = gewettigd afwezig O = ongewettigde afwezig V = vakantie Z = ziekte X = arbeidsongeval - S = sluiting centrum I = afwezigheid instructeur E = externe opdracht BL = uren Blended leren of afstandsleren 17 / 25

18 8. Bijlage 2 Registratieformulier Individu Instelling: (naam instelling) Contactpersoon: {voornaam naam} Plaats: {naam - adres} Aanwezigheidslijst Individu week van {datum ma} tot {datum zo} nr Naam Voornaam (Klantnummer) DAG DEEL Maandag Dinsdag Woensdag Donderdag Vrijdag Zaterdag Zondag handtekening handtekening handtekening handtekening handtekening handtekening handtekening 1 {Naam Voornaam} ({Klantnummer}) VM NM Lesgever/ leidinggevende 2 {Naam Voornaam} ({Klantnummer}) VM NM Lesgever/ leidinggevende 3 {Naam Voornaam} ({Klantnummer}) VM NM Lesgever/ leidinggevende 4 {Naam Voornaam} ({Klantnummer}) VM NM Lesgever/ leidinggevende 5 {Naam Voornaam} ({Klantnummer}) VM NM Lesgever/ leidinggevende 18 / 25

19 Ondergetekende... (voornaam, naam, functie invullen) bevestigt hierbij dat alle bovenstaande gegevens correct zijn. Datum: Handtekening: Te laat toekomen: TA = te laat geldige reden + vermelding uur binnenkomen TO = te laat ongeldige reden + vermelding uur binnenkomen / Te vroeg vertrekken: VA = te vroeg vertrek geldige reden + vermelding uur vertrek VO = te vroeg vertrek ongeldige reden + vermelding uur vertrek / Afwezigheden: A = gewettigd afwezig O = ongewettigde afwezig V = vakantie Z = ziekte X = arbeidsongeval - S = sluiting centrum I = afwezigheid instructeur E = externe opdracht BL = uren Blended leren of afstandsleren 19 / 25

20 9. Bijlage 3: Overzicht projecten Vlaamse projectoproep Pilootprojecten coöperatief ondernemen wonen en zorg a.onafhankelijk leven vzw (Oost-Vlaanderen): de oprichting van een intermediaire organisatie, die zich richt op mensen met een beperking. Meer bepaald nemen ze enerzijds de administratieve last en verantwoordelijkheid van het budgetbeheer op zich, evenwel zonder te raken aan het beslissingsrecht van de persoon in kwestie. Anderzijds speelt dit project in op de vraag naar aangepaste zorg in de buurt. b.centrum van diensten voor eerstelijnsgezondheidszorg arrondissement Antwerpen (Antwerpen): de creatie van een aanbod van expertise alsook een financiële en juridische structuur voor gebruikers die op zoek zijn naar een woon-zorgconcept op maat. c.vzw Autiwoonzorg (Vlaams-Brabant): de oprichting van een coöperatieve waarbinnen verschillende lokale woonzorg entiteiten samenwerken. Het doel is om personen met autisme de kans te geven in min of meerdere mate eigenaar te worden van een woning en de zorg zo autonoom en onafhankelijk mogelijk te organiseren. 2. duurzame productie&consumptie a.pival vzw (West-Vlaanderen): de oprichting van een coöperatieve hoevewinkel waar producten van landbouwbedrijven worden verkocht. Zo wordt extra afzet gerealiseerd via een korte keten. b.landwijzer vzw rond duurzame productie en consumptie (Antwerpen): de oprichting van een biogrondfonds dat gespijsd wordt door financiële inbreng van burgers en maatschappelijke actoren waarmee gronden verworven kunnen worden. Deze worden ter beschikking gesteld aan lokale agroecologische projecten. c.pajottenland+ vzw (Vlaams-Brabant): de opstart van een productencoöperatie en de uitbouw van een distributienetwerk om zo de Pajotse streekproducten en- diensten te promoten en te verdelen. 3. wonen a.de Stap vzw (West-Vlaanderen): de ontwikkeling van een concept van groepswonen dat zelfvoorzienend is, en waar onder andere een biologisch landbouwconcept, educatieve activiteiten en tewerkstelling een plaats krijgen. b.samenlevingsopbouw Gent vzw (Oost-Vlaanderen): de vertaling en toepassing van het model Community Land Trust (CLT). CLT is een organisatie die betaalbare woningen voor mensen met een laag inkomen realiseert op grond die eigendom is van de trust. c.cohousing platform vzw (Oost-Vlaanderen): de oprichting van een coöperatie die cohousinginitiatieven ondersteunt bij de ontwikkeling van hun initiatieven door bijvoorbeeld vorming, consultatie en actieve begeleiding te voorzien. 4. kinderopvang 20 / 25

21 a.pcbo Hasselt, ouderparticipatie (Limburg): de ontwikkeling van een model dat het pedagogisch beleid in de Vlaamse kinderopvang wil versterken en op die manier een win-win wil realiseren voor het initiatief, de ouder en het kind. b.pcbo Hasselt, samenaankopen materialen en diensten (Limburg): de oprichting van een consumentencoöperatie voor kinderopvanginitiatieven met als doel kostenbesparend te werken door samen materialen en diensten aan te kopen. 5. armoedebestrijding a.leren ondernemen vzw (Vlaams-Brabant): deze organisatie wil de werking van de sociale kruidenier versterken door het te enten op het model van de multistakeholderscoöperatie. b.sociaal winkelpunt ACW (Antwerpen): de oprichting van een solidaire buurtwinkel. Het aanbod staat open voor iedereen, maar de prijs verschilt naargelang het inkomen. 6. energie a.bilzen Energiek vzw (Limburg): de oprichting van een coöperatie binnen een sociale woonwijk met als doel bewoners aan te moedigen om mede-eigenaar te worden van een windmolenpark en zo te voorzien in de eigen energiebevoorrading. De coöperatie wil ook bijkomende dienstverlening aanbieden, zoals samenaankopen stimuleren en audits organiseren. b.rescoop.be vzw (Vlaams-Brabant): dit project wil iedereen de kans geven om te participeren in een windproject als rechtstreekse mede-eigenaar. REScoop.be wil dit vormgeven via op te richten lokale coöperaties. 7. cultuur a.vrijstaat O vzw (West-Vlaanderen): het bestaande cultuurcafé wordt omgevormd tot een coöperatie waarin iedereen kan investeren door de aankoop van een cultuuraandeel en zo mee het aanbod bepalen en genieten van diverse culturele returns. 10. Bijlage 4: Overzicht projecten ESF Agentschap Vlaanderen Oproep 235 Coöperatief ondernemen 1.Land- en tuinbouw a.netelvuur BVBA: blauwdruk voor oprichting van een kruidencooperatie volgens csa-model b.kanaal 127: een blauwdruk voor de oprichting van een cooperatieve boerderij met consumentenparticipatie c.boerenbondvereniging voor projecten: Het project Energiek platteland wil een aantal modellen ontwikkelen van samenwerking tussen landbouwers en plattelandsbewoners inzake kleinschalige duurzame energieproductie en gebruik. 2. Sociale economie 21 / 25

22 a.sociale Werkplaats De Sleutel: Met de Sociale Economie Cluster (Sec)-Gent willen 4 sociale werkplaatsen (SW Ateljee, SW Con Brio, SW De Sleutel, SW Labeur) en 1 beschutte werkplaats (BW Ryhove) uit de regio Gent een coöperatieve samenwerking uitbouwen, dit in samenwerking met de stad Gent. Bedoeling is om via dit project een blauwdruk klaar te maken om dit coöperatief model op te starten en te dissemineren. b. Zennelink: Met dit project wil startcentrum Zennelink cvba een blauwdruk maken voor de oprichting van een cooperatie van en voor sociale economie organisaties. Met de opmaak van deze blauwdruk, wordt er nagegaan op welke manier via een cooperatieve vennootschap volgende diensten kunnen opgezet worden c.web: Binnen dit project willen we een blauwdruk ontwikkelen voor een coöporatief samenwerkingsmodel met verschillende partners uit sociale economie en onderwijs met volgend opzet: Een bijdrage leveren tot producthergebruik middels productinnovatie en materiaalinnovatie De herwaardering van ambachtelijk werk De creatie van tewerstellingsmogelijkheden voor doelgroepen met grote afstand tot de arbeidsmarkt. d. Grijkoort - begeleid werk: Het uitwerken van een blauwdruk (organisatie, financiering) voor een keten van sociale kruideniers in de Vlaamse Ardennen (gesloten systeem), gekoppeld aan een distributienetwerk volgens het principe van 'de korte keten' (vrij systeem) binnen een coöperatief model. e. Doorstroom: Met dit project wenst men te onderzoeken welke mogelijkheden het coöperatief ondernemen kan bieden voor de toekomst. Als eerste doel stelt men de doorstroom van medewerkers uit sociaal economie die voldoende competenties hebben ontwikkeld voorop. Hiermee werkt men proactief aan één van de doelstellingen van het toekomstige maatwerkdecreet. De activiteit die men wenst te ontwikkelen bevindt zich in het duurzaam beheer van bedrijventerreinen. De opstap hierbij is het ecologisch en landschappelijk geïntegreerd groenbeheer, maar in volgende fasen kan dit tot een ruimere dienstverlening leiden (klussen, horeca, opvang, mobiliteit, ). 3. Cultuur a.kunstencentrum Vooruit: Onderzoek naar oprichting van coperatieve werking rond creatieve transitietrajecten in cultureel-stedelijke context b. Gemeenschapscentrum De Pianofabriek vzw: Het project wil nagaan of en hoe een coöperatieve organisatievorm er voor kan zorgen dat startende technici of artiesten op free lance basis een stabielere tewerkstelling bekomen met mogelijkheden voor leertrajecten en een garantie op kwaliteit voor de afnemers van hun diensten binnen de culturele sector. Of hoe individueel opererende technici of artiesten zich kunnen verenigen en wat dit voor hen en de sector kan betekenen. 4.Kinderopvang a..oprit W: haalbaarheidsstudie cooperatieve kinderopvang voor leerwerknemers in het kader van artikel 60 in Mechelen. 22 / 25

23 b. Strategische Projectenorganisatie Kempen: Het project Samenspel heeft tot doel een blauwdruk te ontwikkelen voor een vernieuwende organisatie van vakantieopvang van kinderen tussen 2,5 en 12 jaar. 5.Energie a. LIMBURGS KLIMAATFONDS: Limburgse overheden, ondernemingen, verenigingen en burgers zijn verenigd in het 'Limburg klimaatparlement' met als doel samen te werken aan de realisatie van de ambitie 'Limburg gaat klimaatneutraal'. Dit project heeft als doel om verenigingen, ondernemingen en burgers te verenigingen die willen investeren in Limburgse initiatieven die zorgen voor verminderde broeikasemmissies, ondermeer in de sectoren energieproductie, industrie, residentieel, tertiair, transport, landbouw en natuur. 23 / 25