/23, RS Adema E.F. (050) Stand van zaken Windpark N33

Transcriptie

1 Aan Provinciale Staten Datum Briefnummer Zaaknummer Behandeld door Telefoonnummer Antwoord op Bijlagen Onderwerp /23, RS Adema E.F. (050) Stand van zaken Windpark N33 Geachte dames en heren, 1. Samenvatting Wij willen dat een zorgvuldige keuze gemaakt wordt met betrekking tot de plaatsing van de windturbines in het gebied bij de N33. Daarom is er bij het ministerie van EZ, op aangedrongen om een verdiepingsslag te maken ten aanzien van de variant ten noorden van Meeden ("de zesde variant"), zodat de uitkomst vergeleken kan worden met de opstellingen die nu al gedetailleerd in het concept- MER voor Windpark N33 zijn uitgewerkt. Tijdens de bespreking van de Structuurvisie Wind op Land in de Tweede Kamer is onze oproep gesteund. Dit heeft uiteindelijk geresulteerd in een motie die met brede steun is aangenomen door de Tweede Kamer. Inmiddels heeft minister Kamp, mede namens minister Schultz van Haegen, per brief aangegeven de provincie Groningen onder een aantal voorwaarden ruimte te geven een verdiepend onderzoek te doen. Met deze brief informeren wij uw Staten over de gevolgen van het schrijven van de minister, over de stappen die wij naar aanleiding hiervan zullen zetten en de besluitvorming waar uw Staten mogelijk voor komen te staan. 2. Doel en wettelijke grondslag Omdat u op relatief korte termijn voor mogelijke besluitvorming komt te staan, informeren wij u met deze brief over de recente ontwikkelingen rond het windpark N33. Dit in relatie tot de recent door het Rijk vastgestelde Structuurvisie Wind op Land en de onderzoeken die wij willen (doen) verrichten naar de geschiktheid van een alternatieve lokatie. Afhankelijk van het resultaat van dit onderzoek zullen wij -op basis van onze in de Provinciewet neergelegde taak tot voorbereiding van uw besluitvorming- in procedure brengen een ontwerp herziening van het Provinciaal Omgevingsplan en/of van de Provinciale Omgevingsverordening alsmede mogelijk een ontwerp-inpassingsplan. Het kan daarbij gaan om besluitvorming tot het wijzigen van het POP (art. 2.2 Wro), het wijzigen van de POV (art. 4.1 Wro) en het vaststellen van een Provinciaal Inpassingsplan (art Wro). 06-HB-SG-001 De provincie Groningen werkt volgens normen die zijn vastgelegd in een handvest voor dienstverlening. Dit handvest vindt u op onze website of kunt u opvragen bij de afdeling Communicatie en Kabinet, Publieksvoorlichting:

2 3. Procesbeschrijving en planning De volgende stappen kunnen op dit moment voorzien worden. Veel hangt af van het verloop en uitkomsten van het verdiepende onderzoek, de houding van het Rijk en de inbreng van de initiatiefnemers. 1 juni 2014 Opdracht geven verdiepend onderzoek. 18 juni 2014 Bespreking in Statencommissie O&M. 2 juli 2014 Bespreking in Provinciale Staten (n.a.v. bespreking Commissie O&M). 26 augustus 2014 Gedeputeerde Staten verzenden resultaten verdiepend onderzoek aan de minister EZ. 1 september 2014 Minister EZ ontvangt resultaten onderzoek. 10 december 2014 Laatste moment dat Provinciale Staten (bij positief resultaat) een ruimtelijk besluit kunnen nemen. 1 januari 2015 Provinciale Staten hebben (bij positief resultaat) een ruimtelijk besluit genomen. 4. Begroting Dit onderwerp valt onder het thema Technische infrastructuur (9103) van het programma Energie en Klimaat van de begroting Inspraak/participatie Wij zullen de stakeholders, zoals ontwikkelaars, gemeenten en belanggroepen, informeren over het proces. Onze inspanningen zijn op dit moment gericht op het inzichtelijk maken hoe een variant ten noorden van Meeden scoort ten opzichte van de reeds onderzochte vijf varianten. Hiervoor hebben wij zeer beperkt tijd gekregen van het Rijk. De betrokken stakeholders worden door ons actief geïnformeerd over de uitkomsten van het proces. 6. Nadere toelichting Hieronder volgt een nadere toelichting waarbij de voorgeschiedenis van het Windpark N33 weergegeven wordt, ingegaan wordt op de recente brief van de minister en een doorkijk geboden wordt op de mogelijke gevolgen van een verdiepend onderzoek Voorgeschiedenis In november 2010 heeft de minister van EZ de Rijkscoördinatieregeling (RCR) van toepassing verklaard voor windpark N33 ter voorbereiding van een inpassingsplan en vergunningen. Als vertrekpunt is genomen het gebied dat de provincie Groningen in haar Provinciaal Omgevingsplan (POP) heeft aangemerkt als locatie voor een grootschalig lintvormig windpark. Hoewel de provincie op grond van de RCR geen bevoegd gezag is voor dit windpark heeft zij wel een belang bij een goede ruimtelijke inpassing. Op 3 juni 2012 hebben minister Verhagen van het ministerie van EZ en minister Schultz van Haegen van het ministerie van l&m de notitie Reikwijdte en Detailniveau Windpark N33 definitief vastgesteld. Alle zienswijzen die zijn ingediend, reacties van betrokken overheden en het advies van de commissie m.e.r. zijn verwerkt in deze notitie. Vanuit het eerder genoemde belang bij een goede inpassing hebben wij ook een zienswijze ingediend. Op 25 november 2011 hebben wij u daarvan een afschrift gezonden ( , RP). Onze zienswijze

3 gaat in op het beperken van hinder voor de omgeving en zorg voor een goede landschappelijke inpassing. Om op een juiste wijze invulling te geven aan onze zienswijze, zijn er in de aanloop naar de uitvoering van het m.e.r. gesprekken gevoerd tussen initiatiefnemers, vertegenwoordigers van het Rijk en de provincie Groningen. Uitkomst van dit overleg zijn de vijf opstellingsvarianten voor Windpark N33 waarvan de milieuconsequenties nader onderzocht zijn in het m.e.r. Drie van de vijf onderzochte varianten vallen deels buiten het zoekgebied voor Windpark N33 dat in ons POP is aangegeven. Wij hebben per brief van 3 oktober 2013 aan de minister ermee ingestemd om deze varianten in het m.e.r. te laten onderzoeken, omdat wij van mening zijn dat het onderzoeken van onderscheidende varianten in het m.e.r. meer inzicht geeft in de milieueffecten die zullen optreden. Wij hebben naar het Rijk en intiatiefnemer aangegeven dat wij op basis van de (milieu)informatie uit het MER een provinciaal standpunt bepalen ten aanzien van een voorkeursalternatief. De beperkte afwijking van de oorsponkelijke begrenzing kan binnen de de huidige procedure worden opgevangen. Een zesde opstellingsvariant (met situering van het windpark in het gebied ten noorden van Meeden) die door ons is aangedragen is door Rijk en initiatiefnemers niet meegnomen in het m.e.r. onderzoek omdat dit niet binnen de scope van de procedures viel te brengen zonder een aanmerkelijk deel van de procedure opnieuw te moeten opstarten. Daarnaast beschikken de initiatiefnemers voor het windpark N33 slechts deels over de benodigde gronden die nodig zijn om variant zes te ontwikkelen. Ondertussen is uit de onderzoeken voor windpark N33 gaandeweg en in toenemende mate naar voren gekomen dat de realisatie van een samenhangend windpark in de vorm van een doorlopend lint langs de N33 niet tot de mogelijkheden behoort. Het windpark in het POP-plangebied dreigt uiteen te vallen in drie versnipperde onderdelen, waarvan het meest zuidelijke deel visueel zal gaan interfereren met de geplande windparken in de Drentse Veenkoloniën. Dat beeld is met name goed zichtbaar geworden in de bewegende 3-D-visualisatie die de provincie heeft laten vervaardigen om een beter inzicht te krijgen van de inpassing en de impact van de verschillende opstellingsvarianten op de omgeving. Het MER is recentelijk als concept aan ons voorgelegd. Daarin zijn op planniveau twaalf alternatieve locaties voor windenergie in Groningen en Drenthe onderzocht. Onder deze twaalf gebieden valt ook het gebied van de zesde variant. Op projectniveau zijn voor de huidige locatie vijf opstellingsvarianten onderzocht. Uit het concept-mer blijkt dat de zesde variant, die in het rapport alleen op planniveau is onderzocht, ten opzichte van de vijf opstellingsvarianten voor de huidige locatie op het aspect leefbaarheid aanmerkelijk beter scoort en op het aspect natuur en landschap evenwaardig scoort. De zesde variant dringt zich daarmee nadrukkelijk op als beter alternatief. Wij stellen ons op het standpunt de zesde variant als volwaardig alternatief nader moet worden onderzocht nu in het onderzoeksproces blijkt dat de zesde variant aanmerkelijke winst op het aspect leefbaarheid oplevert en bovendien landschappelijk niet slechter scoort. In het overleg dat op 4 maart 2014 plaatsvond met vertegenwoordigers van de ministeries EZ en l&m, gemeenten Veendam en Menterwolde en initiatiefnemers hebben wij daarom ook gepleit voor een verdiepingsslag voor de zesde variant. Hierover hebben wij u per brief van 5 maart 2014 ( /10, RS) geïnformeerd.

4 Wij hebben vervolgens de ministers per brief van 9 april 2014 verzocht ons de ruimte te bieden voor het door ons gewenste verdiepend onderzoek naar de zesde variant en lopende dit onderzoek de RCR-procedure voor het Windpark N33 aan te houden. Hierover hebben wij u per brief van 11 april 2014 ( /15, BJC) geïnformeerd. Ons verzoek wordt ondersteund door belangrijke stakeholders in de regio. Ook vanuit de Tweede Kamer is onze vraag ondersteund via een motie (Motie De Vries c.s. (33 612, nr. 27)) over windpark N33) die door een brede kamermeerderheid gesteund is. Inmiddels heeft de minister in een brief laten weten hoe hij invulling geeft aan deze motie en daarmee ons verzoek. Voor de goede orde merken wij nog op dat de zesde variant in het verleden door de Streekraad Oost Groningen is aangemerkt als een aanvaardbaar alternatief voor het plangebied N33. Brief van de minister aan Tweede kamer Met de motie De Vries ondersteunt de Tweede Kamer de oproep aan de regering om de provincie Groningen, onder de voorwaarde dat deze haar taakstelling voor 2020 realiseert, de ruimte te bieden voor onderzoek naar een alternatief voor het beoogde windpark N33 en om de lopende RCR-procedure aan te houden totdat dit onderzoek is afgerond. De minister heeft ons de ruimte gegeven om voor uiterlijk 1 september 2014 een onderzoek uit te voeren en de resultaten daarvan aan de minister toe te sturen. De minister heeft vervolgens aangegeven bereid te zijn een alternatief te overwegen mits: 1. het alternatief op de in het MER voor windpark N33 onderzochte criteria wezenlijk beter scoort; 2. er overeenstemming is bereikt met de betrokken initiatiefnemers over een alternatief projectvoorstel dat aangemeld kan worden voor de RCR; 3. de betreffende initiatiefnemers beschikken over de voor het alternatief noodzakelijke grondposities. Concreet betekent dit dat wij op korte termijn opdracht geven om een onderzoek uit te voeren naar de zesde variant. Hiervoor hebben we de voorbereidingen inmiddels in gang gezet. Als het resultaat van dit onderzoek positief uitvalt voor de zesde variant dienen zich verschillende scenario's aan. In deze scenario's spelen uw Staten een belangrijke rol. Mocht het zo zijn dat een onderzoek geen verschil laat zien met de huidige varianten, dan zal de huidige RCR procedure voor windpark N33 naar verwachting worden gecontinueerd. Indien de zesde variant daadwerkelijk beter scoort, dan zijn wij voornemens deze, in overleg met het rijk, te realiseren en zullen wij daartoe de benodigde procedures starten, zodanig dat tijdige realisatie is gewaarborgd. Hoewel het onze voorkeur heeft dat initiatiefnemers bij het realiseren van de zesde variant gaan samenwerken, mag dat naar ons oordeel geen doorslaggevende betekenis hebben. Wij stellen ons op het standpunt, ongeacht de grondposities, dat de beste variant moet worden gerealiseerd. Overheden kunnen de ruimtelijke randvoorwaarden daartoe creëeren. Zodra de uitkomst van het onderzoek bekend is, zullen wij u hiervan op de hoogte brengen. Het onderzoek dient in ieder geval voor 1 september aan de ministers te worden aangeboden. Hieronder zullen wij dieper in gaan op de verschillende scenario's. Scenario's In de brief van de minister wordt gesteld dat bij een positieve uitkomst Provinciale Staten voor 1 januari 2015 een planologisch besluit moeten nemen. De brief geeft geen uitsluitsel wat precies meteen planologisch besluit wordt bedoeld. Hieronder

5 worden verschillende mogelijkheden geschetst. In de komende periode zal in overleg met het Rijk gekeken moeten worden welke oplossing de voorkeur geniet. In het kort zien wij de volgende drie mogelijkheden: 1) Het Rijk neemt naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek de beslissing de huidige RCR procedure stop te zetten en geen inpassingsplan te maken voor het huidige in ons POP aangewezen gebied. Het Rijk start vervolgens een nieuwe RCR voor het gebied ten Noorden van Meeden in het geval dit initiatief 100 MW of meer bedraagt. Het Rijk is bij het vaststellen van een inpassingsplan op zich niet gebonden aan de Provinciale Omgevingsverordening, maar in dit geval is deze laatste voor haar wel van belang: een uitgangspunt van de SWOL is immers dat de RCR-procedure alleen wordt toegepast voor gebieden die door de provincies zelf voor de ontwikkeling van windturbineparken zijn aangewezen. 2) Het Rijk stelt alleen in Rijksinpassingsplan vast voor het noordelijk deel van het huidige plangebied. Uw Staten stellen een Provinciaal Inpassingsplan vast voor het overige deel "Eekerpolder". Overleg met het Rijk zal moeten uitwijzen of dit een reeele optie is. 3) De Provincie stelt voor de hele zesde variant een provinciaal Inpassingsplan vast, hetgeen een Rijksinpassingsplan overbodig maakt. Dit is vanwege de bevoegdhedenverdeling in de Elektriciteitswet alleen een optie indien het park ruimte biedt voor minder dan 100 MW opgesteld vermogen. In alle gevallen zullen Provinciale Staten het zuidelijk deel van het huidige plangebied moeten intrekken. Hiervoor behoeft niet noodzakelijkerwijs het POP, maar in elk geval wel de POV te worden herzien; de aanwijzing voor nieuwe zoekgebieden voor windenergie is ook eerder al via wijziging van de POV tot stand gekomen. De te volgen procedure hangt af van de uitkomst van het verdiepend onderzoek, van de houding van het Rijk en van de omvang van het nieuwe initiatief. Zodra er vanuit het verdiepend onderzoek, of andere ontwikkelingen rond Windpark N33 zaken zijn die uw Staten aangaan, zullen wij u hier zo spoedig mogelijk van op de hoogte stellen. Wij vertrouwen erop u hiermee voldoende te hebben geïnformeerd. Hoogachtend, Ged^eput^eerde Staten van Groningen:, voorzitter., secretaris. Bijlagen: Nr. Titel Soort bijlage 1 Brief van de minister van Economische Zaken Brief 2 Kaarten vijf opstellingsvarianten MER. Met toegevoegd een voorbeeld van mogelijke opstelling voor de zesde variant. Kaarten