Pedagogische aanpak Positief en consequent!

Transcriptie

1 Pedagogische aanpak Positief en consequent! Gedragsproblemen van een groep (bv. clowntjes gedrag) komen voort uit onvermogen. Kinderen hebben een duidelijke hulpvraag: Help mij hoe ik me moet gedragen? Onderstaande afspraken hebben betrekking op het pedagogisch handelen in de groep. Groepsgesprek (om regels te verhelderen/ afspraken te maken). Als je samen een groep hebt doe je dit met z n tweeën. - waarom dit gesprek, wat gaat er goed, waar willen we nog aan werken/ wat willen we verbeteren? Dus niet: wat gaat niet goed? - gezamenlijk belang van een fijne sfeer benadrukken. - Dit gesprek voer je aan het begin van het schooljaar en herhaal je gedurende het jaar afhankelijk van je groep. Afspraken die in de school/groep gelden - de 10 regels van school om in te wonen, deze hangen zichtbaar in de groep.regel van de maand in de nieuwsbrief vermelden. - wc gebruik zoveel mogelijk voor school, tijdens de pauze en na school. Als kinderen toch moeten: niet tijdens instructie. Daarnaast zijn er natuurlijk kinderen waarmee je individuele afspraken hebt. - wandelend de school binnenkomen s morgens en s middags - wandelend naar buiten gaan tijdens pauzes en na schooltijd - we blijven van elkaar af als we binnen zijn - als kinderen eerder in de klas zijn, gedragen ze zich rustig. Daarnaast heb je natuurlijk nog eigen groepsregels die voor je groep gelden. Dit is afhankelijk van de behoeften van je groep! Zorg wel dat deze zichtbaar zijn voor je groep. Luisterhouding - benoemen wat dit is en het belang ervan benadrukken: -Het kind is betrokken bij de les -Kan de aandacht erbij houden en is niet met andere dingen bezig -Goede zithouding. - samen bepalen wat de luisterhouding inhoudt: 1. rechtop op de stoel zitten 2. beide voeten op de grond 3. stoel aangeschoven 4. armen over elkaar / kleuters: handen op de benen, 7-8 op tafel 5. alleen de hoognodige materialen op tafel (zie afspraken zelfstandig werken hieronder) 6. Het kind kijkt naar degene die aan het woord is; oogcontact. Complimenteer en bedank kinderen regelmatig voor het meedoen, meedenken en het zitten in de goede luisterhouding. Wat goed dat jij.(naam) al in de luisterhouding zit Wat fijn,.(naam), dat jij nog steeds in de goede luisterhouding zit Bedankt voor het meedenken, (naam) Wie praat er in de klas? - benoemen waarom er afspraken gemaakt moeten worden over het praten in de klas

2 - afspraken toelichten 1. als de leerkracht praat ben jij stil, als een leerling praat is de leerkracht stil en wordt er naar elkaar geluisterd. 2. als je iets wilt zeggen steek je je vinger op. 3. Tijdens instructie steek je geen vinger op. Dit leidt namelijk af. Je bent zelf met je eigen gedachten bezig en hoort de rest niet goed. Je krijgt een lamme arm en het leidt ook degene af die aan het vertellen is. De leerkracht geeft beurten. 4. Als leerkracht vraag je regelmatig aan kinderen: Wie wil er iets vragen, zeggen? Wanneer er tussendoor kinderen ongevraagd de vinger opsteken, vraag je Mag je nu de vinger opsteken? / Heb ik je een vraag gesteld?. Herhaal kort hoe storend het werkt, wanneer iedereen zomaar, ongevraagd de vinger opsteekt. Ik kan niet goed nadenken, wanneer ik telkens vingers omhoog zie. Leerkrachtgedrag: De leerkracht zorgt ervoor dat hij/zij vanaf uur bij/in de groep is, alleen voor de groepen 1 t/m 3. De kinderen van de leerkracht die pleinwacht heeft, blijven buiten en gaan als laatste met de leerkracht naar binnen. De lk is er ook echt voor de kinderen en niet met eigen werk bezig. Beltijd: 8.20 uur eerste bel; je mag naar binnen, 8.25 uur; 2 de bel, je moet naar binnen; De lk begroet de kinderen en staat open voor de verhalen/vragen van de kinderen. De lk toont een geïnteresseerde houding naar de kinderen; Als lk geef je aan kinderen aan welk teken je gebruikt wanneer je verwacht dat ze in de luisterhouding gaan zitten, bijv. triangel. Stem dit af met je duopartner; Als lk benoem je wat je verwacht van de kinderen en ook wat je ziet. Bv: Sam wat goed dat jij al in de luisterhouding zit, dankjewel daarvoor ; (dus NIET: allemaal in de luisterhouding ) De lk staat bij de deur op het moment dat de kinderen de klas verlaten. Sfeerverhogende tips Complimenten geven (naam), ik vind het goed van jou, dat je Dank je wel, (naam) Graag gedaan, (naam) Tip geven (naam), ik zou graag willen dat je Dat wil ik proberen, (naam) Dank je wel, (naam) Essentieel bij het geven van complimenten en tips is het - Aankijken (in de ogen kijken) - Noemen van elkaars naam - Spreken in volledige zinnen - Het antwoorden (wederom met aankijken, naam) Een tip is een goede raad. Een tip om tot een afspraak met jezelf te kunnen komen. We helpen elkaar daarbij. Als eerste wordt er gevraagd: - Wie zou (naam) een compliment kunnen geven? Kijk eens hoeveel kinderen het zijn? Wat doet dat met je? - Wie zou (naam) een tip kunnen geven?

3 Is er iets in het gedrag van (naam) dat hij/zij zou kunnen veranderen? Hoe gaan we om met regelovertredend gedrag? We gaan uit van drie waarschuwingen. Heeft een kind 3 waarschuwingen dan werkt het kind tot de volgende pauze in een andere groep of eventueel een time-outplek De waarschuwingen gelden voor een dagdeel. Als een kind op school komt, start het altijd met een schone lei. Als je een kind een waarschuwing geeft krijgt het kind een kaartje met een 1/2/3 of erop op zijn/haar tafel. Je blijft neutraal en gaat direct door met je les. Laat je niet verleiden tot discussie. Krijgt een kind een 3 e waarschuwing dan geef je het kind een nadenkblad mee en werk wat het zelfstandig kan (af)maken, en breng je het kind naar de afgesproken plek. Deze bladen bewaar je voor een oudergesprek na de 2 de keer time-out. In de eerstvolgende pauze volgt een gesprek tussen leerkracht en kind, waar het nadenkblad als leidraad dient voor het gesprek. Bij 3 waarschuwingen wordt de leerling naar de volgende groep gestuurd: Van: Naar: Groep 1,2 Denkstoel Groep 3/4 Groep 8 Groep 5/6 Groep 8 Groep 7 Groep 3/4 Groep 8 Groep 5/6 * zorg voor een afgeschermde plek, zodat kinderen die naar het toilet gaan geen contact kunnen zoeken met het kind en andersom. Hoe gaan we in gesprek met een kind? Ga in gesprek met het kind in de klas. Er zijn geen anderen bij. Bij een gesprek na schooltijd, belt het kind (vanaf gr 5) zelf naar huis om te zeggen dat het later komt. De leerkracht en kind zitten aan een tafel in een hoek van 90, dus niet tegenover elkaar! Je zit dichtbij het kind en hij/zij heeft mogelijkheid tot aankijken en wegkijken. De leerkracht heeft een vragende gesprekshouding, waardoor het kind gedwongen wordt te reflecteren. Het kind moet vervolgens benoemen waarvoor het de drie waarschuwingen heeft gekregen. Het nadenkblad gebruik je hierbij. Als het kind weerstand biedt of begint te huilen zeg je: zo kan ik niet met je praten, ik ga even koffie halen en kom zo bij je terug. Laat je niet verleiden om het kind te troosten. Zorg dat je samen eigenaar blijft van het ontstane probleem en de oplossing hiervan. Je vraagt het kind: Voor welk gedrag ga jij kiezen? Na het gesprek vindt er een terugkoppeling plaats naar de groep. Het liefst door het kind zelf, maar kan ook door de leerkracht. Deze vraagt dan wel steeds bevestiging van het kind. Samen met het kind maak je een afspraak voor de volgende week, om te kijken of het kind moeite gedaan heeft om voor ander gedrag te kiezen. Gedurende de volgende week heb je af en toe even een kort overleg met het kind of er merkbare verbetering is. In het tweede gesprek wordt bepaald, of het kind voor ander gedrag heeft gekozen. In dit gesprek wordt aangegeven, bij niet gelukken, dat er bij het derde gesprek zichtbare verbeteringen moeten zijn. Zo niet, dan volgt een gesprek met ouders en kind.

4 Krijgt een kind binnen deze periode opnieuw drie waarschuwingen, dan volgt sowieso een gesprek met ouders en kind. Indien er een gesprek met ouders plaatsvindt, wordt de IB-er hiervan op de hoogte gebracht. Gesprek met ouders - kind - leerkracht: Bij 2 x 3 waarschuwingen of als er geen verbetering in het gedrag zichtbaar is, worden ouders en kind uitgenodigd voor een gesprek. De leerkracht richt zich in eerste instantie op het kind. Je laat het kind gestructureerd vertellen (onder begeleiding van de leerkracht) over de genomen stappen tot nu toe. De leerkracht richt zich vervolgens op de ouders en het kind en neemt hierbij een vragende houding aan. Hoe kunnen ouders bijdragen aan gedragsverandering bij het kind? Met ouders wordt afgesproken dat zij elke ochtend, voordat het kind naar school gaat, vragen aan hun kind: Voor welk gedrag ga jij vandaag kiezen?. Er wordt in eerste instantie na twee weken een nieuwe afspraak gepland. Indien het gedrag van het kind verbetert, wordt de tijd tussen de afspraken groter.(3 weken, 4 weken enz.) Bij aangepast gedrag vindt er een gesprek plaats om de 6 weken. Na 3 x 3 waarschuwingen moeten de kinderen de verloren lestijd, in overleg met de ouders, na school inhalen. De gesprekkencyclus blijft gehandhaafd. Probleemoplossend in gesprek met kinderen. Wanneer een kind meer hulp nodig heeft om zijn doel te bereiken kun je in gesprek met een kind onderstaande voorbeeldvragen gebruiken om het kind te helpen. Stel je voor dat..vragen: - Stel je voor dat je probleem niet langer bestaat, wat zou er voor jou anders zijn? - Stel je eens voor dat ik je over twee weken tegenkom en je vertelt me dat alles nu goed gaat. Wat is er dan anders? - Stel je voor dat ik papa of mama zou vragen wat zij graag zouden willen dat jij anders zou doen. Wat zouden zij dan zeggen? Verdiepingsvragen: - Wat is er dan anders? - Wat doe je dan anders? - Welk verschil maakt dat voor jou? - Wat merken je leerkrachten, ouders, klasgenoten aan jou wanneer je dingen anders zou aanpakken? Wat nog meer? - Hoe vind je dat? - Op welke momenten gaat het al beter/goed? En hoe komt dat? Wat is dan anders? - Hoe kan ik je helpen? - Hoe kunnen klasgenoten je helpen? Dit is een eerste start. Blijkt dit niet voldoende, dan bekijk je samen met de IB-er naar een vervolg en/of andere mogelijkheden.

5 Afspraken m.b.t. zelfstandig werken Wat verstaan we onder zelfstandig werken? De leerlingen werken zelfstandig aan een taak, in eigen tempo en op eigen niveau. Kinderen kunnen gedurende een bepaalde tijd aan het werk, zonder dat ze daarbij de hulp van de leerkracht nodig hebben Zelfstandig werken is dat de leerling in staat is, zonder begeleiding van de leerkracht, te werken aan zijn taak, waarbij hij weet wat hij moet doen, hoe hij het moet doen en wat hij daarvoor nodig heeft. Incidenteel hulp van een medeleerling is prima. Na uitleg over de leerstof gaan de lln aan het werk en heb je de handen vrij om anderen te helpen die nog problemen ondervinden en kunnen ze op eigen niveau werken. Belangrijke afspraken m.b.t. zelfstandig werken: - Na elke periode van zelfstandig (ver-)werken wordt zoveel mogelijk groepsgewijs geëvalueerd; - De leerkracht loopt looprondes tijdens het zelfstandig werken, vaste looprondes hebben de voorkeur; - De tijd waarop de leerkracht niet beschikbaar is, wordt aangegeven met een rode cirkel op het bord. Dit in combinatie met de timetimer, hoe lang duurt het stil werken ; - De tijd waarop de leerkracht wel beschikbaar is, wordt aangegeven met een groene cirkel; - De timetimer kan gebruikt worden om de werktijd in z n geheel aan te geven; - Het wanneer en hoe samenwerken (met blokje op groen) wordt vooraf duidelijk en expliciet aangegeven; - Alle leerlingen hebben tijdens het werken hun blokje op de hoek van de tafel staan; - Leerkracht ziet er tijdens de looprondes op toe dat de leerlingen het blokje adequaat toepassen. De leerkracht geeft zonodig korte (non-)verbale complimenten of stuurt bij door consequenties in te voeren (groen blokje wordt bij teveel geklets door leerkracht op rood gezet); - Na elke klassikale instructie wordt begonnen met het blokje op rood. De tijd kan verschillend zijn (afhankelijk van de tijd die de verlengde instructie voor het instructiegroepje vraagt); - Als een leerling het blokje op vraagteken heeft en de vraag is beantwoord, vraagt de leerkracht; heb je nog meer vragen? of is je vraag beantwoord?. De leerkracht stimuleert dat de leerlingen zelf het blokje weer goed neerzetten; - Leerkracht draagt er zorg voor dat leerlingen weten wat ze moeten doen als ze een taak afgerond hebben (waar kunnen ze verder mee gaan); - Elke groep maakt een dagrooster op het bord om het dagprogramma weer te geven en de dag voorspelbaar te maken voor de kinderen; - Als er zelfstandig wordt gewerkt, is de leerkracht verantwoordelijk voor een gepaste klaaropdracht voor de 3 niveaugroepen die er binnen de groep zijn; - Tijdens het zelfstandig werken wordt er in alle groepen gebruik gemaakt van de time-timer; Zelfstandig werken bij de kleuters Zelfstandig werken in de onderbouw. De volgende afspraken gelden:

6 Om de doorgaande lijn naar groep 3 t/m 8 te bewaken maken we tijdens het zelfstandig werken gebruik van de rode cirkel op het bord: je mag de juf nu niet storen. De leerkracht heeft dan de gelegenheid om evt. met een groepje leerlingen in de kleine kring te werken. - Groene cirkel + rode ketting om betekent voor de kinderen: je mag juf niet storen, we mogen wel zachtjes overleggen met elkaar. - Rode cirkel + time-timer betekent voor de kinderen: je mag juf niet storen en we zijn zelfstandig en stil aan het werken waarbij we niet mogen praten. Daarnaast wordt de time-timer ook ingezet om de tijd waarop de leerkracht niet beschikbaar is en de werktijd in z n geheel aan te geven. De tijd loopt terug. Op die manier kunnen de kinderen zien hoe lang het nog duurt. Dit kan ook op het digibord. Leerkracht draagt er zorg voor dat leerlingen weten wat ze moeten doen als ze een werkje afgerond hebben (waar kunnen ze verder mee gaan) Elke groep maakt m.b.v de dagritmekaarten het dagprogramma zichtbaar, dit maakt de dag voorspelbaar voor de kinderen.