Het etiket van het gemeentehuis

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Het etiket van het gemeentehuis"

Transcriptie

1 Het etiket van het gemeentehuis Door: drs. Job van der Laan 2007/2008

2 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz 2 Hoofdstuk 2 Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Blz Algemeen Blz Feiten en uitgangspunten Blz Procedure tot de prejudiciële vragen Blz Het Hof van Justitie van de EG en de Hoge Raad Blz Gevolgtrekkingen Blz 6 Hoofdstuk 3 Vermogensetikettering door publiekrechtelijke lichamen Blz Rechtsbronnen Blz Is vermogensetikettering mogelijk? Blz 9 Hoofdstuk 4 Gevolgen Blz Algemeen Blz Aanschaf Blz Gebruik Blz Vervreemding Blz Het tussentijds wisselen van vermogen Blz 20 Hoofdstuk 5 De toekomst van vermogensetikettering Blz 22 Hoofdstuk 6 Conclusie Blz 23 Literatuurlijst Blz 25 1

3 Hoofdstuk 1 Inleiding Op grond van artikel 9 van de btw-richtlijn 1 wordt als belastingplichtige voor toepassing van de btw beschouwd: eenieder die, op ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht, ongeacht het oogmerk of het resultaat van die activiteit. Voor publiekrechtelijke lichamen wordt op dit begrip een uitzondering gemaakt in artikel 13 van de btw-richtlijn, in de zin dat zij voor de werkzaamheden of handelingen die zij als overheid verrichten in beginsel niet zijn te beschouwen als belastingplichtige. 2 De uitzonderingspositie van overheidslichamen heeft, naast gevolgen aan de outputzijde, ook gevolgen voor het recht op aftrek. Immers, indien een belastingplichtige voor bepaalde handelingen niet als zodanig optreedt, kan zij ten aanzien van deze handelingen geen vooraftrek claimen. Artikel 168 van de btw-richtlijn bepaalt namelijk dat slechts recht op aftrek bestaat voor zover goederen en/of diensten worden aangewend voor belaste prestaties van een belastingplichtige. Dit sluit het recht op aftrek uit voor niet-belastingplichtigen; derhalve heeft iemand geen recht op aftrek, indien hij niet als belastingplichtige optreedt ten aanzien van de verwerving van goederen of diensten. Het vorenstaande leidt ertoe dat geen recht op aftrek bestaat voor zover de goederen en diensten uitsluitend worden aangeschaft ten behoeve van overheidsactiviteiten. De vraag rijst echter hoe het zit met goederen en diensten die voor zowel handelingen als belastingplichtige, als handelingen als overheid c.q. niet-belastingplichtige, worden gebruikt door een publiekrechtelijk lichaam. Bestaat er voor deze goederen en diensten eenzelfde mogelijkheid tot vermogensetikettering, zoals het Hof van Justitie dat heeft bepaald voor natuurlijke personen/ondernemers. In deze verhandeling ga ik in op de bovenstaande vraag en probeer ik deze te beantwoorden aan de hand van het arrest Waterschap Zeeuws-Vlaanderen en, indien nodig, andere rechtsbronnen. Vervolgens ga ik in op de gevolgen van de beantwoording van deze vraag voor publiekrechtelijke lichamen bij de aanschaf, exploitatie en vervreemding van de ingekochte goederen en diensten. Hierbij komen de gevolgen voor zowel de btw, alsook voor het btwcompensatiefonds aan de orde. Tenslotte ga ik kort in op de wijze waarop de vermogensetikettering in de toekomst wordt vormgegeven. 1 Richtlijn 2006/112/EG, die de Zesde Richtlijn (Richtlijn 77/388/EEG) vervangt. In het vervolg worden steeds de artikelen uit Richtlijn 2006/112/EG bedoeld als wordt gesproken over btw-richtlijn, tenzij uitdrukkelijk anders wordt vermeld. 2 Behoudens enkele specifiek benoemde activiteiten die zij in elk geval als belastingplichtige geacht worden te verrichten (artikel 13, 3 e alinea in combinatie met bijlage I, van de btw-richtlijn). Het Hof van Justitie van de EG (HvJ EG) heeft in diverse arresten nadere invulling gegeven aan het begrip handelingen of werkzaamheden die zij als overheid verrichten (zie onder andere HvJ EG 15 mei 1990, nr. C-4/89, Carpaneto Piacentino). 2

4 Hoofdstuk 2 Waterschap Zeeuws-Vlaanderen 2.1 Algemeen Op 2 juni 2005 heeft het Hof van Justitie van de EG het arrest Waterschap Zeeuws-Vlaanderen gewezen. Omdat een goed inzicht in deze zaak van groot belang is voor mijn betoog, beschrijf ik hierna deze zaak uitvoerig. Allereerst ga ik hierna daarom in op de feiten en de procedure die heeft geleid tot de prejudiciële vragen van de Hoge Raad. Vervolgens beschrijf ik kort het arrest van het Hof van Justitie. Ten slotte trek ik uit deze zaak enige conclusies met betrekking tot de betekenis van deze zaak voor de vermogensetikettering van publiekrechtelijke lichamen. 2.2 Feiten en uitgangspunten Waterschap Zeeuws-Vlaanderen was een publiekrechtelijk lichaam dat een waterzuiveringsinstallatie had aangeschaft en deze in 1990 in gebruik nam. Deze waterzuiveringsinstallatie gebruikte het waterschap in eerste instantie voor de slibverwerking van zichzelf. Overigens maken de uitspraken van Hof Den Haag en Hof Amsterdam (zie hierna) melding van aan particulieren in rekening gebrachte bedragen ter zake van afvalstortingen. Nergens blijkt uit of ter zake van deze bedragen ook btw is berekend. In de procedures voor de Hoge Raad wordt op deze activiteiten in het geheel niet meer ingegaan. Na afspraken met twee andere waterschappen, werd een extra investering in de installatie gedaan. Hierna werd de installatie tevens gebruikt voor de slibverwerking van de twee andere waterschappen. Niet in geschil was dat de slibverwerking ten behoeve van zichzelf een overheidsactiviteit was en daarmee niet onderworpen aan de btw. Het waterschap bracht bij ingebruikname in het geheel geen btw in aftrek. De beide waterschappen, voor wie Waterschap Zeeuws-Vlaanderen de slibverwerking verzorgde, droegen bij in de kosten van de extra investering. Waterschap Zeeuws-Vlaanderen berekende daarnaast aan elk van beide waterschappen hun aandeel in de met de slibverwerking gemoeide kosten door. Het waterschap had met de inspecteur afgesproken dat ter zake van deze doorberekening geen btw in rekening hoefde te worden gebracht, mits werd afgezien van aftrek van voorbelasting. Derhalve werd ter zake van de extra investering, noch van de reguliere kosten, enige btw in aftrek gebracht. Op 30 december 1994 leverde Waterschap Zeeuws-Vlaanderen de waterzuiveringsinstallatie aan een afzonderlijke, speciaal daarvoor opgerichte stichting. Op grond van het toenmalige artikel 3, van de Uitvoeringsbeschikking OB 1968, werd het waterschap geacht deze levering als belastingplichtige te verrichten. Ter zake van deze levering hebben het waterschap en de stichting een optieverzoek bij de inspecteur ingediend, opdat de levering btw-belast zou zijn. Het waterschap paste vervolgens 3

5 herziening toe op de btw die haar ter zake van de aanschaf van de waterzuiveringsinstallatie in rekening was gebracht en bracht de helft van de bij de aanschaf van installatie in rekening gebrachte btw alsnog in aftrek. 2.3 Procedure tot de prejudiciële vragen De inspecteur wees zowel het optieverzoek, als het verzoek om teruggaaf van de btw ter zake van de herziening af. Het waterschap ging vervolgens in beroep bij Hof Den Haag. Het hof oordeelde dat geen sprake van een levering was geweest, omdat de beschikkingsmacht niet was overgedragen en dat de inspecteur derhalve terecht beide verzoeken had afgewezen. 3 De Hoge Raad casseerde deze uitspraak en verwees de zaak naar Hof Amsterdam voor verdere behandeling. 4 Hof Amsterdam wees het beroep af, omdat het waterschap bij de levering van de onroerende zaak niet als belastingplichtige zou hebben gehandeld en als zodanig geen recht had op herziening. 5 Het waterschap stelde vervolgens beroep in cassatie in en stelde, met een beroep op artikel 3, van de Uitvoeringsbeschikking OB 1968, dat het wel degelijk als belastingplichtige had gehandeld. De Hoge Raad gaf het waterschap hierin gelijk en oordeelde dat het waterschap wel degelijk als belastingplichtige had gehandeld. 6 De Hoge Raad kwam vervolgens echter niet tot een beslissing met betrekking tot de door het waterschap toegepaste herziening en stelde de volgende prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de EG: 1. Heeft een publiekrechtelijk lichaam met betrekking tot een door hem aangeschaft investeringsgoed dat hij tegen vergoeding aan een derde levert, met betrekking tot welke levering hij als belastingplichtige moet worden aangemerkt, recht op herziening van de ter zake van de aanschaf betaalde omzetbelasting op de voet van artikel 20 (in het bijzonder leden 2 en 3) van de Zesde richtlijn, in zoverre hij dat goed in het kader van overheidshandelen als bedoeld in artikel 4, lid 5, van de Zesde richtlijn heeft gebruikt? 2. Heeft een publiekrechtelijk lichaam op grond van de Zesde richtlijn het recht om een investeringsgoed dat deels voor handelingen als belastingplichtige en deels voor overheidshandelingen wordt gebruikt, geheel buiten het ondernemingsvermogen te laten, zoals door het Hof 3 Hof Den Haag 24 juli 1998, nrs. BK96/02787 en BK96/ HR 24 november 1999, nrs en Hof Amsterdam 9 oktober 2000, nrs. 99/03734 en 99/ HR 18 oktober 2002, nrs en ; weliswaar oordeelde de Hoge Raad dat het de vraag is of de levering van een zaak, die door een overheidslichaam uitsluitend voor overheidshandelingen is gebruikt, wel als belastingplichtige plaatsvindt. Het waterschap kon zich echter beroepen op artikel 3, van de Uitvoeringsbeschikking OB 1968 en handelde op grond daarvan als belastingplichtige. Ook Advocaat-Generaal Jacobs (Conclusie van 18 november 2004, nr. C-378/02, r.o. 24) maakt hierover een enkele opmerking, maar gaat hierop niet verder in. 4

6 van Justitie is beslist ten aanzien van belastingplichtige natuurlijke personen? 2.4 Het Hof van Justitie van de EG en de Hoge Raad Het Hof van Justitie heeft op 2 juni 2005 arrest gewezen in deze zaak. 7 In dit arrest stelt het Hof eerst vast dat Waterschap Zeeuws-Vlaanderen de onroerende zaak heeft aangeschaft voor zijn overheidstaak. Bij de aanschaffing heeft het daarom, volgens het Hof, als overheid gehandeld. Het Hof kan vervolgens, na een uitvoerige beschouwing van het arrest Lennartz 8, redelijk eenvoudig tot beantwoording van de eerste vraag komen. Het arrest Lennartz In het arrest Lennartz was sprake van een privé-persoon die geen belastingplichtige was voor toepassing van de btw. De heer Lennartz kocht in 1985 een auto en kon uiteraard geen btw in aftrek brengen. In 1986 begon hij als zelfstandig belastingadviseur en werd als zodanig belastingplichtig voor de btw. De heer Lennartz wilde op basis van de herzieningsregels 9 alsnog aftrek claimen van een gedeelte van de aan hem in rekening gebrachte btw ter zake van de aanschaf van de auto. Het Hof van Justitie bepaalde dat het aftrekrecht afhankelijk is van de situatie op het moment van aanschaf van een goed. 10 De herzieningsregels creëren geen recht op aftrek, maar bepalen slechts hoe het ontstane aftrekrecht moet worden gecorrigeerd. Omdat de heer Lennartz de auto aangekocht had in de hoedanigheid van nietbelastingplichtige, kwam hij als zodanig niet in aanmerking voor herziening van btw. Het Hof concludeerde dat een overheidslichaam dat een goed aankoopt als overheid, dit niet doet als belastingplichtige. Een dergelijk lichaam is voor de aankoop van een dergelijk goed derhalve niet te vergelijken met een belastingplichtige die een goed aankoopt om het voor vrijgestelde prestaties te gebruiken. Nu de aanschaf van de waterzuiveringsinstallatie door Waterschap Zeeuws-Vlaanderen is gebeurd in het kader van de overheidstaak, is reeds op dat moment geen aftrekrecht ontstaan. Door het vervolgens overbrengen naar het ondernemingsvermogen 11 ontstaat niet alsnog recht op herziening. Het Hof van Justitie beantwoordt vervolgens de tweede vraag niet, omdat deze zou zijn gesteld voor het geval dat ervan wordt uitgegaan dat een publiekrechtelijk lichaam op het tijdstip van aanschaf van een investeringsgoed zowel economische activiteiten, als overheidshandelingen heeft verricht. Het Hof van Justitie overweegt dat, gelet op het antwoord op de 7 HvJ EG 2 juni 2005, nr. C-378/02, Waterschap Zeeuws Vlaanderen. 8 HvJ EG 11 juli 1991, nr. C-97/90, Lennartz. 9 Artikel 20, van de Zesde Richtlijn. 10 Op grond van artikel 17, van de Zesde Richtlijn. 11 Omdat de levering door het waterschap als belastingplichtige heeft plaatsgevonden, moet de waterzuiveringsinstallatie op enig moment zijn overgebracht van het nietondernemingsvermogen naar het ondernemingsvermogen. 5

7 eerste vraag, het waterschap niet als belastingplichtige handelt bij de aanschaf van de waterzuiveringsinstallatie en dat de tweede vraag derhalve niet hoeft te worden beantwoord. De Hoge Raad heeft op 16 maart 2007 de einduitspraken in de zaak van Waterschap Zeeuws-Vlaanderen gedaan. Hierin werd beslist dat het verzoek om de levering van de installatie aan te merken als een belaste levering, had moeten worden ingewilligd. De belaste levering die hierdoor heeft plaatsgevonden, leidt er echter niet toe dat het waterschap alsnog aftrek van (een gedeelte van) de ter zake van de aanschaf in rekening gebrachte btw krijgt. 2.5 Gevolgtrekkingen Het arrest van het Hof van Justitie in de zaak Waterschap Zeeuws- Vlaanderen leidt tot de vraag of hieruit mag worden opgemaakt dat vermogensetikettering door publiekrechtelijke lichamen mogelijk is. In de literatuur wordt de opvatting wel gehuldigd dat dit het geval is, met name door de verwijzing naar het arrest Lennartz. 12 Naar mijn mening kan uit het arrest van het Hof van Justitie inzake Waterschap Zeeuws-Vlaanderen niet zonder meer worden opgemaakt dat de vermogensetikettering ook door publiekrechtelijke lichamen kan worden toegepast. De verwijzingen naar het arrest Lennartz door het Hof van Justitie kunnen mij niet overtuigen van deze stelling. Immers, het Hof van Justitie verwijst uitsluitend naar de rechtsoverwegingen 9 tot en met 12 van het betreffende arrest. In deze bepalingen wordt de algemene vraag beantwoord of de herziening van toepassing is op goederen in het nietondernemingsvermogen die binnen de wettelijke herzieningstermijn op enig moment worden gebruikt voor belaste handelingen. Naar mijn mening gebruikt het Hof de verwijzing dan ook alleen om te motiveren dat geen aftrekrecht ontstaat op grond van de herzieningsbepalingen. Ook uit de motivering voor het niet beantwoorden van de tweede vraag kan worden opgemaakt dat het Hof niet wil ingaan op het leerstuk van de vermogensetikettering. De reden hiervoor kan naar mijn mening niet anders zijn dan dat het Hof op basis van de door de Hoge Raad geschetste feiten heeft geoordeeld dat de waterzuiveringsinstallatie uitsluitend voor nietondernemersprestaties werd gebruikt. Op basis hiervan heeft Waterschap Zeeuws-Vlaanderen immers vanaf het moment van ingebruikname tot 2003 de installatie uitsluitende gebruik voor doeleinden waarvoor zij als nietbelastingplichtige optreedt Zie bijvoorbeeld mr. M.W.C. Soltysik, BCF-herrekenings- en herzieningsregels aan herziening toe?, WFR 2006/1016 en mr. H. de Kat, Vermogensetikettering bij publiekrechtelijke lichamen, WFR 2007/ Zie HvJ EG 2 juni 2005, nr. C-378/02, Waterschap Zeeuws-Vlaanderen, r.o. 13 en 14. De installatie wordt alleen gebruikt voor de eigen overheidstaak van het waterschap en, voor zover de installatie wordt gebruikt voor zuivering ten behoeve van de andere 6

8 Deze, op zich juiste, gevolgtrekking van het Hof van Justitie is mede te wijten aan een weergave van de feiten door de Hoge Raad die niet overeenkomt met de weergave van de feiten door de gerechtshoven in Den Haag en Amsterdam. Immers, in de door de Hoge Raad geschetste feiten wordt niet ingegaan op de aan particulieren in rekening gebrachte bedragen ter zake van afvalstortingen. Naar mijn mening had het Hof van Justitie de vraag met betrekking tot de vermogensetikettering wel moeten beantwoorden, indien de feiten melding hadden gemaakt van belaste activiteiten, naast de huidige activiteiten. Overigens had in dat geval nog wel beoordeeld moeten worden of het waterschap als belastingplichtige handelde bij de berekening van bedragen ter zake van de afvalstorting aan particulieren. waterschappen, voor prestaties die op grond van een afspraak met de inspecteur buiten de heffing van omzetbelasting mochten blijven. 7

9 Hoofdstuk 3 Vermogensetikettering door publiekrechtelijke lichamen 3.1 Rechtsbronnen Hiervoor heb ik betoogd dat uit het arrest Waterschap Zeeuws-Vlaanderen niet kan worden geconcludeerd dat het leerstuk van de vermogensetikettering ook door publiekrechtelijke lichamen kan worden toegepast. Hierna onderzoek ik of toepassing van dit leerstuk door publiekrechtelijke lichamen op andere basis mogelijk is. Vooraf merk ik op dat de Hoge Raad, blijkens de tweede, niet beantwoorde, prejudiciële vraag in Waterschap Zeeuws-Vlaanderen, er nog niet uit lijkt te zijn. De wetgever heeft bij introductie van de fictieve heffing over privé-gebruik het volgende opgemerkt over vermogensetikettering door publiekrechtelijke lichamen 14 : Genoemde bepaling van de richtlijn (artikel 6, lid 2, onder a, van de Zesde Richtlijn; thans artikel 26, lid 1, onder a, van de btw-richtlijn, JL) vindt geen toepassing met betrekking tot goederen die worden aangeschaft voor activiteiten van de ondernemer die buiten het toepassingsgebied van de BTW vallen en een andere meer bedrijfsgerichte bestemming van de goederen terzake niet denkbaar is. Wanneer bijvoorbeeld goederen worden aangeschaft voor het verrichten van verboden handelingen of voor overheidshandelingen kunnen deze goederen niet worden aangewend voor «andere dan bedrijfsdoeleinden» aangezien deze goederen al direct niet voor economische activiteiten in de zin van de Zesde Richtlijn worden aangeschaft. Het is de vraag of uit bovenstaande kan worden geconcludeerd dat de wetgever van mening is dat het leerstuk vermogensetikettering niet door publiekrechtelijke lichamen kan worden toegepast. 15 Als de wetgever heeft bedoeld te zeggen dat geen recht op aftrek bestaat voor goederen die worden aangeschaft voor uitsluitend het gebruik voor overheidsprestaties, bevestigt dit in zoverre slechts dat een overheidslichaam bij overheidshandelingen niet handelt als belastingplichtige. Het feit dat geen aftrekrecht bestaat bij gebruik voor uitsluitend handelingen als nietbelastingplichtige vloeit immers voort uit de btw-richtlijn 16 en de jurisprudentie van het Hof van Justitie 17. Indien de wetgever met deze opmerking wil zeggen dat geen recht bestaat op aftrek voor zover de goederen/diensten worden 14 Kamerstukken II 2006/07, , nr. 3 (Memorie van Toelichting), onderdeel Zie voor een betoog voor deze stelling bijvoorbeeld mr. H. de Kat, Vermogensetikettering bij publiekrechtelijke lichamen, WFR 2007/ Op grond van artikel 168 bestaat uitsluitend aftrekrecht voor zover de goederen en diensten worden gebruikt voor de belaste handelingen van een belastingplichtige. 17 Zie HvJ EG 2 juni 2005, nr. C-378/02, Waterschap Zeeuws-Vlaanderen, r.o

10 gebruikt voor overheidshandelingen, doet hij hiermee wel een inhoudelijke uitspraak over de mogelijkheid tot vermogensetikettering door publiekrechtelijke lichamen. De tekst van de wetgever blinkt echter niet uit in helderheid. De Staatssecretaris van Financiën gaat in een besluit 18 in op (onder andere) het aftrekrecht van gemeentes. Hierbij moet worden vermeld dat dit besluit dateert van voor het arrest Charles & Charles-Tijmens. 19 In dit besluit, dat overigens niet is ingetrokken, verklaart de staatssecretaris de algemene mening met betrekking tot het aftrekrecht die hij destijds huldigde, van toepassing op gemeentes. Dit houdt in dat gemeentes op grond van dit besluit geen aftrekrecht hebben voor zover zij goederen gebruiken voor hun overheidstaak. Ten slotte haalt ook Advocaat-Generaal mr. C.W.M. van Ballegooijen de vermogensetikettering voor publiekrechtelijke lichamen aan. 20 Deze gaat echter niet over tot de beantwoording van de vraag of vermogensetikettering mogelijk is, omdat beantwoording naar zijn mening voor de casus in beginsel niet relevant is. 3.2 Is vermogensetikettering mogelijk? Voor de beantwoording van de vraag of publiekrechtelijke lichamen het leerstuk van de vermogensetikettering kunnen toepassen, dient naar mijn mening te worden aangesloten bij de algemene rechtspraak op dit gebied. Het uitgangspunt voor de vermogensetikettering is neergelegd in het eerder genoemde arrest Lennartz. Hierin bepaalde het Hof van Justitie 21 : dat een belastingplichtige die goederen voor een economische activiteit gebruikt, op het moment van verkrijging van die goederen recht heeft op aftrek van de betaalde voorbelasting overeenkomstig het bepaalde in artikel 17, hoe gering het gebruik voor bedrijfsdoeleinden in verhouding ook is. Hoewel het in deze zaak ging om een natuurlijk persoon, spreekt het Hof van Justitie in dit arrest in algemene termen als belastingplichtige. Uit deze algemene bewoordingen kan naar mijn mening dan ook geconcludeerd worden dat dit geldt voor alle belastingplichtigen die zowel economische activiteiten, als niet-economische activiteiten hebben. Ik kan mij dan ook niet goed voorstellen dat toepassing van het arrest Lennartz op dit punt beperkt is tot natuurlijke personen. Het Hof van Justitie heeft bovengenoemde uitspraak nogmaals bevestigd in het arrest Bakcsi 22, dat overigens ook over een natuurlijk persoon handelde Besluit van 19 december 2002, nr. CPP2002/3658M. HvJ EG 14 juli 2005, nr. C-434/03, Charles & Charles-Tijmens. Conclusie van 3 oktober 2007, bij HR HvJ EG 11 juli 1991, nr. C-97/90, Lennartz, rechtsoverweging 35. HvJ EG 8 maart 2001, nr. C-415/98, Bakcsi. 9

11 Ook de Hoge Raad heeft al geconcludeerd dat redelijkerwijs niet voor twijfel vatbaar is, dat ook rechtspersonen zich hierop kunnen beroepen. 23 De Hoge Raad maakt (naar mijn mening terecht) geen expliciet onderscheid tussen publiekrechtelijke- en privaatrechtelijke rechtspersonen. Derhalve moet het naar mijn mening ook voor publiekrechtelijke rechtspersonen mogelijk zijn het leerstuk van de vermogensetikettering toe te passen. 23 HR 2 november 2007, nr , r.o

12 Hoofdstuk 4 Gevolgen 4.1 Algemeen Nu ik hiervoor heb geconcludeerd dat het voor publiekrechtelijke lichamen mogelijk moet zijn een beroep te doen op het leerstuk vermogensetikettering, is de vraag wat de gevolgen hiervan zijn. Hierna ga ik in op de gevolgen, te beginnen bij de aanschaf, gevolgd door het gebruik en eindigend met de vervreemding. Ik ga in dit hoofdstuk tevens in op de eventuele gevolgen die de vermogensetikettering heeft voor een bijdrage uit het BTW-compensatiefonds (hierna: BCF), waarop gemeentes, provincies en bepaalde regionale openbare lichamen recht hebben. 4.2 Aanschaf Bij aanschaf van een goed 24 moet worden beoordeeld in hoeverre recht bestaat op aftrek van voorbelasting. Hierbij dient onderscheid te worden gemaakt tussen een aangekocht goed en tussen een door het publiekrechtelijk lichaam zelf vervaardigd goed. Een publiekrechtelijk lichaam moet allereerst bepalen hoe een aangeschaft goed zal worden gebruikt. Indien een goed volledig voor economische activiteiten wordt gebruikt, behoort dit goed verplicht tot het ondernemingsvermogen. In dat geval bestaat volledig recht op aftrek. De uitoefening van dat recht is afhankelijk van de verhouding tussen belast en vrijgesteld gebruik. Bij een gebruik voor uitsluitend overheidshandelingen, dus als nietbelastingplichtige, behoort het goed verplicht niet tot het ondernemingsvermogen. In dat geval bestaat dus in het geheel geen recht op aftrek van voorbelasting. Bij aanschaf van een goed dat zowel voor economische activiteiten als voor overheidshandelingen wordt gebruikt, moet een keuze worden gemaakt om het goed al dan niet (gedeeltelijk) tot het ondernemingsvermogen te rekenen. 24 Vooralsnog heeft de term goed in dit hoofdstuk slechts betrekking op onroerende zaken en roerende zaken waarop voor de directe belastingen wordt afgeschreven (investeringsgoederen). In HR 2 november 2007, nr , worden prejudiciële vragen gesteld over de vermogensetikettering met betrekking tot diensten en nietinvesteringsgoederen. Indien hierop wordt geantwoord door het Hof van Justitie dat vermogensetikettering ook voor diensten en niet-investeringsgoederen mogelijk is, kan dit hoofdstuk ook op dergelijke ingekochte prestaties worden toegepast. 11

13 Deze keuze moet worden gemaakt bij aanschaf van het goed. 25 Hiervoor bestaan drie mogelijkheden 26 : 1 Het goed wordt geheel tot het ondernemingsvermogen gerekend 2 Het goed wordt in het geheel niet tot het ondernemingsvermogen gerekend 3 Het goed wordt tot het ondernemingsvermogen gerekend voor het gedeelte waarvoor het werkelijk voor economische activiteiten wordt gebruikt Aangeschaft goed: geheel ondernemingsvermogen Indien het goed geheel tot het ondernemingsvermogen wordt gerekend, komt volgens het Hof van Justitie in beginsel de voorbelasting voor algehele en onmiddellijke aftrek in aanmerking. In dit verband blijft wel de vraag op welke wijze rekening gehouden moet worden met een eventueel (gedeeltelijk) vrijgesteld gebruik. In de aan het Hof van Justitie voorgelegde zaken ging het immers steeds om zaken die, voor zover deze werden aangewend voor economische activiteiten, uitsluitend gebruikt voor belaste handelingen. Deze vraag is dan ook nog niet beantwoord. Aan de ene kant bestaat de mogelijkheid dat de aftrekbare voorbelasting uitsluitend moet worden berekend aan de hand van de verhouding tussen de vrijgestelde en belaste uitgaande economische activiteiten. Anderzijds kan ook worden betoogd dat de fictieve heffingen op zich belaste prestaties zijn 27, zodat de fictieve heffing voor berekening van het aftrekrecht als een belaste prestatie moet worden beschouwd. Hoewel dit in beginsel een algemeen vraagstuk is binnen het leerstuk van de vermogensetikettering, speelt het bij publiekrechtelijke lichamen in grotere mate, omdat deze vaak zowel belaste als vrijgestelde handelingen verrichten. De opbouw van de arresten van het Hof van Justitie met betrekking tot de vermogensetikettering bevat in beginsel een redenering vanuit de outputzijde. Ik verwijs hiervoor naar het arrest Lennartz 28 : Ten einde de door het verwijzende gerecht gestelde vraag te beantwoorden, moet er eerst op worden gewezen, dat volgens artikel 6 25 Besluit van 22 januari 2004, nr. CPP2003/2803M, onderdeel 5. Deze regeling lijkt niet in strijd te zijn met de btw-richtlijn (vergelijk HvJ EG 11 juli 1991, nr. C-97/90, Lennartz, r.o. 23 tot en met 26). Overigens bestaat voor een gemeente een goedkeurende regeling, op grond waarvan na een afspraak met de inspecteur de aanspraak op aftrek (en daarmee naar mijn mening ook de vermogensetikettering) mag worden doorgeschoven naar het moment van ingebruikname (Besluit van 19 december 2002, nr. CPP2002/3658M, onderdeel 4.5). Zie ook de conclusie van A-G mr. C.W.M. van Ballegooijen van 3 oktober 2007 bij zaak HvJ EG 14 juli 2005, nr. C-434/03, Charles & Charles-Tijmens, r.o Naar mijn mening moet het ook mogelijk zijn fictieve vrijgestelde prestaties te verrichten. Echter, het gebruik van een onroerende zaak voor handelingen als nietbelastingplichtige is geen (vrijgestelde) verhuur van onroerend goed (HvJ EG 8 mei 2003, nr. C-269/00, Wolfgang Seeling). 28 HvJ EG 11 juli 1991, nr. C-97/90, Lennartz, r.o

14 van de Zesde richtlijn het gebruik van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden van de belastingplichtige of voor andere dan bedrijfsdoeleinden wordt gelijkgesteld met een dienst verricht onder bezwarende titel, wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van de BTW is ontstaan. Uit artikel 6, lid 2, sub a, juncto artikel 11 A, lid 1, sub c, volgt, dat een belastingplichtige die een goed verwerft dat hij ten dele voor privédoeleinden gebruikt, moet worden geacht een dienst onder bezwarende titel te verrichten die wordt belast op basis van de door hem voor het verrichten van de dienst gemaakte uitgaven. Derhalve wordt een particulier die een goed ten dele voor zijn belaste handelingen en ten dele voor privédoeleinden gebruikt en die op het ogenblik van de verkrijging van het goed de betaalde voorbelasting geheel of gedeeltelijk heeft teruggekregen, geacht het goed volledig te gebruiken voor zijn belaste handelingen in de zin van artikel 17, lid 2. Bijgevolg heeft hij in beginsel recht op volledige en onmiddellijke aftrek van de bij de verkrijging van de goederen verschuldigde voorbelasting. Naar mijn mening volgt uit het bovenstaande citaat dat het Hof van Justitie vindt dat het recht op aftrek ontstaat, omdat het gebruik voor nieteconomische activiteiten als belaste activiteit moet worden beschouwd. Hieruit volgt dat een belastingplichtige recht heeft op aftrek van voorbelasting, behalve voor zover het goed wordt gebruikt voor vrijgestelde doeleinden. Derhalve heeft een publiekrechtelijk lichaam dat belaste, vrijgestelde en overheidsactiviteiten heeft, recht op aftrek van alle voorbelasting voor een aangeschaft goed, voor zover dit toerekenbaar is aan zijn belaste en overheidsactiviteiten. Nu het publiekrechtelijke lichaam het goed geheel in zijn ondernemingsvermogen gebruikt, bestaat geen recht op een bijdrage uit het btw-compensatiefonds Aangeschaft goed: geheel niet-ondernemingsvermogen Indien een overheidslichaam een goed aanschaft voor gemengd gebruik en dit volledig tot het niet-ondernemingsvermogen rekent, bestaat geen recht op aftrek van voorbelasting. Het publiekrechtelijke lichaam heeft naar mijn mening recht op een bijdrage uit het btw-compensatiefonds ter grootte van de volledig in rekening gebrachte btw, behalve voor zover het goed wordt gebruikt voor nietondernemersactiviteiten als bedoeld in artikel 4, van de Wet op het BTWcompensatiefonds Artikel 3, van de Wet op het BTW-compensatiefonds. 30 Het gaat hier om de verstrekking of terbeschikkingstelling aan individuele derden en activiteiten waarop een btw-vrijstelling van toepassing zou zijn, indien deze door een ondernemer zouden zijn verricht. 13

15 Naar mijn mening bestaat daarnaast geen recht op een bijdrage voorzover het goed wordt gebruikt voor vrijgestelde economische activiteiten. Artikel 4, van de Wet op het BTW-compensatiefonds stelt immers niet de voorwaarde dat het goed uitsluitend wordt gebruikt buiten het kader van de onderneming van het publiekrechtelijke lichaam. Wel sluit het uit dat recht bestaat op een bijdrage voor prestaties, al dan niet tegen vergoeding, die, indien zij door een ondernemer worden verricht, zijn vrijgesteld. Nu deze prestaties daadwerkelijk door een ondernemer zijn verricht, wordt ook het recht op een bijdrage ter zake van deze prestaties uitgesloten. Uit het vorenstaande blijkt dat wel recht bestaat op een bijdrage voor zover sprake is van gebruik voor btw-belaste economische activiteiten Aangeschaft goed: gedeeltelijk ondernemingsvermogen Indien een goed slechts tot het ondernemingsvermogen wordt gerekend, voor het gedeelte waarvoor het werkelijk voor economische activiteiten wordt gebruikt, bestaat slechts recht op aftrek voor zover het goed voor economische activiteiten wordt gebruikt. Het recht op aftrek kan slechts worden uitgeoefend voor zover dit gebruik belaste economische activiteiten betreft. Het publiekrechtelijke lichaam heeft naar mijn mening recht op een bijdrage uit het btw-compensatiefonds ter grootte van de btw die toerekenbaar is aan het niet-ondernemersdeel, behalve voor zover het goed wordt gebruikt voor niet-ondernemersactiviteiten als bedoeld in artikel 4, van de Wet op het BTWcompensatiefonds Zelf vervaardigd goed Indien een overheidslichaam een goed zelf vervaardigd, is het naar de mening van de Staatssecretaris verplicht het goed of gedeelte van het goed volledig tot het ondernemingsvermogen te rekenen, voor zover de vervaardiging wordt gevolgd door een integratieheffing. 32 Derhalve bestaat volledig recht op aftrek en dient een integratieheffing te worden aangegeven op het moment van ingebruikname. Het goed dat op dat moment intern wordt geleverd, dient volgens de normale regels betreffende de vermogensetikettering te worden geëtiketteerd. Deze stelling is naar mijn mening juist, voor zover de Staatssecretaris hiermee wil zeggen dat een eventuele (gedeeltelijke) integratieheffing afhankelijk is van de door het lichaam gekozen wijze van etikettering. 31 Het gaat hier om de verstrekking of terbeschikkingstelling aan individuele derden en activiteiten waarop een btw-vrijstelling van toepassing zou zijn, indien deze door een ondernemer zouden zijn verricht. 32 Besluit van 22 januari 2004, nr. CPP2003/2803M, onderdeel 1. 14

16 Naar mijn mening dient een overheidslichaam een integratieheffing aan te geven, voor zover het de ingekochte prestaties tot het ondernemingsvermogen rekent (en indien deze (gedeeltelijk) worden gebruikt voor vrijgestelde prestaties). Immers, een integratieheffing is verschuldigd ter zake van het door een ondernemer voor bedrijfsdoeleinden bestemmen van in het eigen bedrijf vervaardigde goederen. Voor zover deze goederen niet voor bedrijfsdoeleinden worden bestemd, is dus geen integratieheffing aan de orde. 33 Derhalve kan een overheidslichaam een besparing realiseren door alle ingekochte prestaties (en daarmee ook het ontstane goed) tot het nietondernemingsvermogen te bestemmen. 34 Als gevolg hiervan vindt geen integratieheffing plaats, waardoor een besparing wordt gerealiseerd over de kosten waarop geen btw heeft gedrukt en die normaal gesproken wel tot de maatstaf van de integratieheffing behoren. 4.3 Gebruik De btw-gevolgen aan de outputzijde van het gebruik van een goed door een publiekrechtelijk lichaam zijn niet afhankelijk van de keuze die het lichaam bij de aanschaf heeft gemaakt, behalve voor zover het goed voor nietondernemingsactiviteiten wordt gebruikt. De economische activiteiten moeten, onafhankelijk van de vermogensetikettering, naar hun fiscale gevolgen op basis van de wet en de btw-richtlijn worden beoordeeld. Uiteraard kunnen de economische activiteiten, evenals de nietondernemingsactiviteiten, wel gevolgen hebben voor de herzieningsregeling. Deze gevolgen zijn wel weer afhankelijk van de keuze die het publiekrechtelijke lichaam heeft gemaakt bij de vermogensetikettering. Hierna beschrijf ik de gevolgen van het niet-ondernemingsgebruik en de economische activiteiten voor de herziening en de fictieve heffingen per keuzemogelijkheid voor vermogensetikettering Geheel ondernemingsvermogen Indien het goed geheel tot het ondernemingsvermogen was gerekend, dient het gebruik in de negen boekjaren volgend op het boekjaar van ingebruikname te worden gevolgd. Aan de aftrekzijde dient te worden beoordeeld of de herziening moet worden toegepast. Indien de verhouding van het vrijgestelde gebruik ten opzichte van het belaste gebruik is gewijzigd, zal de in aftrek gebrachte voorbelasting herzien moeten worden. Zo dient het publiekrechtelijke lichaam een gedeelte 33 Zie ook A.J. Blank, Integratieheffing? Aan de ondernemer de keus!, BtwBrief nr. 11, 2001, p Ik ga in dit verband niet in op de vraag of het mogelijk is alle ingekochte prestaties tot het niet-ondernemingsvermogen te etiketteren. De Hoge Raad heeft hierover prejudiciële vragen gesteld (HR 2 november 2007, nr ). 15

17 van de voorbelasting terug te betalen, indien het vrijgestelde gebruik groter is dan in het boekjaar van ingebruikname. Indien het vrijgestelde gebruik kleiner is, bestaat alsnog recht op gedeeltelijke teruggaaf. Aan de outputzijde dient een fictieve heffing te worden aangegeven ter zake van het gebruik voor overheidsactiviteiten. Voor zover het goed is gebruikt voor overheidsprestaties dient btw te worden afgedragen. Naar mijn mening heeft het publiekrechtelijke lichaam recht op compensatie van de ter zake van de fictieve heffing geheven btw, omdat deze btw van het publiekrechtelijk lichaam wordt geheven. 35 In de toelichting 36 wordt expliciet genoemd welke btw die door een overheidslichaam zelf verschuldigd wordt, voor compensatie in aanmerking komt. Hierbij hoort niet de heffing voor fictieve diensten, maar het feit dat de fictieve levering als gevolg van een onttrekking aan het ondernemingsvermogen wel genoemd is, leidt naar mijn mening mutatis mutandis toch tot recht op compensatie voor deze btw. Uiteraard bestaat geen recht op compensatie van btw, die toerekenbaar is aan één van de in artikel 4, van de Wet op het BTW-compensatiefonds genoemde verrichtingen Geheel niet-ondernemingsvermogen Indien het goed geheel niet tot het ondernemingsvermogen was gerekend, dient voor toepassing van de btw-heffing geen correctie meer gemaakt te worden. Immers, de btw-wetgeving voorziet uitsluitend in de mogelijkheid om correcties aan te brengen ter zake van goederen waarvoor initieel aftrek is genoten. Het is overigens ook niet mogelijk alsnog btw in aftrek te brengen. Wel dient een herziening van de gecompenseerde btw in aanmerking te worden genomen, indien de mate van gebruik voor van compensatie uitgesloten prestaties 37 wijzigt. 38 Dit kan leiden tot zowel aanvullende compensatie als tot terugbetaling van een gedeelte van de eerder genoten compensatie Gedeeltelijk ondernemingsvermogen Indien een goed slechts tot het ondernemingsvermogen is gerekend, voor het gedeelte waarvoor het werkelijk voor economische activiteiten wordt gebruikt, dient het voor toepassing van de btw gedurende dezelfde termijn te worden gevolgd als onder is beschreven. Aan de outputzijde kan ook in dit geval een correctie plaatsvinden door middel van een fictieve heffing. Dit is echter alleen het geval indien het gebruik voor overheidsactiviteiten in enig jaar, gedurende het boekjaar van Artikel 3, sub a, van de Wet op het BTW-compensatiefonds. Kamerstukken II 1999/2000, , nr. 3, pagina 18. Waaronder vrijgestelde ondernemersprestaties; zie Artikel 8, van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds. 16

18 ingebruikname of één van de negen daaropvolgende boekjaren, groter is dan het (ingeschatte) gebruik voor overheidsactiviteiten bij aanschaf. Ingeval het gebruik voor overheidsactiviteiten kleiner is dan op het moment van aanschaf, kan op grond van de wet en de btw-richtlijn niet alsnog een correctie plaatsvinden. 39 Ook in dit geval dient aan de aftrekzijde te worden beoordeeld of de herziening moet worden toegepast. Beoordeeld moet worden of de verhouding tussen het vrijgestelde gebruik en het belaste gebruik is gewijzigd. Bij een etikettering tot gedeeltelijk ondernemingsvermogen dient wel vermeld te worden dat in dit geval een andere verhouding tussen belast en vrijgesteld gebruik in aanmerking moet worden genomen dan bij de etikettering tot geheel ondernemingsvermogen. Immers, bij een etikettering tot gedeeltelijk ondernemingsvermogen dienen alleen de economische activiteiten en de fictieve heffing over het extra overheidsgebruik in aanmerking te worden genomen; bij de etikettering tot geheel ondernemingsvermogen dienen de economische activiteiten en de fictieve heffing over het gehele overheidsgebruik in aanmerking te worden genomen. Naar mijn mening biedt de Nederlandse regelgeving, in tegenstelling tot de regeling van de btw-richtlijn, de mogelijkheid om alsnog btw in aftrek te brengen, indien het ondernemingsgebruik in enig jaar groter is dan in het jaar van aanschaf. Dit omdat het niet-ondernemingsgebruik op grond van een goedkeuring mag worden behandeld als vrijgesteld gebruik. 40 Overigens leidt toepassing van deze goedkeuring naar mijn mening niet tot terugbetaling van gecompenseerde btw (bij een groter gebruik voor ondernemersprestaties), dan wel aanvullende compensatie (bij een groter niet-ondernemingsgebruik). Naar mijn mening bevat de wet- en regelgeving met betrekking tot het btw-compensatiefonds niet een dergelijke mogelijkheid. De toepassing van de goedkeuring leidt er namelijk niet toe dat het betreffende goed voor een groter gedeelte tot het ondernemingsvermogen behoort. De mate waarin een goed tot het ondernemingsvermogen wordt immers al bij de aanschaf bepaald. Hiermee wordt ook de mate bepaald waarin het btw-compensatiefonds van toepassing is op de ter zake van de aanschaf betaalde btw en kan vervolgens nog slechts de verdeling tussen compensabele en niet-compensabele btw worden herrekend en herzien. 39 Zie onder andere HvJ EG 2 juni 2005, nr. C-378/02, Waterschap Zeeuws- Vlaanderen. 40 Zie 11, lid 2, van het Besluit van 8 november 1968, nr. D68/7220, OB/BTW-18, zoals laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 6 december 2001, nr. CPP2001/3435M (Toelichting aftrek van voorbelasting, bijlage C bij OB/BTW-14), in combinatie met het Besluit van 11 juli 2001, nr. CPP2001/1859M. Zie ook het Besluit van 19 december 2002, nr. CPP2002/3658M. Overigens is de herziening niet mogelijk voor gevallen, waarin de zaak feitelijk ter beschikking wordt gesteld aan of in gebruik blijft bij het overheidslichaam, dan wel tegen een lagere vergoeding dan de kostprijs ter beschikking komen van normaliter gesubsidieerde instellingen of (rechts)personen die hoofdzakelijk geen recht hebben op aftrek. 17

19 Overigens komt de eventuele fictieve heffing bij het publiekrechtelijke lichaam voor compensatie in aanmerking, voor zover het gebruik niet toerekenbaar is aan van compensatie uitgesloten handelingen Vervreemding Ook de vervreemding van een investeringsgoed heeft btw-gevolgen aan de outputzijde en aan de aftrekzijde. Deze gevolgen zijn afhankelijk van de wijze waarop het goed bij aanschaf is geëtiketteerd, ervan uitgaande dat niet tussentijds sprake is geweest van een overbrenging van ondernemingsvermogen naar niet-ondernemingsvermogen of andersom Geheel ondernemingsvermogen Indien een goed geheel tot het ondernemingsvermogen is gerekend, moet ook de levering geacht worden geheel als ondernemer te zijn verricht. Derhalve is de gehele levering van het goed een economische activiteit en moet deze levering worden beoordeeld op haar btw-gevolgen. Afhankelijk van de verstreken tijd tussen aanschaf en vervreemding, komt tevens eventueel herziening aan de orde Geheel niet-ondernemingsvermogen Indien een goed geheel niet tot het ondernemingsvermogen is gerekend, moet de levering ervan worden geacht geen economische activiteit te zijn. Derhalve is geen sprake van enige btw-gevolgen. Tot 1 januari 2006 was in artikel 3, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 opgenomen dat een publiekrechtelijk lichaam voor de levering van onroerende zaken altijd als ondernemer handelt. Ondanks het vervallen van deze bepaling per 1 januari 2006 lijkt de Staatssecretaris van mening dat ook nu nog een overheidslichaam als ondernemer handelt bij de levering van een onroerende zaak. 42 Naar mijn mening is deze stelling echter strijdig met het gemeenschapsrecht 43 en hangt het van de omstandigheden af of het publiekrechtelijk lichaam als belastingplichtige handelt. Het is de vraag of met een beroep op de bovengenoemde mening van de Staatssecretaris, in combinatie met de goedkeuring inzake de toepassing van de herzieningsregels voor publiekrechtelijke lichamen, alsnog aftrek van voorbelasting kan ontstaan bij de levering van onroerende zaken. Naar mijn mening is dit niet het geval, omdat de Staatssecretaris verwijst naar de 41 Zie voor een nadere toelichting Besluit van 12 december 2005, nr. DV2005/235M, Toelichting op artikel I. 43 Zie hiervoor ook 2.3, voetnoot 6, van deze verhandeling. Zowel de Hoge Raad (HR 18 oktober 2002, nrs en ) als Advocaat-Generaal Jacobs (Conclusie van 18 november 2004, nr. C-378/02, Waterschap Zeeuws-Vlaanderen) trekken de verenigbaarheid van toenmalig artikel 3, van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 met het gemeenschapsrecht in twijfel. 18

20 leveringen van onroerende zaken die hij heeft bedoeld met het voormalige artikel 3, van de Uitvoeringsbeschikking OB Nu niet duidelijk is welke leveringen de Staatssecretaris op het oog heeft, heeft het vervallen van dit artikel naar mijn mening tot gevolg dat iedere levering op basis van de wet c.q. btw-richtlijn moet worden beoordeeld. Derhalve is de levering van een goed uit het niet-ondernemingsvermogen geen ondernemershandeling. Het is daarnaast de vraag of de levering als niet-ondernemer gevolgen heeft voor de bij aanschaf genoten compensatie. Naar mijn mening kan de levering niet leiden tot een directe herziening van de genoten compensatie voor de gehele lopende herzieningstermijn. Een dergelijke herziening is immers alleen mogelijk als sprake zou zijn van een levering als btw-ondernemer. 44 Wel dient mogelijk te worden herzien op basis van de reguliere herzieningsregels die gelden binnen het btw-compensatiefonds. 45 Indien sprake is van de levering van een onroerende zaak, is dit een bezigen, dat in beginsel vrijgesteld zou zijn indien de leverancier een ondernemer zou zijn. In de jaren volgend op het jaar van levering, is geen sprake meer van bezigen door het overheidslichaam. Nu sprake moet zijn van het bezigen anders dan in het kader van de onderneming om recht te hebben op compensatie 46, bestaat gedurende deze jaren naar mijn mening geen recht op compensatie. Voor zover in deze jaren dan ook nog sprake is van een lopende herzieningstermijn voor het btw-compensatiefonds, dient de aan het betreffende jaar toerekenbare initieel genoten compensatie te worden terugbetaald Gedeeltelijk ondernemingsvermogen Indien een goed slechts tot het ondernemingsvermogen is gerekend, voor het gedeelte waarvoor het werkelijk voor economische activiteiten wordt gebruikt, is de levering van dat goed slechts voor dat gedeelte een economische activiteit. 47 Voor dit gedeelte moet vervolgens beoordeeld worden of de levering ervan belast, dan wel vrijgesteld is. Als sprake is van een belaste levering, hoeft slechts btw te worden berekend, voor zover de vergoeding toerekenbaar is aan het gedeelte dat in het ondernemingsvermogen is opgenomen. Bovendien moet vervolgens eventueel herziening van de in aftrek gebrachte voorbelasting plaatsvinden. Hierbij dient te worden opgemerkt dat geen 44 Artikel 9, van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds; zie ook mr. M.W.C. Soltysik, BCF-herrekenings- en herzieningsregels aan herziening toe?, WFR 2006/ Artikel 8, van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds. 46 Artikel 3, van de Wet op het BTW-compensatiefonds. 47 Zie bijvoorbeeld HvJ EG 4 oktober 1995, nr. C-291/92, Armbrecht en HvJ EG 8 maart 2001, nr. C-415/98, Bakcsi. 19

21 herziening kan plaatsvinden voor zover geen recht op aftrek is ontstaan, omdat het goed aan het niet-ondernemingsvermogen is toegerekend. Wel dient mogelijk herziening plaats te vinden van de initieel gecompenseerde btw. Deze herziening vindt plaats zoals hiervoor in is beschreven. 4.5 Het tussentijds wisselen van vermogen Ten slotte is het de vraag of het mogelijk is om op de bij aanschaf gemaakte keuze van etikettering terug te komen. Naar mijn mening moet dit mogelijk zijn. De btw-richtlijn kent immers een correctiemechanisme waardoor heffing plaatsvindt indien sprake is van overbrenging van een goed van het ondernemingsvermogen naar het niet-ondernemingsvermogen. 48 Voor zover een goed in eerste instantie tot het niet-ondernemingsvermogen was gerekend, bestaat geen correctiemogelijkheid. Het is derhalve niet mogelijk misbruik te maken van deze regeling. Echter, nu in Nederland een goedkeurende regeling bestaat, waardoor overheidshandelingen als vrijgestelde handelingen mogen worden behandeld, kan dit wel tot oneigenlijk gebruik leiden. De mogelijkheid bestaat immers, een gedeeltelijk tot het niet-ondernemingsvermogen geëtiketteerd goed vlak voor levering over te brengen naar het ondernemingsvermogen. Indien de daaropvolgende levering belast is, kan alle aan de lopende herzieningstermijnen toerekenbare btw alsnog in aftrek worden gebracht. 49 In bovengenoemd geval is wel herziening ineens van de gecompenseerde btw aan de orde, indien sprake is van de levering van een onroerende zaak. 50 Het overheidslichaam zal de aan de lopende herzieningstermijnen toerekenbare initieel gecompenseerde btw ineens moeten terugbetalen in het kalenderjaar van de levering. Een andere mogelijkheid, die naar mijn mening in lijn is met de richtlijnbepalingen, is het na afloop van de herzieningstermijn (en daarmee van de termijn waarbinnen nog een fictieve levering kan plaatsvinden) overbrengen van een (roerend) investeringsgoed vanuit het ondernemingsvermogen naar het niet-ondernemingsvermogen. 51 Op deze wijze hoeft geen btw te worden berekend ter zake van de daaropvolgende 48 Artikel 16, van de btw-richtlijn. 49 Zie het Besluit van 8 november 1968, nr. D68/7220, OB/BTW-18, zoals laatstelijk gewijzigd bij Besluit van 6 december 2001, nr. CPP2001/3435M (Toelichting aftrek van voorbelasting, bijlage C bij OB/BTW-14), in combinatie met het Besluit van 11 juli 2001, nr. CPP2001/1859M. Naar mijn mening kan deze methode slechts worden toegepast voor goederen die gedeeltelijk tot niet-ondernemingsvermogen zijn geëtiketteerd en voor zover de goedkeuring niet is uitgesloten (zie hiervoor ook voetnoot 40). 50 Artikel 9, van de Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds. 51 Bij deze overbrenging is ineens sprake van een corrigerende heffing als gevolg van een fictieve levering in de zin van artikel 3, lid 3, onder a, van de Wet omzetbelasting De hierover verschuldigde btw komt mogelijk voor compensatie in aanmerking. 20

22 levering, waar anders btw berekend had moeten worden voor zover de levering plaats zou hebben gevonden vanuit het ondernemingsvermogen. Vorengenoemde wisselingen tussen de diverse vermogens van overheidslichamen kunnen naar mijn mening op ieder gewenst moment plaatsvinden. Indien op enig moment sprake is van uitsluitend gebruik voor ondernemings- dan wel niet-ondernemingsdoeleinden, is de wisseling naar mijn mening verplicht. 21

23 Hoofdstuk 5 De toekomst van vermogensetikettering In de toekomst zou de invloed van de vermogensetikettering wel eens ingeperkt kunnen worden. De Europese Commissie heeft een voorstel ingediend voor een richtlijn tot wijziging van de btw-richtlijn. 52 Op grond van dit voorstel wordt de uitoefening van het recht op aftrek bij aanschaf 53 van onroerende zaken beperkt tot het gedeelte dat werkelijk voor belaste prestaties wordt gebruikt. Daarnaast wordt een herzieningssysteem ingevoerd, dat vergelijkbaar is met het hiervoor beschreven systeem dat in Nederland bestaat op grond van de Toelichting aftrek van voorbelasting. Echter, het voorgestelde richtlijnsysteem vervangt in beginsel niet het leerstuk van de vermogensetikettering, maar perkt slechts de uitoefening van het recht op aftrek in. Derhalve heeft de herziening in het nieuwe richtlijnsysteem naar mijn mening, in tegenstelling tot het Nederlandse systeem, alleen werking bij een etikettering tot volledig ondernemingsvermogen. Door dit nieuwe systeem wordt het voor compensatiegerechtigde overheidslichamen erg ongunstig onroerende zaken tot het ondernemingsvermogen te etiketteren. Immers, bij een etikettering tot ondernemingsvermogen bestaat geen recht op compensatie 54, terwijl tevens het recht op aftrek wordt ingeperkt voor het niet-ondernemingsgebruik. Omdat het ondernemingsgebruik in de periode na de aanschaf niet leidt tot een fictieve heffing, kan ook op een later moment geen compensatie worden geclaimd. Voor niet-compensatiegerechtigde publiekrechtelijke lichamen, zoals waterschappen, blijft het in bepaalde gevallen wel gunstig aangeschafte onroerende zaken volledig tot hun ondernemingsvermogen te etiketteren. Op die wijze kunnen zij in een later stadium alsnog aftrekrecht uitoefenen. 52 Voorstel van 7 november 2007, COM(2007) Het gaat om de btw op kosten van verwerving, bouw, renovatie of ingerijpende verbouwing. 54 Artikel 3, van de Wet op het BTW-compensatiefonds. 22

Herziening bij wijziging van niet-economische naar economische activiteiten?

Herziening bij wijziging van niet-economische naar economische activiteiten? Herziening bij wijziging van niet-economische naar economische activiteiten? Door: mr. P.W. Schlechter 2012/2013 Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding... 2 1.1 Motivering en probleemstelling... 2 Hoofdstuk 2:

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november 2004 1 1. In deze zaak verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden het Hof om uitlegging van de Zesde BTW-richtlijn 2 (hierna: richtlijn") voorzover

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 2 juni 2005*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 2 juni 2005* ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 2 juni 2005* In zaak C-378/02, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij beslissing

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College,

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College, Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Edelhoogachtbaar College, De gemeente MP heeft bij brief van 21 september 2017 cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 i Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 Edelhoogachtbaar College, De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 6 december 2012, nr. 11 / 04103, betreft de X in geschil zijnde vraag of belanghebbende,

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 14 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 14 juli 2005 * ARREST VAN 14. 7. 2005 ZAAK C-434/03 ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 14 juli 2005 * In zaak C-434/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de

Nadere informatie

1. Inleiding. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten

1. Inleiding. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling, Sector brieven & beleidsbesluiten Omzetbelasting, motorrijtuigenbelasting en belasting van personenauto s en motorrijwielen. Directeur-grootaandeelhouder en gevolgen Van der Steen arrest Hof van Justitie EG, zaak C-355/06 1 Omzetbelasting,

Nadere informatie

NOTITIE BTW & correctie privégebruik auto

NOTITIE BTW & correctie privégebruik auto januari 2009 NOTITIE BTW & correctie privégebruik auto De regels rondom de BTW-correctie voor het privégebruik van de auto zijn verre van eenvoudig. Deze notitie beoogt aan de hand van diverse casusposities

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752

ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 ECLI:NL:RBDHA:2017:7752 Permanente link: http://deeplink. Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 06-07-2017 Datum publicatie 20-07-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 5490 Rechtsgebieden Belastingrecht Bijzondere

Nadere informatie

LJN: BW9757, Hoge Raad, CPG 11/04457

LJN: BW9757, Hoge Raad, CPG 11/04457 LJN: BW9757, Hoge Raad, CPG 11/04457 Print uitspraak Datum uitspraak: 12-06-2012 Datum publicatie: 29-06-2012 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Conclusie PG: Belanghebbende

Nadere informatie

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland April 2017 Mr. P. Homan Belastingadviseur E-mail: p.homan@edo.nl Internet: www.edo.nl Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal

Nadere informatie

Wettelijk geregeld onderwijs: Overheidshandelen of vrijgestelde ondernemersprestatie?

Wettelijk geregeld onderwijs: Overheidshandelen of vrijgestelde ondernemersprestatie? Wettelijk geregeld onderwijs: Overheidshandelen of vrijgestelde ondernemersprestatie? Door: Chantal Waage 2011/ 2012 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz 2 Hoofdstuk 2 Onderwijsvrijstelling Blz 4 2.1

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

Verruiming btw-sportvrijstelling

Verruiming btw-sportvrijstelling omzetbelasting Verruiming btw-sportvrijstelling FISCAAL PRAKTIJKBLAD 2015-16 6 oktober 2015 De btw-sportvrijstelling voor sportverenigingen moet op termijn verruimd worden. Dit heeft de Staatssecretaris

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

BIJLAGE Nadere uitwerking samenwerkingsverbanden en btw-wetgeving

BIJLAGE Nadere uitwerking samenwerkingsverbanden en btw-wetgeving BIJLAGE Nadere uitwerking samenwerkingsverbanden en btw-wetgeving Zoals het er nu naar uit ziet worden als gevolg van de drie grote decentralisaties in het sociale domein per 1 januari 2015 nieuwe taken

Nadere informatie

Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting met betrekking tot auto s e.d.

Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting met betrekking tot auto s e.d. Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting met betrekking tot auto s e.d. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling. Sector brieven & beleidsbesluiten. Besluit van 9 februari 2009, nr. CPP2009/109M,

Nadere informatie

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507 Algemene wet inzake rijksbelastingen. Besluit heffingsrente Directoraat-generaal Belastingdienst, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 14 december 2010, nr. DGB2010/6832M, Staatscourant 2010, 20507

Nadere informatie

De schijnbaar oneindige discussie over bouwterreinen

De schijnbaar oneindige discussie over bouwterreinen Begraafplaatsen Recent heeft rechtbank Den Haag een beslissing genomen over de behandeling van gemeentelijke begraafplaatsen voor het BTW-compensatiefonds. De rechtbank hanteert daarvoor een bijzondere

Nadere informatie

INZAKE PRIVÉGEBRUIK AUTO

INZAKE PRIVÉGEBRUIK AUTO MEMO INZAKE PRIVÉGEBRUIK AUTO AAN : VOLGERS BTW-PLAZA VAN : VAN DRIEL FRUIJTIER BTW-SPECIALISTEN DATUM : 30 JUNI 2011 1 Inleiding Het is al jaren onrustig ten aanzien van de btw-aftrekcorrectie voor het

Nadere informatie

De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij?

De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij? De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij? Door: mr. A.M. Kruijer 2012/2013 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1 De integratieheffing

Nadere informatie

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is

Nadere informatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak Datum uitspraak: 10-10-2008 Datum publicatie: 10-10-2008 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Verkoop van (gebruikte) goederen

Nadere informatie

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Besluit van 29 maart 2017, nr. 2017/36822. De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. In dit besluit

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» BAKCSI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» In zaak C-415/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie

BTW-heffing over personeelsvoorzieningen en privé-gebruik van goederen en diensten: de actuele stand van zaken

BTW-heffing over personeelsvoorzieningen en privé-gebruik van goederen en diensten: de actuele stand van zaken BTW-heffing over personeelsvoorzieningen en privé-gebruik van goederen en diensten: de actuele stand van zaken Paul Hulshof paul.hulshof@cms-dsb.com 08 February 2011 Overzicht break-out sessie 1. Vermogensetikettering

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

61991C0020. Conclusie van de advocaat generaal. Downloaded via the EU tax law app / web

61991C0020. Conclusie van de advocaat generaal. Downloaded via the EU tax law app / web Downloaded via the EU tax law app / web @import url(./../../../../css/generic.css); EUR-Lex - 61991C0020 - NL Belangrijke juridische mededeling 61991C0020 Conclusie van advocaat-generaal Jacobs van 27

Nadere informatie

MEMO. Betreft : Reactie op berichten over bezwaarmogelijkheid tegen BTW-heffing privé gebruik lease auto s Datum : 21 oktober 2011

MEMO. Betreft : Reactie op berichten over bezwaarmogelijkheid tegen BTW-heffing privé gebruik lease auto s Datum : 21 oktober 2011 MEMO Betreft : Reactie op berichten over bezwaarmogelijkheid tegen BTW-heffing privé gebruik lease auto s Datum : 21 oktober 2011 Inleiding Ons bereiken van diverse kanten berichten over bezwaarmogelijkheden

Nadere informatie

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Door: N. Tanouti M. Sc. 2010/ 2011 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 4 Hoofdstuk 2 Belastingplicht van houdstermaatschappijen bij

Nadere informatie

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.'

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.' Tijdschrift voor Bouwrecht Fiscaal bouwrecht TBR 2013/150 Hof van Justitie EU, 8 november 2012 C 299/Ï1 (Reikwijdte integratieheffing) A. Tizzano, A. Borg Barthet, M.Ilesic (rapporteur), E. Levits en M.

Nadere informatie

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur?

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur? Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur? Onlangs heeft de rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarbij de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting heeft opgelegd,

Nadere informatie

Kluwer Online Research. Nieuwe regels privégebruik ondernemingsauto in de omzetbelasting

Kluwer Online Research. Nieuwe regels privégebruik ondernemingsauto in de omzetbelasting Belastingadvies Actualiteiten auto in de omzetbelasting Nieuwe regels privégebruik ondernemingsauto in de omzetbelasting Per 1 juli 2011 geldt een nieuwe regeling voor het in de heffing betrekken van privégebruik

Nadere informatie

Kluwer Online Research. Vermogende Particulieren Bulletin Wijzigingen inzake btw-correctie in geval van privégebruik auto van de zaak

Kluwer Online Research. Vermogende Particulieren Bulletin Wijzigingen inzake btw-correctie in geval van privégebruik auto van de zaak Vermogende Particulieren Bulletin Wijzigingen inzake btw-correctie in geval van privégebruik auto van de zaak Auteur: Mevrouw mr. J. Westerveld[1] Wijzigingen inzake btw-correctie in geval van privégebruik

Nadere informatie

Aan de voorzitter van Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag

Aan de voorzitter van Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Aan de voorzitter van Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA Den Haag Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

! Het kan voordelig zijn om de ingebruikname van een nieuw pand dat gaat worden gebruikt

! Het kan voordelig zijn om de ingebruikname van een nieuw pand dat gaat worden gebruikt Omzetbelasting - eindejaarstips Geen integratieheffing meer vanaf 2014 De integratieheffing voor de btw wordt met ingang van 1 januari 2014 afgeschaft. Hiermee komt een einde aan de heffing van btw over

Nadere informatie

Btw-heffing over sportbeoefening en het geven van gelegenheid tot sportbeoefening

Btw-heffing over sportbeoefening en het geven van gelegenheid tot sportbeoefening drs. Klaas Dijkstra; mr. Iris Duinker 1 Btw-heffing over sportbeoefening en het geven van gelegenheid tot sportbeoefening Het rommelt in de btw-regelgeving ten aanzien van sportbeoefening, zowel voor wat

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

klaar voor de start? eindejaarscorrecties btw

klaar voor de start? eindejaarscorrecties btw In de laatste aangifte omzetbelasting over het jaar 2018 dienen zoals ieder jaar verschillende correcties te worden verwerkt. In deze leaflet wordt aandacht besteed aan de belangrijkste correcties die

Nadere informatie

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008 Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008 Uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 maart 2013 inzake [X], wonende

Nadere informatie

Ongewenst zwanger van een gedrocht? Wat zijn de gevolgen voor de aftrek van voorbelasting van het meer richtlijnconform maken van de Wet OB?

Ongewenst zwanger van een gedrocht? Wat zijn de gevolgen voor de aftrek van voorbelasting van het meer richtlijnconform maken van de Wet OB? Ongewenst zwanger van een gedrocht? Wat zijn de gevolgen voor de aftrek van voorbelasting van het meer richtlijnconform maken van de Wet OB? mw. mr. H.J.M. van Hoof Ernst & Young Belastingadviseurs 2006/

Nadere informatie

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Gooilanden Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Aftrek van voorbelasting 2.2.1 Geen privé gebruik recreatiewoning 2.2.2 Privé gebruik

Nadere informatie

Privé gebruik auto. BTW: Privégebruik auto vanaf 1 juli 2011

Privé gebruik auto. BTW: Privégebruik auto vanaf 1 juli 2011 Privé gebruik auto BTW: Privégebruik auto vanaf 1 juli 2011 Wijzigingen met betrekking tot de verwerking van het privé gebruik auto voor de BTW per 1 juli 2011. Smit en de Wolf Scheveningseweg 10 2517

Nadere informatie

Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775. Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl

Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775. Belastingrecht. Cassatie. Rechtspraak.nl ECLI:NL:HR:2015:1084 Instantie Datum uitspraak Datum publicatie Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Hoge Raad 24-04-2015 24-04-2015 13/03775 In cassatie op

Nadere informatie

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten Omzetbelasting. Aftrek van omzetbelasting. Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 25-11-2011, nr. BLKB 2011/641M, Stcrt. nr. 21834 De staatssecretaris

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 21834 6 december 2011 Omzetbelasting. Aftrek van omzetbelasting 25 november 2011 Nr. BLKB 2011/641M Belastingdienst/Landelijk

Nadere informatie

Praktijknotitie BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-algemeen. 3. Leegstand vóór ingebruikneming Aftrek investerings-btw

Praktijknotitie BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-algemeen. 3. Leegstand vóór ingebruikneming Aftrek investerings-btw Van: NOAB Adviesgroeplid -INSTITUUT, dhr. Frank Resseler en drs. Daphne van den Heuvel Datum: April 2018 Onderwerp: Btw en leegstand 1. Inleiding Het gebeurt regelmatig dat onroerende zaken leeg staan

Nadere informatie

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Landal Volendam Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Zelfstandigheid en verhuurorganisatie 2.3 Aftrek van voorbelasting 2.3.1 Geen

Nadere informatie

Leerlingenvervoer en btw Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie

Leerlingenvervoer en btw Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie Leerlingenvervoer en btw Hoge Raad stelt prejudiciële vragen aan het Europese Hof van Justitie In deze nieuwsbrief informeren wij u over de laatste ontwikkelingen inzake de procedures over btw en leerlingenvervoer.

Nadere informatie

Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw?

Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw? Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw? De verhuur van een onroerende zaak door een btw-ondernemer is op grond van art. 11, lid 1, onderdeel b, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968)

Nadere informatie

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M,

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M, Omzetbelasting. Kleine ondernemersregeling Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M, De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Nadere informatie

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( ) stuk ingediend op 367 (2009-2010) Nr. 1 9 februari 2010 (2009-2010) Voorstel van decreet van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij houdende wijziging van artikel 159

Nadere informatie

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486)

Datum 10 september 2014 Betreft Beantwoording Kamervragen van de leden Bruins Slot en Omtzigt (beiden CDA) (2014Z13486) > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 AE Den Haag Directie Douane en Verbruiksbelastingen Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON van 7 maart 2013 (1) Zaak C 219/12

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON van 7 maart 2013 (1) Zaak C 219/12 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON van 7 maart 2013 (1) Zaak C 219/12 Finanzamt Freistadt Rohrbach Urfahr tegen Unabhängiger Finanzsenat Außenstelle Linz [verzoek van het Verwaltungsgerichtshof

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 C -,44Li jj':j - Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 10/04806 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder nr ~3.~o 6..3.s.::.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 27636 15 mei 2019 Wijziging van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (modernisering kleineondernemersregeling)

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak

ECLI:NL:HR:2017: Geding in cassatie. Uitspraak ECLI:NL:HR:2017:185 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 10-02-2017 Datum publicatie 10-02-2017 Zaaknummer 15/04877 Formele relaties In cassatie op : ECLI:NL:GHSHE:2015:3523, (Gedeeltelijke) vernietiging

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 33 750 VII Vaststelling van de begrotingsstaten van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (VII) voor het jaar 2014 Nr. 59

Nadere informatie

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning Hieronder wordt ingegaan op de fiscale consequenties van de aankoop en het bezit van een recreatiewoning die zodanig met de (onder)grond is verbonden

Nadere informatie

ECLI:NL:RBDHA:2017:15972

ECLI:NL:RBDHA:2017:15972 ECLI:NL:RBDHA:2017:15972 Instantie Rechtbank Den Haag Datum uitspraak 12-12-2017 Datum publicatie 13-04-2018 Zaaknummer AWB - 16 _ 6260 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Aftrek van voorbelasting voor niet-economische activiteiten

Aftrek van voorbelasting voor niet-economische activiteiten Aftrek van voorbelasting voor niet-economische activiteiten Door: R.J.M.C. Lantman MSc 2007/ 2008 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 2 Hoofdstuk 2 Definitie niet-economische activiteiten 4 Hoofdstuk 3

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Examenantwoorden FISCALE ASPECTEN VAN DE ONDERNE- MINGS DONDERDAG 17 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Examenantwoorden FISCALE ASPECTEN VAN DE ONDERNE- MINGS DONDERDAG 17 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie SPD Bedrijfsadministratie Examenantwoorden FISCALE ASPECTEN VAN DE ONDERNE- MINGS DONDERDAG 17 DECEMBER 2015 09.00-11.00 UUR Belangrijke informatie SPD Bedrijfsadministratie Fiscale aspecten van de ondernemings

Nadere informatie

PRAKTIJKNOTITIE BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-aftrek algemeen

PRAKTIJKNOTITIE BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-aftrek algemeen Van: VDF btw-specialisten Datum: Juni 2017 Onderwerp: Btw en herzieningsregels 1. Inleiding Ondernemers die actief zijn in de onroerend goedbranche en ondernemers die zelf een bedrijfspand hebben aangeschaft,

Nadere informatie

De Inspecteur heeft de bijdrage uit het BTW compensatiefonds teruggevorderd. Het Hof vernietigt de terugvorderingsbeschikking.

De Inspecteur heeft de bijdrage uit het BTW compensatiefonds teruggevorderd. Het Hof vernietigt de terugvorderingsbeschikking. ECLI:NL:GHDHA:2018:956 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 16-03-2018 Datum publicatie 26-04-2018 Zaaknummer BK-17/00742 Formele relaties Eerste aanleg: ECLI:NL:RBDHA:2017:7752, (Gedeeltelijke)

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * X EN FISCALE EENHEID FACET-FACET TRADING ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * In de gevoegde zaken C-536/08 en C-539/08, betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 *

ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * ARREST VAN 25. 5.1993 ZAAK C-193/91 ARREST VAN HET HOF (Zesde kamer) 25 mei 1993 * In zaak C-193/91, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het

Nadere informatie

Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland. Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197

Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland. Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197 Besluit Wet op de inkomstenbelasting BES. Directoraat-generaal Belastingdienst, Belastingdienst/Caribisch Nederland Besluit van 19 december 2010, nr. DGB2010/8059M, Staatscourant 2010, 21197 De staatssecretaris

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 c. -A601A3-0) Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer c "~" - I: Luxemboure Nr. 11/05307 Entrée 2 8 MARS 2013 1 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof

Nadere informatie

ECLI:NL:GHDHA:2018:1190

ECLI:NL:GHDHA:2018:1190 ECLI:NL:GHDHA:2018:1190 Instantie Gerechtshof Den Haag Datum uitspraak 01-05-2018 Datum publicatie 24-05-2018 Zaaknummer Formele relaties Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie BK-17/00787

Nadere informatie

Nieuwsbrief Vastgoed

Nieuwsbrief Vastgoed Nieuwsbrief Vastgoed 15 juli 2014 Nieuwbouw en verbouwing scholen door gemeente. Recht op btw-aftrek? De Hoge Raad heeft zich in april tweemaal uitgelaten over omzetbelasting (of: btw) bij de bouw/verbouwing

Nadere informatie

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd:

In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Drie musketiersverliezenstrijd koepelvrijstelling In haar verwijzigingsbeslissing heeft de Hoge Raad de volgende vraag aan het HvJ EG voorgelegd: Moet artikel 13 A lid 1 letter f van de Zesde Richtlijn

Nadere informatie

Btw-tips vierde kwartaal 2017

Btw-tips vierde kwartaal 2017 BOEKHOUDINGEN JAARREKENINGEN LOONADMINISTRATIES BELASTINGAANGIFTEN ADVIESWERK BEGELEIDEN & ONDERSTEUNEN Btw-tips vierde kwartaal 2017 1. Laatste jaar voor de KOR? Pas deze in 2017 nog toe! Pas in uw laatste

Nadere informatie

Aan- of inbesteden en de btw-gevolgen

Aan- of inbesteden en de btw-gevolgen Aan- of inbesteden en de btw-gevolgen Menig btw-vraagstuk wordt tegen het licht gehouden van de Europese BTW-richtlijn en de uitlegging daarvan door het Hof van Justitie (HvJ). Het Hof streeft naar eenheid

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 22561 29 april 2016 Dividendbelasting; Inkomstenbelasting; Vennootschapsbelasting; EU-recht 25 april 2016 nr. DGB 2016/1731M

Nadere informatie

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE

De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 20201 2500 EE Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA 'S-GRAVENHAGE Korte Voorhout 7 2511 CW Den Haag Postbus 20201 2500 EE Den Haag www.rijksoverheid.nl

Nadere informatie

Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen

Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen Belastingdienst/ Landelijk Kantoor Belastingdienstregio s, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 25 januari 2012, nr.

Nadere informatie

De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt?

De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt? De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt? Door: Mw. drs. S. van de Snepscheut 2007/ 2008 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz. 2 Hoofdstuk 2 De aftrek van voorbelasting Blz. 3 2.1 Nederlandse wetgeving

Nadere informatie

Vanaf 1 juni 2019 aanmelden voor toepassing nieuwe kleine ondernemersregeling BTW per 1 januari 2020 De eenmanszaak, maatschap en VOF die in Nederland

Vanaf 1 juni 2019 aanmelden voor toepassing nieuwe kleine ondernemersregeling BTW per 1 januari 2020 De eenmanszaak, maatschap en VOF die in Nederland Vanaf 1 juni 2019 aanmelden voor toepassing nieuwe kleine ondernemersregeling BTW per 1 januari 2020 De eenmanszaak, maatschap en VOF die in Nederland gevestigd zijn met een beperkt af te dragen bedrag

Nadere informatie

In dit BTW-nieuwtje komen de volgende onderwerpen aan bod:

In dit BTW-nieuwtje komen de volgende onderwerpen aan bod: BTW-nieuwtjes 4-2013 van vilsteren BTW advies bv Heidesteinlaan 2a, 6866 AG Heelsum E-mail: info@btwadvies.com Website: www.btwadvies.com Telefoon: 026-7071710 KvK Arnhem 09136209 In dit BTW-nieuwtje komen

Nadere informatie

Tussentijdse leegstand en de aftrek van voorbelasting

Tussentijdse leegstand en de aftrek van voorbelasting Tussentijdse leegstand en de aftrek van voorbelasting Bachelor Thesis Naam: Hui Jiang Hu Administratienummer: 920766 Studierichting: Fiscale Economie Datum: 10 december 2014 Examencommissie: Prof. dr.

Nadere informatie

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal fiscale aspecten kijken. Hierbij speelt uw persoonlijke situatie een belangrijke rol.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 400 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de implementatie van de Richtlijn 2009/162/EU van de Raad van 22 december

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135

ECLI:NL:RBNNE:2017:3135 ECLI:NL:RBNNE:2017:3135 Instantie Datum uitspraak 17-08-2017 Datum publicatie 18-08-2017 Rechtbank Noord-Nederland Zaaknummer AWB - 15 _ 4205 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren die zonnepanelen

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren die zonnepanelen Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren die zonnepanelen aanschaffen 1 De termijn waarbinnen verzocht moet worden om een uitnodiging tot het doen van aangifte omzetbelasting

Nadere informatie

Kunstgrasvelden en de integratielevering: mag de fiscus maar eenmaal heffen?

Kunstgrasvelden en de integratielevering: mag de fiscus maar eenmaal heffen? Kunstgrasvelden en de integratielevering: mag de fiscus maar eenmaal heffen? Recent heeft de Advocaat-Generaal (AG) van het Hof van Justitie zijn conclusie afgegeven in de zaak van de aanleg van nieuwe

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013

Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 Datum van inontvangstneming : 07/06/2013 I!Entree 2 7 MARS 2013 C-.A6'1IA3-0 Hoge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/02595 8 maart 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie onder

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 *

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * VAN DER STEEN ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 18 oktober 2007 * In zaak 0355/06, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door het Gerechtshof te Amsterdam

Nadere informatie

: P.J. Verheij (078) 770 6003 P.J.Verheij@alblasserdam.nl. : J. Schipper (078) 770 6100 J.Schipper@alblasserdam.nl

: P.J. Verheij (078) 770 6003 P.J.Verheij@alblasserdam.nl. : J. Schipper (078) 770 6100 J.Schipper@alblasserdam.nl Raadsvoorstel Vergadering : 23 april 2013 Nummer : Raad 2013/023 Datum voorstel : 26 maart 2013 Portefeuillehouder Primaathouder Onderwerp Soort voorstel : P.J. Verheij (078) 770 6003 P.J.Verheij@alblasserdam.nl

Nadere informatie

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN. Horen, (her)zien en zwijgen?

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN. Horen, (her)zien en zwijgen? ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Horen, (her)zien en zwijgen? Door: mr. R.G.J.W. van Esch Post-Master Indirecte Belastingen Jaargang 2016/2017 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Lijst van gebruikte

Nadere informatie

ECLI:NL:HR:2013:BX9444

ECLI:NL:HR:2013:BX9444 ECLI:NL:HR:2013:BX9444 Instantie Hoge Raad Datum uitspraak 12-04-2013 Datum publicatie 12-04-2013 Zaaknummer 12/01372 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht Cassatie Omzetbelasting.

Nadere informatie

Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds

Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds Uitvoeringsregeling BTW-compensatiefonds, laatstelijk gewijzigd bij Stcrt. 2005, 122 Artikel 1. Uitkering en voorschotten 1. De inspecteur kan een voorschot verlenen

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2128 7 februari 2012 Omzetbelasting en compensatie van omzetbelasting bij publiekrechtelijke lichamen 25 januari 2012

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* SKATTEMINISTERIET / HENRIKSEN ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 13 juli 1989* In zaak 173/88, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag van het Højesteret, in het aldaar aanhangig

Nadere informatie

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal fiscale aspecten kijken. Hierbij speelt uw persoonlijke situatie een belangrijke rol.

Nadere informatie

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 mei 2016 in de zaak tussen Gemeente [gemeente], eiseres

uitspraak van de meervoudige kamer van 30 mei 2016 in de zaak tussen Gemeente [gemeente], eiseres Rechtbank DEN HAAG Team belastingrecht zaaknummer: SGR 15/6058 uitspraak van de meervoudige kamer van 30 mei 2016 in de zaak tussen Gemeente [gemeente], eiseres en de inspecteur van de Belastingdienst/Belastingen,

Nadere informatie

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen.

Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen. Veel gestelde vragen en antwoorden over btw-heffing bij particulieren met zonnepanelen. De gevolgen van het arrest van de Hoge Raad (HR 15 december 2017, 15/05937, ECLI:NL:HR:2017:3127) zijn verwerkt in

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 april 2017, nummer AWB 16/2734, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 april 2017, nummer AWB 16/2734, in het geding tussen belanghebbende en GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN locatie Arnhem nummer 17/00563 uitspraakdatum: 12 december 2017 Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van de gemeente [X] te [Z] (hierna:

Nadere informatie

AAN : LEDEN BTW-PLAZA VAN : VAN DRIEL FRUIJTIER BTW-SPECIALISTEN DATUM : JANUARI Inleiding

AAN : LEDEN BTW-PLAZA VAN : VAN DRIEL FRUIJTIER BTW-SPECIALISTEN DATUM : JANUARI Inleiding MEMO BTW & ZONNEPANELEN AAN : LEDEN BTW-PLAZA VAN : VAN DRIEL FRUIJTIER BTW-SPECIALISTEN DATUM : JANUARI 2014 1 Inleiding Door het HvJ EU is in de zaak Fuchs 1 geoordeeld dat een huiseigenaar btw-ondernemer

Nadere informatie