REGLEMENT HOUDENDE PROCEDURES INZAKE CURRICULUMBEHEER

Transcriptie

1 1 REGLEMENT HOUDENDE PROCEDURES INZAKE CURRICULUMBEHEER INHOUDSTAFEL Hoofdstuk I: Definities Hoofdstuk II: Onderwijsprocedures Hoofdstuk III: Slotbepalingen

2 2 Het Reglement houdende procedures inzake curriculumbeheer richt zich naar personeelsleden. Het is geen onderdeel van het studiecontract dat tussen de student en de universiteit wordt afgesloten, waarin rechten en plichten van studenten zijn opgenomen. Voor de leesbaarheid van de tekst wordt enkel de mannelijke persoonsvorm gebruikt. De bepalingen gelden uiteraard zonder genderonderscheid. Hoofdstuk I: Definities Bovenstructuur: in de bovenstructuur van het onderwijs- en studentenadministratiebeheerssysteem worden de loopbanen, de graden, de studieprogramma's en de studieplannen beheerd die behoren tot het opleidingsaanbod van de instelling. Commissie Hoger Onderwijs: een orgaan opgericht door de Vlaamse Regering dat onder meer een oordeel velt over het aanbieden van anderstalige opleidingen en een advies verstrekt over de macrodoelmatigheid van nieuwe opleidingen. NVAO: de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, een onafhankelijke, binationale accreditatieorganisatie opgericht door de Nederlandse en Vlaamse overheid om een deskundig en objectief oordeel te geven over de kwaliteit van het hoger onderwijs in Nederland en Vlaanderen. Primaire wijzigingen: wijzigingen aan de structuur van het programma (gemeenschappelijke stam afstudeerrichtingen, profielen, minoren). Secundaire wijzigingen: wijzigingen aan bestaande opleidingsonderdelen m.b.t. titel, ECTS-credits, semester, werkvormen, inrichten van nieuwe opleidingsonderdelen en schrappen van opleidingsonderdelen. SAC: het Studentenadministratiecentrum van de VUB. VLIR: de Vlaamse Interuniversitaire Raad. VLUHR: de Vlaamse Universiteiten en Hogescholen Raad.

3 3 Hoofdstuk II: Onderwijsprocedures Artikel 1 (curriculumwijziging) 1. Elk jaar uiterlijk op 31 maart (academiejaar x) roept het departement Onderwijsbeleid via de faculteiten 1 op om voorstellen tot programmawijziging te formuleren. De voorstellen worden ten laatste op 1 september (academiejaar x) middels de geëigende formats overgemaakt aan het departement Onderwijsbeleid. Na finale goedkeuring worden deze voorstellen van kracht in het academiejaar x+2. De opleidingsverantwoordelijken van interuniversitaire opleidingen leggen hun voorstellen na overleg met de partnerinstellingen zo snel mogelijk (uiterlijk op 30 april van het academiejaar x+1) voor. Onverminderd lid 1 kan ook de opleiding of de faculteit zelf de procedure voor curriculumwijziging opstarten. Deze voorstellen worden na finale goedkeuring eveneens van kracht in het academiejaar x+2 na de aanvraag. Onverminderd lid 1 verwittigt het departement Onderwijsbeleid de faculteiten indien een wijziging van de regelgeving een curriculumwijziging noodzakelijk maakt. 2. Het voorstel tot curriculumwijziging wordt binnen de opleidingsraad uitgewerkt. Op basis van dit voorstel worden de nodige rubrieken van het Onderwijsraadformat ingevuld. 3. Vervolgens wordt het voorstel voorgelegd aan het bevoegde facultaire orgaan. Indien het bevoegde facultaire orgaan het voorstel niet goedkeurt, wordt het met de geformuleerde opmerkingen aan de opleidingsraad teruggestuurd. Het voorstel wordt vervolgens gewijzigd, rekening houdend met de opmerkingen en met de in dit artikel geldende termijnen, en opnieuw aan het bevoegde facultaire orgaan voorgelegd. 4. Het faculteitssecretariaat simuleert de voorgestelde aanpassingen in het afstudeervereistenrapport van het tot dan toe geldende curriculum. Tegelijk gaat het na of de wijzigingen impact hebben op andere opleidingen. Als dit het geval is, wordt de betrokken faculteit hiervan op de hoogte gebracht. 5. Een loutere titulariswijziging kan door het faculteitssecretariaat zonder verdere goedkeuring worden ingevoerd in de curriculumdatabank, samen met de andere wijzigingen aan het studiedeel zodra deze zijn goedgekeurd. 6. Het departement Onderwijsbeleid evalueert andere voorstellen tot curriculumwijziging aan de hand van de decretale bepalingen, richtlijnen voor curriculumopbouw, interfacultaire ontlening, rationalisering, onderwijscapaciteit en interuniversitaire samenwerking. 1 Onder faculteiten worden in dit hoofdstuk eveneens het Institute for European Studies (IES) en het Interfacultair Departement LerarenOpleiding (IDLO) begrepen.

4 4 Bij een positieve evaluatie worden secundaire wijzigingen door de Vicerector Onderwijs- en Studentenbeleid goedgekeurd en voor kennisneming aan de agenda van de Onderwijsraad toegevoegd. Primaire wijzigingen worden ter goedkeuring aan de Onderwijsraad voorgelegd. 7. Na goedkeuring verwerkt het faculteitssecretariaat de voorgestelde aanpassingen in de databank, met uitzondering van de bovenstructuur die door het departement Onderwijsbeleid wordt beheerd. Het departement Onderwijsbeleid brengt het faculteitssecretariaat hiervan op de hoogte. Het actief gestelde gewijzigde curriculum wordt gepubliceerd op de website en beschikbaar gesteld in de Selfservice. 8. Bij aanpassingen aan het curriculum kan de student reeds verworven ECTScredits valideren binnen het vernieuwde studieprogramma. De overgangsmaatregelen die hiertoe worden genomen worden gezamenlijk met de curriculumhervormingen aan de Onderwijsraad voorgelegd. Artikel 2 (laattijdige curriculumwijziging) 1. Omwille van dwingende en dringende redenen die als overmacht moeten worden beschouwd 2, kan ook na de deadline van 1 september een curriculumwijziging aangevraagd worden. Indien de wijziging nog van kracht wordt in het lopende academiejaar, worden de studenten geconsulteerd via hun vertegenwoordigers in de opleidingsraad. 2. Hiertoe stelt het faculteitssecretariaat aan de hand van de geëigende Onderwijsraad-formats en bijlagen een gemotiveerde aanvraag tot laattijdige curriculumwijziging op, die door de decaan wordt ondertekend. Vervolgens brengt het faculteitssecretariaat via het departement Onderwijsbeleid van de laattijdige wijziging op de hoogte. Het door de decaan ondertekende Onderwijsraad-format wordt onverwijld aan dit departement bezorgd. 3. Het departement Onderwijsbeleid beoordeelt aan de hand van het Onderwijsraad-format en de gesimuleerde afstudeervereisten de aanvraag op ontvankelijkheid en uitvoerbaarheid. Bij een positieve beoordeling worden 2 Hieronder wordt enkel verstaan: langdurige ziekte, overlijden of ontslag van een docent; late invulling van de vacature n.a.v. emeritaat/pensionering/overlijden van een docent; interuniversitaire samenwerking (een partner wijzigt later dan onze deadlines het eigen curriculum of een partner trekt zich onverwacht terug uit de samenwerking); de opvolging van aanbevelingen op vlak van kwaliteitszorg, o.m. om snelle remediëring na geformuleerde suggesties door te voeren; wijziging/oprichting van een postgraduaat; nieuwe regelgeving van een 'beroepsfederatie' om met een bepaald curriculum tot een bepaald beroep toegelaten te kunnen worden.

5 5 secundaire wijzigingen door de Vicerector Onderwijs- en Studentenbeleid goedgekeurd en voor kennisneming aan de agenda van de Onderwijsraad toegevoegd. Primaire wijzigingen worden ter goedkeuring aan de Onderwijsraad voorgelegd. 4. Na goedkeuring verwerkt het faculteitssecretariaat de voorgestelde aanpassingen in de databank, met uitzondering van de bovenstructuur die door het departement Onderwijsbeleid wordt beheerd. Het departement Onderwijsbeleid brengt het faculteitssecretariaat hiervan op de hoogte. Het actief gestelde gewijzigde curriculum wordt gepubliceerd op de website en beschikbaar gesteld in de Selfservice. Artikel 3 (wijziging van de doelstellingen/leerresultaten en toelatingsvoorwaarden van de opleiding) De procedure voor wijziging van de doelstellingen/leerresultaten en toelatingsvoorwaarden van de opleiding is dezelfde als deze beschreven in artikel 1 en artikel 2 van dit reglement. Artikel 4 (wijziging van de studiedeelfiche) 1. Elk jaar op 1 maart roept de Vicerector Onderwijs- en Studentenbeleid via e- mail de titularissen op om de studiedeelfiches waarvoor zij verantwoordelijk zijn ten laatste op 30 april in te vullen of te actualiseren. Een herinnering hieraan wordt op 1 april verstuurd. 2. Nadat de titularis de studiedeelfiche heeft ingevuld of geactualiseerd, wordt een bijgewerkte voorlopige studiedeelfiche aangemaakt in CALI. Een opvolgings wordt verzonden naar het faculteitssecretariaat. De opleidingsraad volgt jaarlijks de aanpassingen in de studiedeelfiches op, controleert of de gemaakte afspraken erin zijn verwerkt en of alle fiches correct en volledig zijn ingevuld. Ten laatste op 1 juni maakt het faculteitssecretariaat een rapport aan waarin de gewijzigde studiedeelfiches worden opgesomd. Aan de hand van dit rapport keurt het bevoegde facultaire orgaan de gewijzigde studiedeelfiches goed. Het faculteitssecretariaat volgt in CALI de goedkeuring door de faculteit verder op. Een opvolgings wordt verzonden naar het departement Onderwijsbeleid. Tezelfdertijd wordt een bevestigings verzonden naar de titularis waarin hij op de hoogte gebracht wordt dat de gewijzigde fiche is goedgekeurd op het bevoegde facultaire orgaan. 3. Vanuit het departement Onderwijsbeleid wordt vóór 30 juni voor de gewijzigde fiche in CALI een bevestiging van invoer via naar het faculteitssecretariaat en naar de titularis verzonden. Artikel 5 (laattijdige wijziging van de studiedeelfiche) 1. Indien de titularis na 30 april toch nog een wijziging wil doorvoeren, brengt hij de opleidingsraadvoorzitter hiervan op de hoogte. Indien hij na 1 juni nog

6 6 een wijziging wil aanbrengen, richt hij middels het geëigende format een gemotiveerde aanvraag aan de Vicerector Onderwijs- en Studentenbeleid. 2. Als uit de aanvraag onvoldoende de noodzaak tot wijziging blijkt, verwittigt de Vicerector Onderwijs- en Studentenbeleid de titularis via dat de wijziging geen ingang kan vinden in het komende academiejaar. 3. Indien deze noodzaak wel voldoende tot uiting komt, keurt de Vicerector Onderwijs- en Studentenbeleid de aanvraag goed. 4. De aanvraag van een titularis die pas na 30 april is aangesteld, wordt beschouwd als afdoende gemotiveerd tenzij het gaat om een wijziging van de examenvorm (hiervoor is motivatie steeds vereist). 5. De goedgekeurde wijzigingen worden door het faculteitssecretariaat aangebracht in de fiche. Een opvolgings wordt verzonden naar het departement Onderwijsbeleid. Tezelfdertijd wordt een bevestigings verzonden naar de titularis waarin hij op de hoogte gebracht wordt dat de wijziging in de fiche is aangebracht. Vanuit het departement Onderwijsbeleid wordt voor de gewijzigde fiche in CALI een bevestiging van invoer via naar het faculteitssecretariaat en naar de titularis verzonden. Artikel 6 (wijziging van de kwalificatie of aard van de opleiding) 1. Elk jaar uiterlijk op 31 maart (academiejaar x) roept het departement Onderwijsbeleid via de faculteiten op om voorstellen tot wijziging van de kwalificatie (benaming) of aard (statuut) van de opleiding te formuleren. De voorstellen worden ten laatste op 1 september (academiejaar x) middels de geëigende formats overgemaakt aan het departement Onderwijsbeleid. Na finale goedkeuring door de Vlaamse Regering worden deze voorstellen van kracht in het academiejaar x+2. Onverminderd lid 1 kan ook de opleiding of de faculteit zelf de procedure opstarten. Deze voorstellen worden na finale goedkeuring eveneens van kracht in het academiejaar x+2 na de aanvraag. Onverminderd lid 1 verwittigt het departement Onderwijsbeleid de faculteiten indien een wijziging van de regelgeving een wijziging van de kwalificatie of aard van de opleiding noodzakelijk maakt. 2. Het voorstel tot wijziging wordt binnen de opleidingsraad uitgewerkt. Het faculteitssecretariaat vult op basis van dit door het bevoegde facultaire orgaan goedgekeurde voorstel de nodige rubrieken van het Onderwijsraadformat in. 3. Het faculteitssecretariaat bezorgt het departement Onderwijsbeleid via e- mail het Onderwijsraad-format, zodat deze de wijziging aan de bovenstructuur kan bewerkstelligen na finale goedkeuring door de betrokken externe instantie.

7 7 4. Het departement Onderwijsbeleid evalueert de voorstellen tot wijziging van de kwalificatie of aard van de opleiding aan de hand van de decretale bepalingen, de ter beschikking gestelde formats en rationalisering. Bij een positieve evaluatie wordt de aanvraag geagendeerd op de Onderwijsraad, die beslist ze al dan niet bij de VLUHR in te laten dienen. 5. Uiterlijk op 31 oktober (academiejaar x+1) dient het departement Onderwijsbeleid de aanvraag in bij de VLUHR, die volgens zijn eigen beslissingsregels een voorstel doet aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering neemt vervolgens een besluit. Artikel 7 (wijziging van de onderwijstaal van de opleiding) 1. Elk jaar uiterlijk op 31 maart (academiejaar x) roept het departement Onderwijsbeleid via de faculteiten op om voorstellen tot wijziging van de onderwijstaal van de opleiding te formuleren. De voorstellen worden ten laatste op 1 september middels de geëigende formats overgemaakt aan het departement Onderwijsbeleid. Na finale goedkeuring door de Vlaamse Regering worden deze voorstellen van kracht in het academiejaar x+2. Onverminderd lid 1 kan ook de opleiding of de faculteit zelf de procedure opstarten. Deze voorstellen worden na finale goedkeuring eveneens van kracht in het academiejaar x+2 na de aanvraag. Onverminderd lid 1 verwittigt het departement Onderwijsbeleid de faculteiten indien een wijziging van de regelgeving een wijziging van de onderwijstaal van de opleiding noodzakelijk maakt. 2. Het voorstel tot wijziging wordt binnen de opleidingsraad uitgewerkt. Het faculteitssecretariaat vult op basis van dit door het bevoegde facultaire orgaan goedgekeurde voorstel de nodige rubrieken van het Onderwijsraadformat in. 3. Het faculteitssecretariaat bezorgt het departement Onderwijsbeleid via e- mail het Onderwijsraad-format, zodat deze de wijziging aan de bovenstructuur kan bewerkstelligen na finale goedkeuring door de betrokken externe instantie. 4. Het departement Onderwijsbeleid evalueert de voorstellen tot wijziging van de onderwijstaal van de opleiding aan de hand van de decretale taalregeling, de ter beschikking gestelde formats, rationalisering, onderwijscapaciteit en interuniversitaire samenwerking.

8 8 Bij een positieve evaluatie wordt de aanvraag geagendeerd op de Onderwijsraad, die beslist ze al dan niet in te laten dienen bij de Commissie Hoger Onderwijs conform artikel II.263 van de Codex Hoger Onderwijs, uiterlijk op 1 oktober van academiejaar x+1. Artikel 8 (wijziging van een afstudeerrichting) 1. Elk jaar uiterlijk op 31 maart (academiejaar x) roept het departement Onderwijsbeleid via de faculteiten op om voorstellen tot wijziging van een afstudeerrichting te formuleren. De voorstellen worden ten laatste op 1 september (academiejaar x) middels de geëigende formats overgemaakt aan het departement Onderwijsbeleid. Na finale goedkeuring door de Vlaamse Regering worden deze voorstellen van kracht in het academiejaar x+2. Onverminderd lid 1 kan ook de opleiding of de faculteit zelf de procedure opstarten. Deze voorstellen worden na finale goedkeuring eveneens van kracht in het academiejaar x+2 na de aanvraag. Onverminderd lid 1 verwittigt het departement Onderwijsbeleid de faculteiten indien een wijziging van de regelgeving een wijziging van een afstudeerrichting noodzakelijk maakt. 2. Het voorstel tot wijziging wordt binnen de opleidingsraad uitgewerkt. Het faculteitssecretariaat vult op basis van dit voorstel de nodige rubrieken van het Onderwijsraad-format in. 3. Het faculteitssecretariaat bezorgt het departement Onderwijsbeleid via e- mail het Onderwijsraad-format, zodat deze de wijziging aan de bovenstructuur kan bewerkstelligen na finale goedkeuring door de betrokken externe instantie. 4. Het departement Onderwijsbeleid evalueert de voorstellen tot wijziging van een afstudeerrichting aan de hand van de decretale bepalingen, de ter beschikking gestelde formats, richtlijnen voor curriculumopbouw, rationalisering, onderwijscapaciteit en interuniversitaire samenwerking. Bij een positieve evaluatie wordt de aanvraag geagendeerd op de Onderwijsraad, die beslist ze al dan niet bij de VLUHR in te laten dienen. 5. Uiterlijk op 31 oktober (academiejaar x+1) dient het departement Onderwijsbeleid de aanvraag in bij de VLUHR, die volgens zijn eigen beslissingsregels een voorstel doet aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering neemt vervolgens een besluit. Artikel 9 (erkenning van een nieuwe bachelor-, master- of master-namasteropleiding)

9 9 1. De administratieve aanvraag tot erkenning van een opleiding als nieuwe academische opleiding door de Vlaamse Regering is een bevoegdheid van de Rector en wordt uitgevoerd door het departement Onderwijsbeleid. De aanvraagprocedure betreft enerzijds een toets betreffende de macrodoelmatigheid door de Commissie Hoger Onderwijs en anderzijds een toets nieuwe opleiding door de NVAO. De aanvraag tot erkenning als nieuwe opleiding dient achtereenvolgens goedgekeurd te worden door het bevoegde facultair orgaan, door de Onderwijsraad en door de Academische Raad, alsook het positief advies vanwege de Raad van Bestuur van de associatie ontvangen te hebben, en dit voor 1 maart van het kalenderjaar dat voorafgaat aan het academiejaar waarin de instelling de nieuwe opleiding ten vroegste wil aanbieden. Gegeven onderhavige procedure dient het bevoegde facultair orgaan uiterlijk 3 maanden vóór de genoemde deadline van 1 maart het volledige aanvraagdossier te bezorgen aan het departement Onderwijsbeleid. 2. Het faculteitssecretariaat bezorgt het departement Onderwijsbeleid via e- mail het Onderwijsraad-format, zodat deze de wijziging aan de bovenstructuur kan bewerkstelligen na finale goedkeuring door de betrokken externe instantie. 3. Het departement Onderwijsbeleid evalueert de voorstellen tot erkenning van een nieuwe bachelor-, master- of master-na-masteropleiding aan de hand van de decretale bepalingen, de ter beschikking gestelde formats, rationalisering, onderwijscapaciteit en interuniversitaire samenwerking. 4. Bij een positieve evaluatie wordt de aanvraag geagendeerd op de Onderwijsraad, die een advies verstrekt. 5. Vervolgens wordt de aanvraag voorgelegd aan de Academische Raad, die beslist al dan niet een aanvraag tot erkenning te laten indienen. Artikel 10 (erkenning van een nieuwe postgraduaatopleiding) De procedure voor erkenning van een nieuwe postgraduaatopleiding is dezelfde als deze omschreven in artikel 9, met uitzondering van wat volgt: - Een voorstel tot erkenning van een nieuwe postgraduaatopleiding met startdatum in het eerste semester moet ten laatste op 1 april van het voorafgaande academiejaar ingediend worden. Indien de startdatum in het tweede semester valt, moet het voorstel ten laatste op 1 september van het lopende academiejaar ingediend worden. - Bij de aanvraag dient een businessplan gevoegd te worden. - Er dient geen aanvraag tot erkenning gericht te worden aan de Vlaamse overheid. De Academische Raad heeft in deze beslissingsbevoegdheid. Artikel 11 (wijziging aan de studieomvang van opleidingen)

10 10 1. Vanaf 2014 kunnen universiteiten jaarlijks uiterlijk op 30 april een aanvraag indienen bij de Vlaamse Regering tot uitbreiding of tot vermindering van de studieomvang van een masteropleiding. De aanvraag wordt gezamenlijk opgesteld door alle instellingen die de betrokken opleiding aanbieden. De VLIR beslist welke opleidingen in welk jaar een aanvraag tot uitbreiding van de studieomvang kunnen indienen. Onverminderd lid 1 kan de Vlaamse Regering de studieomvang van bachelor- of masteropleidingen uitbreiden of de studieomvang van masteropleidingen verminderen met het oog op de toegang tot het beroep. 2. Het voorstel tot wijziging wordt gezamenlijk uitgewerkt door de opleidingsraden van de instellingen die de betrokken opleiding aanbieden. Tussen de betrokken instellingen wordt een penvoerder aangeduid die de redactie van het aanvraagdossier coördineert. Na goedkeuring door het bevoegde facultaire orgaan vult het faculteitssecretariaat op basis van dit voorstel de nodige rubrieken van het Onderwijsraad-format in. 3. Het faculteitssecretariaat bezorgt het departement Onderwijsbeleid via e- mail het Onderwijsraad-format, zodat deze de wijziging aan de bovenstructuur kan bewerkstelligen na finale goedkeuring door de betrokken externe instantie. 4. Het departement Onderwijsbeleid evalueert de voorstellen tot wijziging van de studieomvang aan de hand van de decretale bepalingen, de ter beschikking gestelde formats, richtlijnen voor curriculumopbouw, rationalisering, onderwijscapaciteit en interuniversitaire samenwerking. Bij een positieve evaluatie wordt de aanvraag geagendeerd op de Onderwijsraad, die beslist ze al dan niet bij de VLUHR in te laten dienen. 5. Uiterlijk op 30 april (academiejaar x) dient de VLUHR, die de aanvraag coördineert, het dossier in bij de Vlaamse Regering, die vervolgens de ingediende aanvraag voor advies voorlegt aan de NVAO. De Vlaamse Regering neemt vóór 1 december van academiejaar x+1 een beslissing op basis van het advies van de NVAO en het ingediende dossier. Indien de aanvraag wordt goedgekeurd, kan de masteropleiding waarvan de studieomvang werd uitgebreid ten vroegste starten in academiejaar x+5. Een goedgekeurde onderzoeksmaster kan ten vroegste starten in academiejaar x+2. Een masteropleiding waarvan de studieomvang werd verminderd, kan eveneens ten vroegste van start gaan in academiejaar x+2. Artikel 12 (samenvoegen van opleidingen of omvormen tot een gezamenlijke opleiding)

11 11 1. De opleiding of de faculteit kan zelf de procedure opstarten om voorstellen tot samenvoeging van opleidingen (binnen de eigen instelling) of omvorming tot een gezamenlijke opleiding (samen met een of meerdere andere instellingen) te formuleren. Onverminderd lid 1 verwittigt het departement Onderwijsbeleid de faculteiten indien een wijziging van de regelgeving (bv. rationalisatie) een samenvoeging of omvorming tot gezamenlijke opleiding noodzakelijk maakt. 2. Het voorstel tot wijziging wordt binnen de opleidingsraad uitgewerkt. Indien het een omvorming tot gezamenlijke opleiding betreft, gebeurt dit in samenspraak met de opleidingsraad van de andere betrokken instellingen. Na goedkeuring door het bevoegde facultaire orgaan vult het faculteitssecretariaat op basis van dit voorstel de nodige rubrieken van het Onderwijsraad-format in. 3. Het faculteitssecretariaat bezorgt het departement Onderwijsbeleid via e- mail het Onderwijsraad-format, zodat deze de wijziging aan de bovenstructuur kan bewerkstelligen na finale goedkeuring door de betrokken interne of externe instantie. 4. Het departement Onderwijsbeleid evalueert de voorstellen tot samenvoeging of omvorming aan de hand van de decretale bepalingen, de ter beschikking gestelde formats, richtlijnen voor curriculumopbouw, rationalisering, onderwijscapaciteit en interuniversitaire samenwerking. Bij een positieve evaluatie wordt de aanvraag geagendeerd op de Onderwijsraad. Indien het een omvorming tot gezamenlijke opleiding betreft waarbij de opleiding reeds wordt aangeboden aan elk van de betrokken instellingen, dan heeft de Onderwijsraad beslissingsbevoegdheid en volstaat het om een samenwerkingsovereenkomst op te stellen waarin de modaliteiten m.b.t. de samenwerking worden vastgelegd. Indien het een omvorming tot gezamenlijke opleiding betreft waarbij de opleiding nog niet wordt aangeboden aan een van de betrokken instellingen, dan moet het voorstel worden ingediend bij de VLUHR. De associaties waarvan een partner de desbetreffende onderwijsbevoegdheid heeft in de provincie waarin de toetredende instelling is gevestigd, moeten hiervoor hun akkoord verlenen. In het geval van de VUB is dat de Associatie KU Leuven. Indien het een samenvoeging van opleidingen betreft, moet het voorstel eveneens worden ingediend bij de VLUHR. 5. Uiterlijk op 30 april (academiejaar x) dient het departement Onderwijsbeleid de aanvraag in bij de VLUHR, die volgens zijn eigen beslissingsregels een voorstel doet aan de Vlaamse Regering. De Vlaamse Regering neemt vervolgens

12 12 een besluit. Na finale goedkeuring worden de voorstellen van kracht in academiejaar x+1.

13 13 Hoofdstuk III: Slotbepalingen Artikel 13 (aanvullingen & wijzigingen aan het reglement) Wijzigingen aan dit reglement zijn slechts mogelijk bij beslissing van de Academische Raad, na goedkeuring door de Onderwijsraad. Artikel 14 (bevoegdheden IDLO) Ten aanzien van de lerarenopleiding worden de bevoegdheden in dit reglement toegekend aan de decaan uitgeoefend door de Voorzitter IDLO. De bevoegdheden in dit reglement toegekend aan het bevoegde facultaire orgaan worden, wat de lerarenopleiding betreft, uitgeoefend door de Departementsraad. Faculteit wordt, wat de lerarenopleiding betreft, vervangen door IDLO. Artikel 15 (overgangsbepaling) Voor het academiejaar worden de bevoegdheden toegekend aan de Vicerector Onderwijs- en Studentenbeleid waargenomen door de Vicerector Onderwijsbeleid. Artikel 16 (inwerkingtreding) Dit reglement treedt in werking na goedkeuring van dit reglement door de Academische Raad.