Tax Audit & Accountancy

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tax Audit & Accountancy"

Transcriptie

1 Februari JAARGANG 1 NR. 1 / 2006 VERSCHIJNT 6X PER JAAR (FEB/APR/JUNI/AUG/OKT/DEC) AFGIFTEKANTOOR GENT X P Tax Audit & Accountancy IBR IAB BIBF

2 I n h o u d Editoriaal 1 Notionele interestaftrek en dubbele belasting van de dividenden: een financiële optiek 2 De openingsbalans van de verenigingen zonder winstoogmerk in Boekhoudkundige begrippen en notionele interesten 13 Wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen laat sporen na voor de economische beroepsbeoefenaar 16 COLOFON TAX AUDIT & ACCOUNTANCY Tweemaandelijks tijdschrift van het IAB, het IBR en het BIBF Aanbevolen citeerwijze: T.A.A. Afgiftekantoor: Gent X REDACTIECOMITÉ P. P. Berger P. Colaert G. Delvaux M. De Wolf (Hoofdredacteur) C. Fischer S. Mercier C. Van der Elst E. Vercammen REDACTIESECRETARIAAT S. Massagé Uitgever NV die Keure Oude Gentweg 108, 8000 Brugge T (050) F (050) E steve.massage@diekeure.be VERANTWOORDELIJKE UITGEVERS G. Delvaux Voorzitter IAB Livornostraat Brussel T (02) F (02) A. Kilesse Voorzitter IBR Arenbergstraat Brussel T (02) F (02) Laatste berichtgeving van het IASB 15 oktober december M.-J. Paquet Voorzitter BIBF Legrandlaan Brussel T (02) F (02)

3 Editoriaal Aankondiging: Een nieuwe telg Geschriften, of althans sommige geschriften, hebben een eigen persoonlijkheid, net als mensen. We geven ze graag een ziel, waarvan de kwaliteit niet louter kan worden afgemeten aan de middelen die werden aangewend, want behalve in een oordeelkundige analyse is deze dikwijls ingebed in een duidelijke vrijmoedige toon, waarbij het streven om de actualiteit te vatten verzoend wordt met de wil om er een originele, scherpzinnige en objectieve blik op te werpen. De persoonlijkheid die we dit tijdschrift, Tax Audit & Accountancy, dat de eerste gezamenlijke uitgave is van onze drie Instituten, hebben willen meegeven, laat zich duidelijk inspireren door deze eigenschappen. Aangezien het geschreven is door professionals voor professionals, zal het de kwesties behandelen die u belangrijk vindt en zonder twijfel beantwoorden aan uw professionele verwachtingen. We zijn er vast van overtuigd dat dit tweemaandelijkse tijdschrift, dat kan bogen op een stevig redactiebeleid, u heel wat codes zal aanreiken waarmee u de huidige veranderingen in onze beroepsomgeving, zowel op het vlak van de wetgeving als van de reglementering, zult kunnen ontcijferen. Uiteraard steunen ook de met gouden letters geschreven woorden van de intentieverklaring die wij alle drie met genoegen ondertekenden op 16 januari, op eenzelfde solide realiteit. In een wereld waarin onze traditionele houvast aan het wankelen wordt gebracht, is het vanzelfsprekend dat we ons beter kenbaar moeten maken en ervoor moeten zorgen dat enerzijds de bedrijfsrevisoren en anderzijds de accountants, erkende boekhouders(-fiscalisten) en belastingconsulenten, die weldra in een enkel Instituut verenigd zullen zijn, beter worden begrepen en dat hun respectieve diensten beter worden gebruikt. Transparante diensten en professionals die in staat zijn deze te leveren, samen met verbindingskanalen tussen beroepen die streng gereglementeerd zijn; dat zijn de basisassen waarrond diezelfde beroepsgemeenschap vandaag de dag perfect complementair georganiseerd is. Naast die nieuwe en logische gegevens vormen onafhankelijkheid, een strikte naleving van de deontologie en opleiding traditioneel even sterke argumenten om onze acties elke dag te intensiveren zodat we met onze diensten en opdrachten steeds meer zullen deelnemen aan het ontstaan en de ontwikkeling van ondernemingen. Hierbij garanderen we een gedegen kwaliteitscontrole van de economische en de financiële informatie, wat toch wel een onontbeerlijke basis is om vertrouwen te wekken. Elk project dat dit vertrouwen niet geniet, is immers gedoemd om te mislukken. Vandaag zijn wij al de gelukkige ouders van deze beide nieuwkomers. Ze weerspiegelen een onvermijdelijke evolutie en vormen een gepast antwoord van onze sector op de nieuwe uitdagingen. U kunt ervan overtuigd zijn dat de Beroepsinstituten in deze vernieuwde dynamiek aan uw kant staan. GÉRARD DELVAUX Voorzitter IAB ANDRÉ KILESSE Voorzitter IBR MARCEL-JEAN PAQUET Voorzitter BIBF

4 2-3 > Notionele interestaftrek en dubbele belasting van de dividenden: een financiële optiek 1 B R U N O C O L M A N T Professor Dr. aan de Ecole Supérieure des Sciences Fiscales Lid van de Hoge Raad voor Financiën en van de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven Accountant en Belastingconsulent IAB De notionele interestaftrek vormt ontegenzeglijk een grondige wijziging van de berekeningsstructuur van de vennootschapsbelasting. Deze bepaling maakt het immers mogelijk een gedeelte van het eigen vermogen af te trekken van de belastbare grondslag van de vennootschappen. Zo wordt duidelijk dat de opbrengst die door een aandeelhouder wordt geëist, in financiële termen wordt uitgedrukt als de som van een risicoloze rentevoet en een risicopremie. Deze maatregel knoopt bijgevolg opnieuw aan met een bepaalde fiscale verbondenheid tussen de vennootschapsbelasting en de personenbelasting. Tegen deze achtergrond verzacht de notionele interestaftrek aanzienlijk het verschijnsel van de dubbele belasting van de dividenden die aan een natuurlijke persoon worden betaald. Deze bijdrage beoogt dit verschijnsel toe te lichten en in een model te gieten. Aangezien de analyse van de notionele interestaftrek zich leent tot een polytechnisch onderzoek, hebben wij de volgende overwegingen beperkt tot een in hoofdzaak financiële verduidelijking. 1 Context Een van de onderliggende hoofdlijnen van de oorspronkelijke belastinghervorming van 1962 was een band te creëren tussen de vennootschapsbelasting en de personenbelasting. Elke onderneming is immers rechtstreeks of onrechtstreeks eigendom van een natuurlijke persoon. Een onderneming bestaat niet voor zichzelf, want zij vormt uit economisch oogpunt een abstract wezen, ondanks haar afzonderlijke rechtspersoonlijkheid. De vennootschap maakt dus geen winst voor zichzelf, maar voor haar aandeelhouders die in fine natuurlijke personen zijn. De belasting die door een vennootschap wordt gedragen, wordt via transitiviteit en delegatie dus geheven van een aandeelhouder die zelf is onderworpen aan de personenbelasting. Het probleem dat onder de loep moet worden genomen, vindt zijn oorsprong in het verschijnsel dat men doorgaans kwalificeert als de dubbele economische belasting van de winst van de vennootschappen. Die winst wordt immers getroffen door de vennootschapsbelasting voordat ze wordt onderworpen aan de personenbelasting. Voor de Belgische belastingplichtigen-natuurlijke personen blijft laatstgenoemde doorgaans beperkt tot de roerende voorheffing. Conceptueel kan de vennootschapsbelasting dus worden beschouwd als een voortijdige afname van de fiscale aderlating die de aandeelhouder moet ondergaan. Het vermijden van een dubbele belasting en de erkenning van een bepaalde economische eenheid van de dividendenstromen leidden in de jaren zestig en zeventig tot het bestaan van een (toerekenbaar maar niet terugbetaalbaar) belastingkrediet dat de aandeelhouder-natuurlijke persoon genoot om in zijnen hoofde een gedeelte van de vennootschapsbelasting af te trekken dat forfaitair werd bepaald op 50 % ervan. Gelet op de verwording van deze aangiften werd in 1985 ondanks de coherentie van het systeem (uit economisch oogpunt en rekening houdend met de belastingcapaciteit van de belastingplichtigen-natuurlijke personen) ervan afgestapt ten bate van de bevrijdende roerende voorheffing die voortaan voor de meeste aandeelhouders-natuurlijke personen een definitieve belasting vormt. Overigens en dit vormt een verschillend gezichtspunt ten aanzien van de dubbele belasting waarvan supra sprake is berust in België, zoals in het merendeel van de OESO-landen, het traditionele fiscale onderscheid tussen de financieringsmiddelen van de onderneming, dat wil zeggen tussen het eigen vermogen en de schulden, op een belastingpercentage. De interesten die door een vennootschap worden betaald, zijn immers aftrekbaar van de belastinggrondslag van de vennootschapsbelasting, terwijl de inkomsten van het eigen vermogen, ongeacht of er reserves mee worden gevormd dan wel of ze worden uitgekeerd, onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting die doorgaans wordt berekend tegen het marginale tarief van 34 %. Daaruit vloeit een fiscaal voordeel voort ten bate van het aangaan van schulden. Dit voordeel voor het aangaan van schulden wordt in hoofde van de belastingplichtigen voor wie de roerende voorheffing een definitieve belasting vormt, nog versterkt door het feit dat de heffingstarieven van de roerende voorheffing verschillen volgens de aard van de financiële instrumenten waarop de inkomsten betrekking hebben: het tarief van de roerende voorheffing op de dividenden bedraagt doorgaans 25 %, terwijl dit tarief voor de schulden maar 15 % is. 2 Notionele interesten: kern en financiële verwijzingen De bepaling die een belastingaftrek voor risicokapitaal invoert, gewoonlijk de wet betreffende de notionele interesten 2 genoemd, vormt zonder twijfel de meest grondige wetgevende aanpassing van de vennootschapsbelasting sinds de basishervorming van Deze maatregel die de juridische kwalificatie eerbiedigt van de financieringsmiddelen van de ondernemingen en die van toepassing is

5 F E B R U A R I T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y vanaf het aanslagjaar 2007, kent aan de vennootschapsbelasting gedeeltelijk de fiscale kenmerken toe van de schulden die werden aangegaan met betrekking tot het eigen vermogen van de onderneming. Hij bestaat erin van de grondslag van de vennootschapsbelasting een gedeelte af te trekken van de financieringskosten van het eigen vermogen. Deze aftrek gebeurt op grond van een notionele rentevoet die moet worden toegepast op het eigen vermogen. Deze rentevoet die jaarlijks zal worden gebaseerd op de rentevoet van de OLO s op 10 jaar, kan voor volgend jaar worden geraamd op 3,5 %. Deze interest wordt geacht de financiële kosten te vertegenwoordigen van het risicokapitaal, maar stemt niet overeen met enige uitgave in contanten, noch met enige boekhoudkundige kosten voor de vennootschap. De notionele interestaftrek kadert volmaakt in het klassieke referentiesysteem van de financiële theorie, namelijk het CAPM (of Capital Assets Pricing Model) dat in het begin van de jaren 70 werd ontwikkeld. Dit model dat afhankelijk is van tal van theoretische verplichtingen, geeft een voorstelling van de hiërarchische indeling van de opbrengsten die worden geëist van de financiële activa. Het CAPM stelt op een vereenvoudigde manier een model op van het feit dat de bepaling van de verwachte opbrengst van de financiële activa berust op de som van twee gegevens, namelijk enerzijds de prijs van de tijd (die doorgaans overeenstemt met de risicoloze rentevoet) en anderzijds de prijs van het risico. Vanuit dit standpunt definieert het CAPM het begrip marktrisicopremie als de extra opbrengst die wordt geëist boven op de risicoloze rentevoet om een eenheid van een kunstmatig actief te houden (de marktportefeuille) en definieert het specifieke risiconiveau van elk actief. De wet betreffende de notionele interesten geeft deze opdeling van de verwachte opbrengst van een risicoactief weer door op fiscaal vlak de twee bestanddelen van dit begrip te scheiden. In de praktijk zal het bestanddeel van de gerealiseerde opbrengst dat overeenstemt met de risicoloze rentevoet, met het oog op het bepalen van de vennootschapsbelasting worden verbonden aan de kosten van een risicoloze financiering, terwijl het gedeelte van de gerealiseerde opbrengst dat overeenstemt met het risico in vergelijking met deze risicoloze rentevoet verder zal worden belast. Het eigen vermogen wordt bepaald volgens de boekhoudkundige reglementering. Het omvat het kapitaal, de uitgiftepremies, de herwaarderingsmeerwaarden, de reserves (wettelijke reserve, onbeschikbare reserves, belastingvrije reserves en beschikbare reserves), de overgedragen winst of het overgedragen verlies en de kapitaalsubsidies. De kapitaalverhogingen in contanten en via een inbreng in natura, of de kapitaalverlagingen worden bij de berekening van de aftrek in aanmerking genomen. Diverse bestanddelen worden echter afgetrokken van de boekwaarde van het eigen vermogen dat in aanmerking wordt genomen bij de notionele interestaftrek, namelijk: de fiscale nettowaarde van de eigen aandelen en de financiële vaste activa die bestaan uit deelnemingen en andere aandelen; het nettoactief van de buitenlandse inrichtingen en/of van de in het buitenland gelegen onroerende goederen; de nettoboekwaarde van materiële vaste activa of gedeelten ervan voor zover de erop betrekking hebbende kosten op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen; de boekwaarde van bestanddelen die als belegging worden gehouden en die door de aard ervan niet bestemd zijn om een belastbaar periodiek inkomen voort te brengen (juwelen, edelmetalen, kunstwerken die door de vennootschap passief worden gehouden, dat wil zeggen zonder rechtstreeks of onrechtstreeks te dienen voor de uitoefening van de economische activiteit die door de vennootschap daadwerkelijk wordt uitgeoefend); de boekwaarde van onroerende goederen en zakelijke rechten met betrekking tot onroerende goederen waarvan natuurlijke personen die bestuurder of zaakvoerder zijn, hun echtgenoot of hun kinderen het gebruik hebben; de herwaarderingsmeerwaarden en de kapitaalsubsidies. D e notionele interestaftrek kadert volmaakt in het klassieke referentiesysteem van de financiële theorie, namelijk het CAPM. Dienaangaande dient opgemerkt te worden dat de notionele interestaftrek afhankelijk is van drie factoren, namelijk een balanstotaal (het eigen vermogen dat wordt uitgedrukt in relatieve termen), het bedrag van de grondslag van de vennootschapsbelasting en het marginale tarief van de vennootschapsbelasting. De balansstructuur van de onderneming bepaalt bijgevolg de grootte van de notionele interestaftrek, wat de band verstevigt tussen de boekhoudkundige en de fiscale balans en dit des te meer omdat het bedrag van het 1 Deze bijdrage vormt een originele diepgaande bestudering van drie studies van de auteur of studies waarvan hij medeauteur is: Colmant, B., Déduction des intérêts notionnels: Quelques réflexions empruntées à la théorie financière: Partie I, R.G.F. oktober 2005; Colmant, B. en Debruyne, B., Déduction des intérêts notionnels: Quelques réflexions empruntées à la théorie financière: Partie II, R.G.F. december 2005 en Colmant, B. en Hübner, G., L impact économique des intérêts notionnels: Références à la théorie financière classique, Revue du Forum Financier december Voor deze bijdrage is enkel de auteur verantwoordelijk en bijgevolg kan zij geenszins de openbare, beroeps- en privé-instellingen binden waarmee hij samenwerkt. De auteur die verantwoordelijk is voor de eventuele fouten en vergissingen kan worden gecontacteerd op het elektronische adres bruno.colmant@ulg.ac.be. 2 Wet van 22 juni 2005, B.S. van 30 juni De wet van 22 juni 2005 heeft in titel III van het Wetboek van de Inkomstenbelastingen een nieuwe onderafdeling ingevoegd met als titel: Aftrek voor risicokapitaal die de artikelen 205bis tot 205nonies omvat.

6 4-5 eigen vermogen dat in aanmerking moet worden genomen, uitsluitend betrekking heeft op de boekhoudkundige definitie ervan. Deze vaststelling kadert volmaakt in de structuur van de vennootschapsbelasting. Sinds de goedkeuring van een boekhoudwetgeving en de aanname van een boekhoudreglementering in België vormt het boekhoudrecht de belangrijkste referentie voor de toepassing van het fiscale recht. De fiscale neutraliteit vormde trouwens een van de onderliggende principes voor het opstellen van het K.B. van 8 oktober Deze situatie die wordt onderstreept door de Commissie voor Boekhoudkundige Normen, bevestigt de voorrang van het boekhoudrecht op de fiscale wetgeving of de theorie van de balans. 3 Notionele interesten: illustratie en vergelijking (oorspronkelijke grondslag van de belasting) min 15,3, dit is 64,7. Wanneer alles bij het oude blijft, stijgt het resultaat na belastingen van de onderneming automatisch van 52,8 naar 64,7, d.i. een absoluut verschil van 11,9 wat overeenstemt met een procentuele stijging van 22 %. Een andere manier om de fiscale besparing te schetsen, bestaat erin het bedrag van het eigen vermogen te vermenigvuldigen met 3,5 % en met het tarief van de vennootschapsbelasting, d.i. 34 %. In ons voorbeeld is de belastingbesparing gelijk aan (eigen vermogen), vermenigvuldigd met 3,5 % (geraamde voet van de notionele interesten) en met 34 % (belastingtarief), d.i maal 3,5 % maal 33 %, wat 11,9 geeft. Onderstaande tabel 1 vat beknopt de verschillende cijfergegevens samen van het voorbeeld, waarbij zij worden verhoogd met de inhouding die verbonden is aan de roerende voorheffing op de dividenden en die bere- kend wordt tegen 25 %, uitgaande van de veronderstelling dat de volledige beschikbare winst marginaal wordt aangewend voor de uitkering. De belastingheffing die verbonden is aan de opbrengst van het eigen vermogen bedraagt respectievelijk 39,3 % en 50,5 % naargelang de notionele interestaftrek al dan niet in aanmerking wordt genomen. Er dient te worden onderstreept dat in de veronderstelling van een notionele interestaftrek de globale inhouding die op een dividend wordt toegepast, procentueel kleiner is dan de belasting die vóór 1985 werd geheven in de context van de verplichte aangifte van de dividenden, in combinatie met de aftrek van een belastingkrediet. Om dit verschijnsel te illustreren vergelijken we op een vereenvoudigde manier de globale belasting die op een dividend wordt geheven, met de situatie die zou hebben bestaan in de context van de toekenning van een belastingkrediet. Daartoe veronderstellen wij dat het Het volgende voorbeeld maakt het mogelijk de financiële gevolgen te schetsen van deze maatregel. Met het oog op een vlotte leesbaarheid van de reeks cijfergegevens die de opeenvolgende voorbeelden van deze bijdrage illustreren, gaan wij ervan uit dat het opbrengstpercentage dat door een aandeelhouder wordt geëist, 8 % bedraagt van het bedrag van het eigen vermogen dat in aanmerking komt om de notionele interesten te genieten. Dit opbrengstpercentage kan worden gezien als de optelling van twee componenten, namelijk enerzijds een risicoloze rentevoet van 3,5 % en anderzijds een risicopremie van 4,5 %. In dit stadium veronderstellen wij dat een onderneming enkel wordt gefinancierd door een eigen vermogen ten bedrage van Het is op deze boekhoudkundige grondslag dat zij een opbrengst haalt van 8 % vóór belastingen. Het resultaat van de onderneming vóór belastingen bedraagt dus 80. De aftrek van de vennootschapsbelasting, berekend tegen een tarief van 34 %, leidt tot een resultaat na belastingen van 52,8. Door rekening te houden met de notionele interestaftrek moet van de grondslag van de belasting, d.i. 80, voortaan een gedeelte van het eigen vermogen worden afgetrokken, bepaald op 3,5 % van het bedrag van het boekhoudkundige eigen vermogen, d.i De notionele interestaftrek leidt dus tot de toerekening van een belastingaftrek van 35. Bijgevolg verlaagt de grondslag van de belasting tot 80 min 35, dat wil zeggen 45. De belasting die op deze grondslag wordt berekend, bedraagt 15,3. Het resultaat na vennootschapsbelasting bedraagt dan 80 TABEL 1: Berekening van de belastingheffing voor de vennootschapsbelasting Zonder notionele interestaftrek TABEL 2: Vergelijking van de notionele interestaftrek met de toepassing van het systeem van het belastingkrediet Belasting van de dividenden met notionele interestaftrek bij de vennootschapsbelasting Vóór notionele interestaftrek Winst vóór belastingen Notionele interestaftrek 35 Belastbare winst Vennootschapsbelasting (39,44 %) 27,2 15,3 Nettowinst 52,8 64,7 Roerende voorheffing (25 %) 13,2 16,2 Netto beschikbaar voor uitkering 39,6 48,5 Fiscale inhouding 50,5 % (*) 39,4 % (**) (*) 50,5 % = [(27,2 + 13,2) * 100] / 80 (**) 39,4 % = [(15,3 + 16,2) * 100] / 80 Belasting van de dividenden met aftrek van een belastingkrediet bij de personenbelasting Winst vóór belastingen 80 80,0 Notionele interestaftrek Belastbare winst 45 80,0 Vennootschapsbelasting (33,99 %) -15,3-27,2 Uitkeerbare nettowinst 64,7 52,8 Roerende voorheffing -16,2-13,2 Dividend, vrij van roerende voorheffing 48,5 39,6 Aangegeven inkomen 0 52,8 Personenbelasting (50 %) 0-26,4 Toegerekend belastingkrediet 0 13,6 Terugbetaalde roerende voorheffing 0 13,2 Belastingheffing bij de personenbelasting ALE 0,4 Globale belastingheffing 31,5 40,0 Nettodividend 48,5 40,0 Belastingheffing in % van de brutowinst 39,4 % 50,0 %

7 F E B R U A R I T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y marginale belastingtarief dat van toepassing is op een belastingplichtige-natuurlijke persoon, 50 % bedraagt en dat het tarief van de vennootschapsbelasting 34 % bedraagt, wat in de veronderstelling van de aftrek van een belastingkrediet bij de personenbelasting leidt tot de aftrek van 17 % (d.i. 50 %) van de nominale heffing van de vennootschapsbelasting. Op grond van de illustratieve gegevens van tabel 2 stelt men dus vast dat de notionele interestaftrek leidt tot een gunstigere fiscale situatie in hoofde van de aandeelhouder-natuurlijke persoon dan de methode van de aftrek van het belastingkrediet van vóór In een voorbeeld van deze methode bedraagt de belastingheffing immers 50 %, terwijl de notionele interestaftrek 39,4 % bedraagt. Terloops dient opgemerkt te worden dat het huidige peil van de belastingheffing (50,5 % in tabel 1), zonder rekening te houden met de notionele interestaftrek, in de buurt ligt van de belasting die zou zijn verschuldigd in het systeem van het belastingkrediet (50 %). Het is interessant het verschil van de belastingheffing dat wordt afgeleid van tabel 2, te splitsen in de globale belasting die, rekening houdend met de notionele interestaftrek (39,3 %), wordt toegepast op de dividenden en de belasting met aftrek van een belastingkrediet (50 %). Dit verschil van 10,6 % is afkomstig van drie bronnen, namelijk: Een lagere heffing inzake vennootschapsbelasting, zijnde [(27,2-15,3) * 100] / 80 = 14,88 %; Een bijkomende heffing inzake roerende voorheffing die voortvloeit uit het feit dat de nettowinst van de onderneming, na rekening te hebben gehouden met de notionele interestaftrek, wordt verhoogd, zijnde [(16,2-13,2) * 100] / 80 = 3,75 %; En een bijkomende maar te verwaarlozen heffing die in de veronderstelling van de notionele interestaftrek voortvloeit uit het ontbreken van een belastingkrediet en van de terugbetaling van de roerende voorheffing. Verschillende wiskundige simulaties waarvan de uitleg buiten het kader van deze bijdrage valt, worden ingewikkeld gemaakt door het toerekenbare maar niet terugbetaalbare karakter van het belastingkrediet (toegepast bij wijze van voorbeeld als vergelijking in de huidige context van de belasting van de dividenden) en wijzen erop dat er geen enkele situatie bestaat waarbij het systeem van de notionele interestaftrek minder voordelig is dan de aftrek van het belastingkrediet. 4 Belasting van de risicopremie Maar afgezien van de globale belasting op de dividenden moet de studie ervan worden verfijnd door in hoofde van de begunstigde van een dividend een onderscheid te maken tussen de gedifferentieerde belasting die enerzijds het obligatiebestanddeel van dit dividend treft, en anderzijds de risicopremie. Volgens de financiële theorie (omgezet naar de fiscaliteit) kan men immers een dividend opdelen als de som van twee bestanddelen, namelijk enerzijds de prijs van de tijd (die doorgaans overeenstemt met de rentevoet die verbonden is aan risicoloze activa) en anderzijds de prijs van het risico. Deze benadering behoort tot de logica die de basis vormt voor de notionele interestaftrek. Wij beperken ons ertoe de globale gedifferentieerde belasting op een dividend te vergelijken met een inkomen uit interesten. Met andere woorden veronderstellen we dat de volledige opbrengst van het aandeel wordt verkregen in de vorm van dividenden, zonder dat enige meerwaarde wordt vastgesteld. Als voorbeeld splitsen wij de opbrengst vóór enige belasting van 8 % op het eigen vermogen in enerzijds een vergoeding van 3,5 % voor een financiering via het aangaan van schulden en anderzijds een risicopremie van 4,5 %, wat overeenstemt met de bovenstaande gegevens. Om het voorbeeld duidelijker te maken gaan we ervan uit dat de inzet is en dat de respectieve nominale opbrengsten die door de aandeelhouder en door de geldschieter worden geëist 80 en 35 bedragen. Met andere woorden veronderstellen we dat een financiering van de onderneming door middel van het aangaan van schulden voorzien is van een rentevoet die overeenstemt met de risicoloze rentevoet. Deze veronderstelling is theoretisch en stemt niet overeen met de financiële werkelijkheid. De keuze van deze veronderstelling doet echter geen afbreuk aan de besluiten van de wiskundigen. Om de vergelijking in een gelijkwaardige opbrengstcontext te plaatsen, veronderstellen wij dat de opbrengst die verbonden is aan de financiering van de onderneming 8 % bedraagt, wat overeenstemt met het opbrengstpercentage dat door de aandeelhouder wordt geëist. Met andere woorden gaan we ervan uit dat de opbrengst van het door de onderneming geleende kapitaal gelijk is aan de geëiste opbrengst van het eigen vermogen. In de veronderstelling van een financiering uitsluitend met eigen vermogen onderscheidt tabel 3 de belastingheffing volgens drie methoden. Er worden dus drie berekeningsmatrixen voorgesteld, namelijk een belasting zonder notionele interestaftrek, een belasting met notionele interestaftrek en een belasting met aftrek van het belastingkrediet. Een onderzoek van deze tabel 3 en in het bijzonder van de globale belastingheffing, uitgedrukt als een percentage van de brutoopbrengst (d.i. in ons voorbeeld een bedrag van 80), levert twee aanwijzingen op. Allereerst is de globale belastingheffing vrijwel gelijk in het huidige belastingsysteem en in het systeem dat vóór 1985 van kracht was met aangifte van de brutodividenden in combinatie met de toerekening van een belas- TABEL 3: Vergelijking van de belasting van de dividenden volgens verschillende scenario s Belasting van de dividenden zonder notionele interestaftrek Belasting van de dividenden met notionele interestaftrek Belasting van de dividenden met aftrek van een belastingkrediet Opbrengst vóór belastingen 80,0 80,0 80,0 Notionele interestaftrek 0-35,0 0 Belastbare winst 80,0 45,0 80,0 Vennootschapsbelasting (33,99 %) -27,2-15,3-27,2 Uitkeerbare nettowinst 52,8 64,7 52,8 Roerende voorheffing -13,2-16,2-13,2 Dividend, vrij van roerende voorheffing 39,6 48,5 39,6 Aangegeven inkomen ,8 Personenbelasting (50 %) ,4 Toegerekend belastingkrediet ,6 Terugbetaalde roerende voorheffing ,2 Belastingheffing bij de personenbelasting 0 0 0,4 Globale belastingheffing 40,4 31,5 40,0 Nettodividend 39,6 48,5 40,0 Belastingheffing in % van de brutowinst 50,5 % 39,4 % 50,0 %

8 6-7 tingkrediet en met een aftrek van de roerende voorheffing. Overigens, en dit staaft de voordien getrokken conclusies, leidt de notionele interestaftrek tot een nettovermindering van de globale belasting. Tabel 3 verhult echter een belangrijke realiteit, namelijk dat de belasting op de dividenden zonder onderscheid wordt toegepast op de twee bestanddelen van de opbrengst van het aandeel (risicoloze rentevoet en risicopremie). Bijgevolg moet daaruit het effectieve belastingtarief van de risicopremie worden gelicht in de veronderstelling dat enkel de gedifferentieerde opbrengst van het aandeel de risicopremie vormt, die in het voorbeeld is bepaald op 4,5 %. Tabel 4 werkt de redenering uit in de veronderstelling dat de onderneming zich financiert door middel van het aangaan van schulden. Gelet op het feit dat de opbrengst van de geleende kapitalen, die wordt verondersteld gelijk te zijn aan de opbrengst die door de aandeelhouder wordt geëist, 8 % bedraagt, wat hoger is dan de financieringskosten door middel van het aangaan van schulden (3,5%), wordt het resultaat van de onderneming, na de belastingheffingen, verdeeld tussen een aandeelhouder en een schuldeiser. Deze veronderstelling maakt het ons mogelijk de nadruk te leggen op de hefboomwerking die verbonden is aan het aangaan van schulden, aangezien in de veronderstelling van een financiering door middel van het aangaan van schulden de onderneming een winst genereert, vóór elke belasting, van 8 % en via het aangaan van schulden zichzelf financiert tegen een rentevoet van 3,5 %. Uit deze tabel 4 kunnen verscheidene opmerkingen worden afgeleid. Allereerst stelt men in tegenstelling met tabel 3 die gebaseerd was op een financiering uitsluitend met eigen vermogen vast dat het huidige belastingsysteem, met of zonder notionele interestaftrek, voor de belastingplichtige globaal genomen gunstiger is dan het systeem van aangifte van de roerende inkomsten dat vóór 1985 van kracht was. Dit differentiële voordeel houdt niet zozeer verband met het TABEL 4: Vergelijking van de belasting van de risicopremie van het aandeel volgens verschillende scenario s BELASTING VAN DE DIVIDENDEN ZONDER NOTIONELE INTERESTAFTREK EN FINANCIERING VIA HET AANGAAN VAN SCHULDEN BELASTING VAN DE DIVIDENDEN MET NOTIONELE INTERESTAFTREK EN FINANCIERING VIA HET AANGAAN VAN SCHULDEN BELASTING VAN DE DIVIDENDEN MET AFTREK VAN EEN BELASTINGKREDIET EN FINANCIERING VIA HET AANGAAN VAN SCHULDEN Opbrengst vóór belastingen 80,0 80,0 80,0 Notionele interestaftrek 0-35,0 0 Aftrek van de interesten ,0-35 BELASTBARE WINST 45,0 10,0 45,0 Vennootschapsbelasting (33,99 %) -15,3-3,4-15,3 Uitkeerbare nettowinst 29,7 41,6 29,7 Roerende voorheffing op het aandeel -7,4-10,4-7,4 DIVIDEND, VRIJ VAN ROERENDE VOORHEFFING 22,3 31,2 22,3 INTEREST, VRIJ VAN ROERENDE VOORHEFFING 29,8 29,8 29,8 Aangegeven inkomen ,7 Personenbelasting (50 %) ,4 Toegerekend belastingkrediet 0 0 7,6 Terugbetaalde roerende voorheffing ,7 Belastingheffing bij de personenbelasting ,0 Belastingheffing op het aandeel 22,7 13,8 22,5 Nettodividend 22,3 31,2 22,5 Belastingdruk op het dividend (in %) 50,4 30,7 50,0 Belastingheffing van de schuldeiser 5,3 5,3 17,05 Netto-interest 29,7 29,7 17,95 GLOBALE BELASTINGHEFFING 28,0 19,0 39,6 NETTODIVIDEND EN NETTO-INTEREST 52,0 61,0 40,4 ontbreken van een globalisatie van de inkomsten van aandelen, maar eerder met het ontbreken van een globalisatie van de inkomsten van interesten, gekoppeld aan een tarief voor de roerende voorheffing voor de interesten dat lager is dan dat voor de dividenden. Vervolgens is het bedrag van de belastingheffingen lager in de context van de notionele interestaftrek. Dit resultaat vloeit zelf voort uit de combinatie van verscheidene factoren, namelijk de aftrekbaarheid bij de vennootschapsbelasting van een gedeelte van het eigen vermogen en in vergelijking met het systeem van aangifte van de roerende inkomsten het ontbreken van een globalisatie van de roerende inkomsten in combinatie met een tarief voor de roerende voorheffing dat lager is voor de interesten (15 %) dan voor de dividenden (25 %). Tot slot en dit vormt waarschijnlijk de belangrijkste toelichting van deze bijdrage maakt tabel 4 het mogelijk binnen de als voorbeeld in aanmerking genomen grenzen het effectieve belastingtarief te meten van de risicopremie van het aandeel, dat wil zeggen het belastingtarief dat van toepassing is op de extra opbrengst die aan de aandeelhouder wordt toegekend in vergelijking met de opbrengst die door een schuldeiser wordt geëist, dat wil zeggen 80 (bedrag van de opbrengst van activa) min 35 (rentevoet die verbonden is aan het aangaan van schulden), d.i. 45. De berekening van dit effectieve belastingtarief vloeit voort uit een vergelijking tussen de belastingheffing op het aandeel en het bedrag van de risicopremie (bepaald op een nominaal bedrag van 45). De belastingheffing ziet er naar gelang van de in aanmerking genomen veronderstellingen als volgt uit (de cijfers zijn vermeld onder de titel Belastingdruk op het dividend in % ): Belasting van de dividenden zonder notionele interestaftrek: 50,5 % Belasting van de dividenden met notionele interestaftrek: 30,7 % Belasting van de dividenden in de veronderstelling van een globalisatie van de roerende inkomsten: 50 % De vraag rijst hoe dit effectieve belastingtarief van de risicopremie van het aandeel die het reële belastingtarief van de dividenden vormt, evolueert. Dienaangaande blijkt dat het effectieve belastingtarief van de risicopremie van het aandeel niet wordt beïnvloed door de opbrengst die door de aandeelhouders wordt geëist in de veronderstellingen van een belasting zonder notionele interestaftrek of van een globalisatie van de dividenden met toekenning van een

9 F E B R U A R I T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y belastingkrediet. In deze twee situaties wordt het belastingtarief gestabiliseerd op respectievelijk 50,5 % en 50 %, welke cijfergegevens in de voorafgaande tabellen werden waargenomen. De situatie is echter verschillend in de veronderstelling van de notionele interestaftrek, aangezien laatstgenoemde een belastingverlagende factor invoert die niet evenredig is met de inkomsten van het eigen vermogen. De notionele interestaftrek wordt immers geparametriseerd als de uitdrukking van een rentevoet en dit los van het rentabiliteitsniveau van het eigen vermogen. Meer bepaald is het mogelijk een model op te stellen van het effectieve belastingtarief van de risicopremie van het aandeel volgens verschillende niveaus van laatstgenoemde. Deze modelvorming wordt geschetst in het nomogram dat hieronder wordt voorgesteld. De grafiek stelt een model op van een interessant verschijnsel, namelijk dat de belasting van de risicopremie van het aandeel lager is dan de heffingen die voortvloeien uit lagere belastingsystemen. Men stelt echter vast dat het belastingtarief hoger is dan datgene dat wordt toegepast op een financiering via het aangaan van schulden. Het belastingtarief evolueert monotoon naar een asymptoot van de orde van 50 % volgens het bedrag van de risicopremie, d.i. het belastingniveau dat van toepassing is bij gebrek aan een notionele interestaftrek. Het minimum van de kromme stemt overigens overeen met een risicopremie, vrij van elke belasting, die precies overeenstemt met het bedrag van de notionele interestaftrek. Op dit vlak blijft de belasting beperkt tot de roerende voorheffing, berekend tegen het tarief van 25 %. Voorts dient te worden onderstreept dat deze grafiek gemakkelijk kan worden vergeleken met het belastingniveau van de dividenden dat wordt voorgesteld in tabel 3. In deze tabel die een onderneming kenschetst die uitsluitend met eigen vermogen wordt gefinancierd, wordt de risicopremie van het aandeel immers gelijkgesteld met de opbrengst van het eigen vermogen, d.i. 8 %. De modelvorming van de grafiek leidt tot een belastingtarief van 39,4 %, wat overeenstemt met de informatie van tabel 3. Het is nuttig de belasting van de risicopremie symbolisch weer te geven in een formule, met verwijzing naar het theoretische kader van het voornoemde CAPM. De voorstelling van de kosten van het eigen vermogen van een vennootschap ziet er als volgt uit: K = R + β * (RM R) Waarbij K de verhoopte opbrengst van het eigen vermogen in evenwicht voorstelt, vóór elke belasting. R is de risicoloze rentevoet (rentevoet van de OLO s op 10 jaar), β stelt het stelselmatige risico voor van de aandelen en RM stelt de verhoopte opbrengst op de marktportefeuille voor. Men bepaalt PR (symbool van de risicopremie), met: PR = β * (RM R) Deze vergelijking wordt als volgt gewijzigd om rekening te houden met de vennootschapsbelasting (gesymboliseerd door ISoc) en de heffing van de roerende voorheffing (gesymboliseerd door PrM), waarbij K de verhoopte opbrengst is van het eigen vermogen in evenwicht na belastingen: K = [R + β * (RM R)] * (1-ISoc) * (1-PrM) Met ten gevolge van het verschil tussen K en K een belastingheffing van: K*t + (K*(1-ISoc)*PM) Waarbij door zich te beperken tot het onderzoek van de belastingheffing op de risicopremie een vermindering blijkt van: PM*t + (PM*(1-t)*PrM) Het is deze vermindering die in vergelijking met het bedrag van de risicopremie leidt tot een belastingniveau van 50,5 % dat hierboven al herhaaldelijk werd vermeld. De notionele interestaftrek van zijn kant leidt tot een vermindering van de belastingheffing met: R*t*(1-PrM) Om de redenering van tabel 4 te eerbiedigen die zelf erin bestaat een onderscheid te maken tussen de differentiële uitwerking van de notionele interestaftrek op de risicopremie van het aandeel, veronderstellen wij dat de fiscale weerslag die voortvloeit uit de notionele interesten, uitsluitend van toepassing is op een belastingvrijstelling van de risicopremie. Uitgedrukt als een percentage van de risicopremie bedraagt deze belastingvermindering: R*t*(1-PrM)/PR De laatste grafiek waarmee de studie wordt afgesloten, geeft de belastingwinst weer, in vergelijking met de risicopremie, die voortvloeit uit de interestaftrek. In hoofde van een aandeelhouder-natuurlijk persoon meet hij de effectieve verlaging van de belastingdruk die verbonden is aan de vergoeding van zijn risiconeming, dat wil zeggen de opbrengst die wordt geëist ter aanvulling van een gewone obligatievergoeding. Men stelt vast dat de vermindering van de belastingdruk in vergelijking met de risicopremie van het aandeel in hoofdzaak de aandeelhouders ontlast die een geringe aandelenopbrengst eisen of die de gestelde veronderstellingen eerbiedigen, dat wil zeggen die ondernemingen met een geringe rentabiliteitsvoet op activa. Besluit De notionele interestaftrek vlakt een fiscale discriminatie uit die overeenstemde met een fiscale subsidiëring van het aangaan van schulden. Hij corrigeert een fiscale asymmetrie waaronder het eigen vermogen gebukt ging. Deze fiscale maatregel draagt ertoe bij het verschijnsel van de dubbele belasting af te zwakken dat inherent is aan het mechanisme van de bevrijdende roerende voorheffing. In deze optiek heeft onze bijdrage gepoogd het effectieve belastingtarief van de risicopremie van het aandeel te meten, dat wil zeggen de extra opbrengst die door een aandeelhouder wordt geëist in vergelijking met een risicoloze belegging. Deze maatregel werd genomen met betrekking tot drie mechanismen voor het belasten van de dividenden, namelijk een globalisatie van de dividenden bij de personenbelasting (wat een uitgangsprincipe vormde bij de belastinghervorming van 1962), het huidige systeem van belasting van de dividenden in het kader van een bevrijdende roerende voorheffing en tot slot het mechanisme van de notionele interestaftrek. De volgende vaststellingen werden gedaan op een hypothetisch-deductieve manier. Allereerst leidt het huidige belastingsysteem van de dividenden tot een heffingstarief dat in de buurt ligt van datgene dat van kracht was in de vroegere regeling van het belastingkrediet voordat de bevrijdende roerende voorheffing werd ingevoerd. Vervolgens leidt de notionele interestaftrek tot een aanzienlijke vermindering van het belastingtarief van de risicopremie voor het aandeel. Deze vermindering leidt binnen de perken van de huidige financiële gegevens tot een effectief belastingtarief van de risicopremie in de orde van 30 %, d.i. een lager tarief dan de twee andere beschouwde belastingmethoden die elk leiden tot een effectief belastingtarief in de orde van 50 %.

10 8-9 > De openingsbalans van de verenigingen zonder winstoogmerk in 2006 M A R T I N E P I R E T Bedrijfsrevisor Alle boekhoudkundigen zijn ervan op de hoogte dat de vzw s en stichtingen die behoren tot de categorie van de grote verenigingen en stichtingen voortaan hun boekhouding moeten voeren en hun jaarrekening moeten opstellen overeenkomstig de bepalingen betreffende de boekhouding van de ondernemingen. Maar hoeveel van hen weten hoe zij moeten te werk gaan om van het oude boekhoudsysteem over te stappen op het nieuwe? Dat is het onderwerp van dit artikel. De wetsbepalingen die hierna worden becommentarieerd, zijn identiek voor de verenigingen zonder winstoogmerk, de stichtingen en de internationale verenigingen zonder winstoogmerk. Bijgevolg is het aan de lezer die te maken heeft met die andere rechtsvormen om waar nodig de term vzw te vervangen door ivzw of stichting. Het wettelijke kader Het is het koninklijk besluit van 19 december 2003, bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 30 december 2003 dat de toepassingsmodaliteiten regelt van de boekhoudkundige verplichtingen en de openbaarmaking van de jaarrekening van bepaalde verenigingen zonder winstoogmerk, internationale verenigingen zonder winstoogmerk en stichtingen. Het laatste deel van het koninklijk besluit (Deel IV. Diverse en overgangsbepalingen) behandelt de bepalingen betreffende de openingsbalans van het eerste boekjaar waarop de bepalingen van het besluit van toepassing zijn. Meer bepaald zijn zij vermeld in artikel 37 1 tot 3 dat de regels vastlegt voor deze verplichte overgang naar het nieuwe boekhoudkundige referentiekader. Artikel 37 1 luidt als volgt: Elke vereniging die bestaat op het ogenblik waarop onderhavig besluit van kracht wordt, past de hierna vastgestelde regels toe om omzichtig, oprecht en te goeder trouw de nodige opnemingen, verificaties, onderzoekingen en waarderingen te verrichten die nodig zijn om de openingsbalans van het boekjaar op te stellen op de eerste dag van het eerste boekjaar waarvoor de bepalingen van onderhavig besluit gelden. De modaliteiten betreffende de overgang van het oude boekhoudsysteem naar het nieuwe referentiekader zijn niet heel nauwkeurig uitgewerkt, wat de verenigingen een bepaalde manoeuvreerruimte laat. Het koninklijk besluit bepaalt immers algemene principes in plaats van technische procedés om deze overgang te bewerkstelligen. Bijgevolg moet de raad van bestuur van de verenigingen ter zake op eigen verantwoording bepaalde keuzes maken. In de praktijk moeten de verenigingen twee taken tot een goed einde brengen: enerzijds moeten zij in hun boekhouding de bestanddelen van hun vermogen opnemen die daar momenteel niet in voorkomen, en daartoe moeten zij deze bestanddelen identificeren; anderzijds moeten zij de waarde bepalen waarvoor de actiefbestanddelen in de boekhouding en in de jaarrekening moeten worden opgenomen. De betrokken vzw s Vanaf het boekjaar 2006 of eventueel moeten alle grote verenigingen, evenals de kleine verenigingen die beslissen te opteren voor een volledig boekhoudsysteem 1, hun boekhouding voeren en hun jaarrekening opstellen volgens de bepalingen van de wet van 17 juli 1975 met betrekking tot de boekhouding van de ondernemingen en van de uitvoeringsbesluiten ervan en volgens het koninklijk besluit van 19 december 2003 dat deze bepalingen aanpast aan de bijzondere aard van de activiteiten van de verenigingen zonder winstoogmerk en aan hun wettelijk statuut. Bepaalde verenigingen kunnen op eigen verantwoording echter beslissen de nieuwe normen niet toe te passen. Die welke van oordeel zijn dat zij zijn onderworpen aan bijzondere regels die volgen uit een wetgeving of uit een openbare regelgeving 2, en dit wegens de aard van de activiteiten die zij in hoofdzaak uitoefenen, zullen voor zover deze regels ten minste gelijkwaardig zijn aan de regels waarin de wet voorziet de boekhoudregels kunnen behouden die tot dusver op hen van toepassing zijn. Bijgevolg zijn deze verenigingen er niet toe gehouden om te schakelen naar een openingsbalans die voldoet aan de nieuwe wetgeving. De uiterste datum voor de omschakeling naar het nieuwe systeem De vanaf 1 januari 2004 opgerichte verenigingen en stichtingen van hun kant moesten vanaf hun oprichting de nieuwe regels toepassen, maar zij hadden niet af te rekenen met

11 F E B R U A R I T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y de moeilijkheden die verbonden zijn aan de opstelling van de openingsbalans. Voor alle andere verenigingen en stichtingen, dat wil zeggen die die de rechtspersoonlijkheid vóór 1 januari 2004 hebben verkregen, moet de aanpassing aan het nieuwe boekhoudkundige referentiekader gebeuren in Het eerste boekjaar waarop de nieuwe regels inzake boekhouding en jaarrekening moeten worden toegepast, is het boekjaar dat begint na 31 december Voor de verenigingen met een boekjaar dat samenvalt met het kalenderjaar, gaat het om het boekjaar Het is dus op 1 januari 2006 dat deze verenigingen moeten worden omgeschakeld. Voor de verenigingen met een boekjaar dat over twee kalenderjaren gespreid is, zijn de nieuwe regels van toepassing op de eerste dag van het boekjaar dat begint na 1 januari 2006, dat wil zeggen van hun boekjaar Daarnaast dient opgemerkt te worden dat het koninklijk besluit de verenigingen niet heeft verboden zich al vroeger aan het nieuwe boekhoudkundige referentiekader aan te passen. Sommige van hen hebben het trouwens al gedaan in de loop van het boekjaar 2004 of Zodoende hebben zij de geschikte omstandigheden gecreëerd om in 2006 de openingsbalans zonder moeilijkheden op te stellen in het kader van een ontegenzeglijk gelijkwaardige boekhouding. Een begininventaris opstellen De boekhouding waarin de nieuwe wettelijke regeling voorziet is een vermogensboekhouding. Bijgevolg moet zij alle verrichtingen van de verenigingen vermelden en al hun bezittingen en rechten van alle aard, hun schulden, verplichtingen en verbintenissen van alle aard. Deze verrichtingen moeten dan opgenomen worden in een jaarrekening die al deze bestanddelen bevat, zodat die een getrouw beeld geeft van het vermogen, de financiële positie en het resultaat van de vereniging, zoals voorgeschreven door artikel 24 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen dat van toepassing is gemaakt op de grote verenigingen. Om zich naar deze nieuwe wettelijke regels te richten moeten de verenigingen op de eerste dag van het boekjaar een begininventaris opstellen, dat wil zeggen een gevaloriseerde lijst van de activa en passiva die in de openingsbalans moeten worden opgenomen. Het is mogelijk dat deze inventaris volledig afwijkt van de balans die werd afgesloten op de laatste dag van het vorige boekjaar. Het beheersorgaan moet aan elke balansrubriek een boekwaarde toekennen overeenkomstig de nieuwe wettelijke waarderingsregels, of nagaan of de waarde die in het vroegere systeem werd aangegeven, correct is. Na deze soms moeizame oefening zal het moeten beslissen of de vroegere boekhouding al dan niet gelijkwaardig is met de boekhouding die zij volgens het nieuwe boekhoudkundig referentiekader moet voeren. Wij vestigen hier de aandacht op het feit dat de kleine vzw s die een kasboekhouding voeren, die beperkt blijft tot de thesaurieverrichtingen en tot de verschuivingen qua ontvangsten en uitgaven waardoor de rekeningen tijdens het jaar werden beïnvloed, zich ervan moeten vergewissen of zij niet behoren tot de categorie van de grote vzw s; dat wil zeggen dat zij niet de grenzen overschrijden die zijn toegestaan om tot de categorie van de kleine verenigingen te blijven behoren 3. Zodra zij in de buurt van deze grenzen komen, moeten zij dezelfde volledige inventaris van hun activa en passiva opstellen om deze controle te kunnen verrichten. Beslissen of de boekhouding al dan niet gelijkwaardig is Het besluit kent dus een zware verantwoordelijkheid toe aan de raad van bestuur door hem te vragen te bepalen of de boekhouding zoals zij wordt gevoerd, gelijkwaardig is met de volledige boekhouding van de ondernemingen. Dit in hoofdzaak subjectieve oordeel zal soms moeilijk zijn, maar zal altijd te goeder trouw moeten worden gegeven. Naargelang de raad van bestuur van oordeel is dat er al dan niet een gelijkwaardigheid bestaat in de zin van het koninklijk besluit van 19 december 2003 moet hij een van de volgende methoden kiezen. Hij moet deze keuze ook verantwoorden in de jaarrekening die hij moet opstellen op het einde van het eerste boekjaar van het nieuwe referentiekader. De term gelijkwaardigheid wordt noch in het koninklijk besluit, noch in het verslag aan de Koning gedefinieerd. Voor zover het besluit voorziet in de aanpassing van de niet conforme waarderingsregels, maakt dit eerder vage begrip een bepaalde interpretatiemarge mogelijk die wij hierna zullen uiteenzetten. Hoe dan ook, de term gelijkwaardig drukt een bepaalde soepelheid uit en het lijkt ons ondenkbaar dat om als gelijkwaardig te worden beschouwd de boekhouding alle wettelijke regels moet in acht nemen. Zij moet echter de grote principes ervan naleven: dubbel boekhouden, waarderingsregels die die van de ondernemingen vrij dicht benaderen (koninklijk besluit van 30 januari 2001) en aangepast aan de verenigingen en een rekeningenstelsel dat de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel van de grote verenigingen vrij dicht benadert. De vzw voert een gelijkwaardige boekhouding Artikel 37 2 van het koninklijk besluit van 19 december 2003 luidt als volgt: 1 Keuzeregeling van de kleine vzw s: art. 15, K.B Verenigingen, onderworpen aan bijzondere regels: art. 17 4, wet van Art. 17 3, wet van

12 10-11 Als de vereniging, naar de mening van haar raad van bestuur, die wordt vermeld in de toelichting bij de jaarrekening, al een boekhouding (sic) die ten minste overeenstemt met deze die onderhavig besluit vereist, stemt de openingsbalans van het eerste boekjaar waarvoor de bepalingen van onderhavig besluit gelden, overeen met de afsluitingsbalans van het vorige boekjaar. Dit is het eenvoudigste geval: elk van de actief- en passiefrekeningen die eind 2005 (of voor de boekjaren die over twee kalenderjaren zijn gespreid) in de afsluitingsbalans voorkomen, is in haar terminologie en in haar waardering conform de nieuwe regels. In dat geval zal de afsluitingsbalans in haar geheel zonder enige wijziging als openingsbalans worden overgenomen. De boekhoudkundige basisregel, de continuïteit, wordt van meet af aan in acht genomen voor elk van de rekeningen van het actief en het passief, zoals hij trouwens achteraf elk jaar moet worden toegepast. Er zijn echter maar weinig verenigingen die in elk opzicht regels toepasten die overeenstemmen met de nieuwe waarderingsregels en het algemeen rekeningenstelsel die door het koninklijk besluit worden opgelegd. De vzw voert een gedeeltelijk gelijkwaardige boekhouding Dit is een bijzonder geval van de vorige situatie. Artikel 37 2 van het koninklijk besluit vervolgt: Indien een vereniging waarderingsregels toepast die niet overeenstemmen met de regels die onderhavig besluit oplegt, moet ze deze regels aanpassen. De vermelding van deze aanpassing in de toelichting wordt vervolledigd met een inschatting van de gevolgen ervan. Het is binnen dit kader dat de meeste verenigingen zich situeren die hun boekhouding voeren met behulp van standaard boekhoudsoftware, op voorwaarde dat zij daar niet te veel componenten van hebben aangepast en zodoende afwijken van de wettelijke regels. Deze situatie betreft typisch de vereniging die een dubbele boekhouding voert, maar waarvan de maatstaven voor de waardering voor bepaalde actief- of passiefposten niet overeenstemmen met de waarderingsregels waarin de nieuwe wetgeving voorziet Het kan bijvoorbeeld gaan om voorzieningen voor risico s en kosten die niet voldoen aan de aanvaarde maatstaven, waardeverminderingen op niet geboekte schuldvorderingen, weggelaten of verzonnen overlopende rekeningen, enz. Om haar rekeningen aan te passen wijzigt de vereniging haar afsluitingsbalans niet; die moet behouden blijven zoals zij er eind 2005 uitzag voordat werd overgeschakeld op het nieuwe boekhoudkundige referentiekader. Uit technisch oogpunt zullen de correcties worden aangebracht tussen de vroegere afsluitingsbalans en de openingsbalans. Het is in de openingsbalans dat de rekeningen voor het eerst zullen voorkomen in hun nieuwe opmaak en met hun nieuwe waardering. Bijgevolg kan de openingsbalans niet overeenstemmen met de afsluitingsbalans, aangezien aan de betwistbare posten van de afsluitingsbalans waardecorrecties moeten worden aangebracht om zich te richten naar de wet. Enkele voorbeelden om onze uiteenzetting te illustreren: De vereniging beschikt over een dubbele boekhouding waarin de verkregen investeringen correct zijn geboekt op het actief van haar balans, maar de vereniging heeft ze altijd volledig afgeschreven tijdens het jaar van de verkrijging ervan. Het bedrag van de verkregen activa wordt geboekt tegen de aankoopprijs, met aftrek in de volgende rekening van de gecumuleerde afschrijvingen die voor hetzelfde bedrag werden geboekt. Men stelt hier vast dat de vroegere waarde niets gemeen heeft met hetgeen zij had moeten zijn indien men de wettelijke regels had toegepast. De inventaris van de activa bestaat dus volgens hoeveelheid maar de vzw moet die opstellen volgens waarde en waarderingsregels vastleggen. Om tot de openingsbalans te komen, moet de afsluitingsbalans worden aangepast aan de nieuwe bepalingen en moeten de vaste activa worden vermeld volgens hun juiste waarde. Nemen wij het geval van een gebouw: het moet worden vermeld volgens de huidige marktwaarde ervan, die door een deskundige wordt bepaald op grond van de authentieke verkoopakte indien die niet te oud is, ofwel op grond van een raming te goeder trouw door de raad van bestuur; of in geval van twijfel kan het ook raadzaam zijn de waarde van het gebouw te laten bepalen door een vastgoeddeskundige. Vervolgens wordt het gebouw vanaf het eerste boekjaar van het nieuwe referentiekader afgeschreven volgens een afschrijvingsplan dat voldoet aan de wettelijke voorschriften. De situatie is niet dezelfde indien de afsluitingsbalans bijvoorbeeld een gebouw vermeldt voor de aankoopwaarde ervan, verminderd met degressieve afschrijvingen. In dit geval bevoorrecht men de continuïteit maar de regel van de degressieve afschrijving (indien hij louter fiscaal is, stemt hij niet overeen met de wettelijke voorschriften) moet bijvoorbeeld op een lineaire basis worden aangepast en het gebouw moet vanaf 2006 op deze nieuwe basis worden afgeschreven. Ander voorbeeld: de vereniging boekt nooit een waardevermindering op de dubieuze vorderingen; die worden in de balans opgenomen tegen de nominale waarde ervan tot op het ogenblik dat zij als definitief verloren worden beschouwd en ze door de vereniging via de winst- en verliesrekening worden weggesluisd. In haar openingsbalans moet zij deze schuldvorderingen opnemen voor de waarde waartegen zij kunnen worden verwezenlijkt. In een andere gedachtegang kan men een situatie tegenkomen waar het niet de cijfers van bepaalde rekeningen zijn die moeten worden aangepast, maar de omschrijving of de structuur van bepaalde rekeningen of groepen van rekeningen van de balans die niet precies overeenstemmen met de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel van de verenigingen dat als bijlage bij het koninklijk besluit van 19 december 2003 is gevoegd. Het is duidelijk dat, indien de boekhouding wordt gevoerd volgens de principes van de dubbele boekhouding en indien er een volledige balans bestaat die alle activa en passiva bevat, men ondanks deze discrepanties op het vlak van het rekeningenstelsel ervan kan uitgaan dat het een gedeeltelijk gelijkwaardige boekhouding betreft. Net zoals bij de aanpassing van de waarderingsregels moet men dan de opmaak van de rekeningen wijzigen om ze in overeenstemming te brengen met de minimumindeling van het algemeen rekeningenstelsel van de verenigingen. Overeenkomstig de eisen van artikel 37 2, lid 3 van het koninklijk besluit van 19 december 2003 moet elke aangebrachte wijziging nauwkeurig worden gedocumenteerd om in de toelichting bij de jaarrekening inlichtingen te verstrekken over de overschakeling van de afsluitingsbalans oud systeem op de openingsbalans nieuw systeem. Op het einde van het eerste boekjaar (op 31 december 2006 indien het boekjaar samenvalt met het kalenderjaar) zal de vereniging in de toelichting bij de jaarrekening het bedrag moeten vermelden waarvoor de activa werden overgenomen op de 1ste dag van het boekjaar, de in aanmerking genomen waarderingsmethode en het bedrag van de afschrijvingen of de waardevermindering die in de loop van het boekjaar werden geboekt. Indien zij haar rekeningenstelsel heeft aangepast, zal zij bovendien de aangebrachte wijzigingen

13 F E B R U A R I T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y moeten vermelden en verantwoorden, met opgave van de voornaamste gevolgen ervan voor de vereniging. De vzw voert geen gelijkwaardige boekhouding Dienaangaande bepaalt artikel 37 3 van het koninklijk besluit van 19 december 2003 het volgende: Als de vereniging, naar de mening van haar raad van bestuur, geen boekhouding voert die ten minste overeenstemt met deze die onderhavig besluit vereist, worden de bestanddelen van de activa voor de redactie van de openingsbalans van het eerste boekjaar waarvoor de bepalingen van onderhavig besluit gelden, gewaardeerd tegen de marktwaarde of, bij ontstentenis van marktwaarde, tegen de gebruikswaarde die ze op dat ogenblik hebben. Bij ontstentenis van betrouwbare marktwaarde of gebruikswaarde, worden de activa in de toelichting bij de jaarrekening opgenomen, aangevuld met de vermelding dat er geen betrouwbare marktwaarde of gebruikswaarde aan kan worden gekoppeld. In deze situatie bestaan de actief- en passiefrekeningen die op 1 januari 2006 of op de eerste dag van het boekjaar 2006 in de openingsbalans moeten voorkomen, niet in de vroegere boekhouding of stemmen zij niet overeen met de actief- en passiefrekeningen die in de dubbele boekhouding voorkomen zoals zij tot dusver werd gevoerd. Zij moeten dan worden gecreëerd met behulp van alle stukken, zonder verband met de eventuele afsluitingsbalans die voor het overige zou zijn opgesteld. Men kan het volgende voorbeeld aanhalen: De vereniging voert een kasboekhouding die zij eventueel op het einde van het boekjaar aanpast door aan haar uitgaven enkele te ontvangen facturen toe te voegen, alsook voorzieningen, afschrijvingen en toe te rekenen kosten. Los van de boekhouding stelt zij een lijst op van de belangrijkste vermogensrekeningen. In beide gevallen (met of zonder aanpassingen op het einde van het boekjaar) moet zij een openingsbalans opstellen op basis van een volledige inventaris van de actief- en passiefwaarden die zij stelselmatig moet noteren. In de eerste jaarrekening die zij zal openbaar maken, moet zij de cijfers van de openingsbalans vermelden in de kolom van de vergelijkende cijfers betreffende het vorige boekjaar 4. Voor de resultatenrekening zullen er geen vergelijkende cijfers zijn. Valorisatie van de activa en passiva in de openingsbalans De zero-based waardering Het verslag aan de Koning dat voorafgaat aan het koninklijk besluit van 19 december 2003 stipt aan dat de regering voorstelt om inzake de problematiek van de eerste balans te kiezen voor de oplossing die door de internationale rechtsleer als zero based wordt gekwalificeerd, volgens welke het goed moet worden gewaardeerd op de dag van de openingsbalans (dat wil zeggen wanneer men het op die dag een marktwaarde toekent), eerder dan voor de oplossing van de continuïteit (die het achterhalen vergt van de initiële aanschaffingswaarde van toen, alsook de berekening van de afschrijvingen sinds de datum van aanschaffing). Volgens de bewoordingen van het verslag aan de Koning is het duidelijk dat het een verplichte waarderingsgrondslag betreft, zelfs indien men de historische gegevens van de aanschaffingsprijs kan terugvinden, met inbegrip van bijvoorbeeld, ingeval zij in de afsluitingsbalans zou voorkomen, een volledige afschrijving sinds de aanschaffing ervan. De marktwaarde en de gebruikswaarde Het koninklijk besluit geeft geen definitie van de begrippen marktwaarde en gebruikswaarde. Het beperkt zich ertoe het gebruik ervan te voorzien voor de actiefrekeningen die niet zouden voorkomen in het vroegere boekhoudsysteem of die daarin zouden voorkomen met boekwaarden die niet gelijkwaardig zijn met die welke hadden moeten zijn vermeld indien men daarop de nieuwe waarderingsregels had toegepast. Het begrip juiste waarde treft men immers enkel aan in de internationale normen IAS/IFRS die sinds kort in België van toepassing zijn op de beursgenoteerde vennootschappen. Volgens de definitie die in de IAS voorkomt, stemt zij overeen met het begrip marktwaarde of verkoopwaarde. Men kan denken dat de wetgever precies naar dit begrip verwezen heeft, vooral omdat de Nederlandse versie van het koninklijk besluit op een passender manier het begrip marktwaarde gebruikt. In dit geval stemt de juiste waarde overeen met het begrip marktwaarde of verkoopwaarde, dat wil zeggen met de prijs die in normale marktomstandigheden tussen een onafhankelijke en volkomen ingelichte H et begrip juiste waarde treft men immers enkel aan in de internationale normen IAS/IFRS die sinds kort in België van toepassing zijn op de beursgenoteerde vennootschappen. verkoper en een onafhankelijke en volkomen ingelichte koper zou zijn betaald (voor een gebouw, het bedrag dat is vastgesteld door een vastgoeddeskundige; voor een wagen de tweedehandse waarde van de Autokrant enz.). Tot slot is het een waarde die dicht in de buurt ligt van de waarde die moet worden aangegeven inzake de waardering van de activa, die als grondslag dient voor de aangifte betreffende de compenserende belasting op de successierechten van de vzw s (jaarlijkse vermogensbelasting). De gebruikswaarde wordt gebruikt als aanvullende methode wanneer er geen marktwaarde is. Het is een benaderende waarde die wordt beoordeeld volgens het gebruik dat de vereniging van het goed maakt. Dit zou het geval kunnen zijn met een partij machines die toebehoren aan een aangepaste werkinrichting, die zo oud zijn dat ze onverkoopbaar zijn maar die de vzw nog geregeld diensten bewijzen en die zij op het actief zou inschrijven voor een bedrag dat door haar als redelijk wordt beschouwd. In bepaalde gevallen kan de gebruikswaarde worden bepaald aan de hand van de verzekerde waarde. De vaste activa met een constante functionaliteit Titel II van het koninklijk besluit van 19 december 2003 behandelt de aanpassing van de maatstaven voor de waardering van de inventaris aan de bijzonderheden van de verenigingen. Men weet dat, afgezien van enkele artikelen die werden afgeschaft gelet op de 4 Verklarende brochure van de FOD Justitie: Het nieuw boekhoudkundig stelsel van de grote en zeer grote verenigingen, (hoofdstuk 8. Openingsbalans), p. 53.

14 12-13 bijzondere aard van hun activiteiten en hun wettelijk statuut, het koninklijk besluit van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen van toepassing is op de verenigingen zonder winstoogmerk, maar sommige bepalingen ervan kunnen ook worden aangepast wanneer zij moeten worden toegepast op de verenigingen. Ter zake vormt het koninklijk besluit van 19 december 2003 voor de verenigingen een bijzonder interessante vernieuwing. Het maakt gebruik van deze mogelijkheid door aan artikel 64 van het koninklijk besluit van 30 januari 2001 een 3 toe te voegen die de afschrijving behandelt van materiële vaste activa. Deze paragraaf bepaalt dat, wanneer de functionaliteit van materiële vaste activa constant is, de raad van bestuur van de vereniging, mits melding en verantwoording in de toelichting, kan beslissen om deze materiële vaste activa niet af te schrijven en de onderhouds- en vervangingskosten die daaraan verbonden zijn, op zich te nemen. Deze wijziging is vermeld in artikel 7, 6 van het koninklijk besluit van 19 december Het is grappig vast te stellen dat men in de boekhoudkringen van de verenigingen deze boekingsmethode artikel 7, 6 begint te noemen. Deze methode zou bijzonder verleidelijk kunnen zijn voor de verenigingen die in de openingsbalans de waarde van bepaalde materiële vaste activa moeten corrigeren, hetzij omdat die werd weggelaten, hetzij omdat zij daarin werd vermeld voor een bedrag dat al te zeer afwijkt van de economische werkelijkheid. Een voorbeeld: een gebouw waarvan de intrinsieke waarde in de loop der jaren niet vermindert, zoals het geval is met heel wat gebouwen. Dit gebouw zou in de openingsbalans kunnen worden opgenomen voor een verkoopwaarde die overeenstemt met de marktwaarde ervan op de eerste dag van de overschakeling en zou achteraf deze waarde behouden zonder te worden afgeschreven (bovendien kan deze waarde dienen als nuttige referentie inzake de aangifte in de vermogensbelasting van de vzw s). het technische en scenografische materieel van een cultureel centrum of van een schouwburg. De moeilijk waardeerbare activa Wanneer het vermogen activa omvat die vrijwel onmogelijk kunnen worden gewaardeerd volgens een betrouwbare marktwaarde of gebruikswaarde, staat het koninklijk besluit toe dat zij uit de openingsbalans worden weggelaten. Dit zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn voor een fel omstreden kunstwerk dat door de deskundigen heel uiteenlopend wordt gewaardeerd; of voor specifieke software die door vrijwilligers is gecreëerd voor intern gebruik binnen de vereniging en waarvoor er op de markt geen concurrerend product voorhanden is. Indien de raad van bestuur in de openingsbalans voor deze mogelijkheid opteert, zal hij daarvan melding moeten maken in de toelichting bij de eerste jaarrekening die door de vereniging wordt opgesteld na 1 januari De terugboekingen Wanneer de boekhouding als gelijkwaardig wordt beschouwd, moeten de wijzigingen die aan de rekeningen worden aangebracht om ze volkomen in overeenstemming te brengen met het besluit (toevoeging van activa of aanpassing van waarden) op het actief van de openingsbalans worden geboekt met een terugboeking op de passiefrekening van de balans 100 Fondsen van de vereniging - Beginvermogen. De vroegere rekeningen die voorkomen bij het eigen vermogen, Maatschappelijk Tegoed, Maatschappelijk Fonds, Maatschappelijk Vermogen en andere in het vroegere boekhoudsysteem voorbehouden fondsen moeten worden samengebracht in de rekening 100 Beginvermogen. Dezelfde boeking is van toepassing wanneer er geen gelijkwaardige boekhouding is. Het nettobedrag dat alle activa en passiva samenvat die in de balans zijn opgenomen, wordt op rekening 100 Beginvermogen geboekt. Indien het vroegere boekhoudsysteem reserves vermeldde die werden gebruikt voor heel precieze doelstellingen, zal de finaliteit daarvan behouden blijven en zullen zij rechtstreeks worden overgebracht naar de nieuwe rekeningen 13 Bestemde fondsen. Indien het vroegere systeem bij klasse 16 voorzieningen vermeldde die niet voldeden aan de wettelijke voorschriften (bijvoorbeeld voorzieningen in de vorm van reserves, die tot dusver bij de verenigingen fel in trek waren), kan men zich logischerwijze voorstellen dat deze voorzieningen worden overgebracht naar klasse 13 Bestemde fondsen, waarbij zij hun oorspronkelijke finaliteit behouden. De nieuwe rekeningen 13 Bestemde fondsen en 14 Overgedragen resultaat kunnen pas op het einde van het eerste boekjaar, bij de bestemming van het resultaat, worden gebruikt in plaats van de rekeningen 69 Overboeking en 79 Onttrekking. Hulp aan de verenigingen bij het vervullen van hun boekhoudkundige verplichtingen De regering die zich rekenschap geeft van de moeilijkheden die kunnen worden veroorzaakt door de toepassing van de nieuwe boekhoudregels, lag aan de basis van een verklarende brochure die is opgesteld door deskundigen en die beoogt de verenigingen te helpen. Deze brochure geeft niet noodzakelijk een officieel of een definitief standpunt weer, maar vormt een dogmatische bron die van nut kan zijn voor de boekhoudkundigen die de verenigingen bijstaan bij het opstellen van hun openingsbalans. De brochure met als titel Het nieuw boekhoudkundig stelsel van de grote en de zeer grote verenigingen becommentarieert het boekhoudkundige stelsel van de grote verenigingen en de openingsbalans. Zij is beschikbaar op de site van de FOD Justitie. Besluit Vergis u niet: er blijven nog tal van vragen onopgelost en de boekhoudkundigen zullen ongetwijfeld blijk moeten geven van zin voor initiatief. Deze materie die a priori gekend lijkt voor zover zij tot het gemene boekhoudrecht behoort, voert enkele nieuwigheden in zoals de aanpassing van het rekeningenstelsel en van bepaalde regels die van toepassing zijn op de verenigingen, of de waardering volgens de marktwaarde of de gebruikswaarde waarmee vele van die verenigingen tot dusver niet vertrouwd zijn. Zij dreigt vooral het merendeel van de verenigingen te confronteren met overdenkingen die buiten het louter technische kader vallen en die de boekhoudkundigen niet zullen kunnen oplossen zonder de hulp van de verenigingen. De beheersorganen van de verenigingen moeten bij de opstelling van de openingsbalans ten volle hun verantwoordelijkheid nemen en bedachtzaam, eerlijk en te goeder trouw beoordelen of de vereniging kan opteren voor het stelsel van de bijzondere regels, of zij over een boekhouding beschikt die op zijn minst gelijkwaardig is, of aan bepaalde activa geen enkele betrouwbare marktwaarde of gebruikswaarde kan worden gekoppeld, enz.

15 > Boekhoudkundige begrippen en notionele interesten S T É P H A N E M E R C I E R Boekhouder-fiscalist BIBF Handelsingenieur Solvay, ULB, Meester in fiscaal beheer In het Belgisch Staatsblad van 30 juni 2005 werd de wet van 22 juni 2005 bekendgemaakt. Die voert vanaf het aanslagjaar 2007 een belastingaftrek voor risicokapitaal in. De boekhoudkundige aspecten van de wet van 30 juni 2005 zijn des te relevanter aangezien artikel 115 van de wet van 23 december 2005 betreffende het generatiepact bepaalt dat artikel 205sexies W.I.B., ingevoegd bij wet van 22 juni 2005, wordt ingetrokken. Ons artikel heeft niet als doel de nieuwe wet tot in de fijnste details te beschrijven. Wij willen enkel bepaalde boekhoudkundige elementen belichten die dienen als berekeningsgrondslag voor de notionele interesten. Wij zullen het niet hebben over de uitgesloten vennootschappen, noch over de gedetailleerde toepassing van de notionele rentevoet. Wij sluiten het overzicht af met enkele adviezen om het eigen vermogen te verhogen die nuttig zijn met het oog op de toepassing van de aftrek voor risicokapitaal, ook notionele interesten genoemd. De financiering met behulp van fondsen van derden, dat wil zeggen leningen, was uit fiscaal oogpunt lange tijd (tot het aanslagjaar 2006) interessanter dan de financiering op grond van eigen vermogen, aangezien de interestkosten voor de schuldplichtige vennootschap in principe als beroepskosten aftrekbaar zijn, terwijl de dividenden daarentegen voor de uitkerende vennootschap niet aftrekbaar zijn. Een vennootschap die zichzelf met eigen vermogen financiert, kan van het belastbare resultaat een bedrag aftrekken dat gelijk is aan de fictieve rentabiliteit van het eigen vermogen, belastingaftrek voor risicokapitaal genoemd of notionele interestaftrek. De notionele interesten zijn fictief aangezien zij niet als kosten worden geboekt. Voorbeeld: Een nieuw opgerichte BVBA beschikt over een bankrekening van en een geplaatst en volgestort kapitaal van een gelijkwaardig bedrag. Indien zij een lening van aangaat tegen een rentevoet van 5,20 % zal die haar uiteindelijk ongeveer 3.432,50 (d.i. 5,20 % x [1 33,99 %]) kosten. In het kader van de notionele interesten geeft een bijkomend volgestort kapitaal van eveneens recht op een voordeel: uitgaande van een gemiddelde rentevoet van de OLO s van 3,442 % (gemiddelde van de rentevoet van de OLO s, gepubliceerd in 2005) komt men uit op 3,442 % van = verlaging van de belastbare grondslag. De notionele interesten stemmen noch overeen met enige effectieve kosten, noch met enige boekhoudkundige kosten van de vennootschap. 1 Berekeningsgrondslag: het gecorrigeerde eigen vermogen De berekeningsgrondslag van de notionele interesten neemt als uitgangspunt het bedrag van het boekhoudkundige eigen vermogen aan het einde van het voorafgaande belastbare tijdperk, bepaald overeenkomstig de wetgeving betreffende de boekhouding en de jaarrekening zoals dat voorkomt op de balans 1. Het boekhoudkundige eigen vermogen zal vervolgens naar beneden toe worden herzien (zie infra, 1.2 Correcties). 1.1 Eigen vermogen Overeenkomstig het Belgische boekhoudrecht omvat het eigen vermogen van een vennootschap de volgende posten 2 : I. Kapitaal A. Geplaatst kapitaal B. Niet opgevraagd kapitaal (-) II. Uitgiftepremies III. Herwaarderingsmeerwaarden IV. Reserves A. Wettelijke reserve B. Onbeschikbare reserves 1. Reserve voor eigen aandelen 2. Andere onbeschikbare reserves C. Belastingvrije reserves D. Beschikbare reserves V. Overgedragen winst (Overgedragen verlies) VI. Kapitaalsubsidies Sommige van deze rubrieken worden uitvoeriger gedefinieerd door artikel 95 2 van het K.B. van 30 januari 2001 tot uitvoering van het Wetboek van Vennootschappen. Het boekhoudkundige eigen vermogen kan 1 Cf. art. 205ter 1 W.I.B. en art quinquies K.B./W.I.B. 2 Cf. art. 88 en 92 K.B. 30 januari 2001.

16 14-15 eveneens worden bepaald op grond van het nettoactief, dat wil zeggen: het totale bedrag van het actief, verminderd met de voorzieningen en uitgestelde belastingen, de schulden die binnen het jaar vervallen en de schulden op meer dan één jaar en de overlopende rekeningen van het passief 3. Op het vlak van het M.A.R. verwijzen wij naar de rubrieken 10 tot 15 en de onderafdelingen ervan. 3 Zie ook art. 320, 429, 617 en 657 W. Venn. Het nettoactief mag het nog niet afgeschreven bedrag van de oprichtingskosten niet omvatten. Deze definitie is soms meer, soms minder beperkend dan het eigen vermogen dat gebruikt wordt om de notionele interesten te berekenen. 4 Cf. art. 91 K.B. 30 januari 2001, XV.B. voor het volledige schema; punt XV.D. vraagt eveneens dat de fiscale latenties worden aangegeven (overgedragen bedragen in geval van onvoldoende winst). 5 De verwijzing naar de fiscale nettowaarde maakt het mogelijk te voorkomen dat de herwaarderingsmeerwaarden tweemaal worden afgetrokken van de berekeningsgrondslag van de aftrek. Zij maakt het eveneens mogelijk een dubbele aftrek van de waardeverminderingen te voorkomen. De fiscale nettowaarde van een actief wordt gedefinieerd in de Com.IB nr. 211/37. De begrippen nettoboekwaarde of boekwaarde zijn in principe identiek (zie Doc. Kamer 51/1778, blz. 46). 6 Voor de kredietinstellingen, de verzekeringsondernemingen en de beursvennootschappen is de definitie dezelfde als die welke wordt toegepast inzake D.B.I. 7 Aangezien er jammer genoeg geen enkel verband bestaat tussen deze uitsluiting en de regeling van de D.B.I. s zal er echter een dubbele sanctie gelden voor de aandelen die als financiële vaste activa moeten worden beschouwd, maar die geen recht geven op de regeling van de D.B.I s. omdat bijvoorbeeld de kwantitatieve drempels van 10% of EUR niet worden gehaald. Deze uitsluiting geldt enkel voor de aandelen die zijn uitgegeven door beleggingsvennootschappen (zie Doc. Kamer 51/1778, blz. 45 in fine). 8 Behalve indien zij betrekking hebben op bestanddelen die al zijn uitgesloten van de berekeningsgrondslag van de aftrek (activa, beoogd door een maatregel tot voorkoming van een overlapping of van misbruiken). 9 Zie art. 212, lid 1 W.I.B.: bepaalde bestanddelen worden bepaald alsof de fusie of de splitsing niet had plaatsgevonden. 10 Andere winsten dan uitgekeerde winsten die als dusdanig aan belasting werden onderworpen, worden niet als gestort kapitaal aangemerkt (cf. art. 184 W.I.B.). Opmerking: enkel de niet geconsolideerde jaarrekeningen worden beoogd die vanaf 31 december 2005 zijn afgesloten op het einde van het voorafgaande belastbare tijdperk en die zullen worden goedgekeurd door de gewone algemene vergadering die in 2006 of later zal worden gehouden. In het geval van een nieuw opgerichte vennootschap resulteert het risicokapitaal bij gebrek aan een voorafgaand boekjaar uit de openingsbalans. De toelichting bij de jaarrekening 4 moet inlichtingen verstrekken voor zover het resultaat van het boekjaar op het vlak van de belastingen in belangrijke mate wordt beïnvloed door een ongelijkheid tussen de winst, vóór belastingen, die in de rekeningen tot uiting komt en de geraamde belastbare winst. Een dergelijk verschil kan voortvloeien uit de aftrek voor risicokapitaal. Het eigen vermogen dat in aanmerking moet worden genomen voor vzw s en stichtingen die zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting, vloeit voort uit het maatschappelijk fonds dat voorkomt in de balans die door de vereniging of de stichting is opgesteld. Het eigen vermogen bij het begin van het boekjaar moet worden gecorrigeerd om rekening te houden met de boekhoudkundige verschuivingen die tijdens het lopende boekjaar werden geregistreerd, zowel in de vorm van verhogingen als van verminderingen. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt naargelang van het geval vermeerderd of verminderd met het bedrag van deze wijzigingen, berekend als gewogen gemiddelde alsof deze wijzigingen plaatshadden op de eerste dag van de kalendermaand na die waarin zij zich hebben voorgedaan. Voorbeeld: Op 16 maart wordt het volgestorte kapitaal verhoogd via een inbreng in contanten ten bedrage van ; het kapitaal wordt geacht te zijn verhoogd op 1 april en ingeval het boekjaar wordt afgesloten op 31 december zal het bij het bepalen van de notionele interesten in aanmerking worden genomen voor 9/12 van , d.i Correcties Enkel het eigen vermogen dat in België belastbare inkomsten voortbrengt die niet van belasting zijn vrijgesteld krachtens overeenkomsten tot het vermijden van dubbele belasting, kan de aftrek genieten. De wet sluit bovendien een reeks activa uit waarvan de inkomsten al van belasting zijn vrijgesteld. Een aantal bijzondere regels werd voorzien om de overlapping te bestrijden. Bepaalde bestanddelen worden uitgesloten van het nettoactief en moeten in mindering worden gebracht bij de berekening van het boekhoudkundige eigen vermogen dat wordt gebruikt om de notionele interesten te berekenen. Het betreft met name de volgende bestanddelen: de fiscale nettowaarde van de eigen aandelen, wat aansluit bij de toepassing van de IAS/IFRS-normen 5 ; de nettowaarde van de financiële vaste activa die bestaan uit deelnemingen en andere aandelen en bewijzen van deelgerechtigdheid 6. Deze beperking is bestemd om achtereenvolgende notionele interestaftrekken te voorkomen. In een holdingstructuur financiert een moedermaatschappij immers haar dochtermaatschappij. Zodoende dient het eigen vermogen van deze moedermaatschappij ook om het eigen vermogen van haar dochtermaatschappij te vormen. Er zou dus overlapping zijn. De consolidatie zou het mogelijk maken een oplossing te vinden voor het probleem, maar wij herinneren eraan dat het in aanmerking te nemen eigen vermogen wordt berekend op grond van de statutaire rekeningen. Bijgevolg moeten van het eigen vermogen van de moedermaatschappij de aandelen worden afgetrokken die laatstgenoemde in andere vennootschappen bezit. de fiscale nettowaarde van de aandelen van de beleggingsvennootschappen waarbij de eventuele inkomsten in aanmerking komen om de aftrek van de definitief belaste inkomsten te genieten 7 ; de herwaarderingsmeerwaarden 8, die zelf zijn opgenomen in het kapitaal. Volgens het beginsel van de fiscale neutraliteit 9 omvat het eigen vermogen inzake de vennootschapsbelasting drie componenten: - het volgestorte kapitaal, d.w.z. het kapitaal dat voortvloeit uit inbrengen in contanten of in natura, - de belaste reserves, d.w.z. de bestanddelen die al werden onderworpen aan de vennootschapsbelasting 10, - de vrijgestelde bestanddelen, d.w.z. de bestanddelen van het resultaat die nog niet hun eigen belastingregeling hebben gekregen, en dit los van de boekhoudkundige kwalificatie ervan. Een herwaarderingsmeerwaarde die is opgenomen in het geplaatste kapitaal vormt bijvoorbeeld geen volgestort kapitaal in de zin van artikel 2 5 W.I.B., maar blijft een herwaarderingsmeerwaarde 11 ; de kapitaalsubsidies (aangezien het winstbestanddelen betreft die niet zijn gegenereerd door de vennootschap die ze ontvangt) 12.

17 F E B R U A R I T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y Het nettoactief wordt bovendien gecorrigeerd door de nettoboekwaarde af te trekken van elk ander actief dat niet wordt aangewend voor de economische activiteit van de vennootschap en/of dat niet redelijkerwijze bijdraagt tot het genereren van een belastbaar inkomen. Deze correctie van het nettoactief is bestemd om misbruiken te voorkomen die erin bestaan activa in te brengen louter met de bedoeling het eigen vermogen te verhogen om een hogere aftrek voor risicokapitaal te verkrijgen. Het gecorrigeerde nettoactief wordt berekend op grond van de balans die is afgesloten bij het begin van het belastbare tijdperk, dat wil zeggen de slotbalans van het onmiddellijk voorafgaande tijdperk. Het gaat er enkel om rekening te houden met de wijzigingen van de rekeningen van de balans en niet met de bestanddelen van de resultatenrekening 13. Wanneer de componenten van het gecorrigeerde nettoactief in de loop van het boekjaar worden gewijzigd, maakt men een berekening pro rata temporis, net zoals voor het kapitaal. Het in aanmerking te nemen bedrag wordt berekend in de vorm van een gewogen gemiddelde; in dit geval gaat men ervan uit dat de verandering heeft plaatsgevonden de eerste dag van de maand na die waarin zij zich heeft voorgedaan. De verandering van de rekening zal worden vermenigvuldigd met het aantal resterende kalendermaanden, gedeeld door het totale aantal kalendermaanden van het belastbare tijdperk) 14. De correctie moet echter enkel worden toegepast op de relevante bestanddelen, namelijk de schommelingen van het kapitaal ten gevolge van kapitaalverhogingen of -verlagingen en van wijzigingen van de eigen aandelen die worden aangehouden. Voorbeeld: Aankoop van een kunstwerk voor op 23 mei: de in aanmerking te nemen datum is 1 juni. Voor een vennootschap die haar jaarrekening afsluit op 31 december zal het nettoactief worden verminderd met 7/12 van , d.i Toepassing van de notionele interesten op het gecorrigeerde eigen vermogen Het eigen vermogen wordt vermenigvuldigd met een percentage dat wordt bepaald in vergelijking met het gemiddelde van de referentie-indexen van de OLO s. De aftrek voor risicokapitaal wordt toegerekend na de aftrek van de definitief belaste inkomsten (4de verrichting) vóór het goedmaken van de vroegere verliezen en vóór de investeringsaftrek (5de en 6de verrichting). Deze aftrek gebeurt buiten de boekhouding om: hij gebeurt dus enkel op het vlak van de belastingaangifte. De geraamde belasting, berekend op het daaruit voortvloeiende resultaat, zal bijgevolg geringer zijn. 3 Adviezen om beter gebruik te maken van de aftrek voor risicokapitaal Elke vennootschap moet het nodige doen opdat de berekeningsgrondslag van de notionele interesten zo groot mogelijk zou zijn. Daartoe moet zij bijvoorbeeld: haar eigen vermogen opvoeren, - door middel van kapitaalverhogingen, inclusief de opneming van geleende fondsen, - door het vormen van reserves vanaf de volgende winstverdeling. de bestanddelen wijzigen die de notionele interestaftrek verminderen, - door deelnemingen in een buitenlandse vennootschap te verkopen. Indien de vennootschap deel uitmaakt van dezelfde groep waarvan de aandelen worden afgestaan, maakt dit het mogelijk deze vennootschap binnen de consolidatieperimeter te houden, - door de toekenning van leningen aan buitenlandse vennootschappen 15, - door de terugneming van voorzieningen die al belast werden, maar nog niet zijn opgenomen in de boekingen. Besluit De aftrek voor risicokapitaal is van toepassing vanaf het aanslagjaar Dit systeem is in Europa bijzonder baanbrekend. Het beginsel is eenvoudig: opnieuw een evenwicht krijgen tussen de aftrek van de interestkosten, die reeds lang wordt toegepast, en de rentabiliteit van het eigen vermogen via de berekening van notionele interesten, die het mogelijk maken de belastbare grondslag te verlagen zonder dat enige kosten worden geboekt. Het technische karakter van de uitsluitingen waarin de wet van 30 juni 2005 voorziet, verplicht de lezers ervan, eventueel via een boekhoudkundige, de bestanddelen te beheersen van het eigen vermogen waarop de aftrek voor risicokapitaal betrekking heeft. De adviezen die wij hebben gegeven zijn stuk voor stuk mogelijkheden die tot gevolg zullen hebben dat de groepen van vennootschappen de structuur van hun financiële vaste activa zullen optimaliseren. Los van de groepen moeten alle vennootschappen hun dividendbeleid herzien. Op boekhoudkundig vlak zal de belastingplichtige heel vaak winst boeken (bedrag van de rekeningen 67 wordt naar beneden toe herzien). Het idee dat de regering voor ogen heeft, bestaat er immers in het effectieve tarief van de vennootschapsbelasting te verlagen in plaats van het nominale tarief en op termijn een oplossing te vinden voor de coördinatiecentra. 11 De toepassing van deze bepaling op art. 100 K.B. 30 januari 2001 zal ertoe leiden dat winsten worden uitgesloten die soms al zijn belast. 12 Rekening 15 van het M.A.R. (en toepasselijke onderafdelingen). 13 In de loop van de parlementaire debatten heeft de minister van Financiën aangestipt dat de correcties betrekking hebben op verschuivingen inzake vermogensbestanddelen, in hoofdzaak aandelen (zie Doc. Kamer 51/1778, p. 46). 14 Ingeval er geen of onvoldoende winst is met betrekking tot een belastbaar tijdperk waarop de aftrek voor risicokapitaal kan worden toegepast, wordt de voor dit belastbaar tijdperk niet toegekende vrijstelling achtereenvolgens overgedragen op de winst van de volgende zeven jaar. De wet van 22 juni bevat geen enkele vermelding aangaande de berekening van de overdrachtstermijn ingeval de afsluitdatum tijdens het tijdperk wordt gewijzigd. Er wordt evenmin melding gemaakt van wat er gebeurt met de overgedragen aftrekken in geval van fusie of splitsing met vrijstelling van belasting. 15 Bijvoorbeeld de rekening 281 Vorderingen op verbonden ondernemingen wordt in principe niet afgetrokken van het eigen vermogen met het oog op de berekening van de notionele interesten.

18 16-17 R U TG E R VA N B O V E N Directieadviseur IAB > Wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen laat sporen na voor de economische beroepsbeoefenaar Op 30 december 2005 werd de Wet van 23 december 2005 houdende diverse bepalingen gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Ook nu weer staat deze wet bol van initiatieven die verband houden met de meest uiteenlopende aangelegenheden. Toch bevat zij een aantal wetswijzigingen die de economische beroepsbeoefenaar allerminst onberoerd laten. Hieronder geven wij dan ook een beknopt overzicht van de bepalingen die een bijzondere aandacht verdienen 1. 1 Het begrip kleine vennootschap: verduidelijking De invoering van het Wetboek van Vennootschappen 2 had onduidelijkheid laten rijzen over de manier waarop de criteria uit artikel 15 W. Venn. die ertoe strekken te bepalen of een vennootschap klein dan wel groot is moeten worden toegepast. Meer bepaald rees de vraag of een vennootschap als klein moet worden beschouwd indien zij gedurende het vorige boekjaar niet meer dan één criterium heeft overschreden (cf. artikel 15 W. Venn.), dan wel indien zij gedurende twee opeenvolgende voorgaande boekjaren niet meer dan één criterium heeft overschreden (cf. oud artikel 64 2 G.W.H.V.). 3 De wetgever heeft dit euvel nu verholpen door voortaan uitdrukkelijk te bepalen dat de vennootschap die gedurende twee opeenvolgende boekjaren niet meer dan één criterium overschrijdt, als klein moet worden beschouwd. 4 Voorbeeld: De vennootschap X overschrijdt niet meer dan één criterium tijdens de boekjaren 1, 2 en 3. Tijdens boekjaar 4 overschrijdt zij meer dan één criterium. De vennootschap zal voor de boekjaren 3 en 4 als klein worden beschouwd, aangezien ze de twee voorafgaande boekjaren onder de criteria was gebleven. Daarentegen zal zij als groot worden beschouwd vanaf het boekjaar 5. De voorwaarde van de twee voorafgaande boekjaren is immers niet langer vervuld. 2 De commissaris: discontinuïteitsdreiging bij de gecontroleerde onderneming Artikel 138 van het Wetboek van Vennootschappen voorziet in de mogelijkheid voor de commissaris om, onder bepaalde voorwaarden, de Voorzitter van de rechtbank van koophandel te adiëren ingeval er bij de door hem gecontroleerde vennootschap een risico van discontinuïteit bestaat. Sedert de invoering van het Wetboek van Vennootschappen bleek er evenwel op dit vlak een discordantie te bestaan tussen de Nederlandse en de Franse wettekst. De Nederlandse wettekst verschafte immers aan de commissaris eveneens de mogelijkheid om de voorzitter te adiëren indien hij oordeelde dat de door de raad van bestuur vooropgestelde maatregelen de continuïteit in de bedrijfsuitoefening niet kunnen vrijwaren gedurende een redelijke termijn. De Franse wettekst voorzag evenwel niet in deze mogelijkheid 5. Aangezien het hier een materiële vergissing betrof, heeft de wetgever dit euvel verholpen door deze mogelijkheid eveneens op te nemen in de Franse wettekst 6. 3 De opdracht van de bedrijfsrevisor en de externe accountant in het kader van de opheffing of beperking van het voorkeurrecht, en in het kader van de uitgifte van aandelen zonder nominale waarde beneden de fractiewaarde: verzoening tussen de Nederlandse en de Franse wettekst De artikelen 582 (uitgifte van aandelen zonder nominale waarde beneden de fractiewaarde) en 596 (beperking of opheffing van het voorkeurrecht) van het Wetboek van Vennootschappen voorzien in een controleopdracht voor de commissaris of, bij diens ontstentenis, voor de bedrijfsrevisor of de externe accountant (hierna gemeenzaam aangehaald als de beroepsbeoefenaar ). Met betrekking tot de inhoud van deze controleopdrachten bleek er evenwel een divergentie te bestaan tussen de Nederlandse en de Franse tekst van de wet. Volgens de Nederlandse tekst bestond de opdracht van de beroepsbeoefenaar er immers in om na te gaan of de in het verslag van de raad van bestuur opgenomen financiële en boekhoudkundige gegevens juist zijn en voldoende om de algemene vergadering die over het voorstel moet stemmen voor te lichten. Luidens de Franse wettekst was de beroepsbeoefenaar er daarentegen toe gehouden na te gaan of de in het verslag van de raad van bestuur opgenomen financiële en boekhoudkundige gegevens fidèles (getrouw) zijn en voldoende om de algemene vergadering die over het voorstel moet stemmen voor te lichten. Het hoeft niet gezegd dat een dergelijke begripsverwarring belangrijke gevolgen had voor de praktijk. In het beroepsmatige jargon is de term juist immers niet gebruikelijk, en wordt de term getrouw daarentegen vaak in de mond genomen 7. Met het oog op conformiteit met de Franse wettekst, en volledig in lijn met de oorspronkelijke bedoelingen van de wetgever, worden de artikelen 582 en 596 van het Wetboek van Vennootschappen nu aangepast, in die zin dat de beroepsbeoefenaar er voortaan toe gehouden is na te gaan of de in het verslag van de raad van bestuur weergegeven financiële en boekhoudkundige gegevens getrouw (fidèles) zijn 8.

19 F E B R U A R I T A X A U D I T & A C C O U N T A N C Y 4 De beroepsaansprakelijkheid van de bedrijfsrevisor en de externe accountant: invoering van een wettelijk aansprakelijkheidsplafond De burgerrechtelijke beroepsaansprakelijkheid van de bedrijfsrevisor en de externe accountant wordt traditioneel beheerst door het gemeen recht. Dit houdt in dat de bepalingen inzake aansprakelijkheid uit het Burgerlijk Wetboek (contractuele aansprakelijkheid art e.v. B.W., extra-contractuele aansprakelijkheid art e.v. B.W., samenloop, coëxistentie) toepassing vinden op de beroepsuitoefening door de bedrijfsrevisor en de externe accountant. Teneinde de aansprakelijkheid van deze beroepsbeoefenaars te kunnen weerhouden, zal de contractspartij of een derde derhalve het bewijs moeten leveren van een fout in hoofde van de beroepsbeoefenaar, evenals van de schade en het causaal verband tussen deze beide. Een heikel punt bij dit alles vormt de vraag of de bedrijfsrevisor en de externe accountant hun professionele aansprakelijkheid kunnen uitsluiten of beperken. Zeker na de financiële debacles van de voorbije jaren wordt deze mogelijkheid immers als minder evident ervaren. Toch kon een wetgevend initiatief, dat ertoe strekt op de één of de andere manier een aansprakelijkheidsbeperking toe te laten voor deze beroepsbeoefenaars, niet langer uitblijven. Niet alleen hebben andere Europese lidstaten reeds een wettelijke regeling aangenomen die voorziet in een aansprakelijkheidsbeperking 9, ook de Europese Unie buigt zich momenteel over deze mogelijkheid 10. Bovendien kan een onbeperkte aansprakelijkheid van de beroepsbeoefenaar slechts werkzaam zijn als ook de verzekeringsdekking navenant is. Het persoonlijk vermogen van de economische beroepsbeoefenaar is immers vaak ontoereikend om de gevolgen van een aansprakelijkheidsstelling te ondervangen. En het is juist deze interdependentie die de invoering van een aansprakelijkheidsplafond aannemelijk maakt. De (steeds schaarser wordende bereidwillige) verzekeringsmaatschappijen vertonen immers een tendens om de verzekeringsdekking steeds maar te verlagen en de premies te verhogen, terwijl de aansprakelijkheden van de bedrijfsrevisor en de externe accountant steeds meer worden uitgebreid. Eveneens moet er in dit verband op worden gewezen dat een onbeperkte burgerrechtelijke aansprakelijkheid van de economische beroepsbeoefenaar niet ipso facto leidt tot een verhoogde beroepsethiek. Integendeel, het gevaar bestaat dat bepaalde opdrachten in de toekomst zullen worden geweigerd omwille van het aansprakelijkheidsrisico dat erop weegt, met een sterke concentratie van de auditmarkt van genoteerde vennootschappen in de internationale auditkantoren tot gevolg. Ten slotte is het onredelijk te verwachten dat bedrijfsrevisoren en externe accountants de volledige kost zouden dragen van de schade die voortvloeit uit frauduleuze gedragingen van het bestuursorgaan of het management, dan wel uit een fout in de boekhouding binnen de vennootschap 11. De nieuwe wettelijke aansprakelijkheidsregeling raakt zowel de bedrijfsrevisor als de externe accountant. Teneinde een duidelijk inzicht te verschaffen in deze regeling, wordt hiernavolgend een onderscheid gemaakt tussen de regeling die voortaan geldt voor de bedrijfsrevisor en deze die geldt voor de externe accountant. a. Wettelijk aansprakelijkheidsplafond voor de bedrijfsrevisor De nieuwe aansprakelijkheidsregeling 12 voor de bedrijfsrevisor vertrekt nog steeds van hetzelfde uitgangspunt als tevoren, nl. dat de bedrijfsrevisor overeenkomstig het gemeen recht aansprakelijk is voor de uitoefening van de hem door of krachtens de wet toevertrouwde opdrachten. Het is hem niet toegelaten om zijn aansprakelijkheid ter zake bij een bijzondere overeenkomst uit te sluiten of te beperken. Wel geldt voortaan een wettelijk aansprakelijkheidsplafond van drie miljoen euro indien de opdracht wordt uitgeoefend in een niet genoteerde vennootschap, en van twaalf miljoen euro indien de opdracht wordt uitgevoerd in een genoteerde vennootschap. Dit betekent dat de aansprakelijkheidsvordering ten aanzien van de bedrijfsrevisor deze bedragen niet te boven kan gaan, ook al is de werkelijke schadelast 1 De hieronder besproken wetswijzigingen traden in werking op 9 januari 2006, zijnde de 10de dag na de publicatie ervan in het Belgisch Staatsblad. 2 Bij Wet van 7 mei 1999 houdende het Wetboek van Vennootschappen, B.S. 6 augustus Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer , nr. 2020/001, 8; Verslag namens de commissie belast met de problemen inzake handels- en economisch recht, Parl. St. Kamer , nr. 2020/011, 3. 4 Artikel 3 Wet houdende diverse bepalingen (nieuw artikel 15 W. Venn.). 5 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer , nr. 2020/001, 8. 6 Artikel 4 Wet houdende diverse bepalingen (nieuw artikel 138 W. Venn. Franse tekst). 7 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer , nr. 2020/001, 9-10; Verslag namens de commissie belast met de problemen inzake handels- en economisch recht, Parl. St. Kamer , nr. 2020/011, Artikel 5 Wet houdende diverse bepalingen (uitgifte van aandelen zonder nominale waarde beneden de fractiewaarde nieuw artikel 582 W. Venn.); artikel 6 Wet houdende diverse bepalingen (opheffing of beperking voorkeurrecht nieuw artikel 596 W. Venn.). 9 o.a. Oostenrijk, Duitsland, zie Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer , nr. 2020/001, Zie persbericht van de Europese Commissie, Auditors liability: new European Forum on limitation of financial burdens, 15 november 2005 (DOC IP/05/1420). 11 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer , nr. 2020/001, 37-40; Verslag namens de commissie belast met de problemen inzake handels- en economisch recht, Parl. St. Kamer , nr. 2020/011, Artikel 60 Wet houdende diverse bepalingen (nieuw artikel 9bis Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren).

20 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer , nr. 2020/001, K. BYTTEBIER en R. FELTKAMP, Controle op de vennootschap door de bedrijfsrevisor, R.W , 1595; L. CORNELIS, Algemene theorie van de verbintenis, Antwerpen, Intersentia Rechtswetenschappen, 2000, Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer , nr. 2020/001, Zie voorgaande voetnoot. 17 Voorbehouden aan de bedrijfsrevisor op grond van de artikelen 142 juncto 130 W. Venn.; zie ook Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer , nr. 2020/001, O.a. inbreng in natura (art. 219, 313, 395, 423, 444, 602 W. Venn.); ontbinding (art. 181 W. Venn.), omzetting (art. 777 W. Venn.), fusie/splitsing (artn. 695, 708, 731 en 746 W. Venn.); uitgifte van aandelen zonder nominale waarde beneden de fractiewaarde (art. 582 W. Venn.), beperking/opheffing voorkeurrecht (art. 596 W. Venn.), O.a. aandelenoptieplan (art. 43 4, 2 Wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen). 20 Artikel 33 Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en de fiscale beroepen. 21 Artikel 60 Wet houdende diverse bepalingen (Nieuw artikel 9bis, lid 4 Wet van 22 juli 1953 houdende oprichting van een Instituut der Bedrijfsrevisoren). 22 Ontbinding (art. 181 W. Venn.), omzetting (art. 777 W. Venn.), fusie/splitsing (artn. 695, 708, 731 en 746 W. Venn.); uitgifte van aandelen zonder nominale waarde beneden de fractiewaarde (art. 582 W. Venn.), beperking/opheffing voorkeurrecht (art. 596 W. Venn.), aandelenoptieplan (art. 43 4, 2 Wet van 26 maart 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen), Arbitragehof 25 januari 2001, nr. 5/2001, B.S. 16 februari Kaderwet van 1 maart 1976 tot reglementering van de bescherming van de beroepstitel en van de uitoefening van de dienstverlenende intellectuele beroepen. 25 Bedrijfsrevisoren, accountants, belastingconsulenten, erkende boekhouders(-fiscalisten). 26 Memorie van Toelichting, Parl. St. Kamer , nr. 2020/001, voor de cliënt of de schadelijdende derde hoger. Ingeval een college van commissarissen werd aangesteld, is elke bedrijfsrevisor binnen dat college aansprakelijk ten belope van de voormelde aansprakelijkheidsplafonds 13. De plafonds kunnen door de Koning bij een in ministerraad overlegd besluit worden aangepast. Zij gelden niet ingeval de overtreding door de beroepsbeoefenaar werd gepleegd met bedrieglijk opzet of met het oogmerk om te schaden. Deze uitzondering is overigens een loutere bevestiging van het gemeen recht, volgens hetwelk niemand zich kan exonereren voor zijn opzettelijk fout of bedrog 14. De burgerrechtelijke beroepsaansprakelijkheid van de bedrijfsrevisor in het kader van de opdrachten die hem niet door of krachtens de wet worden toegekend, kan volgens de wil der partijen overeenkomstig het gemeen recht worden beperkt 15. In dit verband weze vermeld dat, hoewel het gemeen recht aansprakelijkheidsbeperkende bedingen in beginsel rechtsgeldig acht, er terzake toch een aantal beperkingen in acht moeten worden genomen. Zo zal de bedrijfsrevisor zich niet kunnen exoneren voor zijn opzettelijke fout of bedrog. Evenmin zal hij zijn toevlucht kunnen nemen tot een aansprakelijkheidsbeperkingsbeding, indien een dergelijk beding elke betekenis aan de verbintenis ontneemt 16. In het kader van het voorgaande rijst de vraag naar hetgeen de wetgever onder opdrachten aan de bedrijfsrevisor toegekend door of krachtens de wet heeft verstaan. De invulling hiervan is immers determinerend voor het feit dat de bedrijfsrevisor zijn burgerrechtelijke beroepsaansprakelijkheid al dan niet contractueel kan beperken. Alleszins moeten hieronder worden begrepen, het commissarismandaat 17, de bijzondere opdrachten uit het Wetboek van Vennootschappen (al dan niet in gedeeld monopolie met de externe accountant) toevertrouwd aan de bedrijfsrevisor 18, evenals de andere bijzondere opdrachten die de wetgever (al dan niet in gedeeld monopolie met de externe accountant) heeft toevertrouwd aan de bedrijfsrevisor 19. Voor al de voormelde opdrachten gelden derhalve de wettelijke aansprakelijkheidsplafonds, en kan de bedrijfsrevisor zijn aansprakelijkheid niet uitsluiten, noch beperken. Betreft het daarentegen bv. een milieu-audit, dan zal de bedrijfsrevisor zijn aansprakelijkheid wel contractueel kunnen beperken. b. Wettelijk aansprakelijkheidsplafond voor de externe accountant Ook hier blijft het uitgangspunt inzake de burgerlijke beroepsaansprakelijkheid ongewijzigd. De externe accountant is derhalve overeenkomstig het gemeen recht aansprakelijk voor de uitoefening van zijn professionele opdracht, en kan zijn aansprakelijkheid ter zake niet bij een bijzondere overeenkomst uitsluiten of beperken 20. Wel geldt voortaan 21 een wettelijk aansprakelijkheidsplafond voor de externe accountant die een opdracht uitoefent die door of krachtens de wet wordt toevertrouwd aan de commissaris of, bij gebrek aan een commissaris, aan een bedrijfsrevisor of een accountant. Bedoeld worden hier de bijzondere opdrachten die in gedeeld monopolie worden toevertrouwd aan de bedrijfsrevisor en de externe accountant Harmonisering van de strafrechtelijke bescherming van de titel en het professioneel monopolie van bedrijfsrevisor, accountant, belastingconsulent en erkende boekhouder(-fiscalist) In zijn arrest van 25 januari oordeelde het Arbitragehof dat er een ongeoorloofde discriminatie bestond tussen de strafsancties gesteld op het onrechtmatig voeren van de titel van erkend boekhouder(-fiscalist) en deze van accountant of belastingconsulent. Meer bepaald voorzag de deontologische wetgeving in mildere bestraffingen voor het onrechtmatig voeren van de titel van accountant of belastingconsulent. Het Arbitragehof vernietigde dan ook de verwijzing in het artikel 58 van de Wet van 22 april 1999 betreffende de boekhoudkundige en fiscale beroepen naar artikel 10 van de kaderwet 24 in de mate dat deze laatste bepaling voorziet in een strafsanctie die zwaarder is dan deze die geldt voor accountants en belastingconsulenten. Het is vanuit dit perspectief dat de wetgever het opportuun heeft geacht om de strafrechtelijke bescherming van de titel en het professioneel monopolie van alle economische beroepsbeoefenaars 25 op dezelfde wijze te regelen. Gelet op de finaliteit van deze strafrechtelijke bescherming m.n. de bescherming van de consument tegen personen die niet over de nodige bekwaamheid en deskundigheid beschikken en die geen garanties voor een kwaliteitsvolle dienstverlening kunnen garanderen, heeft de wetgever er in deze voor geopteerd om steeds de zwaarste bestraffingen in aanmerking te nemen. Bovendien werd het bestaande straffenarsenaal uitgebreid 26. Voortaan zal diegene die onrechtmatig de titel voert van bedrijfsrevisor, accountant, belastingconsulent of erkende boekhouder (-fiscalist), dan wel onrechtmatig een aan één van deze beroepsbeoefenaars toekomend monopolie uitoefent, kunnen worden bestraft met een gevangenisstraf van acht dagen tot drie maanden en met een geldboete van 200

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/14 De boekhoudkundige verwerking van de uitgestelde belastingen bij gerealiseerde meerwaarden waarvoor de uitgestelde belastingregeling geldt en bij

Nadere informatie

Notionele intrestaftrek

Notionele intrestaftrek Notionele intrestaftrek Vanaf aanslagjaar 2007 geeft de regering een nieuw fiscaal geschenk aan alle vennootschappen, namelijk de notionele intrestaftrek. Praktisch zal er een percentage op het eigen vermogen

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/14 De boekhoudkundige verwerking van de uitgestelde belastingen bij gerealiseerde meerwaarden waarvoor de uitgestelde belastingregeling geldt en bij

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2019/XX Neerlegging van de enkelvoudige jaarrekening bij de Nationale Bank van België: nieuwe modellen van de jaarrekening Ontwerpadvies van 5 juni 2019

Nadere informatie

Aftrek voor risicokapitaal

Aftrek voor risicokapitaal Opgave 275C 1/2 Benaming :............... Ondernemingsnummer :... Federale Overheidsdienst FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen Aftrek voor risicokapitaal AANSLAGJAAR

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Advies van 4 september 2013 1

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. Advies van 4 september 2013 1 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/12 - Erkenning van de opbrengsten en kosten die overeenstemmen met interesten en royalty's, evenals de toewijzing van de resultaten in de vorm van

Nadere informatie

Keuzemogelijkheid tussen de notionele interestaftrek en de investeringsreserve Bespreking aan de hand van een voorbeeld

Keuzemogelijkheid tussen de notionele interestaftrek en de investeringsreserve Bespreking aan de hand van een voorbeeld Keuzemogelijkheid tussen de notionele interestaftrek en de investeringsreserve Bespreking aan de hand van een voorbeeld Inleiding Investeringsreserve We kennen de investeringsreserve die een vennootschap

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN Advies 2009/7 - De boekhoudkundige verwerking van grensoverschrijdende fusies Advies van 15 juli 2009 Trefwoorden Belastingvrije reserves Fiscale aspecten Fusies

Nadere informatie

Ontbinding en vereffening

Ontbinding en vereffening Ontbinding en vereffening Art. 208-214 Situering TITEL III : VENNOOTSCHAPSBELASTING Art. 179-219bis HOOFDSTUK I : AAN DE BELASTING ONDERWORPEN VENNOOTSCHAPPEN Art. 179-182 HOOFDSTUK II : GRONDSLAG VAN

Nadere informatie

Opgelet: opvolging voorafbetalingen vennootschapsbelasting wordt terug belangrijk!!!

Opgelet: opvolging voorafbetalingen vennootschapsbelasting wordt terug belangrijk!!! Opgelet: opvolging voorafbetalingen vennootschapsbelasting wordt terug belangrijk!!! Vanaf Aj 2018 (inkomsten 2017) werd de notionele intrestaftrek aanzienlijk verminderd (0,737%) voor de KMO en het tarief

Nadere informatie

Aftrek voor risicokapitaal

Aftrek voor risicokapitaal Opgave 275C 1/2 Benaming :............ Ondernemingsnummer :... Berekening van de aftrek voor risicokapitaal Federale Overheidsdienst FINANCIEN Algemene administratie van de Fiscaliteit Inkomstenbelastingen

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/17 - Erkenning van opbrengsten en kosten. Advies van 7 november 2012

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2012/17 - Erkenning van opbrengsten en kosten. Advies van 7 november 2012 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2012/17 - Erkenning van opbrengsten en kosten Advies van 7 november 2012 I. Onderwerp van het advies 1. In het artikel 31, 1 van de Vierde Europese Richtlijn

Nadere informatie

Afdeling 2. Boekhoudkundige verwerking van fusies

Afdeling 2. Boekhoudkundige verwerking van fusies E. Goedkeuring van de fusie Op de algemene vergadering die tot de fusie besluit moet minstens de helft van het maatschappelijk kapitaal zijn vertegenwoordigd en wordt de beslissing tot fusie in beginsel

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2016/XXX Herwaarderingsmeerwaarden: gevolgen van de wijzigingen aan artikel 57 KB W.Venn. door het koninklijk besluit van 18 december 2015 Ontwerpadvies

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN - De boekhoudkundige verwerking van de inbreng van een bedrijfstak 1 of van een algemeenheid van goederen Trefwoorden Advies van 16 december 2009 Continuiteitbeginsel

Nadere informatie

Aanslagjaar 2015 - Inkomsten 2014

Aanslagjaar 2015 - Inkomsten 2014 EENDRACHT MAAKT MACHT Federale Overheidsdienst FINANCIEN NOTIONELE INTERESTAFTREK: uniek en innoverend belastingvoordeel in België Aanslagjaar 2015 - Inkomsten 2014 www.business.belgium.be 2 Inhoud 4 Waarover

Nadere informatie

Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap. Jobert Van In 05/12/2013

Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap. Jobert Van In 05/12/2013 Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap Jobert Van In 05/12/2013 Fiscaliteit van beleggingen door een vennootschap 5 kernvragen 1. Welke impact heeft de RV? 2. Komt de toepassing van het Verlaagd

Nadere informatie

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet!

Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet! Tip voor de bedrijfsleider: Vergeet uw 640 belastingvrij dividend niet! Vanaf 1 januari 2018 kan elke belastingplichtige een dividenduitkering van 640 vrijstellen van belastingen. Wat zijn de spelregels:

Nadere informatie

Uw bankier en verzekeraar. Notionele interestaftrek De fiscale beloning voor risicokapitaal

Uw bankier en verzekeraar. Notionele interestaftrek De fiscale beloning voor risicokapitaal Uw bankier en verzekeraar Notionele interestaftrek De fiscale beloning voor risicokapitaal Inhoud 1. Notionele interestaftrek: stimulerende maatregel voor ondernemerschap 3 2. Hoe werkt het? 4 3. Voorbeelden

Nadere informatie

Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992, titel III, hoofdstuk II, afdeling III, onderafdeling 4. Ondernemingen die investeren in een raamovereenkomst voor de productie van een audiovisueel werk Art. 194ter.

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN OMMISSIE VOOR OEKHOUDKUNDIGE NORMEN N Advies 2009/8 De boekhoudkundige verwerking van splitsingen Advies van 15 juli 2009 Trefwoorden Splitsing Inhoudsopgave I. INLEIDING II. OEKHOUDKUNDIGE VERWERKING

Nadere informatie

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen

Fairness Tax lijst van nog hangende problemen Fairness Tax lijst van nog hangende problemen De problemen die rijzen door de wet van 30 juli 2013 kunnen in 4 categorieën worden gerangschikt: - gewenste bevestigingen - gewenste verduidelijkingen - gewenste

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2009/15 - De boekhoudkundige verwerking van de inbreng van een bedrijfstak of van een algemeenheid van goederen Advies van 16 december 2009 1 I. Inleiding

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/17 - De boekhoudkundige verwerking met betrekking tot de toepassing van de overgangsregeling zoals vermeld in artikel 537 WIB 92 Advies van 27 november

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2013/17 - De boekhoudkundige verwerking met betrekking tot de toepassing van de overgangsregeling zoals vermeld in artikel 537 WIB 92 Advies van 27 november

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/XX Dividenduitkering en kapitaalvermindering in natura Ontwerpadvies van 11 juli 2018

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/XX Dividenduitkering en kapitaalvermindering in natura Ontwerpadvies van 11 juli 2018 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2018/XX Dividenduitkering en kapitaalvermindering in natura Ontwerpadvies van 11 juli 2018 I. Algemeen 1. In onderhavig advies verduidelijkt de Commissie

Nadere informatie

Bedrijfsrevisor. Verklaring over de jaarrekening zonder voorbehoud

Bedrijfsrevisor. Verklaring over de jaarrekening zonder voorbehoud Burg. CVBA Helga Platteau Verslag van het College van Commissarissen aan de Algemene Vergadering der Aandeelhouders van Euronav NV over de jaarrekening over het boekjaar afgesloten op 31 december 2008

Nadere informatie

I. INLEIDING. http://ccff02.minfin.fgov.be/kmweb/document.do?method=printselecteddocuments&i...

I. INLEIDING. http://ccff02.minfin.fgov.be/kmweb/document.do?method=printselecteddocuments&i... Page 1 of 12 Home > Circulaire AAFisc Nr. 13/2014 (nr. Ci.RH.421/630.788) dd. 03.04.2014 Algemene Administratie van de Fiscaliteit - Operationele Expertise en Ondersteuning Dienst VENB Vennootschapsbelasting/Belasting

Nadere informatie

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten. ViasDFK3 BEDRIJFSREVISOREN

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten. ViasDFK3 BEDRIJFSREVISOREN Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten 1 ViasDFK3 BEDRIJFSREVISOREN INHOUD Inleiding I. Inbreng in natura 1. Inbreng van losse bestanddelen - In hoofde van de inbrenger - In hoofde van de

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN De boekhoudkundige verwerking met betrekking tot de toepassing van de overgangsregeling zoals vermeld in artikel 537 WIB 92 Ontwerpadvies van X november 2013 I. Inleiding

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN Advies CBN 2012/11 - Overdracht van eigen vermogen in het kader van een fusie, splitsing of partiële splitsing in boekhoudkundige continuïteit en fiscale continuïteit

Nadere informatie

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten

Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten Fiscale aspecten bij éénmalige revisorale opdrachten 03.12.2008 1 Inleiding INHOUD I. Inbreng in natura 1. Inbreng van losse bestanddelen - In hoofde van de inbrenger - In hoofde van de inbrenggenietende

Nadere informatie

Boekhoudkundige continuïteit versus discontinuïteit

Boekhoudkundige continuïteit versus discontinuïteit 29 HOOFDSTUK I Boekhoudkundige continuïteit versus discontinuïteit AFDELING 1 Splitsing: boekhoudkundige beginselen 1. Boekhoudkundige verwerking van de splitsing vóór 1 oktober 1993 85. Vóór de wijziging

Nadere informatie

1 van 5 4-10-2013 11:02 Home > Recente wijzigingen > Circulaire nr. Ci.RH.233/629.295 (AAFisc. 35/2013) dd. 01.10.2013 Algemene administratie van de Fiscaltiteit - Centrale diensten Dienst Personenbelasting

Nadere informatie

TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN

TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN TETRALERT-TAX ANTI-BELASTINGONTWIJKINGSRICHTLIJN I. Inleiding De Europese Commissie lanceerde op 28 januari 2016 haar voorstel voor een Richtlijn tot vaststelling van regels ter bestrijding van belastingontwijkingspraktijken

Nadere informatie

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen?

De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen? De Fairness Tax: nieuwe minimumbelasting voor grote vennootschappen? Op 30 juli 2013 werd de wet houdende diverse bepalingen omtrent de nieuwe fiscale maatregelen in het kader van de begrotingscontrole

Nadere informatie

IAB-Info. Inhoud. Beroep. Economie

IAB-Info. Inhoud. Beroep. Economie Nummer 4 16 29 februari 2004 IAB-Info Inhoud 16e jaargang Beroep c Bestuur en aandeelhouderschap van erkende professionele vennootschappen Deze bijdrage strekt ertoe een overzicht te bieden van zowel de

Nadere informatie

2. Wat is het fiscale voordeel?

2. Wat is het fiscale voordeel? 2. Wat is het fiscale voordeel? 2.1. verlaagd tarief behouden Bij twee van de voorwaarden om recht te hebben op het verlaagd tarief, is het kapitaal van belang. Het bedrag van het kapitaal kan van belang

Nadere informatie

http://ccff02.minfin.fgov.be/kmweb/document.do?method=printselecteddocuments...

http://ccff02.minfin.fgov.be/kmweb/document.do?method=printselecteddocuments... Page 1 of 5 Home > Résultats de la recherche > Circulaires > Circulaire nr. Ci.RH.231/532.259 (AAFisc Nr. 3/2013) dd. 25.01.2013 Algemene administratie van de FISCALITEIT - Centrale diensten Personenbelasting

Nadere informatie

Prof. dr. Stijn Goeminne, Faculteit Economie & Bedrijfskunde, Universiteit Gent

Prof. dr. Stijn Goeminne, Faculteit Economie & Bedrijfskunde, Universiteit Gent De boekhoudkundige verwerking van uitgestelde belastingen bij gerealiseerde meerwaarden waarvoor de uitgestelde belastingregeling geldt en bij kapitaalsubsidies Prof. dr. Stijn Goeminne, Faculteit Economie

Nadere informatie

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis?

Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Abnormale of goedgunstige voordelen toch geen minimale belastbare basis? Aan de hand van bepaalde transacties wordt binnen groepen van vennootschappen soms gepoogd om winsten te verschuiven naar de vennootschappen

Nadere informatie

TOELICHTING 275 C VOORAFGAANDE OPMERKINGEN TOELICHTINGEN

TOELICHTING 275 C VOORAFGAANDE OPMERKINGEN TOELICHTINGEN Toelichting 275 C 1/7 TOELICHTING 275 C (De wettelijke bepalingen zijn beschikbaar op de website van de FOD Financiën www.fisconetplus.be) Bedoelde artikelen: Art. 205bis tot 205novies, 236, 239/1 en 536

Nadere informatie

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling.

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling: boekhoudkundige verwerking en fiscale behandeling. Algemene administratie van de FISCALITEIT - Centrale diensten Directie I/1 Circulaire nr. Ci.RH.421/579.072 (AOIF Nr. 60/2010) dd 10.09.2010 Vennootschapsbelasting Belasting van niet-inwoners vennootschappen

Nadere informatie

DE NOTIONELE INTERESTAFTREK

DE NOTIONELE INTERESTAFTREK DE NOTIONELE INTERESTAFTREK Jan VERHOEYE Docent Hogeschool Gent Gastprofessor Universiteit Gent Lid Commissie voor Boekhoudkundige Normen Lid Supervisory Board EFRAG MEERWAARDEN De verwezenlijkte meerwaarde

Nadere informatie

Die reserves kan men al dan niet uitkeren (= dividenduitkering) tegen een gunstig tarief (zie tabel hieronder).

Die reserves kan men al dan niet uitkeren (= dividenduitkering) tegen een gunstig tarief (zie tabel hieronder). Beste Vanaf aanslagjaar 2015 (vanaf boekjaar per kalenderjaar 31/12/2014) kunnen liquidatiereserves in de vennootschap worden aangelegd tijdens de resultaatbestemming. Dit betekent dat een kleine vennootschap

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2016/23 Herwaarderingsmeerwaarden: gevolgen van de wijzigingen aan artikel 57 KB W.Venn. door het koninklijk besluit van 18 december 2015 Advies van 7 september

Nadere informatie

De waarheid over de notionele intrestaftrek

De waarheid over de notionele intrestaftrek De waarheid over de notionele intrestaftrek Februari 2008 Wat is de notionele intrestaftrek? Notionele intrestaftrek, een moeilijke term voor een eenvoudig principe. Vennootschappen kunnen een bepaald

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XXX - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2011/11 - De boekhoudkundige verwerking van grensoverschrijdende partiële splitsingen

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2011/11 - De boekhoudkundige verwerking van grensoverschrijdende partiële splitsingen COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2011/11 - De boekhoudkundige verwerking van grensoverschrijdende partiële splitsingen Advies van 16 maart 2011 Inhoudsopgave I. INLEIDING II. BOEKHOUDKUNDIGE

Nadere informatie

Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd?

Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd? Algemene verhoging van het tarief van de roerende voorheffing tot 27% - Kunnen winsten nog voordelig worden uitgekeerd? Mr. Image Pieterjan not found or type Smeyers unknown Mr. Pieterjan Smeyers Advocaat

Nadere informatie

Onderwerp. Copyright and disclaimer

Onderwerp. Copyright and disclaimer Onderwerp Ontvangen reacties op ontwerp-advies 126/18 Aanschaffingswaarde bij inbreng in natura Copyright and disclaimer Gelieve er nota van te nemen dat de inhoud van dit document onderworpen kan zijn

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/6 - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN Advies 2009/6 - De boekhoudkundige verwerking van fusies. Advies van 1 april 2009

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN Advies 2009/6 - De boekhoudkundige verwerking van fusies. Advies van 1 april 2009 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN Advies 2009/6 - De boekhoudkundige verwerking van fusies Advies van 1 april 2009 Trefwoorden Fusies Herwaarderingsmeerwaarden subsidies Deel I : Inleiding...2

Nadere informatie

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd. 02.05.2014.

Het model van het aangifteformulier voor aanslagjaar 2014 is verschenen in het Belgisch Staatsblad dd. 02.05.2014. Nieuwigheden in de aangifte aanslagjaar 2014 in de belasting van niet-inwoners Buitenlandse vennootschappen, verenigingen, instellingen of lichamen die een onderneming exploiteren of zich met verrichtingen

Nadere informatie

Tax shelter voor startende ondernemingen

Tax shelter voor startende ondernemingen Newsflash Tax shelter voor startende ondernemingen Via de tax shelter wil de Federale overheid natuurlijke personen fiscaal aanmoedigen om risicokapitaal te verschaffen aan startende ondernemingen binnen

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/2 - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve (Programmawet van 19 december 2014) en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve Advies

Nadere informatie

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015

Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015 Overzicht van de belangrijkste wijzigingen aan het aangifteformulier inclusief de fiscale bijlagen voor het aj. 2015 Het model van het aangifteformulier voor aj. 2015 is verschenen in het Belgisch Staatsblad

Nadere informatie

Titel : Circulaire 2019/C/15 over de invoering van forfaitaire beroepskosten op winst

Titel : Circulaire 2019/C/15 over de invoering van forfaitaire beroepskosten op winst Eigenschappen Titel : Circulaire 2019/C/15 over de invoering van forfaitaire beroepskosten op winst Samenvatting : Commentaar over de forfaitaire beroepskosten op winst ingevoerd door de wet van 26.03.2018

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/6 - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve bedoeld in artikel 541 WIB 92 (Programmawet van 10 augustus 2015) en de bijzondere aanslag

Nadere informatie

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2013 Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM Rapport inzake de jaarrekening 2013 Inhoudsopgave Pagina Opdracht 1 Algemeen 1 Resultaten 1 Financiële positie 2 Kengetallen

Nadere informatie

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende :

VERTALING. Artikel 2 van de Overeenkomst wordt opgeheven en vervangen door het volgende : VERTALING Aanvullende Overeenkomst tot wijziging van de Overeenkomst en tot opheffing van het Protocol tussen het Koninkrijk België en de Republiek Korea tot het vermijden van dubbele belasting en tot

Nadere informatie

COMPAGNIE DU BOIS SAUVAGE

COMPAGNIE DU BOIS SAUVAGE Dit document mag niet afzonderlijk circuleren van de documenten betreffende de fusie en werd gecontroleerd door de Commissie voor het Bank- en Financiewezen in het licht van de toekenning op 28 mei 2002

Nadere informatie

Met deze beknopte samenvatting proberen wij enkele van de grootste verschillen en essentieelste kenmerken van beide landen weer te geven.

Met deze beknopte samenvatting proberen wij enkele van de grootste verschillen en essentieelste kenmerken van beide landen weer te geven. BELGIË NEDERLAND EEN WERELD VAN VERSCHIL Ondanks het feit dat België en Nederland buren zijn, nagenoeg dezelfde taal wordt gesproken en ze economisch zeer sterk verbonden zijn is er op boekhoudkundig,

Nadere informatie

AGENDA VAN DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING DIE ZAL GEHOUDEN WORDEN OP 17 NOVEMBER 2014 OM 10H TE 1000 BRUSSEL, WATERLOOLAAN 16

AGENDA VAN DE BUITENGEWONE ALGEMENE VERGADERING DIE ZAL GEHOUDEN WORDEN OP 17 NOVEMBER 2014 OM 10H TE 1000 BRUSSEL, WATERLOOLAAN 16 AEDIFICA Naamloze vennootschap Openbare vastgoedbevak naar Belgisch recht Louizalaan 331-333, 1050 Brussel Ondernemingsnummer 0877.248.501 RPR Brussel (de Vennootschap ) AGENDA VAN DE BUITENGEWONE ALGEMENE

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XXX - Boekhoudkundige verwerking van de liquidatiereserve en de afzonderlijke aanslag op deze liquidatiereserve Ontwerpadvies van 4 maart 2015 I. Algemeen

Nadere informatie

11. Cijfervoorbeelden

11. Cijfervoorbeelden 11. Cijfervoorbeelden "-,.. Overdracht van losse bestanddelen aan een vennootschap Voorbeeld 1 - Tijdens de beroepswerkzaamheid Een natuurlijk persoon verkoopt volgende bestanddelen aan een vennootschap:

Nadere informatie

LAMPIRIS COOP Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid Rue Saint-Laurent, LUIK BTW BE

LAMPIRIS COOP Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid Rue Saint-Laurent, LUIK BTW BE LAMPIRIS COOP Coöperatieve Vennootschap met Beperkte Aansprakelijkheid Rue Saint-Laurent, 54 4000 LUIK BTW BE 0846.628.569 RPR Luik Jaarverslag van de raad van bestuur aan de gewone algemene vergadering

Nadere informatie

Inhoud DEEL 1 ALGEMENE INLEIDING BOEKHOUDING EN RAPPORTERING... 1 HOOFDSTUK 1 HISTORISCHE EVOLUTIE... 3 1 EVOLUTIE VAN DE BEGRIPPEN...

Inhoud DEEL 1 ALGEMENE INLEIDING BOEKHOUDING EN RAPPORTERING... 1 HOOFDSTUK 1 HISTORISCHE EVOLUTIE... 3 1 EVOLUTIE VAN DE BEGRIPPEN... DEEL 1 ALGEMENE INLEIDING BOEKHOUDING EN RAPPORTERING... 1 HOOFDSTUK 1 HISTORISCHE EVOLUTIE... 3 1 EVOLUTIE VAN DE BEGRIPPEN... 4 2 ENKELE GESCHIEDKUNDIGE STAPPEN... 5 2.1 Belgische ondernemingen... 5

Nadere informatie

Analyse van de nieuwe adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen inzake fusies en (partiële) splitsingen

Analyse van de nieuwe adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen inzake fusies en (partiële) splitsingen 18 Analyse van de nieuwe adviezen van de Commissie voor Boekhoudkundige Normen inzake fusies en (partiële) splitsingen Inge Van De Woesteyne Docent Universiteit Gent In de loop van 2009 heeft de Commissie

Nadere informatie

Klynveld Peat Marwick Goerdeler

Klynveld Peat Marwick Goerdeler Klynveld Peat Marwick Goerdeler Bedrijfsrevisoren Helga Platteau Bedrijfsrevisor Verslag van het College van sen over de geconsolideerde jaarrekening over het boekjaar afgesloten op 31 december 2004 en

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2017/XX Verenigingen en Stichtingen Verwerving door de erfpachthouder van het met een erfpacht bezwaard onroerend goed (verwerving tréfonds) Hereniging

Nadere informatie

Circulaire 2018/C/118 over de vrijgestelde voorzieningen voor risico s en kosten in de VenB

Circulaire 2018/C/118 over de vrijgestelde voorzieningen voor risico s en kosten in de VenB Eigenschappen Titel : Circulaire 2018/C/118 over de vrijgestelde voorzieningen voor risico s en kosten in de VenB Samenvatting : Deze circulaire gaat over de nieuwe bepaling die betrekking heeft op de

Nadere informatie

1. Waarom kan werken met een vennootschap voordelig zijn?

1. Waarom kan werken met een vennootschap voordelig zijn? Inhoudstafel 1. Waarom kan werken met een vennootschap voordelig zijn? 1.1. Tariefverschil... 1 1.2. Werken met minimaal twee belasting plichtigen... 3 1.3. Inkomensspreiding... 4 1.3.1. Reserveren van

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR OEKHOUDKUNDIGE NORMEN CN advies 2009/11 De boekhoudkundige verwerking van partiële splitsingen Advies van 16 september 2009 Trefwoorden Partiële splitsing Inhoudsopgave I. INLEIDING II.

Nadere informatie

Beleggen binnen of buiten de vennootschap!

Beleggen binnen of buiten de vennootschap! Beleggen binnen of buiten de vennootschap! Iven De Hoon BELEGGEN BINNEN OF BUITEN DE VENNOOTSCHAP 1. Beïnvloedt een belegging de vennootschapsbelasting?... 3 2. Beïnvloedt een belegging de notionele intrestaftrek?...

Nadere informatie

ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING

ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING Editie 19 september 2013. ENKELE MOGELIJKHEDEN OM NOG TE GENIETEN VAN VERLAAGDE ROERENDE VOORHEFFING Inleiding Dividenden worden sinds 01.01.2012 uitgekeerd aan 25% roerende voorheffing. Ook het tarief

Nadere informatie

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2015 Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM Rapport inzake de jaarrekening 2015 Inhoudsopgave Pagina Opdracht 1 Algemeen 1 Resultaten 1 Financiële positie 2 Fiscale positie

Nadere informatie

JAARRAPPORT 2011. Oyens & Van Eeghen Beheer B.V. Zuidplein 124 1077 XV AMSTERDAM

JAARRAPPORT 2011. Oyens & Van Eeghen Beheer B.V. Zuidplein 124 1077 XV AMSTERDAM JAARRAPPORT 2011 Oyens & Van Eeghen Beheer B.V. Zuidplein 124 1077 XV AMSTERDAM Vastgesteld door de Algemene Vergadering van Aandeelhouders d.d. 30 mei 2012. INHOUD 1 INLEIDING 2 JAARREKENING 3 OVERIGE

Nadere informatie

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017?

24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017? 24/11/2017 Het zomerakkoord: Wat nog te doen in 2017? De krijtlijnen van het zomerakkoord worden steeds duidelijker. Aangezien de meeste maatregelen ingaan vanaf 2018, rijst de vraag of er bepaalde zaken

Nadere informatie

Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap

Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap Drastische vermindering vennootschapsbelasting!! Iedereen in een vennootschap vanaf 2018?? Hoe in een KMOvennootschap de brutowinst uitkeren aan de particuliere aandeelhouders onder een globale belastingdruk

Nadere informatie

Memo inzake liquidatiereserve

Memo inzake liquidatiereserve Memo inzake liquidatiereserve 1. Algemeen De verhoogde roerende voorheffing van 25 % op liquidatieboni kan vermeden worden in KMO s: de tijdelijke vastklikregeling voor reserves (omzetting in kapitaal

Nadere informatie

Instelling. VP Accountants en Belastingsconsulenten. Onderwerp. Tweede taxshift in de maak: fiscale revolutie

Instelling. VP Accountants en Belastingsconsulenten. Onderwerp. Tweede taxshift in de maak: fiscale revolutie Instelling VP Accountants en Belastingsconsulenten Onderwerp Tweede taxshift in de maak: fiscale revolutie Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen zijn aan rechten van intellectuele

Nadere informatie

DIVIDEND Wanneer moet u een dividend toekennen? Wanneer mag u geen dividend toekennen? Wanneer fiscaal gezien een goede keuze?

DIVIDEND Wanneer moet u een dividend toekennen? Wanneer mag u geen dividend toekennen? Wanneer fiscaal gezien een goede keuze? Binnenkort moet u op de jaarvergadering een bestemming geven aan de winst voor boekjaar 2014. U kunt die winst uitkeren als dividend of tantième of ze reserveren. Wanneer is een bepaalde winstbestemming

Nadere informatie

Spotlights - juni 2014

Spotlights - juni 2014 Spotlights - juni 2014 De fairness tax, eindelijk (wat) verduidelijking Met ingang van aanslagjaar 2014 zijn de zogenaamde "grote" vennootschappen onderworpen aan een nieuwe belasting, de "fairness tax".

Nadere informatie

Principe. Daarom heeft de wetgever 2 belangrijke beperkingen ingevoerd. Beperking 1: maximumstand rekening-courant

Principe. Daarom heeft de wetgever 2 belangrijke beperkingen ingevoerd. Beperking 1: maximumstand rekening-courant Welke interest mag u nu betalen op uw rekening-courant? Welke interest mag u nu betalen op uw rekening-courant?... Principe... Beperking 1: maximumstand rekening-courant... Een voorbeeld verduidelijkt

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten. Ontwerpadvies van 9 september 2015 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2015/XX - Verrichtingen met betrekking tot inschrijvingsrechten Ontwerpadvies van 9 september 2015 In het kader van een individuele vraagstelling omtrent

Nadere informatie

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014

Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM. Rapport inzake de jaarrekening 2014 Global Opportunities (GO) Capital Asset Management BV gevestigd te AMSTERDAM Rapport inzake de jaarrekening 2014 Inhoudsopgave Pagina Opdracht 1 Algemeen 1 Resultaten 1 Financiële positie 2 Kengetallen

Nadere informatie

Tussentijdse cijfers 01-01-2015 / 30-06-2015 voor publikatiedoeleinden. van Ostrica B.V. te Amsterdam

Tussentijdse cijfers 01-01-2015 / 30-06-2015 voor publikatiedoeleinden. van Ostrica B.V. te Amsterdam Tussentijdse cijfers 01-01-2015 / 30-06-2015 voor publikatiedoeleinden van Ostrica B.V. te INHOUDSOPGAVE Pagina Balans per 30 juni 2015 1 Grondslagen van waardering en resultaatbepaling 3 Toelichting op

Nadere informatie

Non-profitsector: Actualiteitvoorde leidersen bedrijfsrevisoren

Non-profitsector: Actualiteitvoorde leidersen bedrijfsrevisoren Studiedag - Journée d études Non-profitsector: Actualiteitvoorde leidersen bedrijfsrevisoren 25.01.20101 Studiedag Non-profitsector: Actualiteit voor de leiders en de bedrijfsrevisoren Actualiteitinzakede

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2017/14 Verenigingen en Stichtingen Verwerving door de erfpachthouder van het met een erfpacht bezwaard onroerend goed (verwerving tréfonds) Hereniging

Nadere informatie

Aanslagjaar 2013 - Inkomsten 2012

Aanslagjaar 2013 - Inkomsten 2012 EENDRACHT MAAKT MACHT Federale Overheidsdienst FINANCIEN NOTIONELE INTERESTAFTREK: uniek en innoverend belastingvoordeel in België Aanslagjaar 2013 - Inkomsten 2012 www.invest.belgium.be 2 Inhoud 4 Waarover

Nadere informatie

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2019/01 Dividenduitkering en kapitaalvermindering in natura. Advies van 20 februari 2019

COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN. CBN-advies 2019/01 Dividenduitkering en kapitaalvermindering in natura. Advies van 20 februari 2019 COMMISSIE VOOR BOEKHOUDKUNDIGE NORMEN CBN-advies 2019/01 Dividenduitkering en kapitaalvermindering in natura Advies van 20 februari 2019 1 I. Algemeen 1. In onderhavig advies verduidelijkt de Commissie

Nadere informatie

VERSLAG VAN DE COMMISSARIS R0403 UITGIFTE VAN AANDELEN ZONDER VERMELDING VAN NOMINALE WAARDE BENEDEN FRACTIEWAARDE

VERSLAG VAN DE COMMISSARIS R0403 UITGIFTE VAN AANDELEN ZONDER VERMELDING VAN NOMINALE WAARDE BENEDEN FRACTIEWAARDE VERSLAG VAN DE COMMISSARIS R0403 UITGIFTE VAN AANDELEN ZONDER VERMELDING VAN NOMINALE WAARDE BENEDEN FRACTIEWAARDE IN KADER VAN ARTIKEL 582 VAN HET WETBOEK VAN VENNOOTSCHAPPEN 4ENERGY INVEST NV GEVESTIGD

Nadere informatie

Instelling. Onderwerp. Datum

Instelling. Onderwerp. Datum Instelling Moore Stephens Verschelden www.moorestephens.be Onderwerp De investeringsreserve: terug van nooit weggeweest Datum 11 mei 2012 Copyright and disclaimer De inhoud van dit document kan onderworpen

Nadere informatie

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2015

Ondernemingsgegevens. Identificatiegegevens van de onderneming AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2015 V Federale Overheidsdienst FINANCIEN Algemene administratie van de FISCALITEIT Inkomstenbelastingen AANGIFTE IN DE VENNOOTSCHAPSBELASTING AANSLAGJAAR 2015 (Boekjaren op 31 december 2014 of in 2015 vóór

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2015. Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni 2015. Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2015 Balans per 30 juni 2015 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2015 31 december 2014 Vaste activa Immateriële vaste activa

Nadere informatie

Tussentijdse cijfers / voor publicatiedoeleinden. van Ostrica B.V. te Amsterdam

Tussentijdse cijfers / voor publicatiedoeleinden. van Ostrica B.V. te Amsterdam Tussentijdse cijfers 01-01-2016 / 30-06-2016 voor publicatiedoeleinden van te INHOUDSOPGAVE Pagina Balans per 30 juni 2016 1 Grondslagen van waardering en resultaatbepaling 3 Toelichting op de balans 6

Nadere informatie

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast

HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN. Halfjaarcijfers per 30 juni Geen accountantscontrole toegepast HOLLAND IMMO GROUP BEHEER B.V. TE EINDHOVEN Halfjaarcijfers per 30 juni 2016 Balans per 30 juni 2016 Vóór resultaatbestemming ACTIVA 30 juni 2016 31 december 2015 Vaste activa Immateriële vaste activa

Nadere informatie

De aandeelhouders samen zullen in deze situatie ( x 10%) registratierechten verschuldigd zijn die zij uit eigen zak moeten betalen.

De aandeelhouders samen zullen in deze situatie ( x 10%) registratierechten verschuldigd zijn die zij uit eigen zak moeten betalen. Naar aanleiding van de nakende verhoging van de roerende voorheffing op de liquidatiebonus, overwegen heel wat bedrijfsleiders om hun vennootschap te ontbinden en te vereffenen. Zij hebben nog tot en met

Nadere informatie