Definitief rapport van de commissie «ENERGIE 2030»

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Definitief rapport van de commissie «ENERGIE 2030»"

Transcriptie

1 Analyse door Inter-Environnement Wallonie, Inter-Environnement Bruxelles, Bond Beter Leefmilieu, Brusselse Raad voor het Leefmilieu, Greenpeace, WWF, APERe, Amis de la Terre en Friends of the Earth Flanders & Brussels van het Definitief rapport van de commissie «ENERGIE 2030» augustus /42

2 Samenvatting Weinig rekening gehouden met de mening van de geraadpleegde expertenpanels. Het definitieve rapport moest rekening houden met de voornamelijk erg kritische opmerkingen die acht panels van experts maakten op het voorlopige rapport van de CE2030. De milieuverenigingen stellen vast dat er amper rekening werd gehouden met talrijke terugkerende opmerkingen (leemtes in het rapport met betrekking tot transport en verwarming, te onvolledige analyses van sociale en ecologische gevolgen, etc.). De aanpassingen ten opzichte van het voorlopige rapport wijzen dan ook eerder op een verdere verantwoording dan op een echte verandering. Ze geven soms de indruk dat het CE2030 door deze wijzigingen haar methodologie heeft willen verantwoorden, in plaats van de opmerkingen van de panels werkelijk een plaats te geven. Enkele algemene opmerkingen. De milieuverenigingen veroordelen de zwakte van het definitieve rapport van de CE2030, dat in negatieve zin opvalt door de talrijke onnauwkeurigheden en fouten en door het niet vervullen van de opdracht die haar door de federale Minister voor Energie werd toevertrouwd. Volgens het Koninklijk Besluit van 6 december 2005, dat voorziet in de oprichting van een Commissie voor de analyse van het Belgische energiebeleid tegen 2030, «bevat het rapport een becijferde evaluatie van de economische, sociale en milieu-impact van de verschillende keuzen van energiebeleid op middellange en lange termijn.» Wel, enerzijds bevat de economische analyse van de verschillende scenario s talrijke gebreken, en anderzijds werd er onvoldoende rekening gehouden met de sociale en ecologische componenten 1. Zo wordt er bijvoorbeeld voor de evaluatie van de ecologische impact enkel gekeken naar de gevolgen voor de energetische CO 2 -uitstoot. De milieuverenigingen betreuren daarenboven dat ethische overwegingen totaal ontbreken in het debat. Een gebrek aan overkoepelende visie op de Belgische energiesector. Alhoewel de doelstelling van het rapport was om de energietoekomst van ons land in zijn geheel te bestuderen (met dus een onderscheid tussen transport, elektriciteitsproductie, industrie en gebouwenverwarming) wordt er in het document onevenredig veel belang gehecht aan de sector van de elektriciteitsproductie, die nochtans slechts instaat voor 17% van de totale energieconsumptie in België. Transport of verwarming van gebouwen werd zo goed als «vergeten». Als gevolg daarvan gaat er buitensporig veel aandacht naar kernenergie (minder dan 10% van het uiteindelijke energieverbruik in België), terwijl ons land op het vlak van energie vandaag voornamelijk in andere sectoren geconfronteerd wordt met talrijke uitdagingen (transport, gebouwen, etc.) Op basis van de twee voorgaande punten, oordelen wij dat het CE2030 het haar toegekende mandaat onvoldoende heeft uitgevoerd. Achterhaalde en economisch discutabele werkhypotheses. Heel wat werkhypotheses in het rapport komen niet met de bekende werkelijkheid overeen en resulteren in een 1 In verband met het te beperkt in overwegen van sociale aspecten, zoals naar aanleiding van het voorlopige rapport geopperd werd door sommige expertenpanels en vertegenwoordigers van burgerlijke organisaties, verantwoordt de CE2030 zich als volgt: «The CE2030 considers the social aspects of energy provision as being part of the economic dimension», nbp 4 p /42

3 benadeling van hernieuwbare energiebronnen en warmte-krachtkoppeling ten voordele van kernenergie. Heel wat kosten van atoomenergie zijn gewoon weggelaten. De mogelijkheden van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie zijn abnormaal beperkt, hun perspectieven qua technologische vooruitgang worden onderschat en sommige hernieuwbare energiebronnen zijn gewoonweg niet in overweging genomen (zonneenergie voor verwarming, energie uit oceanen, etc.). De kosten voor het terugdringen van de CO 2 -uitstoot zijn dan weer verbazingwekkend hoog. Zo hoog zelfs, dat ze leiden tot het niet overwegen van de mogelijkheid voor België om terug te grijpen naar flexibele mechanismen (wat totaal in tegenspraak is met de werkelijkheid). Deze hypotheses leiden ertoe dat een verhoging van het energieverbruik onvermijdelijk wordt geacht, ondanks de vermindering van het energieverbruik die wordt vastgesteld in verschillende economische sectoren. Meer nog, de hypotheses leiden tot een schromelijke overschatting van de kosten voor hernieuwbare energiebronnen en een zware onderschatting van de kosten voor kernenergie, waarbij bijvoorbeeld sommige investeringen «vergeten» worden door de toepassing van te lage kosten (vb : ontmanteling, kost voor de bouw van een nieuwe reactor) en door de evolutie van de grondstoffenprijzen niet mee in overweging te nemen. Een onvolledige economische analyse. Er wordt geen rekening gehouden met de talrijke voordelen van een ambitieuze klimaatpolitiek, die bestaat uit de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen, warmte-krachtkoppeling en het gebruiken van het grote potentieel dat een efficiënter energiegebruik biedt. Indien men een economische analyse van het energiebeleid wenst uit te voeren, is het nochtans onontbeerlijk om rekening houden met deze positieve effecten (creatie van werkgelegenheid, verbetering van de concurrentiepositie van bedrijven en koopkracht van gezinnen, verminderde afhankelijkheid van energie in het licht van stijgende markten, verbetering van de luchtkwaliteit, etc.). Met andere woorden, de belangrijkste boodschap die door de Voorzitter en de Vicevoorzitter van de CE2030 verdedigd wordt en die neerkomt op de bevestiging dat «de kernuitstap de samenleving te veel zal kosten», is gestoeld op bevooroordeelde informatie en geeft blijk van een te beperkte aanpak, die geen rekening houdt met de basiscriteria voor een duurzame ontwikkeling, zoals die door onze politieke verantwoordelijken werd omschreven (impact op het milieu, repercussies voor toekomstige generaties, etc.) Slecht gedefinieerde begrippen. Uit het rapport wordt niet duidelijk dat het begrip van bevoorradingszekerheid gebaseerd is op een definitie die slechts twee jaar vooruit kijkt, terwijl het begrip energie-onafhankelijkheid verwijst naar een onbeperkte tijdsschaal. Rekening houdend met het feit dat duurzame ontwikkeling niet los te koppelen valt van een logica op lange termijn, moet in dat verband het belang van een grotere energie-onafhankelijkheid onderstreept worden. Die onafhankelijkheid kan in België alleen maar bereikt worden door middel van hernieuwbare energie en energieefficiëntie. De organisaties drukken er op dat de studie bedoeld is om beleidsmakers inzicht te geven op lange termijn en niet op twee jaar. Een onrealistische berekeningswijze van de elektriciteitsprijs. In het PRIMES-model wordt de elektriciteitsprijs bepaald door de gemiddelde productiekost. Maar in een vrijgemaakte markt wordt de elektriciteitsprijs bepaald door de marginale 3/42

4 productiekost, ofwel de prijs van de laatst geproduceerde kwh. Dat betekent dat de verkoopprijs van de kwh rechtstreeks verbonden is met de variabele productiekosten van de marginale centrale ofwel de centrale die toelaat om de «laatst verbruikte kwh» te dekken, wat gekenmerkt wordt door de hoogste variabele kosten. De vraag in België is nu van die aard dat de marginale centrales over het algemeen centrales op kolen of gas zijn. De lage productiekosten van afgeschreven kerncentrales hebben dus geen invloed op de prijs voor de levering van elektriciteit. Terwijl net dat een hoofdargument is voor de CE2030 om te pleiten voor het behoud van kernenergie. Een gebrek aan verantwoording in verband met de haalbaarheid van bepaalde scenario s. De scenario s die mikken op een herziening van de wet op de kernuitstap voorzien in de bouw van een nieuwe eenheid en in de verlenging van de levensduur van de bestaande centrales tot zestig jaar, zonder rekening te houden met de gevolgen op het vlak van veiligheid. Daarenboven biedt de ervaring van vandaag, zoals het Federaal Planbureau onderstreept, onvoldoende garantie dat een dergelijke verlenging economisch en technisch haalbaar zou zijn. Tenslotte roept de plaatsing van de beoogde reactor veel vragen op, gezien de nabijheid van een erg grote agglomeratie en een belangrijk economisch centrum van ons land (Antwerpen). De objectieve verantwoording voor de haalbaarheid van de uitwerking van deze scenario s ontbreekt dus. Een paar punten die weinig aandacht krijgen. Alhoewel ze niet expliciet vermeld worden in de conclusies, zijn er in het rapport toch interessante lessen te vinden. Zo blijkt dat in het referentiescenario (zonder dat het huidige beleid moet worden aangepast) de hernieuwbare energiebronnen en warmte-krachtkoppeling in 2030 het equivalent zullen produceren van driekwart van de elektriciteit die vandaag door kernenergie opgewekt wordt. Bovendien bevestigt het rapport dat de geplande sluiting van de kerncentrales geen stijging van de uitstoot van broeikasgassen zal veroorzaken voor 2022, ofwel een periode die voldoende tijd laat om de nodige maatregelen te nemen. Het rapport toont tevens aan dat een verlenging van de levensduur van de centrales vertraging zou opleveren voor de verbetering van de energie-efficiëntie en de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen en warmte-krachtkoppeling. Dat zijn nochtans drie onmisbare onderdelen van een duurzaam energiesysteem, de doelstelling die in het rapport wordt nagestreefd. Tenslotte onderstreept de CE2030 dat kernenergie geen garantie biedt op een goedkopere elektriciteitsprijs voor de consument: «Much of the time, the prices for electricity in France are not determined by the low nuclear marginal cost, but by the gas or coal plants in Germany» (p. 66). Ook dat is nochtans een van de argumenten die sommigen ertoe brengen om te pleiten voor het behoud van kernenergie in België. Een ondoorzichtige manier van werken. Verschillende elementen doen vermoeden dat de werkprocedures van de CE2030 niet helemaal transparant waren. Veelzeggend in dat verband was een presentatie van Pr. Van Ypersele niet-permanent lid van de CE2030 voor de panels van geconsulteerde experts eind (cf. hoofdstuk 15). Conclusie : ondanks de vele opmerkingen die gemaakt werden tijdens de consultatieperiode na het voorlopige rapport, stellen de milieubewegingen tot hun spijt vast dat het definitieve rapport van CE2030 nog steeds negatief gekenmerkt wordt door ernstige tekortkomingen, verkeerde interpretaties en achterhaalde 4/42

5 hypotheses. Dat leidt tot bevooroordeelde conclusies en aanbevelingen die geen pertinente basis hebben. Bovendien heeft de CE2030 de haar toegewezen opdracht niet volledig uitgevoerd, doordat ze het energievraagstuk niet in zijn geheel heeft aangepakt, en niet op een objectieve basis die alle elementen van duurzame ontwikkeling omvat : economische, sociale en ecologische belangen. De verenigingen vragen verder dat er ook rekening gehouden wordt met ethische overwegingen, en dit zowel op korte als op lange termijn. Bijgevolg oordelen zij dat dit rapport niet als basis kan dienen voor de debatten die we in de nabije toekomst nodig hebben over de energiebevoorrading van ons land. 5/42

6 Inhoudstafel 1. Inleiding Aan elektriciteit en kernenergie wordt overdreven veel belang toegekend Benadering is hoofdzakelijk gericht op economische argumenten en zekerheid van bevoorrading Werkhypotheses die kernenergie bevoordelen Een reeks hypotheses die leiden tot een overschatting van de kosten voor de beperking van CO Kosten voor kernenergie worden zwaar onderschat Arbitraire verlenging van de levensduur «Vergeten» investeringen Onzekere, maar onderschatte kosten voor ontmanteling en beheer van afval Een erg optimistische inschatting van de kosten voor de bouw van een nieuwe reactor Er wordt geen rekening gehouden met de evolutie van de uraniumprijs Niet alle kosten voor kernenergie werden meegerekend Methodes voor berekening van elektriciteitsprijs in het voordeel van kernenergie Het weglaten van het Europese systeem van uitwisseling van uitstootrechten en de flexibele mechanismen van het Kyoto-protocol De elektriciteitsprijzen worden in werkelijkheid bepaald door de marginale productiekosten en moeten steeds afhankelijker worden van de Europese markt CO 2 uitstoot wordt in het nucleair proces als onbestaand beschouwd Onderschatting van het potentieel van hernieuwbare energie en het beheersen van de vraag naar energie Hernieuwbare bronnen Energie-efficiëntie en rationeel energiegebruik Geen politiek ambitieus scenario Hernieuwbare energiebronnen en kernenergie worden niet op gelijke voet behandeld Er wordt geen rekening gehouden met de voordelen van een klimaatbeleid Kunnen marktspelers spontaan kiezen voor de beste oplossing voor morgen? De nood aan stabiele marktomstandigheden Energie-onafhankelijkheid van België en bevoorradingszekerheid Onvoldoende duidelijkheid over de definities van energie-onafhankelijkheid en bevoorradingszekerheid /42

7 9.2. Ondanks de afwezigheid van uraniumafzettingen in België wordt kernenergie beschouwd als een binnenlandse energiebron Resultaten die afwijken van de studie die besteld werd door de federale Minister voor Leefmilieu Een ongefundeerde voorstelling Over de oprichting van een fonds ter promotie van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie Wat is er werkelijk veranderd sinds de wet op de kernuitstap in werking is getreden? Klimaatveranderingen en olieprijzen ; niets nieuws onder de zon Vervangingsmogelijkheden: de drie oudste reactors kunnen gesloten worden Waarom moet het snel gaan, zoals het rapport lijkt te willen doen geloven? Over de procedure Enkele interessante lessen uit het rapport van de CE De sluiting van de kerncentrales leidt in het referentiescenario niet tot een marginale verhoging van broeikasgassen Het snelste reductiescenario zonder CCS en zonder kernenergie In het referentiescenario zullen warmte-krachtkoppeling en hernieuwbare energie in 2030 het equivalent produceren van driekwart van de elektriciteit die kernenergie op dit moment produceert De CE2030 bevestigt dat een verlenging van de levensduur van de Belgische centrales de consument geen garantie kan bieden op een goedkopere elektriciteitsprijs Een erg lichtzinnige methode om de kosten voor de kernuitstap te evalueren Conclusies Referenties Bijkomende informatie /42

8 1. Inleiding Onder de naam «Commissie Energie (CE2030)» werd eind 2005 op initiatief van Minister Verwilghen een commissie opgericht, samengesteld uit Belgische en buitenlandse experts, met als doel de lijnen uit te tekenen voor het Belgische energiebeleid op lange termijn (2030). Al vanaf de oprichting van de CE2030 hebben de milieuverenigingen uiting gegeven aan hun twijfel over de onafhankelijkheid van de commissie. Haar voorlopig rapport, gepubliceerd op 17 november, bevestigde jammer genoeg deze vrees (zie verder). De milieuverenigingen hebben een dossier opgesteld dat een «portret» schetst van de voornaamste leden van de Commissie. Het resultaat laat niets aan de verbeelding over: de Voorzitter (W.D Haeseleer), de Vice-voorzitter (P. Klees) en de meerderheid van de vaste leden van de Commissie zijn vurige voorstanders van kernenergie; het onderzoeksinstituut (het Energie-instituut van de KUL), dat geleid wordt door Voorzitter D Haeseleer, wordt gedeeltelijk gefinancierd door Electrabel, Tractebel en de SPE, oftewel de voornaamste spelers op het gebied van kernenergie in België; Vier van de zes permanente leden van de Commissie 2030 hebben financiële banden (gehad) met de nucleaire industrie. Die vaststelling doet nog meer vragen rijzen, vermits heel wat leden zich al openlijk hebben uitgesproken ten gunste van deze technologie 3. Zoals de procedure het voorschreef, werden naar aanleiding van de publicatie van het voorlopige rapport in november 2006 acht panels van experts 4 geconsulteerd. Het is op basis van die adviezen dat de CE2030 haar definitieve rapport heeft opgesteld en openbaar heeft voorgesteld op 22 juni 2007 (we zullen zien dat de raadgevingen van deze panels slechts heel beperkt zijn weerhouden). Op het moment van publicatie van het eindrapport waren de aanbevelingen van de panels niet beschikbaar. Ondertussen zijn de gepubliceerd op de website van de CE2030. In de volgende tekst onderzoeken wij de werkhypotheses en de conclusies van het definitieve rapport van de CE2030. De essentie van de opmerkingen hieronder werd al bekendgemaakt ten tijde van de publicatie van het voorlopige rapport. Hoeksteen van het rapport is een studie die op vraag van de CE2030 werd uitgevoerd door het Federaal Planbureau (FPB). Op basis van de werkhypotheses die voorgesteld werden door de vaste leden van de Commissie zelf, heeft het FPB in september 2006 de kwantitatieve resultaten opgeleverd van de verschillende scenario s die door de Commissie zie het document waarin de voornaamste leden van de Commissie worden voorgesteld en dat beschikbaar is op : 4 ENOVER/CONCERE (overlegcel tussen regio s en federatie), CRB (Centrale raad voor het Bedrijfsleven), NBB (Nationale Bank van België), CREG/VREG/CWaPE/BIM (regulators voor de elektriciteit- en gasmarkt), FRDO (Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling), BACAS (Belgian academy council voor toegepaste wetenschappen, waarvan de voorzitter niemand anders is dan Pierre Klees, Vice-voorzitter van de CE2030, het AIE (Internationaal Atoomagentschap) en tenslotte de Europese Commissie. 8/42

9 werden weerhouden, evenals een analyse van die resultaten. Op basis van haar eigen interpretatie van die resultaten heeft de Commissie haar rapport gemaakt en de aanbevelingen voorgesteld, die in het uiteindelijke document zijn opgenomen. We stellen vast dat de CE2030 zich ook gebaseerd heeft op een studie van het FBP die in januari 2007 werd gepubliceerd 5, en die een belangrijke wijziging inhoudt ten opzichte van het voorlopige rapport. Op het eerste zicht geeft de CE2030 de indruk dat voorkeur gegeven wordt aan een evenwichtige «energie-mix», die steunt op het gebruik van kernenergie, fossiele brandstoffen, hernieuwbare bronnen en een verbetering van de energie-efficiëntie. Een meer gedetailleerde lezing van het rapport onthult echter een intentie om kernenergie in een erg gunstig daglicht te stellen. Verscheidene werkhypotheses zijn voor discussie vatbaar en werden in feite door de CE2030 aan het Federaal Planbureau voorgesteld: ze leiden tot resultaten die deze technologie bevoordelen en die tegelijkertijd hernieuwbare energiebronnen en een beheersing van de vraag benadelen. We herinneren er tenslotte nog aan dat de conclusies van het definitieve rapport, net zoals bij het voorlopige rapport, niet unaniem worden gedragen door de leden van de CE2030. Zo heeft Prof. Jean-Jacques Van Ypersele (klimatoloog, UCL) al publiek uiting gegeven aan zijn ontstemming over de aanbevelingen met betrekking tot kernenergie, terwijl Dr. Wolfgang Eichhammer (Fraunhofer Institute) de Voorzitter van de CE2030 op 15 juni 2007 een brief heeft gestuurd om zijn spijt uit te drukken over het feit dat er «niet substantieel» rekening was gehouden met de opmerkingen die hij geformuleerd had naar aanleiding van het voorlopige rapport 6. Dhr Van Ypersele en Dhr Eichhammer hadden de CE2030 naar aanleiding van de publicatie van het voorlopige rapport inderdaad twee nota s bezorgd, met de bedoeling om de tekortkomingen van het rapport meer in detail aan te tonen. De correspondentie van Dr. Eichhammer en de twee nota s zijn online beschikbaar ( er wordt in dit document veelvuldig naar verwezen. 2. Aan elektriciteit en kernenergie wordt overdreven veel belang toegekend De hoofdopdracht waarmee federaal Minister voor Energie Marc Verwilghen de CE2030 had belast, was «het uitschrijven een rapport waarin de strategische keuzen van het Belgische energiebeleid op lange en middellange termijn worden voorgesteld, op basis van scenario s die door haar worden gedefinieerd.» 7 Het gaat dus om de analyse van de energiebevoorrading in zijn geheel (transport, verwarming van gebouwen, industriële sector, elektriciteitsproductie, etc.). Volgens de milieuverenigingen wordt er in het definitieve rapport, ondanks de kritieken van verschillende panels van experts, nog steeds een overdreven groot belang gehecht aan kernenergie, die nochtans minder dan 10% van de totale energieconsumptie in België vertegenwoordigt. Ons land wordt vandaag geconfronteerd met een reeks 5 BfP, Eclairage sur les enjeux de la politique énergétique belge confrontée au défi climatique», Working Paper 1-07, Comments on the draft conclusions and recommendations of the Commission 2030 Report (Version 13 June 2007) and on the draft version of the final report (8 June 2007), 7 Koninklijk Besluit van 6 december dat de oprichting regelt van een Commissie voor de analyse van het Belgisch energiebeleid tegen /42

10 uitdagingen op het vlak van energievoorziening : verhoging van de prijs van fossiele brandstoffen, klimaatveranderingen, etc. Het debat verengen tot een technologie die beperkt is tot het opwekken van elektriciteit (wat maar 16% van het totale energieverbruik in België vertegenwoordigt) leidt ons dus af van de echte energiekwesties. In zijn nota voor de vaste leden van de CE2030 doet Dr. Wolfgang Eichhammer dezelfde vaststelling : «the conclusions put a very strong if not too strong a weight on the role of the electricity generation sector in the reduction of greenhouse gases. However, roughly 75 % of all Greenhouse Gas Emissions in Belgium are linked to the final demand sectors transport, residential and tertiary buildings, and industry.» In zijn brief van 15 juni ter attentie van de Voorzitter van de CE2030, geeft Dr. Eichhammer opnieuw blijk van zijn ontstemming en drukt hij zijn spijt uit over het feit dat er in het uiteindelijke document geen enkele wijziging in dit verband werd aangebracht 8. Door de elektriciteitsproductie een erg belangrijke rol toe te kennen in een nationale strategie van vermindering van uitstoot, en door weliswaar foutief, we komen daarop terug te veronderstellen dat kernenergie vrij is van CO 2 -uitstoot, worden de gevolgen van de kernuitstap op het vlak van uitstoot van broeikasgassen groter gemaakt. 3. Benadering is hoofdzakelijk gericht op economische argumenten en zekerheid van bevoorrading. De analyse van de verschillende scenario s is overwegend gericht op economische aspecten en op zekerheid van bevoorrading, en lijkt weinig rekening te houden met sociale en ecologische componenten (met uitzondering van de gevolgen op het vlak van CO 2 -uitstoot). Zo gaat de studie uitvoerig in op de mogelijkheid van de markt om op een gegeven ogenblik de economisch optimale oplossing te vinden (zie p.38). Maar de zoektocht naar het pure economische optimum volstaat niet als criterium om ons energiesysteem op te oriënteren. In het kader van de toekomstanalyse van ons energiesysteem zoals de CE2030 die heeft uitgevoerd, moet een beter evenwicht gecreëerd worden tussen de drie componenten van een duurzame ontwikkeling. Dat was bovendien een expliciete vraag van het federale Ministerie voor Energie op het moment dat het de studie bestelde. We moeten dus vaststellen dat de CE2030 op die vraag onvoldoende antwoord biedt. Vermits de keuzes die gemaakt worden gevolgen hebben op lange termijn (uitstoot van broeikasgassen, productie van afval waarvan het gevaar op (erg) lange termijn gevolgen zal hebben voor toekomstige generaties, etc.), is het ook belangrijk dat er rekening gehouden wordt met ethische overwegingen. Die dimensie lijkt echter te ontbreken in de analyse van de CE2030, die onder andere de aanbeveling doet om de levensduur van kerncentrales te verlengen 9. Een dergelijke aanpak 8 «I have also still problems with the very strong emphasis put on the electricity sector in the report». 9 De definitie van die sociale kosten blijft erg vaag. Bovendien, zoals we hieronder zullen zien, is deze redenering op zijn minst gebrekkig onderbouwd. 10/42

11 lijkt abstractie te maken van de gevolgen van onze huidige keuzes voor de toekomstige generaties, wat voor de milieuorganisaties onaanvaardbaar is. Deze opmerking werd door de verenigingen al gemaakt naar aanleiding van de publicatie van het tussentijdse rapport en werd door het CE2030 op de volgende manier beantwoord : «Furthermore, the work of the CE2030 starts from the assumption that the current energy technology mix is acceptable from an ethical perspective. Otherwise this technology mix would not be used.» 10 Deze bevestiging is totaal in tegenstelling met de vaststellingen die verschillende keren in het rapport geformuleerd worden over het gebrek aan duurzaamheid van het huidige energiesysteem. («clearly, the baseline scénario is not sustainable», p. 18). Het is een tegenstelling die opnieuw kan doen vermoeden dat de CE2030 gemakkelijker argumenten vindt in het voordeel van kernenergie. We stellen eveneens vast dat deze bevestiging ingaat tegen de wet op de kernuitstap, die door de toenmalige regering gemotiveerd werd op basis van het niet-duurzame karakter van deze technologie (beperkte voorraden uranium, radioactief afval, etc.). 4. Werkhypotheses die kernenergie bevoordelen 4.1. Een reeks hypotheses die leiden tot een overschatting van de kosten voor de beperking van CO 2 Er is heel wat kritiek gekomen (in het bijzonder vanuit de verschillende panels 11 ) op het feit dat het voorlopige rapport als hypothese een «afgesloten» België aannam, dat enkel verplicht zou zijn om haar CO 2 -uitstoot op binnenlands vlak te beperken, zonder bijvoorbeeld de mogelijkheid te krijgen om haar toevlucht te nemen tot het Europese systeem van uitwisseling van uitstootrechten (het voornaamste instrument van het Europese beleid inzake beperking van CO 2 -uitstoot), omdat een dergelijke keuze tot gevolg heeft dat het kostenniveau voor het intern terugdringen van de CO 2 -uitstoot overschat wordt. Een dergelijke keuze is bovendien in tegenstelling met de werkelijkheid. Om de indruk te geven dat er voor de scenario s die ontwikkeld werden in het voorlopige rapport en die bewaard bleven in het definitieve rapport wel degelijk rekening werd gehouden met deze kritieken, heeft de CE2030 in het definitieve rapport een recente studie geïntegreerd die het FPB in januari 2007 gepubliceerd heeft 12, en die een synthese biedt van de resultaten van de studies die besteld werden door de Ministers Tobback (waarin rekening gehouden wordt met de Europese context) en Verwilghen. We wijzen erop dat deze studie geen rekening houdt met de mogelijkheid om gebruik te maken van de flexibiliteitsmechanismen uit het Kyoto-protocol ( clean development mechanism en joint implementation ), wat leidt tot een overschatting van de kosten voor de terugdringing van de uitstoot. 10 Answers to panels 10-10, p Cfr. Bv de aanbevelingen van de Nationale Bank, van de CRB, de FRDO, de Algemene Raad van de CREG. 12 BfP, «Eclairage sur les enjeux de la politique énergétique belge confrontée au défi climatique», Working Paper 1-07, /42

12 De CE2030 zou dus onrechtstreeks rekening houden met de Europese context. Maar deze wijziging biedt geen antwoord op de vragen van de panels, die erop aandrongen dat de scenario s uit het voorlopige rapport in hun geheel zouden worden herzien. De CE2030 wijkt bovendien op een niet zo onschuldig punt af van de studie van het FPB: nl. waar het gaat om de te behalen doelstelling voor de vermindering van uitstoot. Terwijl de studie van het FPB steunt op de stelling dat de verdeling van de Europese doelstelling zal gebeuren op basis van het criterium van economische efficiëntie (voorrang voor plaatsen waar de kost voor vermindering van uitstoot het laagst is, wat betekent dat daar de marginale kosten voor de vermindering het laagst zijn) 13, legt de CE2030 voor België een arbitrair objectief vast van 30% op binnenlands gebied. Zonder zich uit te spreken over een dergelijke doelstelling, maar met in het achterhoofd dat drastische verminderingen van uitstoot op middellange en lang termijn noodzakelijk zijn, verwonderen de milieuorganisaties zich over deze afwijking van de CE2030 ten opzichte van het rapport van de FPB, temeer daar dit volledig indruist tegen de marktlogica en de logica van de economische optimalisatie die doorheen de hele studie van de CE2030 terug te vinden is. En dat ze evenzeer als gevolg heeft dat de kosten voor de kernuitstap worden opgeblazen (die kosten werden trouwens volgens een zwakke methodologie berekend, daar komen we nog op terug in hoofdstuk 17). De huidige context lijkt de CE2030 dan ook geen gelijk te geven, vermits het er naar uitziet dat het criterium van de marginale kosten na 2012 als basis zal dienen voor de verdeling van de lasten tussen de lidstaten en dat er nog andere criteria (de historische verantwoordelijkheid of uitstoot per inwoner) kunnen worden aan toegevoegd. In de basisscenario s wordt geen rekening gehouden met de uitstoot van andere broeikasgassen dan koolstofdioxide. Alhoewel deze een minder belangrijk deel van de CO 2 vertegenwoordigen, ligt er toch een belangrijk potentieel in het terugdringen van deze gassen (methaan, lachgas, fluorgassen etc.). Dit verder uitwerken zou toelaten de kosten van de vermindering van uitstoot te verkleinen, omdat ze gekenmerkt worden door lagere marginale reductiekosten. De studie van het FPB houdt geen rekening met de positieve economische impact van de recyclage van fiscale opbrengsten, zoals werd vooropgesteld in de studie die besteld werd door Minister Tobback. «Compensation policies (cf. the analysis with HERMES in the study for Minister Tobback): the costly impact on society of installing a carbon value can be mitigated through the recurring effect of investing the higher state revenues in societal benefits like employment (e.g. through the lowering of labour taxes). In this way, society pays for a better environment (through the carbon value) and gains a healthier nation (through an increase in employment triggered by lower labour taxes). The enjoying of these two benefits is called a double dividend» 14. In het PRIMES-model wordt onvoldoende rekening gehouden met de potentiële emissiereductie als gevolg van technologische innovaties, zoals Dhr Van Ypersele en Dhr Eichhammer onderstrepen in hun opmerkingen voor de permanente leden van de 13 Cfr. Chap. 1.3 : Le critère d efficience économique : base de répartition de l objectif européen, pp BfP, «La politique climatique post 2012 : Analyse de scénarios de réductions d émissions aux horizons 2020 et 2050», p /42

13 CE2030.«The cost of energy efficiency and energy saving options and their representation in presently used models, including Primes (which is not a technologydetailed model), is an issue of much debate. Practical experience has shown that the models considerably overestimate such costs because in particular they do not present properly innovation effects induced by the new technologies. They also do not take into account that policy measures can be designed to overcome barriers and to lower transaction costs.» 15 De hierboven aangehaalde elementen leiden tot een overschatting van de marginale reductiekosten zoals ze in het rapport worden voorgesteld. Het gevolg is dat België haar uitstoot in realiteit verder zal kunnen verminderen dan het rapport inschat, ofwel zal het de ingeschatte reductie kunnen bereiken aan een in realiteit lagere kost Kosten voor kernenergie worden zwaar onderschat Arbitraire verlenging van de levensduur Verschillende scenario s in de studie van het FPB voorzien dat de levensduur van alle reactoren verlengd wordt tot 60 jaar. Een dergelijke stelling wordt geponeerd zonder enige onderbouw op technisch gebied of op vlak van veiligheid. In zijn Planning Paper 95, dat gepubliceerd werd in 2005, gaf het federaal Planbureau nochtans aan: «We kennen vandaag het aandeel van het Belgische nucleaire park niet dat zonder risico en economisch haalbaar tot zestig jaar zou kunnen functioneren. In Frankrijk wordt verondersteld dat slechts de helft van de kernreactoren tot vijftig of zestig jaar zal kunnen functioneren.» 16 Op mondiaal niveau zijn in totaal al 107 reactoren stilgelegd. De gemiddelde leeftijd op het moment van hun sluiting was 21 jaar. Op dit moment hebben wij nog geen enkele ervaring qua exploitatie van grote commerciële krachtcentrales met een levensduur die in de buurt komt van 60 jaar. Bovenop de onderschatting van de kosten in de scenario s waarin kernenergie behouden wordt, ontbreken objectieve argumenten om de haalbaarheid van de inwerkingtreding van deze scenario s te onderbouwen «Vergeten» investeringen In de scenario s die uitgaan van een verlenging van de levensduur van de kerncentrales, wordt de stelling weerhouden dat er geen enkele bijkomende investering nodig zal zijn voor de reactors Tihange 2 en 3, en voor Doel 3 en 4. Een dergelijke stelling is uiteraard volledig onrealistisch en bijzonder zorgwekkend vanuit het standpunt van de veiligheid. Het lijkt onmogelijk dat centrales die ten tijde van hun oprichting voorzien waren op een levensduur van drie decennia, zestig jaar lang kunnen worden geëxploiteerd zonder belangrijke bijkomende investeringen. Zo moeten bijvoorbeeld de stoomgeneratoren regelmatig vervangen worden omwille van beschadiging door roest en erosie, en moeten de wanden van de buizen dunner gemaakt worden (wat telkens goed is voor een investering van 15 W. Eichhammer, «Comments on the conclusions of the Commission ENERGIE 2030», p BfP, «Perspectives énergétiques pour la Belgique à l horizon 2030», /42

14 ongeveer honderd miljoen euro). De stoomgeneratoren van de eerder vermelde reactoren werden al een eerste keer vervangen tijdens de eerste 20 jaar van hun werking. Het is onbegrijpelijk dat de Commissie veronderstelt dat de reactoren 40 extra jaren kunnen werken met behoud van dezelfde stoomgeneratoren Onzekere, maar onderschatte kosten voor ontmanteling en beheer van afval Een andere element dat de kostenvergelijking tussen kernenergie en andere energiebronnen scheeftrekt, ligt in de belangrijke onzekerheden rond bepaalde stappen in het nucleaire proces, meer bepaald de ontmanteling van centrales en het afvalbeheer. Er kan nauwelijks teruggegrepen worden naar ervaringen met de ontmanteling van centrales van een belangrijke capaciteit, en er wordt nog altijd gezocht naar oplossingen om radioactief afval te beheren (laten we niet vergeten dat er wereldwijd geen enkele site bestaat waar hoog radioactief afval definitief wordt opgeslagen). Hoe kunnen dan de kosten ingeschat worden? Het lijkt er in elk geval op dat de schattingen naar boven worden bijgesteld naarmate er bijkomende studies worden uitgevoerd (dat was de voorbije jaren het geval in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Verenigde Staten.) Twee confidentiële rapporten 17 van het NIRAS (Nationale Instelling voor radioactief afval en verrijkte splijtstoffen en haar opvolgingscommissie bevestigen deze vrees wanneer ze stellen dat de bestaande schattingen in ons land te voorzichtig waren, en dat de voorziene «onzekerheidsmarges» onvoldoende zijn (13%, terwijl er op internationaal niveau 15 tot 25% wordt voorgesteld). De kosten voor kernenergie lijken dus onderschat te worden in het rapport van de CE2030. De voorzieningen waarop op dit moment gerekend wordt, zullen niet volstaan wanneer de werken moeten worden uitgevoerd, en de kans is groot dat de belastingbetalers opnieuw aangesproken zullen worden Een erg optimistische inschatting van de kosten voor de bouw van een nieuwe reactor Het scenario waarbij uitgegaan wordt van een behoud van kernenergie is verder ook gebaseerd op de bouw van een nieuwe eenheid van 1700 MW. Er wordt in het rapport geen enkele indicatie gegeven over de locatie van deze centrale. In antwoord op vragen heeft de voorzitter van de commissie, aangegeven hiervoor aan de site van de huidige kerncentrale in Doel, bij Antwerpen te denken. Men kan zich nochtans afvragen hoe een dergelijk project geconcretiseerd zou kunnen worden op die plek, rekening houdend met het feit dat de capaciteit van de Schelde om grote centrales met water te koelen op die plaats al aan zijn plafond zit. Er moet verder rekening mee gehouden worden dat een dergelijke installatie slechts het licht zal mogen zien op een aanvaardbare afstand van bewoonde plaatsen. De onderzoekscommissie die zich gebogen heeft over de veiligheid van de nucleaire installaties 17 Hun conclusies werden voorgesteld in Le Soir van 29 juni /42

15 in ons land (commissie Tsjernobyl) kwam in 1991 tot de conclusie dat, gezien de hoge bevolkingsdichtheid die ons land kenmerkt, er geen enkele centrale gebouwd zou mogen zijn binnen een straal van 30 km rond eender welke agglomeratie (een aanbeveling waaraan overigens ook de centrales van Doel en Tihange niet voldoen). Een dergelijke beperking vermindert het aantal mogelijke plaatsen voor een nieuwe reactor nog meer. Verder ook geen woord over de impact op het netwerk van een eenheid die bijna twee keer zo krachtig is als de krachtigste reactors vandaag. Tenslotte zijn de kosten die voorzien worden voor de bouw van deze nieuwe centrale (3,06 miljard euro) kunstmatig laag. De CE2030 baseert zich op openbaar meegedeelde cijfers van de «EPR» reactor die op dit moment in Finland gebouwd wordt. Dat is nochtans op zijn minst een ongelukkig voorbeeld. Voor deze eenheid van 1600 MW hebben Areva en Siemens hun Finse klant een bodemprijs van 3,2 miljard euro voorgesteld. Maar de werf stapelt de teleurstellingen op en ziet de achterstand groeien. Na 2 jaar werd gewag gemaakt van een achterstand van twee tot drie jaar en een meerkost tot 2 miljard euro. En vermits de reactor aan een vaste prijs werd verkocht, zijn het de Franse belastingbetalers die in de buidel mogen tasten omwille van problemen in Finland. Wij stippen ook nog aan dat de Finse klant voor de financiering van de bouw van de centrale voor een bedrag van 1,95 miljard euro van een consortium van banken een krediet heeft gekregen tegen een abnormaal lage rente van 2,6%. En dat de Franse overheid (de belastingbetalers dus) ook een duwtje in de rug heeft gegeven doordat het project ook nog eens heeft kunnen genieten van 610 miljoen euro aan exportsubsidies. Deze bijzondere manier van financieren, die op dit moment door de Europese Commissie wordt onderzocht op haar mogelijke incompatibiliteit met de regels op de vrije concurrentie, zou bij ons niet herhaald kunnen worden. De cijfers van de CE2030 zijn dus duidelijk lager dan de cijfers die in de realiteit worden vastgesteld Er wordt geen rekening gehouden met de evolutie van de uraniumprijs Bovendien, terwijl er rekening gehouden wordt met de evolutie van de prijs voor gas, petroleum en steenkool, lijkt het erop dat de prijs voor uranium 235, de nucleaire brandstof, ingevolge zijn voorziene uitputting niet mee in rekening is gebracht. Alhoewel de impact van de uraniumprijs op de kosten van de elektriciteitsproductie lager ligt dan voor fossiele brandstoffen, kan een evolutie voor een pond U 3 O 8 zoals die de laatste jaren werd vastgesteld (de «spot» prijzen zijn in zeven jaar bijna twintig keer duurder geworden en de prijzen op lange termijn zijn vertienvoudigd) niet zonder grote invloed blijven op de factuur van de elektriciteitsbedrijven. Evalueren wat de impact van de uraniumprijs is op de productiekosten voor elektriciteit is een erg moeilijke oefening, die afhangt van tal van factoren (het niveau van de afschrijvingen van een reactor, de onzekerheid omtrent de kosten voor het afvalbeheer of de ontmanteling van centrales, etc.). Nochtans schat het Uranium Information Center dat «a doubling of the U 3 O 8 price would increase the fuel cost for a light water reactor by 26% and the electricity cost 15/42

16 about 7%.» 18 Deze cijfers liggen in de lijn van de cijfers die door de OESO of het Internationale Energie Agentschap werden gepresenteerd. De eerste schat dat een verdubbeling van de uraniumprijs zou leiden tot een meerkost van 10% 19, en de tweede bevestigt dat de prijs van uraniumoxide 30% van de totale kost van nucleaire brandstof uitmaakt, wat overeenkomt met 15% van de kost voor de productie van elektriciteit (uraniumoxide zou dan 5% van de totale kosten vertegenwoordigen) 20 De CE2030 komt dan weer met lagere cijfers, die uitgaan van een stijging van de productiekost voor elektriciteit van 2 tot 4% bij een verdubbeling van de prijs van uranium (die, niet te vergeten, de voorbije jaren met factor twintig is gestegen). Er moet echter wel verduidelijkt worden dat de cijfers slaan op de kosten van elektriciteitsproductie en rekening houden met de afschrijving van het kapitaal (wat het grootste deel uitmaakt van de gemiddelde prijs van een nucleaire kwh). Vermits de Belgische centrales volledig zijn afgeschreven, zijn de gevolgen van de hausse in de koers van U 3 O 8 eens zo belangrijk in de hier beschreven situatie Niet alle kosten voor kernenergie werden meegerekend Kernenergie heeft zich de voorbije decennia kunnen ontwikkelen dankzij de toekenning van belangrijke rechtstreekse en onrechtstreekse hulp, die niet meegerekend wordt in de berekeningen van de productieprijs van elektriciteit. Zo kende de federale begroting in 2005 bijvoorbeeld bij wijze van «financiering van de Belgische nucleaire activiteiten» bijna 50 miljard euro toe. Voor wat betreft hulp bij onderzoek, ging in 1999 zo n 81% van de Belgische kredieten naar nucleaire technologie, tegenover 2% voor alle technologieën die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen samen. Naast die makkelijk kwantificeerbare transfers moet er ook rekening gehouden worden met de «verborgen» subsidies. De belangrijkste daarvan is waarschijnlijk de plafonnering van 700 miljoen euro die de sector moet betalen in geval van een ongeluk (tot 2005 was dat 300 miljoen euro) en waarbij de rest door de staat moet worden bijgepast 21. Dit is een uniek systeem van burgerlijke aansprakelijkheid dat de sector toelaat om zijn verzekeringspremies aanzienlijk te beperken. De heren Eloi Glorieux en Bart Staes 22 hebben de resultaten van een Europese studie 23 toegepast op België. In die studie werd onderzocht wat de bijkomende kosten zouden zijn in Frankrijk en Duitsland indien een dergelijke plafonnering die ook in onze buurlanden toegepast wordt werd opgeheven. De bijkomende last die Electrabel zou moeten dragen om zijn verzekeringskosten te kunnen dekken, zou oplopen van 1 miljard tot 2,25 miljard euro 24! Er bestaat dan ook geen twijfel over dat de prijs voor kernenergie zonder staatstussenkomst veel hoger zou liggen dan de prijs die meestal en in het rapport van de CE2030 in het bijzonder aangenomen 18 UIC, «The Economics of Nuclear Power», Briefing Paper 8, november OCDE, «Electricity Supply in the OECD», AIE, «World Energy Outlook», Bij wijze van vergelijking ; de kosten voor de schade van de ontploffing van de AZF-fabriek (Toulouse) in 2001 schommelden rond de twee miljard euro, terwijl het hier niet om nucleaire activiteiten ging. 22 Glorieux E., Staes B., Geldtransfers naar de nucleaire sector in België, CE, Solutions for Environment, Economy and technology, Report for DG Environment, Environmentaly harmful support measures in EU Member States, Afhankelijk van de Franse of Duitse cijfers. 16/42

17 wordt. Dat vervalst de concurrentie en zorgt voor een scheeftrekking van de vergelijking tussen de kosten van de verschillende manieren om elektriciteit te produceren en vormt zo een reëel obstakel voor de ontwikkeling van alternatieven. Wij brengen tenslotte opnieuw in herinnering, zoals vermeld in hoofdstuk 4.2.3, dat de kosten van bepaalde nucleaire stappen (ontmanteling van de centrales en beheer van het afval in het bijzonder) meer dan waarschijnlijk onderschat worden, zoals twee recente en vertrouwelijke rapporten hebben bevestigd. Al deze factoren samen leiden tot een zware onderschatting van de kosten voor de nucleaire optie. Deze onderschatting heeft uiteraard rechtstreekse gevolgen voor de resultaten van de studie, die kernenergie bevoordeelt ten opzichte van de alternatieven Methodes voor berekening van elektriciteitsprijs in het voordeel van kernenergie Het weglaten van het Europese systeem van uitwisseling van uitstootrechten en de flexibele mechanismen van het Kyoto-protocol. Zoals we al in punt 4.1 vermeld hebben, is het ver van de realiteit om te veronderstellen dat België geen gebruik zou kunnen maken van het Europese systeem van uitwisseling van uitstootrechten of van de flexibele mechanismen van het Kyoto-protocol. Deze simplificatie leidt tot een overschatting van de kosten van CO 2 -reductie (cf. hoofdstuk 4.1), en dus tot een overschatting van de impact van de kernuitstap op de elektriciteitsprijs (omdat de kosten voor technologische investeringen die de uitstoot moeten verminderen in de prijzen worden doorgerekend.) Die vaststelling wordt trouwens gedeeld door de CE2030 zelf, die in de executive summary van het voorlopige rapport stelt dat «When there are flexible mechanisms in place on a EU level, the cost for the energy consumers will be less affected by the exclusion or unavailability of certain technological options (as nuclear or CCS), because the consumers will rely on CO 2 reductions realized abroad. There still remains an important opportunity cost for the Belgian economy in the sense that cheap CO 2 emission reductions have been excluded.» 25 Het feit dat twee scenario s uit een andere studie van het FPB geïntegreerd worden om de indruk te wekken dat er rekening werd gehouden met een Europese context, verandert niets aan die vaststelling De elektriciteitsprijzen worden in werkelijkheid bepaald door de marginale productiekosten en moeten steeds afhankelijker worden van de Europese markt. In het PRIMES-model wordt de elektriciteitsprijs bepaald door de gemiddelde productiekost («It is recalled that in the PRIMES model, the electricity price is related to the average generation cost», p. 222). In een vrijgemaakte markt daarentegen wordt de elektriciteitsprijs bepaald door de marginale productiekost, ofwel de laatst geproduceerde kwh. Daarom zullen volgens de CREG «voor het vastleggen van de verkoopprijzen de marktprijzen een grotere rol gaan spelen dan de productiekosten ( ) In België komt de "base load" 26 marktprijs zo 25 Voorlopig rapport, executive summary, p Base load : energieblokken die verkocht worden op de markt voor een constante kracht en verbruik 17/42

18 ongeveer overeen met de marginale productiekost» 27. Dat betekent dat de verkoopprijs per kwh rechtstreeks verbonden is aan de variabele productiekosten van de marginale centrale ofwel de centrale die de «laatste verbruikte kwh» produceert en die gekenmerkt wordt door de hoogste variabele kosten. De vraag is ons land is nu van die aard dat de marginale centrales over het algemeen centrales op kolen of gas zijn. De lage productiekosten van kerncentrales, die te verklaren is door het feit dat deze centrales volledig zijn afgeschreven, heeft dan ook geen invloed op de prijs van de elektriciteitsvoorziening. We mogen trouwens verder ook veronderstellen dat de elektriciteitsmarkt tegen 2030 op een schaal zal functioneren die de Belgische grenzen ver zal overstijgen. Indien het al niet komt tot een totale verbinding tussen de landen, zullen er waarschijnlijk tenminste elektrische platformen bestaan die heel wat verder zullen gaan dan de grenzen van ons kleine landje. Die visie wordt verder aangemoedigd door bijvoorbeeld toe te laten dat er geen onderscheid wordt gemaakt tussen binnen -en buitenlandse spelers (p.38) Op een dergelijke markt is de prijs het resultaat van de productiekost van de marginale productie-eenheid die nodig is om te voldoen aan de vraag op Europese schaal en niet langer enkel op Belgisch niveau. Het PRIMES-model houdt geen rekening met die Europese dimensie en neemt de invloed van een Europese elektriciteitsmarkt op de Belgische situatie niet in overweging. Een dergelijke leemte overschat schromelijk de invloed van onze kerncentrales op de elektriciteitsprijs. Het gevolg daarvan is dat de lage productiekost van elektriciteit door de afgeschreven kerncentrales niet terug te vinden in de levering van goedkopere elektriciteit aan de consument. De CE2030 zegt het niet anders : «Much of the time, the prices for electricity in France are not determined by the low nuclear marginal cost, but by the gas or coal plants in Germany» (p. 66). De boodschap die voortdurend door de CE2030 herhaald wordt, nl. dat de kernuitstap gelijkstaat met het zichzelf ontzeggen van een goedkope manier om elektriciteit te produceren, moet dus genuanceerd worden: De huidige lage productiekosten van de afgeschreven kerncentrales laten geen verlaging toe van de verkoopprijs voor elektriciteit. Ze zijn dus niet in het voordeel van de kleine consument, maar wel van de eigenaars van de centrales. De economische logica aan de basis van deze redenering zegt dat het enige economische voordeel ervan te vinden is in het vrijmaken van financiële investeringsmogelijkheden, waarvan niets zegt dat die in België zullen worden ingezet. Hoe kan een private producent die van 24 uur per dag. De kosten voor energie op de piekmomenten peak load (energieblokken die op de markt verkocht worden voor constant gebruik en kracht gedurende 12 dagen per werkdag) liggen over het algemeen 20% hoger dan de prijzen voor base load. De base load price is dan de gemiddelde prijs van alle uren in de betrokken periode, de peak load price is de gemiddelde prijs tijdens de 12 uur op werkdagen in de dagen van de betrokken week. 27 CREG, Etude relative à la régulation nécessaire en vue de réaliser des baisses tarifaires possibles au sein des différentes composantes tarifaires de l électricité, /42

19 goedkoper produceert, maar die de prijs voor de consument niet verlaagt, de gemeenschap in zijn geheel ten goede komen (de sociale kost?)? 4.4. CO 2 uitstoot wordt in het nucleair proces als onbestaand beschouwd Het is belangrijk om de mythe te ontkrachten dat kernenergie geen broeikasgassen zou veroorzaken. Het klopt dat onze kerncentrales verwaarloosbare hoeveelheden CO2 uitstoten. Maar om de uitstoot broeikasgassen als gevolg van elektriciteitsproductie correct in te schatten, moet de hele productieketen bekeken worden. Voor kernenergie houdt dit in dat er rekening moet gehouden worden met de verschillende noodzakelijke stappen vanaf de extractie en fabricatie van de brandstof tot aan de ontmanteling van centrales en het afvalbeheer gedurende honderden zelfs duizenden jaren. De energie die hiervoor nodig is, komt voornamelijk uit fossiele brandstoffen en zorgt dus voor uitstoot van broeikasgassen. En die uitstoot zal in de toekomst onvermijdelijk stijgen. Vermits de mineralen die het meest uranium bevatten nu opgebruikt worden, zullen we onvermijdelijk verglijden naar het gebruik van een steeds minder rijke grondstof, waardoor de extractie en de behandeling, twee energieverslindende handelingen, steeds meer energie zullen gaan vergen. Sommigen schatten zelfs dat op middellange termijn de hoeveelheid energie die verbruikt wordt doorheen de keten groter zal zijn dan de energie die door de reactoren wordt opgewekt. 28. Kernenergie op een gesimplificeerde manier als CO2-neutraal beschouwen, levert deze energievorm uiteraard een aanzienlijk voordeel op in een studie waarvan de scenario s steunen op het terugdringen van de uitstoot van broeikasgassen. 5. Onderschatting van het potentieel van hernieuwbare energie en het beheersen van de vraag naar energie 5.1. Hernieuwbare bronnen Een willekeurige grens wordt opgelegd aan de invoer van biomassa. Vastgelegd op drie keer 10% van de primaire energieconsumptie, betekent deze beperking die in de test niet wordt beargumenteerd een belangrijk nadeel voor deze bron van hernieuwbare energie. Ondanks de talrijke kritieken die volgden op deze arbitraire hypothese 29 in het voorlopige rapport van de CE2030, werd er in het definitieve rapport niets aan deze stelling veranderd. Zoals de Waalse Energiecommissie in haar advies over het voorlopige rapport stelt «zouden alle voorgestelde scenario s minstens rekening moeten houden met de quota s die door de regio s tegen 2012 voor groene elektriciteit werden vastgelegd evenals met het corrigerende effect die de ondersteuningsmaatregelen zullen 28 Storm van Leeuwen & Smith, Can nuclear power provide energy for the future; would it solve the CO 2 emission problem?, Universiteit van Groningen, Cfr. Bijvoorbeeld het advies van CWaPE, en ook : APERe, EDORA, ODE-Vlaanderen, Study CE Comments on preliminary report, januari /42

20 hebben op de kosten van de productieketen van groene elektriciteit.» Ook met deze opmerking werd bij de uitwerking van het definitieve rapport van de CE2030 geen rekening gehouden. DE CE2030 suggereert om meer windmolenparken te bouwen in zee, met name op de Wenduine Bank en de Vlakte van de Raan. De milieuverenigingen zijn verbaasd over deze aanbeveling. Volgens de Koninklijke Besluiten van en werden er aanpassingen doorgevoerd in de maritieme zones die onder Belgische jurisdictie staan en werden nieuwe speciale reservaten afgebakend. De Wenduine Bank bevindt zich deels in een zone die valt onder de Vogelrichtlijn. De Vlakte van de Raan grenst dan weer aan een nieuwe zone die valt onder de Habitatrichtlijn. De milieuverenigingen zijn er dan ook tegen gekant dat de overheid deze dossiers zou heropenen. Bovendien, wat zou kunnen lijken op een pleidooi voor een offshore windmolenpark, is eigenlijk erg dubbelzinnig, vermits de Commissie aan het Planbureau had gevraagd om te werken op basis van een maximum offshore potentieel van MW. Terwijl alleen al op de momenteel aangeduide zone op de Thorntonbank niet minder dan MW kan worden geïnstalleerd. In de bijdrage van Prof. De Ruyck (lid van de Commissie) aan de CE2030, wordt een duidelijk hoger potentieel naar voor geschoven (13000 MW). De studie van het FPB voor Minister Tobback gaat uit van een potentieel van MW. En volgens een studie van het Belgisch Wetenschappelijk Beleid bedraagt het totale Belgische offshore potentieel MW. De resultaten van de studie van het FPB, te vinden in de figuur op p.172, illustreert deze onderschatting van het potentieel van windmolenparken in de definitie van de werkhypotheses: alle scenario s bereiken de arbitraire grens van MW die door de CE2030 werd vastgelegd. Er is dan ook geen enkele twijfel dat een meer realistisch potentieel voor positievere resultaten zou gezorgd hebben voor energie uit offshore windmolenparken. Specifiek voor de Thorntonbank, verrechtvaardigde Pr. D Haeseleer de cijfers van het voorlopige rapport die onveranderd bleven door het feit dat er nergens een park werd van meer dan 5 MW is gebouwd op 28 km van de kust. Nochtans werd er in augustus 2006 op 25 km van de Schotse kust een windmolenpark van 5 MW en 4 meter diep opgericht. 30. Een Belgisch bedrijf, Scaldis, nam zelfs een deel van de werken voor zijn rekening. Overigens zullen in turbines van minstens 5 MW gebouwd worden op 45 km van de Duitse kust. Andere voorbeelden, die vermeld worden in de adviezen van de APERe, EDORA en ODE-Vlaanderen, illustreren het feit dat de CE2030 onvoldoende rekening gehouden heeft met de technologische evoluties die gelinkt zijn aan hernieuwbare energiebronnen. Dat geldt in het bijzonder voor de opslag van energie (waarvan de toepassingen erg interessant zijn voor energiebronnen die onderbrekingen kennen) en het beheer van het netwerk, evenals voor de technologische ontwikkeling van /42

21 de meest recente hernieuwbare energieprocessen (de energie uit de zee in het bijzonder). Voor windenergie op land (onshore) gaat de Commissie uit van een jaarlijkse groei van 10%. Terwijl de gemiddelde groei de laatste vijf jaar 50% bedroeg en de capaciteit in België jaarlijks met 40% kan blijven groeien om in MW te bereiken 31. De CE2030 voorziet tot 2020 slechts 718 MW. We hebben al gezegd dat de studie zich voornamelijk op elektriciteit richt. Ze houdt bijvoorbeeld geen rekening met verschillende ketens van hernieuwbare energie die gebruik maken van toepassingen uit de verwarming van gebouwen. Zonne-energie voor verwarming en warmtepompen bijvoorbeeld hebben tegen 2030 een groot ontwikkelingspotentieel en ontbreken desondanks volledig in het rapport. Tenslotte bemerken we doorheen het hele rapport een andere behandeling voor kernenergie dan voor hernieuwbare energie. Die verschillen, die aangetoond worden in hoofdstuk 5.4, voeden de vrees van de milieuorganisaties dat kernenergie in het rapport van de CE2030 bevoordeeld zou worden. In de scenario s zonder kernenergie en/of zonder CO 2 -afvang -en opslag (CCS, carbon capture and storage ) kan het aandeel van de hernieuwbare energie, omwille van de kunstmatig door de CE2030 opgelegde grenzen die eerder besproken werden, enkel betekenisvol stijgen door massaal over te stappen op zonne-energie. Terwijl dat net de hernieuwbare energiebron is waaraan in het rapport de hoogste investeringskosten worden toegekend. Op die manier wordt de productiekost voor hernieuwbare energie kunstmatig verhoogd, waardoor de nucleaire optie financieel aantrekkelijker wordt gemaakt dan de alternatieven Energie-efficiëntie en rationeel energiegebruik Ondanks het feit dat het rapport van de CE2030 de nadruk legt op de noodzaak om de aanzienlijke mogelijkheden van energiebesparingen in ons land te gebruiken, een vaststelling die vanzelfsprekend wordt gedeeld door de milieuverenigingen, houdt de CE2030 geen rekening met het enorme potentieel in die materie en voorziet het geen enkel scenario met een actief beleid terzake. Nochtans toont een studie die DLR 32 op vraag van Greenpeace uitvoerde aan dat de verhoging van de energie-efficiëntie de sleutel vormt tot de overgang naar een duurzaam energiesysteem. In dit scenario, dat gebaseerd is op een actief beleid, daalt de vraag naar energie tussen 2000 en 2050 met 40%. Een studie van het Fraunhofer Instituut over het potentieel aan energiebesparingen in België, die in 2004 aan de vorige Minister van Economie werd overhandigd, besloot dat België zijn Kyoto-doelstellingen in eigen land kan behalen en kan overstijgen en tegelijk de kernuitstap 31 Potentieel op basis van projecten die al toestemming gekregen hebben en een voorzichtige schatting van bijkomende projecten (beleidsbrief van Minister Peeters, EDORA-inventaris en Windplatform van ODE-Vlaanderen) 32 Scénario énergétique et résumé exécutif (en français) disponibles via le lien: 21/42

22 maken, door energiebesparingen die ontstaan uit het overnemen van maatregelen die in onze buurlanden zijn ingevoerd. In plaats van dit potentieel voorop te stellen, beperkt de CE2030 zich tot de integratie van twee bestaande Europese richtlijnen, die al worden toegepast door België. Wat betreft de studie van het FPB is het belangrijk om te vermelden dat het PRIMESmodel niet helemaal rekening houdt met de technologische innovatie rond energieefficiëntie en er dus het potentieel van onderschat 33. Zoals Pr.J.-P. Van Ypersele in zijn nota benadrukt, is deze factor nochtans van kapitaal belang om de kost voor emissiereductie te evalueren. De kosten die verbonden zijn met de verbetering van de energie-efficiëntie en de beheersing van de vraag vormen het onderwerp van talrijke discussies. Zoals Dr. Eichhammer bevestigt: «Practical experience has shown that the models considerably overestimate such costs because in particular they do not present properly innovation effects induced by the new technologies. They also do not take into account that policy measures can be designed to overcome barriers and to lower transaction costs which are in some way reflected in the models in terms of high expectations on the rate of return. At each time, when energy efficiency has been tackled IN PRACTICE, it has been found that the associated costs were lower than expected and the co-benefits (including non-energy benefits) larger than initially thought». 34 Op basis van een gedetailleerde technologische evaluatie van maatregelen die in de Europese industrie voor energie-efficiëntie worden gebruikt, blijkt dat de meerderheid van de opties geïmplementeerd werd tegen een reductiekost die lager was dan 100 euro/tco 2. Dr. Eichhammer schat dus dat de Belgische industriële sector potentiële verbeteringen van energie-efficiëntie kan bieden die kunnen worden uitgevoerd aan een kost die lager is dan in het rapport wordt voorgesteld. In zijn commentaar benadrukt Dr. Eichhammer eveneens het belang van de efficiëntie van elektrische apparaten. Maatregelen die relatief gemakkelijk kunnen uitgevoerd worden (labelling van performante apparaten, verminderd gebruik van apparaten in waaktoestand, etc.) kunnen een belangrijke impact hebben op de beheersing van het elektriciteitsverbruik. De recente Richtlijn 2006/32/EC over energie-efficiëntie en energiediensten, die uiterlijk tegen 2008 geïmplementeerd moet zijn, zal toelaten om een deel van dat potentieel te gebruiken. Een studie van studiebureau E-ster 35 evalueert een aantal maatregelen die grote besparingen toelaten in de elektriciteitssector, en dat grotendeels doen aan een nulkost of zelfs een negatieve kost. Het rapport evalueert het potentieel aan elektriciteitsbesparingen op korte termijn (minder dan twee jaar) in België op Edenhhofer et al., «Induced technological change : exploring its implications for the economics of atmospheric stabilization : Synthesis Report from the Innovation Modelling Comparison Project, The Energy Journal, Endogenous Technological Change and the Economics of Atmospheric Stabilisation Special Issue, April W. Eichhammer, «Comments on the conclusions of the Commission ENERGY 2030», p Potential of short-term energy efficiency and energy saving measures in Belgium, E-ster, mei Studie beschikbaar op 22/42

23 GWh. Op middellange termijn (10 jaar) kan een bijkomende GWh bespaard worden, ofwel GWh in totaal. In de studie wordt ervan uitgegaan dat de transportsector erg weinig onderhavig is aan een verhoging van de energieprijs. De auteurs verklaren dat door de erg lage prijselasticiteit en het aandeel van de fiscale bijdrages in de uiteindelijke brandstofprijs. Zoals Dr. Eichhammer onderstreept, houdt deze redenering een ernstige onderschatting in van normatieve beleidsinstrumenten en vooral van een degelijke CO 2 -heffing op brandstof en op de verkoop van wagens. Een vaststelling die trouwens onderschreven wordt door de Europese Conferentie van Ministers van Trasport : «De methodes die toegespitst zijn op de beperking van het verbruik bieden op korte en middellange termijn de beste perspectieven op reductie van CO 2 -uitstoot. Het meest efficiënt zijn de maatregelen die betrekking hebben op de belasting op brandstof, de normen die toegepast worden op wagens en hun onderdelen, een modulering van de belasting op voertuigen.» 36. Er kunnen trouwens vragen gesteld worden over het effectieve ontbreken van prijselasticiteit in de vraag van de transportsector in verhouding tot de prijs. Zo werd volgens de Belgische petroleumfederatie in 2005 een daling van 3,4% vastgesteld in de verkoop van brandstof voor het transport 37. En de trend lijkt zich door te zetten, vermits er in de eerste vier maanden van 2006 een daling met 15% (waarvan 6% enkel over diesel gaat) werd vastgesteld tegenover dezelfde periode in Wij merken tenslotte nog op dat de Algemene Directie Statistiek en Economische Informatie van de FOD Economie een vermindering met 2,2% van het uiteindelijke energieverbruik bekendmaakte tussen 2004 en Zowel het transport als de residentiële sector zag daarbij zijn energieverbruik dalen in vergelijking met het voorgaande jaar. Die resultaten, die verklaard worden door de stijging van de energieprijzen en een verhoging van de temperatuur die de vraag naar verwarming deed dalen, illustreren het feit dat een stijging van het energieverbruik niet onvermijdelijk is. De onderschatting van het potentieel aan emissiereductie in het transport heeft als gevolg dat de reductie-inspanningen die niet worden opgelegd aan deze sector (die nochtans met 30% de belangrijkste stijging sinds 1990 gekend heeft) door anderen moeten worden goedgemaakt. Volgens de milieubewegingen onderschat het rapport dan ook schromelijk de hefbomen tot actie die zouden kunnen en moeten gebruikt worden om de uitstoot in de transportsector te beperken, waardoor een onevenredige beperking van de uitstoot in de elektriciteitssector vereist wordt. Door er de eerste aanbeveling van haar rapport van te maken, lijkt de CE2030 een lans te breken voor energie-efficiëntie. Maar een grondigere lezing van het rapport geeft dan toch een heel andere indruk. Ondanks de vele opmerkingen, zowel van de leden van de CE2030 (cf. hierboven) als van de panels van geconsulteerde experts (Waalse regio, 36 Europese Conferentie van Ministers van Transport Raad van Ministers, «Transport en milieu onderzoek van beleid inzake emissiereductie in de transportsector», juni L Echo, 25 juli Le Soir, 23 augustus /42

24 Brussels Hoofdstedelijk Gewest, een meerderheid van de leden van de FRDO en van de Algemene Raad van de CREG, etc.) heeft de CE2030 haar hypotheses (kosten, potentieel) op het vlak van energie-efficiëntie en beheersing van de vraag niet herzien Geen politiek ambitieus scenario De CE2030 heeft geen enkel scenario weerhouden waarin het FPB werd gevraagd om een duidelijkere ontplooiing van hernieuwbare energie of energie-efficiëntie te bestuderen die het gevolg zou zijn van een pro-actieve politiek op dat vlak. Zo ziet de studie van het FPB de verhoging van de energie-efficiëntie als een gevolg van de verhoging van de energieprijs. Het is betreurenswaardig dat een dergelijke studie, die besteld wordt door de Minister van Energie, de mogelijkheden die voor ons liggen om ons energieverbruik te beheersen niet uitgebreider onderzoekt. Het leidt geen twijfel dat in de toekomst een dergelijke richting ingeslagen zal worden, gezien de vele energie-uitdagingen waarmee we vandaag geconfronteerd worden: klimaatverandering, afhankelijkheid van fossiele brandstoffen, luchtkwaliteit, etc. In een communiqué van 14 november 2006, waarschuwde het Internationaal Energie- Agentschap zelf de internationale gemeenschap omtrent de noodzaak om het energieverbruik in de geïndustrialiseerde landen te herzien, omdat het huidige energieverbruik op termijn «onhoudbaar» zal zijn. «We zitten niet op een traject dat op termijn vol te houden is en we kunnen niet nog een decennium wachten in de hoop dat de technologie het probleem wel zal oplossen» bevestigde executief directeur de het IEA, Claude Mandil tijdens de Conferentie van Nairobi over klimaatverandering. «We moeten nu een alternatief beleid van energieefficiëntie toepassen, of de CO 2 -uitstoot zal de volgende tien jaar blijven stijgen en enorm worden.». Het is dan ook absoluut nodig dat elk land in deze materie zijn verantwoordelijkheid opneemt, een rol die voornamelijk weggelegd is voor de Ministers van Energie. Het is dan ook betreurenswaardig dat een echte beheersingspolitiek van de vraag naar energie op dit moment ontbreekt in ons land Hernieuwbare energiebronnen en kernenergie worden niet op gelijke voet behandeld In het rapport worden hernieuwbare energiebronnen door de CE2030 bij herhaling niet op dezelfde manier behandeld als kernenergie of fossiele energie, waardoor ze zwaar benadeeld worden. Er zijn verschillende voorbeelden van deze behandeling terug te vinden, de lijst hieronder is dan ook verre van exhaustief. De CE2030 benadrukt verschillende keren dat de kosten van hernieuwbare energiebronnen en de noodzaak om deze technologieën met subsidies te ondersteunen «erg duur is voor de maatschappij» 39. De uitgebreide openbare 39 Wij citeren bij wijze van voorbeeld :«In a transition period, judicious local production of renewable energy at acceptable locations must be steered through the penalty value of the 24/42

25 steunmaatregelen die er de laatste decennia naar de nucleaire sector zijn geweest, krijgen dan weer heel wat minder aandacht van de CE2030. Dat verschil in behandeling wekt minstens verwondering, vermits in 1999 het totaal van hernieuwbare energiebronnen samen slechts 2% van het openbaar onderzoeksbudget toegewezen kregen, tegenover 81% voor kernenergie. Op Europese schaal ging er tussen 1984 en miljard euro naar kernenergie, ofwel vijf maal meer dan de 7 miljard die toegekend werden aan de hernieuwbare energie. De noodzakelijke investeringen voor het aanpassen van de infrastructuur (vooral voor wat betreft de elektriciteitsnetwerken) worden enkel meegerekend voor windmolenparken en zonne-energie. Terwijl het rapport in zijn analyse rekening houdt met de externe kosten van hernieuwbare energiebronnen, worden niet alle kosten van kernenergie meegeteld. (cf. hoofdstuk 4.2) Wij verwijzen in het bijzonder naar de beperkte aansprakelijkheid van de exploitanten van kerncentrales of de kost voor de ontmanteling van centrales. De analyse van de gevoeligheid voor technische en economische beschikbaarheid van primaire energiebronnen werd niet op alle energiebronnen toegepast: enkel biomassa en (deels) fossiele brandstoffen waren het onderwerp van analyse. Het rapport houdt dan ook geen rekening met de beschikbare uraniumreserves. De CE2030 legt verschillende keren de nadruk op de problemen die verbonden zijn met onderbrekingen in de elektriciteitsproductie door windmolenparken (p 219 bv.) om zo de nadelen op het gebied van verzekerde bevoorrading te onderlijnen. De CE2030 is echter heel wat discreter als het graat over de vele nadelen en zwaktes van een hyper-gecentraliseerd elektriciteitsnetwerk dat steunt op een beperkt aantal productie-eenheden. Er bestaan nochtans genoeg voorbeelden van: de hittegolf van 2003 maakte een vertraging van de vele Franse kerncentrales noodzakelijk, omwille van een gebrek aan afkoelingsbronnen (te warme waterlopen en te laag debiet). Frankrijk, waarvan de productie nochtans gekenmerkt wordt door een overcapaciteit, moest om aan de vraag te voldoen elektriciteit aankopen die tien keer zo duur was. In 2006 werd Zweden geconfronteerd met zijn afhankelijkheid van kernenergie, toen 5 van de 10 reactoren van het land (die 50% van de elektriciteit leveren) stilgelegd werden voor inspectie naar aanleiding van een zwaar incident in een van die centrales. De CE2030 wijst op p.133 op de druk voor het milieu als gevolg van het gebruik van biomassa als energiebron, en dringt erop aan dat dit op een duurzame manier zou worden opgelost, en maakt van de gelegenheid gebruik om zich te profileren als verdediger van het milieu. Uiteraard onderschrijven de milieubewegingen deze vaststelling, maar ze verwonderen er zich ook over dat er op geen enkel moment green certificates. Depending on the source, subsidy must be tailor made; over-subsidy leads to improper use of public money.» (p. 30) «Energy generation by RES is currently not cost-effective» (chapter Subsidy requirements for renewables accommodations, p. 202). 25/42

26 in het rapport melding wordt gemaakt van de talrijke sociale en ecologische gevolgen van de extractie en transport van fossiele brandstoffen (kolen, gas, petroleum) en splijtstoffen (uranium). Om maar een paar voorbeelden te geven; ontbossing, zwarte zeeën, vervuiling met koolwaterstof in beschermde zones (Alaska, Bolivië, Rusland, etc.) contaminatie van waterlopen, financiële ondersteuning van dictatoriale regimes, uit hun woongebieden verdrijven van inheemse bevolkingen, besmette arbeiders in uraniummijnen, dwangarbeid, etc. Deze verschillen in behandeling in het rapport zijn op geen enkele feitelijke basis gestoeld. Ze benadelen zwaar en systematisch de hernieuwbare energiebronnen ten voordele van kernenergie. Een ander voorbeeld, dat gepubliceerd werd in La Libre Belgique 40, is een mooie illustratie van het gebrek aan kennis als het geen misprijzen is van sommige leden van de CE2030 voor hernieuwbare energiebronnen. Het gaat om de passieve huizen, waarvan het energieverbruik 10-15% bedraagt van een gewoon huis. Tijdens een uitzending van «Matin Première» (RTBF) op 20 november 2006 bevestigt Vice-voorzitter van de Commissie Pierre Klees over het onderwerp: «Waar zijn die passiefhuizen dan? Wie zijn de architecten die ze kunnen bouwen? Wie wil er wonen in een huis met dergelijke beperkingen? Ik weet dat het verbruik van een strijkijzer kan volstaan om een huis te verwarmen, maar ik weet ook dat je geen venster kan openen zonder het evenwicht uit het hele systeem te halen Het gedrag van mensen aanpassen is mogelijk, maar op die schaal tegen 2030 lijkt me uitgesloten!». Nochtans zijn er de laatste vijftien jaar in Europa duizenden passiefhuizen gebouwd. De bewoners ervan tonen zich zeer tevreden (96% van de ondervraagden in het kader van een Zwitserse tevredenheidsenquête noemde zich «tevreden» of «zeer tevreden»). Een dergelijk gebrek aan kennis van het onderwerp, van een belangrijke «energie-expert die op de hoogte is (sic)» om mijnheer Klees zelf in de uitzending te parafraseren, doet minstens de wenkbrauwen fronsen. 6. Er wordt geen rekening gehouden met de voordelen van een klimaatbeleid Een belangrijke opmerking die over de studie van het FPB kan gemaakt worden ( en die ook geldt voor de Tobback-studie) is dat de voordelen van een beperking van broeikasgassen niet in rekening gebracht wordt (wat men de «kost van een gebrek aan actie» noemt). Het recente rapport dat opgesteld werd door de adviseur voor de Britse regering en oud hoofdeconomist van de Wereldbank, Sir Nicholas Stern, bevestigt dat de kosten van een klimaatbeleid heel wat lager zijn dan de kosten die we zullen moeten dragen als we de nodige maatregelen niet nemen om het fenomeen tegen te gaan. Bovendien, bovenop de (economische, maar ook sociale en ecologische) voordelen, die het gevolg zijn van een beperking van de impact van de opwarming van de aarde, zou een emissiereductie ook andere, «indirecte» voordelen opleveren (verbetering van de 40 DEPREZ B., MARRECAU C., La Commission «Energie 2030» fausse le débat l exemple des maisons passives, LLB van 16 januari /42

27 luchtkwaliteit, vermindering van het verkeersinfarct, beperking van de exploitatie van niethernieuwbare energiebronnen, etc.) Bij wijze van voorbeeld, schat het Europees Milieu Agentschap dat «de actie van het gevecht tegen de klimaatswijzigingen [om de doelstelling van 2 C te behalen] enorme indirecte voordelen zullen opleveren voor de inperking van de vervuiling van de atmosfeer tegen 2030: een vermindering van de totale kosten voor het beheersen van de emissies van bestanddelen die de atmosfeer vervuilen in een orde van grootte van 10 miljard euro per jaar, een vermindering van de uitstoot van atmosfeer vervuilende stoffen, die leiden tot lagere verwachtingen van de openbare gezondheid (bijvoorbeeld het vermijden van meer dan vroegtijdige sterfgevallen per jaar) en aan de ecosystemen 41» Het leidt tot een beperkte en gesimplificeerde kijk op de werkelijkheid als de gevolgen van een klimaatbeleid enkel op gebied van kosten geëvalueerd worden. Om de effecten van een beleid van emissiereductie ten volle te evalueren, is het nodig om de volledige kosten en baten in rekening te nemen, wat een complexe oefening is. 7. Kunnen marktspelers spontaan kiezen voor de beste oplossing voor morgen? De studie gaat uitgebreid in op de mogelijkheid van de markt om op een gegeven ogenblik vanuit economisch standpunt de optimale oplossing te vinden (zie p.38) In die aanpak, die niet gespeend is van ideologie, wordt het niet als nuttig beschouwd zelfs eerder als contraproductief dat het beleid een aantal beperkingen oplegt die vanuit een economisch standpunt niet optimaal zijn. Tegelijk specificeert de studie met betrekking tot de netwerken en op een ietwat tegenstrijdige manier dat het mogelijk moet zijn om de kosten voor de (geregulariseerde) transmissie vandaag te verhogen, met als doel de consument morgen te laten genieten van een lagere distributiekost. (p.236) Hier wordt, met andere woorden, een staatsinterventie gesuggereerd om de markt te «forceren» en zo de toekomst voor te bereiden. Dit voorbeeld illustreert mooi het feit dat, alhoewel de marktspelers een efficiëntie tonen op korte termijn, er niets is dat duidt op verzekerde competentie op lange termijn. Aspecten zoals geopolitieke instabiliteit op lange termijn zijn typisch erg moeilijk om objectief in een markt te integreren. Voor de milieubewegingen is enkel het zoeken naar een economisch optimum onvoldoende als criterium om ons energiesysteem op te oriënteren. 41 Europees Milieu Agentschap, «Qualité de l air et bénéfices indirects des politiques en matière de changements climatiques», /42

28 8. De nood aan stabiele marktomstandigheden Als een echo van de economische spelers, onderstreept het rapport de noodzaak om te investeren in bijkomende productiecapaciteit, en wijst het herhaaldelijk op de noodzaak voor investeerders om te kunnen genieten van een stabiel kader van reglementeringen om die investeringen met kennis van zaken te kunnen doen. De milieubewegingen kunnen een dergelijke stelling enkel maar onderschrijven. Logisch gezien, zijn er vandaag drie basisscenario s mogelijk : 1) De (wet op de) kernuitstap wordt terug in vraag gesteld, of wordt niet bevestigd (wat een destabilisering van het kader inhoudt) men gaat verder met kernenergie er worden in het land geen nieuwe productie-eenheden geïnstalleerd doordat de kernenergie investeringen in nieuwe productiecapaciteiten ontmoedigt ; 2) De (wet op de ) kernuitstap wordt bevestigd, maar enkel voor de volgende legislatuur onzekerheid op lange termijn rem op investeringen in nieuwe productie-eenheden ; 3) De (wet op de) kernuitstap wordt definitief bevestigd zekerheid wat betreft het reglementaire kader investeringen worden mogelijk en worden gerealiseerd indien ze economisch rendabel zijn Voor wat betreft de noodzaak om marktomstandigheden te creëren die diversifiëren over verschillende manieren van elektriciteitsproductie, lijkt het volhouden van de nucleaire optie geen geloofwaardige oplossing, want deze vormt een obstakel voor de toegang van nieuwe operatoren op de markt. De milieubewegingen vinden dus dat het in vraag stellen van de (wet op de) kernuitstap onzekerheid creëert en de realisatie van investeringen in nieuwe productiecapaciteit afremt. 9. Energie-onafhankelijkheid van België en bevoorradingszekerheid 9.1. Onvoldoende duidelijkheid over de definities van energie-onafhankelijkheid en bevoorradingszekerheid De studie onderscheidt de twee termen in zijn definities (p 80-81), maar lijkt ze daarna zonder onderscheid te gebruiken. Doorheen het hele rapport wordt er in essentie een derde definitie gebruikt; «import depency». Dit betekent, volgens de opmerking onderaan pagina 12 (p.19) dat een onafhankelijkheid van invoer wordt verkregen op het moment dat een land beschikt over het equivalent van het verbruik over een of twee jaar. Uit het rapport wordt niet duidelijk dat het begrip van bevoorradingszekerheid gebaseerd is op een definitie die slechts twee jaar vooruit kijkt, terwijl het begrip energie-onafhankelijkheid verwijst naar een onbeperkte tijdsschaal. Rekening houdend met het feit dat duurzame ontwikkeling niet los te koppelen valt van een logica op lange termijn, moet in dat verband het belang van een grotere energie-onafhankelijkheid onderstreept worden. Die onafhankelijkheid kan in België alleen maar bereikt worden door middel van hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. De organisaties drukken er dus op dat de studie bedoeld is om beleidsmakers inzicht te geven op lange termijn en niet op twee jaar. 28/42

29 Het argument van een grotere bevoorradingszekerheid over een periode van minstens 2 jaar lijkt in dit verband eerder anekdotisch. De fysieke bevoorrading van energie vormt tegen 2030 geen echt probleem («it is accepted that enough energy is physically available», p. 37) Volgens de auteurs is de uitdaging vooral om die bevoorrading tegen economisch aanvaardbare voorwaarden te bekomen. (p.37) 9.2. Ondanks de afwezigheid van uraniumafzettingen in België wordt kernenergie beschouwd als een binnenlandse energiebron De CE2030 legt het accent op het probleem van de Belgische afhankelijkheid op het gebied van elektriciteit, wat inderdaad zorgen baart. Volgens de CE2030 zou die afhankelijkheid met 65 à 70% dalen indien de kernoptie behouden blijft (tegenover 79% in het referentiescenario). De CE2030 verkrijgt dat voor kernenergie gunstige resultaat door subtiel te aanvaarden dat de kernenergie geproduceerd wordt op basis van binnenlandse grondstoffen. Ze gaat dus voorbij aan het feit dat er geen uranium te vinden is in de Belgische ondergrond. In werkelijkheid is België op dit moment voor zijn energievoorziening voor 98% afhankelijk van de invoer van grondstoffen. Bovendien kent kernenergie geen toepassingen in de sectoren die het meest afhankelijk zijn van olie: transport en verwarming van gebouwen. Voor de milieuverenigingen vormen enkel hernieuwbare energiebronnen en een beheersing van het verbruik reële antwoorden op onze energie-afhankelijkheid. 10. Resultaten die afwijken van de studie die besteld werd door de federale Minister voor Leefmilieu Het verbaast de milieuverenigingen dat de studie zo weinig rekening houdt met de resultaten van het rapport dat het Federaal Planbureau eind 2006 heeft overgemaakt aan federaal Minister voor Leefmilieu Bruno Tobback. Deze studie bevat nochtans heel wat elementen die verhelderend zijn voor het opstarten van het debat in ons land rond onze toekomstige energiebevoorrading. Zo toont de studie bijvoorbeeld aan dat het toepassen van de maatregelen voor een ambitieuze beperking van de uitstoot van broeikasgassen tegen en 2050 compatibel is met de kernuitstap. Een dergelijk beleid zou zelfs gunstige effecten hebben op onze economie en tewerkstelling indien bepaalde begeleidende maatregelen genomen werden. Het rapport gaat zo uit van de minstens gedeeltelijke recyclage van fiscale opbrengsten van een dergelijk beleid (vermindering van enkel de patronale bijdragen of in combinatie met een verlaging van de sociale bijdragen van werknemers), wat een positief effect zou hebben op de concurrentiepositie van de bedrijven en/of de koopkracht van de gezinnen: «Compensation policies (cf. the analysis with HERMES in the study for Minister Tobback): the costly impact on society of installing a carbon value can be mitigated through the recurring effect of investing the higher state revenues in societal benefits like employment (e.g. through the lowering of labour taxes). In this way, society pays for a better environment (through the carbon value) and gains a healthier nation (through an increase in employment triggered by 29/42

30 lower labour taxes). The enjoying of these two benefits is called a double dividend» 42. Bovendien worden de effecten eveneens gecompenseerd door een vermindering van de invoer (inclusief de invoer van energie) «In zijn geheel bekeken, bevestigt de studie, is de impact van de scenario s op de economische activiteit, gemeten in BNP, relatief neutraal (van 0,06% tot +0,03%). ( ) We constateren zelfs de creatie van netto jobs in het geval dat de recyclage zich kan voordoen onder de vorm van verminderde sociale bijdragen van de werkgevers». Om precies te zijn zou een dergelijk beleid tot jobs kunnen creëren tegen Bovendien, terwijl de scope van de studie voor Minister Tobback gaat tot 2020, werd een evaluatie gemaakt van de marginale reductiekost voor verschillende niveaus van reductie van uitstoot van broeikasgassen. De resultaten staan in schril contrast met de resultaten die voorgesteld worden in de studie van de CE2030, vermits de reductie van uitstoot van broeikasgassen tegen 2020 geschat wordt op 25% voor een «carbon value» van 110 euro tegen 2020 (wat overeen zou komen met een «carbon value» van 200 euro in 2030), indien een beperkt aantal bijkomende maatregelen worden doorgevoerd en de kernreactors worden gesloten zoals in de wet voorzien is. Dat niveau van marginale reductiekost in de Tobback-studie stemt overeen met het niveau dat in de Verwilghen-studie verkregen wordt in scenario Bpk30n, ofwel een keuze voor kernenergie en CCS. Dat verschil in resultaat komt waarschijnlijk voort uit het feit dat de studie van de CE2030 enkel rekening houdt met de emissiebeperking die in het eigen land behaald wordt. 11. Een ongefundeerde voorstelling In de aanbevelingen : Pleiten de auteurs voor een pleidooi voor diversiteit in de bevoorrading ; Pleiten de auteurs voor het rekening houden met een waarschijnlijke hypothese van een niet te verwaarlozen reductie van CO 2 -uitstoot (post-kyoto) ; Stellen de auteurs dat de studie aantoont dat het punt dat het vorige punt zal uitmonden in extreem hoge kosten voor de samenleving (zoals eerder werd aangegeven, ontbreekt die voorstelling in elk geval enige duidelijkheid). Bijgevolg bevelen zij aan om de kernuitstap te herzien. Het valt op dat ze er eveneens voor pleiten om de reële energiekost aan de consument door te rekenen, om op die manier druk uit te oefenen en de zoektocht naar energiebesparingen te vergroten. Dat element lijkt enigszins in tegenspraak te zijn met de doelstelling van het zoeken naar de goedkoopst mogelijke elektriciteit. Gezien het feit dat de andere elementen in de aanbevelingen niet specifiek verbonden zijn met de conclusie die hierboven werd aangehaald, lijkt de achterliggende redenering voor deze voornaamste conclusie in dit stadium een beetje licht te wegen. Dat geeft de lezer 42 BfP, «La politique climatique post 2012 : Analyse de scénarios de réductions d émissions aux horizons 2020 et 2050», /42

31 de indruk van een tegenstelling met de nadruk die door de auteurs gelegd wordt op de noodzaak om elke ideologische benadering te vermijden (bijvoorbeeld p.79) Impliciet vindt het rapport van de CE2030 het dus niet nodig om te opteren voor een samenlevingsorganisatie die veel afwijkt van wat we vandaag de dag kennen, door bijvoorbeeld een politieke wil te integreren specifiek rond een energie-efficiëntie. De milieuverenigingen vinden echter dat het rapport onvoldoende belicht dat het uitstapscenario progressief is, traag verloopt en ruim op voorhand aangekondigd werd. Er is dus geen sprake van verrassingen, of een economische schok, in zoverre het geplande beleid tijdig wordt doorgevoerd. Dit progressieve verloop laat zonder meer toe om de eerste eenheden te sluiten in 2015, zonder te moeten vrezen voor schokken. Voor de milieuverenigingen bestaat er op vandaag dus geen enkel element dat zou toelaten om de beslissing van een progressieve sluiting van de kerncentrales uit te stellen of terug te draaien. 12. Over de oprichting van een fonds ter promotie van energie-efficiëntie en hernieuwbare energie Een belangrijke aanbeveling uit het voorlopige rapport van de CE2030 bestaat uit het samengaan van de verlenging van de levensduur van de kerncentrales en een akkoord van hun exploitanten om een fonds op te richten dat bedoeld is om investeringen in hernieuwbare energiebronnen en energie-efficiëntie te stimuleren, vergelijkbaar met het fonds dat in Nederland werd opgericht (Borssele scenario). Hoe kan er nu verzekerd worden dat een dergelijk fonds inderdaad programma s voor energie-efficiëntie of ontwikkeling van hernieuwbare energie financiert die zonder deze financiering nooit tot stand zouden komen? Want het systeem dat in Nederland bestaat, voorziet tegelijk in het ondersteunen van de ontwikkeling van «propere steenkool», wat in geen geval een prioriteit mag zijn, gezien het niet-duurzame karakter ervan. De milieuorganisaties verzetten zich tegen de oprichting van een dergelijk instrument indien het gebruikt zou worden om de verlenging van de levensduur van de Belgische reactoren te verrechtvaardigen. Het is erg moeilijk om de toegevoegde waarde van een dergelijke maatregel te garanderen. Dat neemt niet weg dat de milieubewegingen, onder bepaalde omstandigheden, het idee van een onmiddellijke heffing op de afgeschreven kerncentrales genegen zijn. De opbrengst van zo n heffing moet gaan naar de bevordering van duurzame alternatieven. De exploitanten van de kerncentrales genieten vandaag van de versnelde afschrijving (afschrijving van het nucleair actief is gebeurd op twintig jaar, terwijl de levensduur van de reactors origineel vastgelegd was op drie decennia en die sindsdien met tien jaar is verlengd). Deze boekhoudkundige operaties geven de nucleaire elektriciteitsproducenten vandaag de 31/42

32 mogelijkheid om GWh s te leveren aan prijzen die heel wat hoger liggen dan hun productiekost, wat een obstakel vormt voor de ontwikkeling van alternatieven. 13. Wat is er werkelijk veranderd sinds de wet op de kernuitstap in werking is getreden? Klimaatveranderingen en olieprijzen; niets nieuws onder de zon De Commissie verantwoordt zijn redenering door te verwijzen naar een radicale verandering van de economische en politieke context sinds de wet op de kernuitstap in 2003 van kracht werd. In die periode stonden de klimaatveranderingen nochtans al gedurende jaren op de politieke agenda en was een stijging van de brandstoffenprijzen al voorzien. De Klimaatconventie van de Verenigde Naties werd inderdaad al in 1992 aanvaard en men wist toen al dat de op termijn drastische reducties van de uitstoot noodzakelijk zouden zijn. De eerste rapporten die bezorgdheid uitdrukten over het beperkte karakter van fossiele bronnen werden ook alweer enkele decennia geleden gepubliceerd. Het is dan ook misleidend om het debat over de kernuitstap in België opnieuw te openen op basis van een veronderstelde verandering in de context van deze twee problemen Vervangingsmogelijkheden: de drie oudste reactors kunnen gesloten worden Vier jaar na de goedkeuring van de wet op de kernuitstap door het federale Parlement, wilde Greenpeace een stand van zaken opmaken in verband met nieuwe investeringen. Het heeft daartoe een lijst opgesteld van nieuwe projecten die verband houden met de elektriciteitsproductie in ons land en die sinds 2003 zijn gestart of aangekondigd. De resultaten zijn bemoedigend: tussen 2003 en eind 2006 zijn niet minder dan 156 projecten opgestart, voor een totaal geschatte elektriciteitsproductie van Gwh/jaar. Dergelijke cijfers liggen bovendien hoger dan wat door de Commissie AMPERE was voorzien, en ook hoger dan het laatste «Indicatief programma voor productiewijzen van elektriciteit » dat door de CREG werd opgesteld. Als we bedenken aan de periode die voorafgaat aan de sluiting van de eerste centrales (tussen 2003 en 2015), zien we dus dat er na een derde van het traject al 75% van de productie van de betroffen reactors vervangen is (ter herinnering, de drie centrales die en 2015 zullen sluiten produceren ongeveer GWh/jaar) Een resultaat dat verkregen is ondanks de soms ondankbare omstandigheden voor concrete nieuwe investeringen: onzekerheden die door sommigen worden gecultiveerd rond de wet op de kernuitstap, de dominantie op de Belgische markt van een enkele speler (Suez/Electrabel), de uitbreiding van hoogspanningsleidingen tussen België en de buurlanden waardoor de toestroom van gesubsidieerde Franse nucleaire stroom dreigt, etc. Trouwens, bijna 100 bijkomende projecten worden omschreven als in de «starting blocks» en moeten binnen de komende jaren afgerond worden. De meerderheid van de initiatiefnemers van deze projecten werd gecontacteerd en heeft zijn intentie bevestigd om ze ook in werking te doen treden. In de meeste gevallen zijn de nodige vergunningen al 32/42

33 afgeleverd en zijn de financieringen voorzien. Maar hun realisatie hangt volledig af van de duidelijkheid in verband met de Belgische nucleaire centrales en onze elektriciteitsmarkt in zijn geheel. Als er rekening gehouden wordt met de potentiële elektriciteitsbesparingen en de projecten die tussen nu en 2015 van start zullen gaan, is het argument van een bedreiging van de bevoorradingszekerheid niet meer houdbaar. 14. Waarom moet het snel gaan, zoals het rapport lijkt te willen doen geloven? Volgens het referentiescenario zullen er in 2030, als alle centrales gesloten zijn, een aantal gevolgen te verwachten zijn (emissies, prijzen, etc.). Meer nog, «matters are becoming more serious and urgent ; there is no place for lightheadedness or loose wishful thinking» (p. 23) We merken verder op dat de studie veronderstelt dat de wereld zal lijken op die van vandaag, maar met een grotere zorg om CO 2. Het gaat dus om een scenario van continuïteit: «vandaag +». Dat wordt onder andere geïllustreerd door de volgende stelling: «it seems natural that our future activities will increasingly rely on more energy services than we currently utilize» (p. 22). Of ook nog dat het potentieel om energiebesparende maatregelen te aanvaarden beperkt is door het potentieel van de markt, die zelf afhangt van het gedrag van de consument, (p.78), waarvan de CE2030 denkt dat er weinig invloed op uitgeoefend kan worden. Impliciet vindt het rapport van de CE2030 het dus niet nodig om te opteren voor een samenlevingsorganisatie die veel afwijkt van wat we vandaag de dag kennen, door bijvoorbeeld een politieke wil te integreren specifiek rond een energie-efficiëntie. Het rapport belicht onvoldoende dat het uitstapscenario progressief is, traag verloopt en ruim op voorhand aangekondigd werd. Er is dus geen sprake van verrassingen, of een economische schok, op voorwaarde dat het geplande beleid tijdig wordt doorgevoerd. Dit progressieve verloop laat zonder meer toe om de eerste eenheden te sluiten in 2015, zonder bang te moeten zijn voor schokken. 15. Over de procedure De milieuverenigingen vragen al veel langer om een echt debat over de energiebevoorrading van België en betreuren dat dit debat nooit is georganiseerd onder optimale omstandigheden, op basis van objectieve informatie en in het kader van een transparante procedure. Tijdens de voordracht van Pr. Van Ypersele op 18 december 2006 op de Centrale Raad van het Bedrijfsleven voor de acht panels die geconsulteerd werden, constateerde de Professor «een gebrek aan transparantie, en tussenkomsten die de waarde van de kritieken van de niet-permanente leden moesten minimaliseren: - de weigering om de afwijkende nota s toe te voegen aan de conclusies van het rapport ; 33/42

34 - de weigering om de finale versie van het voorlopige rapport mee te delen aan de CE2030 voordat het aan Minister Verwilghen werd voorgelegd ; - voorstelling van het rapport zonder melding te maken van de twee afwijkende nota s ; - uitgeoefende druk om te proberen hem [Pr. van Ypersele] te verhinderen met de pers te praten, nadat hem was duidelijk gemaakt dat het in «in zijn eigen belang» was om geen afwijkende nota op te stellen; - de weigering om de afwijkende nota s of hun executive summary toe te voegen aan de persmap.» De werking van de CE2030 is over het algemeen verre van ideaal geweest. Alhoewel ze opgericht werd in juni 2005 en ze al in de loop van dat jaar voor het eerst samenkwam, werd haar mandaat pas in december 2005 bij Koninklijk Besluit officieel vastgelegd. Enkel de permanente leden van de Commissie (voor het grootste deel verknocht aan de nucleaire zaak) namen deel aan de eerste vergaderingen en hebben de werkhypotheses gedefinieerd die gebruikt werden voor de studie van het federaal Planbureau. We hebben hierboven gezien, dat heel wat hypotheses op zijn minst twijfelachtig zijn en kernenergie bevoordelen. De conclusies van het rapport zijn enkel door de permanente leden opgesteld, wat in strijd is met het koninklijk besluit van 6 december 2005 n ter oprichting van een Commissie voor de analyse van het Belgische energiebeleid tegen 2030 en waarin staat dat «de Commissie een rapport zal opleveren» (art 2) zonder daarbij een onderscheid te maken tussen permanente en niet-permanente leden. De expert op het vlak van energie-efficiëntie, Wolfgang Eichhammer (Fraunhofer Instituut) zou zijn rapport begin september 2006 naar de Commissie gestuurd hebben. Maar de definitieve studie van de het Planbureau werd al eind september aan de leden van de Commissie voorgelegd, nauwelijks enkele weken later dus. Het is weinig plausibel dat de bijdrage van Eichhammer terdege overwogen kan zijn door het Planbureau. Sinds de oprichting van de CE2030 heeft de federale Minister van Energie de nadruk gelegd op de noodzaak om een «groot maatschappelijk debat te organiseren» op basis van de conclusies van het rapport. De milieuverenigingen betreuren ten zeerste dat ze niet als geheel zijn geconsulteerd. Ze zijn wel aanwezig in de Algemene Raad van de CREG en zijn een van de acht geconsulteerde panels, maar hebben geen stemrecht en kunnen dus in vergelijking met vakbonden en ondernemingen slechts een secundaire rol spelen. De NGO s zijn daarentegen al beter vertegenwoordigd in de Federale Raad voor Duurzame Ontwikkeling en werden ook uitgenodigd om een advies in te dienen, maar zetelen daar in dezelfde hoedanigheid als de vakbonden en ondernemingen die ook vertegenwoordigd zijn in de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en de CREG. Deze consultatieprocedure laat ons dus niet toe om onze mening over het rapport van de CE2030 gelijkwaardig kenbaar te maken. Bovendien lieten de beperkingen die opgelegd werden door de CE2030 de geraadpleegde panels niet toe om hun mening over het rapport uitgebreid kenbaar te maken. De tijd die voorzien werd, was erg kort (nauwelijks twee maanden). Bovendien is de limiet van 10 pagina s per panel uiterst beperkt wanneer men rekening houdt met het belang van het rapport waarover ze gevraagd werden hun mening te geven. 34/42

35 Er is geen rekening gehouden met de meest fundamentele opmerkingen van de panels van experts, omdat zij het nodig maakten nieuwe scenario s te ontwikkelen, op basis van andere werkhypotheses. 43 Talrijke elementen doen dus vermoeden dat de kaarten al geschud waren en dat de voorwaarden voor de verschillende stappen in het proces welbewust op die manier georganiseerd werden. De milieuverenigingen, die fervente voorstanders zijn van een echt energiedebat, betreuren ten zeerste dat een dergelijk debat op dit ogenblik in de handen gelaten wordt van een minderheid aan deelnemers. 16. Enkele interessante lessen uit het rapport van de CE De sluiting van de kerncentrales leidt in het referentiescenario niet tot een marginale verhoging van broeikasgassen In het referentiescenario blijft de energetische CO 2 -uitstoot relatief stabiel tot 2020 en verhoogt ze daarna tot in Als er al reden is om te anticiperen op de verhoging in kwestie, dan is die «slechts» voorzien voor Het lijkt erop dat het niet nodig is om zich nu uit te spreken over het type productie-eenheid dat nodig is tegen dan (een centrale bouwen kost tussen tien jaar en minder dan 48 maanden.) Verder is de stijging die geobserveerd wordt tussen 2020 en 2030 (in de orde van 15% van de huidige uitstoot van broeikasgassen) voornamelijk te wijten aan een massieve ontwikkeling van de eenheden voor elektriciteitsproductie op basis van steenkool, die tussen nu en 2030 maal vijf zou vermenigvuldigen (ze vertegenwoordigen vandaag ongeveer 10% van de Belgische elektriciteitsproductie). We herinneren eraan dat dit referentiescenario verbazingwekkend genoeg geen doelstelling voor emissiereductie formuleert na 2012, het tijdstip waarop het Kyoto-protocol afloopt. Het is dan ook waarschijnlijk dat een BAU-scenario dat emissiereducties vooropstelt voor na 2012, zoals wetenschappers vermoeden, een vastlegging van de «carbon value» tot gevolg zou hebben die erg nadelig is voor het broeikasgas uitstotende steenkool. Er is dan ook reden genoeg om aan te nemen dat de voorziene verhoging van de energetische CO 2 -uitstoot overschat wordt in vergelijking met wat zou worden vastgesteld in een echt referentiescenario. Het is daarenboven nodig om te preciseren dat indien de sluiting van de reactors tussen 2020 en 2030 leidt tot een verhoging van de C0 2 -emissie van de elektriciteitssector, de problematiek van opwarming van de aarde in zijn geheel moet beschouwd worden en dat daarbij rekening gehouden moet worden met andere bronnen van broeikasgassen. Verschillende studies hebben het al aangetoond : drastische verminderingen van de uitstoot van broeikasgassen in België zijn mogelijk met behoud van de huidige wet op de kernuitstap. Indien een lichte stijging van de CO 2 -uitstoot moest worden vastgesteld voor de elektriciteitssector, dan wordt die ruimschoots gecompenseerd door de uitstoot van andere sectoren, en ook door de beperking van de uitstoot van andere broeikasgassen. 43 Het was fysiek erg moeilijk om de verschillende scenario s uit te werken, waarschijnlijk om redenen van budget en timing. 35/42

36 16.2. Het snelste reductiescenario zonder CCS en zonder kernenergie Een van de meest interessante lessen die er te trekken vallen uit het rapport van de CE2030 gaat over het feit dat de verhoging van energie-efficiëntie gevoelig hoger is in scenario s zonder kernenergie dan in scenario s met kernenergie. Dat wordt onder andere verklaard door het feit dat de prijs voor energie stijgt in de scenario s die kernenergie uitsluiten (wat te wijten valt althans ten dele aan de onderschatting van de kosten voor kernenergie, cf. hoofdstuk 4.2) Zonder dus terug te vallen op kernenergie en CCS, en rekening houdend met een emissiereductie voor energetisch CO 2 van 15% in 2030, zou het verbruik van basisenergie met bijna 20% dalen tegenover een verhoging van 6% bij behoud van kernenergie. Binnen een lange termijn perspectief en rekening houdend met de problematiek van een wereldwijde energievoorziening, lijkt het noodzakelijk om de consumptie van energie absoluut te verminderen. In die context lijkt een scenario dat toelaat om de trend om te draaien op een redelijke termijn van 25 jaar (wat alle spelers moet toelaten om zich voor te bereiden) een niet te verwaarlozen optie te zijn. Alhoewel er omwille van de twijfelachtige scenario s waarvoor gekozen werd belangrijke vraagtekens kunnen geplaatst worden bij de economische impact die de kernuitstap op de maatschappij zou hebben, tonen de cijfers in het rapport aan dat, in een scenario waar België zijn energetische CO 2 -uitstoot met 15% zou verminderen zonder CCS of kernenergie, de verwachte stijging van de energiefactuur met 16% op het BNP zou wegen. Deze verhoging zou in elk geval (referentiescenario) 10% bedragen en 11,5 ingeval kernenergie behouden wordt en de uitstoot van energetische CO 2 met 15% beperkt wordt. Met andere woorden, in een scenario waarin België zijn uitstoot van energetische CO 2 tussen 1990 en 2030 met 15% vermindert, zou het verlengen van de levensduur van de kerncentrales om de impact op het BNP slechts met een kwart verlagen in vergelijking met de impact die vastgesteld wordt indien de kernuitstap bewaard blijft 44. De tabel die op p.126 van het rapport van de CE2030 getoond wordt, toont aan dat de verlenging van de exploitatie van de kerncentrales de ontwikkeling van hernieuwbare energiebronnen vertraagt, vermits het aandeel van die laatste in scenario s die uitgaan van een behoud van kernenergie het minst van belang zijn voor de elektriciteitsvoorziening. En dus volgens de studie die het FPB voorlegde aan de CE2030, «lijkt de meest drastische weg naar een reductie [van emissies] te bestaan uit het uitsluiten van de twee opties [kernenergie en CCS] uit het geheel aan maatregelen ter reductie van de CO 2 - uitstoot 45». Dat wordt in de figuur hieronder geïllustreerd: 44 16%-11,5% / 16% 45 The most drastic road to reduction seems to be to exclude both options from the CO2 emissions reduction package, p /42

37 15 = vermindering van 15% van de energetische CO 2 -uitstoot ; n= met kernenergie ; s= zonder CCS Een dergelijke conclusie is erg belangrijk omdat ze het feit illustreert dat een verdere ontwikkeling van kernenergie in onze energiebevoorrading vertraging betekent voor de ontwikkeling van duurzame alternatieven zoals hernieuwbare energie en energie-efficiëntie. Terugkomen op de wet op de kernuitstap zou dan ook een gemakkelijkheidsoplossing zijn en slechts uitstel betekenen voor de echte maatregelen die zich opdringen. Voor de milieuorganisaties biedt de kernuitstap net een mogelijkheid om ons energiesysteem op een duurzamer spoor te zetten In het referentiescenario zullen warmte-krachtkoppeling en hernieuwbare energie in 2030 het equivalent produceren van driekwart van de elektriciteit die kernenergie op dit moment produceert Ondanks al deze overwegingen die het potentieel voor ontwikkeling van hernieuwbare energie en warmte-krachtkoppeling beperken, presenteert het rapport verhelderende cijfers. Zo voorziet het «baseline scenario» dat de hernieuwbare energiebronnen en de warmtekrachtkoppeling in 2030 verantwoordelijk zullen zijn voor respectievelijk 11,8% en 18,2% van de totale elektriciteitsproductie, die tegen dan 110TWh zou bedragen (tegenover ongeveer 85TWh vandaag). Zonder dat enige bijkomende maatregel zou moeten genomen worden, moet het totaal aan hernieuwbare energiebronnen in 2030 dus 13TWh/jaar produceren en wordt de elektriciteitsproductie door warmtekrachtkoppeling op 20TWh/jaar geschat. Het totaal van 33TWh/jaar vertegenwoordigt driekwart van de huidige elektriciteitsproductie door kernenergie in België. Ervan uitgaande dat, op middellange termijn, een grotere toevlucht tot krachtige gascentrales genomen zal worden, en dat het belangrijke potentieel voor de beheersing van de vraag kan worden aangewend (zie hieronder), lijken de cijfers te bevestigen dat het mogelijk is om voldoende productie-eenheden te ontwikkelen en tegelijk de wet op de kernuitstap te behouden. 37/42

Samenvatting voor beleidsmakers

Samenvatting voor beleidsmakers Road book towards a nuclear-free Belgium. How to phase out nuclear electricity production in Belgium? rapport door Alex Polfliet, Zero Emissions Solutions, in opdracht van Greenpeace Belgium Samenvatting

Nadere informatie

STUDIE OVER DE PERSPECTIEVEN VAN ELEKTRICITEITSBEVOORRADING TEGEN 2030 ADDENDUM

STUDIE OVER DE PERSPECTIEVEN VAN ELEKTRICITEITSBEVOORRADING TEGEN 2030 ADDENDUM STUDIE OVER DE PERSPECTIEVEN VAN ELEKTRICITEITSBEVOORRADING TEGEN 2030 ADDENDUM Januari 2015 2 De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame en evenwichtige werking van de goederen- en dienstenmarkt

Nadere informatie

Kernenergie in de Belgische energiemix

Kernenergie in de Belgische energiemix Kernenergie in de Belgische energiemix 1. Bevoorradingszekerheid De energie-afhankelijkheid van België is hoger dan het Europees gemiddelde. Zo bedroeg het percentage energie-afhankelijkheid van België

Nadere informatie

Windenergie goedkoper dan kernenergie!

Windenergie goedkoper dan kernenergie! Go Wind - Stop nuclear Briefing 1 26 june 2002 Windenergie goedkoper dan kernenergie! Electrabel geeft verkeerde informatie over kostprijs van kernenergie en windenergie. Electrabel beweert dat windenergie

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ADVIES (BRUGEL-ADVIES-20151016-212) Betreffende het voorontwerp van besluit tot wijziging van het besluit van de Regering van het

Nadere informatie

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030

Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 2030 IP/3/661 Brussel, 12 mei 23 Energie, technologie en milieuproblemen: Europees onderzoek schetst somber wereldbeeld in 23 In 23 zal het wereldenergieverbruik verdubbeld zijn; fossiele brandstoffen, voornamelijk

Nadere informatie

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den Haag Postadres Postbus 20401

Nadere informatie

Prof. Jos Uyttenhove. E21UKort

Prof. Jos Uyttenhove. E21UKort Historisch perspectief 1945-1970 Keerpunten in de jaren 70 oliecrisis en milieu Tsjernobyl (1986) ramp door menselijke fouten Kyoto protocol (1997) (CO 2 en global warming problematiek) Start alternatieven

Nadere informatie

Impact maatschappelijke rol van Eandis op nettarieven

Impact maatschappelijke rol van Eandis op nettarieven 31 maart 2011 Impact maatschappelijke rol van Eandis op nettarieven 1. Inleiding: samenstelling energiefactuur In de verbruiksfactuur van de energieleverancier zijn de kosten van verschillende marktspelers

Nadere informatie

Beschouwingen over de invoering van smart metering in Brussel

Beschouwingen over de invoering van smart metering in Brussel Compteurs évolués Beschouwingen over de invoering van smart metering in Brussel Michel Quicheron Seminarie BRUGEL 1 april 2009 01/04/2009 1 Samenvatting 1. De slimme meter (smart meter): definitie, wettelijke

Nadere informatie

Greenpeace eist een nieuwe wet die de nucleaire provisies veiligstelt in een Nationaal Fonds van de Nucleaire Voorzieningen

Greenpeace eist een nieuwe wet die de nucleaire provisies veiligstelt in een Nationaal Fonds van de Nucleaire Voorzieningen Greenpeace eist een nieuwe wet die de nucleaire provisies veiligstelt in een Nationaal Fonds van de Nucleaire Voorzieningen Hoewel de kernuitstap keer op keer ter discussie wordt gesteld, is over de invoering

Nadere informatie

De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn - Uitdagingen & oplossingen -

De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn - Uitdagingen & oplossingen - De nieuwe energie-efficiëntierichtlijn l - Uitdagingen & oplossingen - DG Energie 22 juni 2011 ENERGIEVOORZIENING NOG AFHANKELIJKER VAN IMPORT Te verwachten scenario gebaseerd op cijfers in 2009 in % OLIE

Nadere informatie

Caro De Brouwer 27/11/2013

Caro De Brouwer 27/11/2013 Caro De Brouwer 27/11/2013 Caro De Brouwer 2e Master Irw Energie, KUL Erasmus Imperial College London Thesis: Solvent storage for postcombustion CCS in coal fired plants Voorzitter YERA Young Energy Reviewers

Nadere informatie

ADVIES AR ALGEMENE RAAD COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS. over

ADVIES AR ALGEMENE RAAD COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS. over Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas Nijverheidsstraat 26-38 1040 Brussel Tel. : 02/289.76.11 Fax : 02/289.76.09 COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS ALGEMENE

Nadere informatie

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN 11 januari 2019 De CREG houdt in het kader van haar algemene monitoringtaken gegevensbanken bij met de prijzen van elektriciteit

Nadere informatie

Kernenergie in België. Een straat zonder einde?

Kernenergie in België. Een straat zonder einde? Kernenergie in België Een straat zonder einde? België kiest voor kernenergie 60 Keuze kernenergie zonder publiek debat 1975: 3 kernreactoren (Doel 1,2 - Tihange 1) 70 Oliecrisis 1982-1985:4 kernreactoren

Nadere informatie

Traject naar een lange termijnvisie voor het energiebeleid

Traject naar een lange termijnvisie voor het energiebeleid Traject naar een lange termijnvisie voor het energiebeleid Lieven Van Lieshout Econext 8 april 203 Uitdagingen van het energiebeleid Bron: IEA, WEO 202 2 Uitdagingen van het energiebeleid Bron : EC, Impact

Nadere informatie

Mondiale perspectieven voor energie, technologie en klimaatbeleid voor 2030 KERNPUNTEN

Mondiale perspectieven voor energie, technologie en klimaatbeleid voor 2030 KERNPUNTEN Mondiale perspectieven voor energie, technologie en klimaatbeleid voor 2030 KERNPUNTEN Referentiescenario De WETO-studie (World Energy, Technology and climate policy Outlook 2030) bevat een referentiescenario

Nadere informatie

Energievoorziening Rotterdam 2025

Energievoorziening Rotterdam 2025 Energievoorziening Rotterdam 2025 Trends Issues Uitdagingen 9/14/2011 www.bollwerk.nl 1 Trends (1) Wereld energiemarkt: onzeker Toenemende druk op steeds schaarsere fossiele bronnen Energieprijzen onvoorspelbaar,

Nadere informatie

Komt CCS op tijd of haalt duurzame energie in? Pieter Boot Vijfde nationaal CCS Symposium 25 juni 2010

Komt CCS op tijd of haalt duurzame energie in? Pieter Boot Vijfde nationaal CCS Symposium 25 juni 2010 Komt CCS op tijd of haalt duurzame energie in? Pieter Boot Vijfde nationaal CCS Symposium 25 juni 2010 Cutting Energy Related CO 2 Emissions Baseline Emissions 62 Gt BLUE Map Emissions 14 Gt 2030 Key aspects

Nadere informatie

Kernenergie maakt deel uit van de oplossing in de strijd tegen de klimaatverandering

Kernenergie maakt deel uit van de oplossing in de strijd tegen de klimaatverandering BELGISCH NUCLEAIR FORUM STANDPUNT Kernenergie maakt deel uit van de oplossing in de strijd tegen de klimaatverandering De vraag naar elektriciteit blijft toenemen. Tussen 1965 en 2013 zijn de productie

Nadere informatie

Gegevens stroometikettering 2004

Gegevens stroometikettering 2004 CE CE Oplossingen voor Oplossingen voor milieu, economie milieu, economie en technologie en technologie Oude Delft 180 Oude Delft 180 2611 HH Delft tel: 015 2 150 150 fax: fax: 015 015 2 150 150 151 151

Nadere informatie

Technische Briefing. Overzicht Nucleair Park. 11 januari 2016

Technische Briefing. Overzicht Nucleair Park. 11 januari 2016 Technische Briefing Overzicht Nucleair Park 11 januari 2016 Overzicht van het nucleair park Doel 1 15 februari 2015: volgens de wet van 2003 wordt de elektriciteitsproductie na 40 jaar uitbating stop gezet

Nadere informatie

Een overzicht van de hernieuwbare-energiesector in Roemenië

Een overzicht van de hernieuwbare-energiesector in Roemenië Een overzicht van de hernieuwbare-energiesector in Roemenië Roemenië ligt geografisch gezien in het midden van Europa (het zuidoostelijk deel van Midden-Europa). Het land telt 21,5 miljoen inwoners en

Nadere informatie

WORLD ENERGY TECHNOLOGY OUTLOOK 2050 (WETO-H2) KERNPUNTEN

WORLD ENERGY TECHNOLOGY OUTLOOK 2050 (WETO-H2) KERNPUNTEN WORLD ENERGY TECHNOLOGY OUTLOOK 2050 (WETO-H2) KERNPUNTEN In het kader van de WETO-H2-studie is een referentieprognose van het wereldenergiesysteem ontwikkeld samen met twee alternatieve scenario's, een

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST ADVIES (BRUGEL-ADVIES-201801205-275) Betreffende het Federaal ontwikkelingsplan van Elia voor de periode 2020-2030 en het bijbehorende

Nadere informatie

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers 2013 20% 80% 60% 40%

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers 2013 20% 80% 60% 40% ENERGIE- OBSERVATORIUM Kerncijfers 2013 20% 80% 60% 40% Deze brochure wordt gepubliceerd met als doel door een efficiënt en doelgericht gebruik van de statistische gegevens, van marktgegevens, van de databank

Nadere informatie

STUDIE OVER DE PERSPECTIEVEN VAN ELEKTRICITEITSBEVOORRADING Verklaring naar aanleiding van de beoordeling van de gevolgen voor het milieu

STUDIE OVER DE PERSPECTIEVEN VAN ELEKTRICITEITSBEVOORRADING Verklaring naar aanleiding van de beoordeling van de gevolgen voor het milieu STUDIE OVER DE PERSPECTIEVEN VAN ELEKTRICITEITSBEVOORRADING 2008-2017 Verklaring naar aanleiding van de beoordeling van de gevolgen voor het milieu De voorwaarden scheppen voor een competitieve, duurzame

Nadere informatie

Technisch-economische scenario s voor Nederland. Ton van Dril 20 mei 2015

Technisch-economische scenario s voor Nederland. Ton van Dril 20 mei 2015 Technisch-economische scenario s voor Nederland Ton van Dril 20 mei 2015 Overzicht Energieplaatje in historisch perspectief Hoeveel en hoe gebruiken we energie? Wat gebeurt er met verbruik en uitstoot

Nadere informatie

Uitwegen voor de moeilijke situatie van NL (industriële) WKK

Uitwegen voor de moeilijke situatie van NL (industriële) WKK Uitwegen voor de moeilijke situatie van NL (industriële) WKK Kees den Blanken Cogen Nederland Driebergen, Dinsdag 3 juni 2014 Kees.denblanken@cogen.nl Renewables genereren alle stroom (in Nederland in

Nadere informatie

Nucleaire onbeschikbaarheid in November

Nucleaire onbeschikbaarheid in November Commissie Bedrijfsleven 2 oktober 2018 Nucleaire onbeschikbaarheid in November Danielle Devogelaer Dominique Gusbin Sectorale Directie Federaal Planbureau: wie, wat, waarom? Het FPB is een onafhankelijke

Nadere informatie

Bijlage Indicatieve streefcijfers voor de lidstaten

Bijlage Indicatieve streefcijfers voor de lidstaten bron : Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen PB C 311 E van 31/10/2000 Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende de bevordering van elektriciteit uit hernieuwbare

Nadere informatie

Les Kernenergie. Werkblad

Les Kernenergie. Werkblad LESSENSERIE ENERGIETRANSITIE Les Kernenergie Werkblad Les Kernenergie Werkblad Wat is kernenergie? Het Griekse woord atomos betekent ondeelbaar. Het woord atoom is hiervan afgeleid. Ooit dachten wetenschappers

Nadere informatie

Benchmarking study of electricity prices between Belgium and neighboring countries Persconferentie

Benchmarking study of electricity prices between Belgium and neighboring countries Persconferentie Benchmarking study of electricity prices between Belgium and neighboring countries Persconferentie Juni 2014 Doelstellingen en draagwijdte van de benchmarking study De voornaamste doelstelling van de studie

Nadere informatie

Het nieuwe Europese klimaatplan voor 2030: behoudt de EU haar voortrekkersrol?

Het nieuwe Europese klimaatplan voor 2030: behoudt de EU haar voortrekkersrol? Het nieuwe Europese klimaatplan voor 2030: behoudt de EU haar voortrekkersrol? Dr. Jos Delbeke, DG Klimaat Actie, Europese Commissie, Universiteit Hasselt, 25/2/2014 Overzicht 1. Klimaat en energie: waar

Nadere informatie

Men gebruikt steeds meer windenergie in Nederland. Er wordt steeds meer windenergie gebruikt in Nederland.

Men gebruikt steeds meer windenergie in Nederland. Er wordt steeds meer windenergie gebruikt in Nederland. Herhalingsoefeningen De sprong, thema 8 Vocabulaire Oefening 1 Vul het goede woord in. Verander de vorm als dat nodig is. Kies uit: bewegen, bijdragen aan, biologisch, duurzaam, energiebronnen, energierekening,

Nadere informatie

ADVIES AR ALGEMENE RAAD COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS. over

ADVIES AR ALGEMENE RAAD COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS. over Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas Nijverheidsstraat 26-38 1040 Brussel Tel. : 02/289.76.11 Fax : 02/289.76.09 COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS ALGEMENE

Nadere informatie

Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010

Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010 Bijlage 1: Berekening realisatie 9% duurzaam in 2010 Toelichting bij de doelstelling van 9% duurzame elektriciteit: - De definitie van de 9% doelstelling is conform de EU richtlijn duurzame elektriciteit

Nadere informatie

Goedkeuring plan Wathelet door kern

Goedkeuring plan Wathelet door kern Staatssecretaris voor Leefmilieu, Energie, Mobiliteit en Staatshervorming Secrétaire d Etat à l'environnement, à l'energie, à la Mobilité et aux Réformes institutionnelles Melchior Wathelet Goedkeuring

Nadere informatie

16% Energie van eigen bodem. 17 januari 2013

16% Energie van eigen bodem. 17 januari 2013 16% Energie van eigen bodem 17 januari 2013 Inhoud Klimaatverandering Energie in Nederland Duurzame doelen Wind in ontwikkeling Northsea Nearshore Wind Klimaatverandering Conclusie van het IPCC (AR4, 2007)

Nadere informatie

De rol van biomassa in de energietransitie.

De rol van biomassa in de energietransitie. De rol van biomassa in de energietransitie. Bert de Vries Plaatsvervangend directeur-generaal Energie, Telecom en Mededinging, Ministerie van Economische Zaken Inhoud 1. Energieakkoord 2. Energietransitie

Nadere informatie

Macro-economische impact van hernieuwbare energie productie in België

Macro-economische impact van hernieuwbare energie productie in België Macro-economische impact van hernieuwbare energie productie in België SAMENVATTING Context van het onderzoek september 2014 Hernieuwbare energie is één van de belangrijkste oplossingen die door de beleidsmakers

Nadere informatie

Liberalisering van de energiemarkten. Algemene context. Dag 1:

Liberalisering van de energiemarkten. Algemene context. Dag 1: Liberalisering van de energiemarkten Algemene context Dag 1: Agenda van de opleiding I. Energieprijzen II. Institutionele context van de energie in België III. Organisatie van de elektriciteit- en gasmarkt

Nadere informatie

ADVIES AR ADVIESRAAD GAS EN ELEKTRICITEIT Nijverheidsstraat, Brussel Tel. : 02/ Mail :

ADVIES AR ADVIESRAAD GAS EN ELEKTRICITEIT Nijverheidsstraat, Brussel Tel. : 02/ Mail : ADVIESRAAD GAS EN ELEKTRICITEIT Nijverheidsstraat, 26-38 1040 Brussel Tel. : 02/289.76.70 Mail : ar-cc@creg.be ADVIES AR161019-067 over de studie van Elia : Nood aan adequacy en flexibiliteit in het Belgische

Nadere informatie

Robbe Salenbien. Domeinverantwoordelijke thermische energiesystemen EnergyVille

Robbe Salenbien. Domeinverantwoordelijke thermische energiesystemen EnergyVille Robbe Salenbien Domeinverantwoordelijke thermische energiesystemen EnergyVille Energienetten Inhoudstafel 1. Context De actuele energieproblematiek Een veranderend energienetwerk 2. Het belang van warmte(netten)

Nadere informatie

ADVIES DIENST REGULERING

ADVIES DIENST REGULERING DIENST REGULERING ADVIES DR-20060228-42 betreffende Het voorstel van uitbreiding van het nachttarief tot het weekend voor netgebruikers die zijn aangesloten op het laagspanningsnet vanaf 1 januari 2007

Nadere informatie

CO2-voetafdruk van beleggingen

CO2-voetafdruk van beleggingen CO2-voetafdruk van beleggingen Waarom meet ACTIAM de CO 2 -voetafdruk van haar beleggingen? Klimaatverandering is één van de grootste uitdagingen van de komende decennia. Daarom steunt ACTIAM het klimaatakkoord

Nadere informatie

Beleggen in de toekomst. de kansen van beleggen in klimaat en milieu

Beleggen in de toekomst. de kansen van beleggen in klimaat en milieu Beleggen in de toekomst de kansen van beleggen in klimaat en milieu Angst voor de gevolgen? Stijging van de zeespiegel Hollandse Delta, 6 miljoen Randstedelingen op de vlucht. Bedreiging van het Eco-systeem

Nadere informatie

Discussie over voor- en nadelen van windenergie

Discussie over voor- en nadelen van windenergie Argumenten in het maatschappelijke debat en de politieke besluitvorming rondom wind op zee Mogelijkheden en beperkingen van MKBA s 04/11/2014, KIVI, Den Haag Discussie over voor- en nadelen van windenergie

Nadere informatie

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST

REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST REGULERINGSCOMMISSIE VOOR ENERGIE IN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Studie (BRUGEL-STUDIE-20171208-25) Betreffende de OBERVATORIUM VAN DE PRIJZEN PROFESSIONELE KLANTEN 2009-2016-Executive summary Opgesteld

Nadere informatie

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec)

Kernenergie. kernenergie01 (1 min, 22 sec) Kernenergie En dan is er nog de kernenergie! Kernenergie is energie opgewekt door kernreacties, de reacties waarbij atoomkernen zijn betrokken. In een kerncentrale splitst men uraniumkernen in kleinere

Nadere informatie

VBO en kernenergie: kritische toelichting

VBO en kernenergie: kritische toelichting VBO en kernenergie: kritische toelichting Op woensdag 30 augustus gaf Pieter Timmermans (gedelegeerd bestuurder van het VBO) zijn septemberinterview. Daarin had hij het onder andere over de visie van het

Nadere informatie

ADVIES AR ALGEMENE RAAD COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS. over

ADVIES AR ALGEMENE RAAD COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS. over Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas Nijverheidsstraat 26-38 1040 Brussel Tel. : 02/289.76.11 Fax : 02/289.76.09 COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS ALGEMENE

Nadere informatie

Curaçao Carbon Footprint 2015

Curaçao Carbon Footprint 2015 Willemstad, March 2017 Inhoudsopgave Inleiding 2 Methode 2 Dataverzameling 3 Uitstoot CO2 in 2010 3 Uitstoot CO2 in 2015 4 Vergelijking met andere landen 5 Central Bureau of Statistics Curaçao 1 Inleiding

Nadere informatie

Peiling Kerntechnologie Maart 2015

Peiling Kerntechnologie Maart 2015 Peiling Kerntechnologie Maart 205 TNS 40469 Contents Onderzoeksopzet 2 Kernenergie Attitude Een stabiele en genuanceerde houding 3 Kerntechnologie Kennis Onbekend maakt onbemind TNS 40469 2 Onderzoeksopzet

Nadere informatie

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN

PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN PRIJS VAN ELEKTRICITEIT EN AARDGAS IN BELGIË, IN DE 3 REGIO S EN IN DE BUURLANDEN 14 juni 2018 De CREG houdt in het kader van haar algemene monitoringtaken gegevensbanken bij met de prijzen van elektriciteit

Nadere informatie

Peiling Kernenergie. December 2011

Peiling Kernenergie. December 2011 Peiling Kernenergie December 2011 INDEX Peiling Kernenergie December 2011 1 Kernenergie : een kritische maar genuanceerde blik 2 Kernenergie : Het hart zegt vaak neen 3 maar het verstand zegt ja 4 De Perceptie

Nadere informatie

DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN

DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN 1. CONTEXT Infofiche Energie DE BEREKENING VAN DE GROENESTROOMCERTIFICATEN In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest wordt de productie van groene stroom afkomstig van hernieuwbare energiebronnen of warmtekrachtkoppeling

Nadere informatie

Verslag bijeenkomst Vereniging voor Zonnekrachtcentrales 30 nov. 2012 Energietransitie te belangrijk! Kohnstammhuis

Verslag bijeenkomst Vereniging voor Zonnekrachtcentrales 30 nov. 2012 Energietransitie te belangrijk! Kohnstammhuis Verslag bijeenkomst Vereniging voor Zonnekrachtcentrales 30 nov. 2012 Energietransitie te belangrijk! Kohnstammhuis Global Energy Assessment Naar Een Duurzame Toekomst samenvatting van de lezing van Wim

Nadere informatie

EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, Korte uitleg over de bijeenkomsten. KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16

EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, Korte uitleg over de bijeenkomsten. KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16 EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, 2016-2017 Korte uitleg over de bijeenkomsten KIVI-E/USI energynl2050 UvU 13 /10/16 EnergyNL2050, een serie van 4 bijeenkomsten, 2016-2017 (1) Organisatie: KIVI

Nadere informatie

Bevoorradingszekerheid

Bevoorradingszekerheid Bevoorradingszekerheid Commissies Bedrijfsleven en Binnenlandse Zaken van de Kamer van volksvertegenwoordigers 23.09.2014 23 september 2014 1 Meer over FEBEG Inhoud Niets nieuws onder de zon Veel partijen

Nadere informatie

NOTA (Z)140109-CDC-1299

NOTA (Z)140109-CDC-1299 Commissie voor de Regulering van de Elektriciteit en het Gas Nijverheidsstraat 26-38 1040 Brussel Tel.: 02/289.76.11 Fax: 02/289.76.09 COMMISSIE VOOR DE REGULERING VAN DE ELEKTRICITEIT EN HET GAS NOTA

Nadere informatie

CO2-voetafdruk van beleggingen

CO2-voetafdruk van beleggingen CO2-voetafdruk van beleggingen Beleggen en de uitstoot van broeikasgassen 1 WAAROM MEET ACTIAM DE CO 2 -UITSTOOT VAN HAAR BELEGGINGEN? Klimaatverandering is één van de grootste uitdagingen van de komende

Nadere informatie

VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN

VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN VUISTREGELS VOOR EEN KWALITEITSVOLLE EXPLAIN Motivering bij het uitwerken van de vuistregels Door het K.B. van 6 juni 2010 is de Belgische Corporate Governance Code 2009 dè referentiecode geworden voor

Nadere informatie

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven

Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven Europa: Uitdagingen? Prof. Hylke Vandenbussche Departement Economie- International Trade 26 April 2018 Leuven America First! Wat is het potentiële banenverlies voor België en Europa? VIVES discussion paper

Nadere informatie

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 216 Samenvatting EINDVERSIE - OKTOBER 218 1. Samenvatting van de energiebalans 216 Elk jaar stelt Leefmilieu Brussel de energiebalans van het Brussels

Nadere informatie

Insights Energiebranche

Insights Energiebranche Insights Energiebranche Naar aanleiding van de nucleaire ramp in Fukushima heeft de Duitse politiek besloten vaart te zetten achter het afbouwen van kernenergie. Een transitie naar duurzame energie is

Nadere informatie

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers % 80% 60% 40%

ENERGIE- OBSERVATORIUM. Kerncijfers % 80% 60% 40% ENERGIE- OBSERVATORIUM Kerncijfers 2012 20% 80% 60% 40% Deze brochure wordt gepubliceerd met als doel door een efficiënt en doelgericht gebruik van de statististische gegevens, van marktgegevens, van de

Nadere informatie

EUROPESE COMMISSIE. Steunmaatregel SA (2017/N) Nederland Wijziging van de SDE+-regeling voor steun voor biogas

EUROPESE COMMISSIE. Steunmaatregel SA (2017/N) Nederland Wijziging van de SDE+-regeling voor steun voor biogas EUROPESE COMMISSIE Brussel, 10.5.2017 C(2017) 3217 final OPENBARE VERSIE Dit document is een intern document van de Commissie dat louter ter informatie is bedoeld. Betreft: Steunmaatregel SA.46960 (2017/N)

Nadere informatie

Milieu-actualiteit NON-ETS. 3 mei 2018

Milieu-actualiteit NON-ETS. 3 mei 2018 Milieu-actualiteit NON-ETS 3 mei 2018 Europees beleid NON-ETS sectoren (effort sharing regulation) Welke doelstellingen 2021-2030? Europese doelstellingen 2030 (tov 2005) - 40 % BKG emissies - 30 % voor

Nadere informatie

De prijs van de elektriciteit per tariefcomponent *** Persconferentie 5 juli 2006

De prijs van de elektriciteit per tariefcomponent *** Persconferentie 5 juli 2006 De prijs van de elektriciteit per tariefcomponent *** Persconferentie 5 juli 2006 Guido CAMPS Directeur Controle van de prijzen en rekeningen op de elektriciteitsmarkt Commissie voor de Regulering van

Nadere informatie

OVERLEGCOMITE FEDERALE REGERING GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN. Vergadering van 8 maart Het Comité keurt de hierbij gevoegde tekst goed.

OVERLEGCOMITE FEDERALE REGERING GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN. Vergadering van 8 maart Het Comité keurt de hierbij gevoegde tekst goed. KANSELARIJ VAN DE EERSTE MINISTER 1000 Brussel, 8 maart 2004. RP SECRETARIE VAN HET OVERLEGCOMITE OVERLEGCOMITE FEDERALE REGERING GEMEENSCHAPS- EN GEWESTREGERINGEN Vergadering van 8 maart 2004 Federale

Nadere informatie

Studie Prof. Albrecht: cijfers tonen andermaal het economische voordeel van nucleaire verlenging aan

Studie Prof. Albrecht: cijfers tonen andermaal het economische voordeel van nucleaire verlenging aan 27 februari 2018 NOTA Studie Prof. Albrecht: cijfers tonen andermaal het economische voordeel van nucleaire verlenging aan Het VBO neemt akte van de studie van professor Johan Albrecht waarin het kostenverschil

Nadere informatie

Peiling Kerntechnologie

Peiling Kerntechnologie Augustus 2013 TNS Augustus 2013 J032 Contents 1 Het onderzoek 3 2 Introductie/Context 6 3 Kernenergie: een kritische maar 9 genuanceerde blik 4 Onbekend maakt onbemind 18 TNS Augustus 2013 J032 2 1 Het

Nadere informatie

Rise- Innovatieve start-ups

Rise- Innovatieve start-ups Rise- Innovatieve start-ups Reglement Oproep van mei 2017 A) Ondernemingen die in aanmerking komen Elke onderneming die aan volgende voorwaarden voldoet, kan zich, met oog op de toepassing van een strategisch

Nadere informatie

Energieprijzen in vergelijk

Energieprijzen in vergelijk CE CE Oplossingen voor Oplossingen milieu, economie voor milieu, en technologie economie en technologie Oude Delft 180 Oude Delft 180 611 HH Delft 611 HH Delft tel: tel: 015 015 150 150 150 150 fax: fax:

Nadere informatie

INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia

INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE. Studie in opdracht van Fevia INSCHATTING VAN DE IMPACT VAN DE KILOMETERHEFFING VOOR VRACHTVERVOER OP DE VOEDINGSINDUSTRIE Studie in opdracht van Fevia Inhoudstafel Algemene context transport voeding Enquête voedingsindustrie Directe

Nadere informatie

Vooraleer de leerlingen de teksten lezen, worden de belangrijkste tekststructuren overlopen (LB 265).

Vooraleer de leerlingen de teksten lezen, worden de belangrijkste tekststructuren overlopen (LB 265). 5.2.1 Lezen In het leerboek krijgen de leerlingen uiteenlopende teksten te lezen. Op die manier worden de verschillende tekstsoorten en tekststructuren nogmaals besproken. Het gaat om een herhaling van

Nadere informatie

Commissie Benchmarking Vlaanderen

Commissie Benchmarking Vlaanderen Commissie Benchmarking Vlaanderen 023-0143 TOELICHTING 14 AFTOPPING 1 Convenant tekst In Artikel 6, lid 6 van het convenant wordt gesteld: Indien de in de leden 2, 3 en 4 genoemde maatregelen tot gevolgen

Nadere informatie

Latijns-Amerika aarzelt over hernieuwbare energie zaterdag, 15 augustus 2015 12:30

Latijns-Amerika aarzelt over hernieuwbare energie zaterdag, 15 augustus 2015 12:30 Waterkrachtcentrale's vormen een belangrijke energiebron in Zuid-Amerka, zoals hier bij de Itaipudam, een Braziliaans-Paraguyaanse stuwdam in de rivier de Paraná op de grens van de Braziliaanse staat Paraná

Nadere informatie

Biomassa: brood of brandstof?

Biomassa: brood of brandstof? RUG3 Biomassa: brood of brandstof? Centrum voor Energie en Milieukunde dr ir Sanderine Nonhebel Dia 1 RUG3 To set the date: * >Insert >Date and Time * At Fixed: fill the date in format mm-dd-yy * >Apply

Nadere informatie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie

Biomassa. Pilaar in de energietransitie. Uitgangspunt voor de biobased economie Biomassa Pilaar in de energietransitie en Uitgangspunt voor de biobased economie Klimaatverandering: onze uitdaging Onze opdracht om er snel en écht iets aan te gaan doen Overeenstemming: er moet wat gebeuren!

Nadere informatie

Innoveren met financiering van zonnepanelen

Innoveren met financiering van zonnepanelen Innoveren met financiering van zonnepanelen Dexia Corporate Jean-Michel Baetslé, Gedelegeerd Bestuurder Inhoud Inleiding Fotovoltaïsche zonne-energie Voor- en nadelen van een fotovoltaïsch systeem Steun

Nadere informatie

Aggiornamento. Bedreigingen en uitdagingen voor de. industrie VWEC. Een perspectief voor Vlaanderen. Een perspectief voor Vlaanderen

Aggiornamento. Bedreigingen en uitdagingen voor de. industrie VWEC. Een perspectief voor Vlaanderen. Een perspectief voor Vlaanderen Een perspectief voor Vlaanderen Bedreigingen en uitdagingen voor de Aggiornamento industrie Een perspectief voor Vlaanderen VWEC auteur functie datum Marc Van den Bosch Sr. Adviseur energie en milieu VOKA

Nadere informatie

EU ETS herziening post 2020. Standpunt van de elektriciteitssector. FEBEG. Silvie Myngheer. 30.09.2015 CCIM Stakeholders dialoog

EU ETS herziening post 2020. Standpunt van de elektriciteitssector. FEBEG. Silvie Myngheer. 30.09.2015 CCIM Stakeholders dialoog EU ETS herziening post 2020. Standpunt van de elektriciteitssector. FEBEG Silvie Myngheer 30.09.2015 CCIM Stakeholders dialoog Federatie van de Belgische Elektriciteits- en Gasbedrijven Fédération Belge

Nadere informatie

Position Paper Contact Datum Omschrijving

Position Paper Contact Datum Omschrijving Position Paper: Meerkosten op elektriciteit: toestand 2011 Contact: Emilie Butaye (Fédération de l Industrie du Verre) +32 2 542 61 29 emilie.butaye@vgi-fiv.be Datum: 7/04/2011 Omschrijving De prijs die

Nadere informatie

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 29 maart 2007

Advies van de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt. van 29 maart 2007 Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 19 B-1000 Brussel Tel. +32 2 553 13 79 Fax +32 2 553 13 50 Email: info@vreg.be Web:

Nadere informatie

Auteurs:E. Benz, C. Hewicker, N. Moldovan, G. Stienstra, W. van der Veen

Auteurs:E. Benz, C. Hewicker, N. Moldovan, G. Stienstra, W. van der Veen 30920572-Consulting 10-0198 Integratie van windenergie in het Nederlandse elektriciteitsysteem in de context van de Noordwest Europese elektriciteitmarkt Eindrapport Arnhem, 12 april 2010 Auteurs:E. Benz,

Nadere informatie

Duitsland: een aantal lessen voor onze energietransitie

Duitsland: een aantal lessen voor onze energietransitie Uitgegeven door Hernieuws (http://www.renouvelle.be) Home > Duitsland: een aantal lessen voor onze energietransitie Duitsland: een aantal lessen voor onze energietransitie Michel HUART, Jean CECH, 26 Oktober

Nadere informatie

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - MAART

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - MAART GROOTHANDELSMARKT Bron 12/2017 Evolutie 01/2018 Evolutie 02/2018 Evolutie Energie afgenomen van Elia-net [1] Synergrid GWh = = = DNB Synergrid GWh nog niet beschikbaar = nog niet beschikbaar = nog niet

Nadere informatie

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - OKTOBER

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - OKTOBER GROOTHANDELSMARKT Bron 07/2018 Evolutie 08/2018 Evolutie 09/2018 Evolutie Energie afgenomen van Elia-net [1] Synergrid GWh DNB Synergrid GWh Andere klanten Synergrid GWh Gemiddelde temperatuur IRM C 22,00

Nadere informatie

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - SEPTEMBER

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - SEPTEMBER GROOTHANDELSMARKT Bron 06/2018 Evolutie 07/2018 Evolutie 08/2018 Evolutie Energie afgenomen van Elia-net [1] Synergrid GWh DNB Synergrid GWh Andere klanten Synergrid GWh Gemiddelde temperatuur IRM C 18,10

Nadere informatie

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - JANUARI

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - JANUARI GROOTHANDELSMARKT Bron 10/2017 Evolutie 11/2017 Evolutie 12/2017 Evolutie Energie afgenomen van Elia-net [1] Synergrid GWh = = = DNB Synergrid GWh nog niet beschikbaar = nog niet beschikbaar = nog niet

Nadere informatie

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - FEBRUARI

MAANDELIJKSE BOORDTABEL ELEKTRICITEIT EN AARDGAS - FEBRUARI GROOTHANDELSMARKT Bron 11/2017 Evolutie 12/2017 Evolutie 01/2018 Evolutie Energie afgenomen van Elia-net [1] Synergrid GWh = = = DNB Synergrid GWh nog niet beschikbaar = nog niet beschikbaar = nog niet

Nadere informatie

SLOGANS & MEGATRENDS. Duurzaam ondernemen. Recycling. Cradle to grave. Bioplastics. Greenhouse gas emissions

SLOGANS & MEGATRENDS. Duurzaam ondernemen. Recycling. Cradle to grave. Bioplastics. Greenhouse gas emissions SLOGANS & MEGATRENDS Green economy Global warming Sustainability Energy consumption Cradle to cradle Biomass Duurzaam ondernemen Recycling Cradle to grave Bioplastics Greenhouse gas emissions CO 2 reduction

Nadere informatie

Heeft de milieubeweging een alternatief? Ron Wit, Stichting Natuur en Milieu Mini-symposium klimaat en energiebeleid 10 september 2009

Heeft de milieubeweging een alternatief? Ron Wit, Stichting Natuur en Milieu Mini-symposium klimaat en energiebeleid 10 september 2009 Heeft de milieubeweging een alternatief? Ron Wit, Stichting Natuur en Milieu Mini-symposium klimaat en energiebeleid 10 september 2009 inhoud Wake up call: TenneT rapport Energiesector: ETS onvoldoende

Nadere informatie

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES

RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES RVV- 509 RAAD VOOR HET VERBRUIK ADVIES Over het ontwerp van koninklijk besluit houdende oprichting van de bijzondere raadgevende commissie Verbruik binnen de Centrale Raad voor het Bedrijfsleven en tot

Nadere informatie

Sluit Doel 1 en 2. #eerlijkerisbeter

Sluit Doel 1 en 2. #eerlijkerisbeter Sluit Doel 1 en 2 In november 2015 hebben de federale regering en Electrabel een akkoord bereikt waardoor de kerncentrales van Doel 1 en 2 nog tien jaar lang kunnen openblijven. Doel 1 en Doel 2 zijn versleten,

Nadere informatie

SETIS VOOR EEN KOOLSTOFARME TOEKOMST

SETIS VOOR EEN KOOLSTOFARME TOEKOMST E u r o p e s e Commissie INFORMATIESYSTEEM VOOR STRATEGISCHE ENERGIETECHNOLOGIEËN SETIS VOOR EEN KOOLSTOFARME TOEKOMST http://setis.ec.europa.eu Europese Commissie Informatiesysteem voor strategische

Nadere informatie

Bouwstenen voor een nieuw energiebeleid. De uitdagingen in het energiebeleid. CD&V voorzitter Jo Vandeurzen

Bouwstenen voor een nieuw energiebeleid. De uitdagingen in het energiebeleid. CD&V voorzitter Jo Vandeurzen Bouwstenen voor een nieuw energiebeleid De uitdagingen in het energiebeleid CD&V voorzitter Jo Vandeurzen CD&V-studiedag, Vlaams Parlement 29 april 2006 Als ik zeg dat onze moderne westerse samenleving

Nadere informatie