Overspecificaties in referentiële uitdrukkingen van kinderen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Overspecificaties in referentiële uitdrukkingen van kinderen"

Transcriptie

1 Overspecificaties in referentiële uitdrukkingen van kinderen Een experimenteel onderzoek naar de invloed van leeftijd en animacy en de verklarende processen Bachelorscriptie Universiteit van Tilburg Faculteit Geesteswetenschappen Opleiding: Communicatie- en Informatiewetenschappen Specialisatie: Tekst en Communicatie Begeleider: dr. J. P. M. Arts Tweede lezer: dr. M. Goudbeek Eva van den Bemd S Tilburg, januari 2012

2 INHOUDSOPGAVE Voorwoord 4 Samenvatting 5 1. Inleiding Referentiële communicatie Onderzoeksvragen Doel Opbouw 9 2. Theoretisch kader Overspecificatie Verklarende processen voor overspecificatie Luisteraargeoriënteerde processen Sprekergeoriënteerde processen Verklaringen voor beperkte overspecificatie in het taalgebruik van kinderen Sprekergeoriënteerde verklaringen Luisteraargeoriënteerde verklaringen Latency Latency en leeftijd Latency en specificatievorm Animacy Invloed van animacy op taal Animacy en overspecificatie Onderzoeksvragen en hypothesen Methode Deelnemers Materiaal Ontwerp Leerfase Trials Software Procedure Afname Individuele mondelinge instructie 22 2

3 3.5 Verwerking van de gegevens Voorbereiding statistische analyse Analyse geluidsbestanden Statistische analyse Resultaten Invloed van leeftijd Leeftijd en specificatievorm Leeftijd en latency Specificatievorm en latency Invloed van animacy Animacy en het noemen van grootte en kleur Animacy en specificatievorm Animacy en latency Conclusies Leeftijd Specificatievorm Animacy Terugkoppeling naar de hypothesen Discussie Terugkoppeling naar de literatuur Leeftijd Specificatievorm en latency Animacy Restricties en vervolgonderzoek Het experiment Vervolgonderzoek 35 Literatuur 37 Bijlagen 40 Bijlage 1 Brief voor ouders van deelnemers 40 Bijlage 2 Afbeeldingen experiment 41 Bijlage 3 Voorbeelden trials 43 Bijlage 4 Samenstelling van de experimentele trials 44 Bijlage 5 Voorbeeldslides instructie 45 3

4 VOORWOORD Zo lang ik me kan herinneren ben ik al geïnteresseerd in taal. Al in de kleuterklas was ik vaak in de leeshoek te vinden. Die interesse is gebleven en heeft ertoe geleid dat ik in Tilburg terecht ben gekomen op de opleiding Communicatie- en Informatiewetenschappen. Hier kon ik als afsluiting van mijn bachelor mijn interesse in taal omzetten in deze scriptie, die zich richt op een aspect van de taalproductie van kinderen. Ik heb met veel plezier gewerkt aan de scriptie en het heeft me dan ook een leuke en leerzame ervaring opgeleverd. Het scriptieproces is erg goed verlopen dankzij mijn scriptiebegeleider Anja Arts. Ik ben haar zeer dankbaar dat ze mij gedurende het hele proces heeft bijgestaan met haar vakkennis, enthousiasme en kritische opmerkingen, om mij te helpen om tot dit resultaat te komen. Daarnaast zijn er nog andere mensen die ik een bedankje verschuldigd ben. Op de universiteit zijn dit Jacqueline Dake en Hans Westerbeek. Jacqueline Dake heeft mij geholpen met een spoedcursus E-Prime en de benodigde apparatuur om mijn experiment op te bouwen en af te nemen. Hans heeft me in meerdere fasen heel goed op weg geholpen met zijn ideeën over de opzet van het experiment in E-Prime, de analyse van de geluidsfragmenten en de verwerking van de data. Dankjewel voor alle hulp en dat je altijd bereid was om tijd voor me vrij te maken wanneer ik ergens vragen over had. Je maakte het hele scriptieproces soms verwarrender, maar vooral ook gezelliger, en je gaf me steeds weer goede stof tot nadenken en tips om me weer verder te helpen. De afname van het experiment was niet mogelijk geweest zonder de medewerking van Conny Senders en de rest van het team van de Bavoschool te Rijsbergen. Hen wil ik dan ook bedanken voor alle hulp en gastvrijheid die ik heb mogen ervaren op mijn oude basisschool. Ook ben ik mijn ouders en zus dankbaar omdat ik bij hen altijd mijn verhaal kwijt kon over de leuke en minder leuke momenten. Bram, bedankt voor je hulp bij het afwerken van de afbeeldingen. En dan nog een dankwoord aan mijn vader, die ondanks zijn eigen drukke schema al mijn werk geduldig en kritisch mee wilde lezen, en aan Marloes, die bereid was om mijn complete scriptie na te kijken. Ik heb heel veel aan jullie scherpe en kritische opmerkingen en toevoegingen gehad, bedankt! Ik wens u veel plezier bij het lezen van mijn scriptie. 4

5 SAMENVATTING In de taalwetenschap is nog veel discussie over wanneer en waarom mensen gebruik maken van overspecificatie in hun communicatie. Vooral bij kinderen valt er nog veel te onderzoeken. In dit onderzoek worden de referentiële uitdrukkingen van kinderen uit groep 3 en groep 8 (6 en 11 jaar) met elkaar vergeleken, om te achterhalen of de hoeveelheid overspecificaties in referentiële uitdrukkingen leeftijdsafhankelijk is. Daarnaast is onderzocht of aan het gebruik van overspecificaties sprekerinterne of luisteraargeoriënteerde processen ten grondslag liggen, en of de animacy (bezieldheid) van het object van de referentiële verwijzing invloed uitoefent op de mate van overspecificatie. In een experimentele benoemingstaak werden 103 leerlingen uit groep 3 en 8 steeds geconfronteerd met zes verschillende afbeeldingen variërend in kleur en grootte, waarvan een met een pijl aangegeven afbeelding benoemd moest worden. De hoeveelheid overspecificaties is vergeleken voor de verschillende leeftijdsgroepen. Om meer inzicht te krijgen in de onderliggende verklarende processen is de latency van minimaal en overgespecificeerde uitingen met elkaar vergeleken: hoeveel tijd verstrijkt er tussen het verschijnen van het materiaal en het moment dat de spreker begint met het formuleren van de uiting? Om de invloed van animacy te achterhalen, zijn zowel animate afbeeldingen (mensen) als inanimate afbeeldingen (voorwerpen) in het experiment betrokken, en is de latency en de mate van overspecificatie voor beide soorten afbeeldingen vergeleken. De kinderen uit groep 3 overspecificeerden in 18,9 procent van de uitingen, tegenover 55,5 procent voor de kinderen uit groep 8: de hoeveelheid referentiële overspecificaties bleek inderdaad afhankelijk te zijn van de leeftijd van de spreker. Leeftijd bleek niet alleen een invloed te hebben op de mate van referentiële overspecificatie, maar ook op de latency: als de spreker ouder wordt neemt het gebruik van overspecificaties in referentiële uitdrukkingen toe, maar neemt de latency af. Het leeftijdsverschil in latency kan verklaard worden door een verschil in cognitieve ontwikkeling tussen de leeftijdsgroepen: de jongere kinderen zijn cognitief minder ver ontwikkeld, en ontbreekt het mogelijk aan de cognitieve capaciteiten om hun uitingen incrementeel te produceren. Verder was tegen de verwachting in bij overgespecificeerde uitingen sprake van een langere latency dan bij minimaal gespecificeerde uitingen. Dit indiceert dat deze uitdrukkingen complexer zijn om te produceren, waardoor een sprekerinterne verklaring voor het gebruik van overspecificaties afvalt. Deze resultaten wijzen dan ook op de aanwezigheid van luisteraargeoriënteerde processen als motivatie voor het gebruik van referentiële overspecificatie door kinderen. De oudere kinderen overspecificeren meer, en lijken dan ook meer rekening te houden met de identificatietaak van de luisteraar. De animacy had een effect op zowel de specificatievorm als de latency: bij de inanimate objecten was sprake van meer overspecificatie, maar een kortere latency dan bij de animate objecten. Er wordt vervolgonderzoek aangeraden om de resultaten wat betreft de invloed van animacy eenduidig te kunnen interpreteren, en om de effecten van leeftijd preciezer in kaart te brengen. 5

6 1. INLEIDING 1.1 Referentiële communicatie Taalgebruikers drukken zich vaak informatiever uit dan nodig is om hun boodschap eenduidig over te brengen op de ontvanger. Een van de situaties waarin dit gedaan wordt is bij het formuleren van referentiële uitdrukkingen. In een dergelijke uitdrukking wordt verwezen naar een entiteit binnen een context, zoals verwezen kan worden naar de tweede cirkel in de context van Figuur 1.1. Een spreker heeft de keuze uit verschillende mogelijkheden om deze cirkel te beschrijven. Door bijvoorbeeld te spreken over de zwarte cirkel of de kleine zwarte cirkel is de juiste figuur uniek te identificeren door de ontvanger. Door de beschrijvingen de cirkel of de kleine cirkel is echter geen unieke identificatie van de juiste entiteit mogelijk: er zijn meerdere cirkels binnen de context die overeenkomen met deze beschrijving. Aangezien we in onze communicatie vaak verwijzen naar entiteiten in onze omgeving, zijn zulke referentiële uitdrukkingen alomtegenwoordig in onze taalproductie (Koolen, Gatt, Goudbeek, & Krahmer, 2009). In referentiële communicatie is het de taak van de spreker om op een zodanige manier te verwijzen naar een entiteit, dat de luisteraar in staat is om deze entiteit uniek te identificeren (Pechmann, 1989). Hiervoor dient het specificatieniveau van de referentiële uitdrukking voldoende informatief te zijn (Arts, 2004): de spreker moet een kenmerk noemen dat de entiteit uniek onderscheidt van de andere entiteiten in de context. In het geval van de genoemde cirkel is de kleur zwart een uniek onderscheidend kenmerk van de andere cirkels; het kenmerk klein daarentegen is niet voldoende voor een unieke identificatie van de bedoelde entiteit. De spreker kan unieke identificatie mogelijk maken door precies voldoende onderscheidende kenmerken van de entiteit uit te drukken, zoals in het geval van de zwarte cirkel, of door hier nog extra informatie bij te geven, zoals in de kleine zwarte cirkel. Men spreekt in deze gevallen over respectievelijk minimaal gespecificeerde en overgespecificeerde referentiële uitdrukkingen. Figuur 1.1 Voorbeeld van een simpele context Een minimaal gespecificeerde referentiële uitdrukking bevat juist voldoende informatie om de bedoelde entiteit uniek te identificeren (Arts, 2004). In een dergelijke uitdrukking zijn alle genoemde attributen noodzakelijk voor de unieke identificatie (Arts, Maes, Noordman, & Jansen, 2000). Een overgespecificeerde referentiële uitdrukking bevat meer dan de minimale informatie die benodigd is om de entiteit uniek te identificeren (Arts, 2004; Sonnenschein, 1985). Met weglating van een 6

7 overgespecificeerd kenmerk kan de bedoelde entiteit nog steeds uniek geïdentificeerd worden door de ontvanger. In de kleine zwarte cirkel is klein in de gegeven context een overgespecificeerd kenmerk, aangezien deze informatie niet noodzakelijk is voor unieke identificatie van de bedoelde zwarte cirkel. Als een referentiële uitdrukking daarentegen te weinig informatie bevat voor unieke identificatie van de entiteit, zoals het geval was in de cirkel en de kleine cirkel, spreekt men van onderspecificatie (Arts, 2004). Over het specificatieniveau van uitdrukkingen formuleerde Grice (1975) zijn conversationele maximes van kwantiteit: 1. Maak de bijdrage zo informatief als nodig is (voor het huidige communicatieve doel). 2. Maak de bijdrage niet informatiever dan nodig is. Deze maximes voorspellen dat sprekers hun referentiële uitdrukkingen minimaal zullen specificeren. Immers, als de bedoelde entiteit uniek te identificeren valt, is het communicatieve doel van de referentiële communicatie geslaagd. Overspecificatie zou leiden tot een bijdrage die informatiever is dan het communicatieve doel vereist. Uit diverse onderzoeken blijkt echter dat sprekers hun referentiële uitdrukkingen regelmatig overspecificeren: uitdrukkingen bevatten geregeld meer informatie dan strikt noodzakelijk is voor unieke identificatie van de bedoelde entiteit (Arts, 2004; Arts et al., 2000; Engelhardt, Bailey, & Ferreira, 2006; Gatt, Goudbeek, & Krahmer, 2010; Koolen, Goudbeek, & Krahmer, 2011). Deze bevindingen lijken in strijd met de Griceaanse maximes van kwantiteit, die voorspellen dat referentiële uitdrukkingen niet meer informatie bevatten dan voldoende is voor unieke identificatie (Arts et al., 2000). Is het veelvuldige gebruik van overspecificatie werkelijk in strijd met deze maximes, of dient de overspecificatie wel degelijk een doel? De onderliggende verklarende processen voor overspecificatie kunnen zowel spreker- als luisteraargeoriënteerd zijn (Arnold, 2008). Volgens een luisteraargeoriënteerde verklaring overspecificeren sprekers hun referentiële uitdrukkingen om de luisteraar van dienst te zijn: deze kan dan gemakkelijker en sneller de bedoelde entiteit onderscheiden van andere objecten in de context (Arnold, 2008). Een sprekergeoriënteerde verklaring daarentegen stelt dat sprekerinterne processen verantwoordelijk zijn voor overspecificatie. Mogelijk is het gemakkelijker voor de spreker om op basis van vuistregels, heuristics, een referentiële uitdrukking te vormen, zonder dat hij eerst vast hoeft te stellen wat binnen de context de onderscheidende kenmerken van de entiteit zijn (Koolen et al., 2011). In dit geval zou de spreker overspecificeren voor zijn eigen gemak, en niet om het gemak van de luisteraar te dienen. 1.2 Onderzoeksvragen In dit onderzoek wordt allereerst vastgesteld of het gevonden gebruik van overspecificaties in het taalgebruik van volwassenen ook aanwezig is in de referentiële uitdrukkingen van kinderen in groep 3 en 8 van de basisschool (met een leeftijd van gemiddeld 6 en 11 jaar), en of er een verschil is tussen 7

8 deze leeftijdsgroepen in de hoeveelheid overspecificaties in hun taalgebruik. De hoofdvraag luidt daarom als volgt: Onderzoeksvraag 1 Is de hoeveelheid overspecificaties in referentiële uitdrukkingen afhankelijk van de leeftijd van de spreker? De onderliggende processen die leiden tot overspecificatie worden eveneens onderzocht: overspecificeren we om de luisteraar van dienst te zijn, of is het een moeitebesparende sprekersstrategie? Hiertoe wordt de latency in het onderzoek betrokken: hoe lang duurt het, na het bekijken van de context, voordat de spreker begint met het formuleren van de referentiële uitdrukking? Daarnaast wordt bekeken of de hoeveelheid overspecificatie verschilt als er verwezen wordt naar een levend (animaat) dan wel een niet-levend (inanimaat) object. Hiertoe zijn de volgende deelvragen eveneens onderdeel van het onderzoek. In het theoretisch kader van hoofdstuk 2 worden deze nader toegelicht en ingebed. Onderzoeksvraag 2 Is er een verschil in latency tussen kinderen uit groep 3 en uit groep 8 bij de productie van referentiële uitdrukkingen? Onderzoeksvraag 3 Is er een verschil in latency bij de productie van minimaal gespecificeerde en overgespecificeerde uitingen? Onderzoeksvraag 4 Heeft de animacy van het object waarnaar verwezen wordt in referentiële uitdrukkingen invloed op de mate van overspecificatie? 1.3 Doel Het doel van dit onderzoek is het verkrijgen van meer informatie over het gebruik van overspecificatie in referentiële uitdrukkingen door jongere taalgebruikers, en over de onderliggende processen die dit motiveren. De verdeling over de twee leeftijdsgroepen geeft bovendien inzicht in het ontwikkelingsaspect. Kennis over de eventuele invloed van animacy op de mate van overspecificatie verbreedt ten slotte de wetenschappelijke kennis over de mogelijke interveniërende factoren in de productie van overspecificaties. 8

9 1.4 Opbouw Hoofdstuk 2 vormt het theoretisch kader, waarin het huidige onderzoek ingebed wordt in de bestaande literatuur en kennis op het gebied van overspecificatie, mogelijke verklarende processen en de invloed van animacy. Binnen deze inbedding wordt eveneens besproken hoe de bestaande literatuur tot de onderzoeksvragen en hypothesen heeft geleid. Om een antwoord te geven op de onderzoeksvragen is een experiment uitgevoerd, waarvan de methode en resultaten besproken worden in hoofdstuk 3 en 4. Hoofdstuk 5 biedt ruimte aan de conclusies die uit de resultaten volgen. In de discussie van hoofdstuk 6 worden deze conclusies ten slotte geïnterpreteerd in het licht van de eerder geformuleerde onderzoeksvragen en verwachtingen. In dit laatste hoofdstuk wordt eveneens de gehanteerde methode geëvalueerd, en worden aanbevelingen voor vervolgonderzoek gedaan. 9

10 2. THEORETISCH KADER In het theoretisch kader worden de onderzoeksvragen toegelicht en ingebed in de bestaande literatuur en worden er hypothesen gevormd op basis van eerdere theorieën en bevindingen. In de laatste paragraaf van dit hoofdstuk worden de onderzoeksvragen en bijbehorende hypothesen samengevoegd in een tabel. 2.1 Overspecificatie Uit diverse onderzoeken is gebleken dat volwassen sprekers regelmatig overspecificeren: referentiële uitdrukkingen bevatten vaak informatie die niet noodzakelijk is voor unieke identificatie van de entiteit (Pechmann, 1989). Pechmann rapporteert een gemiddelde hoeveelheid overspecificaties van 21 procent van de uitingen. Engelhardt et al. (2006) vonden dat sprekers in bijna een derde van hun uitingen een overgespecificeerd kenmerk toevoegen. In het onderzoek van Gatt et al. (2010) overspecificeerden de participanten zelfs in 50 procent van de gevallen wanneer ze geprimed werden met overgespecificeerde beschrijvingen van een ander object. Arts (2004) en Arts et al. (2000) vonden dat taalproducenten ook in schriftelijke instructieve taalproductie in hoge mate overspecificeren. In dit onderzoek staat de vraag centraal in hoeverre het bij volwassenen waargenomen gebruik van overspecificaties ook opgaat voor jongere taalgebruikers, namelijk kinderen in groep 3 en groep 8 van het basisonderwijs. Dit mondt uit in de eerder genoemde hoofdvraag. Volgens Pechmann (1989) werd oorspronkelijk verwacht dat kinderen meer zouden overspecificeren dan volwassenen; volwassenen zouden zich volgens het maxime van Grice meer beperken tot minimaal gespecificeerde uitingen. Uit de resultaten van verschillende onderzoeken bleek volgens Pechmann echter dat het niet de kinderen zijn, maar juist de volwassenen die meer overspecificeren. Sonnenschein (1985) vergeleek de hoeveelheid overspecificaties in het taalgebruik van kinderen van 6 en 10 jaar. De oudere kinderen maakten meer gebruik van overspecificatie dan de jongere kinderen. Ook deze resultaten wijzen er op dat het gebruik van overspecificaties toeneemt met de leeftijd van de spreker. Dit leidt tot de volgende hypothese: Hypothese 1 Kinderen uit groep 8 maken in hun referentiële uitdrukkingen meer gebruik van overspecificaties dan kinderen uit groep 3. 10

11 2.2 Verklarende processen voor overspecificatie Volgens Arnold (2008) spelen er in het taalproductieproces tegelijkertijd sprekerinterne en luisteraargeoriënteerde processen een rol. Een interessante vraag is welke van deze processen de grootste rol speelt in de productie van referentiële uitdrukkingen. Overspecificeert een spreker omdat hij rekening houdt met de beperkingen van de luisteraar, of zijn het de eigen beperkingen tijdens de taalproductie die de overspecificatie motiveren? Luisteraargeoriënteerde processen Volgens de luisteraargeoriënteerde visie van referentieproductie is de belangrijkste taak van de spreker het formuleren van referentiële uitdrukkingen op een zodanige manier dat ze gemakkelijk te begrijpen zijn voor de luisteraar (Arnold, 2008). Een goede spreker kan zijn referentiële uitdrukkingen dan ook overspecificeren om de luisteraar tegemoet te komen, omdat hij weet dat het moeilijk kan zijn voor de luisteraar om de juiste entiteit uniek te identificeren met slechts één onderscheidend kenmerk (Sonnenschein, 1985). Davies en Katsos (2009) stellen dat het toevoegen van overgespecificeerde informatie niet noodzakelijk is voor unieke identificatie van een referent, maar dat dit (in ieder geval gedeeltelijk) gemotiveerd wordt door luisteraargeoriënteerde processen om het risico van ambiguïteit te minimaliseren. Ook volgens Sonnenschein (1982) overspecificeren sprekers mogelijk omdat de luisteraar feilbaar is; de spreker weet niet welke onderscheidende kenmerken van het object de luisteraar zal opmerken. Hij of zij noemt daarom meerdere kenmerken, om de kans te vergroten dat de luisteraar er in ieder geval één opmerkt. Overspecificatie blijkt inderdaad voordelen te bieden aan de luisteraar. Het kost de luisteraar minder moeite om de bedoelde entiteit te identificeren met een overgespecificeerde referentiële uitdrukking, dan met een minimaal gespecificeerde (Paraboni, van Deemter, & Masthoff, 2007). Ook kan overspecificatie zorgen voor snellere identificatie van de entiteit (Arts, 2004; Arts, Maes, Noordman, & Jansen, 2008; Arts, Maes, Noordman, & Jansen, 2011). Een spreker kan de luisteraar met een overgespecificeerde uitdrukking dus helpen bij zijn identificatietaak, omdat de bedoelde entiteit op deze manier snel en eenduidig te identificeren is Sprekergeoriënteerde processen Overspecificatie helpt niet alleen de luisteraar bij zijn identificatietaak, maar biedt ook voordelen aan de spreker. In veel situaties kost het voor een spreker minder moeite om een volledige beschrijving van een object te geven, dan om de eigenschappen te bepalen die de entiteit van alle alternatieven binnen de context onderscheiden (Sonnenschein, 1982). Om een minimaal gespecificeerde uiting te formuleren moet de spreker eerst deze onderscheidende eigenschappen achterhalen (Pechmann, 1989). Mogelijk is de spreker niet altijd in staat om direct te beslissen welke informatie overbodig is voor de luisteraar, en welke noodzakelijk. Volgens Engelhardt et al. (2006) overspecificeren sprekers omdat ze zich niet altijd goed inleven in de luisteraar en daardoor niet weten welke informatie de luisteraar precies nodig heeft voor een unieke identificatie van de referent. Pechmann (1989) noemt incrementele spraakproductie als een sprekergeoriënteerde verklaring voor overspecificatie. Sprekers beginnen met het uitspreken van een uiting, nog voordat 11

12 ze precies weten wat ze gaan zeggen. Pechmann vond dat ook voor referentiële uitdrukkingen geldt dat ze incrementeel geproduceerd worden. Incrementele spraakproductie stelt de spreker in staat om een referentiële uitdrukking te formuleren, nog voordat hij alle alternatieven binnen de context heeft bekeken, en veroorzaakt op deze manier de mogelijkheid dat de uiting overgespecificeerd is (Arts et al., 2011). Men noemt in de referentiële uitdrukking vaak perceptueel opvallende kenmerken zoals kleur, ook al is de vermelding hiervan niet noodzakelijk om de entiteit uniek te identificeren (Pechmann, 1989). Op het moment van de taalproductie is de spreker simpelweg nog niet nagegaan of de kleur wel een onderscheidend kenmerk van de entiteit is. Ook Davies en Katsos (2009) vonden dat visueel opvallende kenmerken van een entiteit vaker overgespecificeerd worden. Dat sprekers opvallende eigenschappen als kleur noemen, zelfs als deze niet direct helpen om de entiteit te identificeren, biedt bewijs voor het bestaan van sprekergeoriënteerde processen (Davies & Katsos, 2009; Koolen et al., 2011). Alle genoemde bevindingen duiden op overspecificatie als een strategie om tijd en cognitieve inspanning te besparen. Als een spreker een referentiële uitdrukking formuleert zonder zich eerst te verplaatsen in de luisteraar of een contrastieve analyse van de context te maken, ontstaat de mogelijkheid dat hij kenmerken aan zijn uiting toevoegt die overgespecificeerd zijn, maar bespaart hij wel tijd en moeite bij het produceren van zijn uiting. Koolen et al. (2011) spreken in deze context van snelle vuistregels ofwel heuristics, als tijd- en moeitebesparende strategieën bij de productie van referentiële uitdrukkingen. Volgens Van Deemter, Gatt, Van Gompel en Krahmer (2012) gebruikt een spreker deze snelle en spaarzame vuistregels om zijn beperkte cognitieve verwerkingscapaciteit te ondervangen. Sprekers zoeken niet naar attributen die de entiteit uniek onderscheiden, maar ze gebruiken vuistregels om de attributen voor de referentiële uitdrukking te selecteren. Een dergelijke vuistregel kan volgens Koolen et al. (2011) zijn dat sprekers de perceptueel opvallende kenmerken noemen die variëren tussen de objecten in de context. Kleur is zoals gezegd een dergelijk opvallend kenmerk dat mogelijk door de aanwezigheid van objecten met andere kleuren in de context prominent genoeg wordt om het te noemen, ook al is het kenmerk niet nodig voor unieke identificatie (Nadig & Sedivy, 2002). Het gebruik van zulke vuistregels kan dan ook, net als de incrementele theorie van Pechmann (1989), verklaren waarom sprekers vaak de kleur van het object in hun referentiële uitdrukkingen betrekken, ongeacht of het een onderscheidend kenmerk is. 2.3 Verklaringen voor beperkte overspecificatie in het taalgebruik van kinderen Er zijn verschillende spreker- en luisteraargeoriënteerde theorieën die een verklaring geven voor de eerder besproken bevindingen dat volwassenen meer overspecificeren dan kinderen Sprekergeoriënteerde verklaringen Pechmann (1989) geeft de beperkte cognitieve capaciteiten van kinderen als een mogelijke sprekergeoriënteerde verklaring. Volwassenen produceren hun uitingen incrementeel, terwijl kinderen mogelijk nog over te beperkte cognitieve capaciteiten beschikken voor incrementele taalproductie. Kinderen zijn volgens Pechmann minder goed in staat om niet-talige informatie en spraakproductie 12

13 tegelijkertijd cognitief te verwerken. Dit heeft als gevolg dat kinderen pas beginnen met de productie van een uiting wanneer ze volledig bepaald hebben welke informatie er in de uiting zal komen (en mogelijk ook welke informatie onderscheidend is voor de referent). Volwassenen hebben echter het eerste deel van hun uiting al uitgesproken vóórdat ze in een contrastieve analyse hebben gecontroleerd of de genoemde informatie wel noodzakelijk is voor unieke identificatie; zij gebruiken de eerder genoemde snelle vuistregels om te bepalen welke informatie ze toevoegen aan hun uiting. Sonnenschein (1985) vond dat oudere (tienjarige) kinderen meer gaan overspecificeren als een taak complexer wordt, terwijl het taalgebruik van jongere (zesjarige) kinderen niet beïnvloed wordt door de complexiteit van de taak. Zij geeft hiervoor als mogelijke sprekergeoriënteerde verklaring eveneens de beperkte cognitieve capaciteiten van jonge kinderen: mogelijk is hun geheugen te beperkt om de opdracht en de toegestane antwoorden goed te onthouden Luisteraargeoriënteerde verklaringen Sonnenschein (1985) noemt tevens luisteraargeoriënteerde processen die mogelijk ten grondslag liggen aan deze bevindingen; een daarvan is dat de jongere kinderen zich mogelijk nog niet realiseren dat ze de luisteraar helpen met overgespecificeerde uitingen. Haar vervolgonderzoek wees inderdaad in de richting van een luisteraargeoriënteerde verklaring voor de leeftijdsverschillen: de jongere kinderen overspecificeerden niet extra in complexe taken, omdat ze zich niet realiseerden dat overspecificatie de luisteraar kan helpen bij zijn identificatietaak. Alleen de oudere kinderen bleken gevoelig te zijn voor de behoeften van de luisteraar. Sprekers raken volgens Sonnenschein in de loop van hun ontwikkeling steeds vaardiger in het inleven in en rekening houden met de luisteraar. Theory of mind Om rekening te kunnen houden met de luisteraar, is het noodzakelijk dat de spreker beschikt over een theory of mind. Een theory of mind verwijst naar een begrip van mentale toestanden als overtuigingen, wensen en kennis, dat ons in staat stelt om het gedrag van anderen te verklaren en voorspellen (Miller, 2006). Na het verwerven van dit vermogen is men in staat om zich cognitief in te leven in anderen en te begrijpen dat de kennis en overtuigingen van anderen kunnen afwijken van de eigen kennis en overtuigingen (Nadig & Sedivy, 2002). Een ontwikkelde theory of mind is essentieel voor succesvolle communicatie: alleen door rekening te houden met de gedachten, gevoelens en kennis van de ontvanger kan de spreker bepalen hoeveel en wat voor informatie de ontvanger dient te krijgen (Miller, 2006). Succesvolle communicatie is volgens Miller pas mogelijk wanneer de spreker begrijpt dat het perspectief van de luisteraar kan verschillen van het eigen perspectief. Volgens Malle (2002) ontwikkelt de theory of mind zich stap voor stap in verschillende vaardigheden vanaf de geboorte tot aan het vijfde levensjaar, waarop hij volledig ontwikkeld is. Kinderen begrijpen volgens Malle vanaf hun vijfde levensjaar dat verschillende mensen anders naar de wereld kijken, en ook andere dingen kunnen geloven en denken. Miller (2006) stelt dat de theory of mind zich ook in het zesde levensjaar nog blijft ontwikkelen; volgens Chandler (1988) gaat de ontwikkeling zelfs daarna nog verder. 13

14 Piaget (1926) stelt dat kinderen tot een leeftijd van zeven of acht jaar egocentrisch blijven in hun communicatie. In recenter onderzoek vond Wubs (2008) dat kinderen van vijf jaar al wel cognitief rekening houden met een ander, maar linguïstisch gezien nog niet. Ze houden als spreker in de keuze van hun taalgebruik nog geen rekening met de luisteraar, en als luisteraar houden ze bij de interpretatie van taal nog geen rekening met de keuzes van de spreker. Volgens Wubs (2008) hebben ze mogelijk nog niet een voldoende groot werkgeheugen om rekening te houden met de gesprekspartner. De communicatie van jonge kinderen heeft inderdaad egocentrische kenmerken, bijvoorbeeld wanneer ze nieuwe entiteiten introduceren met een bepaalde naamwoordgroep (Nadig & Sedivy, 2002); hieruit blijkt dat ze geen rekening houden met de kennis van de luisteraar. Dit wijst er volgens Nadig en Sedivy op dat jonge kinderen niet goed in staat zijn om de gedeelde kennis met de ontvanger te identificeren, wat invloed heeft op hun taalgebruik. Nadig en Sedivy vonden daarentegen dat sprekers al op een leeftijd van vijf jaar wel degelijk in hun taalproductie rekening houden met de informatie die de luisteraar heeft. Kinderen van vijf tot zes jaar oud bleken zowel in een productietaak als in een begripstaak gevoelig te zijn voor het perspectief van de gesprekspartner. Het blijft dus onduidelijk in hoeverre het inlevingsvermogen van jonge kinderen beperkt is, en in welke aspecten van het taalgebruik dat zich uit. Het wel of niet rekening houden met de luisteraar kan eveneens van invloed zijn op de formulering van referentiële uitdrukkingen. Is het beperkte talige aanpassingsvermogen van jonge kinderen aan de luisteraar de verklaring voor de eerder gevonden leeftijdsverschillen in de hoeveelheid overspecificaties? Of ligt hier een sprekergeoriënteerde verklaring aan ten grondslag, bijvoorbeeld doordat jongere kinderen nog niet in staat zijn tot incrementele spraakproductie, en daardoor eerst meer de tijd nemen om een contrastieve analyse van de context te maken? 2.4 Latency Om meer inzicht te krijgen in de onderliggende processen die ten grondslag liggen aan het gebruik van overspecificaties door kinderen, wordt in het huidige experiment de latency gemeten: hoe lang na het verschijnen van het materiaal beginnen de kinderen met het uitspreken van de referentiële uitdrukking? Als er verschillen in de latencies blijken te zijn voor de verschillende leeftijden of de verschillende specificatievormen, is er mogelijk een duidelijker beeld te vormen van de onderliggende processen. Hieruit volgen onderzoeksvraag 2 en 3, zoals geformuleerd in het inleidende hoofdstuk Latency en leeftijd Mogelijk zijn jonge kinderen minder ver gevorderd in hun incrementele productie van taal en het toepassen van snelle vuistregels dan oudere kinderen. Zoals besproken stelt Pechmann (1989) dat kinderen nog te beperkt zijn in hun cognitieve capaciteiten om hun taalproductie incrementeel te verwerken. Als de jongere kinderen pas beginnen met het produceren van hun uiting nadat ze 14

15 volledig bepaald hebben wat ze zullen gaan produceren, zal dit leiden tot een langere latency voor de kinderen in groep 3 dan voor de kinderen in groep 8. Hypothese twee is dan ook: Hypothese 2 Bij de kinderen uit groep 3 is er sprake van een langere latency in de productie van referentiële uitdrukkingen dan bij de kinderen uit groep Latency en specificatievorm Daarnaast kan de relatie tussen de latency en de specificatievorm inzichten verschaffen in de verklarende processen voor overspecificatie. Volgens Ferreira (1991) neemt de latency van een uiting toe wanneer de complexiteit ervan toeneemt. Een langere latency geeft dus aan dat het voor een spreker meer cognitieve inspanning vereist om de uiting te produceren. Een verschil in latency tussen minimaal gespecificeerde en overgespecificeerde uitingen zou dan ook wijzen op een verschil in complexiteit in de productie ervan. Aangezien de productie van een minimaal gespecificeerde uiting vereist dat de spreker eerst een contrastieve analyse van de context maakt (Pechmann, 1989), is het mogelijk dat het produceren van zo n uiting meer cognitieve inspanning en dus tijd kost dan het produceren van een overgespecificeerde uiting. Daarom is de hypothese bij vraag 3 de volgende: Hypothese 3 Bij minimaal gespecificeerde uitingen is sprake van een langere latency dan bij overgespecificeerde uitingen. Als blijkt dat een minimaal gespecificeerde uiting meer tijd en dus meer moeite kost dan een overgespecificeerde, dan wijst dit in de richting van een sprekergeoriënteerde verklaring: sprekers overspecificeren om cognitieve inspanning uit te sparen, en dus voor hun eigen gemak. Ze kunnen met behulp van vuistregels gemakkelijker en sneller antwoord geven, maar hierdoor ontstaat wel de mogelijkheid dat de uiting overgespecificeerd is. 2.5 Animacy Ten slotte wordt in het experiment van de gelegenheid gebruik gemaakt om te onderzoeken of de animacy (bezieldheid) van het object waarnaar verwezen wordt een interveniërende variabele is in het gebruik van overspecificatie door kinderen. Koolen et al. (2009) vonden dat het domein van het object van invloed kan zijn op de hoeveelheid referentiële overspecificatie in het taalgebruik van volwassen sprekers: er werd meer overgespecificeerd in een context met gezichten, dan in een context met meubels. Volgens Koolen et al. ontstond hier het effect van domein op overspecificatie door de complexiteit van het domein: voor de gezichten bleek het uniek omschrijven en identificeren van de bedoelde entiteit een complexere taak dan voor de meubels. Het is echter nog niet bekend of het domein van de referent, onafhankelijk van de complexiteit, invloed heeft op de mate van overspecificatie. Mogelijk is het in referentieel taal- 15

16 gebruik van belang of het concept waarnaar verwezen wordt levend (animaat) of niet levend (inanimaat) is. Poulin-Dubois, Lepage en Ferland (1996) vonden dat baby s van een leeftijd van negen maanden al animate en inanimate objecten van elkaar onderscheiden. Ook kinderen uit groep 3 en 8 zullen daarom (al dan niet bewust) een onderscheid maken tussen animate en inanimate objecten Invloed van animacy op taal Het onderscheid in animacy blijkt van invloed te zijn op zowel de verwerking van zinnen (Mak, Vonk, & Schriefers, 2002) als op de productie van taal. Een voorbeeld van een effect van animacy op taalproductie is de directe invloed die de animacy van een object kan uitoefenen op de woordvolgorde (Branigan, Pickering, & Tanaka, 2008; Kempen & Harbusch, 2004). Volgens Branigan et al. (2008) ontstaat de invloed van animacy door de samenhang met conceptuele toegankelijkheid: omdat animate entiteiten zeer toegankelijk zijn en daardoor gemakkelijker opgehaald kunnen worden uit het geheugen, worden deze mogelijk eerder verwerkt in onze incrementele taalproductie, wat de woordvolgorde beïnvloedt. Aangezien dit verschil in toegankelijkheid tussen animate en inanimate objecten een invloed kan uitoefenen op de taalproductie, is het mogelijk dat dit eveneens invloed heeft op de mate van overspecificatie in referentiële uitdrukkingen. Zoals aangegeven in het inleidende hoofdstuk wordt een vierde vraag in het onderzoek betrokken om de mogelijke invloed van animacy op referentiële overspecificatie te achterhalen Animacy en overspecificatie Butler, Jaeger, Bohnemeyer en Furth (2011) onderzochten het gebruik van referentiële uitdrukkingen in het taalgebruik van sprekers van het Yucatec Maya, een inheemse taal in Mexico. Ze lieten de spreker een context beschrijven, waarna een luisteraar uit verschillende afbeeldingen de juiste moest identificeren. Om unieke identificatie van de juiste afbeelding mogelijk te maken moest in sommige gevallen een persoon nader beschreven worden, en in sommige gevallen een voorwerp. De Maya participanten bleken wat betreft de menselijke referenten in 33 procent van de gevallen te overspecificeren; dit komt overeen met eerdere bevindingen van sprekers uit andere talen. Zoals eerder besproken in dit hoofdstuk bleek uit andere onderzoeken dat er 21 procent (Pechmann, 1989) tot 50 procent (Gatt et al., 2010) overgespecificeerd wordt in referentiële verwijzingen. De sprekers van het Yucatec Maya overspecificeerden in dit experiment echter in slechts 10 procent van de gevallen als het ging om verwijzing naar de inanimate voorwerpen. Een van de mogelijke verklaringen die Butler et al. (2011) voor deze bevinding geven, is het verschil in animacy tussen de referenten: mogelijk overspecificeren de Yucatec Maya sprekers meer wanneer het gaat om animate dan om inanimate objecten. Het is mogelijk dat de animacy van het object van de referentiële uitdrukking eenzelfde soort effect heeft op de hoeveelheid overspecificaties in het taalgebruik van jonge Nederlandse sprekers. Deze bevindingen leiden tot de volgende hypothese: 16

17 Hypothese 4 Wanneer in een referentiële uitdrukking verwezen wordt naar een animaat object wordt er meer overgespecificeerd dan wanneer verwezen wordt naar een inanimaat object. 2.6 Onderzoeksvragen en hypothesen In Tabel 2.1 worden de vier onderzoeksvragen samengevoegd met de geformuleerde hypothesen. Tabel 2.1 Onderzoeksvraag Onderzoeksvragen en hypothesen Hypothese 1. Is de hoeveelheid overspecificaties in referentiële uitdrukkingen afhankelijk van de leeftijd van de spreker? Kinderen uit groep 8 maken in hun referentiële uitdrukkingen meer gebruik van overspecificaties dan kinderen uit groep Is er een verschil in latency tussen kinderen uit groep 3 en uit groep 8 bij de productie van referentiële uitdrukkingen? Bij de kinderen uit groep 3 is er sprake van een langere latency in de productie van referentiële uitdrukkingen dan bij de kinderen uit groep Is er een verschil in latency bij de productie van minimaal gespecificeerde en overgespecificeerde uitingen? Bij minimaal gespecificeerde uitingen is sprake van een langere latency dan bij overgespecificeerde uitingen. 4. Heeft de animacy van het object waarnaar verwezen wordt in referentiële uitdrukkingen invloed op de mate van overspecificatie? Wanneer in een referentiële uitdrukking verwezen wordt naar een animaat object wordt er meer overgespecificeerd dan wanneer verwezen wordt naar een inanimaat object. 17

18 3. METHODE In dit hoofdstuk wordt beschreven wat de concrete methodologische aanpak van het experiment is geweest. Hiertoe wordt nadere informatie gegeven over de deelnemers en het materiaal voor het experiment, het onderzoeksontwerp, de procedure en de verwerking van de gegevens. 3.1 Deelnemers De onderzoekspopulatie bestond uit 103 kinderen uit groep 3 en 8 van Basisschool Sint Bavo te Rijsbergen. De verdeling van de deelnemers over groep 3 en 8 voor geslacht en leeftijd is weergegeven in Tabel 3.1. Op de basisschool is twee weken voor de afname van het experiment een brief uitgedeeld aan de deelnemende kinderen om de ouders om toestemming te vragen voor de deelname van hun kind (Bijlage 1). Alle kinderen hadden Nederlands als thuistaal. Drie kinderen (twee uit groep 3 en een uit groep 8) hadden naast Nederlands ook een andere thuistaal (Chinees, Engels en Armeens), maar zij spraken allemaal vloeiend Nederlands en dit heeft geen invloed gehad op de onderzoeksresultaten. Tabel 3.1 Verdeling van de deelnemers over groep 3 en 8 voor geslacht en leeftijd 1 Groep Totaal Aantal m Aantal v Gemiddelde Minimumleeftijleeftijd Maximum- leeftijd ;4 5;9 7; ;9 10;8 13;1 3.2 Materiaal Het materiaal voor het experiment bestond uit 21 afbeeldingen, waarvan 10 animate en 11 inanimate objecten. Uit een pretest met 22 afbeeldingen bleek er één animaat object niet snel en eenduidig herkend te worden door drie kinderen van 5,5 tot 6,5 jaar; daarom is dit object uit het materiaal verwijderd. De afbeeldingen zijn in zwart-wit versie te zien in Bijlage 2. Voor de afbeeldingen is gebruik gemaakt van digitaal beschikbare kleurplaten. Ten eerste is hiervoor gekozen omdat deze afbeeldingen ook duidelijk herkenbaar blijven als ze ingevuld worden met één kleur, en ten tweede omdat ze gemaakt zijn om ook door kinderen herkend te worden. Uit de zojuist genoemde pretest bleek dat dit voor de uiteindelijke 21 objecten inderdaad het geval was. 1 In de notatie van de leeftijd geeft het getal voor de puntkomma de leeftijd in jaren en het getal na de puntkomma de leeftijd in maanden. Een leeftijd van 6;4 wil dus zeggen 6 jaar en 4 maanden oud. 18

19 Met de afbeeldingen werden de trials voor het experiment samengesteld; in elke trial werden steeds zes afbeeldingen tegelijk weergegeven. Om overspecificatie van de afbeeldingen mogelijk te maken, werden alle afbeeldingen met behulp van het programma Adobe Photoshop beschikbaar gemaakt in drie verschillende kleuren (blauw, groen en geel) en twee verschillende groottes (klein en groot). Zo waren er in totaal 21 x 3 x 2 = 126 verschillende afbeeldingen beschikbaar. De grote versies waren 275 x 370 pixels groot; de kleine versies werden verkleind tot 60 procent hiervan (165 x 222 pixels). In de genoemde pretest ter controle van de herkenning van de afbeeldingen zijn de gekleurde en kleine versies getoond op een schermresolutie van 1366 x 768 pixels; deze resolutie is eveneens gebruikt voor het experiment. De verkleinde versies bleken nog voldoende groot om herkenbaar te zijn voor de kinderen. De afbeeldingen werden steeds in zes kaders van 275 x 370 pixels geplaatst. De grote afbeeldingen waren kadervullend; de kleine afbeeldingen werden links onderin het kader geplaatst, om ervoor te zorgen dat het verschil in formaat tussen de afbeeldingen gemakkelijker waar te nemen was. 3.3 Ontwerp Het experiment betrof een benoemingstaak: de deelnemers kregen de opdracht om steeds een aangegeven plaatje van de zes plaatjes op de slide te benoemen, op zo n manier dat een klasgenoot het juiste plaatje van de zes later zou kunnen aanwijzen. Dit aanwijzen door een klasgenoot werd in werkelijkheid niet gedaan, maar dit werd de deelnemers verteld om ervoor te zorgen dat ze zich een concrete luisteraar voor zouden stellen. Met de beschikbare afbeeldingen zijn zes oefentrials en twintig experimentele trials samengesteld; in de experimentele trials moest er tien keer een animaat object benoemd worden en tien keer een inanimaat object. Elke deelnemer kreeg dezelfde twintig trials met zowel de animate als inanimate objecten aangeboden. De verschijningsvolgorde van deze trials was gerandomiseerd, om volgorde-effecten te voorkomen. De onafhankelijke variabelen waren leeftijdsgroep en animacy, waarbij leeftijd een tussen-proefpersoonvariabele was en animacy een binnen-proefpersoonvariabele. De specificatievorm en de latency van de uitingen zijn gemeten als afhankelijke variabelen Leerfase Voorafgaand aan de trials kregen de deelnemers alle 21 objecten een voor een in gerandomiseerde volgorde te zien op het scherm in een zwart-wit versie op 80 procent van de originele grootte. De taak was hier om alle afbeeldingen te benoemen, om eventuele twijfels over wat de afbeelding voorstelde weg te nemen voordat de werkelijke trials zouden verschijnen. Als de deelnemers twijfelden over een afbeelding, werden ze bevestigd in hun vermoeden. Door de twijfel van tevoren weg te nemen, werd voorkomen dat er in de experimentele trials door twijfel een verschil in de latency zou ontstaan voor moeilijker herkenbare afbeeldingen. 19

20 3.3.2 Trials Elke trial bestond uit een slide met daarop steeds zes afbeeldingen, waarvan één afbeelding, het target, aangegeven werd met een rode pijl aan de linkerkant van de afbeelding. Om ervoor te zorgen dat de rode pijl in elk van de trials even goed op zou vallen, is ervoor gekozen om voor de afbeeldingen geen rode invulling te gebruiken, maar om deze invulling te beperken tot de kleuren blauw, groen en geel. Oefentrials Na de leerfase kregen de deelnemers zes oefentrials te zien. Ten eerste dienden deze om te controleren of de deelnemers de instructie, zoals later in dit hoofdstuk beschreven, goed begrepen hadden. Daarnaast dienden de eerste drie oefentrials om expliciet het grootteverschil tussen afbeeldingen van het kleine en grote formaat aan te leren. In deze trials moesten ze namelijk steeds een afbeelding beschrijven waar dezelfde afbeelding in dezelfde kleur, maar in een andere afmeting naast stond. Een voorbeeld van een dergelijke oefentrial is bijgevoegd in Bijlage 3.1. Zo leerden de deelnemers dat plaatsing links onderin het kader betekende dat het om een kleine afbeelding ging. De volgende drie oefentrials zagen er hetzelfde uit als de experimentele trials. Experimentele trials Bij de samenstelling van de twintig experimentele trials is ervoor gezorgd dat de complexiteit op elke slide gelijk was en er in alle gevallen even veel reden tot overspecificatie zou zijn. Een voorbeeld van een experimentele trial wordt weergegeven in Bijlage 3.2. Elke slide van zes afbeeldingen is samengesteld op basis van de volgende regels: - Elke slide bevat 2 blauwe, 2 groene en 2 gele afbeeldingen; - Elke silde bevat 3 animate en 3 inanimate afbeeldingen; - Elke slide bevat 3 grote en 3 kleine objecten; - Elke slide bevat 4 verschillende objecten; - Het targetobject komt altijd maar één keer voor. Uit de regel dat elke slide vier verschillende objecten maar zes afbeeldingen bevat, volgt dat twee objecten in een tweetal voorkomen, zoals de klok en de dokter in Bijlage 3.2. Hiervoor golden de volgende regels: - Eén tweetal bevat hetzelfde object in dezelfde grootte, maar varieert in kleur; - Eén tweetal bevat hetzelfde object in dezelfde kleur, maar varieert in grootte. Target Naast deze twee tweetallen is volgens de bouwregels nog een derde object toegevoegd, en ten slotte diende een vierde object als target; deze werd steeds aangegeven met een rode pijl. De targetafbeelding was dus nooit onderdeel van een tweetal, wat wil zeggen dat het object dat beschreven moest worden altijd één keer voorkwam op de slide. Het benoemen van het object (het type) zou dus in alle gevallen voldoende zijn voor unieke identificatie; als naast het type ook de grootte, kleur 20

21 en/of andere eigenschappen van de afbeelding genoemd werden, was er daarom altijd sprake van overspecificatie. Het target was in ieder van de twintig experimentele trials een ander object. De verdere eigenschappen van de targets (animacy, grootte, kleur en locatie op de slide) werden gelijk over de verschillende mogelijkheden verdeeld. Ook grensde het target nooit horizontaal of verticaal aan een object met dezelfde kleur. Tabel 1 in Bijlage 4 bevat een tabel met daarin een overzicht van de samenstelling van alle twintig trials Software Het experiment is opgebouwd in het programma E-Prime, dat het mogelijk maakt om de verschillende trials in gerandomiseerde volgorde te tonen. Bij de start van elke nieuwe trial werd er een nieuwe geluidsopname gestart via een aangesloten microfoon. Vóór elke trial verscheen werd er gedurende twee seconden een fixatiepunt in de vorm van een plusteken getoond in het midden van het beeldscherm, om ervoor te zorgen dat het visuele startpunt van de oogfixatie voor alle deelnemers en voor elke trial hetzelfde was. Een afwijkend visueel startpunt zou namelijk een ongewenste variatie in de latency kunnen veroorzaken. E-Prime zorgt bovendien voor het zeer nauwkeurig op tijd aanbieden van de trials en tegelijkertijd starten van de geluidsopname, waardoor voor elke geluidsopname op een betrouwbare manier de latency vastgesteld kon worden. 3.4 Procedure Afname In vijf schooldagen hebben de deelnemers het experiment uitgevoerd in een rustige afgesloten ruimte op de basisschool in Rijsbergen. Het experiment is individueel afgenomen en de procedure was voor iedere deelnemer gelijk. De instructie en de afname van het experiment duurden gemiddeld 7 minuten per kind voor groep 3 en gemiddeld 6 minuten per kind voor groep 8. Er was geen tijdslimiet voor het geven van een antwoord; de deelnemers konden steeds zelf door een druk op de spatiebalk aangeven dat ze klaar waren om verder te gaan. Achtereenvolgens werden de volgende onderdelen uitgevoerd: - Voorstellen, het kind plaats laten nemen bij de laptop en vragen naar leeftijd, verjaardag en thuistaal; - Korte instructie en vervolgens de leerfase; - Korte instructie en vervolgens de zes oefentrials; - Eventueel nadere instructie en vervolgens de twintig experimentele trials. 21

22 3.4.2 Individuele mondelinge instructie De deelnemers zijn individueel ingelicht over de procedures van de leerfase en de volgende fase. De instructie voor de oefentrials is toegelicht en geconcretiseerd met twee afgedrukte voorbeeldslides in kleur; deze slides zijn toegevoegd in Bijlage 5. Zo werd voor de deelnemers duidelijker en concreter wat de precieze taak was, en voor wat voor taak hun klasgenootje zou komen te staan, die volgens de gemanipuleerde instructie later het juiste plaatje aan zou moeten wijzen. De instructies luidden als volgt: Instructie leerfase We gaan zometeen een klein spelletje doen waar allemaal plaatjes in voorkomen met mensen en dingen erop. Nu mag je eerst even de plaatjes bekijken en vertellen wat erop staat. Je kunt steeds verder naar het volgende plaatje door op deze knop te drukken (spatiebalk werd aangewezen). Je mag daar nu ook op drukken om te beginnen. Instructie oefentrials en experimentele trials Dan gaan we nu het spelletje doen. In het spelletje krijg je steeds zes van de plaatjes van daarnet te zien op het scherm, maar dan zijn er kleine en grote in verschillende kleuren. Steeds zie je bij één plaatje een rode pijl staan; van dit plaatje mag je in de microfoon beschrijven wat erop staat. Het ziet er bijvoorbeeld uit als deze. (Hier werd de eerste voorbeeldprint- Bijlage getoond en de rode pijl en de targetafbeelding werden daarop aangewezen.) Straks krijgt jouw klasgenootje dezelfde zes plaatjes te zien, maar dan door elkaar gehusseld, en dan staat de pijl er niet bij, zoals hier. (De tweede voorbeeldprint Bijlage werd getoond.) Je ziet dat het dezelfde zes plaatjes zijn, maar dat ze nu door elkaar gehusseld zijn, en dat de rode pijl weg is. Jouw klasgenootje krijgt zoiets op het scherm te zien, en krijgt dan te horen wat jij verteld hebt over het plaatje, en gaat proberen het juiste plaatje aan te wijzen. Dus probeer het plaatje zó te beschrijven dat jouw klasgenootje weet welke van de zes plaatjes je bedoelt. Maar je kunt geen boven en onder gebruiken, want de plaatjes komen zoals je ziet wel op een andere plaats te staan. Verder mag je zelf weten hoe je het doet, je kunt helemaal niets fout doen. Dit ga je een paar keer achter elkaar doen. Als je klaar bent met het beschrijven van het plaatje, dan kan je weer naar het volgende plaatje gaan door op dezelfde knop te drukken (spatiebalk werd aangewezen). Let er wel op dat je hier pas op drukt als je helemaal klaar bent met praten, zodat het goed opgenomen wordt. Snap je wat de bedoeling is? We gaan het nu eerst even een paar keer oefenen zodat je kunt kijken hoe het gaat. Als de deelnemers nog niet begrepen hadden wat de bedoeling was, werd dit op dezelfde manier nog eens rustig uitgelegd met de geprinte voorbeelden erbij. Vooral de deelnemers in groep 8 vroegen regelmatig wat ze dan precies konden of moesten zeggen. Hierbij werd gezegd dat ze dit zelf mochten bepalen; het enige belangrijke was dat hun klasgenootje het juiste plaatje goed zou kunnen vinden. 22

SAMENVATTING Het doel van dit proefschrift is drieledig. Ten eerste wordt inzicht verschaft in het gebruik van directe-rede-constructies (bijvoorbeeld Marie zei: Kom, we gaan! ) door sprekers met afasie.

Nadere informatie

How to present online information to older cancer patients N. Bol

How to present online information to older cancer patients N. Bol How to present online information to older cancer patients N. Bol Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Dutch summary (Nederlandse samenvatting) Goede informatievoorziening is essentieel voor effectieve

Nadere informatie

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen

Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Samenvatting Zoeken naar en leren begrijpen van speciale woorden Herkenning en de interpretatie van metaforen door schoolkinderen Onderzoek naar het gebruik van metaforen door kinderen werd populair in

Nadere informatie

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur

Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Samenvatting Impliciet leren van kunstmatige grammatica s: Effecten van de complexiteit en het nut van de structuur Hoewel kinderen die leren praten geen moeite lijken te doen om de regels van hun moedertaal

Nadere informatie

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel

Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Authentieke instructiemodel Workshop voorbereiden Uitleg Start De workshop start met een echte, herkenbare en uitdagende situatie. (v.b. het is een probleem, een prestatie, het heeft

Nadere informatie

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten

PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten PWS - Fase 1 - Plan van aanpak Behaald 0 van de 25 punten Beoordeling Te behalen Behaald 1. Past het onderwerp/ontwerp bij het vak/de vakken? 1 Herkenbaarheid van het vak of de vakken. Past het onderwerp

Nadere informatie

Beoordelingsmodel Profielwerkstuk Lyceum Elst Deel 1: onderzoeksvoorstel (havo/vwo)

Beoordelingsmodel Profielwerkstuk Lyceum Elst Deel 1: onderzoeksvoorstel (havo/vwo) Beoordelingsmodel Profielwerkstuk Lyceum Elst 2016-2017. Deel 1: onderzoeksvoorstel (havo/vwo) Afspraken Om te worden beoordeeld, moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden: 1) Het onderzoeksvoorstel

Nadere informatie

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht

Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Samenvatting Proefschrift Fostering Monitoring and Regulation of Learning Mariëtte H. van Loon, Universiteit Maastricht Dit proefschrift beschrijft onderzoek naar metacognitieve vaardigheden van leerlingen

Nadere informatie

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht

De kwaliteit van educatieve activiteiten meten. Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht De kwaliteit van educatieve activiteiten meten Universiteitsmuseum Utrecht Claudia de Graauw Bo Broers Januari 2015 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de

doordat er op dat moment geen leeftijdsgenootjes aanwezig zijn. Als ze iets mochten veranderen gaven ze aan dat de meeste kinderen iets aan de SAMENVATTING Er is onderzoek gedaan naar de manier waarop kinderen van 6 8 jaar het best kunnen worden geïnterviewd over hun mening van de buitenschoolse opvang (BSO). Om hier antwoord op te kunnen geven,

Nadere informatie

Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting

Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting Zwijsen Wielewoelewool, ik ga naar school! Toelichting Inhoud Inleiding 3 Materialen 3 Voor het eerst naar school 4 Doelstelling 4 Opbouw prentenboek en plakboek 4 Werkwijze 5 Ouders 5 2 Inleiding Voor

Nadere informatie

Valorisatieverslag. Master thesis Onderwijswetenschappen

Valorisatieverslag. Master thesis Onderwijswetenschappen Valorisatieverslag Master thesis Onderwijswetenschappen 2017-2018 Student: Marianne den Hertog Studentnummer: 4159616 Datum: 25-06-2018 Lesgeven aan (hoog)begaafde leerlingen in de reguliere klas Hoe kunnen

Nadere informatie

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s

Samenvatting. Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s Samenvatting Over het gebruik van visuele informatie in het reiken bij baby s 166 Het doel van dit proefschrift was inzicht te krijgen in de vroege ontwikkeling van het gebruik van visuele informatie voor

Nadere informatie

Tevredenheidsonderzoek. Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk.

Tevredenheidsonderzoek. Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk. Tevredenheidsonderzoek Rapportage over de tevredenheid van de jongeren die een programma volgen bij Prins Heerlijk. Stichting Buitengewoon leren & werken Prins Heerlijk Juni 2013 Stichting Buitengewoon

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Huiswerk, het huis uit!

Huiswerk, het huis uit! Huiswerk, het huis uit! Een explorerend onderzoek naar de effecten van studiebegeleiding op attitudes en gedragsdeterminanten en de bijdrage van de sociale- en leeromgeving aan deze effecten Samenvatting

Nadere informatie

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding

Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding Checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F - handleiding Inleiding De checklist Sollicitatiebrief schrijven 2F is ontwikkeld voor leerlingen die moeten leren schrijven op 2F. In deze handleiding wordt toegelicht

Nadere informatie

Hoe kinderen referentiële uitdrukkingen in verhalen met een topic shift produceren en interpreteren.

Hoe kinderen referentiële uitdrukkingen in verhalen met een topic shift produceren en interpreteren. Hoe kinderen referentiële uitdrukkingen in verhalen met een topic shift produceren en interpreteren. Rekening houden met het perspectief van de ander. Ellis Wubs Rijksuniversiteit Groningen Rekening houden

Nadere informatie

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?"

Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer. Introductiefase: 2. Vraag: Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent? Les 1 Voorspellen Leestekst: De nieuwe computer "Welkom:..." Introductiefase: 1. "We gaan vandaag proberen te voorspellen." 2. Vraag: "Kan iemand mij vertellen wat voorspellen betekent?" 3. Discussie:...

Nadere informatie

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7

Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Beelddenken: Een onderzoek naar visuele en verbale denkvoorkeuren en vaardigheden bij leerlingen van groep 6 en 7 Een samenvatting van het wetenschappelijk onderzoek naar beelddenken Inhoudsopgave Inleiding

Nadere informatie

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots?

Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Behavioural Science Institute Afdeling Sociale en Cultuurpsychologie Een speelvriendje op batterijen: hoe gaan kinderen om met robots? Terugkoppeling onderzoeksresultaten mei-juni 2016 Sari Nijssen, promovenda

Nadere informatie

Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie

Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie Gebruikte technieken in Engelse slogans Onderzoekspresentatie 2.1 Kernboodschap De kernboodschap is dat Engelstalige advertenties slechter worden gewaardeerd, maar beter worden onthouden dan hun Nederlandstalige

Nadere informatie

Ik wilde een opdracht ontwikkelen voor leerlingen die voldoet aan de uitgangspunten van competentiegericht leren.

Ik wilde een opdracht ontwikkelen voor leerlingen die voldoet aan de uitgangspunten van competentiegericht leren. 1/5 Fase 1: Wat wilde ik bereiken? Handelen/ ervaring opdoen Ik wilde een opdracht ontwikkelen voor leerlingen die voldoet aan de uitgangspunten van competentiegericht leren. De opdracht wilde ik zo ontwikkelen,

Nadere informatie

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken?

3. Wat betekent dat voor de manier waarop lesgegeven zou moeten worden in de - voor jou - moeilijke vakken? Werkblad: 1. Wat is je leerstijl? Om uit te vinden welke van de vier leerstijlen het meest lijkt op jouw leerstijl, kun je dit simpele testje doen. Stel je eens voor dat je zojuist een nieuwe apparaat

Nadere informatie

ogen en oren open! Luister je wel?

ogen en oren open! Luister je wel? ogen en oren open! Luister je wel? 1 Verbale communicatie met jonge spelers Communiceren met jonge spelers is een vaardigheid die je van nature moet hebben. Je kunt het of je kunt het niet. Die uitspraak

Nadere informatie

Titelpagina ONDERZOEKSVERSLAG. Namen: Klas/groep: Cursusjaar: Begeleider: Beoordelaar:

Titelpagina ONDERZOEKSVERSLAG. Namen: Klas/groep: Cursusjaar: Begeleider: Beoordelaar: Titelpagina ONDERZOEKSVERSLAG Namen: Klas/groep: Cursusjaar: Plaats en datum: Begeleider: Beoordelaar: Amsterdam, mei 15 Inhoud INHOUD... 2 VOORWOORD... 3 1. INLEIDING... 4 PROBLEEMSTELLING... 4 ONDERZOEKSVRAGEN...

Nadere informatie

KIJKWIJZER COMMUNICEREN MET KINDEREN VOOR WETENSCHAPPERS

KIJKWIJZER COMMUNICEREN MET KINDEREN VOOR WETENSCHAPPERS KIJKWIJZER COMMUNICEREN MET KINDEREN VOOR WETENSCHAPPERS INLEIDING De kijkwijzer biedt de mogelijkheid om op gestructureerde wijze te reflecteren op een activiteit met kinderen. Hiermee kun je inzicht

Nadere informatie

Beoordelingsmodel bij een PWS binnen het natuurprofiel

Beoordelingsmodel bij een PWS binnen het natuurprofiel Beoordelingsmodel bij een PWS binnen het natuurprofiel Beoordelingsmoment 1 Oriënteren GO / NO GO Motivatie Onvoldoende: No go Voldoende 15 Goed 20 Zeer goed 25 Willen de leerlingen door in de huidige

Nadere informatie

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers?

Wat te doen met zwakke begrijpend lezers? Wat te doen met zwakke begrijpend lezers? Cor Aarnoutse Wat doe je met kinderen die moeite hebben met begrijpend lezen? In dit artikel zullen we antwoord geven op deze vraag. Voor meer informatie verwijzen

Nadere informatie

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte

Samenvatting. Audiovisuele aandacht in de ruimte Samenvatting Audiovisuele aandacht in de ruimte Theoretisch kader Tijdens het uitvoeren van een visuele taak, zoals het lezen van een boek, kan onze aandacht getrokken worden naar de locatie van een onverwacht

Nadere informatie

Verschillen in overspecificatie tussen oud en jong

Verschillen in overspecificatie tussen oud en jong Experimenteel onderzoek naar het verschil in overspecificatie tussen jongere en oudere volwassenen en de invloed van onzekerheid ten aanzien van computers hierop. Bachelorscriptie Faculteit Geesteswetenschappen

Nadere informatie

Beoordelingsmodel Profielwerkstuk HAVO/ VWO

Beoordelingsmodel Profielwerkstuk HAVO/ VWO Beoordelingsmodel Profielwerkstuk HAVO/ VWO 201-201 Begeleider: Naam: Examennummer: Profielvak: Het profielwerkstuk is een onderdeel van het examendossier en wordt beoordeeld met een cijfer. Het is een

Nadere informatie

3 LEERPLANDOELEN. In de basisschool geldt als streefdoel voor strategieën:

3 LEERPLANDOELEN. In de basisschool geldt als streefdoel voor strategieën: 3 LEERPLANDOELEN In de basisschool geldt als streefdoel voor strategieën: Een leerling wil, durft en kan op zijn niveau nadenken over zijn manier van luisteren, lezen, spreken en schrijven en past zijn

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam

Interfacultaire Lerarenopleidingen, Universiteit van Amsterdam Paper 3: Onderzoeksinstrumenten Aantal woorden (exclusief bijlage, literatuur en samenvatting): 581 Jeffrey de Jonker Naam auteur(s) Vakgebied Titel Onderwerp Opleiding Jeffrey de Jonker Biologie Differentiëren

Nadere informatie

Serious gaming in het basisonderwijs Adviesnota

Serious gaming in het basisonderwijs Adviesnota 2012 Serious gaming in het basisonderwijs Adviesnota Carolien Popken SAB Schoolvereniging Aerdenhout- Bentveld 14-6-2012 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Onderzoek... 4 Voorwoord... 4 Antwoord op de deelvragen

Nadere informatie

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM

Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Beoordelingscriteria scriptie Nemas HRM Instructie Dit document hoort bij het beoordelingsformulier. Op het beoordelingsformulier kan de score per criterium worden ingevuld. Elk criterium kan op vijf niveaus

Nadere informatie

Samenvatting. Dutch Summary.

Samenvatting. Dutch Summary. Samenvatting Dutch Summary. 125 126 Dutch Summary Nederlandse Samenvatting (Summary in Dutch) Door de aanwezigheid van omstanders helpen mensen elkaar minder snel en minder vaak. Dit geldt voor zowel noodsituaties,

Nadere informatie

Luisteren en samenvatten

Luisteren en samenvatten Luisteren en samenvatten Goede communicatie, het voeren van een goed gesprek valt of staat met luisteren. Vaak denk je: Dat doe ik van nature. Maar schijn bedriegt: luisteren is meer dan horen. Vaak luister

Nadere informatie

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76

INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76 INHOUDSOPGAVE 5 DEEL I KENNIS... 6 DEEL II WETENSCHAP... 76 Vergeten... 7 Filosofie... 9 Een goed begin... 11 Hoofdbreker... 13 Zintuigen... 15 De hersenen... 17 Zien... 19 Geloof... 21 Empirie... 23 Ervaring...

Nadere informatie

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld

Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld Nationaal Gevangenismuseum Gevangen in beeld Groep 8 Les 1. Boeven in beeld Les 1. Boeven in beeld Nationaal Gevangenismuseum Groep 8 120 minuten Samenvatting van de les De les begint met een klassikaal

Nadere informatie

HET BELANGRIJKSTE OM TE WETEN OM MEER ZELFVERTROUWEN TE KRIJGEN

HET BELANGRIJKSTE OM TE WETEN OM MEER ZELFVERTROUWEN TE KRIJGEN HET BELANGRIJKSTE OM TE WETEN OM MEER ZELFVERTROUWEN TE KRIJGEN Gratis PDF Beschikbaar gesteld door vlewa.nl Geschreven door Bram van Leeuwen Versie 1.0 INTRODUCTIE Welkom bij deze gratis PDF! In dit PDF

Nadere informatie

Handleiding voor het maken van je eigen webpagina op de schoolsite

Handleiding voor het maken van je eigen webpagina op de schoolsite Waar gaat dit over? Handleiding voor het maken van je eigen webpagina op de schoolsite Hier leer je hoe je een eigen webpagina kunt maken op de site van de school. Op deze webpagina kun je vertellen wie

Nadere informatie

MOTIVEREN & STIMULEREN

MOTIVEREN & STIMULEREN INLEIDING INLEIDING Dit boekje hoort bij de vervolgtraining 'motiveren en stimuleren'. In dit boekje gaat het voornamelijk over kunnen, willen en doen. Probeer de stof die we hier beschrijven vooral als

Nadere informatie

Een Goede Lezing. Hans L. Bodlaender

Een Goede Lezing. Hans L. Bodlaender Een Goede Lezing Hans L. Bodlaender Dit verhaal Waar moet ik op letten als ik een lezing geef? Voldoet deze lezing aan wat hij zelf zegt? 2 Overzicht Voorbereiding van een lezing Algemene voorbereiding

Nadere informatie

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee?

Beschrijving van de gegevens: hoeveel scholen en hoeveel leerlingen deden mee? Technische rapportage Leesmotivatie scholen van schoolbestuur Surplus Noord-Holland Afstudeerkring Begrijpend lezen 2011-2012, Inholland, Pabo-Alkmaar Marianne Boogaard en Yvonne van Rijk (Lectoraat Ontwikkelingsgericht

Nadere informatie

De zin van... overspecificatie

De zin van... overspecificatie Een experimenteel onderzoek naar het effect van overgespecificeerde objectbeschrijvingen op de cognitie van kinderen Masterthesis Tilburg University Faculteit Geesteswetenschappen Opleiding Communicatie-

Nadere informatie

Samenvatting. Interactie Informatiewaarde Werkrelevantie Totale waardering 8,5 8,4 8,9 8,6

Samenvatting. Interactie Informatiewaarde Werkrelevantie Totale waardering 8,5 8,4 8,9 8,6 Samenvatting Scores Interactie Informatiewaarde Werkrelevantie Totale waardering 8,5 8,4 8,9 8,6 Zowel uit de beoordelingen in de vorm van een rapportcijfer als de aanvullende opmerkingen, blijkt dat de

Nadere informatie

Uitleg boekverslag en boekbespreking

Uitleg boekverslag en boekbespreking Uitleg boekverslag en boekbespreking groep 7 schooljaar 2014-2015 Inhoudsopgave: Blz. 3 Blz. 3 Blz. 3 Blz. 4 Blz. 6 Blz. 7 Blz. 7 Stap 1: Het lezen van je boek Stap 2: Titelpagina Stap 3: Inhoudsopgave

Nadere informatie

Februari 2012 Workshop Eviont

Februari 2012 Workshop Eviont Het Brein heeft een doel nodig! Februari 2012 Workshop Eviont Het Brein heeft een doel nodig! Inhoudsopgave INHOUDSOPGAVE...2 LEESWIJZER...3 INLEIDING...4 STAP 1: HET KADER...5 STAP 2: STATE, GEDRAG EN

Nadere informatie

Nieuwsbrief 3 De Vreedzame School

Nieuwsbrief 3 De Vreedzame School Nieuwsbrief 3 De Vreedzame School Blok 3 Blok 3: We hebben oor voor elkaar Blok 3: Algemeen: In dit blok stimuleren we de kinderen om oor voor elkaar te hebben. De lessen gaan over communicatie, over praten

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

Versterking Samenwerking. Ik-doelen De reflectietaart

Versterking Samenwerking. Ik-doelen De reflectietaart Versterking Samenwerking Ik-doelen Voorwoord Deze handreiking bevat een samenvatting van het onderzoek dat de ontwikkelgroep Ik-doelen, bestaande uit obs Beekbergen, Daltonschool De Heemde, obds De Branink

Nadere informatie

ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN Havo congres 5 februari 2015

ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN Havo congres 5 februari 2015 ONDERZOEKSVAARDIGHEDEN Havo congres 5 februari 2015 DET VAN GILS d.vangils@aps.nl Naam Datum Verschillen havo/vwo (bron: SLO) Havo Vwo Kennis moet relevant zijn Kennis is middel Ondernemen Organiseren

Nadere informatie

SECTORWERKSTUK 2013-2014

SECTORWERKSTUK 2013-2014 SECTORWERKSTUK 2013-2014 1 HET SECTORWERKSTUK Het sectorwerkstuk is een verplicht onderdeel voor alle leerlingen uit het Mavo. Het maken van een sectorwerkstuk is een manier waarop je, als eindexamenkandidaat,

Nadere informatie

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van 12-18 jaar

Bijeenkomst over geloofsopvoeding Communiceren met je puber Deze bijeenkomst sluit aan bij Moments, magazine voor ouders van jongeren van 12-18 jaar DOELSTELLINGEN Ouders zijn zich ervan bewust dat je altijd en overal communiceert Ouders wisselen ervaringen met elkaar uit over hoe de communicatie met hun pubers verloopt Ouders verwerven meer inzicht

Nadere informatie

Hoe zet je een goede structuur neer voor jouw onderzoeksvoorstel, plan van aanpak of scriptie als je gaat afstuderen?

Hoe zet je een goede structuur neer voor jouw onderzoeksvoorstel, plan van aanpak of scriptie als je gaat afstuderen? 1 Hoe zet je een goede structuur neer voor jouw onderzoeksvoorstel, plan van aanpak of scriptie als je gaat afstuderen? Versie 1.0, april 2019 copyright, Jouw Scriptiecoach BV 2 Inhoudsopgave Over Jouw

Nadere informatie

ATTRIBUEREN OF TOESCHRIJVEN

ATTRIBUEREN OF TOESCHRIJVEN ATTRIBUEREN OF TOESCHRIJVEN De meeste mensen, en dus ook leerlingen, praten niet alleen met anderen, maar voeren ook gesprekken met en in zichzelf. De manier waarop leerlingen over, tegen en in zichzelf

Nadere informatie

Late fouten in het taalbegrip van kinderen

Late fouten in het taalbegrip van kinderen 1 Late fouten in het taalbegrip van kinderen Petra Hendriks Hoogleraar Semantiek en Cognitie Center for Language and Cognition Groningen Rijksuniversiteit Groningen 2 De misvatting Actief versus passief

Nadere informatie

Handleiding Op Maat Wizard.

Handleiding Op Maat Wizard. Handleiding Op Maat Wizard. Met de Op Maat Wizard kun je zelf vullingen maken voor de verschillende werkvormen in het Op Maat programma. Wanneer je de software (Speler en Wizard) niet in je bezit hebt,

Nadere informatie

Het empathiequotiënt (eq)

Het empathiequotiënt (eq) Het empathiequotiënt (eq) Het empathiequotiënt (EQ) versie voor volwassenen Hoe moet deze vragenlijst ingevuld worden? In deze vragenlijst staan een aantal stellingen opgesomd. Lees elke stelling aandachtig

Nadere informatie

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Wiskunde C. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.

Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland. Wiskunde C. Trainingsmateriaal. De slimste bijbaan van Nederland! lyceo. Grootste examentrainer en huiswerkbegeleider van Nederland Wiskunde C Trainingsmateriaal De slimste bijbaan van Nederland! lyceo.nl Traininingsmateriaal Wiskunde C Lyceo-trainingsdag 2015 Jij staat op

Nadere informatie

LESBRIEF. Laat uw leerlingen 10 minuten lezen in 7Days. Uw leerlingen mogen zelf weten welke artikelen ze deze 10 minuten lezen.

LESBRIEF. Laat uw leerlingen 10 minuten lezen in 7Days. Uw leerlingen mogen zelf weten welke artikelen ze deze 10 minuten lezen. Vrijdag 15 januari 016 Artikelen: Alle artikelen - 7Days week Inhoud: De leerlingen leren om kritisch te kijken naar de verschillende artikelen uit 7Days. De leerlingen leren strategieën toe te passen

Nadere informatie

Na het bekijken van de video en het bestuderen van bovenstaande illustratie, moet je de onderstaande vragen kunnen maken.

Na het bekijken van de video en het bestuderen van bovenstaande illustratie, moet je de onderstaande vragen kunnen maken. Je hebt naar de Mythbusters video praten tegen planten gekeken. Het Mythbusterteam doet in deze video onderzoek naar de invloed van praten op de kiemsnelheid en groeisnelheid van planten. De Mythbusters

Nadere informatie

Handleiding TicTacTeam

Handleiding TicTacTeam Handleiding TicTacTeam www.languageininteraction.nl/tictacteam.html Radboud University Nijmegen, 2015 Handleiding TicTacTeam Introductie TicTacTeam is een puzzelspel voor twee spelers, waarbij je ontdekt

Nadere informatie

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding

Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding Checklist Gesprek voeren 2F - handleiding Inleiding De checklist Gesprek voeren 2F is ontwikkeld voor leerlingen die een gesprek moeten kunnen voeren op 2F. In deze handleiding wordt toegelicht hoe de

Nadere informatie

RV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / 8 3124 SG Schiedam Tel.: 010-4717036 / 010-2470164

RV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / 8 3124 SG Schiedam Tel.: 010-4717036 / 010-2470164 R.K. Basisschool De Vlinder RV 07 R.K. Basisschool de Vlinder groep 8 Stockholm 3 / 8 3124 SG Schiedam Tel.: 010-4717036 / 010-2470164 GOEDE STUDIEGEWOONTEN Bij goed studeren (leren) of huiswerk maken

Nadere informatie

Ko observatielijst/ Kern(tussen)doelen TULE SLO Van November 2006

Ko observatielijst/ Kern(tussen)doelen TULE SLO Van November 2006 1 Ko observatielijst/ Kern(tussen)doelen TULE SLO Van November 2006 Mondeling onderwijs Kerndoel 1 Kerndoel 2 Kerndoel 3 Schriftelijk onderwijs Kerndoel 4 Bijlage kerndoel 4 leestechniek Kerndoel 5 Kerndoel

Nadere informatie

Hoofdstuk 26: Modelleren in Excel

Hoofdstuk 26: Modelleren in Excel Hoofdstuk 26: Modelleren in Excel 26.0 Inleiding In dit hoofdstuk leer je een aantal technieken die je kunnen helpen bij het voorbereiden van bedrijfsmodellen in Excel (zie hoofdstuk 25 voor wat bedoeld

Nadere informatie

Gedragswaaier. Een passende aanpak voor ieder kind. Stephanie de Kroon Margreet Smit Ronald Wiedemeyer

Gedragswaaier. Een passende aanpak voor ieder kind. Stephanie de Kroon Margreet Smit Ronald Wiedemeyer Gedragswaaier Een passende aanpak voor ieder kind Stephanie de Kroon Margreet Smit Ronald Wiedemeyer 2. Introductie van de Gedragswaaier De Gedragswaaier biedt leerkrachten in het primair onderwijs handvatten

Nadere informatie

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S

2 Ik en autisme VOORBEELDPAGINA S 2 Ik en autisme In het vorige hoofdstuk is verteld over sterke kanten die mensen met autisme vaak hebben. In dit hoofdstuk vertellen we over autisme in het algemeen. We beginnen met een stelling. In de

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Ten slotte wens ik je veel plezier bij het lezen. Hopelijk geeft het de kennis en de inspiratie om ook zelf met je kinderen aan de slag te gaan!

Ten slotte wens ik je veel plezier bij het lezen. Hopelijk geeft het de kennis en de inspiratie om ook zelf met je kinderen aan de slag te gaan! inleiding Voor al mijn kinderen schrijf ik hun ontwikkelingen op in een schrift. Ik schrijf op wanneer en hoelang ze sliepen, wat ze aten, hoe ze speelden en hoe we samen de dag doorbrachten. Dat lijkt

Nadere informatie

HOERA, een meisje Ondertitel: Analyseren

HOERA, een meisje Ondertitel: Analyseren HOERA, een meisje Ondertitel: Analyseren 1. Inleiding Aan de hand van een concept cartoon verdiepen leerlingen zich in de vraag hoe het komt dat een meisje een meisje is. Een concept cartoon is een visuele

Nadere informatie

Dit verhaal. Een Goede Lezing. Overzicht. Algemene voorbereiding

Dit verhaal. Een Goede Lezing. Overzicht. Algemene voorbereiding Dit verhaal Een Goede Lezing Waar moet ik op letten als ik een lezing geef? Voldoet deze lezing aan wat hij zelf zegt? Hans L. Bodlaender 2 Overzicht Voorbereiding van een lezing Algemene voorbereiding

Nadere informatie

Handleiding Sollicitatiebrief

Handleiding Sollicitatiebrief Handleiding Sollicitatiebrief 1. De gerichte sollicitatiebrief Met een gerichte sollicitatiebrief reageer je op een advertentie waarin een werkgever een vacature vermeldt. Voorafgaand aan het schrijven

Nadere informatie

Deel 5 Introductie. Handleiding scripties

Deel 5 Introductie. Handleiding scripties Deel 5 Introductie De Introductie is het deel van de scriptie dat vóór de Inleiding komt (althans, zo noem ik dat deel). Deze introductie wordt veelal opgesteld als de scriptie (bijna) klaar is (al zijn

Nadere informatie

Verslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen

Verslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen Verslag van dataverzameling in functie van het onderzoek van de NTU naar het schrijfleven van leerlingen Data verzameld in de derde graad van de basisschool en verslag opgesteld door Amber Van Geit Opleiding:

Nadere informatie

SAMENVATTING SAMENVATTING

SAMENVATTING SAMENVATTING Goed kunnen lezen is een van de belangrijkste vaardigheden in de huidige informatiemaatschappij, waarin communicatie en informatie centraal staan. Lezen is dan ook een onderwerp waar veel onderzoek naar

Nadere informatie

Docent Kunsteducatie in de schijnwerpers

Docent Kunsteducatie in de schijnwerpers Docent Kunsteducatie in de schijnwerpers Master-thesis over de werkwijze van de docent kunsteducatie in het VMBO en VWO Tirza Sibelo Faculteit der Historische en Kunstwetenschappen Richting: Sociologie

Nadere informatie

Spelen in het groen. Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena van den Berg

Spelen in het groen. Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena van den Berg Spelen in het groen Effecten van een bezoek aan een natuurspeeltuin op het speelgedrag, de lichamelijke activiteit, de concentratie en de stemming van kinderen Agnes van den Berg Roderik Koenis Magdalena

Nadere informatie

Als eerste bedankt voor het aanschaffen van deze PDF waarin ik je handige tips en trucs zal geven over het schrijven van een handleiding.

Als eerste bedankt voor het aanschaffen van deze PDF waarin ik je handige tips en trucs zal geven over het schrijven van een handleiding. Bedankt! Als eerste bedankt voor het aanschaffen van deze PDF waarin ik je handige tips en trucs zal geven over het schrijven van een handleiding. Graag zou ik je willen vragen mij een email te sturen

Nadere informatie

Ontwerp Portfoliowebsite MMIO 2016

Ontwerp Portfoliowebsite MMIO 2016 Ontwerp Portfoliowebsite MMIO 2016 Marit Beerepoot 10983430 7 februari 2016 Informatiekunde Universiteit van Amsterdam Inleiding Voor deze opdracht was het de bedoeling dat er 3 verschillende voorstellen

Nadere informatie

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG:

GESPREKKEN VOEREN NEDERLANDS AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: AAN HET EINDE VAN DEZE UITLEG: - Kun je een verzorgde brief schrijven. - Kun je op een juiste manier werkwoorden vervoegen. - Schrijf je op een juiste manier in meervoud. - Gebruik je hoofdletters op een

Nadere informatie

Een overtuigende tekst schrijven

Een overtuigende tekst schrijven Een overtuigende tekst schrijven Taalhandeling: Betogen Betogen ervaarles Schrijftaak: Je mening geven over een andere manier van herdenken op school instructieles oefenlesles Lesdoel: Leerlingen kennen

Nadere informatie

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success

Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Rapportage sociaal-emotionele ontwikkeling Playing for Success Leercentrum Nijmegen Oberon, november 2012 1 Inleiding Playing for Success heeft, naast het verhogen van de taal- en rekenprestaties van de

Nadere informatie

PhotoShop. Les 1 - Werken met lagen, kleuren en transparantie

PhotoShop. Les 1 - Werken met lagen, kleuren en transparantie PhotoShop Les 1 - Werken met lagen, kleuren en transparantie Een digitale foto is een eigenlijk een simpel ding. Als je hem van heel erg dichtbij bekijkt is het niets meer dan een aantal rijen en kolommen

Nadere informatie

Denken kun je Leren!

Denken kun je Leren! Denken kun je Leren! Bekijk de twee vragen hieronder. Op welke manier verschillen deze twee vragen van elkaar? (Bedenk het antwoord voor jezelf draai je naar degene waar je het dichtste bij zit bespreek

Nadere informatie

Inleiding In mijn praktijk als orthopedagoog/gz-psycholoog komen natuurlijk ook ouders met een enig kind. Eerlijk gezegd zag ik hen tot nu toe niet als een aparte categorie. Voor mij is ieder mens uniek,

Nadere informatie

Evaluatierapport Module 5 Dynamische Systemen

Evaluatierapport Module 5 Dynamische Systemen Evaluatierapport Module 5 Dynamische Systemen 201600091 Ir. J.P. Schilder Disclaimer Samenvatting Voor de samenvattingen per moduleonderdeel in dit rapport geldt het volgende: De samenvattingen bevatten

Nadere informatie

Compassie leven. 52 wekelijkse inspiraties vanuit Geweldloze Communicatie. PuddleDancer Press Samengesteld door Monie Doodeman

Compassie leven. 52 wekelijkse inspiraties vanuit Geweldloze Communicatie. PuddleDancer Press Samengesteld door Monie Doodeman Compassie leven 52 wekelijkse inspiraties vanuit Geweldloze Communicatie PuddleDancer Press Samengesteld door Monie Doodeman Inhoudsopgave Voorwoord Wekelijkse inspiraties 01 Geweld in de taal? Wie, ik?

Nadere informatie

Luisteren: Elke taaluiting is relevant

Luisteren: Elke taaluiting is relevant Emma van Bijnen ADR Instituut 1 Luisteren: Elke taaluiting is relevant Niet de directe betekening van de bijdrage, maar de intentie van de spreker Er zijn ontelbaar veel verschillende dingen die partijen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Introductie In dit proefschrift evalueer ik de effectiviteit van de academische discussie over de ethiek van documentaire maken. In hoeverre stellen wetenschappers de juiste

Nadere informatie

Herkennen van en omgaan met mensen met een lichte verstandelijke beperking

Herkennen van en omgaan met mensen met een lichte verstandelijke beperking Herkennen van en omgaan met mensen met een lichte verstandelijke beperking Doelgroep s Heeren Loo, Almere: Alle leeftijden: kinderen, jongeren & volwassenen (0 100 jaar) Alle niveaus van verstandelijke

Nadere informatie

Mijn kind heeft een LVB

Mijn kind heeft een LVB Mijn kind heeft een LVB Wat betekent een licht verstandelijke beperking nu precies? Informatie voor ouders van kinderen en jongeren met een licht verstandelijke beperking in de leeftijd van 6 tot 23 jaar

Nadere informatie

case: toestandsdiagrammen

case: toestandsdiagrammen Hoofdstuk 13 case: toestandsdiagrammen In dit hoofdstuk wordt het maken van de eerste versie van de toestandsdiagrammen voor het boodschappensysteem van Hans en Jacqueline uitgewerkt. 13.1 Vind klassen

Nadere informatie

3 Hoogbegaafdheid op school

3 Hoogbegaafdheid op school 3 Hoogbegaafdheid op school Ik laat op school zien wat ik kan ja soms nee Ik vind de lessen op school interessant meestal soms nooit Veel hoogbegaafde kinderen laten niet altijd zien wat ze kunnen. Dit

Nadere informatie

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over.

Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een verslag over. Naam: Klas: Nr: Datum: Vak: Nederlands Leerkracht: Taalverwerving Opdracht 1 Doe een klein onderzoek naar de taalregels die een kind in jouw omgeving al dan niet onder de knie heeft en schrijf daar een

Nadere informatie