Woordenschat van unité 1 tot en met unité 20
|
|
- Gijs Bogaert
- 8 jaren geleden
- Aantal bezoeken:
Transcriptie
1 Woordenschat van unité 1 tot en met unité 0 à: (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) 1 à (Paris) in (Parijs) 16 une adresse een adres 16 Quelle est ton adresse? Wat is jouw adres? 16 un âge een leeftijd 13 Tu as quel âge? Hoe oud ben jij? 13 ah ha, o, och, zo 3 aimer (les livres) houden van (boeken) aimer (chanter) graag (zingen) aller gaan 1 aller (chanter) gaan (zingen) 1 amoureux, amoureuse verliefd un an een jaar 13 J'ai ans. Ik ben jaar (oud). 13 le nouvel an Nieuwjaar 6 un animal, des animaux een dier 13 année: Bonne année! Gelukkig nieuwjaar! 6 un anniversaire een verjaardag 6 Bon anniversaire! Gelukkige verjaardag! août (m.) augustus 6 un appartement een appartement, flat 16 appeler Tu t'appelles comment? Hoe heet jij? 0 Je m'appelle Félix. Ik heet Felix. 0 Il s'appelle comment? Hoe heet hij? 0 Il s'appelle Cédric. Hij heet Cédric. Vous vous appelez Durieux? Heet u Durieux? 0 l' après-midi (m.) 's (na)middags 1 un arbre een boom une armoire een kast 8 Attention! Opgelet! Let op! aujourd'hui vandaag 6 aussi: Je cherche aussi une gomme. ook: Ik zoek ook een gom. un autobus een autobus 1 en autobus met de autobus 1 avec (un copain) met (een vriend) 3 avoir hebben 13 j'ai, tu as, il / elle a avoir les cheveux (noirs) avoir les yeux (bleus) ik heb, jij hebt, hij / zij heeft (zwart) haar hebben (blauwe) ogen hebben avril (m.) april 6 un ballon (de foot) een bal (groot), voetbal un banc een bank (zitplaats) une basket een basketbalschoen, sportschoen le basket het basketbal 1 jouer au basket beau, belle (m. mv. beaux) basketten, basketbal spelen 1 mooi Il fait beau. Het is mooi weer. un bébé een baby un Belge een Belg une Belge een Belgische la Belgique België bien: (Ça va) bien! goed: (Het gaat) goed! blanc, blanche wit bleu, bleue blauw 8 blond, blonde blond bon, bonne goed, lekker bonjour dag, goedendag 1 une botte een laars brun, brune bruin un bureau, des bureaux - een bureau 8 - een bureau, kantoor un bus een bus (voertuig) 1 en bus met de bus 1 Ça va? Ça va bien. Gaat het? Alles goed? Het gaat goed. Alles goed. un cadeau, des cadeaux een geschenk un cahier een schrift 8 le carnaval carnaval 6
2 un CD een cd ce (garçon) deze, die (jongen) cent honderd 13 ces (enfants) deze, die (kinderen) cette (femme) deze, die (vrouw) une chaise een stoel 8 une chambre een kamer une chanson een lied, liedje chanter zingen un chat een kat, poes 13 chatter chatten 1 chaud: Il fait chaud. warm: Het is warm. une chaussure een schoen, schoeisel une chaussure de foot een voetbalschoen une chemise een hemd chercher zoeken Je cherche (un stylo). Ik zoek (een pen). 3 un cheveu, des cheveux een haar, haren chez (Ria) bij (Ria) thuis aller chez (Ria) naar (Ria) thuis gaan 1 un chien een hond 13 chouette, chouette tof C'est chouette. Dat is tof. cinq vijf 1 cinquante vijftig 1 cinquième, cinquième vijfde 16 une classe een klas(lokaal) 8 un coin een hoek commencer beginnen 1 La leçon commence. De les begint. 1 comment? hoe? hoezo? Comment ça va? Hoe gaat het? Hoe maak je het? content, contente tevreden, blij 5 cool tof, cool, reuze un copain een vriend, kameraad une copine een vriendin court, courte kort un crayon een potlood 3 une cuisine een keuken dans (ma classe) in (mijn klas) 8 dans (une heure) binnen (een uur) danser dansen 1 0 une date een datum 6 de Quelle est la date? Wat is de datum? 6 Aujourd'hui, nous sommes le 3 mars. de (Liège) / d'(arlon) (un copain) de (Fanny), d'(isabelle) Vandaag is het de 3de maart. van, uit (Luik / Aarlen) (een vriend) van (Fanny), van (Isabelle) décembre (m.) december 6 déjà: Il a déjà 16 ans. al: Hij is al 16. / Hij is reeds 16. demain morgen derrière (toi) achter (jou) des (livres) --- (boeken) 8 deux twee 1 deuxième, deuxième tweede devant (la maison) voor (het huis) un devoir een huiswerk 1 dix tien 1 dix-huit achttien 3 dix-neuf negentien 3 dix-sept zeventien 3 d'où vanwaar? waarvandaan? Tu es d'où? Vanwaar ben je? une douche een douche douze twaalf 3 un DVD een dvd une école een school 1 (aller) à l'école naar school (gaan) 1 écouter (la radio) luisteren naar (de radio) un élève een leerling 8 une élève een leerlinge 8 elle: Elle est chouette. elles: Elles sont grandes. 1 zij, ze: Ze is tof. zij, ze (v. mv.): Ze zijn groot. en (France) in (Frankrijk) un enfant een kind (jongen of meisje) entre (30 et 35 ans) tussen (30 en 35 jaar) entrer binnenkomen, naar binnen gaan
3 et: Lucas et Ria en: Lucas en Ria 3 un étage een verdieping 16 au (premier) étage op de (eerste) verdieping être zijn 16 C'est (chouette)! Dat is (tof)! je suis, tu es, il / elle est C'est mon père. Ce sont des livres. excusez-moi ik ben, jij bent, hij / zij is Dat is mijn vader. Het is mijn vader. Het zijn boeken. Dat zijn boeken. excuseer me, pardon, sorry un exercice een oefening 1 faire maken, doen 1 0 Il fait (chaud). Het is (warm). Il fait (froid). Het is (koud). une famille een gezin, familie un fauteuil een fauteuil, zetel une femme een echtgenote, vrouw une fenêtre een raam 8 une fête een feest, feestdag 6 une feuille een blad (papier) 3 février (m.) februari 6 une fille - een meisje - een dochter un fils, des fils een zoon finir: La leçon finit. eindigen: De les eindigt. le football, le foot het voetbal (sport) 1 jouer au foot formidable, formidable voetbal spelen, voetballen 1 formidabel, geweldig 5 fort, forte sterk 5 le français (het) Frans 1 un Français een Fransman une Française een Franse la France Frankrijk un frère een broer froid: Il fait froid. koud: Het is koud. Il va faire froid. Het gaat koud (weer) zijn. un garage een garage un garçon een jongen gentil, gentille lief, aardig une gomme een gom 3 grand, grande groot 5 une grand-mère een grootmoeder un grand-père een grootvader des grands-parents (m.) grootouders 13 gris, grise grijs habiter (j'habite) wonen, bewonen 16 une heure [h] (l'heure) een uur 1 À quelle heure? Hoe laat? 1 À 8 heures. Om 8 uur. 1 Il est quelle heure? Hoe laat is het? 1 Il est heures. Het is uur. 1 Il est h. Het is. u. 1 huit acht 1 ici hier il: Il est d'arlon. hij: Hij is van Aarlen. Il y a (une table). Il y a (des chaises). ils: Ils sont forts. Er is / staat (een tafel). Er zijn / staan (stoelen). zij, ze (m. mv.): Ze zijn sterk. l' Internet (m.) het internet 1 jamais: ne...jamais nooit janvier (m.) januari 6 un jardin een tuin jaune, jaune geel je: Je suis Alain. Ik ben Alain. 1 un jeans een jeans, spijkerbroek un jeu, des jeux een spel jeune, jeune jong 5 joli, jolie mooi jouer spelen jouer au foot voetbal spelen, voetballen Joyeux Noël! Vrolijk kerstfeest! 6 juillet (m.) juli 6 juin (m.) juni 6 une jupe een rok 8 8
4 un kilomètre [km] een kilometer 16 la (porte), l'(armoire), la (fille) de (deur, kast), het (meisje) là daar une lampe een lamp un lapin een konijn 13 le (garçon), l'(anniversaire), le (tableau) de (jongen, verjaardag), het (bord) une leçon een les 1 une leçon de (français) een les (Frans) 1 les (garçons), les (filles) de (jongens, meisjes) un lit een bed un living een living, woonkamer un livre een boek loin: (habiter) loin ver, veraf (wonen) 16 loin de (l'école) ver van (de school) 16 long, longue lang ma (mère) mijn (moeder) madame [Mme] mevrouw mademoiselle [Mlle] juffrouw mai (m.) mei 6 maintenant nu mais maar une maison een huis 16 (aller) à la maison naar huis (gaan) 1 (être) à la maison thuis (zijn) 16 une maison de vacances een vakantiewoning mal: Ça va mal. slecht: Het gaat slecht. une maman een mama un mari een echtgenoot, man mars (m.) maart 6 le matin mauvais: Il fait mauvais. 's morgens, 's ochtends slecht: Het is slecht weer. mauve, mauve mauve, paars méga cool keitof, cool, reuze merci dank je, dank u merci beaucoup hartelijk bedankt une mère een moeder mes (parents) mijn (ouders) 13 1 un mètre [m] een meter 16 à cent mètres op honderd meter 16 un métro een metro 1 en métro met de metro 1 midi (m.) middag à midi op de middag, om 1 uur, 's middags Il est midi. Het is middag. Het is 1 uur mille duizend 16 une minute [mn] een minuut 1 moi: Moi, je suis Ahmed. Ik, ik ben Ahmed. 1 (pour) moi (voor) mij mon (père) mijn (vader) monsieur [M.] meneer, mijnheer montrer tonen 0 une moto een motor (voertuig) 1 à moto met de motor 1 la musique de muziek 1 faire de la musique muziek maken 1 le néerlandais (het) Nederlands 1 neiger: Il neige. sneeuwen: Het sneeuwt. Il va neiger. Het gaat sneeuwen. neuf negen 1 un nez een neus Noël Kerstmis 6 noir, noire zwart 8 un nom een naam non nee 1 nonante (en Belgique) negentig 13 nous: Nous sommes contents. nouveau, nouvelle (m. mv. nouveaux) wij, we: We zijn tevreden. nieuw le nouvel an Nieuwjaar 6 novembre (m.) november 6 un numéro [n ] een nummer 16 un numéro de téléphone een telefoonnummer 16 octobre (m.) oktober 6 un œil, des yeux een oog oh o, nou, och un oiseau, des oiseaux een vogel 13 onze elf 3
5 orange, orange oranje un ordinateur een computer 8 une oreille een oor ou: grand ou petit of: groot of klein où? waar? oui ja 1 un pantalon een (lange) broek un papa een papa Pâques Pasen 6 un parapluie een paraplu pardon excuseer me, pardon, sorry des parents (m.) ouders parfois soms 1 pas: ne pas niet, geen 5 penser denken un père een vader petit, petite klein 5 une photo een foto 13 une phrase een zin un pied een voet 1 à pied te voet 1 plaît: s'il vous plaît [s.v.p.] alstublieft (bij het vragen) pleuvoir: Il pleut. regenen: Het regent. pleuvoir: Il va pleuvoir. regenen: Het gaat regenen. un poisson een vis 13 un portable: (téléphone) portable een draagbare telefoon, gsm une porte een deur 8 porter (un short) (een short) dragen, aanhebben pour (Élisabeth) voor (Elisabeth) (être ici) pour (chanter) (hier zijn) om te (zingen) premier, première eerste le premier (avril) [1 er ] 16 0 de eerste (april) 6 un prénom een voornaam un prof een leraar, leerkracht 8 une prof een lerares 8 un pull een trui un pyjama een pyjama quand (ça va bien) wanneer (het goed gaat) quand? wanneer? 6 C'est quand, ton anniversaire? wanneer: Wanneer is je verjaardag? quarante veertig 1 quatorze veertien 3 quatre vier 1 quatre-vingts tachtig 13 quatrième, quatrième vierde 16 quel (garçon)? quelle (fille)? Qu'est-ce que (tu cherches)? Qu'est-ce que c'est? welke (jongen)? welk (meisje)? wat voor...? Wat (zoek je)? 3 Wat is het? Wat is dit? Qu'est-ce qu'il y a? Wat is er? Wat staat er? qui: C'est qui? Wie is het? Wie is dit? qui? wie? quinze vijftien 3 une radio een radio 8 regarder (une photo) kijken naar (een foto) rentrer terug naar huis gaan, thuiskomen rester blijven rien: de rien geen dank, graag gedaan une robe een jurk, kleedje rose, rose roze rouge, rouge rood 8 roux, rousse ros, rossig, roodharig une rue een straat 16 sa (mère) zijn (moeder), haar (moeder) une salle de bain(s) een badkamer salut dag, hallo une seconde [s] een seconde seize zestien 3 sept zeven 1 septante (en Belgique) zeventig 13 septembre (m.) september 6 ses (livres) zijn (boeken), haar (boeken) un short een short
6 six zes 1 une sœur een zus soixante zestig 1 son (père) zijn (vader), haar (vader) sous (l'armoire) onder (de kast) souvent dikwijls, vaak 1 le sport de sport 1 faire du sport sporten, aan sport doen un stylo een (bal)pen 3 super geweldig, schitterend sur (la table) op (de tafel) 8 surfer sur Internet surfen op het internet 1 sympa, sympa sympathiek, aardig ta (sœur) jouw (zus), je (zus) une table een tafel 8 un tableau, des tableaux een bord, schoolbord 8 une télé een tv, televisietoestel un téléphone een telefoon 16 le temps het weer 1 Quel temps fait-il? Welk weer is het? le tennis het tennis 1 tes (parents) jouw (ouders), je (ouders) toi: (pour) toi jou: (voor) jou 13 et toi? en jij? 1 des toilettes (v.) een toilet, wc ton (frère) jouw (broer), je (broer) toujours altijd, steeds tout de suite onmiddellijk, meteen un train een trein 1 en train met de trein 1 un tram een tram 1 en tram met de tram 1 treize dertien 3 trente dertig 6 très (content) zeer, heel, erg (tevreden) triste, triste droevig, triestig 5 trois drie 1 troisième, troisième derde un T-shirt een T-shirt tu: Tu es Ellen! jij: Jij bent Ellen! 1 un, une één 1 un (stylo) een (pen) 3 une (feuille) een (blad) 3 va (aller): Il va pleuvoir. Het gaat regenen. les vacances (v.) de vakantie 6 un vélo een fiets 1 à vélo met de fiets 1 vert, verte groen 8 une veste een jasje, vest un vêtement een kledingstuk des vêtements (m.) kleding, kleren vieux, vieille oud vingt twintig 3 vite: Ça va vite. voici (un stylo) voilà (Julie) snel: Dat gaat snel, vlug. hier is (een pen), ziehier, hier heb je daar is (Julie), daar heb je une voiture een auto 1 3 en voiture met de auto 1 vos (enfants) votre (livre) vous uw (kinderen), jullie (kinderen) jullie (boek), uw (boek) 1 Vous êtes jeunes! jullie: Jullie zijn jong! Vous êtes d'où? u [beleefdheidsvorm]: Vanwaar bent u? des yeux (un œil) ogen un zéro een nul 16
Goedendag! Ik, ik ben. Ben jij? En jij? Jij bent! nee. één. twee. drie. vier. vijf. zes. zeven. acht. negen. tien. Gaat het? Het gaat goed.
Vocabulaire En Action 5 : Nederlans naar Frans Unité 1 Goedendag! Ik ben Ik, ik ben ja Ben jij? En jij? Jij bent! nee één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien Unité 2 Gaat het? Het gaat goed.
Nadere informatiedag, goedendag Ik ben (Ellen) Ik, ik ben (Achmed) ja Ben jij (Camille)? En jij? Jij bent (Manon)! nee
dag, goedendag Ik ben (Ellen) Ik, ik ben (Achmed) ja Ben jij (Camille)? En jij? Jij bent (Manon)! nee 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Gaat het? Het gaat goed. Dat is tof. Vanwaar ben je? goed dank je, dank u vanwaar?
Nadere informatieWoordenschat van unité 1 tot en met unité 16
Woordenschat van unité 1 tot en met unité à (Paris) in (Parijs) une adresse een adres Quelle est ton adresse? Wat is jouw adres? un âge een leeftijd Tu as quel âge? Hoe oud ben jij? ah ha, o, och, zo 3
Nadere informatieWoordenschat van unité 1 tot en met unité 20
Woordenschat van unité 1 tot en met unité 0 à: (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) 1 à (Paris) in (Parijs) 16 une adresse een adres 16 Quelle est ton adresse? Wat is jouw adres? 16 un âge een leeftijd
Nadere informatieHuiswerk Frans unité 1: Bonjour, moi je suis
1 Dam: Huiswerk Frans unité 1: Bonjour, moi suis dag, goeiedag ik ben Ellen (ik), ik ben Achmed. ja Ben jij Camle? En jij? Jij bent Manon! nee één twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien 2 Naam:
Nadere informatieVocabulaire September - december Vijfde leerjaar klas Birgit
Vocabulaire September - december Vijfde leerjaar klas Birgit 1. Kopieer de Franse woorden in de tweede kolom. Let op de accentjes en de hoofdletters! 2. Markeer de mannelijke woorden in het blauw en de
Nadere informatieVocabulaire januari juni Vijfde leerjaar klas Birgit
Vocabulaire januari juni Vijfde leerjaar klas Birgit 1. Kopieer de Franse woorden in de tweede kolom. Let op de accentjes en de hoofdletters! 2. Studeer de woorden in door af te dekken. Woordjes die je
Nadere informatieJaarwerkplan voor En action 5
1 Jaarwerkplan voor En action 5 Vaardighe Naamwoor naamwoor Voornaamwoor Bijwoor Voorzetsels Werkwoor 1 Bonjour! Moi, je suis... - iemand groeten. - mezelf voorstellen. - tot 10 tellen. je tu moi toi bonjour
Nadere informatieDe mogelijke overstap van Bien sûr! 5 naar En action 6
1 De mogelijke overstap van Bien sûr! 5 naar En action 6 Dit document geeft informatie voor wie leerlingen bij de aanvang van het 6e leerjaar wil laten overstappen van Éventail-junior Bien sûr! 5 naar
Nadere informatiebonjour Je suis Ellen. Moi, je suis Ahmed. oui Tu es Camille? Et toi? Tu es Manon! non un deux trois quatre cinq six sept huit neuf dix
Unité 1 bonjour Je suis Ellen. Moi, je suis Ahmed. 1 U1 U1 U1 oui Tu es Camille? Et toi? U1 U1 U1 Tu es Manon! non un U1 U1 U1 deux trois quatre U1 U1 U1 cinq six sept U1 U1 U1 huit neuf dix U1 U1 U1 219
Nadere informatie6,6. Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni keer beoordeeld. Grandes Lignes Phrases Clés. Hoofdstuk 1. Ça va? = Hoe gaat het?
Begrippenlijst door Jessy 1095 woorden 25 juni 2017 6,6 19 keer beoordeeld Vak Methode Frans Grandes Lignes Grandes Lignes Phrases Clés Hoofdstuk 1 Ça va? = Hoe gaat het? Comment tu t'appelles? = Hoe heet
Nadere informatieVOCABULAIRE FRANCOFAN 1 MODULE 1 5. bonjour goeiedag voilà daarzo. salut hallo voici hierzo. oui ja aussi ook. non nee d accord ok.
basiswoordenschat en uitdrukkingen bonjour goeiedag voilà daarzo salut hallo voici hierzo oui ja aussi ook non nee d accord ok et en les de merci (bien) bedankt les parents de ouders un / une een des /
Nadere informatieU21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon.
U21 mezelf en anderen voorstellen. Ik heet Ric. / M n naam is Verdonk. Wat is je voornaam? M n voornaam is Luc. Ziehier m n vriend. Hij heet Yvon. Je m appelle Ric. / Mon nom est Verdonk. Quel est ton
Nadere informatieTalenquest Frans 2thv: Grammatica
Talenquest Frans 2thv: Grammatica Épisode 1: Onregelmatige werkwoorden Er zijn in het Frans naast regelmatige werkwoorden ook onregelmatige werkwoorden. Het is lastig om van onregelmatige werkwoorden de
Nadere informatie6,2. Samenvatting door Jens 368 woorden 10 februari keer beoordeeld. 1.-Woorden SO en GP Frans (15/ )
Samenvatting door Jens 368 woorden 10 februari 2015 6,2 11 keer beoordeeld Vak Methode Frans D'accord! 1.-Woorden SO en GP Frans (15/20-01-15) https://www.scholieren.com/verslag/84625 Pagina 1 van 5 Frans
Nadere informatieDe mogelijke overstap van naar En action 6
1 De mogelijke overstap van 2000-1 naar En action 6 Dit document geeft informatie voor wie leerlingen bij de aanvang van het 6e leerjaar wil laten overstappen van Éventail-junior 2000-1 naar Éventail-junior
Nadere informatieSchrijf de werkwoorden in de juiste vorm in de vakjes. Schrijf ook bij elke persoon de juiste naam
1 Schrijf de werkwoorden in de juiste vorm in de vakjes. Schrijf ook bij elke persoon de juiste naam. 19 (chatter) Amina 1 avec Barry. (danser) Madame Renard, vous 2 avec moi? ité (écouter) Nic et moi,
Nadere informatieIk stel me voor VOCABULAIRE RAPPEL A RETENIR. domestique. Je suis en quatrième année. Ik zit in het vierde leerjaar. un cobaye, un cochon d Inde
Néerlandais Ik stel me voor VOCABULAIRE zich voorstellen se présenter RAPPEL wonen een huis (het) een flat een broer een zus een halfbroer habiter une maison un appartement un frère une soeur un demi-frère
Nadere informatieUnité 6 Diagnose Kopieerblad 1
Unité 6 Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet
Nadere informatie4 nummer 1 nummer 2 nummer 3
Chapitre 0: C est parti 1 a 1) 2 a les vacances de school la nourriture la famille la maison l école les passe-temps het huis de familie de vakantie het eten de hobby s 2 b les vacances la nourriture la
Nadere informatieVendredi le dix-huit de cembre 2015.
2 Vendredi le dix-huit de cembre 205. Aangezien het jullie eerste jaar Frans is, is het belangrijk dat je continu blijft oefenen! (Dus ook in de vakanties ) Om jullie een beetje te verplichten alles bij
Nadere informatieBonjour, Amicalement. Peter SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO)
SE PRÉSENTER (2DE GRAAD BSO) 1 Lisez la lettre et complétez la fiche. (compréhension écrite) Lees de brief en vul de fiche aan. Bonjour, Je m'appelle Peter Versteene et j'ai treize ans. J'habite à Steenderen
Nadere informatieRubricering van klank-letterkoppelingen in Éventail-junior En action 5
1 Rubricering van klank-letterkoppelingen in Éventail-junior En action 5 Dit document is bedoeld voor de begeleider van leerlingen met dyslexie om snel gelijkaardige klankletterkoppelingen te vinden met
Nadere informatieEn action 6. Woordtrainer. Salut! Ga naar voor meer informatie.
Salut! Voor het tweede jaar op rij leer je Frans. Misschien heb je intussen ook al Frans kunnen spreken met Franstaligen. Lukte dat al? Of vond je het nog moeilijk? Bedenk dan dat je vorig jaar nog helemaal
Nadere informatiel'argent Donne. L'argent! pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! sûr - T'es sûr? Je connais quelqu'un qui peut. Merci Merci. Au revoir.
bon anniversaire Bon anniversaire, mon petit. l'argent Donne. L'argent! le quartier Tu habites dans le quartier? le ticket T'as le ticket? pris J'ai pris mon suppositoire. Dépêche-toi! donne Donne. L'argent!
Nadere informatiebasiszinnen spreekvaardigheid
basiszinnen spreekvaardigheid Formele en informele spreektaal In dit hoofdstuk krijg je allerlei uitdrukkingen die je in veel voorkomende gesprekssituaties kunt gebruiken. Er zijn, net zoals in het Nederlands,
Nadere informatieLe Français des vacances. Niveau
Le Français des vacances Niveau 1 Unité 1 Se Présenter 1. Lees de volgende uitspraken. Wat zeggen deze mensen? Bonjour Bonsoir Salut Ça va? Ça va, et toi? Ça va, et vous? 2. Luister naar de dialoog. Wat
Nadere informatie9 Quel temps fait-il? Ik kan praten over het weer.
9 Quel temps fait-il? Ik kan praten over het weer. Mensen praten dikwijls over het weer. Ken je Kiekeboes verhaal "De doedelzak van Mac Reel"? Het geluid van die doedelzak doet het weer veranderen! Mac
Nadere informatieJ' à Amersfoort, Lindenlaan 23.
Unité Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet wist,
Nadere informatieIII. L adjectif. III. L adjectif. 1. Accord de l adjectif 1.1 L adjectif prend s 1.2 L adjectif + E 1.3 L adjectif substantivé
III. 1. Accord de l adjectif 1.1 prend s 1.2 + E 1.3 substantivé 2. Les degrés de comparaison 2.1 Les comparatifs 2.2 Les superlatifs 2.3 Les irréguliers 1 III. 1. Accord de l adjectif 1.1. prend S Quand
Nadere informatieÉventail-junior Bien sûr! U1 Éventail-junior Bien sûr! U1 Éventail-junior Bien sûr! U1
Unité 1 Bonjour! Je suis Tom. Moi, je suis Manon. Éventail-junior Bien sûr! U1 Éventail-junior Bien sûr! U1 Éventail-junior Bien sûr! U1 Tu es d où? de Namur C est chouette. Éventail-junior Bien sûr! U1
Nadere informatieUnité 3 Diagnose Kopieerblad 1. Bon! Je kunt in het Frans tot en met 39 tellen. 17,
Unité Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet wist
Nadere informatieEen ideale school. Tijd voor een toets! Luister en vul aan of teken Naam:... Voornaam:... Klas:... Datum:...
Luister en vul aan of teken. Hoeveel leerlingen zitten er in de klas? Een ideale school Emma, Ruben et Shun imaginent leur école idéale! Emma Ruben Shun 31-36......... Welk uniform dragen ze? Hoe gaan
Nadere informatieLES CHIFFRES DE 1 À 40 (1STE GRAAD BSO)
LES CHIFFRES DE 1 À 40 (1STE GRAAD BSO) De zéro à quarante Van nul tot veertig 0 zéro 1 un 11 onze 21 vingt et un 31 trente et un 2 deux 12 douze 22 vingt-deux 32 trente-deux 3 trois 13 treize 23 vingt-trois
Nadere informatieUNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté!
UNITE 26 : On a joué, on a nagé, on a chanté! Oefening 1: Cherchez les phrases dans le texte. Ecrivez les phrases sans fautes. Zoek volgende zinnen in de tekst. Schrijf ze correct over. - In de namiddag,
Nadere informatie3 L adjectif Het bijvoeglijk naamwoord
3 L adjectif Het bijvoeglijk naamwoord Plaats 1. De meeste bijvoeglijke naamwoorden staan achter het zelfstandig naamwoord, zeker als het bijvoeglijk naamwoord meer dan een lettergreep heeft. un livre
Nadere informatieIk stel me voor VOCABULAIRE RAPPEL. een huis (het) une maison. een meisje (het) une ville. een huisdier (het) un animal domestique A RETENIR
Néerlandais Ik stel me voor VOCABULAIRE zich voorstellen wonen een huis (het) een flat een broer een zus een halfbroer een halfzus een huisdier (het) een hond een kat een konijn (het) een dwergkonijn (het)
Nadere informatieUnité 6 Diagnose Kopieerblad 1
Unité 6 Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet
Nadere informatieVoudriez-vous me faire savoir si vous pouvez nous recevoir dans votre hôtel le 16 août dans l après-midi?
Hilversum, le 15 janvier 2012 Monsieur, J ai l intention de passer mes vacances à Nice pendant la seconde moitié du mois d août. Je ferai le voyage en auto avec ma femme et mes deux fils de 12 et de 15
Nadere informatie6,1. Aantekening door K woorden 15 november keer beoordeeld
Aantekening door K. 1880 woorden 15 november 2014 6,1 18 keer beoordeeld Vak Methode Frans Grandes Lignes Het bijvoeglijk naamwoord zegt iets over een zelfstandig naamwoord, B.V. un grand magasin = een
Nadere informatieC'est fini les vacances!
Contact 1 C'est fini les vacances! un 1 Écoute les 4 dialogues. ote le numéro de chaque dialogue dans le bon dessin. uister naar de 4 dialogen. oteer het nummer van elke dialoog bij de juiste tekening.
Nadere informatieWie helpt? Weet je het nog? Luister en kies de juiste foto. Datum:... Klas:... Naam:... Voornaam:...
Naam:... Voornaam:... Datum:... 65 Luister en kies de juiste foto. Éditions VAN IN Onderweg! 3 Reproduction autorisée. Weet je het nog? Wie helpt? Klas:... 142 Onderweg3 GUIDE PROF.indd 142 1/12/14 20:56
Nadere informatie15 et qui paie le loyer?
g r a m m at i c a 15 et qui paie le loyer? Maak de zinnen af met de juiste vorm van payer en het voorwerp op de foto* 1 2 3 4 5 6 1 Paul le 2 Moi, je la 3 Mon frère et moi, nous 4 Les cousins la le 5
Nadere informatienaam :.. nr. : klas :.. computer :..
Je hebt het in de vorige module flink gewerkt. Nu kan je zelfstandig verder werken aan module 12. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je een dialoog of een oefening moet
Nadere informatieEn action 5. Woordtrainer. Salut! Ga naar www.vanin.be/apps voor meer informatie.
Salut! Voor het eerst leer je een nieuwe taal, Frans. Dat is best spannend. Misschien denk je ook dat het moeilijk is, maar dat valt best mee. En dit groeiboek maakt Frans leren niet alleen makkelijker,
Nadere informatieWoordenschat van unité 1 tot en met 36
Woordenschat van unité 1 tot en met 36 à à (Paris) in (Parijs) 16 (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) 17 (donner) à (Joëlle) aan (Joëlle geven) 22 de (2) heures à (5) heures van (2) uur tot (5) uur 22
Nadere informatieWoordenschat van unité 1 tot en met 36
Woordenschat van unité 1 tot en met 36 à à (Paris) in (Parijs) 16 (aller) à (Namur) naar (Namen gaan) 17 (donner) à (Joëlle) aan (Joëlle geven) 22 de (2) heures à (5) heures van (2) uur tot (5) uur 22
Nadere informatieMEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1
MEMORY WOORDEN 1.1 TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1 ik jij hij zij wij jullie zij de baby het kind ja nee de naam TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 2 MEMORY WOORDEN 1.2 TaalCompleet A1 Memory Woorden
Nadere informatieHerhalingen over grammatica (voor de examens)
1. Modale hulpwerkwoorden Herhalingen over grammatica (voor de examens) Vertaal in het Nederlands. 1. Vous pouvez (avoir la possibilité) manger un plat ou un dessert. 2. Ils doivent aller au magasin de
Nadere informatieMijn vriendenboek. Voornaam: Gewicht:
Mijn vriendenboek Voornaam: Naam: Woonplaats: Leeftijd: Verjaardag: Broers of zussen: Kleur van het haar: Kleur van de ogen: Lengte: Gewicht: Klas: Hobby s: Favoriete sport: Lievelingsvak op school: Lievelingseten:
Nadere informatieSECTION 3. L ADJECTIF het bijvoeglijk naamwoord
SECTION 3. L ADJECTIF het bijvoeglijk naamwoord INTRODUCTION Zo we zijn al lekker op weg! Je hebt nu voldoende bagage om zelfstandige naamwoorden met de juiste lidwoorden te combineren. Twee essentiële
Nadere informatieExercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. II Noteer het juiste woord en vertaal het in het Nederlands.
Libre Service Junior 1 HV Kennistoets versie A Unité 4 Toets Exercice A Vocabulaire F-N I Vertaal de vetgedrukte woorden in het Nederlands. 5 points / R 1 Dans ma rue, il y a beaucoup de magasins. 2 L
Nadere informatienaam :.. nr. : klas :.. computer :..
Je hebt de vorige modules knap gewerkt, dus mag je nu alleen verder werken met module 8. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet Wanneer je een dialoog of een oefening moet beluisteren, beluister
Nadere informatieLEXIQUE DE BASE FRANS VOOR DE LAGERE SCHOOL
LEXIQUE DE BASE FRANS VOOR DE LAGERE SCHOOL Tamara Buyck Liezelotte De Schryver Leen Van Craesbeek Acco Leuven / Den Haag VOORWOORD Deze Lexique de base is bestemd voor leerkrachten lager onderwijs en
Nadere informatieSECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden
SECTION 7. LES PRONOMS PERSONNELS de persoonlijke voornaamwoorden INTRODUCTION Alle persoonlijke voornaamwoorden vormen tezamen een groot en essentieel deel van de Franse taal en dan met name op het gebied
Nadere informatieJ' à Amersfoort, Lindenlaan 23.
Unité Diagnose Kopieerblad Hier kun je jezelf evalueren: Prima! Lukt bijna. Nog even oefenen. Vul hier je antwoorden in en vergelijk met het antwoordenblad. Als je een antwoord niet goed hebt of niet wist,
Nadere informatieHerhalingen over grammatica (voor de examens)
1. Modale hulpwerkwoorden Herhalingen over grammatica (voor de examens) Vertaal in het Nederlands. 1. Vous pouvez (avoir la possibilité) manger un plat ou un dessert. Jullie kunnen een hoofdgerecht of
Nadere informatieLe logement. In deze les leert u
Le logement In deze les leert u een woning beschrijven: Ta maison, elle est grande? vragen waar iemand vandaan komt: Je suis de Marseille. Et vous, est-ce que vous êtes d ici? de vormen van het bepaald
Nadere informatieReizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît?
- Belangrijkste benodigdheden Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Parlez-vous _[langue]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt
Nadere informatieReizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie
- Belangrijkste benodigdheden Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Parlez-vous anglais? Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Parlez-vous
Nadere informatieReizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie
- Belangrijkste benodigdheden Kunt u me alstublieft helpen? Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Spreekt u Engels? Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Spreekt u _[taal]_?
Nadere informatieReizen Algemeen. Algemeen - Belangrijkste benodigdheden. Algemeen - Conversatie. Om hulp vragen. Vragen of iemand Engels spreekt
- Belangrijkste benodigdheden Vous pouvez m'aider, s'il vous plaît? Om hulp vragen Parlez-vous anglais? Vragen of iemand Engels spreekt Parlez-vous _[langue]_? Vragen of iemand een bepaalde taal spreekt
Nadere informatieReizen 6 7 32 33 58 59 84 85. Wonen 8 9 34 35 60 61 86 87. Koken & genieten 10 11 36 37 62 63 88 89. Cultuur & vermaak 12 13 38 39 64 65 90 91
inhoud lente zomer herfst winter Reizen 6 7 32 33 58 59 84 85 Wonen 8 9 34 35 60 61 86 87 Koken & genieten 10 11 36 37 62 63 88 89 Cultuur & vermaak 12 13 38 39 64 65 90 91 Mode & schoonheid 14 15 40 41
Nadere informatieChapitre 4, Ensemble!
ntwoorden 47 Chapitre 4, Ensemble! Orientation Exercice 1a 1 Grégoire 2 Julia 3 Julia 4 Camille 5 Romain 6 Hugo Exercice 1b B Exercice 1c 1 B 3 4 C 5 6 B 7 B Exercice 2 près le bac, je vais faire des études
Nadere informatieJ aimerais savoir. Que je suis content! Pourrais-tu parler plus lentement? Bouger me fait mal.
Je regrette. Ce n est pas grave. Ce n est pas normal. C est bête. J accepte tes excuses. J en ai marre! Oublions-le. Ne t inquiète pas! N en parlons plus. Profites-en! As-tu envie de Vous avez encore d
Nadere informatieGemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs
Gemeenschappelijke actieve woordenlijst Frans basisonderwijs Inhoudstafel Inleiding Actieve woordenlijst 1. Persoonlijke gegevens zich voorstellen iemand voorstellen 2. Dagelijks leven 3. Relatie tot anderen
Nadere informatieQui est à l appareil?
Qui est à l appareil? Plein feu Unité 2 Qui est à l appareil? Unité 2 2 Je leert een kort telefoongesprek voeren vragen of iemand er is afspreken met iemand en vragen of iemand al klaarstaat Het gebruik
Nadere informatieDrs. M. Bredius-Hoogendam. Drs. M. Koot. Tu dis. Gespreksvaardigheid Frans voor klas 3,4 havo/vwo. Walvaboek
Drs. M. Bredius-Hoogendam. Drs. M. Koot Tu dis Gespreksvaardigheid Frans voor klas 3,4 havo/vwo Walvaboek 1 Woord vooraf Tu dis is bestemd voor klas 3,4 havo/vwo en bevat vocabulaire, idioomzinnen en spreekoefeningen.
Nadere informatieécoutez, lisez, jouez
Je hebt de vorige module knap gewerkt, dus mag je nu alleen verder werken met module 7. Lees steeds goed de opgave, zodat je weet wat je moet doen. Wanneer je een dialoog of een oefening moet beluisteren,
Nadere informatieNOM, Prénom :. Dit is een schrift. Dit is een boek. Dit is een papier Dit is een blad. Dit is een schoen. Dit is een schoe. Dit is een schoon.
1 NOM, Prénom :. Indiquez ce que c est. Wat is dit? Dit is een schrift. Dit is een boek. Dit is een papier Dit is een blad. Indiquez ce que c est. Wat is dit? Dit is een schoen. Dit is een schoe. Dit is
Nadere informatieQuel travail font tes parents? Ma mère travaille à la maison et mon père travaille dans une office. Welk
Boekverslag door A. 1461 woorden 16 mei 2005 6.1 445 keer beoordeeld Vak Frans Frans Proefwerk hoofdstuk 12-13-14: Taalvaardigheid: Comment tu t appelles? Comment t appelles tu? Je m appelle Henrike. Wat
Nadere informatiek ga naar school e vais à l ecole
Nederlandstalig onderwijs k ga naar school e vais à l ecole Nederlands Français k ga naar school e vais à l école Wat heb ik goed geslapen. Mama helpt me bij het wassen en aankleden. Ze vertelt me dat
Nadere informatieGEZONDHEID (La santé)
FICHE LEXICALE NEERLANDAIS 1/5 GEZONDHEID (La santé) a. Wat zijn hun klachten? (De quoi se plaignent-ils?) A C B G I H 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. E D Klachten hoest moet overgeven ben verkouden heb
Nadere informatieOù vont-ils? Unité 1. Je leert iemand ontmoeten en (be)groeten vragen en zeggen waar iemand naartoe gaat afscheid nemen
Où vont-ils? Plein feu Unité 1 1 Je leert iemand ontmoeten en (be)groeten vragen en zeggen waar iemand naartoe gaat afscheid nemen Het gebruik van de intonatievraag de vraagzinnetjes: C est qui? C est
Nadere informatie- De leerlingen dramatiseren het verhaal en formuleren, met de hulp van de leerkracht,
Les chiffres talige Doelen - De leerlingen herhalen de cijfers van één tot zeven wanneer de leerkracht ze voorzegt. (1. herhalen) - De leerlingen herkennen de cijfers van één tot zeven. - De leerlingen
Nadere informatieFrans grammatica hoofdstuk 1 en 2
Samenvatting door Een scholier 768 woorden 30 september 2015 7,3 18 keer beoordeeld Vak Methode Frans Grandes Lignes Regelmatige ww. Werkwoorden op er Werkwoorden op ir Werkwoorden op -re Présent J habite
Nadere informatieLES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1
12/11/14 1 LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1 1. (lezen) Ik.... een lange tekst. 2 Hij.... een moeilijk boek. 3. Zij.... een gemakkelijk tekstje. 4..... jullie veel? Ja, wij.... graag kinderboeken.
Nadere informatieVoornaam: Elena Naam: Raynaud. Voornaam: Thibault
BVL Plein feu De personages in dit boek Voornaam: Camille Naam: Blériot Leeftijd: 13 jaar Voornaam: Simon Naam: Dubouloz Leeftijd: 13 jaar Voornaam: Elena Naam: Raynaud Leeftijd: 13 jaar Voornaam: Karim
Nadere informatieHet taalconflict in België Vlamingen gedropt in Wallonië
Het taalconflict in België Vlamingen gedropt in Wallonië België is officieel tweetalig, maar de Vlamingen en Walen gaan niet altijd goed samen. Je kunt spreken van een taalconflict. Hoe kijken Vlaamse
Nadere informatieMogelijke 'vragen' mondelinge examens zesde leerjaar (per 4 contacten):
Mogelijke 'vragen' mondelinge examens zesde leerjaar (per 4 contacten): 1. Contact 1 t.e.m. 4 (onthoudboek blz. 20-26) 1.1 Parler des vacances. (spreek over jouw bestaande of gedroomde vakantie) Mogelijke
Nadere informatieMÉTRO, BOULOT, DODO. Unité 1. Vocabulaire 1 Lees de zinnen en kruis het juiste woord / de juiste uitdrukking aan.
Unité 1 MÉTRO, BOULOT, DODO Vocabulaire 1 Lees de zinnen en kruis het juiste woord / de juiste uitdrukking aan. 1. Aujourd hui, c est la rentrée. Les enfants a reprennent b rangent c terminent l école
Nadere informatieAantekening Frans les pronoms personnels
Aantekening Frans pronoms personnels Aantekening door een scholier 648 woorden 16 februari 2016 0 keer beoordeeld Vak Frans Pronoms personnels Plaats in de zin: Voor alle persoonlijke voornaamwoorden die
Nadere informatieLes 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1
15/10/14 1 Les 2 Uit welk land kom jij? TESTEN TEST 1 1. (komen) Waar.... jij vandaan? 2. Uit welk land.... u? 3. Brenda.... vandaag uit Engeland. 4. Wij.... uit België. 5. Wanneer.... zij thee drinken?
Nadere informatieNéerlandais. Schoolmateriaal WOORDENSCHAT. Prépositions utiles. met avec op. sur in. dans.
WOORDENSCHAT Néerlandais Schoolmateriaal de boekentas de schoolagenda de lijm de pennendoos de klas de school de schaar de gom de slijper de balpen de vulpen de passer de lat de map de/het liniaal de jongen
Nadere informatieBEGINNERSCURSUS DAG 2
1 BEGINNERSCURSUS DAG 2 A. FORCING Tekst: Hans en Hilde B. GRAMMATICA Vorming O.T.T. Substantief: de/ het Vraagwoorden Vraagzin (inversie) C. CONVERSATIE Elkaar vragen stellen (cfr. Voorstelling) Een gewone
Nadere informatiebab.la Uitdrukkingen: Persoonlijke correspondentie Gelukwensen Frans-Nederlands
Gelukwensen : Huwelijk Félicitations. Nous vous souhaitons à tous les deux tout le bonheur du monde. Van harte gefeliciteerd. Wij wensen jullie alle geluk in de wereld. Gelukwensen aan een vers Félicitations
Nadere informatieReizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen
- Vinden Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen... une chambre à louer?... une auberge de jeunesse?... un hôtel?... une chambre d'hôtes?... un camping? Quels sont les prix là-bas? Over
Nadere informatieReizen Accommodatie. Accommodatie - Vinden. Accommodatie - Boeking. Waar kan ik vinden? Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen
- Vinden Waar kan ik vinden? Où puis-je trouver? Om de weg naar je accommodatie vragen... een kamer te huur?... une chambre à louer?... een hostel?... une auberge de jeunesse?... een hotel?... un hôtel?...
Nadere informatieAuteur: Mirjam Wind, docent en coördinator NT2, Educatie Video s: Gabe Dijkstra en Rick Biemolt, studenten Alfa-college, MultiMedia en Design
Woord voor Woord is een programma mondelinge vaardigheden NT2 voor analfabete beginners. Het omvat 12 lessen. De ontwikkeling van het programma en de daarbij behorende video s is mogelijk gemaakt door
Nadere informatieMijn huis, mijn thuis
Les 5: Mijn huis, mijn thuis (A-klas) Mijn huis, mijn thuis 1. Mijn huis Mijn naam is Ik ben jaar oud. Ik woon in Ik woon samen met... mensen. Heb je een broer? JA / NEE Heb je een zus? JA / NEE Mijn huis
Nadere informatieLes gebruik je voor zelfstandige naamwoorden in het meervoud. Mannelijk of vrouwelijk maakt niet uit: les frères de broers les soeurs de zussen
Werkstuk door een scholier 2812 woorden 7 september 2007 6,9 210 keer beoordeeld Vak Frans Lidwoorden Het bepaald lidwoord In het Nederlands heb je twee bepaalde lidwoorden: de en het. In het Frans heb
Nadere informatieIMMI Montjoie Montjoielaan, Ukkel
IMMI Montjoie Montjoielaan, 93-95 1180 Ukkel Opgelet: Voor de grammatica: Herhaal de theorie in je leerboek en doeboek Denk goed na bij iedere oefening Voor het schrijven Denk aan je grammatica! Varieer
Nadere informatieafgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten
Woordenlijst bij hoofdstuk 7 Deel 1 aanhebben (kleren) dragen Hij h een warme trui a, want het is koud. afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten
Nadere informatieVOCABULAIRE & GRAMMAIRE FRANCOFAN 1 MODULE 1 10
VOCABULAIRE ET GRAMMAIRE basiswoordenschat en uitdrukkingen... 2 Het weer... 2 bepaling van tijd... 3 voorzetsels... 4 bezittelijke voornaamwoorden... 4 aanwijzende voornaamwoorden... 4 vraagwoorden...
Nadere informatieAntwoorden Frans Étape 8 (Franconville)
Antwoorden Frans Étape 8 (Franconville) Antwoorden door een scholier 860 woorden 22 april 2007 5,4 76 keer beoordeeld Vak Frans Boek: Franconville Étape: 8 Opdracht 2A: Aankruizen: 1, 3, 5 en 6 Opdracht
Nadere informatieU leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen.
TOESTEMMING VRAGEN les 1 spreken inleiding en doel U leert in deze les "toestemming vragen". Toestemming vragen is vragen of u iets mag doen. Bij toestemming vragen is het belangrijk dat je het op een
Nadere informatieHôtel Eurocatering. 26 oct. Sauna 24,75 7 173,25. 27 oct. Petit-déjeuner 14,50 15 217,50. Sous-total 3645,25 TVA 21% 765,50.
CONTEXTE 1.3 Une erreur dans la facture 1. Lisez les nombres productief kaartjes - klassikaal Zie Fiches à découper. Aantal setjes = 1. Elke leerling krijgt een kaartje. Ze lopen rond in de klas en houden
Nadere informatieDag! kennismaken. Ik ben Eric.
Vocabulaire Oefening 1 Woordweb Dag! Waar kom je vandaan? groeten Goedemorgen! de ontmoeting Hoe heet je? kennismaken Hoi! mensen Hallo! Ik ben Eric. nieuw Ik kom uit Engeland. Hallo, ik ben Mila. Ik ben
Nadere informatieBRON A. Chapitre 5: Mon style est chic! 1 a 1) 2) 1 b foto 1 foto 2 foto 3 foto 4. 2 le café un croissant 3 1) 2) 3) 4) 5) 6) 7) 8) 9) 10)
1 a 1) 1 b foto 1 foto 2 foto 3 foto 4 2 le café un croissant la boulangerie la parfumerie le magasin de mode la librairie un parfum un coca un livre un jean 3 1) 7) 8) 9) 10) BRON A 4 1) A Wij zijn in
Nadere informatiegeen voorzetsel in het NL iemand antwoorden répondre à qn ( = quelqu'un = iemand )
Voorzetsels zijn altijd lastig in een vreemde taal. Wanneer vertaal je op met sur, wanneer met de, wanneer met à? Je moet het maar net weten. Of hier opzoeken natuurlijk :-) voorzetsels prépositions geen
Nadere informatie