ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST Samenvatting

Transcriptie

1 ENERGIEBALANS VAN HET BRUSSELS HOOFDSTEDELIJK GEWEST 216 Samenvatting EINDVERSIE - OKTOBER 218

2 1. Samenvatting van de energiebalans 216 Elk jaar stelt Leefmilieu Brussel de energiebalans van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest (BHG) op. De energiebalans wil een globaal zicht geven op de ingevoerde en lokaal beschikbare energie, die wordt omgezet en vervolgens verbruikt in het BHG. De energiebalans is in meer dan een opzicht belangrijk, want hierdoor kan men: de inventarissen van de uitstoot van broeikasgassen en luchtverontreinigende stoffen berekenen; het energiebeleid van het Gewest beoordelen en de hand leggen op de noodzakelijke gegevens voor de gewestelijke energieprognoses; tegemoetkomen aan de Europese rapporteringseisen, met name wat de Eurostatrapportering betreft. We spreken van een balans aangezien de resultaten in een boekhoudkundige tabel worden voorgesteld. De belangrijkste resultaten van de analyse zijn: (a) het bruto binnengewestelijk verbruik dat overeenstemt met de totale energiebehoefte in het BHG (lokale voorziening, invoer) (b) het eindverbruik, per sector, in het BHG (wonen, tertiaire sector, transport en industrie). Het verschil tussen deze twee grootheden staat voor allerlei verlies bij de omzetting en de distributie van de energie en de energie die de energiesector voor de energieomzetting verbruikt. [SERIES NAME] 91% Wonen; 38% Omzettingsverlies, distributieverlies & zelfconsumption; 9% Tertiaire sector; 36% [CELLRANGE] Industrie; 4% Bruto binnengewestelijk verbruik Eindenergieverbruik De verschillende energiestromen (bijv.: invoer, lokale omzetting, eindverbruik) worden per energiedrager besproken (bijv.: aardgas, elektriciteit, stookolie, dieselolie, enz.) en het eindverbruik wordt bekeken per sector (wonen, tertiaire sector, transport en industriële sector). Een belangrijke hypothese van de energiebalans is de afwezigheid van opslag van de verschillende energiedragers over de jaren heen. Volgens deze hypothese wordt elke vorm BLZ. 2 VAN 6 - NL-SAMENVATTING216-V /12/218

3 [GWh] van ingevoerde of lokaal beschikbare energie binnen het jaar omgezet, dan wel verbruikt en wordt elke vorm van omgezette energie eveneens binnen het jaar verbruikt. In 216 bedraagt het bruto binnengewestelijk verbruik in het BHG GWh terwijl de voor eindverbruik beschikbare hoeveelheid energie oploopt tot GWh Bruto binnengewestelijk verbruik Voor het energieverbruik beschikbare hoeveelheid energie Figuur 1 - Evolutie van het bruto binnengewestelijk verbruik en van het eindverbruik in het BHG sinds 199 [GWh] Het eindenergieverbruik is verdeeld over 38% voor de woonsector, 36% voor de tertiaire sector, 22% voor het transport en 4% voor de industrie. 1% 3% 22% 36% Industrie Tertiaire sector Wonen Transport Niet-energetisch 38% Figuur 2 Verdeling van het eindverbruik per sector in 216 BLZ. 3 VAN 6 - NL-SAMENVATTING216-V /12/218

4 [GWh] 2. Eindverbruik per energievector In 216 stijgt het eindenergieverbruik in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest ten opzichte van 215 (+2,9%) en bedraagt het GWh Motorbrandstoffen Vaste fossiele brandstoffen Vloeibare fossiele brandstoffen Gasvormige brandstoffen Elektriciteit Warmte Figuur 3 - Eindverbruik in het BHG sinds 199 per energiedrager [GWh] De voornaamste energiedrager in het BHG in termen van eindverbruik is aardgas, goed voor ongeveer 44% van het eindenergieverbruik in 216. Daarna volgt elektriciteit (~26,6%), motorbrandstoffen (19%), vloeibare fossiele brandstoffen (6,8%) en warmte (~1,4%). Sinds de jaren 9 is het verbruik van huisbrandolie heel wat teruggelopen, net als het benzineverbruik, ten voordele van dieselolie. De drager met de hoogste stijging tussen 215 en 216 is aardgas (+5%), grotendeels verbruikt voor de verwarming van gebouwen. Deze schommeling valt te verklaren door de koudere weersomstandigheden in 216 ten opzichte van 214 en 215. BLZ. 4 VAN 6 - NL-SAMENVATTING216-V /12/218

5 [GWh] 3. Eindverbruik per sector De voornaamste sector voor wat het verbruik aangaat, is de woonsector die ongeveer 38% vertegenwoordigt van het verbruik in het BHG, op de voet gevolgd door de tertiaire sector (~36,3%) en daarna de transportsector (~22%) en de industrie (~3,6%) Wonen Tertiaire sector Transport Industrie Warmte Elektriciteit Gasvormige brandstoffen Vloeibare fossiele brandstoffen Vaste fossiele brandstoffen Figuur 4 Verdeling van het eindverbruik in het BHG per sector en energiedrager in 216 Het eindenergieverbruik in het BHG gaat ten opzichte van 199 naar beneden. Een grote ongelijkheid tussen de sectoren valt op: terwijl het verbruik in de industriële sector sinds 199 sterk is teruggelopen, gaat het verbruik in de tertiaire sector in dezelfde periode duidelijk naar omhoog. 13% 12% 116% 11% 1% 9% 98% 8% 7% 6% 75% Industrie Tertiaire sector Wonen Transport Totaal Figuur 5 - Evolutie van het energieverbruik in het BHG per sector met klimaatcorrectie (ten opzichte van 199) BLZ. 5 VAN 6 - NL-SAMENVATTING216-V /12/218

6 [GWh] 4. Hernieuwbare energie Europese richtlijn (29/28/EG) ter bevordering van het gebruik van energie uit hernieuwbare bronnen legde als bindend streefcijfer vast dat tegen 22 een deel van 2% van het energieverbruik binnen de Europese Unie uit hernieuwbare energiebronnen (HE) moet komen. Voor België komt dat overeen met een streefcijfer van 13% hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik. De bijdrage van het BHG neemt een concrete vorm aan in het productierichtcijfer van 849 GWh. In 216 vertegenwoordigen hernieuwbare energiebronnen 621,27 GWh, hetzij 2,85% van het bruto-eindverbruik van het Gewest. In 216 loopt de productie van hernieuwbare elektriciteit en hernieuwbare warmte in het BHG respectievelijk op tot 181,5 GWh en 147,77 GWh. In het transport bedraagt het verbruik van hernieuwbare energie nu 291,95 GWh. Dat is te danken aan de gebruikmaking van biobrandstoffen, alsook van elektrische voertuigen. Tabel 1 - Aandeel hernieuwbare energie voor elektriciteit (HE-E), warmte (HE-W) en transport (HE-T) in het bruto-eindverbruik in het BHG Hernieuwbare energie [GWh] Productie van hernieuwbare elektriciteit (HE-E) Productie van hernieuwbare warmte (HE-W) Verbruik hernieuwbare energie in het transport (HE-T) 181,55 147,77 291,95 Totaal 621,27 Het aandeel hernieuwbare energie bedraagt dus 2,85% (tegen 2,52% in 215) Elektriciteit Warmte Transport Tot HE / Bruto-eindverbr. 3,% 2,5% 2,% 1,5% 1,%,5%,% Figuur 6 - Evolutie van de productie hernieuwbare energie voor elektriciteit (HE-E), warmte (HE- W) en transport (HE-T) in het bruto-eindverbruik in het BHG [GWh] en aandeel van hernieuwbare energie in het bruto-eindverbruik [%] BLZ. 6 VAN 6 - NL-SAMENVATTING216-V /12/218