HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN

Transcriptie

1 Reglement tot bepaling van de methodologische regelen voor de uitvoering van de toets nieuwe opleiding ten aanzien van hogeronderwijsopleidingen in de Vlaamse Gemeenschap De Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie, verder de NVAO genoemd, gelet op het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen, inzonderheid op artikel 62, 7, tweede lid; Gelet op het reglement van 14 februari 2005 tot bepaling van methodologische regelen voor de uitvoering van de toets nieuwe opleiding ten aanzien van hogeronderwijsopleidingen in de Vlaamse Gemeenschap; Na beraadslaging, BESLUIT: HOOFDSTUK I. ALGEMENE BEPALINGEN Artikel 1. De begrippen die in dit reglement worden gehanteerd, moeten worden gelezen in de zin die eraan wordt gegeven in: 1 het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Vlaamse Gemeenschap van België inzake de accreditatie van opleidingen binnen het Nederlandse en het Vlaamse hoger onderwijs, ondertekend te Den Haag op 3 september 2003; 2 het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Voor de toepassing van dit reglement wordt verstaan onder: 1 NVAO: het orgaan van de Nederlands-Vlaamse Accreditatieorganisatie dat bij of krachtens verdrag is aangewezen om de in dit reglement opgenomen bevoegdheden uit te oefenen; 2 structuurdecreet: het decreet van 4 april 2003 betreffende de herstructurering van het hoger onderwijs in Vlaanderen. Art. 2. Dit reglement is van toepassing op de aanvragen voor een toets nieuwe opleiding die uitgaan van het bestuur van een instelling in de Vlaamse Gemeenschap. HOOFDSTUK II. BEOORDELING VAN DE AANVRAGEN DOOR EEN VISITATIECOMMISSIE VAN DESKUNDIGEN Afdeling 1. Instelling en opdracht van een visitatiecommissie van deskundigen Art. 3. Voor elke ontvankelijke aanvraag voor een toets nieuwe opleiding stelt de NVAO een visitatiecommissie samen. Art. 4. De visitatiecommissie is belast met de opmaak van een adviesrapport waarin de opleiding wordt beoordeeld overeenkomstig het Toetsingskader. Afdeling 2. Samenstelling Onderafdeling 1. Algemeen Art. 5. De visitatiecommissie bestaat uit vier leden, waaronder ten minste één student. Art. 6. In de schoot van de visitatiecommissie zijn volgende competenties aanwezig zoals omschreven en toegelicht in het Toetsingskader: 1

2 1 vakdeskundigheid; 2 internationale deskundigheid; 3 werkvelddeskundigheid; 4 onderwijsdeskundigheid; 5 studentgebonden deskundigheid; 6 visitatie- en auditdeskundigheid. Art. 7. De NVAO stelt het betrokken instellingsbestuur schriftelijk in kennis van de samenstelling van de visitatiecommissie zodra deze is vastgelegd. Onderafdeling 2. Voorzitter Art. 8. De NVAO duidt onder de commissieleden een voorzitter aan. De voorzitter is belast met de algemene werking van de visitatiecommissie. Hij is verantwoordelijk voor de neerlegging van het adviesrapport. Onderafdeling 3. Secretaris en procescoördinator Art De visitatiecommissie wordt bijgestaan door: 1 een secretaris, die al dan niet een personeellid van de NVAO is en die gecertificeerd is door de NVAO; 2 een personeelslid van de NVAO dat optreedt als procescoördinator. De secretaris en de procescoördinator zijn geen lid van de visitatiecommissie. 2. De secretaris is belast met de opmaak van het adviesrapport onder de verantwoordelijkheid van de voorzitter. 3. De procescoördinator is belast met de bewaking van het beoordelingsproces in de schoot van de visitatiecommissie. Deze opdracht houdt volgende deeltaken in: 1 de praktische voorbereiding van het beoordelingsproces; 2 het verstrekken van praktische inlichtingen en raadgevingen aan de visitatiecommissie over: a) de inhoud en concrete toepassing van het Toetsingskader, b) de oordeelsvorming bij vergelijkbare opleidingen; 3 het onderhouden van contacten met het instellingsbestuur; 4 het kennisnemen en behandelen van klachten en opmerkingen in verband met de werkzaamheden van de visitatiecommissie. De procescoördinator verwittigt de NVAO wanneer hij meent dat de visitatiecommissie onvoldoende tegemoet komt aan klachten en opmerkingen vanuit het instellingsbestuur of aan door de procescoördinator zelf gegeven aanwijzingen. Onderafdeling 4. Onafhankelijkheid en onpartijdigheid Art. 10. Het lidmaatschap van de visitatiecommissie en de hoedanigheden van secretaris en procescoördinator zijn onverenigbaar met: 1 een (vroeger) lidmaatschap van: a) het personeel van de betrokken instelling, ongeacht de aard van de tewerkstelling of de herkomst van de bezoldiging, b) een bestuursorgaan van de betrokken instelling, c) een bestuursorgaan van een rechtspersoon waarin de instelling deelneemt, d) een bestuursorgaan van het ziekenhuis verbonden aan de instelling; 2

3 2 het (vroeger) lidmaatschap of de (vroegere) vertegenwoordigingsfunctie in de associatie waartoe de instelling behoort; 3 het (vroeger) verstrekken van adviezen of het (vroeger) uitvoeren van overheidsopdrachten ten behoeve van de betrokken instelling; 4 de (vroegere) echtverbintenis of (vroegere) samenwoning of het hebben van familiale banden tot in de tweede graad met een onder 1 bedoelde persoon. Er is geen onverenigbaarheid meer indien het lidmaatschap, de vertegenwoordigingsfunctie, de echtverbintenis of de samenleving eerder werd beëindigd, of het advies of de overheidsopdracht eerder werd opgeleverd, dan in de periode van 5 jaar voorafgaand aan de datum van de aanvraag voor een toets nieuwe opleiding. Art. 11. De leden van de visitatiecommissie, de secretaris en de procescoördinator ondertekenen een verklaring op eer waarin bevestigd wordt dat zij zich niet in een toestand van onverenigbaarheid bevinden. De verklaring op eer wordt aan het dossier toegevoegd. Indien de onverenigbaarheid ontstaat na de ondertekening van de verklaring, meldt de betrokken persoon dit aan de NVAO en trekt hij zich onmiddellijk en volledig uit de zaak terug. Met de ondertekening van deze verklaring stemmen de leden van de visitatiecommissie, de secretaris en de procescoördinator tevens in met een deontologische code waarin zij o.a. verklaren gedurende een termijn van vijf jaar niet betrokken te worden bij de oprichting van eenzelfde of sterk verwante nieuwe opleiding. Art Het betrokken instellingsbestuur kan de NVAO verzoeken een lid van de visitatiecommissie te wraken indien het instellingsbestuur meent dat deze persoon zich in één van de genoemde toestanden van onverenigbaarheid bevindt. Het wrakingsverzoek moet worden ingediend binnen een termijn van 5 kalenderdagen, die ingaat de dag na deze van de kennisgeving van de samenstelling van de visitatiecommissie. Later ingediende wrakingsverzoeken zijn onontvankelijk, tenzij de reden voor wraking na bedoelde kennisgeving is ontstaan of tenzij het betrokken instellingsbestuur pas later kennis heeft genomen van de reden tot wraking. 2. De NVAO onderzoekt de zaak onverwijld en wraakt de persoon indien zij daadwerkelijk een onverenigbaarheid vaststelt. Onderafdeling 3. Plaatsvervanging Art Indien een lid van de visitatiecommissie in de loop van het beoordelingsproces wegvalt, wordt dit lid enkel vervangen indien dit onontbeerlijk is voor het nemen van een rechtsgeldige beslissing. De vervanging wordt onontbeerlijk geacht indien door het wegvallen van het lid van de visitatiecommissie: 1 het totaal aantal commissieleden lager ligt dan vier; 2 de commissie niet langer een student-lid telt; 3 competenties verdwijnen die onmisbaar zijn om een valabel adviesrapport af te leveren. 2. De NVAO kan reeds bij de samenstelling van de visitatiecommissie voorzien in plaatsvervangers. Zij kan evenwel ook plaatsvervangers ad hoc aanduiden. 3. Een lid van de visitatiecommissie kan te allen tijde vervangen worden. 3

4 4. Bij de vervanging van een commissielid wordt de nieuwe samenstelling van de visitatiecommissie ter kennis gebracht van het instellingsbestuur overeenkomstig artikel 7, behoudens wanneer de vervanger een reeds aangekondigde plaatsvervanger is met toepassing van 2, eerste lid. In voorkomend geval geldt opnieuw de mogelijkheid tot wraking ten aanzien van het nieuwe lid overeenkomstig artikel 12. Afdeling 3. Oordeelsvorming Art De visitatiecommissie vormt haar oordeel op grond van het aanvraagdossier en eventuele andere beschikbare relevante stukken. 2. De visitatiecommissie vult dit onderzoek op stukken aan met vraaggesprekken, al dan niet ter plaatse in combinatie met het in 3 bedoelde plaatsbezoek. De vraaggesprekken betreffen enerzijds de strategische en organisatorisch randvoorwaarden voor de opleiding. Deze gesprekken worden gehouden met leden van het instellingsbestuur of door het instellingsbestuur gemandateerde personeelsleden. De vraaggesprekken betreffen anderzijds opleidingsinhoudelijke aspecten. Deze gesprekken worden gevoerd met door het instellingsbestuur aangeduide opleidingsverantwoordelijken, academisch of onderwijzend personeel, externe deskundigen, zoals vertegenwoordigers van het beroepenveld, en/of studenten. 3. De visitatiecommissie vult de vraaggesprekken aan met een bezoek aan de voorzieningen die voor de nieuwe opleiding zullen worden aangewend. Zij kan op gemotiveerde wijze van dit plaatsbezoek afzien als zij oordeelt dat de organisatie van de opleiding niet afhankelijk is van specifieke materiële voorzieningen. Afdeling 4. Aansturing en toezicht Art. 15. De visitatiecommissie legt in principe autonoom de werkverdeling in de schoot van de visitatiecommissie en de planning van haar oordeelsvorming vast, niettegenstaande de bevoegdheid van de NVAO om de voorzitter, de secretaris en de procescoördinator van de visitatiecommissie aan te duiden. De NVAO is echter bevoegd om de werking van de visitatiecommissie aan te sturen, inzonderheid door het geven van bindende richtlijnen, het verordenen van aanvullend onderzoek en het vervangen van leden. Art. 16. Indien de visitatiecommissie het door het instellingsbestuur aangereikte domeinspecifieke leerresultatenkader niet aanvaardt en dientengevolge aanvult, wijzigt of vervangt, moet de NVAO haar goedkeuring verlenen aan deze niet-aanvaarding en deze aanvullingen, wijzigingen of vervangingen. HOOFDSTUK III. ADVIESRAPPORT EN TOETSINGSRAPPORT Art De visitatiecommissie legt haar bevindingen vast in het adviesrapport. Zij mag deze bevindingen, noch het adviesrapport meedelen aan het instellingsbestuur. 2. Het adviesrapport omvat volgende onderdelen: 1 de samenstelling van de visitatiecommissie; 2 een verklaring waaruit blijkt dat de beoordeling op onafhankelijke en objectieve wijze tot stand is gekomen; 3 de basisgegevens van de opleiding; 4 informatie over het locatiebezoek; 5 een overzicht van het bestudeerde materiaal; 6 per generieke kwaliteitswaarborg uit het Toetsingskader: 4

5 a) de feitelijk onderbouwde bevindingen van de visitatiecommissie; b) de overwegingen van de commissie; c) het oordeel van de commissie; d) eventuele verbetersuggesties; 7 een scoretabel met de oordelen; 8 een samenvattend oordeel, met vermelding van de eindconclusie, over de kwaliteit van de opleiding, leesbaar voor een breed publiek; 9 een lijst met afkortingen. 3. Alle leden van de visitatiecommissie zijn bij de beraadslaging en de beslissing over het adviesrapport betrokken. De beslissing is slechts aangenomen indien de meerderheid van de visitatiecommissie zich akkoord verklaart. Bij staking van stemmen beslist de voorzitter. 4. Het adviesrapport wordt ondertekend door de voorzitter en de secretaris. Art. 18. De NVAO stelt op grond van het adviesrapport het toetsingsrapport op. Zij kan daarbij afwijken van de aanbevelingen van het adviesrapport voor zover deze afwijkingen ten gronde worden gemotiveerd. HOOFDSTUK IV. SLOTBEPALINGEN Art. 19. Het reglement van 14 februari 2005 tot bepaling van methodologische regelen voor de uitvoering van de toets nieuwe opleiding ten aanzien van hogeronderwijsopleidingen in de Vlaamse Gemeenschap wordt opgeheven. Art. 20. Dit reglement treedt, overeenkomstig de bepalingen van artikel 62, 7, tweede lid, van het structuurdecreet, in werking de dag volgend op de dag van bekrachtiging door de Vlaamse Regering. Dit reglement wordt na de in het eerste lid bedoelde bekrachtiging tevens bekendgemaakt op de website van de NVAO. 5