Interventie overgewicht bij studenten

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Interventie overgewicht bij studenten"

Transcriptie

1 Interventie overgewicht bij studenten Experiment naar het effect van fear appeals op het geïntendeerde gedrag van studenten met betrekking tot ontbijten Désirée Boerema (s ) Dr. J. C. Hartogslaan DD Arnhem Rijksuniversiteit Groningen Faculteit der Letteren Communicatie- en informatiewetenschappen Masterscriptie (definitieve versie) Scriptiebegeleidster: Dr. Y.P. Ongena Tweede lezer: Dr. J.C.M. Jansen Inleverdatum: 16 juli 2012

2 Samenvatting In dit onderzoeksrapport wordt beschreven hoe een experiment is gedaan naar de effecten van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) op het geïntendeerde gedrag van studenten. Het gaat hierbij om het waarschuwen voor overgewicht door middel van angstaanjagende afbeeldingen en teksten en daarbij is aanbevolen dat het dagelijks nuttigen van een ontbijt een oplossing kan zijn om dit te voorkomen. Uit onderzoek van CBS (2012) is gebleken dat 40% van de hoger opgeleide studenten (Hbo/WO) in Nederland kampt met overgewicht. Dit overgewicht wordt veroorzaakt doordat studenten te weinig bewegen en ongezond eten (Faas, 2012). Dit uit zich onder andere in slecht ontbijten (Vansant, 2000). Bijna niemand weet dat het overslaan van het ontbijt verstrekkende gevolgen heeft (Schutte, 2012). Er is dus een belangrijke rol weggelegd voor voorlichting op dit gebied. De vraag is echter hoe dergelijke voorlichting het beste kan worden vormgegeven. In dit onderzoeksrapport wordt onderzocht of voorlichtingsmateriaal met angstaanjagende boodschappen (fear appeals) een positieve bijdrage kunnen leveren op het geïntendeerde ontbijtgedrag van studenten. De hoofdvragen luiden als volgt: 1. In hoeverre hebben fear appeals, met betrekking tot ontbijten, effect op het geïntendeerde gedrag van studenten?. 2. In hoeverre verloopt de verwerking van boodschappen over overgewicht met een fear appeal conform de voorspellingen van het Extended Parallel Process Model?. Er is voor gekozen om hier onderzoek naar te doen omdat er nog weinig onderzoek gedaan is naar de effecten die angstaanjagende boodschappen (fear appeals), met betrekking tot overgewicht, hebben op het geïntendeerde gedrag van studenten. Met behulp van dit onderzoek kan inzicht verkregen wordt in de effecten van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) op het geïntendeerde ontbijtgedrag van studenten. Aan de hand van deze inzichten kan bepaald worden of het gebruik van fear appeals een geschikte manier is om de kennis van studenten te verrijken en invloed uit te oefenen op het gedrag. Daarnaast is het onderzoek van belang omdat de theorie van Witte (1998) over het Extended Parallel Process Model (EPPM) getest is. Er is nagegaan of de verwerking van de boodschappen verloopt zoals het EPPM (Witte, 1998) voorspeld. Aan de hand van deze informatie kon bepaald worden of dit onderzoek de theorie van Witte (1998) wel of niet steunt. Persuasieve communicatie wordt ingezet om attitudeverandering of gedragsverandering teweeg te brengen (Brehm, Kassin, Fein & Mervielde, 2000). In dit onderzoek is gebruik gemaakt van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) en dit is één van de manieren hoe persuasieve communicatie vormgegeven kan worden (Witte, 1992; Knobbout & Van Wel, 1996; Baan, 2008). Er zijn verschillende verklaringen voor de waargenomen effecten die angstaanjagende boodschappen (fear appeals) teweeg kunnen brengen (O keefe, 2002). Er zijn twee modellen waar uitgebreid onderzoek naar gedaan is: de Protection motivation theory van Rogers (1975) en het Extended parallel process model van Witte (1998). Aan de hand van het EPPM kan achterhaald worden waarom angstaanjagende boodschappen (fear appeals) falen en dit kan niet met het PMT. Daarom is er voor gekozen om het EPPM van Witte (1998) een centrale rol te laten spelen bij dit experiment. 2

3 Uit onderzoek van Allen en Witte (2000) is naar voren gekomen dat sterke angstaanjagende boodschappen (fear appeals) met een hoge mate van effectiviteit (efficacy) grotere gedragsverandering teweeg brengen dan angstaanjagende boodschappen (fear appeals) met een lage mate van effectiviteit (efficacy) (Allen & Witte, 2000). Dit komt overeen met de voorspellingen die met het EPPM van Witte (1998) gedaan kunnen worden. De onderzoekresultaten van Hertgers en Jansen (2006) bieden weinig steun voor het EPPM (Witte, 1998). Doordat Hertgers en Jansen (2006) geen rekening gehouden hebben met mogelijk interfererende variabelen kan het zijn dat de resultaten beïnvloed zijn, waardoor mogelijk geen steun is gevonden voor het EPPM van Witte (1998). Om na te gaan of angstaanjagende boodschappen (fear appeals) effect hebben op het geïntendeerde gedrag van studenten en het EPPM (Witte, 1998) te toetsen is er online een experiment uitgevoerd met behulp van een enquête. De enquête is op te delen in twee onderdelen: vragen die persoonlijke gegevens opleveren en stellingen met betrekking tot de variabelen van het EPPM (Witte, 1998). Elke proefpersoon is blootgesteld aan deze enquête. Er is echter wel verschil gemaakt in de soort advertentie waaraan de proefpersonen blootgesteld zijn. Zo zijn er vier groepen onderscheiden waarvan de eerste drie blootgesteld zijn aan een advertentie met een angstaanjagende boodschap (fear appeal) en de vierde groep zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal). Bij groep één tot en met drie is er gevarieerd in de mate waarin ze bedreiging (threat) en effectiviteit (efficacy) zouden oproepen bij de proefpersonen. De eerste groep is blootgesteld aan een advertentie met een hoge bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy), de tweede groep is blootgesteld aan een advertentie met een hoge bedreiging (threat) en lage effectiviteit (efficacy) en de derde groep aan een advertentie met een lage bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy). In totaal hebben 116 proefpersonen aan het experiment deelgenomen. Het gaat hier om studenten die een Hbo of Wo - opleiding volgen, binnen de leeftijdscategorie van zestien en dertig jaar. Uit het onderzoek is gebleken dat angstaanjagende boodschappen (fear appeals) geen positief effect hebben op de gevaarcontrole modus (danger control mode) en dit betekent dat angstaanjagende boodschappen (fear appeals) geen invloed hebben op het geïntendeerde ontbijtgedrag van studenten. Daarnaast kan geconcludeerd worden dat de verwerking van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) over overgewicht niet conform de voorspellingen van het Extended Parallel Process Model (Witte, 1998) verloopt. Angstaanjagende boodschappen (fear appeals) bleken niet voldoende effectief om het geïntendeerde ontbijtgedrag te beïnvloeden. Om studenten voor te lichten over het belang van het ontbijten en gedragsverandering teweeg te brengen wordt er, naar aanleiding van de resultaten uit dit onderzoek, geadviseerd om geen gebruik te maken van angstaanjagende boodschappen. Daarnaast kan gesteld worden dat de resultaten van dit onderzoek weinig steun bieden voor het EPPM van Witte (1998), net als het onderzoek van Hertgers en Jansen (2006). Er zijn verschillende factoren geweest die de resultaten beïnvloed kunnen hebben. Er zijn tekortkomingen met betrekking tot de inhoud, de vormgeving en de verspreiding van de enquêtes. Deze tekortkomingen kunnen de validiteit van de enquête en de betrouwbaarheid van de resultaten beïnvloed hebben. Daarnaast heeft de variabele 'huidig ontbijtgedrag' de score op de ervaren effectiviteit (perceived efficacy) en de gevaarcontrole modus (danger control mode) beïnvloed. 3

4 Hierdoor kunnen de resultaten een vertekend beeld geven van de werkelijkheid en dit heeft een negatieve invloed gehad op de betrouwbaarheid van het onderzoek. Voor vervolgonderzoek wordt geadviseerd om de voorlichting te verdiepen door specifieker in te gaan op het ontbijt. Door bijvoorbeeld in te gaan op de gevolgen van het nuttigen van een slecht ontbijt (bijvoorbeeld koekjes) en van een goed ontbijt (bijvoorbeeld brood). De persoon scoort mogelijk hoger op vatbaarheid (susceptibility) omdat in het voorlichtingsmateriaal zijn ontbijtinvulling wordt weergegeven als ongezond. Dit werkt vervolgens door in de mate waarin de angstaanjagende boodschap (fear appeal) effect heeft. 4

5 Woord vooraf Studeren gaat vaak samen met op jezelf wonen, keuzes maken, zelfstandig worden en voor jezelf zorgen: schoonmaken, je bed verschonen en koken. Door de drukte rondom je studie en de verleiding van sociale activiteiten kan een ontbijtje er dan wel eens bij inschieten met alle gevolgen van dien. Hoewel deze eerste maaltijd een belangrijke functie heeft, slaan veel studenten het ontbijt over om verschillende redenen. Dit kan voor vele studenten betekenen dat het gewicht gestaag toeneemt. Hoe kunnen deze studenten aangezet worden om wel de dag te starten met een ontbijt? In dit onderzoeksrapport wordt er verslag gedaan van een onderzoek naar de effecten die fear appeals, met betrekking tot het ontbijtgedrag, hebben op het geïntendeerde gedrag van studenten. In deze 'angstaanjagende beelden' wordt er gewaarschuwd voor overgewicht waarbij als aanbeveling, om dit te voorkomen, het belang van het ontbijt benadrukt wordt. In het onderzoek wordt nagegaan of fear appeals een positief effect hebben op het geïntendeerde gedrag. Daarnaast wordt gekeken welke effectverschillen er voorkomen. In dit voorwoord maak ik gebruik van de mogelijkheid om een aantal mensen te bedanken. Allereerst wil ik Yfke Ongena bedanken, mijn scriptiebegeleidster, voor de ondersteuning en begeleiding bij het uitvoeren van het experiment en het schrijven van dit onderzoeksrapport. Zowel via de mail als bij de spreekuren kreeg ik waardevolle feedback waardoor ik weer goed verder kon werken. Verder wil ik mijn zus, vader en vriend bedanken. Saskia, bedankt voor het controleren van mijn scriptie vanuit wetenschappelijk oogpunt. Jaap, aan de hand van jouw feedback heb ik aanpassingen kunnen doen zodat dit rapport ook goed leesbaar is voor mensen buiten mijn vakgebied. Bedankt hiervoor. Robert, bedankt voor de laatste taalkundige controle en alle steun tijdens het schrijven van mijn scriptie. Ook wil ik de tweede lezer van mijn scriptie, Carel Jansen, bedanken. Daarnaast bedank ik alle proefpersonen die deel hebben genomen aan het onderzoek, zonder jullie was het experiment niet uit te voeren. Arnhem, 16 juli 2012 Désirée Boerema 5

6 Inhoudsopgave 1. INLEIDING AANLEIDING ONDERZOEK Overgewicht bij studenten Oorzaken overgewicht studenten Ontbijtgedrag studenten Nut van ontbijten Kennis over belang van ontbijt VRAAGSTELLING LEESWIJZER THEORETISCH KADER PERSUASIEVE COMMUNICATIE Intenties en gedragsverandering Voorspellen en begrijpen van gedrag FEAR APPEALS VERWERKING VAN FEAR APPEALS Protection motivation theory Extended Parallel Process Model Verantwoording keuze model FEAR APPEALS IN GEZONDHEIDSVOORLICHTING Vormgeving afbeeldingen fear appeals Effectiviteit fear appeals in gezondheidscampagnes Effectiviteit fear appeals met betrekking tot overgewicht HYPOTHESES Hypotheses bij hoofdvraag één Hypotheses bij hoofdvraag twee METHODE ONDERZOEKSMETHODE EXPERIMENTEEL DESIGN INSTRUMENTARIUM Vormgeving advertentie Vormgeving enquête Validiteit instrumentarium DATAVERZAMELING Beschrijving procedure Werving proefpersonen PROEFPERSONEN EXPERIMENT RESULTATEN ONDERZOEKSGROEP EN RANDOMISATIECONTROLE Verdeling woonsituatie Verdeling leeftijd Verdeling opleiding Verdeling ontbijtgedrag BETROUWBAARHEIDSANALYSE

7 4.3 VARIANTIEANALYSE VERGELIJKEN GROEPEN Vergelijking met betrekking tot mate efficacy Vergelijking met betrekking tot mate van threat Vergelijking met betrekking tot effect fear appeal Toetsing hypothese Toetsing hypothese CORRELATIES Samenvoegen variabelen Correlatie tussen perceived threat en fear Toetsing hypothese Correlatie tussen perceived efficacy en danger control mode Toetsing hypothese Correlatie tussen perceived efficacy en fear control mode Toetsing hypothese VARIANTIEANALYSE INTERFERERENDE VARIABELEN Mogelijk interfererende effecten op de variabele perceived threat Mogelijk interfererende effecten op de variabele fear Mogelijk interfererende effecten op de variabele fear control mode Mogelijk interfererende effecten op de variabele perceived efficacy Mogelijk interfererende effecten op de variabele danger control mode CONCLUSIE DISCUSSIE BIBLIOGRAFIE BIJLAGEN BIJLAGE I: PROTECTION MOTIVATION THEORY BIJLAGE II: AFBEELDINGEN UIT ONDERZOEK HERTGERS EN JANSEN (2006) BIJLAGE III: OVERZICHT VARIABELEN BIJLAGE IV: ONDERZOEKSMATERIAAL BIJLAGE V: INHOUD ENQUÊTES MET BETREKKING TOT VARIABELEN BIJLAGE VI: ENQUÊTE BIJLAGE VII: BETROUWBAARHEIDSANALYSE CRONBACH'S ALPHA BIJLAGE VIII: OPERATIONALISATIE TERMEN MET BETREKKING TOT DE HOOFDVRAGEN BIJLAGE IX: VARIANTIEANALYSE (VERGELIJKEN VAN DE GROEPEN) BIJLAGE X: CORRELATIEANALYSE BIJLAGE XI: VARIANTIEANALYSE (INTERFERERENDE VARIABELEN) BIJLAGE XII: BESCHRIJVENDE STATISTIEK

8 1. Inleiding Om inzicht te geven in het belang van dit onderzoek wordt in dit hoofdstuk beschreven wat de aanleiding is geweest van dit onderzoek ( 1.1). Daarnaast wordt de vraagstelling geïntroduceerd ( 1.2) en de opbouw van dit onderzoeksrapport beschreven ( 1.3). 1.1 Aanleiding onderzoek De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS), Edith Schippers luidt in januari 2012 de noodklok omdat ongeveer de helft van de Nederlanders met overgewicht kampt (RTLNIEUWS, 2012). Uit onderzoek van het RIVM (2012) blijkt dat maar liefst 60%van de mannen in Nederland te zwaar is en bij de vrouwen is dat 44%. Één op de zeven personen uit deze groepen is zelfs zo zwaar, dat er een ernstig gezondheidsrisico bestaat (RIVM, 2012). In deze paragraaf wordt beschreven hoeveel van de Hbo- en WO-studenten anno 2012 overgewicht hebben. Er wordt ingegaan op de oorzaken die aan het overgewicht ten grondslag liggen, hoe het met het ontbijtgedrag gesteld is en wordt beschreven wat het nut van ontbijten is Overgewicht bij studenten In 2010 had maar liefst 42% van de Hbo-studenten te maken met overgewicht (CBS, 2012). Daarvan had 8% ernstig overgewicht (CBS, 2012). In hetzelfde jaar had 37% van de WO-studenten overgewicht, waarvan 4% kampten met een ernstig overgewicht (CBS, 2012). Wanneer iemand eenmaal overgewicht heeft is afvallen erg moeilijk en als het wel lukt dat zitten de kilo's er gemiddeld na een twee à drie jaar weer aan (Ten Broeke & Veldhuizen, 2010). Uit onderzoek blijkt zelfs dat tweederde van de mensen die gaan lijnen uiteindelijk zwaarder worden dan eerst (Traci Mann, 2010). Het Voedingscentrum (2012) stelt dat overgewicht zowel lichamelijke klachten als geestelijke klachten met zich meebrengt. Bij lichamelijke klachten kan het gaan om hart- en vaatziekten, diabetes en gewrichtsklachten. Bij geestelijke klachten kan het gaan om sociaal-emotionele problemen zoals een negatief zelfbeeld (Voedingscentrum, 2012). Het is duidelijk geworden dat een relatief grote groep Hbo en WO-studenten overgewicht heeft en dit kan vele klachten met zich mee brengen. De vraag is hoe dit voorkomen kan worden en daarvoor is het van belang om eerst te kijken naar de oorzaken die hieraan ten grondslag liggen Oorzaken overgewicht studenten De onderzoeksresultaten van Faas (2012) geven inzicht in de oorzaken van overgewicht bij studenten. Faas (2012) heeft onderzoek gedaan naar de gewichtstoename bij studenten. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de gewichtstoename vooral toegeschreven lijkt te kunnen worden aan het ongezonde eten en het krijgen van te weinig beweging (Volksgezondheid, 2007; Faas, 2012). Hierdoor krijgt het lichaam meer energie binnen dat het nodig heeft (Volksgezondheid 2007). Het wel of niet thuis wonen (bij ouder(s)/verzorger(s)) en het wel of niet lid zijn van een studentenvereniging bleek ook invloed te hebben op de gewichtstoename van de studenten (Faas, 2012). Studenten die uitwonend zijn en lid zijn van een studentenvereniging kwamen gemiddeld 2,1 kilo aan in drie maanden. Studenten die uitwonend waren en niet aangesloten waren bij een studentenvereniging kwamen gemiddeld 1,2 kilo in drie maanden aan (Faas, 2012). Thuiswonende studenten bleken op gewicht te blijven (Faas, 2012). Dit komt volgens Faas (2012) onder andere doordat ze beïnvloed worden door de ouders. Zo stelt Vansant (2000) dat het ontbijt in het Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 1

9 gezinsleven een belangrijke plaats inneemt (quality time). Naar aanleiding van dit gegeven is er nagegaan hoe het met het ontbijtgedrag van studenten gesteld is Ontbijtgedrag studenten Studenten vertonen lang niet allemaal goed ontbijtgedrag blijkt uit onderzoek van de Radboud Universiteit Nijmegen (2012). Er wordt gesteld dat vooral mannen en studenten die een bètastudie doen, een ontbijt overslaan. Zo blijkt dat 20% van de mannen niet ontbijt en 7% van de vrouwen (Radboud Universiteit Nijmegen, 2012). Volgens Schutte (2012) weten de meeste Nederlanders wel dat ontbijten belangrijk is, maar bijna niemand weet dat het overslaan van een ontbijt verstrekkende gevolgen kan hebben. Schutte (2012) stelt dat Nederlanders niet goed beseffen dat het overslaan van een ontbijt veel invloed heeft op het lichaam van de mens Nut van ontbijten Het nuttigen van een ontbijt is van belang voor een gezond eetpatroon (Voedingscentrum, 2012). Door het ontbijt wordt de spijsvertering en de darmen aan het werk gezet en wordt de stoelgang gestimuleerd (Voedingscentrum, 2012). Het ontbijt vormt een belangrijk deel voor de dagelijkse aanbevolen hoeveelheid voedingstoffen (Vansant, 2000; Schutte, 2012). Door te ontbijten krijg je de broodnodige energie binnen waardoor de concentratie bevorderd wordt (Voedingscentrum, 2012). Daarnaast is het van belang voor het behouden van een gezond gewicht (Voedingscentrum, 2012). Volgens het Voedingscentrum (2012) komt dit onder andere doordat het overslaan van het ontbijt leidt tot later op de ochtend gaan snoepen of snacken. Hierdoor wordt de dagelijkse hoeveelheid energie snel gehaald en overschreden met als gevolg het krijgen van het overgewicht (Voedingscentrum, 2011). Het overslaan van een ontbijt gaat gepaard met overgewicht (Guggenbühl, 2006). Daarnaast stelt Guggenbühl (2006) dat bij mensen met een normaal gewicht die niet ontbijten de gewichtstoename veel sneller gaat dan bij mensen die wel ontbijten. Het nuttigen van een ontbijt biedt alleen maar voordelen (Guggenbühl, 2006). Zo is gebleken dat het nuttigen van een klein ontbijt al remmend werkt op gewichtstoename ondanks dat er in de loop van de dag een hogere calorie-inname hebben (Guggenbühl, 2006). Daarnaast blijkt dat mensen die wel ontbijten hoger scoren op de cognitieve functies en er komt bij deze groep minder vaak absenteïsme voor (Guggenbühl, 2006). Het dagelijks nuttigen van een ontbijt heeft dus niet zowel lichamelijke als psychische voordelen Kennis over belang van ontbijt Het is duidelijk geworden dat ongeveer veertig procent van de studenten (Hbo en Wo) in Nederland last van overgewicht heeft (CBS, 2012). Dit wordt volgens Faas (2012) onder andere veroorzaakt door ongezond eetgedrag, bijvoorbeeld het overslaan van een ontbijt. Uit onderzoek van CBS (2012) is naar voren gekomen dat het ontbijtgedrag, dat invloed heeft op het gewicht, niet optimaal is (CBS, 2012). Een ander belangrijk gegeven is dat Nederlanders niet weten wat voor verstrekkende gevolgen het overslaan van een ontbijt kan hebben (Schutte, 2012). Er wordt aangenomen dat dit ook voor studenten geldt. Het is van belang om over het nut van het ontbijt te communiceren zodat deze kennis overgedragen kan worden en studenten beter ontbijtgedrag gaan vertonen. De vraag is hoe dit gecommuniceerd moet worden en daar wordt in dit onderzoek op ingegaan. In de volgende paragraaf wordt beschreven waar onderzoek naar gedaan is en welke vragen hierbij centraal hebben gestaan. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 2

10 1.2 Vraagstelling In dit onderzoek wordt gericht op het geven van voorlichting aan studenten met betrekking tot het ontbijtgedrag. Er wordt ingegaan op de negatieve gevolgen van het overslaan van het ontbijt zodat studenten hier beter van op de hoogte zijn. Wanneer studenten over deze kennis beschikken bestaat de kans dat ze het belang van ontbijten inzien en daardoor beter ontbijtgedrag vertonen. De vraag is hoe deze voorlichting het beste vormgegeven kan worden. In gezondheidscommunicatie wordt veel gebruik gemaakt van fear appeals. Fear appeals zijn angstaanjagende boodschappen die gebruikt kunnen worden in gezondheidsvoorlichting. Allen en Witte (2000) stellen dat het van belang is om krachtige angstaanjagende boodschappen (fear appeals) te gebruiken met een hoge mate van effectiviteit (efficacy) omdat deze het meest effectief zouden moeten zijn volgens het EPPM (Witte, 1998). Hertgers en Jansen (2006) stellen dat het EPPM (Witte, 1998) alleen gebruikt kan worden om de ervaren bedreiging (perceived threat) en de angstopwinding (fear arousal) te voorspellen. Naar aanleiding van deze verschillende berichten is er voor gekozen om nogmaals na te gaan of het EPPM voorspelt wat het volgens Witte (1998) zou moeten voorspellen zodat ofwel de visie van Allen en Witte (2000) gesteund kan worden of die van Hertgers en Jansen (2006). Daarnaast levert het inzicht in het feit of fear appeals effectief zijn om de kennis over het belang van ontbijten te vergroten en het ontbijtgedrag van studenten te veranderen. Aan de hand van bovenstaande informatie zijn de volgende hoofdvragen geformuleerd: 1. In hoeverre hebben fear appeals, met betrekking tot ontbijten, effect op het geïntendeerde gedrag van studenten? 2. In hoeverre verloopt de verwerking van boodschappen over overgewicht met een fear appeal conform de voorspellingen van het Extended Parallel Process Model? Voor de eerste hoofdvraag is gekozen omdat het antwoord op de vraag inzicht geeft in de reactie van studenten op angstaanjagende boodschappen (fear appeals) in advertenties met als onderwerp: het voorkomen van overgewicht door te ontbijten. Het geeft inzicht in het feit of studenten angst ondervinden na blootstelling aan de angstaanjagende boodschap (fear appeal) en daarnaast kan nagegaan worden of ze wel of niet de intentie hebben om het aanbevolen gedrag uit te voeren. Wanneer blijkt dat angstaanjagende boodschappen (fear appeals) een positief effect hebben op het geïntendeerde gedrag van de studenten, kunnen deze gebruikt worden in voorlichtingsmateriaal met als gevolg een toename aan studenten met beter ontbijtgedrag. Dit zou een afname in studenten met overgewicht (mede veroorzaak door slecht of niet ontbijten) als gevolg kunnen hebben. Daarnaast geeft het inzicht in de effectiviteit van het gebruik van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) in voorlichtingsmateriaal dat zich richt op preventie van overgewicht. De tweede hoofdvraag is geformuleerd zodat, zoals eerder genoemd, nagegaan kan worden of er steun gegeven kan worden aan Allen en Witte (2000) of Hertgers en Jansen (2006). In bijlage XIII worden de termen fear appeals, ontbijt, student en geïntendeerd gedrag geoperationaliseerd. 1.3 Leeswijzer De inhoud van dit onderzoeksrapport wordt kort besproken zodat duidelijk wordt hoe dit rapport opgebouwd is. In het volgende hoofdstuk van dit rapport wordt een theoretisch kader gegeven. Hierin wordt beschreven wat persuasieve communicatie is, hoe fear appeals ingezet kunnen worden, Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 3

11 waarmee rekening gehouden dient te worden om fear appeals zo effectief mogelijk in te kunnen zetten en er wordt ingegaan op de effectiviteit van fear appeals in gezondheidsvoorlichting. In hoofdstuk drie wordt ingegaan op de methodologische aspecten van dit onderzoek. Er wordt beschreven welke experimentele methode er gebruikt is, hoe het instrumentarium vormgegeven is en hoe de data verzameld is. Daarnaast wordt in gegaan op het experimentele design, de validiteit van het instrumentarium en er wordt een beschrijving gegeven van de doelgroep. In het vierde hoofdstuk worden de resultaten gepresenteerd en geïnterpreteerd. Vervolgens wordt in hoofdstuk vijf een conclusie gegeven waarin de hoofdvraag beantwoord wordt aan de hand van de resultaten. Het rapport wordt afgesloten met een discussie, hoofdstuk zes, waarin beschreven staat wat de zwakke punten zijn van het onderzoek en er worden aanbevelingen gedaan voor een eventueel vervolg onderzoek. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 4

12 2. Theoretisch kader In dit hoofdstuk wordt een bredere context van het onderzoek geschetst. Met behulp van de relevante theorieën wordt verantwoord waarom er verwacht wordt dat de interventie effect heeft. Eerst wordt besproken wat er onder persuasieve communicatie verstaan wordt ( 2.1) en er wordt ingegaan op fear appeals ( 2.2). Vervolgens worden er twee modellen besproken die betrekking hebben op het voorspellen van de effecten van fear appeals ( 2.3). In 2.5 wordt ingegaan op de effectiviteit van fear appeals met betrekking tot overgewicht. Vervolgens worden de hypothesen geïntroduceerd ( 2.5). 2.1 Persuasieve communicatie Dagelijks wordt er geprobeerd om mensen te overtuigen hun gedrag te veranderen door te spiegelen met een bepaald rolmodel (Michels, 2006). Er wordt bijvoorbeeld verteld dat de ene tandpasta beter is dan de andere, dat het beter is om niet te roken in plaats van wel en dat het belangrijk is om gezond te leven. We worden dagelijks met persuasieve gezondheidscommunicatie geconfronteerd. Dit soort communicatie is niet meer weg te denken uit ons leven. Perloff (2010: 12) definieert persuasieve communicatie als volgt: a symbolic process in which communicators try to convince other people to change their attitudes or behavior regarding an issue through the transmission of a message, in an atmosphere of free choice. Samengevat is overreding het proces van de attitudeverandering of gedragsverandering (Brehm, Kassin, Fein & Mervielde, 2000). In deze paragraaf wordt ingegaan op hoe gedrag veranderd, voorspeld en begrepen kan worden Intenties en gedragsverandering Volgens Fishbein en Ajzen (1980) vormt de intentie om bepaald gedrag te vertonen een centrale variabele om gedragsverandering te realiseren. De gedragsintentie is de directe factor voor het gedrag zelf (Fishbein & Ajzen, 1980; Fishbein, 1980). De variabele 'gedragsintentie' wordt vervolgens beïnvloed door attitudes, perceptuele controle en subjectieve normen (Fishbein & Ajzen, 1980). Een attitude is volgens Fishbein en Ajzen (1980) een aangeleerde bereidheid om op een consistent (on)gunstige manier te (re)ageren. Perceptuele controle heeft betrekking op de waargenomen bronnen (interne en externe controleovertuigingen) om zijn eigen gedrag te controleren en succesvol uit te kunnen voeren (Schifter & Ajzen, 1985; Ajzen & Madden, 1986; Ajzen 1991). Een subjectieve norm is een functie van de individuele overtuiging dat de sociale contactpersonen zoals familie en vrienden verwachten dat men een bepaald gedrag wel of niet vertoont en de individuele motivatie om daar aan te voldoen (Fishbein, 1980; Johnston & White, 2003). Volgens de theorie van Fishbein en Ajzen (1980) speelt de gedragsintentie een cruciale rol bij het realiseren van gedragsverandering. In persuasieve communicatie is het van belang om rekening te houden met het belang van de gedragsintentie en de factoren die hier invloed op hebben omdat de kans op gedragsverandering hiermee vergroot kan worden (Fishbein & Ajzen, 1980) Voorspellen en begrijpen van gedrag Fishbein en Yzer (2003) hebben onderzocht hoe interventies, die gericht zijn op effectief gezondheidsgedrag, ontwikkeld kunnen worden. Volgens Fishbein en Yzer (2003) zijn er een gelimiteerd aantal variabelen nodig voor het voorspellen en begrijpen van gedrag. Deze zitten verwerkt in de volgende drie gedragstheorieën: health belief model, social cognitive theory en theory Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 5

13 of reasoned action. Zowel uit het health belief model als uit de social cognitive theory komt naar voren dat het van belang is dat de persoon gelooft dat de voordelen van het gewenste gedrag opwegen tegen de nadelen van het gewenste gedrag (Fishbein & Yzer, 2003). Uit het health belief model komt nog een tweede variabele naar voren: de persoon moet geloven dat hij/zij risico loopt om de serieuze, ernstige, negatieve gezondheidseffecten op te lopen. Fishbein & Yzer, 2003). Als dit gelooft wordt dan kan pas het gewenste gezondheidsgedrag uitgevoerd worden. De derde variabele is afkomstig uit de social cognitive theory: de persoon moet volgens deze theorie denken dat hij of zij in staat is om het gewenste gedrag uit te voeren (Fishbein & Yzer, 2003). In de theory of reasoned action wordt gesteld dat het uiten van het gewenste gedrag primair bepaald wordt door de kracht van de intentie van de persoon om het desbetreffende gedrag uit te voeren (Fishbein & Yzer, 2003). Volgens deze theorie wordt de intentie om het gegeven gedrag te uiten bepaald door twee factoren: de attitude van de persoon om het gedrag te uiten en de subjectieve norm tegenover het gedrag (Fishbein & Yzer, 2003). Dit is vergelijkbaar met wat Fishbein en Ajzen (1980) stellen. Zij stellen daarnaast dat perceptuele controle ook invloed heeft op de intentie (Fishbein en Ajzen, 1980). Aan de hand van deze informatie is duidelijk geworden dat persuasieve communicatie van belang is om zowel de attitude- als gedragsverandering teweeg te brengen. De vraag is hoe dit het beste vormgegeven kan worden. 2.2 Fear appeals Persuasieve communicatie kan op verschillende manieren vormgegeven worden. Een manier van vormgeven is het gebruik van een fear appeal (Witte, 1992; Knobbout & Van Wel, 1996; Baan, 2008). Bij fear appeals gaat het om angstaanjagende boodschappen die mensen op een shockerende wijze confronteren met de negatieve gevolgen van bepaald risicogedrag met als doel om het risicogedrag niet meer te vertonen (SWOV, 2011). Een angstaanjagende boodschap (fear appeal) heeft meestal een confronterende inhoud in de vorm van direct, persoonsgericht taalgebruik en harde of pijnlijke beelden (Witte, 1992; Knobbout & Van Wel, 1996). Daarnaast bevat de boodschap meestal een heldere en toepasbare aanbeveling om de negatieve gevolgen te vermijden (Witte, 1992; Knobbout & Van Wel, 1996). Volgens Baan (2008) wordt er geprobeerd om met angstaanjagende boodschappen (fear appeals) mensen bang te maken, waardoor de attitude tegenover het risicogedrag veranderd kan worden. Dit heeft vervolgens weer invloed op het geïntendeerde gedrag (Fishbein & Ajzen, 1980). In de volgende paragraaf wordt beschreven hoe deze veranderingen tot stand kunnen komen. 2.3 Verwerking van fear appeals Er zijn verschillende verklaringen voor de waargenomen effecten die angstaanjagende boodschappen (fear appeals) teweeg kunnen brengen (O keefe, 2002). Er zijn twee modellen waar al uitgebreid onderzoek naar gedaan is: de Protection motivation theory van Rogers (1975) en het Extended parallel process model van Witte (1998). In deze paragraaf worden beide modellen beschreven. Daarnaast wordt aangegeven welk model gebruikt is voor dit onderzoek en wordt beschreven waarom hier voor gekozen is. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 6

14 2.3.1 Protection motivation theory Het eerste model dat beschreven wordt is de Protection motivation theory van Roger (1975), ook wel afgekort met PMT. Het is een theorie die ingaat op het verklaren en voorspellen van de effecten die angstaanjagende boodschappen (fear appeals) teweeg kunnen brengen. De meest recente versie van het model is in bijlage I van dit rapport te vinden. Wanneer naar het model van Roger (1975) gekeken wordt is te zien dat het model een verschil laat zien tussen twee processen: beoordeling van de bedreiging (threat appraisal process) en de beoordeling van het aangebevolen gedrag (coping appraisal process). Bij de beoordeling van de bedreiging (threat appraisal process) gaat het om de evaluatie van de factoren die invloed hebben op de kans dat het ongezonde gedrag (overslaan van een ontbijt) vertoond zal worden. De ontvanger gaat door met het ongewenste gedrag als de beloning van het ongezonde gedrag groter is dan de ervaren ernst (severity) en vatbaarheid (vulnerability) van het gevaar (Roger, 1975). In dit geval beschouwt de persoon de gevolgen van het overslaan van een ontbijt niet als ernstig en verwacht hij/zij niet vatbaar te zijn voor het krijgen van overgewicht als het aanbevolen gedrag niet uitgevoerd wordt. Bij de beoordeling van het aanbevolen gedrag (coping appraisal process) gaat het om de evaluatie van de factoren die invloed hebben op de kans dat het gezonde gedrag (wel ontbijten) wel vertoond zal worden. Voor deze evaluatie geldt: hoe hoger de mate waarin verwacht wordt dat aanbevolen gedrag effectief is (response-efficacy) en de mate waarin men verwacht het aanbevolen gedrag zelf uit te kunnen voeren (self-efficacy) hoe groter de kans is dat het gewenste gedrag uitgevoerd wordt (Roger, 1975). Het komt er op neer dat wanneer iemand verwacht dat dagelijks ontbijten effectief is om overgewicht te voorkomen en inschat dat hij of zij zelf in staat is om dagelijks te ontbijten eerder overgaat tot het aanbevolen gedrag (ontbijten). Hoe hoger de kosten van de reactie (response cost) om het gewenste gedrag uit te voeren, hoe kleiner de kans dat er overgegaan wordt op het gewenste gedrag (Roger, 1975). Wanneer het bijvoorbeeld veel tijd of geld kost om dagelijks te ontbijten kan voor iemand de motivatie verminderen om het aanbevolen gedrag (ontbijten) uit te voeren. In het Protection motivation theory model van Roger (1975) speelt angst (fear) een indirecte rol bij het accepteren van berichten door de beoordeling van de ernst van de situatie (severity). In het Extended Parallel Process Model van Witte (1998) speelt angst (fear) een centrale rol (Witte, 1998). Het EPPM (Witte, 1998) verder waar het PMT gebleven is. Volgens Witte (1998) is het ervaren van angst (fear) de eerste voorwaarde om gedragsverandering teweeg te brengen. Wanneer er geen angst ontstaat na het zien van een angstaanjagende boodschap (fear appeal) dan ziet de persoon het gevolg waarvoor gewaarschuwd wordt niet als ernstig (severity) of ze denken er niet vatbaar (susceptibility) voor te zijn (Witte, 1998). In de volgende subparagraaf wordt het EPPM van Witte (1998) uitgebreid beschreven Extended Parallel Process Model In het EPPM (Witte, 1998) is de verklaring over de beschermende motivatie (protection motivation), uit het PMT (Roger, 1975), verwerkt. Een beschermende motivatie (protection motivation) zal aanzetten tot bericht acceptatie (message acceptance) en uiteindelijk tot de gevaarcontrolerend gedrag (danger control mode) leiden. Het EPPM (Witte, 1998) heeft daarnaast een andere motivatie toegevoegd: de defensieve motivatie (defensive motivation). Deze motivatie zal aanzetten tot Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 7

15 berichtafwijzing (message rejection) en uiteindelijk tot angstcontrolerend gedrag (fear control mode) leiden. In figuur 1 wordt een schematische weergave gegeven van het EPPM (Witte, 1998). Figuur 1: Schematische weergave EPPM-model van Witte (1998) Met het Extended Parallel Process Model van Witte (1998) kunnen effecten van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) voorspeld worden. Uit het model van Witte (1998) is te concluderen dat angstaanjagende boodschappen (fear appeals) de kans vergroten dat ontvangers het aanbevolen gedrag gaan vertonen als aan een aantal voorwaarden is voldaan. Volgens het model zijn er twee fases te onderscheiden. Bij de eerste fase moet de bedreiging (threat) beoordeeld worden en bij de tweede fase moet de effectiviteit (efficacy) beoordeeld worden. Het beoordelen van de bedreiging (threat) kan een angstig gevoel (fear arousal) veroorzaken. Individuele verschillen kunnen invloed uitoefenen op de mate waarin angst (fear) ervaren wordt. Het gaat hier om de angst voor de dreiging waarvoor in de advertentie gewaarschuwd wordt. In dit geval gaat het om de negatieve gevolgen die kunnen ontstaan doordat studenten niet ontbijten. Dit gebeurt wanneer de waargenomen ernst (perceived severity) en de waargenomen vatbaarheid voor het gevaar (perceived susceptibility) groot genoeg zijn. Bij de waargenomen ernst gaat het om het feit of de student de negatieve gevolgen (dik worden) als ernstig beschouwd. Bij waargenomen vatbaarheid gaat het om het feit of de student zelf denkt dat de negatieve gevolgen ook bij hem of haar voorkomen kunnen worden wanneer ze wel dagelijks ontbijt. Na het zien van een angstaanjagende boodschap (fear appeal) zijn er drie mogelijkheden: de ontvanger geeft helemaal geen reactie, wordt een beetje angstig of wordt angstig. In het eerste geval is er helemaal geen effect. In het tweede geval heeft de angstaanjagende boodschap te weinig effect. Dit wil zeggen dat de ontvangers de voorgestelde maatregel dan niet in overweging nemen. Wanneer de ontvangers wel voldoende angstig geworden zijn, dan zijn er twee mogelijkheden: ze proberen het dreigende gevaar af te wenden (danger control mode) of ze proberen hun angstgevoelens kwijt te raken zonder het gevaar te bestrijden (fear control mode). Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 8

16 Wanneer er voldoende angst ervaren is gaat de verwerking van de boodschap verder naar de tweede fase: beoordelen of het aanbevolen gedrag effectief is om de negatieve consequenties te voorkomen. De ervaren effectiviteit (perceived efficacy) wordt beoordeeld aan de hand van de waargenomen effectiviteit (response-efficacy) en de zelfeffectiviteit (self-efficacy). Met de waargenomen effectiviteit wordt bedoeld in welke mate de ontvanger het aanbevolen gedrag (in dit geval: wel ontbijten) als effectief beschouwen om de negatieve gevolgen waarvoor gewaarschuwd wordt (dik worden) te voorkomen. Met waargenomen zelfeffectiviteit gaat het om de mate waarin de ontvanger denkt het aanbevolen gedrag (wel ontbijten) zelf uit te kunnen voeren. De individuele verschillen kunnen invloed uitoefenen op de beoordeling van de effectiviteit. De mate waarin het aanbevolen gedrag als effectief wordt beschouwd heeft invloed op de gedragsintentie. Wanneer de waargenomen effectiviteit (perceived response-efficacy) van de voorgestelde maatregel en de waargenomen zelfeffectiviteit (perceived self-efficacy) genoeg zijn wordt er overgegaan op de gevaarcontrole modus (danger control mode). In dit geval heeft de ontvanger de intentie om het aanbevolen gedrag uit te voeren (protection motivation) en het bericht wordt geaccepteerd (message acceptance). Wanneer de waargenomen effectiviteit (responseefficacy) en de waargenomen zelfeffectiviteit (self-efficacy) niet hoog genoeg zijn gaan de ontvangers over op de angstcontrole modus (fear control mode). Wanneer dit het geval is sluit de ontvanger zich bewust af van de communicatie die de angstgevoelens teweeg heeft gebracht (defensive motivation) en wordt het bericht afgewezen (message rejection) Verantwoording keuze model Hoewel het PMT van Roger (1975) en het EPPM van Witte (1998) veel met elkaar gemeen hebben zijn er verschillen te constateren. Het PMT is een model dat meer ingaat op de cognitieve aspecten en het EPPM gaat meer op emoties. Zo wordt er niet alleen ingegaan op de evaluatie van de effectiviteit van het aanbevolen gedrag (perceived efficacy) maar er wordt ook rekening gehouden met het persoonlijke gevoel van de waargenomen bedreiging (perceived threat). Dit laatste element bepaalt de mate van intensiteit van de reactie op het bericht. Elke persoon evalueert de componenten van een bericht in relatie tot zijn of haar ervaringen, cultuur en persoonlijke karakteristieken. Daarnaast specificeert het EPPM (Witte, 1998) niet alleen de variabelen en processen die leiden tot gewenst gedrag maar de variabelen en processen die leiden tot het ongewenste gedrag. Hierdoor kan inzicht verkregen worden in de motivatie van studenten om wel of niet over te gaan tot het aanbevolen gedrag. Aan de hand van het EPPM (Witte, 1998) kan achterhaald worden waarom angstaanjagende boodschappen (fear appeals) falen en dit kan niet met het PMT (Roger, 1975). Het PMT (Roger, 1975) richt zich alleen op de beschermende motivatie (protection motivation) die aanzet tot berichtacceptatie en niet op de defensieve motivatie (defensive motivation) die aanzet tot berichtafwijzing. Wanneer verklaard kan worden waarom angstaanjagende boodschappen (fear appeals) niet optimaal gewerkt hebben, is er een mogelijkheid om de advertentie aan te passen zodat er wel positieve effecten uit voortkomen. Er is dan ook voor gekozen om het EPPM (Witte, 1998) te gaan gebruiken in dit onderzoek. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 9

17 2.4 Fear appeals in gezondheidsvoorlichting Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) in gezondheidscommunicatie. In deze paragraaf worden relevante onderzoeken besproken die inzicht geven in hoe angstaanjagende boodschappen (fear appeals) vormgegeven moeten worden om het grootste effect teweeg te brengen. Daarnaast wordt ingegaan op de effectiviteit van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) in gezondheidscampagnes en de effectiviteit van angstaanjagende boodschappen met betrekking tot overgewicht Vormgeving afbeeldingen fear appeals Angstaanjagende boodschappen (fear appeals) kunnen zowel tekst als visualisaties bevatten (Baan, 2008). Seo (2008) heeft onderzoek gedaan naar de effectiviteit van visualisaties in gezondheidscommunicatie. Uit het onderzoek is gebleken dat visualisaties effectiever zijn om angst teweeg te brengen dan wanneer er enkel tekst gebruikt wordt (Seo, 2008). Dit komt doordat de percepties van het negatieve aspect (het gevolg waarvoor gewaarschuwd wordt) verbeterd wordt (Seo, 2008). Dit betekent dat visualisaties de betekenis van een verbale tekst kunnen verduidelijken (Seo, 2008; Messaris, 1997). Uit onderzoek van Jansen et al. (2005) naar angstaanjagende boodschappen (fear appeals) in tabaksadvertenties is gebleken dat het gebruik van verbaal-visuele advertenties met expliciete afbeeldingen meer effect heeft op gedragsintenties dan verbaal-visuele advertenties met metaforische, indirecte illustraties. Afbeeldingen op tabaksadvertenties waaruit het gevaar van roken op een hele expliciete manier werd duidelijk gemaakt (bijvoorbeeld door een afbeelding van een keel met een gezwel) leidden tot een versterking van het idee dat roken ernstige gevolgen kan hebben en tot een versterking van de intentie om niet te roken (Jansen et al., 2005). Andere onderzoekers stellen echter dat angst, gevoed door gevoelens van kwetsbaarheid en ernst, niet de belangrijkste drijfveer voor gedragsverandering blijkt te zijn (Ruiter en Kok, 2005) Effectiviteit fear appeals in gezondheidscampagnes Er zijn verschillende onderzoeken gedaan naar de effectiviteit van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) in gezondheidscommunicatie. Allen en Witte (2000) hebben een meta-analyse van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) gedaan waarbij ingegaan werd op de implicaties van effectieve gezondheidscampagnes. De data voor de analyse werd gevormd door meer dan 100 artikelen met als onderwerp angstaanjagende boodschappen (fear appeals). Het doel van de analyse van Allen en Witte (2000) was het verstrekken van een overzichtelijk evaluatie en het geven van een update op het gebied van angstaanjagende boodschappen (fear appeals). Daarnaast hadden Allen en Witte (2000) het doel om te beoordelen hoe mensen reageren op berichten met een angstaanjagende boodschap (fear appeal). Uit het onderzoek van Allen en Witte (2000) komt naar voren dat sterke angstaanjagende boodschappen (fear appeals) een hogere mate van ernst (severity) en vatbaarheid (susceptibility) produceren en dat deze overtuigender zijn dan zwakkere angstaanjagende boodschappen (fear appeals). Daarnaast indiceren de resultaten dat angstaanjagende boodschappen (fear appeals) motiverend werken op de gewenste de gevaarcontrole modus (danger control mode) zoals berichtacceptatie en ongewenste angstcontrole modus (fear control mode) zoals defensieve vermijding of schijnweerstand (Allen & Witte, 2000). Het komt voor dat sterke angstaanjagende Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 10

18 boodschappen (fear appeals) met een hoge mate van effectiviteit (efficacy) de grootste gedragsverandering teweeg brengen, terwijl sterke angstaanjagende boodschappen (fear appeals) met een lage mate van effectiviteit (efficacy) een grotere mate van defensieve reacties teweeg brengen (Allen & Witte, 2000). Dit komt overeen met de voorspellingen die met het EPPM van Witte (1998) gedaan kunnen worden. Allen en Witte (2000) hebben onderzoek gedaan naar de effectiviteit van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) in gezondheidscommunicatie. Er is echter ook onderzoek gedaan naar de effectiviteit van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) die specifiek inspeelden op het voorkomen van overgewicht Effectiviteit fear appeals met betrekking tot overgewicht Hertgers en Jansen (2006) hebben onderzoek gedaan naar de effectiviteit van het gebruik van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) met betrekking tot overgewicht. Het onderzoek heeft zich gericht op de effectiviteit van voorlichtingsmateriaal van SIRE, waarbij kinderen tussen de twaalf en zestien jaar de doelgroep vormden (Hertgers & Jansen, 2006). De effectiviteit van deze materialen is voorspeld met behulp van het Extended Parallel Process Model van Witte (1998). In het onderzoek is ingegaan op twee punten. Ten eerste is er nagegaan wat voor rol consequentiebetrokkenheid vormt bij de verwerking. Consequentiebetrokkenheid wordt in het onderzoek beschreven als de betrokkenheid die ontstaat als ontvangers van een boodschap er veel belang bij hebben om voor zichzelf een juiste keuze te maken ten aanzien van het onderzoek van de boodschap (Hertgers & Jansen, 2006). Ten tweede is er ingegaan op het resultaat van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) in obesitasvoorlichting. Zo is nagegaan in hoeverre de verwerking van obesitasboodschappen met een angstaanjagende boodschap (fear appeal) conform de voorspellingen van het EPPM (Witte, 1998) verlopen zijn. In het onderzoeksmateriaal is gebruik gemaakt van verbale en visuele elementen waarmee ingespeeld wordt op de variabele: ernst (severity), vatbaarheid (susceptibility), effectiviteit (response-efficacy) en zelfeffectiviteit (selfefficacy) uit het EPPM (Hertgers & Jansen, 2006). Uit de resultaten van het onderzoek van Hertgers en Jansen (2006) is naar voren gekomen dat consequentiebetrokkenheid significant positief correleert met de variabelen van het EPPM (Witte, 1998): ervaren vatbaarheid (perceived susceptibility), ervaren bedreiging (perceived threat), angstopwinding (fear arousal), ervaren reactie-effectiviteit (perceived response-efficacy) en de gevaarcontrole modus (danger control mode). Daarnaast is uit het onderzoek (Hertgers & Jansen, 2006) voren gekomen dat er alleen een significante correlatie was tussen de ervaren bedreiging (perceived threat) en de angstopwinding (fear arousal). Uit de resultaten van het onderzoek blijkt dus dat alleen de ervaren bedreiging (perceived threat) en angstopwinding (fear arousal) voorspeld kunnen worden aan de hand van het EPPM (Witte, 1998). Hertgers en Jansen (2006) stellen dan ook dat de gevonden resultaten weinig steun bieden voor het EPPM. Wanneer er gekeken wordt naar de vormgeving van het onderzoeksmateriaal kan er gesteld worden de advertenties niet enkel verschillen op het gebied van de variabelen uit het EPPM (Witte, 1998). De lay-out van de advertenties is verschillend wanneer er bijvoorbeeld gekeken wordt naar het aantal foto's dat er gebruikt zijn, de plek waar deze staan, de inhoud van de afbeeldingen en de hoeveelheid tekst per advertentie verschilt. Deze verschillen kunnen mogelijk een interfererend effect hebben gehad op de resultaten. Voordat hier verder op ingegaan wordt zullen eerst de afbeeldingen beschreven worden. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 11

19 In bijlage II van dit rapport zijn afbeelding drie (figuur 9) en vier (figuur 10) uit het artikel van Hertgers en Jansen (2006) toegevoegd. In afbeelding drie wordt een versie getoond waarmee zowel een hoge mate van bedreiging (threat) als een hoge mate van effectiviteit (efficacy) opgewekt zou moeten worden. Afbeelding vier was bedoeld om een lage mate van bedreiging (threat) en een lage mate van effectiviteit (efficacy) te laten ervaren bij de proefpersonen. De afbeeldingen verschillen van elkaar zodat de verschillende waarden van bedreiging (threat) en effectiviteit (efficacy) ervaren worden door de proefpersonen. Bij de advertentie die bij de participanten een hoge mate van effectiviteit (efficacy) zou moeten oproepen wordt de participant opgeroepen om het gedrag te veranderen en daarnaast wordt er verwezen naar een website en een telefoonnummer die hulp kunnen bieden om het gewenste gedrag uit te voeren. Bij de versie waardoor de participant een lage mate van effectiviteit (efficacy) zou moeten ervaren is de proefpersoon alleen opgeroepen om het gedrag te veranderen. Deze elementen zijn allen in verbale vorm weergegeven. In de afbeeldingen wordt geprobeerd om de participanten een hoge mate van bedreiging (threat) te laten ervaren. Dit is zowel visueel als verbaal vormgegeven. Zo wordt er nadruk gelegd op de gevolgen van overgewicht zodat de ernst benadrukt van de situatie benadrukt wordt (severity). Dit is vormgegeven in een afbeelding van een ambulance waarin een obesitaspatiënt afgevoerd wordt. Daarnaast wordt er een slogan gebruikt waarin gerefereerd wordt aan gezondheid- en uiterlijke aspecten. Ook wordt er ingespeeld op de vatbaarheid (susceptibility) door afbeeldingen te gebruiken waar zowel jongens als meisjes met de leeftijd van de doelgroep afgebeeld worden en er is een vraag geformuleerd: Laat jij het zover komen?. In de versies die bedoeld waren om de participanten een lage mate van threat te laten ervaren, werden er geen schokkende afbeeldingen gebruikt en werd impliciet gerefereerd naar de risico s die overgewicht met zich meebrengt. Zoals eerder aangegeven zijn er verschillen te zien, in andere variabelen dan de beoogde, wanneer er gekeken wordt naar de twee advertenties. Zo worden in advertentie drie wel mensen afgebeeld en in advertentie vier niet. In advertentie drie zijn meer foto s te zien dan in advertentie vier. In advertentie vier komt wel een slogan voor en in advertentie drie niet. In advertentie drie is meer tekst te zien dan in advertentie vier. Ook de indeling van de visualisaties en de tekstelementen verschillen erg van elkaar. Door de advertenties enkel te laten verschillen op de elementen die invloed hebben op het ervaren van een lage of hoge mate van bedreiging (threat) en effectiviteit (efficacy), kunnen eventuele interfererende effecten beperkt worden. Doordat er geen rekening is gehouden met deze mogelijk interfererende variabelen kan het zijn dat de resultaten beïnvloed zijn, waardoor mogelijk geen steun is gevonden voor het EPPM van Witte (1998). Er is voor gekozen om onderzoek te doen naar het EPPM (Witte, 1998) om na te gaan of er wel steun gevonden wordt voor het EPPM (Witte, 1998) wanneer de advertenties minder verschillen van elkaar. 2.5 Hypotheses Als logisch gevolg op de theorie die in dit hoofdstuk behandeld is, worden de hypotheses geformuleerd. Zoals in de inleiding beschreven zijn er twee hoofdvragen geformuleerd. In deze paragraaf worden de hypotheses per hoofdvraag besproken. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 12

20 2.5.1 Hypotheses bij hoofdvraag één De eerste hypotheses zijn geformuleerd bij de hoofdvraag: In hoeverre hebben fear appeals, met betrekking tot ontbijten, effect op het geïntendeerde gedrag van studenten?. Het is van belang om na te gaan in welke mate er effecten zijn wanneer er gekeken wordt naar angst (fear) en de gevaarcontrole modus (danger control mode). Dit is van belang omdat de score op angst (fear) invloed heeft op de gevaarcontrole modus (danger control mode). Wanneer er hoog genoeg gescoord wordt op angst (fear) wordt de kans vergroot dat de student over gaat op de gevaarcontrole modus (danger control mode). Het is van belang dat studenten overgaan op de gevaarcontrole modus (danger control mode) omdat ze dan de intentie hebben om het aanbevolen gedrag uit te voeren. Daarom zijn er hypothesen geformuleerd die betrekking hebben op deze twee variabelen. Hypothese 1: Ha: Studenten die aan een advertentie met een fear appeal blootgesteld worden, scoren gemiddeld hoger op fear dan studenten die aan een advertentie zonder deze fear appeal elementen blootgesteld zijn. Hypothese 2: Ha: Studenten die aan een advertentie met een fear appeal blootgesteld worden, scoren gemiddeld hoger op danger control mode dan studenten die aan een advertentie zonder deze fear appeal elementen blootgesteld zijn Hypotheses bij hoofdvraag twee De volgende hypotheses zijn geformuleerd bij de volgende hoofdvraag: In hoeverre verloopt de verwerking van boodschappen over overgewicht met een fear appeal conform de voorspellingen van het Extended Parallel Process Model?. In is het EPPM (Witte, 1998) uitgebreid beschreven. Hier is naar voren gekomen dat de score op de ervaren bedreiging (perceived threat) invloed heeft op de angst (fear) die ervaren wordt. Wanneer er voldoende angst ontstaat gaat de verwerking van de boodschap verder met het bepalen van de effectiviteit van het aanbevolen gedrag (perceived efficacy) en deze heeft vervolgens invloed op het gedrag: de angstcontrole modus (fear control mode) of de gevaarcontrole modus (danger control mode). Om het model te toetsen zijn de volgende drie hypothesen geformuleerd: Hypothese 3: Ha: Studenten die hoog scoren op perceived threat scoren gemiddeld hoger op fear dan studenten die lager scoren op perceived threat. Hypothese 4: Ha: Studenten die hoog scoren op perceived efficacy scoren gemiddeld hoger op danger control mode dan studenten die lager scoren op perceived efficacy. Hypothese 5: Ha: Studenten die laag scoren op perceived efficacy scoren gemiddeld hoger op fear control mode dan studenten die hoger scoren op perceived efficacy. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 13

21 Door de vijf hypotheses te toetsen kan nagegaan worden of angstaanjagende boodschappen (fear appeals) effect hebben op het geïntendeerde ontbijtgedrag van studenten. Daarnaast kan getoetst worden of de verwerking van de advertenties zo verloopt als het EPPM van Witte (1998) voorspelt. In het volgende hoofdstuk zal beschreven worden hoe deze vijf hypotheses getoetst zijn. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 14

22 3. Methode Om antwoord te krijgen op de onderzoeksvraag is er een experiment opgezet. In dit hoofdstuk wordt beschreven welke onderzoeksmethode er gebruikt is ( 3.1) en hoe het experimenteel design er uit heeft gezien ( 3.2). Vervolgens wordt het instrumentarium beschreven ( 3.3), er wordt beschreven hoe de data verzameld is ( 3.4) en er wordt een beschrijving gegeven van de proefpersonen uit het experiment ( 3.5). 3.1 Onderzoeksmethode Om na te gaan of angstaanjagende boodschappen (fear appeals) effect hebben op het geïntendeerde gedrag van studenten en het EPPM (Witte, 1998) te toetsen is er online een experiment uitgevoerd in de vorm van een enquête. Een enquête bood de mogelijkheid om de vragenlijst via internet te versturen. Dit had zowel praktische als financiële voordelen: het kostte weinig tijd om proefpersonen te werven, minder papier, er kon een grootschalige doelgroep bereikt worden en de resultaten hoefden niet stuk voor stuk ingevoerd te worden. Daarnaast gaven de proefpersonen antwoorden op de vragen op een voor hun gelegen moment en hoefden ze enkel op een paar knoppen te drukken om de resultaten te versturen. Een nadeel van het digitaal enquêteren is dat er een grotere kans is op satisficing (haastig invullen) wordt (Krosnick, 1991). Dit is ondervangen doordat het invullen van de enquête maar vijf minuten in beslag nam. De enquête is te vinden in bijlage VI van dit rapport. In paragraaf 3.3. wordt beschreven hoe de enquête vormgegeven is. Voordat hier op ingegaan wordt zal eerst het design van het experiment besproken worden. 3.2 Experimenteel design Nu de onderzoeksmethode bekend is kan het experimentele design beschreven worden. Voor het experiment zijn er vier groepen onderscheiden. In tabel 1 wordt schematisch weergegeven welke groepen in dit experiment onderscheiden zijn en welke stimulus aan de groepen gegeven is. Groep Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Stimulus 1 Blootstelling aan advertentie met fear appeal Blootstelling aan advertentie met fear appeal Blootstelling aan advertentie met fear appeal Blootstelling aan advertentie zonder fear appeal Hoge threat Hoge threat Hoge efficacy Lage efficacy Tabel 1: Overzicht indeling proefpersoongroepen Lage threat Hoge efficacy In tabel 1 is te zien dat er in het experiment vier groepen onderscheiden zijn. Groep één, twee en drie zijn blootgesteld aan een advertentie met angstaanjagende boodschap (fear appeal), terwijl deze bij groep vier afwezig was. Alle vier groepen hebben vervolgens vragen voorgelegd gekregen in de vorm van een enquête. Er is gekozen om verschillende advertenties met angstaanjagende boodschappen (fear appeals) te gebruiken zodat het toeval, dat de ene angstaanjagende boodschap (fear appeal) effect heeft, verminderd wordt. De drie advertenties met angstaanjagende boodschap (fear appeal) zijn vergelijkbaar, maar verschillen op twee punten: de mate waarin ze bedreiging Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 15

23 (threat) en effectiviteit (efficacy) oproepen. De advertenties zijn gemanipuleerd zodat uit de resultaten van de drie groepen valt af te leiden of de boodschap wordt verwerkt is zoals het EPPM (Witte, 1998) voorspelt. In de vierde groep worden de proefpersonen blootgesteld aan een advertentie zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal). Deze groep vormt de controlegroep zodat nagegaan kan worden of een eventueel effect, dat uit het experiment naar voren kan komen, toe te schrijven is aan de angstaanjagende boodschappen (fear appeals). Nu duidelijk is hoe het experiment ontworpen is zal het instrumentarium beschreven worden. 3.3 Instrumentarium Bij dit experiment is gebruik gemaakt van een enquête bestaande uit een advertentie met vragenlijst. De vormgeving van de advertentie beschreven en verantwoord. Daarnaast wordt beschreven hoe de enquête vormgegeven is en als laatste wordt ingegaan op de validiteit van het meetinstrument Vormgeving advertentie Voorafgaand aan de enquête zijn de proefpersonen blootgesteld aan een advertentie die een interventie vormt tegen overgewicht. Drie van deze advertenties bevatten een visuele en tekstuele angstaanjagende boodschap (fear appeal) waarbij expliciet ingegaan wordt op de (mogelijke) gevolgen van het overslaan van het ontbijt. Omdat er nog niet eerder onderzoek gedaan was naar de werking van angstaanjagende boodschappen (fear appeals) met betrekking tot ontbijtgedrag van studenten, zijn de resultaten van het onderzoek van Jansen et al. (2005), Hertgers en Jansen (2006) en Seo (2008) als uitgangspunt genomen. Dit betekende concreet dat er verbaal-visuele advertenties ontwikkeld zijn met expliciete teksten en afbeeldingen. Waarbij getracht is om de advertenties enkel te laten verschillen op de variabelen uit het EPPM (Witte, 1998): ernst (severity), vatbaarheid (susceptibility), reactie-effectiviteit (response-efficacy) en zelfeffectiviteit (self-efficacy). Tevens is hier voor gekozen om hiermee de kans op een maximaal effect te vergroten. Bij de vierde advertentie is geen gebruik gemaakt van een angstaanjagende boodschap (fear appeal) omdat deze groep als controlegroep diende. Zo kon nagegaan worden of eventuele effecten toe te schrijven waren aan de angstaanjagende boodschap (fear appeal). De vier advertenties zijn in bijlage IV van dit rapport te vinden. De advertenties met angstaanjagende boodschap (fear appeal) verschillen in de mate waarin ze bedreiging (threat) en effectiviteit (efficacy) moeten laten ervaren bij de proefpersonen. In tabel 2 wordt een overzicht gegeven van de manipulaties van de advertentie. In bijlage IV worden de manipulaties verantwoord. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 16

24 Groep nummer Groep 1 Groep 2 Groep 3 Waarden Hoge threat Hoge efficacy Hoge threat Lage efficacy Lage threat Hoge efficacy THREAT Severity Visueel Persoon met overgewicht in ziekenhuis Persoon met overgewicht in ziekenhuis Personen met overgewicht Verbaal Niet ontbijten leidt tot overgewicht Niet ontbijten kan leiden tot overgewicht Niet ontbijten kan leiden tot overgewicht Susceptibility Visueel Verbaal Tabel 2: Schematische weergave manipulaties van de advertenties De vierde advertentie bevat geen angstaanjagende boodschap (fear appeal) en er wordt dan ook niet ingespeeld op de variabelen uit de tabel. Daarom wordt de vierde advertentie apart beschreven. De bovenste helft van advertentie vier is gevuld met een afbeelding van mensen, net als de andere drie advertenties. In de eerste twee regels wordt ingegaan op het ongewenste gedrag en daar wordt met de volgende zinnen op ingespeeld: 'Ontbijten om op een gezond gewicht te blijven' en 'De kans op overgewicht is groter als je niet ontbijt'. Daarnaast wordt er ook ingespeeld op het aanbevolen gedrag met de volgende zin en link: 'Start de dag met een ontbijt zodat je later op de dag minder gaat snoepen' en ' Nu de vormgeving van de advertenties bekend is zal ingegaan worden op de vormgeving van de enquête Vormgeving enquête Ook jij kan zo dik worden als je niet ontbijt! Ook jij kan zo dik worden als je niet ontbijt! Ook jij kan zo dik worden als je niet ontbijt! EFFICACY Self-efficacy Visueel Verbaal Ga naar om te kijken welk ontbijt bij jou past! Ga naar om te kijken welk ontbijt bij jou past! Response efficacy Visueel Verbaal Start de dag met een ontbijt en verklein daarmee de kans op overgewicht. Start de dag met een ontbijt en verklein daarmee de kans op overgewicht. Start de dag met een ontbijt en verklein daarmee de kans op overgewicht. In dit onderzoek is gewerkt met een enquête om na te gaan of angstaanjagende boodschappen (fear appeals) effect hebben op het geïntendeerde ontbijtgedrag van studenten. De enquête is op te delen in twee onderdelen: vragen die persoonlijke gegevens opleveren en stellingen met betrekking tot de variabelen uit het EPPM (Witte, 1998). In bijlage V van dit rapport is de inhoud van de enquête te vinden. In de vragen wordt er ingegaan op persoonlijke gegevens die mogelijk invloed kunnen hebben op het geïntendeerde gedrag. In de stellingen wordt er ingegaan op de voorwaarden uit het EPPM (Witte, 1998) zodat nagegaan kon worden of de mate van bedreiging (threat) invloed heeft gehad op de variabele angst (fear), of de score op angst (fear) invloed heeft gehad op de angstcontrole modus (fear control mode) en de mate van effectiviteit (efficacy) invloed heeft gehad op de score op de angstcontrole modus (danger control mode). Zo kon nagegaan worden of de verwerking verloopt via het EPPM (Witte, 1998). In bijlage V wordt verantwoord waarom welke stellingen in de enquête gebruikt zijn en in bijlage VI is de werkelijke enquête die voor het experiment gebruikt is te vinden. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 17

25 3.3.3 Validiteit instrumentarium Nadat het instrumentarium ontwikkeld was is er een pretest gedaan om de validiteit van het meetinstrument te vergroten. In de pretest is nagegaan of de meetmethode inhoudelijk het beoogde effect afdekte. Om te testen of dit voor dit experiment daadwerkelijk het geval was, is er een pretest gedaan onder een vijftal studenten, met een verschillend opleidingsniveau (twee HBO en drie WO) en van verschillende leeftijden (variërend van 18 tot 27). Er is gevraagd om de enquête in te vullen. Vervolgens is de inhoud van de enquête besproken om na te gaan of er stellingen zijn die niet duidelijk geformuleerd waren en begrepen werden. Daarnaast is achteraf besproken of deze studenten ook verwachtten dat door dit onderzoeksmateriaal de informatie verkregen wordt om vervolgens de hoofdvraag te kunnen beantwoorden. Omdat naar aanleiding van de pretest geen wijzigingen meer doorgevoerd hoefden te worden kon er gestart worden met het verzamelen van de data. 3.4 Dataverzameling Zoals eerder aangegeven is er gebruik gemaakt van een online enquête welke verspreid is via het internet. In deze paragraaf wordt beschreven hoe de wervingsprocedure er uit heeft gezien en via welke kanalen de proefpersonen geworven zijn Beschrijving procedure De wervingsprocedure heeft er als volgt uit gezien. De proefpersonen zijn gevraagd om deel te nemen aan dit experiment. Er is aangegeven vanuit welke studierichting (CIW) het experiment uitgevoerd wordt en vanuit welke instelling (Rijksuniversiteit Groningen) het afkomstig is. Daarnaast is aangegeven aan welke voorwaarden men moest voldoen om aan het experiment te kunnen deelnemen (studeren en tussen de zestien en dertig jaar zijn). Vervolgens konden de proefpersonen op vrijwillige basis deelnemen aan het experiment door op de bijgevoegde link te klikken die ze naar de online enquête bracht. De enquêtes zijn opgesteld via de website waarin de vier versies (zie tabel 1) at random verdeeld zijn over de proefpersonen. Met at random wordt bedoeld dat de enquêtes op willekeurige volgorde onder de proefpersonen verdeeld worden. De proefpersonen krijgen geen beloning voor de deelname. Vervolgens kwam men bij één van de enquêtes terecht. In bijlage VI is de enquête te vinden die gebruikt is voor het experiment. In deze bijlage worden ook de teksten gegeven die voorafgaand, tussendoor en achteraf aan de proefpersonen getoond zijn. Na het versturen van de enquête is er een mogelijkheid geboden om een adres achter te laten zodat de resultaten van het experiment te zijner tijd opgestuurd kunnen worden. Geen één proefpersoon heeft van deze optie gebruik gemaakt Werving proefpersonen Nu duidelijk is geworden hoe het bericht om proefpersonen te werven ingericht is, wordt beschreven via welke kanalen dit bericht verspreid is. De proefpersonen zijn via internet geworven via LinkedIn, Facebook, Twitter en internetfora. Op LinkedIn is in diverse grote groepen een bericht geplaatst waar veel studenten in de groep zaten. Dit kon achterhaald worden door bij het groepsprofiel te kijken. Daar is te zien hoeveel procent van de groep studeert. Op Facebook is het bericht geplaatst op pagina's waar veel studenten bij aangesloten waren. Daarnaast is het bericht door meerdere mensen gedeeld waardoor het bereik vergroot werd. Ook via Twitter is een oproepje gedaan aan studerende mensen tussen de zestien en dertig jaar. Het verzoek is ook op verschillende studentenfora gezet Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 18

26 zoals studentenforum.net en studentenforum.nl. Op het eerste forum was een speciale map aangemaakt om proefpersonen te werven met het idee om enquêtes voor elkaar in te vullen (mits je tot de doelgroep behoorde). Ook via deze weg zijn meerdere proefpersonen geworven. In de volgende paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de proefpersonen die aan het experiment deelgenomen hebben. 3.5 Proefpersonen experiment In totaal hebben 116 proefpersonen aan het experiment deelgenomen. Het gaat hier om studenten die een HBO of WO opleiding volgen, binnen de leeftijdscategorie van zestien en dertig jaar. Hier is voor gekozen om de vergelijkbaarheid van de proefpersonen te vergroten. In paragraaf 3.1 is duidelijk geworden dat er vier groepen gevormd zijn. Van de 116 proefpersonen zijn 28 blootgesteld aan de advertentie (1) met hoge bedreiging (threat), hoge effectiviteit (efficacy), 33 aan de advertentie (2) met hoge bedreiging (threat), lage effectiviteit (efficacy), 27 aan de advertentie (3) met lage bedreiging (threat), hoge effectiviteit (efficacy) en 27 aan een advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal). In het volgende hoofdstuk wordt er verder ingegaan op de kenmerken van de proefpersonen die aan het experiment hebben deelgenomen. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 19

27 4. Resultaten Nu de methode van het onderzoek beschreven is kan ingegaan op de resultaten uit de statistische analyses. Eerst wordt de onderzoeksgroep beschreven en wordt aangegeven of de randomisatie gelukt is. Daarna worden de uitkomsten van de betrouwbaarheidsanalyse (Cronbach s alpha) beschreven. Vervolgens is een variantieanalyse uitgevoerd met een one-way ANOVA test om na te gaan in hoeverre de resultaten van de verschillende groepen verschillen. Door correlaties te berekenen kon nagegaan worden of de verwerking van de boodschap overeenkomt met de voorspellingen van het EPPM (Witte, 1998). Als laatste is er een variantieanalyse uitgevoerd door ANOVA testen te doen zodat nagegaan kon worden of de mogelijk interfererende variabelen werkelijk een interfererend effect hebben gehad. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste en meest opvallende resultaten besproken. Doordat de resultaten op hele percentages afgerond is, bestaat de kans dat de som van de percentages op 101% uitkomt in plaats van 100%. In de verschillende bijlagen waarnaar verwezen wordt, zijn de exacte percentages te vinden. 4.1 Onderzoeksgroep en randomisatiecontrole In de methode is aangegeven dat de enquêtes at random verdeeld zijn over de proefpersonen. In deze paragraaf wordt beschreven hoe de woonsituatie, de leeftijdsopbouw, de opleiding en het ontbijtgedrag van de totale groep proefpersonen er uit zag. Daarnaast is per groep bekeken hoe de verdeling is zodat nagegaan kon worden of het gelukt is om de groepen at random te verdelen. In bijlage XII zijn de resultaten van de chikwadraattoetsen te vinden Verdeling woonsituatie Wanneer er gekeken wordt naar de verdeling van de woonsituatie kan gesteld worden dat 26% van de proefpersonen thuis woonden bij ouder(s)/verzorger(s), 23% woonde samen met een partner en 5% woonde samen met een vriend(in). Verder woonde 31% in een studentenhuis, 12% woonde alleen en 3% van de proefpersonen gaf aan anders te wonen (met partner en kinderen/ met twee zussen en één broer/ op kamers met MBO scholier). In tabel 3 wordt een overzicht gegeven van de verdeling van de woonsituatie per groep. Uit de tabel is af te lezen dat gemiddeld 25% per groep thuiswonend is en gemiddeld 30% in een studentenhuis woont. Uit onderzoek van Faas (2012) is naar voren gekomen dat het wel of niet thuis wonen bij ouder(s)/verzorger(s) invloed kan hebben op het ontbijtgedrag. Dit betekend dat gemiddeld genomen 25% per groep thuiswonend is bij ouder(s)/verzorger(s) en de overige 75% woont op zich zelf. Daarnaast is uit de chikwadraattoets gebleken dat er geen significant verschil bestaat tussen de groepen wat betreft de woonsituatie (X² = 24,4 ; df = 15; p = n.s.). Kijkend naar de resultaten op deze variabelen kan gesteld worden dat de randomisatie gelukt is. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 20

28 Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Groepsgrootte Woonsituatie Thuiswonend 27% 34% 21% 19% Samenwonend (met partner) 40% 11% 21% 22% Samenwonend (met vriendin) 3% - 4% 15% Studentenhuis (met meerdere studenten) 27% 26% 38% 37% Alleen 3% 23% 13% 7% Anders - 6% 4% - Tabel 3: Overzicht verdeling woonsituatie per groep Verdeling leeftijd Wanneer er gekeken wordt naar de verdeling van leeftijd over de gehele populatie kan er gesteld worden dat het grootstel van de proefpersonen een leeftijd had tussen de twintig en zesentwintig jaar (75%). Veertien procent gaf aan tussen de zestien en twintig jaar te zijn en 10% gaf aan een leeftijd te hebben tussen de vijfentwintig en eenendertig jaar. In tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de leeftijdsverdeling per groep. Uit de tabel is af te lezen dat gemiddeld 14% per groep een leeftijd had tussen de zestien en twintig jaar. Gemiddeld gezien heeft 75% van de proefpersonen per groep een leeftijd tussen de twintig en zesentwintig jaar. Deze percentages liggen relatief dicht bij elkaar. Uit de chikwadraattoets is gebleken dat er geen significant verschil bestaat tussen de groepen wat betreft de leeftijd (X² = 42,2 ; df = 39; p = n.s.). Aan de hand van deze resultaten kan gesteld worden dat de randomisatie gelukt is. Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Groepsgrootte Leeftijd % 14% 13% 18% % 77 % 66% 78% % 9% 21% 4% Tabel 4: Overzicht verdeling leeftijd per groep Verdeling opleiding Kijkend naar de verdeling in opleiding van de gehele populatie kan er gesteld worden dat 21% van de proefpersonen een studie heeft gedaan of nog bezig met een studie die gerelateerd is aan het onderwerp. Voorbeelden van dit soort opleidingen zijn Biologie en Geneeskunde. 79% van de proefpersonen heeft aangegeven een opleiding gevolgd te hebben of te volgen die niet gerelateerd is aan het onderwerp. In tabel 5 wordt een overzicht gegeven van de verdeling van de opleiding per groep. Uit de tabel is af te lezen van elke groep het grootste deel (gemiddeld 79%) van de proefpersonen geen opleiding heeft gevolgd of aan het volgen was tijden het invullen van de enquête, die betrekking heeft op het onderwerp uit het experiment. Als logisch gevolg heeft het kleinste deel (gemiddeld 21%) van de proefpersonen wel een opleiding gevolgd die betrekking heeft op het onderwerp van het experiment. Uit de chikwadraattoets is gebleken dat er geen significant verschil bestaat tussen de Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 21

29 groepen wat betreft de opleiding (X² = 4,6 ; df = 3; p = n.s.). Ook hier kan gesteld worden dat de randomisatie op gebied van deze variabele gelukt is. Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Groepsgrootte Opleiding Wel gerelateerd 10% 23% 33% 18% Niet gerelateerd 90% 77% 67% 82% Tabel 5: Overzicht verdeling opleiding per groep Verdeling ontbijtgedrag Wanneer er gekeken wordt naar de resultaten van de gehele populatie kan er gesteld worden dat ongeveer de helft van de proefpersonen aan heeft gegeven dagelijks te ontbijten (41%) of gemiddeld zes keer per week te ontbijten (10%). Dit betekent dat 59% van de proefpersonen minimaal één keer per week het ontbijt overslaat. 5% van de proefpersonen hebben aangegeven gemiddeld vijf keer per week te ontbijten, 4% gaf aan gemiddeld vier keer per week te ontbijten, 2% gaf aan gemiddeld drie keer te ontbijten, 3% gaf aan gemiddeld twee keer per week te ontbijten, 1% gaf aan gemiddeld één keer per week te ontbijten en ook gaf 1% aan nooit te ontbijten. Van 39 proefpersonen kan niet achterhaald worden hoe het huidige ontbijtgedrag er uit heeft gezien omdat deze vraag later in het proces toegevoegd is toen er al 39 enquêtes ingevuld waren. In tabel 6 wordt de verdeling van het ontbijtgedrag per groep weergegeven. Voordat ingegaan wordt op de verdeling van het ontbijtgedrag moet eerst gemeld worden dat niet elke proefpersoon een vraag heeft gehad over het huidige ontbijtgedrag omdat deze vraag later aan de enquête toegevoegd is. In tabel 6 is vermeld hoeveel proefpersonen per groep de vraag niet voorgelegd hebben gekregen. Wanneer er gekeken wordt naar de resultaten van het ontbijtgedrag vallen een aantal scores op. Ten eerste valt op dat relatief weinig proefpersonen uit de eerste groep de vraag wel voorgelegd gekregen hebben. Dit komt doordat er voor de toevoeging van de vraag al meer volledig ingevulde enquêtes waren in vergelijking met de andere groepen. Logisch gevolg is dat uit de chikwadraattoets is gebleken dat er significante verschillen zijn tussen de groepen wat betreft het ontbijtgedrag (X² = 59,8 ; df = 24; p < 0.001). Van de proefpersonen die de vraag wel voorgelegd hebben gekregen geeft gemiddeld gezien de grootste groep aan elke dag te ontbijten. Van groep 1 geeft meer dan drievierde deel (75%) aan elke dag te ontbijten, van groep 2 vijfachtste deel (63%), van groep 3 ongeveer de helft (50%) en van groep 4 geeft tweederde deel (67%) aan elke dag te ontbijten. Dit betekend dat, van de proefpersonen die de vraag over het huidige ontbijt voorgelegd gekregen hebben, gemiddeld 37% zes keer of minder vaak ontbijt. Wanneer er enkel gekeken wordt naar de verhoudingen van het ontbijtgedrag zonder rekening te houden met de groep die de vraag niet voorgelegd heeft gekregen, kan gesteld worden dat de groepen ook vergelijkbaar zijn op het gebied van ontbijtgedrag (X² = 17,9 ; df = 1; p = n.s.). Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 22

30 Groep 1 Groep 2 Groep 3 Groep 4 Groepsgrootte Ontbijtgedrag Elke dag 17% 49% 38% 63% 6 x per week - 11% 13% 15% 5 x per week 3% 6% 4% 7% 4 x per week - 6% 8% 4% 3 x per week - - 8% - 2 x per week - 3% 8% - 1 x per week - - 4% - Nooit - 3% - - Niet gevraagd 80% 23% 17% 11% Tabel 6: Overzicht verdeling ontbijtgedrag per groep Met de informatie uit deze paragraaf kan gesteld worden dat de randomisatie gelukt is en is positief voor de betrouwbaarheid van het onderzoek. 4.2 Betrouwbaarheidsanalyse De volgende stap betrof een betrouwbaarheidsanalyse om na te gaan of het gerechtvaardigd is om bij de afhankelijke variabelen te mogen spreken van een betrouwbare, intern samenhangende schaal. Dit geldt voor de volgende afhankelijke variabelen: ernst (severity), vatbaarheid (susceptibility), reactie-effectiviteit (response-efficacy), zelfeffectiviteit (self-efficacy), angst (fear), gevaarcontrole modus (danger control mode) en de angstcontrole modus (fear control mode). Om deze variabelen te meten zijn er per variabele meerdere stellingen geformuleerd (items). Om na te gaan of deze stellingen (per variabele) samengenomen konden worden tot de betreffende variabele, is de Cronbach s alpha berekend. Wanneer deze hoger lag dan 0,60 (bij vijf items of minder) of 0,80 (bij zes items of meer) werd de schaal als intern consistent beschouwd. De resultaten van alle betrouwbaarheidsanalyses zijn in bijlage VII te vinden. In bijlage V worden de stellingen per variabele gegeven. De stellingen waarnaar in deze paragraaf verwezen wordt, zijn in deze bijlage te vinden. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat er sprake is van een interne consistente schaal als er gekeken wordt naar de items van ernst (severity), zelfeffectiviteit (self-efficacy), reactie-effectiviteit (response efficacy), angst (fear) en de gevaarcontrole modus (danger control mode). In tabel 4 worden de resultaten weergegeven (Cronbach's alpha), het aantal items en de bijbehorende nummers van de stellingen (zie bijlage V). Cronbach s Alpha Aantal items Nummers stellingen Severity Susceptibility en 6 Self-efficacy Fear en 24 Response efficacy Danger control mode Fear control mode Tabel 7: Resultaten betrouwbaarheidsanalyse afhankelijke variabelen. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 23

31 Zowel voor de items van vatbaarheid (susceptibility) als de items van de angstcontrole modus (fear control mode) konden niet in één keer bij elkaar gevoegd worden (zie tabel 4). De Cronbach's alpha van vatbaarheid (susceptibility) was α =0,527 en van de angstcontrole modus was α =0,360. Om er voor te zorgen dat de items van vatbaarheid (susceptibility) een consistente samenhang kregen is er stelling 5 verwijderd. Dit heeft er voor gezorgd dat er een matige interne consistente samenhang ontstond van 0,621 (tabel 6). Om er voor te zorgen dat de items van de angstcontrole modus (fear control mode) ook een Cronbach's alpha kregen van 0,60 of hoger, moesten er twee items verwijderd worden (stelling 19 en 20). De vijf overgebleven items hadden een intern consistente samenhang van α = (tabel 7). 4.3 Variantieanalyse vergelijken groepen Na het uitvoeren van de betrouwbaarheidsanalyse is er met behulp van een one-way ANOVA test gekeken of er significante verschillen zijn tussen resultaten van de vier groepen. Door de resultaten van de groep (1) hoge bedreiging (threat), hoge effectiviteit (efficacy) en de groep (2) hoge bedreiging (threat), lage effectiviteit (efficacy) met elkaar te vergelijken kon nagegaan worden of de mate van bedreiging (threat) invloed heeft gehad op angst (fear) en op de gevaarcontrole modus (danger control mode). Door de groep (1) hoge bedreiging (threat), hoge effectiviteit (efficacy) met de groep (3) lage bedreiging (threat), hoge effectiviteit (efficacy) te vergelijken kon worden gegaan of de mate van effectiviteit (efficacy) invloed heeft gehad op de angstcontrole modus (fear control mode) en de gevaarcontrole modus (danger control mode). Daarnaast zijn de resultaten van deze drie groepen afzonderlijk met de groep (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) vergeleken worden zodat nagegaan kan worden welk effect angstaanjagende boodschappen (fear appeals) hebben op het geïntendeerde gedrag van studenten. In bijlage IX zijn de resultaten van de variantieanalyse te vinden Vergelijking met betrekking tot mate efficacy Uit de ANOVA test is naar voren gekomen dat er geen significante verschillen (F (1) = 0.185, p = n.s.) zijn tussen de groep (1) die blootgesteld is aan een advertentie met een hoge bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) en de groep (2) die blootgesteld is aan een advertentie met een hoge bedreiging (threat) en lage effectiviteit (efficacy) wanneer er gekeken wordt naar angst (fear). De eerste groep scoorde gemiddeld 2,33 en de tweede groep 2,25. Deze waarden liggen relatief dicht bij elkaar. Wanneer er gekeken wordt naar de gemiddelde scores op de gevaarcontrole modus (danger control mode) kan gesteld worden dat de eerste groep (3,32) gemiddeld hoger scoort dan de tweede groep (3,15). Het verschil tussen deze gemiddelden bleken niet significante verschillen (F (1) = 0.444, p = n.s) op het gebied van de gevaarcontrole modus (danger control mode). Dit betekent dat de mate van effectiviteit (efficacy) geen significante invloed heeft op het geïntendeerde gedrag Vergelijking met betrekking tot mate van threat Uit de toets komt naar voren dat er een significant verschil (F (5.370) = 1, p <0.05) is tussen de groep (1) die blootgesteld is aan een advertentie met hoge bedreiging (threat), hoge effectiviteit (efficacy) en groep (3) die blootgesteld is aan een advertentie met lage bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) op het gebied van angst (fear). De eerste groep scoorde gemiddeld 2,33 en de derde groep gemiddeld 1,88. Er bleek geen significant verschil (F (0.374) = 1, p = n.s.) op het gebied van de gevaarcontrole modus (danger control mode). De gemiddelde score (2,33) van de groep (1) hoge bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) ligt wel hoger dan de gemiddelde score (1,88) van Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 24

32 de groep (3) lage bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy). Dit betekent dat de mate van bedreiging (threat) wel een significante invloed heeft op de score van angst (fear) maar niet op de gevaarcontrole modus (danger control mode) Vergelijking met betrekking tot effect fear appeal Om te kunnen achterhalen welk effect de angstaanjagende boodschappen (fear appeals) gehad hebben moeten de groepen (1, 2 en 3) met angstaanjagende boodschap (fear appeal) afzonderlijk vergeleken worden met de groep (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal). Hierbij is er gekeken naar de score op angst (fear) en de score op de gevaarcontrole modus (danger control mode). De resultaten van de testen met betrekking tot angst (fear) en de gevaarcontrole modus (danger control mode) zijn in bijlage IX te vinden. Fear In figuur 2 is een grafiek te zien waarin de gemiddelde scores op angst (fear) per groep getoond worden. Bij de advertentie (1) met hoge bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) was de gemiddelde score 2,33 en bij de advertentie (2) met hoge bedreiging (threat) en lage effectiviteit (efficacy) was de gemiddelde score op angst (fear) 2,25. Dit verschil was niet significant (F (1) = 0.185, p = n.s.). Bij de advertentie (3) met lage bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) was de gemiddelde score 1,88. Er waren geen significante verschillen tussen deze score en de gemiddelde score van de advertentie (1) met hoge bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) (F (1) = 5.370, p = n.s.) en de gemiddelde score van de advertentie (2) met hoge bedreiging (threat) en lage effectiviteit (efficacy) (F (1) = 2.847, p = n.s.). Bij de advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) was de score op angst (fear) aanmerkelijk lager (1,52) dan bij de advertenties (groep 1 & 2) met een angstaanjagende boodschap (fear appeal) met hoge bedreiging (threat). Het verschil tussen de advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) en de advertentie met hoge bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) was statistisch significant (F (1) = , p < 0.01) en dit geldt ook voor de advertentie (2) met hoge bedreiging (threat) en lage effectiviteit (efficacy) (F (1) = , p < 0.001). Er was geen significant verschil tussen de advertentie (3) met lage bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) en de advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) (F (1) = 3.908, p = n.s.). Figuur 2: Grafiek score op fear per groep weergegeven Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 25

33 Door de groepen te vergelijken kan nagegaan worden of de manipulatie van de advertentie geslaagd is. Aan de hand van de resultaten kan gesteld worden dat de manipulatie geslaagd is. De groep die blootgesteld is aan de advertentie (1) met hoge bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) heeft de meeste angst ervaren. De groep die blootgesteld is aan de advertentie (4) die blootgesteld is aan een advertentie zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) heeft het minste angst ervaren. Daarnaast scoort de groep die blootgesteld is aan de advertentie (2) met hoge bedreiging (threat) en lage effectiviteit (efficacy) lager dan de groep die blootgesteld is aan de advertentie (1) met hoge bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy). Ook scoort de groep die blootgesteld is aan de advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) lager dan de groep (3) die blootgesteld is aan een advertentie met een lage bedreiging (threat) en een hoge effectiviteit (efficacy). Dit alles komt overeen met de voorspellingen volgens het EPPM (Witte, 1998). Er is geen statistisch significant verschil tussen de groep (2) die blootgesteld is aan de advertentie met hoge bedreiging (threat) en lage effectiviteit (efficacy) en de groep (3) die blootgesteld is aan de advertentie met lage bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy). Dit betekent dat de mate van bedreiging (threat) of de effectiviteit (efficacy) geen significant verschil oplevert met betrekking tot de angstbeleving (fear arousal). Danger control mode In figuur 3 is een grafiek te zien waarin per groepsnummer aangegeven wordt wat er gemiddeld gescoord is op de gevaarcontrole modus (danger control mode). Figuur 3: Gemiddelde score danger control mode per groep weergegeven Bij de advertentie (1) met hoge bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) was de gemiddelde score 3.32, bij de advertentie (2) met hoge bedreiging (threat) en lage effectiviteit (efficacy) was de gemiddelde score op de gevaarcontrole modus (danger control mode) 3.15, bij de advertentie (3) met lage bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) was de gemiddelde score 3.14 en bij de advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) was de gemiddelde score Er zijn geen significante verschillen gevonden tussen de advertentie (1) hoge bedreiging (threat), hoge effectiviteit (efficacy) en de advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) (F (1) = 0.136, p = n.s.), tussen de advertentie (2) hoge bedreiging (threat), lage effectiviteit (efficacy) en de advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) (F (1) = 0.780, p - n.s.) en ook niet tussen de advertentie (3) lage bedreiging (threat) en hoge effectiviteit (efficacy) en de advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) (F (1) = 0.617, p = n.s.). Dit kwam niet overeen met Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 26

34 de verwachting. Er werd verwacht dat de advertentie zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) gemiddeld het laagste scoorden op de gevaarcontrole modus (danger control mode) Toetsing hypothese 1 Met de resultaten uit de variantieanalyse die zojuist besproken zijn, kon de eerste hypothese getoetst worden. De eerste hypothese gaat in op de effecten van een angstaanjagende boodschap (fear appeal) op angst (fear): 'Studenten die aan een advertentie met een fear appeal blootgesteld worden, scoren gemiddeld hoger op fear dan studenten die aan een advertentie zonder deze fear appeal elementen blootgesteld zijn'. Bij de groep die blootgesteld is aan de advertentie (1) met een hoge bedreiging (threat) en een hoge effectiviteit (efficacy) en de groep (2) hoge bedreiging (threat) en een lage effectiviteit (efficacy) bleken er wel significante verschillen te zijn (p < 0.001). Deze hypothese moet verworpen worden omdat niet elke groep die blootgesteld is aan een advertentie (1, 2 en 3) met angstaanjagende boodschap (fear appeal) significant hoger heeft gescoord op de variabele angst (fear) dan de groep die blootgesteld is aan een advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) Toetsing hypothese 2 Ook de tweede hypothese kon getoetst worden aan de hand van de resultaten van de variantieanalyse. De tweede hypothese ging in op de effecten van een fear appeal op danger control mode: 'Studenten die aan een advertentie met een fear appeal blootgesteld worden, scoren gemiddeld hoger op danger control mode dan studenten die aan een advertentie zonder deze fear appeal- elementen blootgesteld zijn.'. De groep (4) die blootgesteld is aan een advertentie (4) zonder angstaanjagende boodschap (fear appeal) heeft het gemiddeld hoger gescoord (3.42) dan de andere drie groepen die blootgesteld zijn aan een advertentie met angstaanjagende boodschap (fear appeal). De verschillen zijn echter niet significant. Er kan niet gesteld worden of angstaanjagende boodschap (fear appeal) effect hebben op de score op de gevaarcontrole modus (danger control mode) en met deze kennis moet ook de tweede hypothese verworpen worden. 4.4 Correlaties Na de variantieanalyse waarmee de groepen vergeleken zijn, is de volgende stap gezet: nagaan in hoeverre er correlaties zijn tussen de variabelen uit het EPPM (Witte, 1998). Idealiter vormt een pad model de methode om een theoretisch model te testen. Met behulp van deze methode kan in één keer nagegaan worden of de mate waarin er bedreiging (threat) ervaren is invloed heeft op de mate waarin angst (fear) ontstaat en of de mate waarin het aanbevolen gedrag als effectief (efficacy) wordt beschouwd invloed heeft op het feit of de persoon over gaat op de angstcontrole modus (fear control mode) of de gevaarcontrole modus (danger control mode). Voor dit onderzoek voert het te ver om deze methode toe te passen en daarom is er voor gekozen om correlaties te berekenen. Voor het berekenen van de correlaties zijn de resultaten van de groepen (1, 2 en 3) die blootgesteld zijn aan een advertentie met angstaanjagende boodschap (fear appeal) samengevoegd. Door de groepen samen te voegen is er een databestand van 89 respondenten en hierdoor is de betrouwbaarheid van de resultaten vergroot. De resultaten van de analyse zijn te vinden in bijlage X van dit rapport. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 27

35 4.4.1 Samenvoegen variabelen Voordat de analyse uitgevoerd kon worden moesten eerst nieuwe variabelen gemaakt worden. Volgens Witte (1998) hebben zowel de ernst (severity) als de vatbaarheid (susceptibility) invloed op de bedreiging die ervaren wordt (perceived threat) en de zelfeffectiviteit (self-efficacy) en reactieeffectiviteit (response-efficacy) hebben beide invloed op de ervaren effectiviteit van het aanbevolen gedrag (perceived efficacy). Daarom zijn de scores op ernst (severity) en vatbaarheid (susceptibility) samengevoegd tot de variabele 'ervaren bedreiging' (perceived threat). Deze nieuwe variabele bestaat uit de gemiddelden van de score op ernst (severity) en vatbaarheid (susceptibility). De zelfeffectiviteit (self-efficacy) en reactie-effectiviteit (response-efficacy) zijn op dezelfde manier samengevoegd tot de variabele 'ervaren effectiviteit' (perceived efficacy). Na het nemen van deze stap konden de correlaties berekend worden. In dit onderzoek wordt er gesproken van een sterke correlatie wanneer de correlatiecoëfficiënt een waarde heeft tussen de -0,4 en -1,0 of tussen de 0,4 en 1,0 ligt. Hoe meer de correlatiecoëfficiënt van de nul afwijkt hoe sterker de correlatie is en hoe nauwkeuriger de waarde van de ene variabele voorspeld kan worden aan de hand van de waarde van andere de andere variabele Correlatie tussen perceived threat en fear Het EPPM (Witte, 1998) voorspelt dat de mate van de ervaren bedreiging (perceived threat) invloed heeft op de mate waarin angst (fear) ontstaat. Hoe meer het ongewenste resultaat als bedreiging gezien wordt, hoe meer angst (fear) er zou moeten ontstaan. Door een correlatieanalyse uit te voeren kon nagegaan worden in hoeverre hier een verband tussen is. In tabel 8 worden de resultaten van de analyse weergegeven. Pearson correlation Significantie OV AV ρ P Perceived threat - Fear Perceived efficacy - Fear control mode Perceived efficacy - Danger control mode Tabel 8: Overzicht resultaten correlaties Uit de resultaten blijkt dat er een rechtlijnige positieve samenhang is tussen de ervaren bedreiging (perceived threat) en angst (fear). In figuur 5 wordt een grafiek weergegeven waarin de lineaire correlatielijn te zien is. Hoe hoger de score op de ervaren bedreiging (perceived threat) hoe hoger de score op angst (fear). De sterkte van dit verband uitgedrukt in correlatiecoëfficiënt is (p < 0.01). Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 28

36 Figuur 5: Resultaten correlatieanalyse perceived threat en fear Toetsing hypothese 3 Met de resultaten uit de correlatieanalyse die zojuist besproken zijn, kon de derde hypothese getoetst worden. De derde hypothese ging in op het effect van de ervaren bedreiging (perceived threat) op angst (fear): 'Studenten die hoog scoren op perceived threat scoren gemiddeld hoger op fear dan studenten die lager scoren op perceived threat.'. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat er een significante correlatie is tussen de ervaren bedreiging (perceived threat) en angst (fear). Het bleek echter dat het om een zwakke correlatie ging (ρ = 0.215) en met deze kennis moet de derde hypothese verworpen worden Correlatie tussen perceived efficacy en danger control mode Het EPPM (Witte, 1998) voorspelt dat de score op de ervaren effectiviteit (perceived efficacy) invloed heeft op kans om over te gaan op de gevaarcontrole modus (danger control mode). Hoe meer het aanbevolen gedrag als effectief beschouwd wordt, hoe hoger de score op de gevaarcontrole modus (danger control mode) zou zijn. Door een correlatieanalyse uit te voeren kon nagegaan worden in hoeverre hier een verband tussen is. Uit de resultaten blijkt dat er een rechtlijnige positieve samenhang is tussen de ervaren effectiviteit (perceived efficacy) en de gevaarcontrole modus (danger control mode). Hoe hoger de score op effectiviteit (perceived efficacy) hoe hoger de score op de gevaarcontrole modus (danger control mode). De sterkte van dit verband uitgedrukt in een correlatiecoëfficiënt is (p < 0.001). In figuur 6 wordt de correlatie in een grafiek weergegeven. Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 29

37 Figuur 6: Resultaten correlatieanalyse perceived efficacy en danger control mode Toetsing hypothese 4 Nu bekend is dat er een zwakke correlatie is tussen de ervaren effectiviteit (perceived efficacy) en de gevaarcontrole modus (danger control mode) kan de vierde hypothese verworpen of aangenomen worden: 'Studenten die hoog scoren op perceived efficacy scoren gemiddeld hoger op danger control mode dan studenten die lager scoren op perceived efficacy.'. Uit de resultaten is naar voren gekomen dat er een significante positieve correlatie is tussen de ervaren effectiviteit (perceived efficacy) en de gevaarcontrole modus (danger control mode). Het gaat hier echter om een zwakke correlatie (ρ = 0.351). De vierde hypothese moet verworpen worden Correlatie tussen perceived efficacy en fear control mode Het EPPM (Witte, 1998) voorspeld dat hoe lager gescoord wordt op de ervaren effectiviteit (perceived efficacy) hoe hoger de score op de angstcontrole modus (fear control mode). Hoe minder het aanbevolen gedrag als effectief wordt gezien hoe hoger de kans dat er overgegaan wordt op de angstcontrole modus (fear control mode): de persoon gaat de angst vermijden. Uit de resultaten blijkt dat er een rechtlijnige positieve samenhang is tussen de ervaren effectiviteit (perceived efficacy) en de angstcontrole modus (fear control mode). In figuur 7 wordt een grafiek weergegeven met de correlatielijn. Figuur 7: Resultaten correlatieanalyse perceived efficacy en fear control mode Masterscriptie - Communicatie- en Informatiewetenschappen Désirée Boerema 30

De rol van consequentiebetrokkenheid bij de verwerking en het resultaat van fear appeal boodschappen in de obesitasvoorlichting

De rol van consequentiebetrokkenheid bij de verwerking en het resultaat van fear appeal boodschappen in de obesitasvoorlichting De rol van consequentiebetrokkenheid bij de verwerking en het resultaat van fear appeal boodschappen in de obesitasvoorlichting Suzan Hertgers & Carel Jansen In dit onderzoek werd de invloed bestudeerd

Nadere informatie

Figuur 1 Precede/Proceed Model

Figuur 1 Precede/Proceed Model Nederlandse samenvatting Benzodiazepinen zijn geneesmiddelen die vooral bij angstklachten en slaapstoornissen worden voorgeschreven. Ze vormen de op één na meest voorgeschreven middelen in Nederland. Tien

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten Beoordeling Te behalen Behaald 1. Past het onderwerp/ontwerp bij het vak/de vakken? 1 Herkenbaarheid van het vak of de vakken. Past het onderwerp

Nadere informatie

"Niet jij, zij!" Onderzoek naar de verwerking van indirecte fear appeals in communicatie over telefoon- en alcoholgebruik achter het stuur.

Niet jij, zij! Onderzoek naar de verwerking van indirecte fear appeals in communicatie over telefoon- en alcoholgebruik achter het stuur. "Niet jij, zij!" Onderzoek naar de verwerking van indirecte fear appeals in communicatie over telefoon- en alcoholgebruik achter het stuur. Masterscriptie Persuasieve Gezondheidscommunicatie Dr. W. Vuijk

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

Attitudevorming & verandering. dinsdag 6 maart 2012

Attitudevorming & verandering. dinsdag 6 maart 2012 Attitudevorming & verandering H9 Wat vertellen attitudes over consumenten? Wat vertellen attitudes over consumenten? Mensen die van sushi houden zullen het waarschijnlijk eten Wat vertellen attitudes over

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek.

Samenvatting. Samenvatting 8. * COgnitive Functions And Mobiles; in dit advies aangeduid als het TNO-onderzoek. Samenvatting In september 2003 publiceerde TNO de resultaten van een onderzoek naar de effecten op het welbevinden en op cognitieve functies van blootstelling van proefpersonen onder gecontroleerde omstandigheden

Nadere informatie

Let's Talk about Alcohol: The Role of Interpersonal Communication and Health Campaigns H. Hendriks

Let's Talk about Alcohol: The Role of Interpersonal Communication and Health Campaigns H. Hendriks Let's Talk about Alcohol: The Role of Interpersonal Communication and Health Campaigns H. Hendriks Let's talk about alcohol: The role of interpersonal communication and health campaigns Hanneke Hendriks

Nadere informatie

Masterscriptie. Silke Hattink. sahattink@gmail.com. s1768581. Communicatie- en Informatiewetenschappen. Rijksuniversiteit Groningen.

Masterscriptie. Silke Hattink. sahattink@gmail.com. s1768581. Communicatie- en Informatiewetenschappen. Rijksuniversiteit Groningen. Masterscriptie Zij heeft niet gedronken of Ik heb wel gedronken : Een onderzoek naar het gebruik van exemplars met een citaat of parafrase in angstaanjagende teksten waarbij de exemplar slaagt of faalt

Nadere informatie

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem

(In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem (In)effectiviteit van Angstcommunicaties 1 (In)effectiviteit van Angstcommunicaties op Verminderen van Lichamelijke Inactiviteit: Rol van Attitudefuncties, Self-Monitoring en Self-Esteem (In)effectiveness

Nadere informatie

Onzichtbare voice-over in beeld

Onzichtbare voice-over in beeld Onzichtbare voice-over in beeld Een explorerend onderzoek naar de vormgeving van de documentaire in afstemming op het publiek met betrekking tot de onzichtbare voice-over in tekst en beeld Masterscriptie

Nadere informatie

ALCOHOLKENNIS OVERGEDRAGEN

ALCOHOLKENNIS OVERGEDRAGEN Al cohol kenni s over gedr agen Eval uat i eal cohol voor l i cht i ng doorpeer si ndehor eca ALCOHOLKENNIS OVERGEDRAGEN Evaluatie alcoholvoorlichting door peers in de horeca Juli 2005 INTRAVAL Groningen-Rotterdam

Nadere informatie

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste

hoofdstuk 2 een vergelijkbaar sekseverschil laat zien voor buitenrelationeel seksueel gedrag: het hebben van seksuele contacten buiten de vaste Samenvatting Mensen zijn in het algemeen geneigd om consensus voor hun eigen gedrag waar te nemen. Met andere woorden, mensen denken dat hun eigen gedrag relatief vaak voorkomt. Dit verschijnsel staat

Nadere informatie

MANTELZORG, GOED GEVOEL

MANTELZORG, GOED GEVOEL UITKOMSTEN ONDERZOEK: MANTELZORG, GOED GEVOEL Inhoud: Theorie & Vragen Methode Theoretische achtergrond: Mantelzorgers zijn iets minder gelukkig dan de rest van de bevolking (CBS, 2016). Mantelzorg brengt

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten

risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten risicocommunicatie, planning & mechanismen van gezondheidsgedragsverandering in een populatie met een verhoogd risico op hart- en vaatziekten Hart- en vaatziekten vormen een grote bedreiging voor de volksgezondheid.

Nadere informatie

Gedragsverandering: Doen en blijven doen, Over motivatie en weerstand.

Gedragsverandering: Doen en blijven doen, Over motivatie en weerstand. Gedragsverandering: Doen en blijven doen, Over motivatie en weerstand. Theoretische achtergrond: - Miller en Rollnick De motivering van cliënten en het verminderen van weerstand zijn centrale thema's.

Nadere informatie

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior

De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag. The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior De Invloed van Perceived Severity op Condoomgebruik en HIV-Testgedrag The Influence of Perceived Severity on Condom Use and HIV-Testing Behavior Martin. W. van Duijn Student: 838797266 Eerste begeleider:

Nadere informatie

MODEL B: Beoordelingsmodel PWS Binasvakken ( vernieuwde Tweede Fase ) De voorbereidingsfase: Zijn de leerlingen op zelfstandige wijze gekomen tot:

MODEL B: Beoordelingsmodel PWS Binasvakken ( vernieuwde Tweede Fase ) De voorbereidingsfase: Zijn de leerlingen op zelfstandige wijze gekomen tot: MODEL B: Beoordelingsmodel PWS Binasvakken ( vernieuwde Tweede Fase ) Bij de beoordeling van het PWS wordt uitgegaan van vier verschillende fasen, te weten: 1. De voorbereidingsfase 2. De onderzoeksfase

Nadere informatie

Taal en communicatie - profielwerkstuk

Taal en communicatie - profielwerkstuk Taal en communicatie profielwerkstuk Op weg naar een onderzoek Op weg naar een onderzoeksverslag Als voorbeeld: een experimenteel onderzoek: de kracht van Twitter je kunt me volgen op Twitter: @roblepair

Nadere informatie

Bachelorwerkstuk Fear appeals in Zuid-Afrika

Bachelorwerkstuk Fear appeals in Zuid-Afrika Bachelorwerkstuk Fear appeals in Zuid-Afrika Wieneke Gommers Nijmegen, 5 juli 2004 Begeleider: Prof. Dr. C. Jansen Bedrijfscommunicatie, Katholieke Universiteit Nijmegen Inhoudsopgave 1. Achtergrond en

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

SLIM implementeren van onderzoek naar praktijk. Persoonlijke en omgevingsfactoren geassocieerd met het opvolgen van leefstijladviezen: De SLIM study

SLIM implementeren van onderzoek naar praktijk. Persoonlijke en omgevingsfactoren geassocieerd met het opvolgen van leefstijladviezen: De SLIM study SLIM implementeren van onderzoek naar praktijk Persoonlijke en omgevingsfactoren geassocieerd met het opvolgen van leefstijladviezen: De SLIM study Cheryl Roumen, PhD- student Vraagstelling Houden de deelnemers

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING Samenvatting 147 Samenvatting Bezorgdheid om te vallen is een algemeen probleem onder zelfstandig wonende ouderen en vormt een bedreiging voor hun zelfredzaamheid. Deze bezorgdheid is geassocieerd met

Nadere informatie

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz

Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Moral Misfits. The Role of Moral Judgments and Emotions in Derogating Other Groups C. Wirtz Mensen die als afwijkend worden gezien zijn vaak het slachtoffer van vooroordelen, sociale uitsluiting, en discriminatie.

Nadere informatie

De psychologie van de wanbetaler

De psychologie van de wanbetaler 07-10-2015 De psychologie van de wanbetaler Dr. Martijn Keizer Rijksuniversiteit Groningen m.keizer@rug.nl Deze presentatie Deze presentatie Hoe motiveren we debiteuren om actie te ondernemen? Overzicht

Nadere informatie

CASI MODEL (Pag 122) Stappen. Antwoorden

CASI MODEL (Pag 122) Stappen. Antwoorden CASI MODEL (Pag 122) HOE KANSRIJK IS UW CAMPAGNE? Het Campagne Strategie Instrument (CASI) is een hulpmiddel om tot onderbouwde keuzes te komen voor het opzetten van een campagne. Het gaat hierbij om campagnes

Nadere informatie

Heb ik een eetstoornis?

Heb ik een eetstoornis? Heb ik een eetstoornis? Heb ik een eetstoornis? Eten is voor veel mensen belangrijk: het is gezellig, lekker en een centraal moment van de dag. Ook geeft het de broodnodige energie. Soms eten we wat minder,

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en

het laagste niveau van psychologisch functioneren direct voordat de eerste bestraling begint. Zowel angstgevoelens als depressieve symptomen en Samenvatting In de laatste 20 jaar is er veel onderzoek gedaan naar de psychosociale gevolgen van kanker. Een goede zaak want aandacht voor kanker, een ziekte waar iedereen in zijn of haar leven wel eens

Nadere informatie

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars

Management Summary. Auteur Tessa Puijk. Organisatie Van Diemen Communicatiemakelaars Management Summary Wat voor een effect heeft de vorm van een bericht op de waardering van de lezer en is de interesse in nieuws een moderator voor dit effect? Auteur Tessa Puijk Organisatie Van Diemen

Nadere informatie

Samenvatting. Summary in Dutch

Samenvatting. Summary in Dutch 6 Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen

Nadere informatie

DE EFFECTEN VAN FEAR APPEALS IN ADVERTENTIES

DE EFFECTEN VAN FEAR APPEALS IN ADVERTENTIES Een kwantitatief onderzoek naar de effecten van het type fear appeal in combinatie met de aan- of afwezigheid van coping-informatie op de attitude en gedragsintentie ten opzichte van het aanbevolen gedrag

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

5 Voorlichting. 5.1 Probleemanalyse

5 Voorlichting. 5.1 Probleemanalyse 5 Voorlichting Om patiënten met reumatische artritis ervan te overtuigen dat bewegen gezond is, wordt er voorlichting gegeven. De voorlichting bestaat uit vier stappen die achtereen volgens ervoor moeten

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Experimentele manipulaties van self-affirmation: een overzicht van de verschillende toepassingen

Experimentele manipulaties van self-affirmation: een overzicht van de verschillende toepassingen Experimentele manipulaties van self-affirmation: een overzicht van de verschillende toepassingen Universiteit van Amsterdam, Media & Communicatie Instituut, Afdeling Communicatiewetenschap Naam: Jean-michel

Nadere informatie

Ik zou maar stoppen, als ik jou was.

Ik zou maar stoppen, als ik jou was. Universiteit van Amsterdam FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Media & Communicatie Instituut Ik zou maar stoppen, als ik jou was. Een onderzoek naar het effect van fear appealing foto s

Nadere informatie

Informatie over de deelnemers

Informatie over de deelnemers Tot eind mei 2015 hebben in totaal 45558 mensen deelgenomen aan de twee Impliciete Associatie Testen (IATs) op Onderhuids.nl. Een enorm aantal dat nog steeds groeit. Ook via deze weg willen we jullie nogmaals

Nadere informatie

Een voorbeeld van een schoolprogramma gericht op preventie van overgewicht in Nederland: het DOiT programma

Een voorbeeld van een schoolprogramma gericht op preventie van overgewicht in Nederland: het DOiT programma 7 Samenvatting 8 Dit proefschrift beschrijft de voorbereiding op de landelijke implementatie van het Dutch Obesity Intervention in Teenagers (DOiT) programma. Daarnaast wordt de evaluatie beschreven die

Nadere informatie

DE KUNST VAN HET VERANDEREN, VERBINDEN VAN KENNIS & PRAKTIJK. Drs. Astrid Hazelzet

DE KUNST VAN HET VERANDEREN, VERBINDEN VAN KENNIS & PRAKTIJK. Drs. Astrid Hazelzet DE KUNST VAN HET VERANDEREN, VERBINDEN VAN KENNIS & PRAKTIJK Drs. Astrid Hazelzet astrid.hazelzet@tno.nl VERANDEREN?! WAT?! WIE?! WANNEER? 2 VERANDEREN? JOHN KOTTER Het draait uiteindelijk niet om strategie,

Nadere informatie

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3

BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3 Faculteit Geesteswetenschappen BEOORDELINGSFORMULIER STAGES BACHELOR NIVEAU 3 Onderstaand formulier betreft de beoordeling van het stageverslag en het onderzoeksverslag. Deze wordt door de begeleidende

Nadere informatie

Omgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten. Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest

Omgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten. Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest Omgaan met (onbegrepen) lichamelijke klachten Prof. dr. Sako Visser Universiteit van Amsterdam Pro Persona GGZ Dr. Michel Reinders GGZinGeest Van DSM IV naar DSM 5 DSM IV - somatisatie stoornis, - somatoforme

Nadere informatie

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving

Onderzoeksopzet. Marktonderzoek Klantbeleving Onderzoeksopzet Marktonderzoek Klantbeleving Utrecht, september 2009 1. Inleiding De beleving van de klant ten opzichte van dienstverlening wordt een steeds belangrijker onderwerp in het ontwikkelen van

Nadere informatie

Samenvatting Jong; dus gezond!?

Samenvatting Jong; dus gezond!? Samenvatting Jong; dus gezond!? Deel III Gezondheidsprofiel regio Nieuwe Waterweg Noord, 2005-2008 Samenvatting rapport Jong; dus gezond!? Gezondheidssituatie van de Jeugd (2004-2006) Regio Nieuwe Waterweg

Nadere informatie

Lage SES mannen en voorbeeldgedrag

Lage SES mannen en voorbeeldgedrag TNO-rapport KvL/GB 2009.100 Lage SES mannen en voorbeeldgedrag Preventie en Zorg Wassenaarseweg 56 Postbus 2215 2301 CE Leiden www.tno.nl T +31 71 518 18 18 info-zorg@tno.nl Datum November 2009 Auteur(s)

Nadere informatie

Eerste- en tweedehands ervaringen

Eerste- en tweedehands ervaringen Eerste- en tweedehands ervaringen Een onderzoek naar het verschil tussen het gebruik van eigen- en andermans ervaringen in narratieve fear appeals Masterscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen

Nadere informatie

OM JEZELF TE BLIJVEN, MOET JE VERANDEREN (J. BRANSEN) CONCEPTUEEL ONTWERP. X Methoden van Organisatieonderzoek. Voorbereiding op de masterthesis

OM JEZELF TE BLIJVEN, MOET JE VERANDEREN (J. BRANSEN) CONCEPTUEEL ONTWERP. X Methoden van Organisatieonderzoek. Voorbereiding op de masterthesis OM JEZELF TE BLIJVEN, MOET JE VERANDEREN (J. BRANSEN) CONCEPTUEEL ONTWERP Voorbereiding op de masterthesis X Methoden van Organisatieonderzoek P a g i n a 1 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave... 0 1. Conceptueel

Nadere informatie

Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief. Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit

Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief. Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit SAMENVATTING Determinanten van Leiderschap-Succes: Ontwikkeling van een Integratief Model van Persoonlijkheid, Overtuigingen, Gedrag, en Diversiteit Leiders zijn belangrijke leden van organisaties. De

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Samenvatting (Dutch summary) Deze studie onderzocht seksueel risicogedrag van homoseksuele mannen in vaste relaties, voornamelijk onder mannen die deelnemen aan de Amsterdamse Cohort Studies onder Homoseksuele

Nadere informatie

Summary in Dutch. Samenvatting

Summary in Dutch. Samenvatting Samenvatting In de theorie van het menselijk kapitaal zijn kennis en gezondheid uitkomsten van bewuste investeringsbeslissingen. Veel van de keuzes hieromtrent lijken in de praktijk echter niet weldoordacht.

Nadere informatie

Gezonde voedingskeuzes stimuleren onder mbo-studenten; ontwikkeling van een app

Gezonde voedingskeuzes stimuleren onder mbo-studenten; ontwikkeling van een app Gezonde voedingskeuzes stimuleren onder mbo-studenten; ontwikkeling van een app Codename Future, Waag Society en De Haagse Hogeschool Hebben de handen ineengeslagen om een prototype te ontwikkelen van

Nadere informatie

Motiverende gespreksvoering

Motiverende gespreksvoering Motiverende gespreksvoering Naam Saskia Glorie Student nr. 500643719 SLB-er Yvonne Wijdeven Stageplaats Brijder verslavingszorg Den Helder Stagebegeleider Karin Vos Periode 04 september 2013 01 februari

Nadere informatie

Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie

Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie 2.1 Kernboodschap De kernboodschap is dat Engelstalige advertenties slechter worden gewaardeerd, maar beter worden onthouden dan hun Nederlandstalige

Nadere informatie

Het gebruik van de Ooievaarspas door allochtonen en autochtonen

Het gebruik van de Ooievaarspas door allochtonen en autochtonen Dienst Communicatie Wetenschapswinkel Het gebruik van de Ooievaarspas door allochtonen en autochtonen Een onderzoek naar de factoren die van invloed zijn op het gebruik van de kortingspas voor inwoners

Nadere informatie

Professionaliseringstraject onderzoeksvaardigheden voor docenten. prof. dr. Saskia Brand-Gruwel

Professionaliseringstraject onderzoeksvaardigheden voor docenten. prof. dr. Saskia Brand-Gruwel Professionaliseringstraject onderzoeksvaardigheden voor docenten prof. dr. Saskia Brand-Gruwel Leerdoelen Na het volgen van dit professionaliseringtraject: heeft u kennis en inzicht in de gehele onderzoekscyclus;

Nadere informatie

Psychologie van de wanbetaler Psychologische inzichten om debiteuren te motiveren om te betalen

Psychologie van de wanbetaler Psychologische inzichten om debiteuren te motiveren om te betalen Psychologie van de wanbetaler Psychologische inzichten om debiteuren te motiveren om te betalen Dr. Martijn Keizer In samenwerking met Syncasso Rapport RUGCIC 201602 ISBN 978-90-367-8260-9 Inhoudsopgave

Nadere informatie

WANNEER IS VOOR JOU HET PUNT BEREIKT OM TE GAAN STEMMEN?

WANNEER IS VOOR JOU HET PUNT BEREIKT OM TE GAAN STEMMEN? WANNEER IS VOOR JOU HET PUNT BEREIKT OM TE GAAN STEMMEN? Onderzoek naar de inzet van fear appeals in de opkomstbevorderende verkiezingscampagne van Waterschap Groot Salland Onderzoek masterstage Mirthe

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/19103 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Pisanti, Renato Title: Beyond the job demand control (-support) model : explaining

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

Beoordelingsformulier eindproduct of verslag

Beoordelingsformulier eindproduct of verslag Beoordelingsformulier eindproduct of verslag Naam student: Nathalie Zuijdam (000) Floor Smit (000) Cijfer:. (in te vullen door DB) Student nr.: zie boven Herkansing: x nee ja Naam beoordelaar: Roos van

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Het managen van weerstand van consumenten tegen innovaties De afgelopen decennia zijn er veel nieuwe technologische producten en diensten geïntroduceerd op de

Nadere informatie

Formulier Beoordeling Critical Appraisal of a Topic (CAT)

Formulier Beoordeling Critical Appraisal of a Topic (CAT) Formulier Beoordeling Critical Appraisal of a Topic (CAT) Datum: Co-schap Beschouwend Co-schap Snijdend Co-schap Moeder & Kind Co-schap Neurowetenschappen Co-schap HAG & Sociale Geneeskunde GEZP Keuzeonderwijs.

Nadere informatie

Hoe weet ik waarom mijn interventies werken en voor wie?

Hoe weet ik waarom mijn interventies werken en voor wie? Hoe weet ik waarom mijn interventies werken en voor wie? Maartje van Stralen: Mine Yildirim: Femke van Nassau: Mia Kösters: Hoe evalueer ik hoe mijn interventie werkt? Analyse van mediatoren Hoe evalueer

Nadere informatie

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A.

Bent u gemotiveerd? L.E.J. Gerretsen Studentnummer: Eerste begeleider: prof. dr. L. Lechner Tweede begeleider: Dr. A. Bent u gemotiveerd? Een Experimenteel Onderzoek naar de Invloed van een op het Transtheoretisch Model Gebaseerde Interventie op de Compliance bij de Fysiotherapeutische Behandeling van Psychiatrische Patiënten

Nadere informatie

Deel 1 Structuur. Handleiding scripties

Deel 1 Structuur. Handleiding scripties Deel 1 Structuur Elke scriptie heeft een aantal onderdelen dat min of meer vaststaat. Mijn ervaring leert mij dat de onderdelen in de scriptie en de volgorde waarin je deze onderdelen verwerkt, afhankelijk

Nadere informatie

Doen bij Depressie. Module 2 voor cognitief beperkte cliënten Fase 4 - Behandelen

Doen bij Depressie. Module 2 voor cognitief beperkte cliënten Fase 4 - Behandelen Bijlage 7 Doen bij Depressie Module 2 voor cognitief beperkte cliënten Fase 4 - Behandelen Leidraad voor individuele ondersteuning en mediatieve therapie bij depressieve cliënten met ernstige cognitieve

Nadere informatie

Effect publieksvoorlichting

Effect publieksvoorlichting Effect publieksvoorlichting Inleiding Om het effect van de voorlichtingsbijeenkomsten te kunnen meten is gevraagd aan een aantal deelnemers aan deze bijeenkomsten om zowel voorafgaand aan de voorlichting

Nadere informatie

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid

De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid Kees van den Bos De sociale psychologie van waargenomen rechtvaardigheid en de rol van onzekerheid In deze bijdrage wordt sociaal-psychologisch onderzoek naar sociale rechtvaardigheid besproken. Sociaal-psychologen

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE

MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE FACULTEIT DER MAATSCHAPPIJ- EN GEDRAGSWETENSCHAPPEN Graduate School of Childhood Development and Education MASTER ORTHOPEDAGOGIEK SCRIPTIE 2016-2017 De beïnvloeding van tijdoriëntatie, timemanagement en

Nadere informatie

stoppen zware drinkers minder vaak met het drinken van alcoholhoudende drank dan vrouwen met een lager alcoholgebruik.

stoppen zware drinkers minder vaak met het drinken van alcoholhoudende drank dan vrouwen met een lager alcoholgebruik. Samenvatting In Nederland gebruikt ongeveer 80% van de vrouwen in de vruchtbare leeftijd alcoholhoudende drank. Veel vrouwen staken het alcoholgebruik zodra ze zwanger zijn of eerder al, als ze zwanger

Nadere informatie

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw

Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Beschrijving resultaten onderzoek biseksualiteit AmsterdamPinkPanel Oktober 2014 Joris Blaauw Dit document beschrijft kort de bevindingen uit het onderzoek over biseksualiteit van het AmsterdamPinkPanel.

Nadere informatie

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel

Bijlagen ( ) Eisen aan het onderzoeksvoorstel Bijlagen (2008-2009) Eisen aan het onderzoeksvoorstel Het onderzoeksvoorstel dat na vier weken bij de begeleider moet worden ingediend omvat een (werk)titel, een uitgewerkte probleemstelling (die een belangrijke

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) Omgaan met Informatie over Complexe Onderwerpen: De Rol van Bronpercepties In het dagelijkse leven hebben mensen een enorme hoeveelheid informatie tot hun beschikking (bijv. via het

Nadere informatie

KIJK! VOEDING. mijn leven. Leerjaar 2. Leskatern 2. Ont wikkeld voor. praktijkonderwijs Basis - Kader

KIJK! VOEDING. mijn leven. Leerjaar 2. Leskatern 2. Ont wikkeld voor. praktijkonderwijs Basis - Kader em ex jk ki In KIJK! VOEDING mijn leven Leerjaar 2 aa pl Leskatern 2 r Ont wikkeld voor praktijkonderwijs Basis - Kader INLEIDING voeding Ontbijten is een heel belangrijk begin van de dag. Een goed ontbijt

Nadere informatie

Intrapersonal factors, social context and health-related behavior in adolescence Veselska, Zuzana

Intrapersonal factors, social context and health-related behavior in adolescence Veselska, Zuzana University of Groningen Intrapersonal factors, social context and health-related behavior in adolescence Veselska, Zuzana IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's

Nadere informatie

Experience-Based Authority Argumentation in Direct-to-Consumer Medical Advertisements R.M. Wierda

Experience-Based Authority Argumentation in Direct-to-Consumer Medical Advertisements R.M. Wierda Experience-Based Authority Argumentation in Direct-to-Consumer Medical Advertisements R.M. Wierda Samenvatting In medische advertenties proberen adverteerders consumenten ervan te overtuigen een bepaald

Nadere informatie

Samenvatting derde rapport

Samenvatting derde rapport Samenvatting derde rapport Gronings Perspectief onderzoekt gezondheid, ervaren veiligheid en toekomstperspectief van bewoners in alle 23 Groningse gemeenten. Het onderzoek is een samenwerking tussen onderzoekers

Nadere informatie

Samen sta je sterk. Adviesrapport. Project: Communicatieplan

Samen sta je sterk. Adviesrapport. Project: Communicatieplan Project: Communicatieplan Smokeless Nathalie Kooiman, 0863131 Charlotte Voorn, 0847183 Wendy Lanser, 0862815 Rowan Lens, 0857190 CDM1A Hogeschool Rotterdam Rowan Lens - CDM1A - Hogeschool Rotterdam 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

Afstudeeronderzoek over het perspectief van de burger op het verrichten van vrijwilligerswerk

Afstudeeronderzoek over het perspectief van de burger op het verrichten van vrijwilligerswerk Afstudeeronderzoek over het perspectief van de burger op het verrichten van vrijwilligerswerk EEN BEELD VAN HET TYPE VRIJWILLIGER EN HET TYPE NIET-VRIJWILLIGER De centrale vraag in het onderzoek Hebben

Nadere informatie

Kinkhoest is gevaarlijk voor zuigelingen en jonge kinderen

Kinkhoest is gevaarlijk voor zuigelingen en jonge kinderen Samenvatting Kinkhoest is gevaarlijk voor zuigelingen en jonge kinderen Kinkhoest is een gevaarlijke ziekte voor zuigelingen en jonge kinderen. Hoe jonger het kind is, des te vaker zich restverschijnselen

Nadere informatie

Samenvatting De gezondheidskloof tussen hoog- en laagopgeleide groepen is een bekend fenomeen in de gezondheidscommunicatie. In deze masterscriptie

Samenvatting De gezondheidskloof tussen hoog- en laagopgeleide groepen is een bekend fenomeen in de gezondheidscommunicatie. In deze masterscriptie Is er verschil in het effect van zelfbevestiging op de stopintentie tussen laag- en hoogopgeleide rokers bij het ontvangen van een anti- rook fear appeal? Masterscriptie Student: Carlijn van Selst Studentnummer:

Nadere informatie

VOORLICHTING = VEILIG?

VOORLICHTING = VEILIG? VOORLICHTING = VEILIG? De invloed van seksuele voorlichting op middelbare scholen op het condoomgebruik onder studenten. Ilse Slabbekoorn 10753672 Communicatiewetenschap Afstudeerproject Bas van den Putte

Nadere informatie

Hoe motiveer je mensen hun gedrag te veranderen en gezonder te leven? 24/10/2017

Hoe motiveer je mensen hun gedrag te veranderen en gezonder te leven? 24/10/2017 Hoe motiveer je mensen hun gedrag te veranderen en gezonder te leven? 24/10/2017 35.000 keuzes per dag Gezond en ongezond Gezonde en ongezonde keuzes Determinanten van gedrag Denken dat men genoeg beweegt

Nadere informatie

Hoe communicatie kan helpen bij het stimuleren van moeilijk gedrag, zoals plannen voor later. prof. dr. Enny Das Centre for Language Studies

Hoe communicatie kan helpen bij het stimuleren van moeilijk gedrag, zoals plannen voor later. prof. dr. Enny Das Centre for Language Studies Hoe communicatie kan helpen bij het stimuleren van moeilijk gedrag, zoals plannen voor later prof. dr. Enny Das Centre for Language Studies Fear appeals Informatie bevat vaak onbewust al persuasieve

Nadere informatie

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14

CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14 CarePower Cliënttevredenheidsonderzoek CarePower 2013/14 Datum : 01-02-2014 Auteur : Jaap Noorlander, Joris van Nimwegen Versie : 2 1 Inhoudsopgave Inleiding... Pagina 3 Vraagstelling... Pagina 3 Methode

Nadere informatie

Samenvatting (in Dutch)

Samenvatting (in Dutch) Summary Samenvatting (in Dutch) Motivatie is een veelgebruikte term, ook in het dagelijks leven. Iedereen heeft een bepaald beeld bij het concept motivatie, maar vaak loopt de perceptie hiervan uiteen.

Nadere informatie

Angstcommunicatie bij Kinderen: Pilotstudie naar (In)effectiviteit van een Interventie op Attitude, Intentie en. Consumptie van (On)Gezonde voeding

Angstcommunicatie bij Kinderen: Pilotstudie naar (In)effectiviteit van een Interventie op Attitude, Intentie en. Consumptie van (On)Gezonde voeding Angstcommunicatie bij Kinderen: Pilotstudie naar (In)effectiviteit van een Interventie op Attitude, Intentie en Consumptie van (On)Gezonde voeding Fear-arousing communication on Children: Pilot Study into

Nadere informatie

vragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen

vragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen Samenvatting Samenvatting De toenemende vraag naar totale heuparthroplastieken (THA) en totale kniearthroplastieken (TKA) leidt tot groeiende wachtlijsten. Om dit probleem het hoofd te bieden hebben veel

Nadere informatie

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility.

De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit. The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility. RELATIE ANGST EN PSYCHOLOGISCHE INFLEXIBILITEIT 1 De Relatie tussen Angst en Psychologische Inflexibiliteit The Relationship between Anxiety and Psychological Inflexibility Jos Kooy Eerste begeleider Tweede

Nadere informatie

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen

Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen SAMENVATTING Aandachtsklachten en aandachtsstoornissen worden geobserveerd in verschillende volwassen klinische populaties, waaronder ook de Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit (ADHD). Ook al wordt

Nadere informatie

Deel = Overige onderdelen

Deel = Overige onderdelen Deel = Overige onderdelen In dit hoofdstuk staat een aantal overige onderdelen die je kunt toevoegen aan de scriptie. Het gaat om de Bijlagen (paragraaf 5.1), de Reflectie (paragraaf 5.2) en het Nawoord

Nadere informatie

vervolgonderwijs na de lagere school, waar men tot 14 jaar verblijft. Deze scholen zijn gelegen in Kosice, een stad in Oost-Slowakije met 240.

vervolgonderwijs na de lagere school, waar men tot 14 jaar verblijft. Deze scholen zijn gelegen in Kosice, een stad in Oost-Slowakije met 240. SAMENVATTING De aanwezigheid van sociaal-economische gezondheidsverschillen (SEGV) is bevestigd in bijna alle West Europese landen. Gedurende de vroege kinderleeftijd zijn de SEGV groot; ze blijven gedurende

Nadere informatie