De mogelijke overstap van Bien sûr! 5 naar En action 6
|
|
- Christiaan de Ridder
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 1 De mogelijke overstap van Bien sûr! 5 naar En action 6 Dit document geeft informatie voor wie leerlingen bij de aanvang van het 6e leerjaar wil laten overstappen van Éventail-junior Bien sûr! 5 naar Éventail-junior En action 6. Dit betekent dat we unité 20 van Bien sûr! 5 als eindpunt voor het 5e leerjaar beschouwen. 1 Vergelijking van de woordenschatopbouw We vergelijken eerst de woorden en structuren die leerlingen op het einde van het 5e leerjaar actief kunnen gebruiken. In welke mate verschilt de woordenschat tussen Bien sûr! 5 en En action 5? De woordenschat in Bien sûr! 5 is niet dezelfde als in En action 5. De woordenschat van En action wordt immers volledig bepaald door de Gemeenschappelijke Actieve Woordenlijst (GAW) van de drie onderwijsnetten (leerplannen 2010). GAW telt 819 items die over het 5e en 6e leerjaar aangebracht moeten worden. En action verdeelt die gelijkmatig over de beide leerjaren. De onderstaande vergelijking tussen de woordenlijsten van Bien sûr! 5 en En action 5 dient om leerkrachten te helpen bij het inschatten van de overstapmogelijkheid. De lijsten geven de items als "lexicale items", d.i. uitgebreider dan het aantal "woorden". Bv. un bus en en bus worden als twee items gerekend. Onder s'appeler worden de verschillende vervoegde vormen als aparte uitdrukkingen gerekend. Ook alle vormen van de lidwoorden, van persoonlijke, bezittelijke en aanwijzende voornaamwoorden worden als aparte items gerekend. Woorden met verschillende betekenissen (bv. une fille als meisje en als dochter) worden eveneens als afzonderlijke items geteld. Het kan voorkomen dat een item niet verschijnt in de lijst van één methode (bv. en français), maar dat de leerlingen wel le français geleerd hebben. Dergelijke "nabije" items relativeren soms de vergelijking. De cijfers in de kolom "BS" verwijzen naar de unités van Éventail-Junior Bien sûr! 5 (20 unités). De cijfers in de kolom "EA" verwijzen naar de unités van Éventail-junior En action 5 (20 unités). Samengevat: er is een behoorlijk verschil tussen beide woordenschatlijsten, wat de overstap van Bien sûr! 5 naar En action 6 niet evident maakt. 1.1 Lexicale items die zowel in Bien sûr! 5 als En action 5 voorkomen Het gaat om 284 gemeenschappelijke items (op 411 items in Bien sûr! 5 en 428 items in En action 5). BS EA Frans Nederlands 7 16 à (Paris) in (Parijs) à: (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) une adresse een adres adresse: Quelle est ton adresse? adres: Wat is jouw adres? un âge een leeftijd âge: Tu as quel âge? leeftijd: Hoe oud ben jij? 7 3 ah ha, o, och, zo aimer (chanter) graag (zingen) aimer (les livres) houden van (boeken) aller gaan aller (chanter) gaan (zingen) un an een jaar an: J'ai 14 ans. jaar: Ik ben 14 jaar (oud). 4 6 un anniversaire een verjaardag
2 2 BS EA Frans Nederlands 4 7 anniversaire: Bon anniversaire! verjaardag: Gelukkige verjaardag! un appartement een appartement, flat appeler: Il s'appelle Cédric. heten: Hij heet Cédric appeler: Il s'appelle comment? Hoe heet hij? appeler: Je m'appelle Félix. Ik heet Felix appeler: Tu t'appelles comment? Hoe heet jij? appeler: Tu t'appelles Gisèle? Heet jij Gisèle? appeler: Vous vous appelez Heet u Durieux? Durieux? 6 8 une armoire een kast 20 9 Attention! Opgelet! Let op! Voorzichtig! 4 3 aussi: Je cherche aussi une ook: Ik zoek ook een gom. gomme avec (un copain) met (een vriend) avoir hebben avoir les cheveux (noirs) (zwart) haar hebben avoir les yeux (bleus) (blauwe) ogen hebben 10 7 avoir: j'ai, tu as, il / elle a hebben: ik heb, jij hebt, hij / zij heeft beau, belle (m. mv. beaux) mooi 19 9 beau: Il fait beau. mooi: Het is mooi weer un bébé een baby la Belgique België 15 2 bien: (Ça va) bien! goed: (Het gaat) goed! blanc, blanche wit 6 8 bleu, bleue blauw blond, blonde blond 1 1 bonjour dag, goedendag brun, brune bruin 2 2 Ça va bien. Het gaat goed. Alles goed. 2 2 Ça va? Gaat het? Alles goed? 4 7 un cadeau, des cadeaux een geschenk 6 8 un cahier een schrift 4 7 un CD een cd cent honderd 6 8 une chaise een stoel 5 18 une chambre een kamer 2 14 une chanson een lied, liedje chanter zingen un chat een kat, poes 19 9 chaud: Il fait chaud. warm: Het is warm une chemise een hemd un cheveu, des cheveux een haar, haren chez (Ria) bij (Ria) thuis chez: aller chez (Ria) naar (Ria) thuis gaan 5 13 un chien een hond 3 4 chouette, chouette tof 3 2 chouette: C'est chouette. Dat is tof. 6 1 cinq vijf cinquante vijftig 6 8 une classe een klas, klaslokaal Comment ça va? Hoe gaat het? Hoe maak je het? comment? hoe? hoezo? 3 5 content, contente tevreden, blij 2 4 un copain een vriend, kameraad 2 4 une copine een vriendin court, courte kort 6 3 un crayon een potlood une cuisine een keuken 6 8 dans (ma classe) in (mijn klas)
3 3 BS EA Frans Nederlands 1 2 de (Liège) / d'(arlon) van, uit (Luik / Aarlen) 3 5 de: (un copain) de (Fanny), (een vriend) van (Fanny), van (Isabelle) d'(isabelle) déjà: Il a déjà 16 ans. al: Hij is al 16. / Hij is reeds demain morgen derrière (toi) achter (jou) 6 8 des (livres) --- (boeken) 6 1 deux twee deuxième, deuxième tweede devant (la maison) voor (het huis) 6 1 dix tien 11 3 dix-huit achttien 11 3 dix-neuf negentien 11 3 dix-sept zeventien 1 2 d'où vanwaar? waarvandaan? 1 2 d'où: Tu es d'où? Vanwaar ben je? 6 3 douze twaalf une école een school écouter (la radio) luisteren naar (de radio) 6 8 un élève een leerling 6 8 une élève een leerlinge 2 4 elle: Elle est chouette. Zij / ze is tof elles: Elles sont grandes. zij, ze (v. mv.): Ze zijn groot en (France) in (Frankrijk) 8 10 un enfant een kind (jongen of meisje) 2 3 et: Lucas et Ria en: Lucas en Ria un étage een verdieping étage: au (premier) étage op de (eerste) verdieping 7 10 être: Ce sont des livres. zijn: Het zijn boeken. Dat zijn boeken. 1 2 être: C'est (chouette)! zijn: Dat is (tof)! 2 4 être: C'est mon père. Dat is mijn vader. Het is mijn vader. 2 4 être: je suis, tu es, il / elle est zijn: ik ben, jij bent, hij / zij is un exercice een oefening faire maken, doen 19 9 faire: Il fait (chaud). warm: Het is (warm) faire: Il fait (froid). koud: Het is (koud). 9 4 une famille een gezin, familie un fauteuil een fauteuil, zetel 9 11 une femme een echtgenote, vrouw 6 8 une fenêtre een raam 10 3 une feuille een blad (papier) 9 10 une fille een dochter 5 4 une fille een meisje 9 10 un fils, des fils een zoon 4 5 formidable, formidable formidabel, geweldig 3 5 fort, forte sterk 8 12 le français (het) Frans la France Frankrijk 2 4 un frère een broer 19 9 froid: Il fait froid. koud: Het is koud froid: Il va faire froid. koud: Het gaat koud (weer) zijn un garage een garage 5 4 un garçon een jongen 5 11 gentil, gentille lief, aardig 3 5 grand, grande groot 9 11 une grand-mère een grootmoeder 9 11 un grand-père een grootvader gris, grise grijs habiter (j'habite) wonen, bewonen
4 4 BS EA Frans Nederlands une heure [h] (l'heure) een uur heure: À 8 heures. Om 8 uur heure: À quelle heure? Hoe laat? heure: Il est 11 heures. Het is 11 uur heure: Il est 7 h 10. Het is 7.10 u heure: Il est quelle heure? Hoe laat is het? 6 1 huit acht 5 10 ici hier 6 8 Il y a (des chaises). Er zijn / staan (stoelen). 6 8 Il y a (une table). Er is / staat (een tafel). 2 4 il: Il est d'arlon. Hij is van Aarlen ils: Ils sont forts. zij, ze (m. mv.): Ze zijn sterk jamais: ne...jamais nooit un jardin een tuin 6 14 jaune, jaune geel 1 1 je: Je suis Alain. Ik ben Alain un jeans een jeans, spijkerbroek 4 7 un jeu, des jeux een spel 8 5 jeune, jeune jong 5 10 joli, jolie mooi jouer spelen une jupe een rok 7 15 là daar 9 11 la (porte), l'(armoire), la (fille) de (deur, kast), het (meisje) 9 11 le (garçon), l'(anniversaire), le de (jongen, verjaardag), het (bord) (tableau) 9 11 les (garçons), les (filles) de (jongens, meisjes) un lit een bed 4 7 un livre een boek loin de (l'école) ver van (de school) loin: (habiter) loin ver, veraf (wonen) long, longue lang 2 4 ma (mère) mijn (moeder) 7 10 madame [Mme] mevrouw 9 11 mademoiselle [Mlle] juffrouw 11 9 maintenant nu 5 9 mais maar une maison een huis 2 4 une maman een mama 9 11 un mari een echtgenoot, man 19 9 mauvais: Il fait mauvais. slecht: Het is slecht weer. 2 2 merci dank je, dank u 2 4 une mère een moeder 7 13 mes (parents) mijn (ouders) un métro een metro métro: en métro met de metro une minute [mn] een minuut 7 7 moi: (pour) moi mij: (voor) mij 1 1 moi: Moi, je suis Ahmed. Ik, ik ben Ahmed. 2 4 mon (père) mijn (vader) 7 10 monsieur [M.] meneer, mijnheer 8 12 le néerlandais (het) Nederlands 19 9 neiger: Il neige. sneeuwen: Het sneeuwt neiger: Il va neiger. sneeuwen: Het gaat sneeuwen. 6 1 neuf negen 12 8 noir, noire zwart un nom een naam 3 1 non nee nonante (en Belgique) negentig
5 5 BS EA Frans Nederlands 7 10 nous: Nous sommes contents. wij, we: We zijn tevreden nouveau, nouvelle (m. mv. nieuw nouveaux) un numéro [n ] een nummer un œil, des yeux een oog 4 7 oh o, nou, och 6 3 onze elf 6 8 un ordinateur een computer 5 10 ou: grand ou petit of: groot of klein 7 15 où? waar? 2 1 oui ja un pantalon een (lange) broek 2 4 un papa een papa 7 11 des parents (m.) ouders parfois soms 5 5 pas: ne pas niet, geen 2 4 un père een vader 3 5 petit, petite klein une photo een foto pied: à pied te voet 7 18 plaît: s'il vous plaît [s.v.p.] alstublieft (bij het vragen) 19 9 pleuvoir: Il pleut. regenen: Het regent. 6 8 une porte een deur porter (un short) (een short) dragen, aanhebben 7 7 pour (Élisabeth) voor (Elisabeth) pour: (être ici) pour (chanter) (hier zijn) om te (zingen) premier, première eerste un pull een trui quarante veertig 11 3 quatorze veertien 6 1 quatre vier quatre-vingts tachtig quel (garçon)? quelle (fille)? welke (jongen)? welk (meisje)? 10 3 Qu'est-ce que (tu cherches)? Wat (zoek je)? 4 7 Qu'est-ce que c'est? Wat is het? Wat is dit? 6 8 Qu'est-ce qu'il y a? Wat is er? Wat staat er? 3 4 qui: C'est qui? Wie is het? Wie is dit? 3 4 qui? wie? 11 3 quinze vijftien 5 8 une radio een radio regarder (une photo) kijken naar (een foto) 4 7 rien: de rien geen dank, graag gedaan une robe een jurk, kleedje 6 8 rouge, rouge rood roux, rousse ros, rossig, roodharig une rue een straat 4 7 salut dag, hallo 11 3 seize zestien 6 1 sept zeven septante (en Belgique) zeventig 6 1 six zes 2 4 une sœur een zus, zuster soixante zestig sous (l'armoire) onder (de kast) souvent dikwijls, vaak 6 3 un stylo een (bal)pen 2 7 super geweldig, schitterend 16 8 sur (la table) op (de tafel) 3 7 sympa, sympa sympathiek, aardig
6 BS EA Frans Nederlands 5 4 ta (mère) jouw (moeder), je (moeder) 6 8 une table een tafel 6 8 un tableau, des tableaux een bord, schoolbord téléphoner (à Lucie) telefoneren (naar Lucie), (Lucie) opbellen 19 9 le temps het weer 19 9 temps: Quel temps fait-il? weer: Welk weer is het? 7 13 tes (parents) jouw (ouders), je (ouders) 7 7 toi: (pour) toi jou: (voor) jou 7 1 toi: et toi? en jij? 5 4 ton (frère) jouw (broer), je (broer) toujours altijd, steeds 20 9 tout de suite onmiddellijk, meteen un train een trein train: en train met de trein 11 3 treize dertien 15 6 trente dertig 4 7 très (content) zeer, heel, erg (tevreden) 3 5 triste, triste droevig, triestig 6 1 trois drie troisième, troisième derde 12 7 un T-shirt een T-shirt 1 1 tu: Tu es Ellen! jij: Jij bent Ellen! 2 3 un (stylo) een (pen) 6 1 un, une één 2 3 une (feuille) een (blad) 6 8 vert, verte groen une veste een jasje, vest un vêtement een kledingstuk des vêtements (m.) kleding, kleren 5 11 vieux, vieille oud 11 3 vingt twintig vite: (Ça va) vite. snel: (Dat gaat) snel, vlug. 2 3 voici (un stylo) hier is (een pen), ziehier, hier heb je 9 11 voilà (Julie) daar is (Julie), daar heb je une voiture een auto voiture: en voiture met de auto vous: Vous êtes d'où? u [beleefdheidsvorm]: Vanwaar bent u? 7 10 vous: Vous êtes jeunes! jullie: Jullie zijn jong! des yeux (un œil) ogen 1.2 Lexicale items die enkel in Bien sûr! 5 voorkomen en niet in En action 5 Het gaat om 37 items. Deze maken ook geen onderdeel uit van GAW. BS Frans Nederlands 15 une arrivée een aankomst 17 un ascenseur een lift 17 ascenseur: par l'ascenseur met de lift 11 assez: (c'est) assez (het is) genoeg 16 une avenue [av.] een laan 13 un bandit een bandiet, gangster 12 une blouse een blouse 12 un blouson een jekker, windjack 7 ça alors nee maar, verdorie 15 changer (1 manger) overstappen (trein) 5 une console een spelcomputer, gameboy 13 un costume een kostuum, pak 15 un départ een vertrek (weggaan) 17 escalier: par l'escalier met de trap, langs de trap 6
7 7 BS Frans Nederlands 20 euh hm, och, oh 10 une feuille (de papier) een blad (papier) 2 génial, géniale (8 man. mv. keigoed, reuze, geniaal géniaux) 15 un horaire (l'horaire) een (uur)rooster, dienstregeling 12 un jogging een joggingpak 18 là-bas ginder, ginds, daar 5 un lecteur de CD een cd-speler 11 moi aussi ik ook 18 nom: quel est ton nom? wat is je naam? hoe heet je? 5 oh là là! ach jee!, o jee! 13 la police de politie 12 un polo een polohemd 13 poser une question (à Luc) een vraag stellen (aan Luc) 14 riche, riche rijk 11 seul, seule enig (alleen) 11 seul: (j'ai) un seul (frère) (ik heb) maar één (broer) 16 une station (de métro) een (metro)station 16 sur (l'avenue Foch) op (de Fochlaan) 12 un sweat-shirt een sweatshirt, sweater 15 un TGV (train à grande vitesse) een HST (hogesnelheidstrein) 17 un ticket een (toegangs)kaartje 17 la Tour Eiffel de Eiffeltoren 15 une voie een (trein)spoor 1.3 Lexicale items die enkel in En action 5 voorkomen en niet in Bien sûr! 5 Het gaat om 144 van de 428 items in En action 5. Dit zijn de items waar de leerlingen bij het begin van het schooljaar best receptief mee vertrouwd worden gemaakt als de school ervoor kiest om de overgang van Bien sûr! 5 naar En action 6 te maken. EA Frans Nederlands 11 amoureux, amoureuse verliefd 6 an: le nouvel an Nieuwjaar 13 un animal, des animaux een dier 6 année: Bonne année! Gelukkig nieuwjaar! 6 août (m.) augustus 12 l' après-midi (m.) 's (na)middags 18 un arbre een boom 6 aujourd'hui vandaag 17 un autobus een autobus 17 autobus: en autobus met de autobus 6 avril (m.) april 7 un ballon (de foot) een bal (groot), voetbal 18 un banc een bank (zitplaats) 14 une basket een basketbalschoen, sportschoen 19 le basket het basketbal 19 basket: jouer au basket basketten, basketbal spelen 10 une Belge een Belgische 10 un Belge een Belg 18 bon, bonne goed, lekker 14 une botte een laars 18 un bureau, des bureaux een bureau, kantoor 8 un bureau, des bureaux een bureau (meubel) 17 un bus een bus (voertuig) 17 bus: en bus met de bus 6 le carnaval carnaval 14 ce (garçon) deze, die (jongen) 14 ces (enfants) deze, die (kinderen)
8 8 EA Frans Nederlands 14 cette (femme) deze, die (vrouw) 19 chatter chatten 14 une chaussure een schoen, schoeisel 14 une chaussure de foot een voetbalschoen 14 chercher zoeken 3 chercher: Je cherche (un stylo). zoeken: Ik zoek (een pen). 16 cinquième, cinquième vijfde 18 un coin een hoek 12 commencer beginnen 12 commencer: La leçon commence. beginnen: De les begint. 7 cool tof, cool, reuze 9 dans (une heure) binnen (een uur) 19 danser dansen 6 une date een datum 6 date: Aujourd'hui, nous sommes le 3 datum: Vandaag is het de 3de maart. mars. 6 date: Quelle est la date? Wat is de datum? 6 décembre (m.) december 19 un devoir een huiswerk 18 une douche een douche 7 un DVD een dvd 17 école: (aller) à l'école naar school (gaan) 18 entre (30 et 35 ans) tussen (30 en 35 jaar) 18 entrer binnenkomen, naar binnen gaan 20 excusez-moi excuseer me, pardon, sorry 6 une fête een feest, feestdag 6 février (m.) februari 12 finir: La leçon finit. eindigen: De les eindigt. 14 foot: jouer au foot voetbal spelen, voetballen 19 le football, le foot het voetbal (sport) 10 un Français een Fransman 10 une Française een Franse 3 une gomme een gom 13 des grands-parents (m.) grootouders 19 l' Internet (m.) het internet 6 janvier (m.) januari 14 jouer au foot voetbal spelen, voetballen 6 Joyeux Noël! Vrolijk kerstfeest! 6 juillet (m.) juli 6 juin (m.) juni 16 un kilomètre [km] een kilometer 18 une lampe een lamp 13 un lapin een konijn 12 une leçon een les 12 une leçon de (français) een les (Frans) 18 un living een living, woonkamer 6 mai (m.) mei 17 maison: (aller) à la maison naar huis (gaan) 16 maison: (être) à la maison thuis (zijn) 15 mal: (Ça va) mal. slecht: (Het gaat) slecht. 6 mars (m.) maart 12 le matin 's morgens, 's ochtends 14 mauve, mauve mauve, paars 7 méga cool keitof, cool, reuze 7 merci beaucoup hartelijk bedankt 16 un mètre [m] een meter 16 mètre: à cent mètres op honderd meter 12 midi (m.) middag 12 midi: à midi op de middag, om 12 uur, 's middags
9 9 EA Frans Nederlands 12 midi: Il est midi. Het is middag. Het is 12 uur 16 mille duizend 20 montrer tonen 17 une moto een motor (voertuig) 17 moto: à moto met de motor 12 la musique de muziek 19 musique: faire de la musique muziek maken 15 un nez een neus 6 Noël Kerstmis 6 novembre (m.) november 16 un numéro de téléphone een telefoonnummer 6 octobre (m.) oktober 13 un oiseau, des oiseaux een vogel 14 orange, orange oranje 15 une oreille een oor 6 Pâques Pasen 9 un parapluie een paraplu 15 pardon excuseer me, pardon, sorry 15 penser denken 17 un pied een voet 9 pleuvoir: Il va pleuvoir. regenen: Het gaat regenen. 13 un poisson een vis 13 un poisson een vis 16 un portable: (téléphone) portable een draagbare telefoon, gsm 10 un prénom een voornaam 8 une prof een lerares, leerkracht 8 un prof een leraar, leerkracht 14 un pyjama een pyjama 6 quand (ça va bien) wanneer (het goed gaat) 6 quand: C'est quand, ton wanneer: Wanneer is je verjaardag? anniversaire? 6 quand? wanneer? 16 quatrième, quatrième vierde 17 rentrer (terug) naar huis gaan, thuiskomen 15 rester blijven 14 rose, rose roze 11 sa (mère) zijn (moeder), haar (moeder) 18 une salle de bain(s) een badkamer 9 une seconde [s] een seconde 6 septembre (m.) september 13 ses (livres) zijn (boeken), haar (boeken) 14 un short een short 11 son (père) zijn (vader), haar (vader) 12 le sport (de) sport 19 sport: faire du sport sporten, aan sport doen 19 surfer sur Internet surfen op het internet 18 une télé een tv, televisietoestel 16 un téléphone een telefoon 19 le tennis het tennis 18 des toilettes (v.) een toilet, wc 17 un tram een tram 17 tram: en tram met de tram 9 va: Il va pleuvoir. Het gaat regenen. 6 les vacances (v.) de vakantie 17 un vélo een fiets 17 vélo: à vélo met de fiets 10 vos (enfants) uw (kinderen), jullie (kinderen) 12 votre (livre) jullie (boek), uw (boek) 16 un zéro een nul
10 10 2 Vergelijking van de grammaticale opbouw Samengevat: hier zijn beide methodes heel sterk gelijklopend. In Bien sûr! 5 werd een onregelmatig werkwoord meer geleerd dan in En action Grammatica die wel in Bien sûr! 5 voorkomt, maar niet in En action 5 In Bien sûr! 5 komen de volgende grammaticale elementen voor die niet in En action 5 behandeld werden. Deze elementen komen wel aan bod in En action 6 maar zijn dus al gekend door de leerlingen. Ze vormen bijgevolg geen probleem. - het werkwoord pouvoir 2.2 Grammatica die wel in En action 5 voorkomt, maar niet in Bien sûr! 5 In En action 5 komen de volgende grammaticale elementen voor die niet in Bien sûr! 5 behandeld werden. Ze worden wel tijdens de eerste vier unités van En action 6 opgefrist en herhaald (unité 21-24). Ze kunnen daarnaast ook vlot overlopen worden via de Petite grammaire achteraan in het Livre. - een bevel geven - de telwoorden tot 1000 (tot 100 in Bien sur! 5) 3 Didactische tips We geven hierbij enkele algemene wenken. Welke aanpak het best is, hangt onder meer af van: - de taalvaardigheid van de klasgroep en de individuele leerlingen, - de motivatie van de leerlingen, - de grondigheid waarmee de inhouden van Bien sûr! 5 geïntegreerd werden (als daar nog behoorlijke lacunes zijn, zal de overstap des te moeilijker zijn). De hieronder gegeven mogelijkheden kunnen vanzelfsprekend ook gecombineerd worden. 3.1 Meteen starten met En action 6 Dit is mogelijk omdat En action 6 in de eerste vier unités (unité 21-24) de leerinhouden van En action 5 volledig opfrist en herhaalt. Dit gebeurt onder meer door specifieke oefeningen in het Cahier en de rubriek Des conversations bij elk van de eerste vier unités. Je kunt hier wat trager doorgaan en elk "onbekend" element verduidelijken, eventueel visueel ondersteund door de flitskaarten en/of wandplaten uit het 5e leerjaar. Stel leerlingen zeker gerust: alles wat "nieuw" is in die herhaling komt immers nog regelmatig terug in de loop van het 6e leerjaar. Ze hoeven dus niet meteen alles actief te kunnen gebruiken. Als ze de nog ongekende woorden en zinnen al kunnen begrijpen is dat prima in deze fase. 3.2 De taalportfolio's van En action 5 overlopen Na vier unités volgt in En action steeds een révision. In het Livre gebeurt dit onder de vorm van een taalportfolio Frans. Het toont leerlingen hoe ze stap voor stap vooruitgaan in het Frans. Het vertelt leerkrachten en ouders ook wat de leerlingen al (moeten) kunnen in het Frans. Het taalportfolio ondersteunt op die manier ook het "leren leren". Elk taalportfolio bevat 3 rubrieken: - Het gedeelte "Ik kan " legt het accent op de vaardigheden. - Het gedeelte "Ik kan daartoe " verwijst naar de ondersteunende kenniselementen (woordenschat en grammatica) die nodig zijn om taalvaardig te zijn. - Het gedeelte "Ik kan ook " focust op ondersteunende taalleerstrategieën. Het kan interessant zijn om met de leerlingen een of meerdere taalportfolio's door te nemen om de inhouden uit En action 5 "aan te raken" en zoveel mogelijk de link te leggen met wat leerlingen al kunnen en kennen.
11 Je vindt de taalportfolio's niet alleen in het Livre 5. Op vind je onder de rubriek "Leerling" per révision: - het taalportfolio als download Leerlingen kunnen op dit taalportfolio zaken markeren, iets bijschrijven - een cumulatieve alfabetische woordenlijst met daarin alle woorden en structuren die de leerlingen in voorgaande unités geleerd hebben. 3.3 Starten met révision van En action 5 Dit kan handig zijn als je enkele leerinhouden uit En action 5 afzonderlijk wil opfrissen vooraleer te starten met unité 21. Afhankelijk van het niveau van de leerling(en) kun je eventueel ook putten uit oefeningen uit voorgaande révisions. Een kopie op leerlingenaantal maken van Cahier 5, p (of indien nodig van voorgaande révisions) is toegestaan voor dit beperkte doel. 3.4 De spel- en differentiatiekoffer bij En action 5 inschakelen De spel- en differentiatiekoffer van En action 5 bevat een keuze-aanbod van speelse kant-en-klare differentiatie-opdrachten. De klemtoon ligt op het op een motiverende manier inoefenen van mondelinge vaardigheden. Je kunt het materiaal op verschillende manieren inzetten: binnen hoeken- of contractwerk, als differentiatie-opdracht, als een aparte herhaling... Op die manier kun je - na een korte klassikale toelichting of instructie - de leerlingen gericht laten oefenen. In de spel- en differentiatiekoffer bij En action 5 vind je onder meer: - een dominospel bij verschillende unités; - een bordspel bij elke révision; - punttekeningen bij verschillende unités; - een spel met aanpasbare dobbelstenen bij verschillende unités; - een bordspel in verband met het weer beschrijven; - een woordenschatspel bij verschillende unités; - een werkwoordspel bij verschillende unités; - kopieerbladen met individuele woord-, werkwoord- en getalkaarten. De concrete mogelijkheden lees je in de begeleidende pagina's die je in de spel- en differentiatiekoffer vindt. 11
Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.
Vocabulaire En Action 5 : Nederlans naar Frans Unité 1 Goedendag! Ik ben Ik, ik ben ja Ben jij? En jij? Jij bent! nee één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien Unité 2 Gaat het? Het gaat goed.
Nadere informatiedag, goedendag Ik ben (Ellen) Ik, ik ben (Achmed) ja Ben jij (Camille)? En jij? Jij bent (Manon)! nee
dag, goedendag Ik ben (Ellen) Ik, ik ben (Achmed) ja Ben jij (Camille)? En jij? Jij bent (Manon)! nee 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Gaat het? Het gaat goed. Dat is tof. Vanwaar ben je? goed dank je, dank u vanwaar?
Nadere informatieWoordenschat van unité 1 tot en met unité 20
Woordenschat van unité 1 tot en met unité 0 à: (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) 1 à (Paris) in (Parijs) 16 une adresse een adres 16 Quelle est ton adresse? Wat is jouw adres? 16 un âge een leeftijd
Nadere informatieWoordenschat van unité 1 tot en met unité 16
Woordenschat van unité 1 tot en met unité à (Paris) in (Parijs) une adresse een adres Quelle est ton adresse? Wat is jouw adres? un âge een leeftijd Tu as quel âge? Hoe oud ben jij? ah ha, o, och, zo 3
Nadere informatieHuiswerk Frans unité 1: Bonjour, moi je suis
1 Dam: Huiswerk Frans unité 1: Bonjour, moi suis dag, goeiedag ik ben Ellen (ik), ik ben Achmed. ja Ben jij Camle? En jij? Jij bent Manon! nee één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien 2 Naam:
Nadere informatieWoordenschat van unité 1 tot en met unité 20
Woordenschat van unité 1 tot en met unité 0 à: (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) 1 à (Paris) in (Parijs) 16 une adresse een adres 16 Quelle est ton adresse? Wat is jouw adres? 16 un âge een leeftijd
Nadere informatieVocabulaire September - december Vijfde leerjaar klas Birgit
Vocabulaire September - december Vijfde leerjaar klas Birgit 1. Kopieer de Franse woorden in de tweede kolom. Let op de accentjes en de hoofdletters! 2. Markeer de mannelijke woorden in het blauw en de
Nadere informatieVocabulaire januari juni Vijfde leerjaar klas Birgit
Vocabulaire januari juni Vijfde leerjaar klas Birgit 1. Kopieer de Franse woorden in de tweede kolom. Let op de accentjes en de hoofdletters! 2. Studeer de woorden in door af te dekken. Woordjes die je
Nadere informatieJaarwerkplan voor En action 5
1 Jaarwerkplan voor En action 5 Vaardighe Naamwoor naamwoor Voornaamwoor Bijwoor Voorzetsels Werkwoor 1 Bonjour! Moi, je suis... - iemand groeten. - mezelf voorstellen. - tot 10 tellen. je tu moi toi bonjour
Nadere informatieDe mogelijke overstap van naar En action 6
1 De mogelijke overstap van 2000-1 naar En action 6 Dit document geeft informatie voor wie leerlingen bij de aanvang van het 6e leerjaar wil laten overstappen van Éventail-junior 2000-1 naar Éventail-junior
Nadere informatiebonjour Je suis Ellen. Moi, je suis Ahmed. oui Tu es Camille? Et toi? Tu es Manon! non un deux trois quatre cinq six sept huit neuf dix
Unité 1 bonjour Je suis Ellen. Moi, je suis Ahmed. 1 U1 U1 U1 oui Tu es Camille? Et toi? U1 U1 U1 Tu es Manon! non un U1 U1 U1 deux trois quatre U1 U1 U1 cinq six sept U1 U1 U1 huit neuf dix U1 U1 U1 219
Nadere informatie6,6. Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni keer beoordeeld. Grandes Lignes Phrases Clés. Hoofdstuk 1. Ça va? = Hoe gaat het?
Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni 2017 6,6 19 keer beoordeeld Vak Methode Frans Grandes Lignes Grandes Lignes Phrases Clés Hoofdstuk 1 Ça va? = Hoe gaat het? Comment tu t'appelles? = Hoe heet
Nadere informatieTalenquest Frans 2thv: Grammatica
Talenquest Frans 2thv: Grammatica Épisode 1: Onregelmatige werkwoorden Er zijn in het Frans naast regelmatige werkwoorden ook onregelmatige werkwoorden. Het is lastig om van onregelmatige werkwoorden de
Nadere informatieVOCABULAIRE FRANCOFAN 1 MODULE 1 5. bonjour goeiedag voilà daarzo. salut hallo voici hierzo. oui ja aussi ook. non nee d accord ok.
basiswoordenschat en uitdrukkingen bonjour goeiedag voilà daarzo salut hallo voici hierzo oui ja aussi ook non nee d accord ok et en les de merci (bien) bedankt les parents de ouders un / une een des /
Nadere informatieU21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon.
U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon. Je m appelle Ric. / Mon nom est Verdonk. Quel est ton
Nadere informatie6,2. Samenvatting door Jens 368 woorden 10 februari keer beoordeeld. 1.-Woorden SO en GP Frans (15/ )
Samenvatting door Jens 368 woorden 10 februari 2015 6,2 11 keer beoordeeld Vak Methode Frans D'accord! 1.-Woorden SO en GP Frans (15/20-01-15) https://www.scholieren.com/verslag/84625 Pagina 1 van 5 Frans
Nadere informatieSchrijf de werkwoorden in de juiste vorm in de vakjes. Schrijf ook bij elke persoon de juiste naam
1 Schrijf de werkwoorden in de juiste vorm in de vakjes. Schrijf ook bij elke persoon de juiste naam. 19 (chatter) Amina 1 avec Barry. (danser) Madame Renard, vous 2 avec moi? ité (écouter) Nic et moi,
Nadere informatieÉventail-junior Bien sûr! U1 Éventail-junior Bien sûr! U1 Éventail-junior Bien sûr! U1
Unité 1 Bonjour! Je suis Tom. Moi, je suis Manon. Éventail-junior Bien sûr! U1 Éventail-junior Bien sûr! U1 Éventail-junior Bien sûr! U1 Tu es d où? de Namur C est chouette. Éventail-junior Bien sûr! U1
Nadere informatieUnité 6 Diagnose Kopieerblad 1
Unité 6 Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet
Nadere informatieIk stel me voor VOCABULAIRE RAPPEL A RETENIR. domestique. Je suis en quatrième année. Ik zit in het vierde leerjaar. un cobaye, un cochon d Inde
Néerlandais Ik stel me voor VOCABULAIRE zich voorstellen se présenter RAPPEL wonen een huis (het) een flat een broer een zus een halfbroer habiter une maison un appartement un frère une soeur un demi-frère
Nadere informatieJ' à Amersfoort, Lindenlaan 23.
Unité Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet wist,
Nadere informatieVendredi le dix-huit de cembre 2015.
2 Vendredi le dix-huit de cembre 205. Aangezien het jullie eerste jaar Frans is, is het belangrijk dat je continu blijft oefenen! (Dus ook in de vakanties ) Om jullie een beetje te verplichten alles bij
Nadere informatie4 nummer 1 nummer 2 nummer 3
Chapitre 0: C est parti 1 a 1) 2 a les vacances de school la nourriture la famille la maison l école les passe-temps het huis de familie de vakantie het eten de hobby s 2 b les vacances la nourriture la
Nadere informatieEn action 6. Woordtrainer. Salut! Ga naar voor meer informatie.
Salut! Voor het tweede jaar op rij leer je Frans. Misschien heb je intussen ook al Frans kunnen spreken met Franstaligen. Lukte dat al? Of vond je het nog moeilijk? Bedenk dan dat je vorig jaar nog helemaal
Nadere informatiebasiszinnen spreekvaardigheid
basiszinnen spreekvaardigheid Formele en informele spreektaal In dit hoofdstuk krijg je allerlei uitdrukkingen die je in veel voorkomende gesprekssituaties kunt gebruiken. Er zijn, net zoals in het Nederlands,
Nadere informatieUnité 3 Diagnose Kopieerblad 1. Bon! Je kunt in het Frans tot en met 39 tellen. 17,
Unité Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet wist
Nadere informatieLe Français des vacances. Niveau
Le Français des vacances Niveau 1 Unité 1 Se Présenter 1. Lees de volgende uitspraken. Wat zeggen deze mensen? Bonjour Bonsoir Salut Ça va? Ça va, et toi? Ça va, et vous? 2. Luister naar de dialoog. Wat
Nadere informatieRubricering van klank-letterkoppelingen in Éventail-junior En action 5
1 Rubricering van klank-letterkoppelingen in Éventail-junior En action 5 Dit document is bedoeld voor de begeleider van leerlingen met dyslexie om snel gelijkaardige klankletterkoppelingen te vinden met
Nadere informatieBonjour, Amicalement. Peter SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO)
SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO) 1 Lisez la lettre et complétez la fiche. (compréhension écrite) Lees de brief en vul de fiche aan. Bonjour, Je m'appelle Peter Versteene et j'ai treize ans. J'habite à Steenderen
Nadere informatieIII. L adjectif. III. L adjectif. 1. Accord de l adjectif 1.1 L adjectif prend s 1.2 L adjectif + E 1.3 L adjectif substantivé
III. 1. Accord de l adjectif 1.1 prend s 1.2 + E 1.3 substantivé 2. Les degrés de comparaison 2.1 Les comparatifs 2.2 Les superlatifs 2.3 Les irréguliers 1 III. 1. Accord de l adjectif 1.1. prend S Quand
Nadere informatieLES CHIFFRES DE 1 À 40 (1STE GRAAD BSO)
LES CHIFFRES DE 1 À 40 (1STE GRAAD BSO) De zéro à quarante Van nul tot veertig 0 zéro 1 un 11 onze 21 vingt et un 31 trente et un 2 deux 12 douze 22 vingt-deux 32 trente-deux 3 trois 13 treize 23 vingt-trois
Nadere informatie15 et qui paie le loyer?
g r a m m at i c a 15 et qui paie le loyer? Maak de zinnen af met de juiste vorm van payer en het voorwerp op de foto* 1 2 3 4 5 6 1 Paul le 2 Moi, je la 3 Mon frère et moi, nous 4 Les cousins la le 5
Nadere informatiel'argent Donne. L'argent! pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! sûr - T'es sûr? Je connais quelqu'un qui peut. Merci Merci. Au revoir.
bon anniversaire Bon anniversaire, mon petit. l'argent Donne. L'argent! le quartier Tu habites dans le quartier? le ticket T'as le ticket? pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! donne Donne. L'argent!
Nadere informatie9 Quel temps fait-il? Ik kan praten over het weer.
9 Quel temps fait-il? Ik kan praten over het weer. Mensen praten dikwijls over het weer. Ken je Kiekeboes verhaal "De doedelzak van Mac Reel"? Het geluid van die doedelzak doet het weer veranderen! Mac
Nadere informatieUNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté!
UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté! Oefening 1: Cherchez les phrases dans le texte. Ecrivez les phrases sans fautes. Zoek volgende zinnen in de tekst. Schrijf ze correct over. - In de namiddag,
Nadere informatieEn action 5. Woordtrainer. Salut! Ga naar www.vanin.be/apps voor meer informatie.
Salut! Voor het eerst leer je een nieuwe taal, Frans. Dat is best spannend. Misschien denk je ook dat het moeilijk is, maar dat valt best mee. En dit groeiboek maakt Frans leren niet alleen makkelijker,
Nadere informatieEen ideale school. Tijd voor een toets! Luister en vul aan of teken Naam:... Voornaam:... Klas:... Datum:...
Luister en vul aan of teken. Hoeveel leerlingen zitten er in de klas? Een ideale school Emma, Ruben et Shun imaginent leur école idéale! Emma Ruben Shun 31-36......... Welk uniform dragen ze? Hoe gaan
Nadere informatieUnité 6 Diagnose Kopieerblad 1
Unité 6 Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet
Nadere informatie3 L adjectif Het bijvoeglijk naamwoord
3 L adjectif Het bijvoeglijk naamwoord Plaats 1. De meeste bijvoeglijke naamwoorden staan achter het zelfstandig naamwoord, zeker als het bijvoeglijk naamwoord meer dan een lettergreep heeft. un livre
Nadere informatieIk stel me voor VOCABULAIRE RAPPEL. een huis (het) une maison. een meisje (het) une ville. een huisdier (het) un animal domestique A RETENIR
Néerlandais Ik stel me voor VOCABULAIRE zich voorstellen wonen een huis (het) een flat een broer een zus een halfbroer een halfzus een huisdier (het) een hond een kat een konijn (het) een dwergkonijn (het)
Nadere informatieVoudriez-vous me faire savoir si vous pouvez nous recevoir dans votre hôtel le 16 août dans l après-midi?
Hilversum, le 15 janvier 2012 Monsieur, J ai l intention de passer mes vacances à Nice pendant la seconde moitié du mois d août. Je ferai le voyage en auto avec ma femme et mes deux fils de 12 et de 15
Nadere informatieHerhalingen over grammatica (voor de examens)
1. Modale hulpwerkwoorden Herhalingen over grammatica (voor de examens) Vertaal in het Nederlands. 1. Vous pouvez (avoir la possibilité) manger un plat ou un dessert. 2. Ils doivent aller au magasin de
Nadere informatienaam :.. nr. : klas :.. computer :..
Je hebt het in de vorige module flink gewerkt. Nu kan je zelfstandig verder werken aan module 12. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je een dialoog of een oefening moet
Nadere informatie6,1. Aantekening door K woorden 15 november keer beoordeeld
Aantekening door K. 1880 woorden 15 november 2014 6,1 18 keer beoordeeld Vak Methode Frans Grandes Lignes Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord, B.V. un grand magasin = een
Nadere informatieMEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatieC'est fini les vacances!
Contact 1 C'est fini les vacances! un 1 Écoute les 4 dialogues. ote le numéro de chaque dialogue dans le bon dessin. uister naar de 4 dialogen. oteer het nummer van elke dialoog bij de juiste tekening.
Nadere informatieWie helpt? Weet je het nog? Luister en kies de juiste foto. Datum:... Klas:... Naam:... Voornaam:...
Naam:... Voornaam:... Datum:... 65 Luister en kies de juiste foto. Éditions VAN IN Onderweg! 3 Reproduction autorisée. Weet je het nog? Wie helpt? Klas:... 142 Onderweg3 GUIDE PROF.indd 142 1/12/14 20:56
Nadere informatieAantekening Frans les pronoms personnels
Aantekening Frans pronoms personnels Aantekening door een scholier 648 woorden 16 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Frans Pronoms personnels Plaats in de zin: Voor alle persoonlijke voornaamwoorden die
Nadere informatieLEXIQUE DE BASE FRANS VOOR DE LAGERE SCHOOL
LEXIQUE DE BASE FRANS VOOR DE LAGERE SCHOOL Tamara Buyck Liezelotte De Schryver Leen Van Craesbeek Acco Leuven / Den Haag VOORWOORD Deze Lexique de base is bestemd voor leerkrachten lager onderwijs en
Nadere informatieLe logement. In deze les leert u
Le logement In deze les leert u een woning beschrijven: Ta maison, elle est grande? vragen waar iemand vandaan komt: Je suis de Marseille. Et vous, est-ce que vous êtes d ici? de vormen van het bepaald
Nadere informatieJ' à Amersfoort, Lindenlaan 23.
Unité Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet wist,
Nadere informatieExercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. II Noteer het juiste woord en vertaal het in het Nederlands.
Libre Service Junior 1 HV Kennistoets versie A Unité 4 Toets Exercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. 5 points / R 1 Dans ma rue, il y a beaucoup de magasins. 2 L
Nadere informatieMijn vriendenboek. Voornaam: Gewicht:
Mijn vriendenboek Voornaam: Naam: Woonplaats: Leeftijd: Verjaardag: Broers of zussen: Kleur van het haar: Kleur van de ogen: Lengte: Gewicht: Klas: Hobby s: Favoriete sport: Lievelingsvak op school: Lievelingseten:
Nadere informatienaam :.. nr. : klas :.. computer :..
Je hebt de vorige modules knap gewerkt, dus mag je nu alleen verder werken met module 8. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet Wanneer je een dialoog of een oefening moet beluisteren, beluister
Nadere informatieHerhalingen over grammatica (voor de examens)
1. Modale hulpwerkwoorden Herhalingen over grammatica (voor de examens) Vertaal in het Nederlands. 1. Vous pouvez (avoir la possibilité) manger un plat ou un dessert. Jullie kunnen een hoofdgerecht of
Nadere informatieWoordenschat van unité 1 tot en met 36
Woordenschat van unité 1 tot en met 36 à à (Paris) in (Parijs) 16 (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) 17 (donner) à (Joëlle) aan (Joëlle geven) 22 de (2) heures à (5) heures van (2) uur tot (5) uur 22
Nadere informatieSECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden
SECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden INTRODUCTION Alle persoonlijke voornaamwoorden vormen tezamen een groot en essentieel deel van de Franse taal en dan met name op het gebied
Nadere informatieSECTION 3. L ADJECTIF het bijvoeglijk naamwoord
SECTION 3. L ADJECTIF het bijvoeglijk naamwoord INTRODUCTION Zo we zijn al lekker op weg! Je hebt nu voldoende bagage om zelfstandige naamwoorden met de juiste lidwoorden te combineren. Twee essentiële
Nadere informatieWoordenschat van unité 1 tot en met 36
Woordenschat van unité 1 tot en met 36 à à (Paris) in (Parijs) 16 (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) 17 (donner) à (Joëlle) aan (Joëlle geven) 22 de (2) heures à (5) heures van (2) uur tot (5) uur 22
Nadere informatieReizen 6 7 32 33 58 59 84 85. Wonen 8 9 34 35 60 61 86 87. Koken & genieten 10 11 36 37 62 63 88 89. Cultuur & vermaak 12 13 38 39 64 65 90 91
inhoud lente zomer herfst winter Reizen 6 7 32 33 58 59 84 85 Wonen 8 9 34 35 60 61 86 87 Koken & genieten 10 11 36 37 62 63 88 89 Cultuur & vermaak 12 13 38 39 64 65 90 91 Mode & schoonheid 14 15 40 41
Nadere informatieGEZONDHEID (La santé)
FICHE LEXICALE NEERLANDAIS 1/5 GEZONDHEID (La santé) a. Wat zijn hun klachten? (De quoi se plaignent-ils?) A C B G I H 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. E D Klachten hoest moet overgeven ben verkouden heb
Nadere informatieBon, mon! S! 6. Au! / S! 7 V. / C'. 8 P! 9 M. 9
Unité Diagnoe Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Al je een antwoord niet goed hebt of niet wit,
Nadere informatieIMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel
IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 2
1 BEGINNERSCURSUS DAG 2 A. FORCING Tekst: Hans en Hilde B. GRAMMATICA Vorming O.T.T. Substantief: de/ het Vraagwoorden Vraagzin (inversie) C. CONVERSATIE Elkaar vragen stellen (cfr. Voorstelling) Een gewone
Nadere informatieHet taalconflict in België Vlamingen gedropt in Wallonië
Het taalconflict in België Vlamingen gedropt in Wallonië België is officieel tweetalig, maar de Vlamingen en Walen gaan niet altijd goed samen. Je kunt spreken van een taalconflict. Hoe kijken Vlaamse
Nadere informatieécoutez, lisez, jouez
Je hebt de vorige module knap gewerkt, dus mag je nu alleen verder werken met module 7. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je een dialoog of een oefening moet beluisteren,
Nadere informatieQui est à l appareil?
Qui est à l appareil? Plein feu Unité 2 Qui est à l appareil? Unité 2 2 Je leert een kort telefoongesprek voeren vragen of iemand er is afspreken met iemand en vragen of iemand al klaarstaat Het gebruik
Nadere informatieReizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît?
- Belangrijkste benodigdheden Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Parlez-vous _[langue]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt
Nadere informatieGemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs
Gemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs Inhoudstafel Inleiding Actieve woordenlijst 1. Persoonlijke gegevens zich voorstellen iemand voorstellen 2. Dagelijks leven 3. Relatie tot anderen
Nadere informatieReizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie
- Belangrijkste benodigdheden Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Parlez-vous anglais? Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Parlez-vous
Nadere informatieJ aimerais savoir. Que je suis content! Pourrais-tu parler plus lentement? Bouger me fait mal.
Je regrette. Ce n est pas grave. Ce n est pas normal. C est bête. J accepte tes excuses. J en ai marre! Oublions-le. Ne t inquiète pas! N en parlons plus. Profites-en! As-tu envie de Vous avez encore d
Nadere informatieReizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie
- Belangrijkste benodigdheden Kunt u me alstublieft helpen? Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Spreekt u Engels? Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Spreekt u _[taal]_?
Nadere informatieReizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt
- Belangrijkste benodigdheden Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Parlez-vous _[langue]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt
Nadere informatieChapitre 4, Ensemble!
ntwoorden 47 Chapitre 4, Ensemble! Orientation Exercice 1a 1 Grégoire 2 Julia 3 Julia 4 Camille 5 Romain 6 Hugo Exercice 1b B Exercice 1c 1 B 3 4 C 5 6 B 7 B Exercice 2 près le bac, je vais faire des études
Nadere informatieAuteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design
Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 6
1 BEGINNERSCURSUS DAG 6 A. FORCING Tekst: Het telefoongesprek B. GRAMMATICA Vorming van de V.T.T. gebruik Onregelmatige werkwoorden C. CONVERSATIE Telefoneren 2 REEKS I: HET DAGELIJKSE LEVEN Tekst Het
Nadere informatieFrans grammatica hoofdstuk 1 en 2
Samenvatting door Een scholier 768 woorden 30 september 2015 7,3 18 keer beoordeeld Vak Methode Frans Grandes Lignes Regelmatige ww. Werkwoorden op er Werkwoorden op ir Werkwoorden op -re Présent J habite
Nadere informatieTekst 1 Hoe laat vertrekt de trein?
1 Tekst 1 Hoe laat vertrekt de trein? Hallo! Dag! Goedemorgen! Hoe laat is het? - Bijna negen uur. Oké, dan wachten we nog even tot het negen uur is. Goed, het is negen uur. Iedereen is er, behalve Anita.
Nadere informatieLes 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas
Les 4: Les conversatie + grammatica Nederlands Conversatie Les 2 A-klas Leraar: Dag Jef. Jef: Dag mevrouw. Hoe gaat het met u? Leraar: Goed, dank je. En met jou? Jef: Ook goed. ----------- Mark: Hallo
Nadere informatie1.1 Introduction... 2. 1.2 Leçon 1: Se présenter... 3. 1.3 Prononciation... 5. 1.4 Culture: Un, deux, trois ou quatre bisous... 7. 1.5 Grammaire...
Frans A1 Livret de français 1 Se présenter Sommaire 1.1 Introduction... 2 1.2 Leçon 1: Se présenter... 3 1.3 Prononciation... 5 1.4 Culture: Un, deux, trois ou quatre bisous... 7 1.5 Grammaire... 7 1.6
Nadere informatie- De leerlingen dramatiseren het verhaal en formuleren, met de hulp van de leerkracht,
Les chiffres talige Doelen - De leerlingen herhalen de cijfers van één tot zeven wanneer de leerkracht ze voorzegt. (1. herhalen) - De leerlingen herkennen de cijfers van één tot zeven. - De leerlingen
Nadere informatieMÉTRO, BOULOT, DODO. Unité 1. Vocabulaire 1 Lees de zinnen en kruis het juiste woord / de juiste uitdrukking aan.
Unité 1 MÉTRO, BOULOT, DODO Vocabulaire 1 Lees de zinnen en kruis het juiste woord / de juiste uitdrukking aan. 1. Aujourd hui, c est la rentrée. Les enfants a reprennent b rangent c terminent l école
Nadere informatieQuel travail font tes parents? Ma mère travaille à la maison et mon père travaille dans une office. Welk
Boekverslag door A. 1461 woorden 16 mei 2005 6.1 445 keer beoordeeld Vak Frans Frans Proefwerk hoofdstuk 12-13-14: Taalvaardigheid: Comment tu t appelles? Comment t appelles tu? Je m appelle Henrike. Wat
Nadere informatieOù vont-ils? Unité 1. Je leert iemand ontmoeten en (be)groeten vragen en zeggen waar iemand naartoe gaat afscheid nemen
Où vont-ils? Plein feu Unité 1 1 Je leert iemand ontmoeten en (be)groeten vragen en zeggen waar iemand naartoe gaat afscheid nemen Het gebruik van de intonatievraag de vraagzinnetjes: C est qui? C est
Nadere informatieLES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1
12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.
Nadere informatieNéerlandais. Schoolmateriaal WOORDENSCHAT. Prépositions utiles. met avec op. sur in. dans.
WOORDENSCHAT Néerlandais Schoolmateriaal de boekentas de schoolagenda de lijm de pennendoos de klas de school de schaar de gom de slijper de balpen de vulpen de passer de lat de map de/het liniaal de jongen
Nadere informatiek ga naar school e vais à l ecole
Nederlandstalig onderwijs k ga naar school e vais à l ecole Nederlands Français k ga naar school e vais à l école Wat heb ik goed geslapen. Mama helpt me bij het wassen en aankleden. Ze vertelt me dat
Nadere informatieU leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.
TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een
Nadere informatieHet enkelvoud van het bezittelijk voornaamwoord: mon/ma ton/ta son/sa
LESVOORBEREIDING A. Identificatiegegevens Student(e): Stageschool: Klas: Stageklas: 5 Stageles nr.: Vaklector: Mentor: Datum stageles: Stagelector: Begin- en einduur: 13u30-13u55 LEERGEBIED: Frans ONDERDEEL:
Nadere informatieLes 3. Familie, vrienden en buurtgenoten
www.edusom.nl Opstartlessen Les 3. Familie, vrienden en buurtgenoten Wat leert u in deze les? Een gesprek voeren over familie, vrienden en buurtgenoten. Antwoord geven op vragen. Veel succes! Deze les
Nadere informatieHôtel Eurocatering. 26 oct. Sauna 24,75 7 173,25. 27 oct. Petit-déjeuner 14,50 15 217,50. Sous-total 3645,25 TVA 21% 765,50.
CONTEXTE 1.3 Une erreur dans la facture 1. Lisez les nombres productief kaartjes - klassikaal Zie Fiches à découper. Aantal setjes = 1. Elke leerling krijgt een kaartje. Ze lopen rond in de klas en houden
Nadere informatieDrs. M. Bredius-Hoogendam. Drs. M. Koot. Tu dis. Gespreksvaardigheid Frans voor klas 3,4 havo/vwo. Walvaboek
Drs. M. Bredius-Hoogendam. Drs. M. Koot Tu dis Gespreksvaardigheid Frans voor klas 3,4 havo/vwo Walvaboek 1 Woord vooraf Tu dis is bestemd voor klas 3,4 havo/vwo en bevat vocabulaire, idioomzinnen en spreekoefeningen.
Nadere informatieLes 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1
15/10/14 1 Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1 1. (komen) Waar.... jij vandaan? 2. Uit welk land.... u? 3. Brenda.... vandaag uit Engeland. 4. Wij.... uit België. 5. Wanneer.... zij thee drinken?
Nadere informatieDag! kennismaken. Ik ben Eric.
Vocabulaire Oefening 1 Woordweb Dag! Waar kom je vandaan? groeten Goedemorgen! de ontmoeting Hoe heet je? kennismaken Hoi! mensen Hallo! Ik ben Eric. nieuw Ik kom uit Engeland. Hallo, ik ben Mila. Ik ben
Nadere informatieafgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten
Woordenlijst bij hoofdstuk 7 Deel 1 aanhebben (kleren) dragen Hij h een warme trui a, want het is koud. afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten
Nadere informatieMogelijke 'vragen' mondelinge examens zesde leerjaar (per 4 contacten):
Mogelijke 'vragen' mondelinge examens zesde leerjaar (per 4 contacten): 1. Contact 1 t.e.m. 4 (onthoudboek blz. 20-26) 1.1 Parler des vacances. (spreek over jouw bestaande of gedroomde vakantie) Mogelijke
Nadere informatieVOCABULAIRE & GRAMMAIRE FRANCOFAN 1 MODULE 1 10
VOCABULAIRE ET GRAMMAIRE basiswoordenschat en uitdrukkingen... 2 Het weer... 2 bepaling van tijd... 3 voorzetsels... 4 bezittelijke voornaamwoorden... 4 aanwijzende voornaamwoorden... 4 vraagwoorden...
Nadere informatieGebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens je volgende vergadering. Utilisez 3 phrases en français pendant votre prochaine réunion d équipe.
Gebruik 3 zinnen in het Nederlands tijdens je volgende vergadering. Utilisez 3 phrases en français pendant votre prochaine réunion d équipe. Spreek Nederlands tijdens je volgende telefoongesprek. Parlez
Nadere informatieNOM, Prénom :. Dit is een schrift. Dit is een boek. Dit is een papier Dit is een blad. Dit is een schoen. Dit is een schoe. Dit is een schoon.
1 NOM, Prénom :. Indiquez ce que c est. Wat is dit? Dit is een schrift. Dit is een boek. Dit is een papier Dit is een blad. Indiquez ce que c est. Wat is dit? Dit is een schoen. Dit is een schoe. Dit is
Nadere informatieVoornaam: Elena Naam: Raynaud. Voornaam: Thibault
BVL Plein feu De personages in dit boek Voornaam: Camille Naam: Blériot Leeftijd: 13 jaar Voornaam: Simon Naam: Dubouloz Leeftijd: 13 jaar Voornaam: Elena Naam: Raynaud Leeftijd: 13 jaar Voornaam: Karim
Nadere informatie