Herziening bij wijziging van niet-economische naar economische activiteiten?

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Herziening bij wijziging van niet-economische naar economische activiteiten?"

Transcriptie

1 Herziening bij wijziging van niet-economische naar economische activiteiten? Door: mr. P.W. Schlechter 2012/2013

2 Inhoud Hoofdstuk 1: Inleiding Motivering en probleemstelling... 2 Hoofdstuk 2: Aftrek van btw Algemeen Tijdstippen & fasen recht op aftrek Btw-richtlijn & doelstelling herziening... 6 Hoofdstuk 3: Etiketteren / bestemmen Aftrek bij privegebruik en zakelijk gebruik Vermogensetikettering bij natuurlijke personen Rechtspersonen Hoofdstuk 4: Aftrek bij economische en niet-economische activiteiten Niet-economische activiteiten Securenta (HvJ EU 13 maart 2008, nr. C-437/06) Besluit aftrek van omzetbelasting Hoofdstuk 5: Herziening bij wijziging van niet-economische naar economische activiteiten? Voorbeeld Etiketteren, aftrek en herzien? Hoofdstuk 6: Conclusie Literatuurlijst

3 Hoofdstuk 1: Inleiding 1.1 Motivering en probleemstelling De wijze waarop btw op investeringsgoederen die door ondernemers uitsluitend worden gebruikt voor economische activiteiten in aftrek dient te worden gebracht en gevolgd, volgt (redelijk) duidelijk uit de Wet op de omzetbelasting 1968 (`Wet OB`), Richtlijn 2006/112/EG (`Btw-richtlijn`) en de in dit kader gewezen jurisprudentie. Kort samengevat komt het er op neer dat in het jaar van ingebruikname van een investeringsgoed dient te worden vastgesteld in welke mate recht op aftrek van voorbelasting bestaat (dan wel reeds daarvoor een schatting dient te worden gemaakt op basis van het beoogde gebruik). Dit recht op aftrek kan afhankelijk van het gebruik van het desbetreffende investeringsgoed binnen de onderneming gedurende de herzieningstermijn in stand blijven of wijzigen. Indien de investeringsgoederen het ondernemingsvermogen verlaten (onttrokken of worden geleverd), kan een correctie van de eerder in aftrek gebrachte btw aan de orde zijn. Hoewel er binnen het hiervoor uiteengezette kader nog voldoende ruimte voor discussie mogelijk is - bijvoorbeeld over de methodiek om het recht op aftrek bij zowel belast als vrijgesteld gebruik vast te stellen-, zijn de regels omtrent het recht op aftrek bekend. Indien ondernemers echter zowel economische als niet-economische activiteiten verrichten, is het niet altijd eenvoudig om het recht op aftrek van btw voor deze ondernemers vast te stellen. Enerzijds wordt deze onduidelijkheid veroorzaakt doordat er geen concrete regels zijn op basis waarvan een splitsing (verdeelsleutel) tussen de kosten toerekenbaar aan economische en niet-economische activiteiten dient te worden gemaakt. Het besluit aftrek van omzetbelasting 1 bevat in dit kader een aantal richtlijnen, maar geeft daarbij aan de vaststelling van de verdeelsleutel afhankelijk van de feiten en omstandigheden van het geval is. Daarnaast geldt naar mijn mening dat er tevens nog geen duidelijkheid bestaat over de vraag of `etikettering` (en daardoor wellicht ook herziening) mogelijk is, indien een investeringsgoed zowel wordt gebruikt voor economische activiteiten, als niet-economische activiteiten. Op basis van het `Lennartz principe` geldt dat btw op investeringsgoederen die nooit zijn gebruikt voor economische activiteiten, niet kan worden herzien. De vraag is of dit ook geldt voor investeringsgoederen die deels worden gebruikt voor economische activiteiten en deels worden gebruikt voor niet-economische activiteiten. Op basis van de gewezen jurisprudentie zal al snel tot een ontkennend antwoord kunnen worden geconcludeerd. Op basis van die zelfde jurisprudentie en het besluit aftrek van omzetbelasting, zie ik toch enige ruimte of misschien enkel de wens voor de mogelijkheid te herzien in het geval investeringsgoederen zowel worden gebruikt voor niet-economische als economische activiteiten en in dit gebruik een wijziging optreedt. 1 Besluit van 25 november 2011, nr. BLKB 2011/641M 2

4 Het gebruik van investeringsgoederen voor zowel economische als nieteconomische activiteiten en een wijziging tussen deze activiteiten zal veelal voorkomen bij publiekrechtelijke lichamen (bijvoorbeeld gemeenten). Vooralsnog zullen gemeenten (uitzonderingen daargelaten) weinig last hebben van de btw-druk op hun niet-economische activiteiten, omdat de daaraan toerekenbare btw in de regel voor compensatie uit het BTW-compensatiefonds in aanmerking komt. In het regeerakkoord `bruggen slaan` is echter aangegeven dat het BTW-compensatiefonds zal worden afgeschaft. 2 Na afschaffing daarvan zal het voor veel gemeenten vanuit btw-perspectief- van belang zijn om zoveel mogelijk btw toe te rekenen aan hun ondernemersactiviteiten en daardoor in de toekomst mogelijk meer met de wijziging van niet-economische naar economische activiteiten te maken krijgen. De btw toerekenbaar aan niet-economische activiteiten komt immers niet langer voor compensatie in aanmerking. In mijn verhandeling zal ik ingaan op de mogelijkheden om de btw op investeringsgoederen bij een wijziging tussen niet-economische en economische activiteiten (feitelijk) te herzien. Hierbij zal ik de nadruk leggen op publiekrechtelijke lichamen. In hoofdstuk 2 volgt een voor mijn verhandeling van belang - algemene uiteenzetting van het recht op aftrek van btw, de aspecten die daarbij van belang zijn en herzieningsregels. hoofdstuk 3 bevat een toelichting op de vermogensetikettering en de in dit kader relevante gewezen jurisprudentie. In hoofdstuk 4 zal in ingaan op het recht op aftrek bij niet-economische activiteiten. Vervolgens zal ik in hoofdstuk 5 onderzoeken in hoeverre etikettering mogelijk is bij economische en nieteconomische activiteiten. Hoofdstuk 6 bevat mijn conclusie(s). 2 Bruggen slaan, regeerakkoord VVD PvdA 29 oktober 2012, pag. 40 3

5 Hoofdstuk 2: Aftrek van btw 2.1 Algemeen Ondernemers kunnen de aan hen in rekening gebrachte btw op inkopen van goederen en diensten in aftrek brengen, voor zover deze worden gebruikt voor diens belaste handelingen. 3 De ondernemer (of belastingplichtige) is daarmee het centrale subject in de btw. Op basis van de btw-richtlijn wordt als ondernemer aangemerkt een ieder die op, ongeacht welke plaats, zelfstandig een economische activiteit verricht. 4 Als economische activiteiten worden in dit kader beschouw alle werkzaamheden van een fabrikant, handelaar of dienstverrichter, met inbegrip van de winning van delfstoffen, de landbouw en de uitoefening van vrije of daarmede gelijkgestelde beroepen. Verbijzonderingen en uitbreidingen van economische activiteiten en belastingplichtigen (bijvoorbeeld de exploitatie van een lichamelijke zaak) laat ik hierbij buiten beschouwing. Het recht op aftrek van btw is daarmee in de regel uitsluitend toegankelijk voor ondernemers die belaste handelingen verrichten. In dit kader zijn vele voorbeelden in de jurisprudentie te noemen waar de toegang tot het recht op aftrek van btw al `stuk liep` vanwege het ontbreken van het daarvoor vereiste ondernemerschap. 5 In mijn verhandeling zal ik hier verder niet op ingaan. Wel zijn de verschillende tijdstippen en fasen die bij het recht op aftrek van btw bestaan relevant voor mijn verhandeling. Deze licht ik hierna nader toe, waarbij ik uitsluitend inga op de regels die gelden voor economische activiteiten. In hoofdstuk 4 ga ik nader in op de verhouding tussen economische en niet-economische activiteiten. 2.2 Tijdstippen & fasen recht op aftrek De mogelijkheid (of zelfs verplichting) om btw in aftrek te brengen kent afhankelijk van het gebruik van goederen of diensten die worden aangeschaft verschillende tijdstippen. Zo dient op basis van artikel 15, eerste lid een ondernemer de btw op aangekochte goederen en diensten in aftrek te brengen in het tijdvak waarin de btw in rekening wordt gebracht. Als de desbetreffende goederen en diensten in hetzelfde tijdvak daadwerkelijk worden gebruikt, kan eenvoudig worden vastgesteld of recht op aftrek van btw bestaat. Er is dan immers bekend of deze al dan niet worden gebruikt voor activiteiten waarvoor recht op aftrek van btw bestaat. Indien de aangekochte goederen en / of diensten echter nog niet direct worden `verbruikt`, kan het recht op aftrek van btw nog niet worden vastgesteld. De eventuele aftrek van btw dient dan te worden vastgesteld conform de bestemming (artikel 15, vierde lid van de Wet OB). Met andere woorden, er dient te worden geschat in welke mate recht op aftrek van btw bestaat. Op het moment van het daadwerkelijke gebruik - of de ingebruikname - van de bestemde goederen en of diensten dient te worden bepaald in hoeverre het eerder toegepaste recht op aftrek terecht was. Indien dan blijkt dat te veel of te weinig btw in aftrek is 3 Artikel 168 Btw-richtlijn / artikel 15, eerste lid Wet OB 4 Artikel 9 Btw richtlijn 5 Bijvoorbeeld HvJ EU 1 april 1982, 89/91 (`Hong Kong`) 4

6 gebracht, dient een correctie te worden gemaakt (herziening). 6 Ter illustratie volgt hierna een voorbeeld. Voorbeeld Een projectontwikkelaar laat op 1 juli 2012 een nieuw pand realiseren, nadat twee huurders voor dit pand zijn gevonden. Deze huurders zijn een kinderdagverblijf en een makelaar. Beide huurders zullen 50% van het pand huren. Op basis van dit gebruik zal de projectontwikkelaar 50% van de voorbelasting op het pand in aftrek brengen (de toepassing van de integratieheffing laat ik buiten beschouwing). Mede in verband met de nieuwe bezuinigingen op de kinderopvang gaat het kinderdagverblijf echter failliet. Vanwege de run op aflossingsvrije hypotheken heeft het makelaarskantoor echter meer ruimten nodig en besluit daarom het gehele pand te huren. Op 1 december 2012 wordt het pand door de makelaar ingebruik genomen. De projectontwikkelaar maakt hierbij een correctie op de eerder in aftrek gebrachte btw en brengt 100% van de voorbelasting in aftrek. Bij een eventuele verdere correctie na de fase van het gebruik, dient een onderscheid te worden gemaakt tussen investeringsgoederen en overige goederen en diensten. Indien geen sprake is van investeringsgoederen dient aan het einde van het boekjaar waarin de goederen / diensten zijn gebruikt te worden bepaald in welke mate recht op aftrek van btw bestaat (herzieningsmechanisme). Dit recht op aftrek van btw dient te worden bepaald op basis van het gebruik gedurende het gehele boekjaar. Indien dit recht op aftrek afwijkt van het recht dat ontstond op het moment van gebruik, dient een correctie te worden gemaakt (positief dan wel negatief). Aan het einde van het boekjaar van het gebruik van de niet-investeringsgoederen / diensten, staat de aftrek van btw vast. Deze aftrek kan naderhand niet meer worden gewijzigd, bijvoorbeeld door een toename in btw-belast gebruik na het jaar van ingebruikname. Voor investeringsgoederen geldt echter een langere periode (herzieningstermijn) waarin het recht op aftrek van btw dient te worden getoetst. 7 Investeringsgoederen zijn conform artikel 13 van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 ( uitvoeringsbeschikking OB): onroerende zaken en rechten waaraan deze zijn onderworpen; roerende zaken waarop de ondernemer voor de inkomstenbelasting of de vennootschapsbelasting afschrijft, of waarop hij zou kunnen afschrijven indien hij aan een zodanige belasting zou zijn onderworpen. Voor onroerende zaken geldt een herzieningstermijn van 9 boekjaren na het jaar van eerste ingebruikname. Deze termijn bedraagt voor roerende zaken vier jaar na het jaar van eerste ingebruikname. Gedurende de herzieningstermijn dient jaarlijks te worden bepaald of het gebruik van de goederen nog in overeenstemming is met de eerder in aftrek gebrachte btw. 6 A-G van Hilten geeft in de conclusie van 5 december 2011, nr. 01/02532 aan dat de correctie van artikel 15, vierde lid van de Wet OB jo. Artikel 12, derde lid van de Uitvoeringsbeschikking tevens een herzieningscorrectie is. 7 Artikel 15, zesde lid Wet OB 5

7 Bij een wijziging van het gebruik, dient een correctie te worden gemaakt (tenzij de wijziging minder dan 10% bedraagt). In de herzieningsfase is enkel van belang of de verhouding tussen het btwbelast en btw-vrijgesteld gebruik van de investeringsgoederen wijzigt. Ander gebruik raakt de herzieningsbepalingen derhalve in beginsel niet. Zo volgt uit het besluit `aftrek van omzetbelasting`dat de herziening geldt voor de aftrekverdeling tussen belaste en vrijgestelde handelingen en voor de verdeling tussen belaste/vrijgestelde handelingen en het privégebruik van onroerende zaken (zie artikel 15, zesde lid, van de wet). 8 Voor het bepalen van de aftrek bij goederen en diensten die de ondernemer zowel voor economische als niet-economische handelingen worden gebruikt geldt dit correctiemechanisme niet. Indien de goederen uitsluitend voor btw-belaste of btw-vrijgstelde doeleinden worden gebruikt, kan de voorbelasting volledig of niet in aftrek worden gebracht. Voor zover sprake is van zowel btw-belast als btw-vrijgesteld gebruik (algemene kosten) dient voor het recht op aftrek van btw op basis van artikel 13 van de Uitvoeringsbeschikking OB te worden aangesloten bij de pro-rata. Hierbij geldt als uitgangspunt een verdeling op basis van omzetverhoudingen. Indien aannemelijk is dat het werkelijke gebruik van de goederen en diensten als geheel genomen, niet overeenstemt met de omzetverhoudingen, dient de aftrek op basis van het `werkelijke gebruik `te worden vastgesteld. De bewijslast om aan te tonen dat het werkelijk gebruik niet overeenstemt met de omzetverhoudingen, rust op de partij die dit stelt. Hierbij geldt dat de vaststelling van het werkelijk gebruik moet berusten op objectief en nauwkeurig vast te stellen gegeven. 9 Uit het arrest BLC van het HvJ EU 10 volgt in dit kader dat lidstaten ook primair een andere verdeelsleutel van de omzetverhoudingen mogen toepassen om het recht op aftrek van btw te bepalen, mits deze methode waarborgt dat het pro-rata voor de aftrek nauwkeuriger wordt bepaald. 2.3 Btw-richtlijn & doelstelling herziening De herzieningsbepalingen in de Btw-richtlijn zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de btw-richtlijn (artikelen 184 tot en met 192). Het HvJ EU heeft in een aantal arresten nader uiteengezet wat de achtergrond van de herzieningsbepalingen is. Zo is in de arresten Uudenkaupungin kaupunki 11 en Centralan Property 12 toegelicht dat de regels inzake de herziening van de aftrek een essentieel bestanddeel zijn van de btw-richtlijn, doordat zij de juistheid van de aftrek en de neutraliteit van de belastingdruk dienen te waarborgen. Met deze regels beoogt deze richtlijn een nauw en rechtstreeks verband te vestigen tussen het recht op aftrek van voorbelasting en het 8 Besluit van 25 november 2011, nr. BLKL 2011/641M 9 Hoge Raad 3 februari 2006, nr november 2012, nr. C-511/10 11 HvJ EU 30 maart 2006, nr. C-184/06 12 HvJ EU 15 december 2005, nr. C-63/04 6

8 gebruik van de betrokken goederen of diensten voor in een later stadium belaste handelingen. Het herzieningsmechanisme is volgens het HvJ EU dus een onlosmakelijk onderdeel van de aftrekregeling. Van Kesteren en Van Hilten geven in dit kader aan dat de herzieningsregeling beoogt te voorkomen dat een ondernemer volledige aftrek van voorbelasting kan genieten door het goed slechts (zeer) kortstondig voor belaste prestaties te gebruiken. Tevens beoogt de herzieningsregeling cumulatie van omzetbelasting te voorkomen doordat bij doorlevering van het goed de aftrek van voorbelasting in een keer wordt herzien. 13 Uit de jurisprudentie van het HvJ EU kan verder worden afgeleid dat de herzieningsbepalingen geen bepalingen bevatten betreffende het ontstaan van een recht op aftrek van btw. Uit het systeem van de btwrichtlijn en uit de bewoordingen van de herzieningsbepalingen volgt dat deze zich ertoe beperken de berekeningsmethode voor de herziening van de oorspronkelijke aftrek vastleggen. 14 Deze overwegingen worden onder andere herhaald in het arrest Waterschap Zeeuws Vlaanderen. 15 Op beide arresten ga ik in hoofdstuk 3 nader in. Hoofdstuk 3: Etiketteren / bestemmen 3.1 Aftrek bij privégebruik en zakelijk gebruik In het vorige hoofdstuk zijn de regels en de tijdstippen uiteengezet die van belang zijn om het initiële recht op aftrek van voorbelasting te bepalen en de momenten waarop dit recht op aftrek van voorbelasting kan worden herzien. Hierbij is uitgegaan van ondernemers die (investerings)goederen en diensten uitsluitend in het kader van hun onderneming / economische activiteiten hebben aangeschaft en ook uitsluitend binnen het kader van de onderneming worden gebruikt. Uiteraard is het ook mogelijk dat (investerings)goederen en diensten ook deels voor andere doeleinden worden gebruikt (bijvoorbeeld voor privégebruik). Hierbij kan onderscheid worden gemaakt in natuurlijke personen en rechtspersonen en het gebruik voor privédoeleinden en (andere) niet-economische doeleinden. Hierna ga ik nader in op het gebruik voor privédoeleinden bij natuurlijke personen en rechtspersonen. In hoofdstuk 4 ga ik nader in op het recht op aftrek bij niet-economische activiteiten. 3.2 Vermogensetikettering bij natuurlijke personen De Wet OB en de btw-richtlijn bevatten geen wettelijke bepalingen om het recht op aftrek van voorbelasting vast te stellen, in het geval ondernemers zowel economische als niet-economische activiteiten verrichten. Voor wat betreft natuurlijke personen is vanuit de jurisprudentie van het HvJ EU de leer van de `vermogensetikettering` ontwikkeld. Hierna volgt een korte uiteenzetting van een aantal relevante arresten die in dit kader zijn gewezen. 13 Van Kesteren en Van Hilten, Over herziening op voorzieningen in de OB, WFR 1990/ HvJ EU 11 juli 1991, nr. C-97/90 (`Lennartz`) 15 HvJ EU 2 juni 2005, nr. C-378/02 7

9 3.2.1 Lennartz (HvJ EU 11 juli 1991, C-97/90) Lennartz heeft in privé een auto gekocht. Deze werd in 1986 ingebracht in de onderneming van Lennartz (zelfstandig belastingadviseur). Lennartz wilde daarom een deel van de btw op de auto die eerder was betaald, alsnog in aftrek brengen (herzien). Het HvJ EU gaf aan dat dit niet mogelijk was. Of recht op aftrek van btw bestaat dient namelijk te worden bepaald op het moment dat in dit geval - de auto werd aangeschaft. Aangezien Lennartz toen uitsluitend handelde als privépersoon (de auto werd in privé gekocht), bestond geen recht op aftrek van btw. Uit rechtsoverweging 12 van het arrest volgt in dit kader dat op basis van de herzieningsregels geen (nieuw) recht op aftrek van voorbelasting ontstaat: Uit het systeem van de Zesde richtlijn en uit de bewoordingen van artikel 20, lid 2, zelf volgt, dat deze bepaling zich ertoe beperkt de berekeningsmethode voor de herziening van de oorspronkelijke aftrek vast te leggen. Zij kan derhalve geen recht op aftrek in het leven roepen en evenmin de door een belastingplichtige in verband met zijn niet belaste handelingen betaalde belasting omzetten in aftrekbare belasting in de zin van artikel Armbrecht (HvJ EU 4 oktober 1995, nr. C-291/92) Armbrecht was eigenaar van een onroerende zaak. Hierin was een hotel, een restaurant en een privéwoning ondergebracht. In 1981 verkocht Armbrecht de volledige onroerende zaak en bracht daarbij btw in rekening voor zover de verkoop betrekking had op het hotel en het restaurant. De privéwoning werd zonder btw verkocht, waarbij de Duitse fiscus van mening was dat ook ter zake van de verkoop van de woning btw in rekening diende te worden gebracht. In het arrest geeft het HvJ aan dat indien een belastingplichtige een deel van een goed heeft bestemd voor privégebruik, dit gedeelde van het btwstelsel kan worden uitgesloten. Hiermee bestaat de keuze om dit gedeelte al dan niet in de onderneming te integreren. Indien een gedeelte van een goed is uitgesloten van het btw-systeem (toegerekend aan het privévermogen) wordt bij de verkoop daarvan niet als belastingplichtige gehandeld Seeling (HvJ EU 8 mei 2003, nr. C-269/00) Seeling heeft een gebouw gerealiseerd dat hij volledig voor zijn bedrijf dat hij volledig zakelijk etiketteerde (aan zijn boomkwekerij- en tuinbouwbedrijf). Het gebouw wordt gedeeltelijk zakelijk en deels privé gebruikt. Seeling heeft de volledige btw ter zake van het gebouw in aftrek gebracht en heeft btw afgedragen over het privégebruik van het gebouw (op basis van artikel 6, lid 2, sub a van de Zesde richtlijn). In geschil was of ter zake van het deel van het gebouw wel recht op aftrek van btw bestond, omdat het privégebruik mogelijk als btw-vrijgestelde verhuur kwalificeert. Het HvJ EU bevestigt in deze zaak de leer van de vermogensetikettering. Dat wil zeggen dat ondernemers er voor kunnen kiezen een goed dat deels zakelijk en deels privé wordt gebruikt, volledig in het ondernemingsvermogen op te nemen. Indien hiervoor wordt gekozen, komt de volledige voorbelasting ter zake van 8

10 dat goed in beginsel voor aftrek in aanmerking. Het gebruik voor privédoeleinden is vervolgens belast met btw Sandra Puffer (HvJ EU 23 april 2009, nr. C-460/07). Sandra Puffer heeft tussen 2002 en 2004 een woning met zwembad laten bouwen. Vanaf 2003 heeft zij dit onroerend goed als privéwoning gebruikt op ongeveer 11% na. Dit deels is bedrijfsmatig verhuurd. Puffer heeft het onroerend goed volledig als bedrijfsvermogen bestemt en alle btw ter zake van de bouw in aftrek gebracht. De Oostenrijkse fiscus heeft de btw toerekenbaar aan het zwembad gecorrigeerd. De btw op de woning werd slechts voor 11% toegestaan. De Oostenrijkse rechter stelt in de zaak prejudiciële vragen en wil weten of een ondernemer die volledig recht op aftrek van btw krijgt op goederen die deels privé worden gebruikt niet een ongerechtvaardigd (cash flow) voordeel verkrijgt ten opzichte van nietondernemers. Daarnaast wordt gevraagd of geen sprake is van ongeoorloofde staatssteun door het verlenen van een onmiddellijk recht op aftrek van btw aan belaste ondernemers die het goed zowel privé als zakelijk gebruikten ten opzichte van vrijgestelde ondernemers die geen recht op aftrek van btw kunnen krijgen. De in deze zaak gestelde vragen zijn niet erg relevant voor de regels voor de vermogensetikettering. De zaak Puffer bevat echter wel een aantal overwegingen die van belang zijn voor de fictieve heffingen (in Nederland opgenomen in artikel 3, derde lid, onderdeel a en artikel 4, tweede lid onderdeel b van de Wet OB). 16 Meer specifiek over de vraag of het bestaan van de fictieve heffingen een recht op aftrek van btw kan creëren. Uit de overwegingen 48 tot en met 53 volgt dat deze vraag ontkennend moet worden beantwoord Werking en rechtvaardiging etikettering De in het voorgaande vermelde jurisprudentie van het HvJ EU zet de vermogensetikettering uiteen. Samengevat betekent dit dat een ondernemer die een goed aankoopt dat zowel binnen de onderneming als voor privédoeleinden wordt gebruikt een drietal keuzemogelijkheden heeft: 1. Het goed wordt volledig tot het privévermogen gerekend. Het goed wordt daarmee buiten het btw-stelsel geplaatst. Er bestaat geen recht op aftrek van btw. 2. Het goed wordt volledig tot het ondernemersvermogen gerekend. De btw op het investeringsgoed kan in beginsel volledig in aftrek worden gebracht (zie in dit kader ook 3.2.6); 3. Het goed wordt deels tot het privévermogen en deels tot het ondernemersvermogen gerekend. Voor het deel dat tot het ondernemersvermogen wordt gerekend bestaat recht op aftrek van voorbelasting. Het deel dat tot het privévermogen wordt gerekend valt buiten het stelsel van de btw. Ter zake bestaat dan geen recht op aftrek van btw. 16 Beelen 2009, p.177 9

11 De keuze van het etiketteren is eenmalig en definitief. Op een eenmaal gemaakte keuze kan dan ook niet meer worden teruggekomen. De keuze om een (beoogd) gemengd gebruikt investeringsgoed geheel, deels of geheel niet tot het ondernemersvermogen te rekenen dient uiterlijk op het moment van ingebruikname daarvan te worden gemaakt. 17 Het HvJ EU geeft bij de vermogensetikettering aan dat geen enkele bepaling van de richtlijn eraan in de weg staat, dat een belastingplichtige die een gedeelte van een goed in zijn privévermogen wenst te behouden, dat gedeelte van het btw-stelsel kan uitsluiten. 18 Een dergelijke uitlegging biedt de belastingplichtige de mogelijkheid om te kiezen om het gedeelte van een goed dat hij voor privédoeleinden gebruikt, om voor de toepassing van de richtlijn al dan niet in zijn onderneming te integreren. Anders gezegd, vermogensetiketteren is mogelijk omdat de richtlijn geen bepalingen bevat die het tegengestelde bevatten. Bij de mogelijkheid om investeringsgoederen volledig tot het ondernemersvermogen te rekenen en de daaraan toerekenbare voorbelasting in beginsel volledig in aftrek te kunnen brengen, bestaat de verplichting om over het privégebruik van de investeringsgoederen btw af te dragen. Op deze wijze vindt een correctie plaats van de eerder in aftrek gebrachte btw. De btwrichtlijn bevat in dit kader bepalingen in artikel 16 en 26 om het privégebruik te belasten (interne levering en interne dienst). Door deze interne prestaties wordt voorkomen dat goederen niet btw-vrij worden gebruikt voor privédoeleinden, ondanks dat bij de aanschaf de voorbelasting volledig in aftrek is gebracht. De fictieve prestaties zijn vanaf 2007 opgenomen in artikel 3, derde lid onderdeel a en artikel 4, tweede lid onderdeel b van de Wet OB. Via artikel 3, derde lid onderdeel b wordt het door een ondernemer aan zijn bedrijf onttrekken van een goed dat hij voor eigen privédoeleinden of voor privédoeleinden van zijn personeel bestemt, dat hij om niet verstrekt of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden bestemt, als een levering onder bezwarende titel gelijkgesteld, ingeval met betrekking tot dat goed of de bestanddelen daarvan recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van belasting is ontstaan. Op grond van artikel 4, tweede lid, onderdeel b wordt het gebruiken van een tot het bedrijf behorend goed voor privédoeleinden van de ondernemer of van zijn personeel, of, meer in het algemeen, voor andere dan bedrijfsdoeleinden als een dienst onder bezwarende titel gelijkgesteld, wanneer voor dit goed recht op volledige of gedeeltelijke aftrek van btw is ontstaan. Het `vermogensetiketteren` zoals aan de orde is geweest in de jurisprudentie van het HvJ EU bestaat er derhalve uit in de mogelijkheid om een investeringsgoed dat deels zakelijk en deels privé wordt gebruikt al dan niet volledig te bestemmen als ondernemersvermogen en het daarmee volledig binnen het stelsel van de btw te brengen. Het binnen het stelsel van de btw brengen voor het deel dat tevens voor privédoeleinden wordt gebruikt is 17 Hoge Raad 15 april 2011, nr. 10/ Zie onder andere rechtsoverweging 19 en verder van HvJ EU 4 oktober 1995, nr. C-291/92 10

12 mogelijk, omdat het privégebruik zelf als een (fictieve) economische activiteit wordt aangemerkt. Daarmee is het etiketteren naar mijn mening hetzelfde als een goed volledig in het kader van de economische activiteiten bestemmen. Hetgeen hiervoor uiteengezet is geldt niet (meer) volledig voor onroerende zaken. Dit licht ik hierna nader toe Richtlijn 2009/162EU en onroerende zaken De mogelijkheid om btw op investeringsgoederen die deels voor privédoeleinden en deels zakelijk zijn gebruikt volledig in aftrek te brengen, is per 1 januari 2011 beperkt. Vanaf 1 januari 2011 is richtlijn 2009/162/EU namelijk in werking getreden ( Technische Herzieningsrichtlijn ). Met deze richtlijn is artikel 168bis in de btw-richtlijn opgenomen. Op basis van dit artikel kan de btw op een onroerend goed slechts in aftrek worden gebracht, voor zover dit onroerend goed daadwerkelijk wordt gebruikt voor btw-belaste prestaties. Het privégebruik van het onroerend goed is niet langer belast met btw (op basis van de fictieve prestaties). Het privégebruik kan wel worden gecorrigeerd via de herzieningsbepalingen. Artikel 168bis geeft de lidstaten tevens de bevoegdheid om het voorgaande toe te passen met betrekking tot de btw op uitgaven in verband met andere door hen gespecificeerde goederen die deel uitmaken van het bedrijfsvermogen. In de overwegingen bij richtlijn 2009/162/EU is aangegeven dat de basisregel voor het recht op aftrek (zijnde dat recht op aftrek pas ontstaat voor zover de goederen of diensten door een belastingplichtige worden gebruikt ten behoeve van zijn beroepsactiviteit) moet worden verduidelijkt een aangescherpt voor de levering van onroerend goed en de uitgaven in verband daarmee. De reden hiervoor is een gelijke behandeling van belastingplichtigen te garanderen wanneer onroerende zaken die aan de beroepsactiviteiten van de belastingplichtige zijn toegerekend, niet uitsluitend voor daarmee verband houdende doelstellingen worden gebruikt. De belangrijkste gevallen die in dit kader dienen te worden verduidelijkt en aangescherpt zien op onroerend goed, gezien de waarde en de economische levensduur van deze goederen en het feit dat gemengd gebruik van dit soort goederen in de praktijk voorkomt. Voor roerende zaken is dit eveneens het geval. Overeenkomstig het subsidiariteitsbeginsel hebben de lidstaten echter de middelen gekregen om voor roerende zaken overeenkomstige maatregelen te nemen. De overweging om artikel 168bis in de btw-richtlijn op te nemen is derhalve gelijkheid te creëren tussen ondernemers. Deze gelijkheid dient er naar mijn mening uit te bestaan dat slechts aftrek van btw bestaat voor zover sprake is van activiteiten waar recht op aftrek van voorbelasting voor bestaat. Via de herzieningsbepalingen dient te worden bepaald of dit recht op aftrek van btw in stand dient te blijven of dient te worden gecorrigeerd, bijvoorbeeld door een toename of afname van het privégebruik. De uitvoering van artikel 168bis van de btw-richtlijn is opgenomen in artikel 15, eerste lid van de Wet OB. 11

13 Nu met ingang van 2011 de fictieve heffingen niet meer van toepassing zijn op het privégebruik van onroerende zaken, rijst de vraag in hoeverre bij de aanschaf van onroerende zaken die zowel zakelijk als privé worden gebruikt nog sprake kan (of moet) zijn van etikettering. De rechtvaardiging voor de vermogensetikettering bij investeringsgoederen lijkt immers te zijn dat het privégebruik van deze goederen bij fictie een belaste activiteit is. Als zodanig wordt bewerkstelligt dat een correctie van btw plaatsvindt voor zover sprake is van privégebruik. Met ingang van 2011 bestaat slechts aftrek van btw voor zover een onroerende zaak wordt gebruikt voor `echte` economische activiteiten (derhalve niet voor het deel dat privé wordt gebruikt) en wordt dit recht op aftrek jaarlijks op basis van de herzieningsbepalingen getoetst. Naar mijn mening is bij de aanschaf van onroerende zaken die deels voor privédoeleinden worden gebruikt en deels voor zakelijke doeleinden worden gebruikt, het etiketteren nog steeds mogelijk en zelfs noodzakelijk om de onroerende zaak volledig binnen het btw-stelsel te brengen. Slechts door de onroerende zaak volledig als ondernemersvermogen te etiketteren komt de voorbelasting die ter zake in rekening is gebracht voor aftrek en herziening in aanmerking. Het privégebruik is weliswaar niet langer belast, maar dit privégebruik wordt wel in aanmerking genomen gedurende de herzieningsperiode. 3.3 Rechtspersonen Hiervoor zijn de `regels` inzake de vermogensetikettering nader uiteengezet voor ondernemers privé personen. Hierbij rijst de vraag of vermogensetikettering (het volledig bestemmen van een investeringsgoed voor btw-doeleinden) ook mogelijk is voor rechtspersonen. Deze vraag is nog niet expliciet aan de orde geweest (of althans beantwoord) in de jurisprudentie. Wel is een aantal arresten die in dit kader van belang zijn. Hieronder licht ik er daar drie van toe Waterschap Zeeuws Vlaanderen (HvJ EU 2 juni 2005, nr. C-378/02) Waterschap Zeeuws Vlaanderen ('het Waterschap') trad voor haar activiteiten op als 'overheid'. Op basis van artikel 13 van de btw-richtlijn worden de activiteiten van het Waterschap niet aangemerkt als economische activiteiten (in beginsel zijn de activiteiten economische activiteiten, maar worden door artikel 13 vervolgens niet aangemerkt als economische activiteiten). In 1990 nam het Waterschap een waterzuiveringsinstallatie in gebruik voor haar overheidsactiviteiten (slibverwerking). De btw op de waterzuiveringsinstallatie is niet in aftrek gebracht. Eind 1994 levert het Waterschap de installatie aan een stichting. Ter zake van deze levering kwalificeerde het Waterschap als ondernemer. Bij de levering is geopteerd voor een btw-belaste levering, als gevolg waarvan het Waterschap een deel van de btw op de investering wilde herzien. Het HvJ EU oordeelde in deze zaak dat herziening niet mogelijk was. De aankoop van de zuiveringsinstallatie vond namelijk volledig plaats in het kader van de overheidsactiviteiten van het Waterschap (aankoop 'als overheid / niet ondernemer'). Op het moment van aankoop is geen aftrekrecht ontstaan en 12

14 door het overbrengen van het goed van het niet-ondernemersvermogen naar het ondernemersvermogen kan niet alsnog een aanvullend recht op herziening ontstaan. Gelet op de voorgaande overwegingen is het HvJ EU helaas niet ingegaan op de tweede vraag die door de Hoge Raad is gesteld, namelijk of een publiekrechtelijk lichaam het recht heeft om een investeringsgoed dat deels voor handelingen als belastingplichtige wordt gebruikt en deels voor overheidshandelingen wordt gebruikt buiten het ondernemingsvermogen te laten Duo-bakken arrest (Hoge Raad 10 oktober 2008, nr ) Het Duo-bakken arrest betrof een gemeente die voor het inzamelen van huishoudelijk afval (overheidstaak) een aantal zaken heeft gekocht, zoals huisvuilwagens, duocontainers en afvalcontainers. De btw op deze investeringen is door de gemeente niet in aftrek gebracht op het moment van aanschaf (bestemming). De gemeente is voor de hiervoor genoemde zaken een huurkoopconstructie aangegaan op 12 april Dit houdt in dat de gemeente de zaken aan een BV in huurkoop gaf tegen een vergoeding en deze vervolgens terughuurde van de BV. Op 18 april 1994 is de gemeente begonnen met het inzamelen van huishoudelijk afval. In geschil was onder andere of de gemeente recht op aftrek van btw had voor de zaken die reeds in gebruik waren genomen. De Hoge Raad oordeelde dat voor zover de zaken voorafgaand aan het sluiten van de huurkoopovereenkomst in gebruik zijn genomen, geen recht op aftrek bestaat (gebruikt voor overheidsdoeleinden). De zaken die na het sluiten van de huurkoopovereenkomst in gebruik zijn genomen,zijn door de gemeente geleverd aan de BV in de hoedanigheid van ondernemer. Ter zake van deze levering bestaat dan alsnog een recht op aftrek van btw. Het gegeven dat de gemeente de zaken wellicht heeft gekocht op een tijdstip waarop nog geen sprake was van een mogelijke levering als ondernemer, is hiervoor niet relevant. De Hoge Raad sluit voor het bepalen van het recht op aftrek dan ook aan bij het moment van ingebruikname van de zaken. Het feit dat deze zaken wellicht in eerste instantie volledig bestemd waren voor overheidsactiviteiten (niet economische activiteiten), is in dit kader blijkbaar niet relevant VNLTO (HvJ EU 12 februari 2009, C-515/07) VNLTO bevordert de belangen van haar leden, ondernemers in de agrarische sector. De leden betalen hiervoor contributie, maar de activiteiten van VNLTO in dit kader zijn geen economische activiteiten. Daarnaast verricht VNLTO een aantal individuele diensten tegen vergoeding aan haar leden. Deze activiteiten kwalificeren wel als economische activiteiten. VNLTO maakt zowel kosten direct toerekenbaar aan de niet-economische activiteiten en economische activiteiten en kosten die niet rechtstreeks kunnen worden toegerekend aan de afzonderlijke activiteiten. In geschil was hoe het recht op aftrek van btw door VNLTO moest worden berekend. De Hoge Raad ging er bij het stellen van de prejudiciële vragen vanuit dat de btw op de kosten van investeringsgoederen die gedeeltelijk voor niet-economische activiteiten 13

15 werden aangewend, volledig en onmiddellijk mag worden afgetrokken en dat deze aftrek via de fictieve heffingen wordt gecorrigeerd (de niet-economische activiteiten van VNLTO zijn onderworpen aan de fictieve heffingen). Bij het beantwoorden van de (geherformuleerde) vragen gaf het HvJ EU aan dat de vooronderstelling waarop de Hoge Raad zijn vragen baseerde, niet juist was. De btw kan namelijk alleen in aftrek worden gebracht, voor zover deze btw drukt op kosten die in een later stadium kunnen worden toegerekend aan de economische activiteiten van VNLTO. De heffingen over fictieve prestaties kwalificeren daarbij ook als economische activiteiten. De fictieve heffingen zien op drie activiteiten, namelijk privégebruik door de ondernemer zelf, privégebruik door het personeel van de ondernemer of, meer in het algemeen, gebruik voor andere dan bedrijfsdoeleinden. Het HvJ EU gaf aan dat het gebruik voor andere dan bedrijfsdoeleinden geen betrekking heeft op niet-economische ondernemersactiviteiten (handelingen die buiten de werkingssfeer van de btw vallen). Het HvJ EU oordeelde derhalve dat voor zover sprake is van kosten die zien op zowel de economische als de niet-economische ondernemingsactiviteiten, de btw op deze kosten slechts aftrekbaar is voor zover zij kunnen worden toegerekend aan de economische activiteiten van de ondernemer. Indien deze toerekening niet mogelijk is, wordt aftrek dus uitgesloten. Uit het VNLTO arrest kan derhalve worden geconcludeerd dat etiketteren voor rechtspersonen niet mogelijk lijkt, omdat deze geen privégebruik hebben. 19 De rechtvaardiging voor de mogelijkheid om gemengd bestemde investeringsgoederen volledig tot het ondernemersvermogen te etiketteren lijkt namelijk te bestaan uit een correctie van het privégebruik via de fictieve heffingen. Als deze correctiemogelijkheid ontbreekt, kan worden gesteld dat het etiketteren niet mogelijk lijkt te zijn in het geval van ander gebruik dan privégebruik. Hoofdstuk 4: Aftrek bij economische en nieteconomische activiteiten In hoofdstuk 2 zijn de algemene uitgangspunten uiteengezet voor de momenten waarop het recht op aftrek van btw dient te worden bepaald, voor zover uitsluitend economische activiteiten worden verricht. Kort gezegd, wordt voor investeringsgoederen het recht op aftrek van btw in dat geval vastgesteld op het moment van bestemming van de goederen, eventueel herzien op het moment van ingebruikname, aan het einde van het jaar van ingebruikname en gedurende de resterende herzieningstermijn. De btw-richtlijn en de Wet OB bevatten echter geen bepalingen die aangeven hoe het recht op aftrek van btw moet worden vastgesteld indien investeringsgoederen deels voor economische activiteiten en deels voor niet-economische activiteiten worden gebruikt. De uitgangspunten die hiervoor gelden volgen onder andere uit het 19 Zie ook het commentaar van Sanders bij artikel 15, vierde lid in het NDFR 14

16 Securenta arrest en licht ik hierna nader toe, na eerst een korte toelichting op het begrip niet-economische activiteiten te geven. 4.1 Niet-economische activiteiten Bij niet-economische activiteiten gaat het om activiteiten die niet onder de werkingssfeer van de btw vallen. Het HvJ EU heeft in meerdere zaken uiteengezet wanneer sprake is van niet-economische activiteiten, zo worden bijvoorbeeld als niet-economische activiteiten aangemerkt: Handelingen die gratis of tegen een symbolische vergoeding plaatsvinden en die niet nauw samenhangen met economische handelingen; Handelingen waarvoor binnen de Europese Unie een absoluut verbod geldt om deze handelingen in het economisch verkeer te verrichten (bijvoorbeeld verkoop van drugs); Het verwerven, houden en de verkoop van deelnemingen in een andere onderneming, zonder dat er direct of indirect wordt gemoeid in het beheer van de onderneming; Handelingen die een overheidslichaam in de hoedanigheid van overheid / niet ondernemer verricht. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om de gemeente die paspoorten verkoopt of huisvuil inzamelt. Activiteiten die niet in het economisch verkeer worden verricht, maar worden gefinancierd via onbelaste subsidiebijdragen of waarvoor geen vergoeding wordt ontvangen, Voor zover goederen en / of diensten uitsluitend worden gebruikt (rechtstreeks toerekenbaar zijn) aan niet-economische activiteiten, bestaat in de regel geen recht op aftrek van btw op de daaraan toerekenbare kosten. De goederen / diensten worden in dat geval immers niet gebruikt voor belaste handelingen Securenta (HvJ EU 13 maart 2008, nr. C-437/06) De activiteiten van Securenta bestaan uit de aankoop, het beheer en de verkoop van onroerende zaken, waardepapieren en deelnemingen. Haar kapitaal werd verkregen door de uitgifte van aandelen en 'stille deelnemingen'. De omzet van Securenta was deels btw-belast en deels btwvrijgesteld. Naast de economische activiteiten, verricht Securenta nieteconomische activiteiten, namelijk de aankoop, het beheer en de verkoop van deelnemingen. In geschil is de aftrek van voorbelasting die betrekking heeft op zowel de economische activiteiten als de niet-economische activiteiten van Securenta. In het Securenta arrest geeft het HvJ EU aan dat alleen de btw die betrekking heeft op de economische activiteiten, voor aftrek in aanmerking komt. De richtlijn bevat echter geen bepalingen op basis waarvan een splitsing dient te 20 Artikel 15 van de Wet op de omzetbelasting / artikel 168 van de Btw-richtlijn 15

17 worden gemaakt tussen economische en niet-economische activiteiten (ook wel de pre pro-rata genoemd). Het is daarom aan de Lidstaten om de regels voor deze verdeling te maken. De vrijheid van de Lidstaten is hierin echter niet onbeperkt. De beginselen die aan het gemeenschappelijk btw-stelsel ten grondslag liggen dienen in aanmerking te worden genomen en met name het beginsel van fiscale neutraliteit. De Lidstaten dienen dan ook te waarborgen dat aftrek slechts mogelijk is voor het gedeelte van de btw dat evenredig is aan het bedrag van de handelingen waarvoor recht op aftrek bestaat. 4.3 Besluit aftrek van omzetbelasting Na het Securenta arrest is het in Nederland lang 'stil geweest' voor wat betreft de opdracht die het HvJ EU feitelijk heeft gegeven om regels vast te stellen voor het bepalen van het recht op aftrek bij voorbelasting toerekenbaar aan zowel economische en niet-economische activiteiten, tot het besluit van 25 is gepubliceerd. 21 In dit besluit wordt de visie van de staatssecretaris van Financiën gegeven voor onder andere de splitsing van btw tussen economische en niet-economische activiteiten. Voor wat betreft investeringsgoederen die voor beide activiteiten worden gebruikt zijn naar mijn mening de volgende onderdelen van belang: 22 Onderdeel Ondernemers die het recht op aftrek van btw willen effectueren moeten aannemelijk maken dat de aangeschafte goederen en diensten bestemt worden voor belaste handelingen op het tijdstip dat de btw aan hem in rekening wordt gebracht. Er bestaat geen recht op aftrek als de goederen en diensten op het hiervoor genoemde tijdstip zijn bestemd voor vrijgestelde handelingen of niet-economische handelingen. Bij bestemmen gaat het op het verwachte gebruikt. Dit gebruik dient zo nauwkeurig mogelijk te worden bepaald. Als het verwachte gebruik niet bekend is, moet worden uitgegaan van een zo nauwkeurig mogelijke schatting aan de hand van objectief vast te stellen gegevens. Onderdeel / Onderdeel 4.3 De omvang van de aftrek moet opnieuw worden bepaald op het tijdstip waarop de goederen en diensten daadwerkelijk worden gebruikt. Als dit gebruik afwijkt van de bestemming, moet de aftrek van voorbelasting worden herzien. Het herzieningsmechanisme geldt echter niet voor het bepalen van de aftrek voor goederen en diensten die zowel worden gebruikt voor economische als niet-economische handelingen. Voor die splitsing moet worden aangesloten bij het moment waarop de btw aan 21 Besluit van 25 november 2011, nr. BLKB 2011/641M 22 Ik ga hierbij uit van een daadwerkelijke splitsing tussen economische en niet-economische activiteiten. Dat wil zeggen, situaties waarbij de niet-economische activiteiten niet worden `meegetrokken` door de economische activiteiten. 16

18 de onderneming in rekening wordt gebracht en kan vervolgens niet meer worden gewijzigd. Onderdeel Een ondernemer kan een investeringsgoed5 voor verschillende handelingen bestemmen. Als de ondernemer zowel economische handelingen (belast en/of vrijgesteld) als niet-economische handelingen verricht, kan hij investeringsgoederen bij de aanschaf geheel of gedeeltelijk bestemmen voor gebruik voor niet-economische handelingen. Afhankelijk van de bestemming en het gebruik van de investeringsgoederen, doen zich bij de aanschaf van deze goederen diverse mogelijkheden voor; bestemming uitsluitend voor economische handelingen: de ondernemer rekent het goed volledig tot zijn bedrijfsvermogen. De ondernemer heeft recht op aftrek van voorbelasting voor zover hij het goed bestemt voor belaste handelingen; bestemming uitsluitend voor niet-economische handelingen: de ondernemer kan het goed niet tot zijn bedrijfsvermogen rekenen. De ondernemer heeft geen recht op aftrek van voorbelasting, omdat hij het goed bestemt voor niet-economische handelingen; bestemming voor zowel economische als niet-economische handelingen: de ondernemer kan het goed alleen tot zijn bedrijfsvermogen rekenen voor zover hij het goed bestemt voor economische handelingen. De ondernemer heeft recht op aftrek van voorbelasting voor zover hij het goed bestemt voor belaste handelingen. Op basis van de voorgaande onderdelen uit het besluit dient - in de visie van de staatssecretaris van Financiën bij de aanschaf van investeringsgoederen te worden bepaald of deze zijn bestemd voor gebruik voor economische activiteiten, niet-economische activiteiten of gemengd gebruik (op basis van objectief en nauwkeurig vast te stellen gegevens). Op een eenmaal gemaakte keuze kan blijkbaar niet meer worden teruggekomen. Slechts bij een wijziging tussen btw-belast en btw-vrijgesteld beoogd gebruikt, biedt de herzieningsregeling een correctiemogelijkheid op het moment van ingebruikname en de gedurende de resterende herzieningsperiode. Echter, indien bijvoorbeeld het bestemde gebruik voor niet-economische activiteiten 30% is, maar op het moment van ingebruikname slechts 10% blijkt te zijn, kan geen aanvullend recht op aftrek bestaan. Andersom kan echter ook geen aanvullende correctie worden toegepast als het daadwerkelijk gebruik voor niet-economische activiteiten 30% blijkt te zijn, maar eerder is geschat op 10%. Hoewel deze methodiek wellicht in lijn is met de 'opdracht' zoals volgt uit het Securenta arrest en overwegingen uit eerdere jurisprudentie, lijkt mij deze splitsing met name bij investeringsgoederen die een lange periode kennen tussen bestemming en ingebruikname (zoals onroerende zaken) - te onzuiver over. De toerekening tussen economische en niet-economische activiteiten wordt namelijk uitsluitend gebaseerd op schattingen vooraf. Hoe goed deze 17

19 schattingen ook onderbouwd zijn op het moment dat de bestemming plaatsvindt, er kunnen altijd omstandigheden plaatsvinden waarmee vooraf geen rekening kan worden gehouden (e.g. de snel veranderende economische omstandigheden). Als gevolg daarvan sluit de toegepaste aftrek van btw mogelijk geheel niet aan bij het daadwerkelijk gebruik van de goederen en bestaan geen mogelijkheden meer om een en ander te corrigeren. Daarnaast bestaat naar mijn mening onduidelijkheid over het tijdstip waarop de bestemming plaats moet vinden. In het besluit wordt aangegeven dat de bestemming moet worden bepaald op het moment dat de btw op de door de ondernemer aangeschafte goederen en diensten in rekening wordt gebracht. Er wordt echter niet aangegeven of de verhouding vast staat op het moment dat de eerste (termijn)factuur wordt ontvangen of als de laatste factuur is ontvangen. In het volgende hoofdstuk zal ik aan de hand van een voorbeeld uiteenzetten hoe hetgeen in de voorgaande hoofdstukken uiteen is gezet van toepassing kan zijn op de praktijk, welke problemen hierbij kunnen ontstaan en welke oplossingen hiervoor bestaan dan wel naar mijn mening wenselijk zijn. Hoofdstuk 5: Herziening bij wijziging van nieteconomische naar economische activiteiten? 5.1 Voorbeeld Een gemeente heeft in het kader van haar eigen klimaatdoelstellingen besloten een installatie voor warmtekrachtkoppeling ('WKK') te realiseren in het gemeentehuis. De warmte en elektriciteit die met de WKK wordt gegenereerd zal door de gemeente zelf worden gebruikt, maar ook aan derde partijen worden geleverd. In dit kader is al een aantal (informele) afspraken gemaakt met bedrijven die in de buurt van het gemeentehuis zijn gevestigd. Het feitelijke gebruik van de WKK zal sterk afhangen van de behoefte aan warmte en elektriciteit van de verschillende gebruikers. Op basis van een schatting becijfert de gemeente het eigen gebruik op 60% en het gebruik voor de levering aan derde partijen op 40%. De WKK wordt gedurende een aantal maanden in 2010 gerealiseerd in het gemeentehuis. Daarbij wordt tevens de infrastructuur aangelegd die het mogelijk maakt om warmte en elektriciteit aan derde partijen te leveren. De gemeente brengt alle btw toerekenbaar aan het WKK project in aftrek. Begin 2011 is de WKK gerealiseerd en wordt na het testen opgeleverd door de aannemer. In de testfase is de WKK echter uitsluitend gebruikt voor de levering van warmte en elektriciteit in het gemeentehuis. Bij het gebruiken van de WKK blijkt dat de levering aan derde partijen (buiten het gemeentehuis) tot problemen leidt. Na onderzoek blijkt dat de infrastructuur om warmte en elektriciteit te leveren onjuist is aangelegd. Het duurt een half jaar om dit te herstellen. De gemeente besluit om de WKK alvast volledig te gebruiken binnen het gemeentehuis. Vanwege de problemen hebben de beoogde 18

20 gebruikers hun overeenkomsten opgezegd. De gemeente is vervolgens op zoek gegaan naar nieuwe afnemers. 5.2 Etiketteren, aftrek en herzien? De gemeente uit het voorbeeld heeft het voornemen om de WKK deels voor haar eigen overheidsactiviteiten te gebruiken en deels voor btw-belaste leveringen van warmte en elektriciteit aan derde partijen. Het eigen gebruik door de gemeente kwalificeert als het gebruik voor niet-economische activiteiten. Ik ga er hierbij vanuit dat de gemeente geen privésfeer heeft. 23 Het beoogde gebruik van de WKK is daarmee economische en nieteconomische activiteiten. Ik ga er overigens vanuit dat de WKK als een onroerende zaak kwalificeert. Op basis van artikel 15 van de Wet OB dient de gemeente op het moment dat de btw in rekening wordt gebracht ten aanzien van de realisatie van de WKK, deze te bestemmen voor het beoogde gebruik. Aangezien het beoogde gebruik zowel economische als niet-economische activiteiten is, moet (mede op basis van de arresten Securenta en VNLTO een splitsing worden gemaakt). Op dat moment zijn er naar mijn mening twee mogelijkheden: 1. De splitsing is definitief op het moment van bestemmen Op het moment van bestemmen moet een splitsing worden gemaakt tussen het gebruik voor economische en niet-economische activiteiten. Daarbij rijst de vraag wanneer deze splitsing vast komt te staan. Op basis van het besluit aftrek van omzetbelasting moet de bestemming plaatsvinden op het moment dat de btw in rekening wordt gebracht aan de gemeente. De WKK zal echter niet ineens worden gerealiseerd, maar in termijnen. Als zodanig zal de btw ook in termijnen in rekening worden gebracht aan de gemeente. Daarnaast geldt dat voorafgaand aan de daadwerkelijke start van de bouw van de WKK een heel traject voorafgegaan zal zijn (e.g. marktonderzoek, ontwerpfase, deskundigenonderzoeken enz.). Op het moment dat de gemeente de eerste factuur ontvangt, kan mogelijk nog geen enkele onderbouwde schatting worden gemaakt van het beoogde gebruik. Dit geldt overigens ook als de verdeling nog kan worden gemaakt op het moment dat de laatste factuur wordt ontvangen. Uitgaande van het voorbeeld zal de gemeente echter een splitsing dienen te maken van 60% niet economische activiteiten en 40% economische activiteiten. 40% van de voorbelasting kan dan in aftrek worden gebracht gedurende de realisatie. 60% van de voorbelasting kan niet in aftrek worden gebracht. 24 Uit het besluit aftrek van omzetbelasting volgt dat de btwbehandeling van de WKK vast staat op het moment van bestemmen. Vervolgens wordt de WKK ingebruikgenomen. De eerste ingebruikname is voor 100% eigen gebruik en blijft dit gedurende in ieder geval een half jaar (levering aan derden is immers niet mogelijk, daarbij is nog maar de vraag of 23 Ook volgens de staatssecretaris van Financiën in van het besluit aftrek van omzetbelasting. 24 Het BTW-compensatiefonds laat ik buiten beschouwing 19

Het etiket van het gemeentehuis

Het etiket van het gemeentehuis Het etiket van het gemeentehuis Door: drs. Job van der Laan 2007/2008 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz 2 Hoofdstuk 2 Waterschap Zeeuws-Vlaanderen Blz 3 2.1 Algemeen Blz 3 2.2 Feiten en uitgangspunten

Nadere informatie

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282

Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 i Incidenteel beroep in cassatie zaaknummer F 13/00282 Edelhoogachtbaar College, De uitspraak van de Rechtbank te Arnhem van 6 december 2012, nr. 11 / 04103, betreft de X in geschil zijnde vraag of belanghebbende,

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL F. G. JACOBS van 18 november 2004 1 1. In deze zaak verzoekt de Hoge Raad der Nederlanden het Hof om uitlegging van de Zesde BTW-richtlijn 2 (hierna: richtlijn") voorzover

Nadere informatie

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College,

Hoge Raad der Nederlanden Postbus EH DEN HAAG. Edelhoogachtbaar College, Hoge Raad der Nederlanden Postbus 20303 2500 EH DEN HAAG Edelhoogachtbaar College, De gemeente MP heeft bij brief van 21 september 2017 cassatieberoep ingesteld tegen de uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Nadere informatie

BTW i.v.m. auto (van de zaak)

BTW i.v.m. auto (van de zaak) BTW i.v.m. auto (van de zaak) (bron: belastingdienst.nl - februari 2012) (R&D: een aantal regelingen binnen de omzetbelasting/btw wijken af van regelingen binnen de Inkomstenbelasting/IB. Deze nieuwsbrief

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001»

ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» BAKCSI ARREST VAN HET HOF (Vijfde kamer) 8 maart 2001» In zaak C-415/98, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag (thans artikel 234 EG) van het Bundesfinanzhof (Duitsland),

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 2 juni 2005*

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 2 juni 2005* ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 2 juni 2005* In zaak C-378/02, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de Hoge Raad der Nederlanden bij beslissing

Nadere informatie

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters,

samengesteld als volgt: A. Tizzano, kamerpresident, M. Safjan, M. Ilešič, E. Levits en J.-J. Kasel (rapporteur), rechters, ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 19 juli 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikelen 6, lid 2, eerste alinea, sub a en b, 11, A, lid 1, sub c, en 17, lid 2 Gedeelte van tot bedrijf behorend investeringsgoed

Nadere informatie

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten

Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten Omzetbelasting. Aftrek van omzetbelasting. Belastingdienst/Landelijk Kantoor Belastingregio s, Brieven en beleidsbesluiten Besluit van 25-11-2011, nr. BLKB 2011/641M, Stcrt. nr. 21834 De staatssecretaris

Nadere informatie

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Gooilanden. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Gooilanden Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Aftrek van voorbelasting 2.2.1 Geen privé gebruik recreatiewoning 2.2.2 Privé gebruik

Nadere informatie

8. De btw. 8.2. Aftrek van voorbelasting. De btw

8. De btw. 8.2. Aftrek van voorbelasting. De btw ..1. Inleiding Een ondernemer (ook als u een zelfstandig of een vrij beroep uitoefent ) die een auto gebruikt in het kader van zijn onderneming, rekent de auto veelal tot het ondernemingsvermogen. Daarom

Nadere informatie

PRAKTIJKNOTITIE BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-aftrek algemeen

PRAKTIJKNOTITIE BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-aftrek algemeen Van: VDF btw-specialisten Datum: Juni 2017 Onderwerp: Btw en herzieningsregels 1. Inleiding Ondernemers die actief zijn in de onroerend goedbranche en ondernemers die zelf een bedrijfspand hebben aangeschaft,

Nadere informatie

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning

De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning De fiscale aspecten van een onroerende recreatiewoning Hieronder wordt ingegaan op de fiscale consequenties van de aankoop en het bezit van een recreatiewoning die zodanig met de (onder)grond is verbonden

Nadere informatie

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur?

Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur? Aftrek en/of compensatie van btw definitief na verwerken factuur? Onlangs heeft de rechtbank Arnhem uitspraak gedaan in een zaak waarbij de Belastingdienst een naheffingsaanslag omzetbelasting heeft opgelegd,

Nadere informatie

Praktijknotitie BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-algemeen. 3. Leegstand vóór ingebruikneming Aftrek investerings-btw

Praktijknotitie BTW. 1. Inleiding. 2. Btw-algemeen. 3. Leegstand vóór ingebruikneming Aftrek investerings-btw Van: NOAB Adviesgroeplid -INSTITUUT, dhr. Frank Resseler en drs. Daphne van den Heuvel Datum: April 2018 Onderwerp: Btw en leegstand 1. Inleiding Het gebeurt regelmatig dat onroerende zaken leeg staan

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 21834 6 december 2011 Omzetbelasting. Aftrek van omzetbelasting 25 november 2011 Nr. BLKB 2011/641M Belastingdienst/Landelijk

Nadere informatie

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Landal Volendam. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Landal Volendam Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 1. Inleiding 2. Omzetbelasting 2.1 Btw-ondernemer 2.2 Zelfstandigheid en verhuurorganisatie 2.3 Aftrek van voorbelasting 2.3.1 Geen

Nadere informatie

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON van 7 maart 2013 (1) Zaak C 219/12

CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON van 7 maart 2013 (1) Zaak C 219/12 CONCLUSIE VAN ADVOCAAT-GENERAAL E. SHARPSTON van 7 maart 2013 (1) Zaak C 219/12 Finanzamt Freistadt Rohrbach Urfahr tegen Unabhängiger Finanzsenat Außenstelle Linz [verzoek van het Verwaltungsgerichtshof

Nadere informatie

BTW-heffing over personeelsvoorzieningen en privé-gebruik van goederen en diensten: de actuele stand van zaken

BTW-heffing over personeelsvoorzieningen en privé-gebruik van goederen en diensten: de actuele stand van zaken BTW-heffing over personeelsvoorzieningen en privé-gebruik van goederen en diensten: de actuele stand van zaken Paul Hulshof paul.hulshof@cms-dsb.com 08 February 2011 Overzicht break-out sessie 1. Vermogensetikettering

Nadere informatie

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland

Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland April 2017 Mr. P. Homan Belastingadviseur E-mail: p.homan@edo.nl Internet: www.edo.nl Fiscale informatie over vakantiewoning in Nederland Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 14 juli 2005 *

ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 14 juli 2005 * ARREST VAN 14. 7. 2005 ZAAK C-434/03 ARREST VAN HET HOF (Grote kamer) 14 juli 2005 * In zaak C-434/03, betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 234 EG, ingediend door de

Nadere informatie

klaar voor de start? eindejaarscorrecties btw

klaar voor de start? eindejaarscorrecties btw In de laatste aangifte omzetbelasting over het jaar 2018 dienen zoals ieder jaar verschillende correcties te worden verwerkt. In deze leaflet wordt aandacht besteed aan de belangrijkste correcties die

Nadere informatie

Omzetbelasting II -- Deel 2

Omzetbelasting II -- Deel 2 belasting les 3 programma Aftrek voorbelasting hoofdregels aftrek voorbelasting herzieningsregels BUA privégebruik auto kantineverstrekkingen 1 Aftrek voorbelasting 1 van 2 In art. 15 vinden wij welke

Nadere informatie

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal fiscale aspecten kijken. Hierbij speelt uw persoonlijke situatie een belangrijke rol.

Nadere informatie

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120

RAAD VAN DE EUROPESE UNIE. Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120 RAAD VAN DE EUROPESE UNIE Brussel, 11 december 2009 (OR. en) 13812/09 Interinstitutioneel dossier: 2007/0238 (CNS) FISC 120 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN VAN DE RAAD tot

Nadere informatie

1 Het geding in feitelijke instanties

1 Het geding in feitelijke instanties Uitspraak 10 januari 2014 nr. 09/01485 Arrest gewezen op het beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Arnhem van 3 maart 2009, nr. 07/00372, betreffende

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 2

HRo - Omzetbelasting -- Deel 2 Omzetbelasting les 3 programma Aftrek voorbelasting Levering onroerende zaak Hoofdregel Twee uitzonderingen Verhuur onroerende zaak Hoofdregel Vijf uitzonderingen Aftrek voorbelasting Of recht bestaat

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 2

HRo - Omzetbelasting -- Deel 2 Omzetbelasting les 3 programma Aftrek voorbelasting Levering onroerende zaak Hoofdregel Twee uitzonderingen Verhuur onroerende zaak Hoofdregel Aftrek voorbelasting Of recht bestaat op aftrek voorbelasting

Nadere informatie

Domein De Waufsberg HENDRIKSEN ACCOUNTANTS EN ADVISEURS. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning

Domein De Waufsberg HENDRIKSEN ACCOUNTANTS EN ADVISEURS. Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning 17 HENDRIKSEN ACCOUNTANTS EN ADVISEURS IU Domein De Waufsberg Fiscaal memorandum: Investeren in een recreatiewoning Hendriksen Accountants en Adviseurs is een brede adviesorganisatie met vestigingen in

Nadere informatie

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND

FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND FISCALE INFORMATIE OVER VAKANTIEWONING IN NEDERLAND Bij de aankoop van een vakantiewoning in Nederland komt een aantal fiscale aspecten kijken. Hierbij speelt uw persoonlijke situatie een belangrijke rol.

Nadere informatie

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD

RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD 7.12.2018 L 311/3 RICHTLIJNEN RICHTLIJN (EU) 2018/1910 VAN DE RAAD van 4 december 2018 tot wijziging van Richtlijn 2006/112/EG wat betreft de harmonisatie en vereenvoudiging van bepaalde regels in het

Nadere informatie

Wettelijk geregeld onderwijs: Overheidshandelen of vrijgestelde ondernemersprestatie?

Wettelijk geregeld onderwijs: Overheidshandelen of vrijgestelde ondernemersprestatie? Wettelijk geregeld onderwijs: Overheidshandelen of vrijgestelde ondernemersprestatie? Door: Chantal Waage 2011/ 2012 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz 2 Hoofdstuk 2 Onderwijsvrijstelling Blz 4 2.1

Nadere informatie

Omzetbelasting -- Deel 1

Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting week 2 programma Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Leveringen en diensten Ondernemer Maatstaf van heffing Tarief 1 Omzetbelasting Kenmerken

Nadere informatie

De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt?

De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt? De pro rata: De omzet werkelijk gebruikt? Door: Mw. drs. S. van de Snepscheut 2007/ 2008 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding Blz. 2 Hoofdstuk 2 De aftrek van voorbelasting Blz. 3 2.1 Nederlandse wetgeving

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*)

ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer) 8 november 2012 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 17, lid 5, derde alinea Recht op aftrek van voorbelasting Goederen en diensten die zowel voor belastbare als voor vrijgestelde

Nadere informatie

Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn

Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn Het recht op aftrek van btw bij evenementen die gratis toegankelijk zijn Door: Petra Pleunis MSc 2011/ 2012 Inhoudsopgave Lijst met gebruikte afkortingen Blz 3 Hoofdstuk 1 Inleiding 1.1 Algemeen Blz 4

Nadere informatie

2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International

2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International 2014 KPMG Meijburg & Co, belastingadviseurs, is een samenwerkingsverband van besloten vennootschappen en maakt deel uit van KPMG International Cooperative ("KPMG International"), een Zwitserse entiteit.

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Belasting toegevoegde waarde Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Belasting toegevoegde waarde Van wie en waarover? Kenmerken De omzetbelasting is een algemene,

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1

HRo - Omzetbelasting -- Deel 1 Omzetbelasting les 1 programma Omzetbelasting Inleiding omzetbelasting Kenmerken OB Kenmerken De omzetbelasting is een Belasting toegevoegde waarde algemene, Van wie en waarover? niet-cumulatieve, Leveringen

Nadere informatie

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs

Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs Informatie over btw en publiek-private samenwerking bij onderzoek en onderwijs Deze informatie gaat over de btw-heffing bij publiek-private samenwerking. In deze informatie worden de btw-regels uitgelegd,

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015

Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Datum van inontvangstneming : 02/06/2015 Samenvatting C-186/15 1 Zaak C-186/15 Samenvatting van het verzoek om een prejudiciële beslissing overeenkomstig artikel 98, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering

Nadere informatie

Aftrek van voorbelasting voor niet-economische activiteiten

Aftrek van voorbelasting voor niet-economische activiteiten Aftrek van voorbelasting voor niet-economische activiteiten Door: R.J.M.C. Lantman MSc 2007/ 2008 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 2 Hoofdstuk 2 Definitie niet-economische activiteiten 4 Hoofdstuk 3

Nadere informatie

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M,

Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen. Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M, Omzetbelasting. Kleine ondernemersregeling Belastingdienst/Directie Vaktechniek Belastingen Besluit van 26 maart 2013, nr. BLKB/2013/400M, De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten.

Nadere informatie

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar

Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Aanwijzing bezwaarschriften omzetbelasting bij privégebruik auto als massaal bezwaar Besluit van 29 maart 2017, nr. 2017/36822. De Staatssecretaris van Financiën heeft het volgende besloten. In dit besluit

Nadere informatie

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer

Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Verkoop van deelnemingen in de economische en niet-economische sfeer Door: N. Tanouti M. Sc. 2010/ 2011 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding... 4 Hoofdstuk 2 Belastingplicht van houdstermaatschappijen bij

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013

Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 Datum van inontvangstneming : 28/03/2013 luxembourg c - ~~///3 - Entrée 2 5 FEV. 2013 oge Raad der Nederlanden Derde Kamer Nr. 11/04457 1 februari 2013 Ingeschreven in het register van het Hof van Justitie

Nadere informatie

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN. Horen, (her)zien en zwijgen?

ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN. Horen, (her)zien en zwijgen? ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM NADRUK VERBODEN Horen, (her)zien en zwijgen? Door: mr. R.G.J.W. van Esch Post-Master Indirecte Belastingen Jaargang 2016/2017 Inhoudsopgave Inhoudsopgave... 1 Lijst van gebruikte

Nadere informatie

Btw-tips vierde kwartaal 2017

Btw-tips vierde kwartaal 2017 BOEKHOUDINGEN JAARREKENINGEN LOONADMINISTRATIES BELASTINGAANGIFTEN ADVIESWERK BEGELEIDEN & ONDERSTEUNEN Btw-tips vierde kwartaal 2017 1. Laatste jaar voor de KOR? Pas deze in 2017 nog toe! Pas in uw laatste

Nadere informatie

Deze notitie is tot stand gekomen in samenwerking met het RB-BTW-Specialistennetwerk.

Deze notitie is tot stand gekomen in samenwerking met het RB-BTW-Specialistennetwerk. Btw-aftrek zonnepanelen Inleiding Als gevolg van het arrest HvJ EG 20 juni 2013, nr. C219/12 (Fuchs) is de vraag gerezen of Nederlandse particulieren die zonnepanelen plaatsen op hun woning, btw-ondernemer

Nadere informatie

Vragen en antwoorden verhoging btw-tarief

Vragen en antwoorden verhoging btw-tarief Vragen en antwoorden verhoging btw-tarief Onlangs is een wetswijziging aangenomen waardoor het algemene btw-tarief in Nederland van 19% naar 21% zal worden verhoogd. In de praktijk leidt dit tot verschillende

Nadere informatie

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( )

Voorstel van decreet. van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij. 367 ( ) Nr. 1 9 februari 2010 ( ) stuk ingediend op 367 (2009-2010) Nr. 1 9 februari 2010 (2009-2010) Voorstel van decreet van de heren Sven Gatz, Dirk Van Mechelen, Marino Keulen en Sas van Rouveroij houdende wijziging van artikel 159

Nadere informatie

Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting met betrekking tot auto s e.d.

Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting met betrekking tot auto s e.d. Omzetbelasting. Aftrek omzetbelasting met betrekking tot auto s e.d. Belastingdienst/Centrum voor proces- en productontwikkeling. Sector brieven & beleidsbesluiten. Besluit van 9 februari 2009, nr. CPP2009/109M,

Nadere informatie

Tussentijdse leegstand en de aftrek van voorbelasting

Tussentijdse leegstand en de aftrek van voorbelasting Tussentijdse leegstand en de aftrek van voorbelasting Bachelor Thesis Naam: Hui Jiang Hu Administratienummer: 920766 Studierichting: Fiscale Economie Datum: 10 december 2014 Examencommissie: Prof. dr.

Nadere informatie

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1

Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen. Week 1 Collegeaantekeningen Fiscale aspecten Registergoederen Week 1 2016-2017 HC week 1 Fiscale aspecten van Registergoederen 9 februari 2017 Inleiding Waarom is het vak voor notariëlen van belang? Wat heeft

Nadere informatie

BTW-ASPECTEN WATERVILLA ZILVEREN SCHOR

BTW-ASPECTEN WATERVILLA ZILVEREN SCHOR BTW-ASPECTEN WATERVILLA ZILVEREN SCHOR In deze brochure worden de belangrijkste vragen op het gebied van de Wet op de Omzetbelasting 1968 (hierna Wet OB) behandeld die zich voordoen bij de aankoop, de

Nadere informatie

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 *

BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * WELTHGROVE BESCHIKKING VAN HET HOF (Eerste kamer) 12 juli 2001 * In zaak C-102/00, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 234 EG van de Hoge Raad der Nederlanden, in het aldaar aanhangige

Nadere informatie

NOTITIE BTW & correctie privégebruik auto

NOTITIE BTW & correctie privégebruik auto januari 2009 NOTITIE BTW & correctie privégebruik auto De regels rondom de BTW-correctie voor het privégebruik van de auto zijn verre van eenvoudig. Deze notitie beoogt aan de hand van diverse casusposities

Nadere informatie

MEMO. Betreft : Reactie op berichten over bezwaarmogelijkheid tegen BTW-heffing privé gebruik lease auto s Datum : 21 oktober 2011

MEMO. Betreft : Reactie op berichten over bezwaarmogelijkheid tegen BTW-heffing privé gebruik lease auto s Datum : 21 oktober 2011 MEMO Betreft : Reactie op berichten over bezwaarmogelijkheid tegen BTW-heffing privé gebruik lease auto s Datum : 21 oktober 2011 Inleiding Ons bereiken van diverse kanten berichten over bezwaarmogelijkheden

Nadere informatie

Kluwer Online Research. Nieuwe regels privégebruik ondernemingsauto in de omzetbelasting

Kluwer Online Research. Nieuwe regels privégebruik ondernemingsauto in de omzetbelasting Belastingadvies Actualiteiten auto in de omzetbelasting Nieuwe regels privégebruik ondernemingsauto in de omzetbelasting Per 1 juli 2011 geldt een nieuwe regeling voor het in de heffing betrekken van privégebruik

Nadere informatie

! Het kan voordelig zijn om de ingebruikname van een nieuw pand dat gaat worden gebruikt

! Het kan voordelig zijn om de ingebruikname van een nieuw pand dat gaat worden gebruikt Omzetbelasting - eindejaarstips Geen integratieheffing meer vanaf 2014 De integratieheffing voor de btw wordt met ingang van 1 januari 2014 afgeschaft. Hiermee komt een einde aan de heffing van btw over

Nadere informatie

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008

Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008 Rechtbank Oost-Nederland 14 maart 2013, nrs. AWB 12/1843 en AWB 12/3008 Uitspraak van de meervoudige kamer ingevolge artikel 8:77 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 14 maart 2013 inzake [X], wonende

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2009 2010 32 400 Wijziging van de Wet op de omzetbelasting 1968 in verband met de implementatie van de Richtlijn 2009/162/EU van de Raad van 22 december

Nadere informatie

(Ver)bouwen; het fiscale bestek

(Ver)bouwen; het fiscale bestek ;#B#M*/ IÖs (Ver)bouwen; het fiscale bestek Mr. M.A. Broekman en mr. D.J.M. Westerhoff 1 1. Inleiding Bij de afweging een onroerende zaak te renoveren of geheel te slopen en een nieuwe onroerende zaak

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 9.8.2017 COM(2017) 421 final 2017/0188 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2014/797/EU waarbij de Republiek Estland wordt

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*)

ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*) Page 1 of 7 ARREST VAN HET HOF (Tweede kamer) 20 juni 2013 (*) Zesde btw-richtlijn Artikel 4, leden 1 en 2 Begrip economische activiteiten Aftrek van voorbelasting Exploitatie van fotovoltaïsche installatie

Nadere informatie

Aftrek van btw en positieve herzieningen van de btw bij verkoop van vervoermiddelen. Stefan Ruysschaert

Aftrek van btw en positieve herzieningen van de btw bij verkoop van vervoermiddelen. Stefan Ruysschaert Aftrek van btw en positieve herzieningen van de btw bij verkoop van vervoermiddelen Stefan Ruysschaert Basisbegrippen Het begrip economische activiteit (art. 4 W.BTW) De notie misbruik (art. 1, 10 W.BTW)

Nadere informatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie

LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak. Datum uitspraak: 10-10-2008. Datum publicatie: 10-10-2008. Soort procedure: Cassatie LJN: BF7176, Hoge Raad, 41570 Print uitspraak Datum uitspraak: 10-10-2008 Datum publicatie: 10-10-2008 Rechtsgebied: Belasting Soort procedure: Cassatie Inhoudsindicatie: Verkoop van (gebruikte) goederen

Nadere informatie

mr. Carola van Vilsteren-Maters Dga: hoe nu verder? De casus en de procedure Van der Steen-arrest

mr. Carola van Vilsteren-Maters Dga: hoe nu verder? De casus en de procedure Van der Steen-arrest mr. Carola van Vilsteren-Maters Dga: hoe nu verder? Op 18 oktober 2007 heeft het Hof van Justitie voor de Europese Gemeenschappen (HvJ EG) een einde gemaakt aan de zeer omstreden btw-positie van de directeur-grootaandeelhouder

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 25.9.2017 COM(2017) 543 final 2017/0233 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD tot wijziging van Uitvoeringsbesluit 2012/232/EU waarbij Roemenië wordt gemachtigd

Nadere informatie

Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw?

Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw? Mr. Carola van Vilsteren-Maters Verhuur, met btw? De verhuur van een onroerende zaak door een btw-ondernemer is op grond van art. 11, lid 1, onderdeel b, Wet op de omzetbelasting 1968 (hierna: Wet OB 1968)

Nadere informatie

Verruiming btw-sportvrijstelling

Verruiming btw-sportvrijstelling omzetbelasting Verruiming btw-sportvrijstelling FISCAAL PRAKTIJKBLAD 2015-16 6 oktober 2015 De btw-sportvrijstelling voor sportverenigingen moet op termijn verruimd worden. Dit heeft de Staatssecretaris

Nadere informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Examenantwoorden FISCALE ASPECTEN VAN DE ONDERNE- MINGS DONDERDAG 17 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie

SPD Bedrijfsadministratie. Examenantwoorden FISCALE ASPECTEN VAN DE ONDERNE- MINGS DONDERDAG 17 DECEMBER UUR. Belangrijke informatie SPD Bedrijfsadministratie Examenantwoorden FISCALE ASPECTEN VAN DE ONDERNE- MINGS DONDERDAG 17 DECEMBER 2015 09.00-11.00 UUR Belangrijke informatie SPD Bedrijfsadministratie Fiscale aspecten van de ondernemings

Nadere informatie

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD

Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD EUROPESE COMMISSIE Brussel, 20.9.2018 COM(2018) 652 final 2018/0334 (NLE) Voorstel voor een UITVOERINGSBESLUIT VAN DE RAAD waarbij het Verenigd Koninkrijk wordt gemachtigd een bijzondere maatregel toe

Nadere informatie

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD

COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN. Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD NL NL NL COMMISSIE VAN DE EUROPESE GEMEENSCHAPPEN Brussel, 24.11.2009 COM(2009)641 definitief Voorstel voor een BESCHIKKING VAN DE RAAD waarbij de Portugese Republiek wordt gemachtigd een maatregel toe

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Inleiding Inleiding Probleemstelling Verantwoording van het onderzoek 6. Hoofdstuk 2 De Btw-richtlijn 7

Hoofdstuk 1 Inleiding Inleiding Probleemstelling Verantwoording van het onderzoek 6. Hoofdstuk 2 De Btw-richtlijn 7 Het BUA en de Btw-richtlijn Laura Philippen S404458 1 Inhoudsopgave Hoofdstuk 1 Inleiding 5 1.1 Inleiding 5 1.2 Probleemstelling 6 1.3 Verantwoording van het onderzoek 6 Hoofdstuk 2 De Btw-richtlijn 7

Nadere informatie

Leegstandsuren gemeentelijke sportzalen tellen niet mee bij preprorata

Leegstandsuren gemeentelijke sportzalen tellen niet mee bij preprorata Leegstandsuren gemeentelijke sportzalen tellen niet mee bij preprorata berekening Rechtbank Gelderland oordeelt dat X geen rekening mag houden met de uren dat de sportzalen voor verhuur beschikbaar zijn.

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen

HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen HOOFDSTUK 1 Een systematiek voor het oplossen van btw-problemen De wijze waarop internationale transacties in de heffing van btw worden betrokken, wordt bepaald door de systematiek van de btw-wetgeving.

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989*

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* STICHTING UITVOERING FINANCIËLE ACTIES / STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 15 juni 1989* In zaak 348/87, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EEG-Verdrag

Nadere informatie

Signalering. Stappenplan fiscale beoordeling werkruimte

Signalering. Stappenplan fiscale beoordeling werkruimte Signalering Stappenplan fiscale beoordeling Werkruimte algemeen De fiscale behandeling van de in een woning is afhankelijk van de feiten en omstandigheden en wordt mede om die reden vaak als ingewikkeld

Nadere informatie

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B

12848/1/18 REV 1 CS/srl/sht ECOMP.2.B Raad van de Europese Unie Brussel, 26 november 2018 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2017/0251 (CNS) 12848/1/18 REV 1 FISC 397 ECOFIN 881 WETGEVINGSBESLUITEN EN ANDERE INSTRUMENTEN Betreft: RICHTLIJN

Nadere informatie

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017

Datum van inontvangstneming : 08/05/2017 Datum van inontvangstneming : 08/05/2017 Vertaling C-140/17-1 Zaak C-140/17 Verzoek om een prejudiciële beslissing Datum van indiening: 17 maart 2017 Verwijzende rechter: Naczelny Sąd Administracyjny (Polen)

Nadere informatie

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast

BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast BTW-bulletin, De aftrek van btw staat niet meer rotsvast Samenvatting Op 18 december 2014 heeft het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna HvJ) arrest gewezen over de aftrek van btw als sprake is

Nadere informatie

Raad van de Europese Unie Brussel, 13 oktober 2014 (OR. en)

Raad van de Europese Unie Brussel, 13 oktober 2014 (OR. en) Raad van de Europese Unie Brussel, 13 oktober 2014 (OR. en) Interinstitutioneel dossier: 2014/0288 (NLE) 14222/14 FISC 154 VOORSTEL van: ingekomen: 10 oktober 2014 aan: Nr. Comdoc.: Betreft: de heer Jordi

Nadere informatie

Herziening en verhuur van onroerende zaken in de btw

Herziening en verhuur van onroerende zaken in de btw Herziening en verhuur van onroerende zaken in de btw Wordt er overeenkomstig het neutraliteitsbeginsel gehandeld? Door Laurens van Drie Nummer: 344531 Begeleider: Prof. dr. R.N.G. van der Paardt Inhoudsopgave

Nadere informatie

Contents I. STELLINGEN... 3

Contents I. STELLINGEN... 3 INHOUD Contents I. STELLINGEN... 3 1. Privégebruik (on)roerende zaken... 3 2. Keuzevermogen in de btw... 3 3. BUA... 3 II. VERPLICHTE LITERATUUR... 4 1. HvJ 27 juni 1989, zaak 50/88 (Kühne)... 4 2. HvJ

Nadere informatie

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 april 2017, nummer AWB 16/2734, in het geding tussen belanghebbende en

tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 april 2017, nummer AWB 16/2734, in het geding tussen belanghebbende en GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN locatie Arnhem nummer 17/00563 uitspraakdatum: 12 december 2017 Uitspraak van de vijfde meervoudige belastingkamer op het hoger beroep van de gemeente [X] te [Z] (hierna:

Nadere informatie

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.'

Fiscaal bouwrecht. belastingplichtige onder bezwarende titel worden verricht; 2. de invoer van goederen.' Tijdschrift voor Bouwrecht Fiscaal bouwrecht TBR 2013/150 Hof van Justitie EU, 8 november 2012 C 299/Ï1 (Reikwijdte integratieheffing) A. Tizzano, A. Borg Barthet, M.Ilesic (rapporteur), E. Levits en M.

Nadere informatie

Hoe kan worden aangetoond dat uitgaven zijn opgenomen in de prijs van uitgaande goederen en diensten?

Hoe kan worden aangetoond dat uitgaven zijn opgenomen in de prijs van uitgaande goederen en diensten? Hoe kan worden aangetoond dat uitgaven zijn opgenomen in de prijs van uitgaande goederen en diensten? - Op zoek naar heldere criteria voor de aftrek van voorbelasting. Door: Sjoerd Harbers 2010 / 2011

Nadere informatie

De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij?

De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij? De Nederlandse integratieheffing in Europees perspectief: Is het einde van de Nederlandse integratieheffing nabij? Door: mr. A.M. Kruijer 2012/2013 Inhoudsopgave Inleiding 3 Hoofdstuk 1 De integratieheffing

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 27636 15 mei 2019 Wijziging van de Uitvoeringsbeschikking omzetbelasting 1968 (modernisering kleineondernemersregeling)

Nadere informatie

FREBLO0221b Herziening aftrek omzetbelasting (art. 15-6 Wet jo. art. 11-14a Uitv. besch. OB)

FREBLO0221b Herziening aftrek omzetbelasting (art. 15-6 Wet jo. art. 11-14a Uitv. besch. OB) FREBLO0221b Herziening aftrek omzetbelasting (art. 15-6 Wet jo. art. 11-14a Uitv. besch. OB) Motiveer je antwoorden en vermeld de belangrijkse wetsartikelen. Tenzij anders vermeld worden de prestaties

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 *

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 * ENKLER ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer) 26 september 1996 * In zaak C-230/94, betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van het Bundesfinanzhof, in het aldaar aanhangig geding

Nadere informatie

Privé gebruik auto. BTW: Privégebruik auto vanaf 1 juli 2011

Privé gebruik auto. BTW: Privégebruik auto vanaf 1 juli 2011 Privé gebruik auto BTW: Privégebruik auto vanaf 1 juli 2011 Wijzigingen met betrekking tot de verwerking van het privé gebruik auto voor de BTW per 1 juli 2011. Smit en de Wolf Scheveningseweg 10 2517

Nadere informatie

Fiscale aspecten bij de koop en verhuur van een woning op villapark Residence Lipno Tsjechië

Fiscale aspecten bij de koop en verhuur van een woning op villapark Residence Lipno Tsjechië Fiscale aspecten bij de koop en verhuur van een woning op villapark Residence Lipno Tsjechië In deze notitie worden de Tsjechische en Nederlandse fiscale aspecten toegelicht bij de verwerving en verhuur

Nadere informatie

Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW

Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW Subsidies en de aftrek van voorbelasting binnen de BTW Wat is de invloed van de subsidie voor het recht op aftrek van voorbelasting? Bachelorscriptie Door: Jelle Middelweerd Studentnummer: 400475 Begeleider:

Nadere informatie

ECLI:NL:RBGEL:2017:2258

ECLI:NL:RBGEL:2017:2258 ECLI:NL:RBGEL:2017:2258 Instantie Rechtbank Gelderland Datum uitspraak 21-04-2017 Datum publicatie 24-04-2017 Zaaknummer AWB - 16 _ 2734 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie Belastingrecht

Nadere informatie

VRAAG 1 VRAAG 2. Intracommunautaire levering

VRAAG 1 VRAAG 2. Intracommunautaire levering VRAAG 1 Intracommunautaire levering Op grond van art. 12, lid 2, onderdeel a, 2 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting 1968 is voor de toepassing van het nultarief voor intracommunautaire leveringen vereist

Nadere informatie

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 *

ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * X EN FISCALE EENHEID FACET-FACET TRADING ARREST VAN HET HOF (Derde kamer) 22 april 2010 * In de gevoegde zaken C-536/08 en C-539/08, betreffende twee verzoeken om een prejudiciële beslissing krachtens

Nadere informatie

HRo - Omzetbelasting -- Deel 2

HRo - Omzetbelasting -- Deel 2 Omzetbelasting les 2 programma Vrijgestelde prestaties Uitbreiding begrippen levering en dienst Afwijkende plaats van de prestatie Verleggingsregeling Gemengde prestaties Ondernemer en fiscale eenheid

Nadere informatie

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie.

De heer R.J.A.M. Sadée wil ik bedanken voor zijn kritische blik en zijn bijdrage aan het redigeren van mijn scriptie. Voorwoord Beste lezer, Voor u ligt mijn masterscriptie, waarin ik de herzieningsregels in de btw onder de loep neem. Met deze scriptie komt een einde aan mijn zeven jaar durende studententijd waarvan ik

Nadere informatie