Evaluatieprogramma MER Ellerveld Pagina 1 van 6

Transcriptie

1 Evaluatieprogramma MER Ellerveld Pagina 1 van 6 Evaluatieprogramma MER Ellerveld Gemeente Dronten, november Inleiding Ten behoeve van de realisatie van een evenemententerrein, een recreatiebungalowpark en een ecologische verbindingszone binnen de gemeente Dronten, is in een milieueffectrapportage (MER) uitgevoerd. De gemeente Dronten treedt hierin op als bevoegd gezag, SBA Projectontwikkeling en Stichting NET treden op als initiatiefnemers. Het opstellen van een milieueffectrapportage was noodzakelijk om het bestemmingsplan, dat de realisatie van het voorgenomen plan mogelijk maakte, te kunnen vaststellen. In het MER is een beschrijving van de bestaande situatie, de autonome ontwikkelingen en de effecten/gevolgen op het milieu van de voorgenomen activiteiten opgenomen. In het MER is vastgesteld dat de voorgenomen activiteiten ten opzichte van de nulsituatie mogelijk negatieve effecten kunnen hebben op het naastgelegen Natura-2000 gebied. Daarom worden er in het MER maatregelen beschreven die de mogelijk negatieve effecten kunnen wegnemen. Wettelijke grondslag De laatste stap in een mer-procedure is de evaluatie van de feitelijke milieugevolgen. Artikel 7.39, lid 1 van de Wet milieubeheer (Wm) stelt: Het bevoegd gezag dat een plan heeft vastgesteld of een besluit heeft genomen, onderzoekt de gevolgen die de uitvoering van dat plan, dan wel van dat besluit heeft voor het milieu, wanneer de in het plan, dan wel in het besluit voorgenomen activiteit wordt ondernomen of nadat zij is ondernomen. De wetgever heeft hieraan geen termijn verbonden, dit vanwege het uiteenlopende karakter van activiteiten waarop de MER van toepassing kan zijn. Bij de evaluatie onderzoekt het bevoegd gezag (in dit geval de gemeente) de gevolgen van de betrokken activiteiten voor het milieu nadat die zijn ondernomen. De Wm bepaalt verder dat de initiatiefnemer van de activiteiten medewerking moet verlenen voor het kunnen uitvoeren van het evaluatieonderzoek. Artikel 7.40 Wm bepaalt namelijk: Degene die de in dat plan, dan wel besluit voorgenomen activiteit onderneemt, is verplicht aan het bevoegd gezag desgevraagd alle medewerking te verlenen en alle inlichtingen te verstrekken, die het redelijkerwijs voor het verrichten van het in artikel 7.39 bedoelde onderzoek behoeft. Het opstellen van een evaluatie naar de gevolgen van de activiteiten van het plan of besluit op het milieu is daarmee een gedeeltelijke verantwoordelijkheid van zowel het bevoegd gezag als de initiatiefnemers. De effecten die in het MER worden verwacht zullen worden onderzocht en vergeleken met de daadwerkelijk optredende (feitelijke) milieueffecten. Het bevoegd gezag (in dit geval de gemeenteraad) stelt vervolgens een verslag op van het onderzoek. Indien uit het evaluatieonderzoek blijkt dat de negatieve effecten in belangrijke mate groter zijn dan die op basis van het MER werden verwacht, kan het bevoegd gezag op grond van Artikel 7.42 maatregelen (laten) nemen om de niet-verwachte negatieve effecten weg te nemen. Verantwoording evaluatie-onderzoek Ten behoeve van het evaluatieonderzoek is in overleg met de initiatiefnemers dit plan van aanpak opgesteld. In dit plan van aanpak is een onderbouwing gegeven van de te evalueren milieuaspecten, de onderzoekswijze, de onderzoeksfrequentie en een tijdsplanning. Vanuit doelmatigheidsoverwegingen zijn de te onderzoeken milieueffecten beperkt tot de thema s geluid, licht, verkeer en natuur.

2 Evaluatieprogramma MER Ellerveld Pagina 2 van 6 2. Verwachte negatieve milieugevolgen De verwachte negatieve milieugevolgen door het planvoornemen zijn: a) Gevolgen voor Natura-2000 gebieden Het gaat hierbij om effecten van verstoring door geluid afkomstig door het verkeer ter hoogte van de Elburgerbrug op de grote karekiet en de meervleermuis. Uit de onderzoeken is gebleken dat het hier zou gaan om een toename van maximaal 0,1 db. Deze effecten zijn niet significant. De effecten kunnen nog verder verminderd worden door uitvoering van mitigerende maatregelen, zoals stil asfalt, het plaatsen van geluidsschermen en het verlagen van de snelheid. Daarnaast kan er sprake zijn van negatieve effecten op aangrenzend Natura 2000 / EHS-gebied door lichthinder. b) Gevolgen voor de verkeersafhandeling in het studiegebied Verkeer van en naar het evenemententerrein en de daaromheen liggende functies op de wegvakken kent tijdens de piekmomenten een beperkte doorstroming gedurende zomerse weekenden. In de voorgenomen ontwikkeling wordt dit versterkt (beoordeling zeer negatief (- -)). c) Gevolgen voor het woon- en leefmilieu Als gevolg van het wegverkeer geldt voor de geluidsbelasting tijdens een groot evenement, een verschil tussen de huidige situatie en de autonome groei van maximaal 2 db. Het verschil tussen de autonome groei en de toekomstige situatie is maximaal 0,1 db. De toename is hiermee als verwaarloosbaar klein te beschouwen. d) Gevolgen voor het milieu tijdens de aanlegfase Als gevolg van inrichtingswerkzaamheden kunnen er tijdelijk negatieve effecten optreden voor bepaalde beschermde dier- en plantensoorten. Het MER geeft aan dat hiervoor nog nader natuuronderzoek noodzakelijk is. Voorafgaand aan de uitvoering van fysieke werkzaamheden in het plangebied dient dit nader natuuronderzoek zijn uitgevoerd en door de provincie te zijn goedgekeurd. De bovenstaande vier verwachtte negatieve milieugevolgen zullen na uitvoering van het planvoornemen worden onderzocht. De andere in het MER beschreven effecten blijken geen negatieve invloed te hebben op de omgeving ten opzichte van de autonome ontwikkeling van het gebied, zoals ook geconcludeerd door de Commissie voor de m.e.r. in haar toetsing op het MER d.d. 1 december Deze andere effecten zullen dan ook niet worden meegenomen in het evaluatieprogramma.

3 Evaluatieprogramma MER Ellerveld Pagina 3 van 6 3. Evaluatieonderzoek De eerder beschreven verwachte negatieve milieueffecten zullen worden onderzocht. Hierna wordt per milieu-effect aangegeven hoe en wanneer het evaluatieonderzoek dient plaats te vinden. a) Gevolgen voor Natura-2000 gebieden Het gaat hierbij om effecten van verstoring met name veroorzaakt door geluid afkomstig door het verkeer ter hoogte van de Elburgerbrug op de grote karekiet en de meervleermuis. De effecten kunnen verminderd worden door uitvoering van mitigerende maatregelen, zoals stil asfalt, het plaatsen van geluidsschermen en het verlagen van de snelheid. Daarnaast kan er sprake zijn van negatieve effecten op aangrenzend Natura 2000 / EHS-gebied door lichthinder. Geluidhinder verkeer In de toekomstige situatie zal er een hogere verkeersdruk op het wegennet in de omgeving van het plangebied bestaan dan de autonome ontwikkeling van het gebied toont. Ter plaatse van de Elburgerbrug wordt verwacht dat door het passerende verkeer geluidshinder met een niet significant negatief effect optreedt op het naastgelegen Natura 2000-gebied. Het ter plaatse optredend gemiddeld geluidsniveau zal op basis van verkeerstellingen modelmatig worden berekend. De eerste meting zal plaatsvinden binnen één jaar na realisatie van het planvoornemen (of significante onderdelen daarvan) en gedurende de eerste twee jaren daarna jaarlijks worden herhaald. Lichthinder plangebied op Natura-2000 en EHS-gebied Uit bestaand onderzoek is gebleken dat vleermuissoorten gevoelig zijn voor lichthinder. Of en in welke mate de toekomstige verlichting effecten zal hebben op de vleermuisstand is niet causaal (direct aantoonbare effect) aan te geven. Het plangebied is in feite grotendeels geen openbaar terrein. Daarmee gelden de richtlijnen voor het toepassen van verlichting vanuit diverse wetgevingen niet op de niet-openbare terreinen. De initiatiefnemers hebben echter zelf aangegeven (Bijlagenrapport MER, Passende beoordeling, Bijlage 4: Lichthinder door gebiedontwikkeling Ellerveld ) de wettelijk vastgestelde richtlijnen voor verlichting binnen openbare gebieden, aan te houden binnen het plangebied en zelfs nadere ontwerpeisen te stellen aan de te plaatsen tijdelijke en permanente verlichting. De evaluatie zal gericht zijn op het controleren of de verlichting inderdaad dusdanig is ontworpen en gerealiseerd waardoor een veilige omgeving is ontstaan en waarbij zoveel mogelijk lichthinder voor de Natura-2000 en EHS-gebieden wordt voorkomen, zoals is aangekondigd in bijlage 4, behorende bij de passende Beoordeling. De evaluatie zal worden uitgevoerd uiterlijk binnen een jaar nadat de (deel-)activiteiten zijn gerealiseerd. b) Gevolgen voor de verkeersafhandeling in het studiegebied Verkeer van en naar het evenemententerrein en de daaromheen liggende functies kent op de wegvakken tijdens de piekmomenten een beperkte doorstroming gedurende zomerse weekenden. De gemeente Dronten zal door het (laten) uitvoeren van een verkeersonderzoek de verkeerstromen tussen de Elburgerbrug en het Evenemententerrein kwalitatief en kwantitatief in beeld brengen. Hieruit dient het aandeel van het verkeer dat de Elburgerbrug oversteekt met als eindbestemming Evenemententerrein en vice versa causaal in beeld te worden gebracht. c) Gevolgen voor het woon- en leefmilieu Als gevolg van het wegverkeer tijdens een groot evenement is het verschil in geluidsniveaus tussen de huidige en autonome situatie maximaal 2 db, het verschil in geluidsniveaus tussen de autonome en toekomstige situatie maximaal 0,1 db zo blijkt uit het MER, en de aanvullingen daarop. In de milieuvergunning voor het Evenemententerrein zullen geluid(meet)voorschriften worden opgenomen, waarbij de in het gebied aanwezige gevoelige objecten als referentiepunten dienen te worden gehanteerd. Voor de gevoelige objecten

4 Evaluatieprogramma MER Ellerveld Pagina 4 van 6 zullen maximaal toegestane geluidswaarden worden vastgelegd in de milieuvergunning. Binnen een jaar na het in werking zijn van de nieuwe inrichting (evenemententerrein) dient de initiatiefnemer een akoestisch onderzoek te overleggen, waaruit de gemiddelde en maximale geluidsniveaus blijken op gevoelige objecten. d) Gevolgen voor het milieu tijdens de aanlegfase Als gevolg van inrichtingswerkzaamheden kunnen er tijdelijk negatieve effecten optreden voor bepaalde beschermde dier- en plantensoorten. Het MER geeft aan dat hiervoor nog nader natuuronderzoek noodzakelijk is. Het MER geeft zelf (in de Passende beoordeling) aan dat de volgende onderzoeken/procedures nog moeten worden uitgevoerd 1) Uitvoeren van nader onderzoek naar het voorkomen van vleermuizen en de ringslang; 2) Aanvragen van een ontheffing Flora- en faunawet voor verstoring van de boommarter en mogelijk ook van de ringslang en vleermuizen. Inmiddels is onderzoek 1 afgerond Flora- & faunawet inventarisatie Biddinghuizen d.d. 23 september Er komen geen ringslangen voor in het gebied, alhoewel het gebied wel geschikt is voor deze diersoort. Er is daarnaast in het gebied een aantal foeragerende/vliegende vleermuissoorten aangetroffen. Het gaat hierbij om de volgende soorten: gewone dwergvleermuis, ruige dwergvleermuis, laatvlieger en de rosse vleermuis. Het feit dat vleermuissoorten het gebied gebruiken als foerageergebied is in principe geen reden om een ontheffing van de artikelen 10 en 11 van de Flora en faunawet te moeten aanvragen. Zolang vleermuissoorten buiten het plangebied hun vaste rust- en verblijfplaatsen hebben en er foerageergebied van enige betekenis overblijft, is er geen sprake van opzettelijk verstoren van de diersoorten in de zin van artikel 10 van de Flora- en faunawet. Daarmee hoeft er binnen de Flora- en faunawet geen rekening gehouden te worden met deze soorten tijdens bouwwerkzaamheden. Onderdeel 2, het aanvragen van een ontheffing op basis van de Flora- en Faunawet, blijft een verplichting voorafgaand aan de uitvoering van de fysieke werkzaamheden in het plangebied. Uiteraard geldt daarnaast voor de initiatiefnemers de zorgplicht gedurende de uitvoering van de werkzaamheden. In een plan van aanpak dienen de initiatiefnemers voor de uitvoering van de werkzaamheden aan te geven hoe zij de zorgplicht zullen hebben geborgd gedurende de uitvoeringswerkzaamheden.

5 Evaluatieprogramma MER Ellerveld Pagina 5 van 6 4. Gevolgen eventuele milieueffecten op bestemmingsplan Indien uit het evaluatieonderzoek blijkt dat de activiteiten in belangrijke mate nadeliger gevolgen hebben voor het milieu, dan tijdens de vaststelling van het bestemmingsplan werd aangenomen, zal dit consequenties hebben. Artikel 7.42 Wm bepaalt namelijk: 1. Indien uit het in artikel 7.39 bedoelde onderzoek blijkt dat de activiteit in belangrijke mate nadeliger gevolgen voor het milieu heeft dan die welke bij het vaststellen van het plan, dan wel bij het nemen van het besluit werden verwacht, neemt het bevoegd gezag, indien dat naar zijn oordeel nodig is, de hem ter beschikking staande maatregelen ten einde die gevolgen zoveel mogelijk te beperken of ongedaan te maken. 2.Indien het bevoegd gezag met betrekking tot een besluit tot het oordeel komt dat het moet worden gewijzigd of ingetrokken, zijn op die wijziging of intrekking de artikelen 7.35 en 7.36 van overeenkomstige toepassing. Dit betekent dat het bevoegde gezag kan besluiten het bestemmingsplan aan te passen (wijzigen of zelfs intrekken), indien blijkt dat de milieugevolgen in belangrijke mate nadeliger gevolgen heeft het milieu door de voorgenomen activiteiten. Ook kan het bevoegd gezag besluiten om de haar ter beschikking staande maatregelen toe te passen, ten einde de gevolgen voor het milieu te beperken.

6 Evaluatieprogramma MER Ellerveld Pagina 6 van 6 5. Vervolgprocedure evaluatieonderzoek MER Ellerveld Het evaluatieonderzoek zal worden uitgevoerd, binnen een jaar nadat de activiteiten of afgeronde delen daarvan, zijn uitgevoerd. Indien de resultaten van het evaluatieonderzoek daartoe aanleiding geven, is het mogelijk dat de milieugevolgen meer dan eens zullen worden onderzocht. Conform artikel 7.41 van de Wm zal de gemeente Dronten het Evaluatierapport MER Ellerveld bekendmaken in onder andere de regionale huis-aan-huis-bladen, volgens artikel 3:12, eerste en tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het evaluatieonderzoek zal verder worden toegezonden aan de initiatiefnemers, de Commissie voor de milieueffectrapportage (Cmer) en aan de (wettelijke) adviseurs. Het bevoegde gezag, de gemeenteraad van Dronten, heeft zoals gesteld, de bevoegdheid om maatregelen te (laten) treffen ten einde belangrijke negatieve milieueffecten vanuit het planvoornemen op de omgeving ongedaan te laten maken.