MER-beoordeling NATUUR- EN RECREATIEONTWIKKELING HOLLANDSE HOUT

Transcriptie

1 MER-beoordeling NATUUR- EN RECREATIEONTWIKKELING HOLLANDSE HOUT

2 COLOFON Opdrachtgever: Staatsbosbeheer Postbus BH Driebergen. Contactpersoon: dhr. Z. van Olst Projectgegevens: Locatie: Hollandse Hout Projectnummer: EN03321 Status: versie 1 Uitgevoerd door: Enviso Ingenieursbureau Postbus AH DRACHTEN Telefoon: info@enviso.nl Internet: Projectmedewerkers: Projectleider: mw. G.A. van Horssen Auteur: mw. G.A. van Horssen Kwaliteitscontrole: mw. F. Wijnsma Drachten, 22 juni 2015

3 INHOUDSOPGAVE 1 ALGEMEEN De Mer-beoordelingsplicht Wat houdt een mer-beoordelingsprocedure in? Leeswijzer KENMERKEN VAN HET INITIATIEF Naam en adresgegevens initiatiefnemer Beschrijving en omvang van het Initiatief Aanleiding en motivering van het Initiatief Locatiegegevens Tijdspad Toekomstige ontwikkelingen in en rondom het plangebied Productieproces aanleg Gebruik grondstoffen Verontreinigingen Hinder Risico s Cummulatie effect PLAATS VAN HET PROJECT Bestemmingsplan Natuurwaarden Overige Waarden KENMERKEN VAN DE POTENTIELE EFFECTEN VAN HET INITIATIEF Flora en fauna Landschap cultuurhistorie Geluid woon en leefmilieu Verkeersaantrekkende werking Bodem Water Waterkwantiteit Waterkwaliteit Lucht Duur, frequentie en onomkeerbaarheid Te treffen maatregelen om de effecten te verminderen of te neutraliseren Risico op ongevallen, optreden van abnormale omstandigheden en de samenhang met andere activiteiten SAMENVATTENDE BEOORDELING EN CONCLUSIES Samenvattende beoordeling in relatie tot toetsingscriteria mer-beoordeling Eindconclusie Projectnummer: EN

4 Bijlagen 1 Inrichtingsplan 2 Verwachting bezoekersaantallen project Hollandse Hout 3 Bodemkwaliteitskaarten 4 Notitie externe veiligheid 5 Hydrologisch advies 6 Ecologische beoordeling 7 Archeologische beoordeling 8 Akoestisch beoordeling 9 Onderzoek luchtkwaliteit 10 Onderzoek stikstofdepositie Projectnummer: EN

5 1 ALGEMEEN Het bosgebied de Hollandse Hout is aangelegd in de jaren 70 van de vorige eeuw en was oorspronkelijk bedoeld als deel van de bosbuffer tussen de groeikern Lelystad en het beoogde bedrijventerrein Oostvaarders. Oostvaarders is echter ontwikkeld tot natuurgebied (Oostvaardersplassen) terwijl de groei van Lelystad beperkter is dan eerdere ambities en verwachtingen. Inmiddels is de Hollandse Hout opgenomen in de zogenaamde buitenring van de Oostvaardersplassen. Deze dient, in de huidige visie op het gebied rondom de Oostvaardersplassen, als multifunctionele randzone. De naastliggende binnenring is een grazige zone terwijl de kern het moerasgebied omvat. Het bosgebied de Hollandse Hout, beplant met voornamelijk populieren en elzen, is inmiddels ca. 40 jaar oud. Ondanks deze relatief jonge leeftijd is de kwaliteit van het bos gering en het bos is weinig gedifferentieerd en donker. Eigenaar Staatsbosbeheer heeft recentelijke een kap- en verjongingsplan opgesteld met als oogmerk de kwaliteit van het bos te vergroten door een meer gedifferentieerd bos te ontwikkelen. Daarnaast is voor een deel van het gebied, aan de zuidzijde, een inrichtingsplan gemaakt voor aanvullende natuur- en recreatieontwikkeling door het aanleggen van een slenk in het bos. Niet alleen de diversiteit van het bos wordt hiermee vergroot, ook is het passend binnen de visie op de multifunctionele randzone. Figuur 1.1.: Ligging plangebied Ten behoeve van de voorgenomen natuur- en recreatieontwikkeling in de Hollandse Hout te Lelystad dient naast de hiervoor benodigde vergunningen, zijnde een ontgrondings-, omgevings- en waterwetvergunning, aandacht besteed te worden aan milieueffecten. Naar aanleiding van gevoerd overleg met de provinciale omgevingsdienst is gebleken dat dit in een mer-beoordeling dient plaats te vinden, dit is onderstaand toegelicht. 1.1 DE MER-BEOORDELINGSPLICHT In het besluit MER is aangegeven welke activiteiten wanneer mer-plichtig of mer-beoordelingsplichtig zijn. Voor activiteiten die kleiner zijn dan de betreffende drempelwaarden, zoals opgenomen in de bijlagen C en D van het besluit MER, geldt een vormvrije mer-beoordeling. Op grond van de zogenoemde D-lijst (activiteit 9.1) uit de bijlage bij het Besluit MER is een landinrichtingsproject danwel de een uitbreiding of wijziging daarvan een mer-beoordelingsplichtige activiteit, mits het een geval betreft waarbij het een functiewijziging betreft met een oppervlakte van 125 hectare of meer van water, natuur, recreatie of landbouw. In de voorgenomen planvorming is Projectnummer: EN

6 sprake van een landinrichtingsproject met een omvang kleiner dan 125 ha, waarbij de bestemming niet gewijzigd behoeft te worden. Er is derhalve geen sprake van een mer-beoordelingsplicht op grond van de activiteit landinrichting. Daarnaast is op grond van de D-lijst (activiteit 16.1) uit de bijlage bij het Besluit MER de winning (dan wel wijziging of uitbreiding hiervan) van oppervlaktedelfstoffen uit de landbodem merbeoordelingsplichtig, wanneer de activiteit betrekking heeft op een terreinoppervlakte van 12,5 ha of meer. Indien de winning betrekking heeft op een oppervlak kleiner dan 12,5 ha is sprake van een vormvrije mer-beoordeling. Indien de activiteit een oppervlakte zou beslaan van 25 ha of meer, geldt een mer-plicht (activiteit 16.1 C-lijst). Het mer-beoordelingsplichtige besluit betreft de ontgrondingsvergunning. In het geval van de beoogde planvorming is de activiteit natuurontwikkeling waarbij overtollige grond vrijkomt. Omdat hiervoor een ontgrondingsvergunning benodigd is, is besloten om ook te toetsen of, conform de voor winning van oppervlaktedelfstoffen geldende MER-criteria een MER of merbeoordeling noodzakelijk is. In het geval van het te beoordelen initiatief is de oppervlakte waaruit winning van oppervlaktedelfstof plaatsvindt kleiner dan 25 ha en groter dan 12,5 ha (zie ook par 2.2) er geldt derhalve een mer-beoordelingsplicht. 1.2 WAT HOUDT EEN MER-BEOORDELINGSPROCEDURE IN? Bij de besluitvorming over een activiteit die onder de mer-beoordeling valt (in dit geval de ontgrondingenvergunning), besluit het bevoegd gezag op basis van de zogenoemde aanmeldingsnotitie of de volledige procedure van de projectmer al dan niet moet worden gevolgd. Het bevoegd gezag is in dit geval het college van Gedeputeerde Staten van de provincie Flevoland. De wettelijke regeling voor de mer-beoordeling gaat uit van het principe nee tenzij. Dat wil zeggen, een projectmer-procedure is alleen noodzakelijk als er sprake is van belangrijke nadelige gevolgen die het betreffende project voor het milieu kan hebben. Bij een besluit omtrent het al dan niet doorlopen van een mer-procedure, dient het bevoegd gezag volgens het Besluit MER rekening te houden met de omstandigheden zoals aangegeven in bijlage III van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling, te weten: Kenmerken van het project; De plaats van het project; De kenmerken van de potentiele effecten (in samenhang met de eerste twee criteria). Deze omstandigheden zijn onderstaand nader gedefinieerd: Kenmerken van het project De kenmerken van het project worden gevormd door Omvang van het project De cumulatie met andere projecten Gebruik van natuurlijke hulpbronnen Productie van afvalstoffen Verontreiniging en hinder Risico en ongevallen De plaats van het project Bij de mate van kwetsbaarheid van het milieu in de gebieden waarop het project van invloed kan zijn, moet in het bijzonder in overweging worden genomen: Het bestaande grondgebruik Rijkdom, kwaliteit en regeneratievermogen van natuurlijke hulpbronnen in het gebied Projectnummer: EN

7 Opnamevermogen va het natuurlijk milieu, met in het bijzonder aandacht voor de volgende typen gebieden; wetlands, kustgebieden, reservaten en natuurparken, vogel- of habitatrichtlijngebieden, gebieden met hoge bevolkingsdichtheid, landschappen van historisch cultureel of archeologisch belang of gebieden waarin de bij communautaire wetgeving vastgestelde normen inzake milieukwaliteit reeds is overschreden. De kenmerken van de potentiele effecten In geval van potentiele aanzienlijke effecten van het project moet, in samenhang met de criteria van de kenmerken en plaats van het project, in het bijzonder in overweging worden genomen: het bereik van het effect grensoverschrijdend karakter van het effect orde/grootte/complexiteit van het effect waarschijnlijkheid van het effect duur, frequentie en onomkeerbaarheid van het effect Om de effecten van ontwikkelingen voor een mer-beoordelingsprocedure in beeld te brengen wordt een aanmeldingsnotitie opgesteld. Het college van Gedeputeerde Staten van provincie Flevoland kan op grond van deze aanmeldingsnotitie beoordelen of de ontwikkeling die de, in dit geval, ontgrondingenvergunning mogelijk maakt tot belangrijke nadelige milieugevolgen kan leiden, waardoor het opstellen van een volwaardig milieueffectrapport wenselijk of noodzakelijk is. 1.3 LEESWIJZER De aanmeldingsnotitie natuur- en recreatieontwikkeling Hollandse Hout ziet er als volgt uit: Hoofdstuk 2 beschrijft de kenmerken van het project; Hoofdstuk 3 beschrijft de plaats van het project; Hoofdstuk 4 beschrijft de kenmerken van de potentiele effecten van het project; Hoofdstuk 5 bevat de samenvattende beoordeling en conclusie. Projectnummer: EN

8 2 KENMERKEN VAN HET INITIATIEF 2.1 NAAM EN ADRESGEGEVENS INITIATIEFNEMER Naam : Staatsbosbeheer Straat : Postbus 1300 Postcode : 3970 BH Woonplaats : Driebergen Gemeente : Utrechtse Heuvelrug Telefoon : Telefax : BESCHRIJVING EN OMVANG VAN HET INITIATIEF Het initiatief bestaat uit het aanleggen van een slenk in het bosgebied door middel van ondiepe ontgronding. Hierdoor zal meer openheid in het bos ontstaan en kan zich een mantel-/zoomvegetatie ontwikkelen aan de randen van de slenk. De slenk bestaat uit een viertal brede delen, onderling verbonden door smalle waterverbindingen met doorwaadbare plaatsen en bruggen. Aan de noordzijde wordt een verbinding gevormd door het aanleggen van een bosvaart. De oevers zullen, afhankelijk van de positie ten opzichte van de zon, zich ontwikkelen als zonrijke danwel schaduwrijke bosrand met bijbehorende mantel-/zoomvegetatie. Het talud van de slenk bestaat uit een flauw en een steil talud. Door het gekozen flauwe oeverprofiel zullen zicht tevens oever-/ moeraszones ontwikkelen overgaand in een zone met ondergedoken waterplanten. Aan de zijde van de slenk met steil talud zal de vegetatie zich afwijkend ontwikkelen. Aan zowel de zuidzijde als de noordzijde van de slenk is ruimte voor de aanleg van een gebied met kruidenrijke vegetatie. Aan de noordzijde van de slenk is eveneens ruimte voor een open overgangsgebied dat recreatief benut kan worden. Door de aanleg van bruggen en doorwaardbare plaatsen blijft het gebruik van de huidige padenstructuur mogelijk ten behoeve van recreatie. Daarnaast wordt een observatiepost geplaatst om de natuurbeleving te vergroten. Figuur 2.321: Referentiebeeld slenk Figuur 2.2.2: Referentiebeeld bosvaart Het totale initiatief omvat een oppervlakte van 23,77 hectare. De oppervlakte van de slenk bedraagt 21.5 ha daarvan. De resterende 2,27 ha omvat de inrichting van de oevers en de verbindende bosvaart. Projectnummer: EN

9 Figuur 2.2.3: Overzicht voorgenomen natuur en recreatieontwikkeling De Hollandse Hout (zuid) 2.3 AANLEIDING EN MOTIVERING VAN HET INITIATIEF In het omgevingsplan Flevoland is het initiatiefgebied opgenomen als EHS. De Natura2000 gebieden vormen samen met een groot deel van de binnendijkse natuurgebieden het Flevolandse deel van de nationale Ecologische Hoofdstructuur (EHS). Doel van de EHS is de realisatie van een robuust landelijk samenhangend netwerk van natuurgebieden dat voldoende (leef-)ruimte biedt voor soorten en waarden die karakteristiek zijn voor de Nederlandse natuur. De EHS moet in 2018 gereed zijn. De robuustheid, samenhang en specifieke kwaliteiten zijn nog te gering. De ambitie van de provincie is om de EHS en het Natura 2000 netwerk een robuustheid te geven die voldoet aan de opgaven vanuit de Europese Unie en het Rijk. In Flevoland zijn er vooral opgaven voor het in stand houden en verder ontwikkelen van de natuurwaarden voor moerassen, open water, natte bosgebieden en het open agrarisch gebied. De relatie tussen de binnendijkse en de buitendijkse natuurgebieden kan versterkt worden door binnendijks meer natte leefgebieden te realiseren. De provincie Flevoland wil naast het beschermen en ontwikkelen van natuur ook ruimte hebben om andere maatschappelijke ontwikkelingen zoals woningbouw en recreatie optimaal vorm te geven. Het plangebied is opgenomen in het document Flevoland met een plus van Staatsbosbeheer dat een nadere uitwerking vormt voor het programma nieuwe natuur van de provincie Flevoland. De Hollandse Hout behoeft conform dit document een kwaliteitsimpuls door de inrichting gevarieerder te maken. In combinatie met inrichtingsmaatregelen in de overige randzones bij de Oostvaardersplassen, gericht op o.a. kiekendiefcompensatie en maatregelen ter vergroting van de zichtbaarheid van de Oostvaardersplassen, ontstaat zo een samenhangend gebied, waarin op een natuurlijke manier sprake is van zonering. In de gebiedsvisie Toeristisch recreatieve ontwikkeling Hollandse Hout 1 ) is het plangebied eveneens opgenomen. In deze visie, opgesteld in samenwerking met Staatsbosbeheer, is opgenomen dat zoveel mogelijk gestreefd moet worden naar synergie tussen het beheren en beschermen van de bestaande natuur en overige maatschappelijke doelstellingen zoals recreatie. Het Hollandse Hout dient conform deze visie een verbinding te vormen tussen de kwaliteiten en krachten van het naastgelegen Warrande, (toekomstig) NAC, Oostvaardersplassen en het bovenwater en de behoefte aan andere 1 Gemeente Lelystad; december 2014 Projectnummer: EN

10 functies en beheerdoelen. De Hollandse Hout wordt genoemd als een recreatief gebruikt bos met meerder motiefgroepen dat per saldo zal profiteren van vergroting van de natuurwaarden, meer variatie in de abiotiek en verschil in vegetatie. Eventueel kunnen zowel de natuurwaarde als de recreatieve waarde worden versterkt door het toelaten van het edelhert. Deze visie is een vervolg en nadere interpretatie van de ontwikkelingsvisie Oostvaardersplassen, voorbij de horizon van het vertrouwde 2, waarin de mogelijkheid van het ontwikkelen van één groot natuurgebied bestaande uit de Oostvaardersplassen, de Hollandse Hout en een ecologische verbinding tussen de Oostvaardersplassen en het Horsterwold, het Oostvaarderswold en het Horsterwold zelf is opgenomen. Vermeld wordt dat omvorming van de bosgebieden Hollandse Hout en Horsterwold tot meer natuurlijker begroeiing de introductie van grote planteneters mogelijk maakt. Deze ontwikkeloptie is tevens een aanbeveling van het ICMO (International Commision on te Management of the Oostvaardersplassen). Zoals uit bovenstaande blijkt is sinds langere tijd de wens om het Hollandse Hout gevarieerder te maken teneinde de natuurwaarden te vergroten. Het in deze MER-beoordeling opgenomen initiatief geeft invulling aan deze wens binnen de wenselijke natuurdoeltypen, waarbij tevens invulling wordt gegeven aan de gewenste recreatieve ontwikkeling. Figuur : Overzichtskaart de Hollandse Hout zuidelijk deel (bron Google Maps 2015) Hollandse Hout (zuid) 2.4 LOCATIEGEGEVENS Het betreffende bosgebied wordt omsloten door de Knardijk, Torenvalkweg, de Lage Vaart en de Lage Dwarsvaart. De ontwikkeling bestaat uit de aanleg van een slenk met inrichting van de oevers. De locatie van de slenk is dusdanig gekozen dat deze over de bosvakken heen is geprojecteerd die vanwege de slechte kwaliteit zijn opgenomen in het kapplan. In onderstaande tabel is een topografische kaart opgenomen alsmede de kadastrale gegevens van het gebied waarin de voorgenomen ontwikkeling is gesitueerd. 2 Staatsbosbeheer; 2008 Projectnummer: EN

11 Tabel 2.4.1: Topografische en geografische gegevens locatie Gemeente Lelystad Adres - Kadastrale gemeente sectie nummer Lelystad L 823 (dls) 2.5 TIJDSPAD De werkzaamheden ten behoeve van realisatie van de natuur en recreatie-impuls van de Hollandse Hout worden gecombineerd met het al op locatie benodigde kap- en verjongingsplan. De kap dient, vanwege de slechte staat van de bosopstand zo spoedig mogelijk plaats te vinden. Dit is een maatregel die in het kader van het bosbeheer in ieder geval uitgevoerd zal worden en staat daarom los van de in deze mer-beoordeling te beschouwen activiteit. Om hier zoveel mogelijk bij aan te sluiten zijn de inrichtingsmaatregelen wel volledig op de in het kapen verjongingsplan opgenomen deelpercelen geprojecteerd. De inrichtingsmaatregelen kunnen aansluitend aan de kap worden uitgevoerd. Gezien de omvang van werkzaamheden ten behoeve van de aanleg van slenk en de daarbij vrijkomende grondstromen echter is er voor gekozen om de inrichtingswerkzaamheden in 3 fasen uit te voeren. In totaal zal ca m3 bovengrond (klei) en m3 ondergrond (zand) ontgraven moeten worden ter realisatie van de slenk. Ongeveer m3 bovengrond wordt in de ontwikkeling verwerkt (zie paragraaf 4.8). Voor de resterende boven- en ondergrond dient een externe verwerkingslocatie te worden gevonden. Uitgangspunt is dat dit binnen 10 jaar gerealiseerd kan worden. Na afronding van de aanleg van de slenk zal de eindinrichting conform het inrichtingsplan (figuur en bijlage 1) worden gerealiseerd. In onderstaande tabel is de fasering van de aanleg van de eindinrichting opgenomen. Projectnummer: EN

12 Tabel 2.5.1: Realisatiedata voorzieningen fase I, II en III 3 Afwerking fase I (oostzijde) Realisatiedatum Kap en aanleg slenk met vogeleiland en bosvaart ca. maart Afwerken oevers ca. januari 2020 Afwerking fase II (westzijde) Realisatiedatum Kap en aanleg slenk ca. maart 2019 Afwerken oevers ca. januari 2023 Afwerking fase III (middendeel) Realisatiedatum Kap en aanleg slenk ca. maart 2021 Afwerken oevers ca. januari TOEKOMSTIGE ONTWIKKELINGEN IN EN RONDOM HET PLANGEBIED Voorzienbare toekomstige ontwikkelingen bestaan uit het de nadere ontwikkeling van de buitenschil rondom de Oostvaardersplassen waar de Hollandse Hout deel van uitmaakt. Hiervoor is Staatsbosbeheer voornemens een integrale visie op te stellen. Deze is nog in voorbereiding. Daarnaast is de discussie gaande om de Hollandse Hout open te stellen voor grote grazers zoals (heck)runderen, (edel)herten en (koniks)paarden. In 2014 is door gemeente Lelystad in samenwerking met Staatbosbeer de toeristisch-recreatieve ontwikkeling Hollandse Hout gepubliceerd waarin is vermeld dat openstelling van de Hollandse Hout voor (heck)runderen en (koniks)paarden niet langer aan de orde is. Er is nog geen definitief besluit genomen ten aanzien van openstelling voor (edel)herten (zie ook par. 2.3) 2.7 PRODUCTIEPROCES AANLEG Doordat het initiatief wordt gecombineerd met het al bestaande kap- en verjongingsplan maakt de kap geen deel uit het van het productieproces. Het productieproces als gevolg van het initiatief bestaat uit de aanleg van de slenk en verbindende bosvaart en de inrichting van de hierbij aangelegde oevers. De aanleg van de slenk en bosvaart wordt uitgevoerd met behulp van een hydraulische graafmachine. De vrijkomende grond wordt naar aard gescheiden in 3 stromen te weten klei geschikt voor lokaal hergebruik, klei geschikt voor hergebruik elders en zand geschikt voor hergebruik elders. De vrijkomende grond word, bij voorkeur direct naar een afnemer getransporteerd. In overige gevallen wordt de grond in een, ter plaatse te vormen, depot opgeslagen. De profielen van de slenk en bosvaart worden conform het inrichtingsplan vormgegeven. De principe profielen zijn onderstaand weergegeven (zie ook bijlage 1). Voor de aanleg van de slenk wordt, uitgaande van een gemiddeld maaiveldhoogte van -4,50 NAP, een bodemlaag ter dikte van 6,70 m1 ontgraven tot een einddiepte van -11,20 NAP. De breedte van de slenk is variabel conform het ontwerp opgenomen in bijlage 2. Het talud van de slenk is aan beide zijden verschillend om een zo groot mogelijke diversiteit aan flora, en als gevolg daarvan aan fauna, te doen ontstaan. De zuidoostelijk gesitueerde oever krijgt een geknikt talud dat op een diepte van - 3 Data zijn afhankelijke van de benodigde afzet van vrijkomende grondstromen naar derden en kunnen daardoor afwijken van de hier weergegeven data. 4 Werkzaamheden starten zsm na afgifte vergunningen. Projectnummer: EN

13 7,70 NAP van 1:10 overgaat in 1:4. De noordwestelijke oever krijgt een geknikt profiel van op -5,70 NAP overgaat van 1:1 naar 1:8. Dit profiel gaat vervolgens op -6,70 NAP over in een profiel van 1:5. Figuur 2.7.1: Principeprofiel slenk Figuur 2.7.2: Principeprofiel bosvaart Ter plaatse van het vogeleiland wordt het principeprofiel eveneens toegepast waarbij aan de eilandzijde het flauwe talud wordt toegepast ( 1:10 in combinatie met 1:4). Aan de landzijde wordt het steile talud toegepast (1:1, 1:8 en 1:5). Hierdoor wordt elk van de profielen aan zowel de zon- als schaduwzijde toegepast hetgeen aanvullend tot variatie zal leiden in de te ontwikkelen flora. Ter plaatse van de noordoostelijke hoek van deze waterpartij wordt de oever aan de landzijde onderbroken met een afwijken profiel. Dit profiel, 1:10 in combinatie met 1:4) maakt de oever beter geschikt voor recreatieve doeleinden. Teneinde de waterkwaliteit in de slenk te optimaliseren (zie par 4.8) wordt een deel van de ontgraven grond (klei) teruggezet in de slenk. Hierbij wordt een laagdikte van ca. 2,50 m1 aangehouden. Voor de aanleg van de bosvaart wordt, eveneens uitgaande van een gemiddeld maaiveldhoogte van -4,50 NAP, de bodem ontgraven tot een diepte van 10,50 NAP. De onderwatertaluds zullen 1:4 bedragen. Bij het terugzetten van 3,0 m1 herbruikbare bovengrond (klei) zal een waterdiepte ontstaan van 1,30 m1. Op de waterlijn wordt een beschoeiing aangebracht ter bescherming van het talud tegen boomwortels. Nadat de aanleg van de slenk is, wordt de diversiteit van de oeverflora door middel van spontane ontwikkeling ingevuld. 2.8 GEBRUIK GRONDSTOFFEN Ten behoeve van de aanleg van de slenk en bosvaart worden grondstoffen gebruikt (gasolie) om de benodigde machines aan te drijven. In de onderhouds- en beheerfase is (extensief beheer) wordt eveneens gasolie als grondstof gebruikt. Projectnummer: EN

14 2.9 VERONTREINIGINGEN De locatie is sedert de jaren 70 van de vorige eeuw in gebruik als bosgebied. Op de locatie zijn geen verontreinigingen aanwezig voor zover bekend. Een en ander wordt onderschreven door de bodemkwaliteitskaart waarop de locatie is opgenomen (bijlage 3). De kwaliteit van zowel de bovenals ondergrond is als landbouw/natuur geclassificeerd. Figuur 2.9.1: Ontgravingskaart bovengrond Lelystad (bron; bodemkwaliteitskaart gemeente Lelystad 2010) Het toekomstig gebruik van de locatie wijzigt niet (natuur en recreatie). Naar verwachting zal daardoor de kans op verontreiniging eveneens niet wijzigen. Ten tijden van de aanleg van de slenk en bosvaart is het risico op verontreiniging iets groter, vanwege de aanwezigheid van de benodigde graaf- en vervoersmiddelen. Normaal gesproken is ook dan geen sprake van verontreiniging. Slechts ingeval van calamiteit (lekkage) is verontreiniging mogelijk. Regulier onderhoud en veilige werkwijze zorgen echter voor een minimale kans op dergelijke lekkage tijdens de aanlegwerkzaamheden. Dit geldt overigens ook voor de onderhoudswerkzaamheden. De waterpartijen zijn geschikt voor pleziervaart. Doordat er echter geen verbinding is met bestaande watergangen is de verwachting dat er in geringe mate gebruik van gemaakt zal worden door ongemotoriseerde vaartuigen (kano s etc.). Hierdoor blijft het risico op verontreiniging gering HINDER Hinder bestaat in dit geval uit een aantal aspecten zijnde, geluid, luchtverontreiniging en verkeersaantrekkende werking. Deze worden afzonderlijk toegelicht in de paragrafen 4.4, 4,6 en RISICO S Risico s die onderkent kunnen worden in de aanleg-, beheer- en gebruiksfase en omgeving zijn: 1. Lekkage brandstoffen; zie par Instabiel talud; het inrichtingsplan is ontwikkeld vanuit ecologische doelstellingen (zie bijlage 1). De aan te leggen taluds zijn derhalve relatief flauw bij een relatief geringe waterdiepe. Dit gecombineerd met de relatief geringe waterbreedte waardoor de strijklengte van de golfslag maar beperkt is, is de kans op taludinstabiliteit klein. 3. (Buis)leidingen of opslag van gevaarlijke stoffen in het werkgebied of de nabije omgeving; Op de provinciale site is een risicokaart weergegeven waarop is aanwezige buisleidingen zijn vermeld evenals overige voor externe veiligheid van belang zijnde installaties. Een uitsnede Projectnummer: EN

15 van de kaart is onderstaand weergegeven in figuur Uit de kaart blijkt dat noch in het plangebied, noch in de directe nabijheid van het plangebied buisleidingen aanwezig zijn. De meest nabij gelegen opslag van gevaarlijke stoffen betreft een opslag gelegen aan de Kitsweg en betreft een propaangastank. Uit bijlage 4, notitie externe veiligheid, blijkt dat de risicocontour voor plaatsgebonden veiligheid niet binnen het hier beschouwde plangebied is gelegen. Figuur : Uitsnede risicokaart (bron: Legenda --- buisleiding opslag gevaarlijke stoffen 4. Wijziging van de grondwaterkwaliteit. In het hydrologisch advies (bijlage 5) is een hoofdstuk opgenomen met betrekking tot dit onderwerp. Hieruit blijkt dat, om de waterkwaliteit zo veel mogelijk te optimaliseren, het gebruik van een afdekkende kleilaag in het bodemprofiel wordt aanbevolen. Deze maatregel is opgenomen in de planvorming. Deze maatregel heeft tegelijkertijd een remmend effect op de mogelijke verandering van de kwelgrootte, waardoor deze minimaliseert. 5. Effecten op het naastgelegen Natura2000 gebied Oostvaardersplassen. Om dit risico te beoordelen is zijn diverse onderzoeken uitgevoerd. Deze worden beschreven in hoofdstuk 4. Uit de onderzoeken blijkt dat de effecten van het initiatief dermate gering zijn dat ze niet als significant negatief beoordeeld kunnen worden CUMMULATIE EFFECT Cumulatie omvat de gelijktijdige effecten van de voorgenomen uitbreiding(en) en overige ontwikkelingen in de nabijheid. Voor zover bekend zijn er geen ontwikkelingen buiten de voorgenomen die gelijktijdig in ontwikkeling worden genomen. De toekomstige ontwikkelingen (zie par. 2.6) zijn nog onvoldoende uitgewerkt om de cummulatieve effecten te kunnen inschatten. Projectnummer: EN

16 3 PLAATS VAN HET PROJECT De Hollandse Hout is gelegen in de gemeente Lelystad tussen de steden Lelystad en Almere. Het gebied wordt omsloten door de Oostvaardersplassen (natuur), de Lage Vaart (watergang met parallel daaraan de A6 (verkeer) en Lelystad (bewoning). Het gebied is in eigendom van Staatsbosbeheer en is in de jaren 70 van de vorige eeuw aangelegd als bosgebied en heeft zich sindsdien kunnen ontwikkelen. Het huidige gebruik van de projectlocatie is productiebos met recreatief medegebruik (wandelen en fietsen). 3.1 BESTEMMINGSPLAN Het beoogde plangebied is gelegen binnen de beheersverordening d.d en zal binnen het in voorbereiding zijnde bestemmingsplan Hollandse Hout komen te liggen. Het ontwerp is op bekend gemaakt. In dit bestemmingsplan heeft het gebied de bestemming bos met waarde ecologie. Voorts is de functie aanduiding: specifieke vorm van bos uitloopgebied edelherten vermeld. Een relevante uitsnede uit de bestemmingsplankaart is onderstaand weergegeven. Figuur 3.1.1: Uitsnede plankaart gemeente Lelystad (bron NATUURWAARDEN De Hollandse Hout als geheel maakt deel uit van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en is gedefinieerd als waardevol. De 800 hectare bos levert een belangrijke bijdrage aan de doelstelling van de EHS van Flevoland voor bosvogels en voor andere soorten die van bos afhankelijke zijn, zoals de boommarter. De voor de Hollandse Hout benoemde actuele waarden bestaan uit zoete plas, moeras, kruiden en faunarijk grasland, haagbeuken- en essenbos en vochtig bos met productie. Het projectgebied behorende tot deze MER-beoordeling behoort tot dit laatste type. De Hollandse Hout ligt op een strategische plaats langs twee ecologisch verbindingszones (Knardijk en Lage Vaart) en vier andere natuurgebieden (Oostvaardersplassen, Praamweg, Burchtkamp en Markermeer). Het gebied kan van belang zijn voor grote grazers als het wordt aangesloten op de Oostvaardersplassen. Het nabijgelegen gebied Oostvaardersplassen is sedert 2009 definitief aangewezen als Natura2000 gebied. Het verder weg naar het noorden gelegen Markermeer is eveneens aangewezen als Natura2000 gebied. Projectnummer: EN

17 Figuur 3.2.1: Uitsnede uit kaart EHS in provincie Flevoland (bron: omgevingsplan Provincie Flevoland) 3.3 OVERIGE WAARDEN Om te bepalen of het gebied in een gebied is gelegen waaraan een waarde is toegekend, zijn de aanwijzingskaarten van provincie Flevoland geraadpleegd 5. Onderstaand is een overzichtstabel van de bevindingen opgenomen. Tabel 3.3.1: Overzichtstabel afstanden initiatief ten opzichte van natuur- en overige waarden Beschermingsgebied Initiatief Afstand tot dichtst bijzijnde Bijzonderheden gelegen in vermelding (m1) t.o.v initiatief Stiltegebied Nee Ca Oostvaardersplassen Waterwin- of beschermingsgebied Nee Ca Natura2000 EHS Nee Ja Ca. 900 Grondwateronttrekking onbekend onbekend Provinciale archeologisch en nee Ca aardkundig kerngebieden Aardkundig waardevol gebied nee Ca Oostvaardersplassen Waardevol gebied; Natuurbeheertype vochtig bos met productie Het plangebied is, buiten de EHS, in geen enkel als waardevol aangeduid gebied gelegen. 5 Kaarten Structuurvisie Omgevingsplan 2006, provincie Flevoland & verordening fysieke leefomgeving provincie Flevoland 2012 Projectnummer: EN

18 4 KENMERKEN VAN DE POTENTIELE EFFECTEN VAN HET INITIATIEF 4.1 FLORA EN FAUNA Om de effecten van de ingreep ter vergroting van natuur- en recreatiewaarde van het zuidelijk deel van de Hollandse Hout te bepalen is ecologisch onderzoek uitgevoerd. Daarnaast is gebruik gemaakt van bestaande gegevens. De ecologische rapportage is opgenomen als bijlage 6. Uit het onderzoek blijkt dat het beoogde project niet conflicteert met de Natuurbeschermingswet. Qua soortbescherming is beschreven dat mogelijk de Grote Keverorchis en Rietorchis kan worden aangetroffen. Hiervoor kan met een gedragscode worden gewerkt. Het voorkomen van de Rugstreeppad en Ringslang is afhankelijk van de aanwezigheid van water en open plaatsen in het bos. Dat is momenteel in het projectgebied niet het geval. Door de fasering kunnen de soorten zich mogelijk vestigen in reeds aangelegd gebied. Dit zal voorafgaand aan de uitvoering van vervolgfasen worden geïnspecteerd. Verstoring van broedvogels kan worden voorkomen door verstorende werkzaamheden buiten het broedseizoen uit te voeren. Jaarrond beschermde nesten van de buizerd zijn niet aangetroffen in het plangebied. Wel dient er zorg gedragen te worden dat dergelijke nesten in de nabijheid niet verstoord worden. Mogelijk zijn er in gebruik zijnde spechtennesten in het plangebied. Hier wordt nader onderzoek naar verricht. In het geval deze voorkomen wordt een ontheffing Floraen Faunawet aangevraagd voor het uitvoeren van de werkzaamheden. Tevens wordt nader onderzoek uitgevoerd naar het voorkomen vleermuizen en boommarter. Er zijn in het omringende gebied echter voldoende compensatiemogelijkheden aanwezig om een ontheffing in het kader van de Flora- en faunawet te verkrijgen. Het vervolg onderzoek zal worden uitgevoerd in juli en augustus. Uit de resultaten van de onderzoeken zal blijken of er in het plangebied vleermuizen aanwezig zijn en of verder winteronderzoek noodzakelijk is. Deze gegevens zullen aanvullend in augustus geleverd worden (2 augustus a.s). 4.2 LANDSCHAP Zoals omschreven in eerdere paragrafen beschreven is het project gebied gelegen in een relatief jong bosgebied. Het gebied is gelegen op kleigrond. Het gebied is in de jaren 70 van de vorige eeuw ingeplant met voornamelijk populieren. Het gebied wordt getypeerd als vochtig bos met productie. Daarnaast kenmerkt het zich door kleine oppervlakten grasland (buiten het projectgebied) en enkele poelen (buiten het projectgebied). Figuur 4.2.1: De Hollandse Hout In de visie op de Hollandse Hout (gemeente Lelystad 2014) is één van de ambities het vergroten van de variëteit. Daarnaast wordt het vergroten van het recreatief medegebruik geambieerd. In de Projectnummer: EN

19 rapportage m.b.t. de wezenlijke kenmerken en waarden EHS gemeente Lelystad 6, is aangegeven dat extra water plassen tussen de Torenvalkweg en de Lage Vaart beheerambities vormen waarmee het voorkomen van bijzondere plantenvegetaties van zandig milieu worden gestimuleerd. Staatsbosbeheer wenst in haar visie op het gebied rondom de Oostvaardersplassen, Flevoland natuur plus, een kwaliteitsimpuls te geven aan de Hollandse Hout ter vergroting van de recreatieve en ecologische waarde. Dit zou in de vorm van de aanleg van natte natuur, slenken, uitgevoerd kunnen worden met bijbehorend recreatief te benutten inrichting. Het zuidelijk deel van de Hollandse Hout is hierin preferent genoemd vanwege de nabijheid van het Buitencentrum. Het voorgenomen initiatief is passend in het landschap en passend binnen de reeds geformuleerde visies van de diverse instanties ter vergroting van de natuurlijke en recreatieve waarde van de Hollandse Hout. 4.3 CULTUURHISTORIE De Hollandse Hout valt buiten het, op de archeologische beleidskaart van provincie Flevoland, aangegeven provinciaal archeologisch en aardkundig kerngebied. Tevens val het buiten de archeologische aandachtsgebieden. Uit archeologisch onderzoek (bijlage 7) is gebleken dat de beoogde slenk net buiten de flankzone van de Knar is gelegen, een dekzandrug met meerdere archeologische vindplaatsen uit de steentijd. Op basis van de resultaten van het uitgevoerde booronderzoek in combinatie met gegevens uit het boorbestand van de voormalige Rijksdienst voor de Ijsselmeerpolders, kan worden geconcludeerd dat het risico op het verstoren van archeologische waarden in het geplande slenktracé acceptabel is. Daar komt bij dat het slenktracé op de archeologische waarden- en verwachtingenkaart van gemeente Lelystad in zones met een lage verwachting liggen. 4.4 GELUID De ontwikkeling van het gebied tot een meer gevarieerd bos met verhoogde recreatieve waarde zal vermoedelijk leiden tot een verhoging van het aantal bezoekers aan het bos. Uit de inventarisatie (zie bijlage 2 en paragraaf 4.6) die is verricht, blijkt dat naar verwachting het aantal bezoekers in het gebied zal verdubbelen van per jaar naar per jaar. Uit de inventarisatie blijkt tevens dat het gebied met name wordt bezocht door wandelaars en fietsers. Op een willekeurige teldag (zaterdag) waren slechts 2 auto s aanwezig. Als dit aantal in de toekomst, zoals verwacht, zal verdubbelen, zal dit niet leiden tot geluidshinder of overlast. De werkzaamheden voor de aanleg van de slenk vinden tijdelijk plaats maar vormen mogelijk een grotere akoestische hinder. Gezien de ligging naast een Natura2000 gebied zijn de werkzaamheden daarom akoestisch getoetst. Uit de rapportage, weergegeven in bijlage 8, blijkt dat de drempelwaarde waarboven de meest kritische vogelsoorten mogelijk verstoring ondervinden niet wordt overschreden. Dit is berekend op de rand van het Natura2000 gebied de Oostvaardersplassen. Omliggende woningen en/of geluidsgevoelige bestemmingen liggen op relatief grote afstand waardoor kan worden voldaan aan de daarvoor geldende richtwaarde voor landelijke omgeving. Ook wordt voldaan aan de grenswaarde voor indirecte hinder. 6 Altenburg & Wymenga, 2011 Projectnummer: EN

20 Naar verwachting zal noch de aanleg, van de slenk, noch het recreatief gebruik van het bosgebied daarna leiden tot geluidsoverlast of hinder. 4.5 WOON EN LEEFMILIEU Het woon- en leefmilieu ter plaatse van de projectlocatie wijzigt niet. De Hollandse Hout is bestemd als bos en behoud deze bestemming. Gezien de relatief lage bezoekersaantallen die per auto het gebied bezoeken zal er naar verwachting geen parkeeroverlast optreden na realisatie van de natuuren recreatieve impuls. Door de beoogde toegenomen natuur- en recreatieve waarde wordt het woonen leefmilieu van de omgeving kwalitatief verbeterd. Tijdens de realisatiefase wordt geen parkeeroverlast verwacht. Het werkverkeer parkeert niet op de projectlocatie, behoudens de machinist(en). Dit betreffen maximaal 2 auto s aan de Torenvalkweg, vergelijkbaar met de parkeersituatie na afloop van de werkzaamheden. Om overlast op de Torenvalkweg als gevolg van aan- en afvoerverkeer te voorkomen zal een tijdelijke passeerstrook worden ingericht. Lichthinder voor omwonenden wordt niet verwacht aangezien de werkzaamheden in een bos worden uitgevoerd en alleen gewerkt wordt met gerichte, machine gebonden, verlichting. 4.6 VERKEERSAANTREKKENDE WERKING Het vergroten van de natuur- en recreatiewaarde van het gebied kan leiden tot een verkeersaantrekkende werking. Om dit in beeld te brengen is door Waterrecreatie advies BV een verwachting opgesteld van de bezoekersaantallen en bijbehorende verkeersaantrekkende werking van het initiatief (bijlage 2). De rapportage is gebaseerd op tellingen in combinatie met ervaringsgegevens ten aanzien van de verkeersaantrekkende werking van elders gelegen natuurontwikkelingsprojecten. Uit de rapportage blijkt dat door de ontwikkeling van het projectgebied naar verwachting de bezoekersaantallen zullen verdubbelen van ca naar bezoekers per jaar. Echter de verwachting is dat het merendeel van de bezoekers hierbij geen gebruik zal maken van de auto. Uit telling blijkt namelijk een gering aantal auto s in het project gebied in de huidige situatie (waarbij de bezoeker mogelijkerwijs het naastgelegen noordelijk deel van de Hollandse Hout bezocht ipv het plangebied). Ook in het geval van een verdubbeling van het aantal bezoekers dat in de toekomst het gebied per auto bezoekt, blijven de aantallen gering. Indien het gebied in een later stadium eventueel wordt opengesteld voor (edel)herten en het nabij geprojecteerde natuuractiviteitencentrum (NAC) wordt gerealiseerd, wordt wel een groter toename in het bezoekersaantal en bijbehorend aantal auto s verwacht. In dat geval zou het gaan om ca bezoekers per jaar. Hiervoor is echter een apart besluitvormingsproces benodigd. 4.7 BODEM De bodem ter plaatse van de locatie bestaat uit een deklaag van ca. 2 meter dik, bestaande uit kleiige en venige sedimenten behorende tot de formatie van Westland. Hieronder bevindt zich een goed doorlatende zandlaag met een dikte van ca. 200 meter, behorende tot de formaties van Kreftenheye, Urk, Appelscha, Boxtel, Drente, Eem en Peize/Waalre. De zandlaag wordt begrenst door een scheidende laag van ca. 25 meter dikte van de formatie van Peize. Onderstaand een overzicht gegeven van de regionale bodemopbouw. De lokale bodemopbouw is eveneens in kaart gebracht. Onderstaand is tevens een principeprofiel weergegeven van de bij de ontwikkeling betrokken lokale bodemlaag. Projectnummer: EN

21 Figuur 4.7.1: Schematische bodemopbouw (rond: Regis) Figuur 4.7.2: Principeprofiel lokale bodem De kwaliteit van de bodem is bepaald in het kader van de gemeentelijke bodemkwaliteitskaarten. Deze zijn opgenomen als bijlage 3. Uit de bodemkwaliteitskaarten blijkt dat zowel de boven- als ondergrond gekwalificeerd is als geschikt voor landbouw/natuur. Er zijn geen bodemverontreinigingen in het gebied bekend. Eventuele toepassing van vrijkomend bodemmateriaal kan plaatsvinden met behulp van de bodemkwaliteitskaart (binnen de grenzen van het onderzoek zijnde gemeente Lelystad). In overige gevallen zijn mogelijk aanvullende kwaliteitsdocumenten noodzakelijk. Als gevolg van de uitvoering van de werkzaamheden kunnen eventueel emmissies naar de bodem ontstaan door calamiteiten (lekkage, ongeval etc). Dit is een vergelijkbaar risico met het gebruik van het gemotoriseerde onderhoudsmaterieel t.b.v. het (productie)bosonderhoud. De risico s worden geminimaliseerd door tijdig onderhoud (elders) aan het materieel, zo min mogelijk tanken op locatie (uitsluitend de graafmachines) en zoveel mogelijk gescheiden rij- en werkroutes. Het gebruik van de bodem na aanleg is gelijk aan het gebruik van de bodem voorafgaand aan de aanleg namelijk extensief beheerd natuurterrein. Het lokale gebruik veranderd van bos naar water gelegen in bos. Naar verwachting is het risico op bodemverontreiniging hierdoor nihil. 4.8 WATER Ten behoeve van de voorgenomen initiatief is een hydrologisch onderzoek uitgevoerd. De rapportage is weergegeven in bijlage 5. De regionale freatische grondwaterstand ligt tussen 0,8 en -1,8 m-maaiveld en is oostelijk tot zuidoostelijk gericht. Teneinde de gevolgen van het initiatief te beoordelen op effecten is een onderscheid gemaakt in effecten op waterkwaliteit en waterkwantiteit Waterkwantiteit De waterkwantiteit wordt beïnvloed door eventuele lokale kwel en de regulering van het lokale watersysteem. Om een goede beoordeling uit te voeren zijn een viertal scenario s doorgerekend in het hydrologisch rapport. Uitkomst daarvan is dat de minste effecten op de grondwaterstand in de omgeving en kwel kunnen worden gerealiseerd door de bodem van de watergangen te vullen met een laag slecht doorlatende grond (klei) in combinatie met het vrijelijk laten fluctueren van het waterpeil. In dit geval zal het waterpeil in de watergangen zich rond -5,5 NAP instellen en de kwelgrootte zal weinig veranderen ten opzichte van de huidige situatie. Deze aanbeveling is ingebed in het ontwerp van de slenk. Ter controle van de berekende hydrologische situatie zal een monitoring worden Projectnummer: EN

22 uitgevoerd met behulp van een tweetal peilbuizen, met dubbele filterstelling. De waterstanden worden jaarlijks gemonitord tot 3 jaar na de afronding van de aanleg Waterkwaliteit De waterkwaliteit kan beïnvloed worden door enerzijds de kwaliteit van het diepere grondwater (zout) en anderzijds door toepassing van de in te brengen grond t.b.v de afdekking van de waterbodem. In dit laatste geval is het gehalte fosfaat en stikstof van belang. Uit het hydrologisch rapport blijkt dat de maatregel om de waterbodem af te dekken met klei/leem de kwel als gevolg van het initiatief wordt geminimaliseerd. Aanvullende controle hierop vindt plaats door monitoring van de grondwaterstanden. Dit wordt gecombineerd met een controle op het zoutgehalte in de vorm van een EC-meting. Deze meting zal eveneens jaarlijks plaatsvinden. De effecten van de stikstof- en fosfaatgehalten van de in te brengen grond worden relatief gering geacht omdat er gebiedseigen grond wordt toegepast afkomstig uit een niet natuurlijk of kunstmatig bemest gebied. Desondanks zal voorafgaand aan de toepassing van de in te brengen grond een beoordeling plaatsvinden op het stikstof en fosfaatgehalte. Hiertoe zal per uitvoeringsfase een deelpartij worden onderzocht op het stikstof en fosfaatgehalte waarna beoordeling op eventuele effecten op de waterkwaliteit zal worden uitgevoerd. 4.9 LUCHT Ter bepaling van effecten op de luchtkwaliteit is een onderzoek uitgevoerd (bijlage 9). Omdat de effecten met name te verwachten zijn tijdens de uitvoeringsfase is het onderzoek hierop gericht. Uit het onderzoek blijkt dat tijdens de aanleg aan de wettelijke grenswaarden voor stikstofoxide, fijn stof en zeer fijn stof wordt voldaan. Naast een onderzoek naar de luchtkwaliteit is een onderzoek naar stikstofdepostitie als gevolg van het initiatief op het naastgelegen Natura2000 gebied de Oostvaardersplassen uitgevoerd (bijlage 10). Omdat ook hiervoor de uitvoeringswerkzaamheden t.b.v. de realisatie van de slenk de meest bepalende factor is, is het onderzoek hierop gericht. De Oostvaardersplassen, het meest nabijgelegen Natura2000 gebied, is geclassificeerd als niet gevoelig voor stikstof. Uit het onderzoek blijkt dat de stikstofdepositie als gevolg van de aanleg van het initiatief de grenswaarde, die per 1 juli a.s. geldt, niet overschrijdt DUUR, FREQUENTIE EN ONOMKEERBAARHEID De duur van de aanleg is gekoppeld aan de afname van de vrijkomende grondstromen door derden. Uitgangspunt hiervoor is dat dit binnen 10 jaar gereed zal zijn, zo mogelijk sneller. Hiertoe is een fasering in de aanleg aangebracht in 3 fasen. De activiteit is in principe onomkeerbaar omdat de bij de aanleg van de slenk vrijkomende grond wordt afgevoerd TE TREFFEN MAATREGELEN OM DE EFFECTEN TE VERMINDEREN OF TE NEUTRALISEREN De voorgenomen aanleg van de slenk is bedoeld om de variatie in de lokale flora- en fauna te vergroten en het gebied een recreatieve impuls te geven. Het is op zichzelf dus een maatregel bedoeld om het effect. Uit de uitgevoerde onderzoeken blijkt dat de effecten van de maatregel op omringende gebieden, bodem, water, lucht nihil zijn. Er zijn derhalve geen planaanpassingen om deze effecten te neutraliseren of te verminderen. Projectnummer: EN

23 4.12 RISICO OP ONGEVALLEN, OPTREDEN VAN ABNORMALE OMSTANDIGHEDEN EN DE SAMENHANG MET ANDERE ACTIVITEITEN. Het risico op ongevallen als gevolg van de abnormale omstandigheden is gering en wijzigt niet ten opzichte van de bestaande situatie. Het gebruik zal immers gelijksoortig zijn. Dit geldt eveneens voor het optreden van abnormale omstandigheden. Samenhang met andere activiteiten is er alleen tijdens de aanlegfase. De hierbij te verwachten werkwijze en materiaalgebruik zijn in de voorgaande effectbeschouwing opgenomen. Projectnummer: EN

24 5 SAMENVATTENDE BEOORDELING EN CONCLUSIES Voor de realisatie van de natuur- en recreatieontwikkeling Hollandse Hout is een ontgrondingenvergunning nodig. Daarbij is gelet op het oppervlakte van het voorgenomen project een mer-beoordelingsprocedure verplicht. Deze aanmeldingsnotitie wordt gebruikt als onderbouwing van het besluit dat Gedeputeerde Staten van provincie Flevoland moet nemen over het al dan niet doorlopen van een volledige mer-procedure vanwege de beoogde ontwikkeling. 5.1 SAMENVATTENDE BEOORDELING IN RELATIE TOT TOETSINGSCRITERIA MER- BEOORDELING In deze notitie zijn de gevolgen van de boogde natuur- en recreatieontwikkeling in het zuidelijke deel van de Hollandse Hout te Lelystad voor het milieu beschreven. Bij een mer-beoordeling moeten volgens de Wet milieubeheer in navolging van de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling- drie criteria worden betrokken, zijnde: De plaats van het project De kenmerken van het project De kenmerken van de potentiele effecten Aan de hand van deze criteria kunnen de volgende conclusies worden getrokken: De kenmerken van het project Het project bestaat uit de aanleg van een slenk in het zuidelijk deel van bosgebied de Hollandse Hout. Door de aanleg van slenk wordt beoogd de ecologische variatie in het gebied te vergroten en gelijktijdig het recreatieve medegebruik van het gebied te vergroten. De planvorming is afgestemd op het kap- en verjongingsplan van de Hollandse Hout waar het projectgebied deel van uitmaakt. De slenk wordt ca. 21,5 ha groot. Het her in te richten gebied, de slenk met randgebieden omvat 23,77 ha. Hoewel het omvangscriterium voor een herinrichtingsproject niet wordt overschreden is, op grond van de benodigde ontgrondingsvergunning ook het MER omvangscriterium voor winning van oppervlaktedelfstoffen beschouwd. Het omvangscriterium hiervan voor het uitvoeren van een (plan)mer uit het besluit MER wordt niet overschreden. Het omvangscriterium voor mer-beoordeling wordt wel overschreden. Ten einde een zorgvuldig planvormingsproces te doorlopen is derhalve een mer-beoordelingsnotitie opgesteld. Er zijn geen projecten in de omgeving bekend die aanleiding geven tot het bepalen van gecumuleerde effecten. De plaats van het project Het projectgebied is gelegen in het zuidelijk deel van de Hollandse Hout. Het is in gebruik als (productie)bos met recreatief medegebruik. Het gebied is bestemd als bos met waarde ecologie. Het gebied maakt deel uit van de EHS van provincie Flevoland en heeft als natuurwaarde vochtig bos met productie. Het projectgebied is niet gelegen in een stiltegebied, waterwin- of beschermingsgebied, Natura200, archeologisch- of aardkundig waardevol gebied. Daarnaast zijn er geen buisleidingen of opslaglocaties van gevaarlijke stoffen in het plangebied of in de directe nabijheid van het plangebied. De kenmerken van de potentiele effecten van het project De potentiele effecten van het project zijn middels onderzoeken in kaart gebracht. In onderstaand schema zijn de effecten weergegeven. Projectnummer: EN

25 Tabel 5.1.1: Schematische weergave milieueffecten Milieuthema Flora en fauna Landschap Cultuurhistorie Geluid Woon- & leefmilieu Verkeersaantrekkende werking Bodem Water Lucht Milieueffect beperkt positief Geen Geen positief Beperkt Geen Beperkt Geen Uit de onderzoeksgegevens volgt dat er een beperkt effect te verwachten is ten aanzien van de effecten op de fauna in het gebied en op de waterkwaliteit en kwantiteit. Als gevolg van deze bevindingen is in de planvorming opgenomen dat de effecten op de waterkwaliteit en kwantiteit zullen worden geminimaliseerd door middel van toepassing van de onderzochte variant waarbij de waterbodem wordt afgedekt met klei/leem. Om dit te controleren wordt een monitoring uitgevoerd. Daarnaast wordt de waterkwaliteit bewaakt door voorafgaand aan de toepassing van de klei/leem (gebiedseigen) het fosfaat en nitraat te beoordelen op geschiktheid voor de toepassing. Conform het geohydrologisch advies zijn er in dat geval nauwelijks effecten te verwachten. De effecten op de fauna in het gebied zijn dusdanig dat deze niet conflicteren met de Natuurbeschermingswet. Mogelijk is er een ontheffing nodig in het kader van de flora- en faunawet voor in gebruik zijnde spechtennesten, vleermuizen en boommarter. Hiervoor dient nader onderzoek te worden uitgevoerd. Het verkrijgen van een ontheffing zal naar verwachting geen problemen opleveren omdat het omringende gebied voldoende compensatiemogelijkheden bied. Daarnaast dient tijdens de uitvoeringswerkzaamheden rekening te worden gehouden met het broedseizoen en zal met een gedragscode gewerkt moeten worden (Grote Keverorchis e Rietorchis). Als gevolg van de fasering van de werkzaamheden zal, na aanleg van de 1 e fase, een inspectie moeten plaatsvinden op het voorkomen van rugstreeppad en ringslang alvorens de werkzaamheden te hervatten. De effecten op de verkeersaantrekkende werking zijn weliswaar onderkend maar zijn dermate gering dat hier in het kader van de planvorming geen maatregelen vereist zijn. Geen van de bovenstaande onderzochte potentiele effecten vormt aanleiding tot het voeren van een (plan)mer-procedure. 5.2 EINDCONCLUSIE Samenvatten wordt geconcludeerd dat de beoogde natuur- en recreatieve ontwikkeling in de Hollandse Hout zuid geen belangrijke negatieve effecten kan veroorzaken die een volwaardige MERprocedure wenselijk of noodzakelijk maken. Projectnummer: EN