Trainersopleiding slalomtrainer 2 en 3. Kanoslalom specifiek gedeelte

Transcriptie

1 Trainersopleiding slalomtrainer 2 en 3 Kanoslalom specifiek gedeelte

2 Auteur(s): Aschwin Zax Reviewer(s): Han Bijnen Datum: 31 januari

3 Inhoud Inleiding... 4 Dag 1: Hohenlimburg Advies geven over een kanoslalom uitrusting Algemene wildwatertechnieken en veiligheid Wildwater vaardigheden slalomtrainer 2 en Wildwaterklassificering Wildwater praktijk Eigen vaardigheid... 9 Dag 2: Sint Oedenrode Kanoslalom technieken en oefeningen Houding Relevante technieken voor een slalomtrainer 2 en Eigen vaardigheid Opdracht voor de regelementen Informatie opzoeken in het slalomregelement Het beoordelen van praktijksituaties

4 Inleiding Welkom bij de opleiding voor kanoslalom trainers. Dit is het lesmateriaal voor de twee dagen van de trainersopleiding die gericht zijn op kanoslalom. Wanneer je aan deze twee dagen deelneemt gaan we ervan uit dat je al enige algemene vaardigheid hebt met het geven van trainingen of dat je op dit moment een trainersopleiding aan het volgen bent waarbij je de algemene trainers vaardigheden leert. Deze opleiding is voor niveau 2 en niveau 3 slalomtrainers. Niveau 3 slalomtrainers geven zelfstandig training en niveau 2 slalomtrainers geven training onder begeleiding van een andere trainer. Naast het verschil in zelfstandigheid is niveau 2 ook wat makkelijker dan niveau 3. De twee lesdagen bestaan uit theorie en praktijk. Wanneer je niveau 3 doet mag je kiezen of je de praktijk deelneemt in een K1 of een C1. Deelnemers voor niveau 2 hebben alleen praktijk voor de K1. Slalomtrainers 2 en 3 zijn trainers voor de breedtesport. Tot waar het niveau van een breedtesport trainer gaat en waar de trainer die zich meer op de top richt begint is in de praktijk niet een scherpe grens. Het geeft wel duidelijkheid om te proberen om er iets over te zeggen. Onderstaand schema geeft een beeld over de scope van een slalomtrainer 2, 3 en 4. Wat de verschillen hiertussen precies zullen worden is natuurlijk ook iets dat in de praktijk uiteindelijk een vorm moet krijgen. Tot slot hoop ik dat we met deze opleiding een plek hebben waarbij we kennis uitwisselen en elkaar vragen kunnen stellen over onderwerpen waar we mee bezig zijn. Ik wens jullie veel plezier en leerzame ervaringen toe. 4

5 Dag 1: Hohenlimburg 1 Advies geven over een kanoslalom uitrusting Doelen: - De trainer kan advies kunnen geven over de kanoslalom uitrusting.. - De trainer kan zijn opvatting over materiele veiligheidsmaatregelen onderbouwen met goede argumenten. Kanoslalom is een sport waarbij het materiaal een grote rol speelt. Naast de kleding die je gebruikt maak je ook gebruik van een boot en een peddel en omdat de sport vaak plaatsvindt op wildwater maak je bovendien gebruik van een helm en een zwemvest. Opdracht 1 1. Je geeft les aan een beginnende vaarder die net een paar weken les bij je heeft. Hij is het varen in een joggingbroek en regenjas beu en wil daarom betere kanokleding kopen. Hij wil daarbij maximaal 200 Euro uitgeven. Wat adviseer je hem om te kopen? 2. Je gaat voor het eerst varen met een beginnende kanoër op het parcours van het HKC in Sint Oedenrode. Hij heeft in het zwembad wel eens geoefend om een spatzijl los te trekken maar is erg onzeker of het wel goed gaat wanneer hij onverwachts omgaat. Wat adviseer je hem? Geen spatzijl, een plastic spatzeil of een neopreen spatzeil? 3. Leg uit wat het verschil is tussen een peddel met een hoek van 45 graden en een peddel met een hoek van 60 graden? 4. Wanneer weet je of iemand met een blad vaart dat de juiste grootte heeft? Je kunt ook kijken wat het gevolg is van een te klein of een te groot blad. 5. Hoe lang moet een K1 peddel zijn en hoe lang moet een C1 peddel zijn? 6. Voor zowel K1 als C1 zijn er peddels met een gebogen steel. Wat zijn de voor- en nadelen van peddels met een gebogen steel? 7. Zijn er in Nederland speciale eisen die aan je zwemvest of helm worden gesteld wanneer je deelneemt aan een wedstrijd? Zo ja, wat zijn die eisen? Zo nee, waaraan vind je dan dat een helm en zwemvest minimaal moet voldoen? 5

6 8. Wat is het verschil in vaargedrag tussen een voorpunt met veel volume en een voorpunt met weinig volume? 9. Moderne slalomkano's hebben een extra platte achterpunt. Wat zijn de voor- en nadelen van een platte achterpunt? 10. Bij sommige wildwaterbanen is het verplicht om een zwemvest te dragen wanneer je binnen een bepaalde afstand van de baan komt. Waarom denk je dat deze maatregel belangrijk is en wanneer vind je dat je als trainer een zwemvest moet dragen wanneer je aan de kant staat? 6

7 2 Algemene wildwatertechnieken en veiligheid Doelen: De docent kan uitzoeken/inschatten wat het wildwaterniveau is van een wildwaterbaan (volgens de manier zoals die in deze opleiding wordt gehanteerd). De docent beheerst de vaardigheden zoals beschreven in de tabel op pagina 20. De docent beschikt over de didactische kennis en vaardigheden om de vaardigheden uit de tabel op pagina 20 over te dragen aan zijn leerlingen. 2.1 Wildwater vaardigheden slalomtrainer 2 en 3 Van een slalomtrainer 3 wordt verwacht dat hij vaarders veilig kan begeleiden op een wildwaterbaan met wildwater 3. Veilig begeleiden houdt in dat je de vaarders via een eenvoudige route het traject naar beneden laat varen. Het begeleiden is altijd op een wildwaterbaan, een wildwaterbaan vergt een andere begeleiding dan een natuurlijke rivier. Een verschil is bijvoorbeeld dat een wildwaterbaan altijd overzichtelijk is en goed bereikbaar is vanaf de kant. Het begeleiden van vaarders tijdens een tocht op een rivier met wildwater 3 is geen onderdeel van de slalomtrainers opleiding. Van een slalomtrainer 2 wordt verwacht dat hij de hoofdtrainer kan assisteren met het begeleiden van vaarders op een wildwaterbaan met wildwater 3. Op wildwater 2 kan een slalomtrainer 2 training geven zonder direct toezicht van een andere trainer. 2.2 Wildwaterklassificering Baantjes met wildwater 3 zijn bijvoorbeeld: Sault Brenaz, Saint pierre du boeuf, Sauheid en Hohenlimburg. Banen als Augsburg, DWD, Bourg Saint Maurice en Pau hebben wildwater 4. Leidend voor de wildwaterklassificering is de folder van een wedstrijd die op de desbetreffende baan gevaren wordt. Bij de informatie over de slalomwedstrijd staat ook het wildwaterniveau beschreven. Wanneer er geen wedstrijdinformatie over de baan beschikbaar is kun je het vergelijken met andere banen. Training geven op wildwater 4 is het werk van een slalomtrainer 4. 7

8 2.3 Wildwater praktijk Onderstaande vaardigheden horen bij het veilig kunnen begeleiden van vaarders op wildwater 3. De meeste vaardigheden zijn vaardigheden die alleen de trainer moet beheersen. Sommige vaardigheden, zoals bijvoorbeeld wildwaterzwemmen, zijn vaardigheden waarin hij ook training moet kunnen geven. Algemene wildwater technieken Techniek Boot type Niveau trainer Wildwater zwemmen 2 en 3 Omslaan en uitstappen K1 en C1 2 en 3 Stuwetje afvaren K1 en C1 2 en 3 Boot uit het water vissen (vaardigheid alleen voor de trainer) 2 en 3 Persoon uit het water vissen (vaardigheid alleen voor de trainer) Met behulp van een werplijn een persoon uit het water halen (vaardigheid alleen voor de trainer) Een gevaarlijke stuw herkennen. Bijvoorbeeld de stuw naast de baan in Hohenlimburg of Sauheid. (vaardigheid alleen voor de trainer) 2 en 3 2 en 3 3 Vaardigheden voor wildwater 3 Techniek Boot type Niveau trainer Inschatten wie er kan varen op wildwater 3 (vaardigheid alleen voor de trainer) Een route kunnen bepalen waarbij je niet door walzen hoeft te varen (vaardigheid alleen voor de trainer) K1 3 K1 3 Door een eenvoudig wals kunnen varen (er recht doorheen) K1 3 In kunnen schatten hoe sterk een wals blijft plakken (vaardigheid alleen voor de trainer) K1 3 8

9 2.4 Eigen vaardigheid Van een slalomtrainer wordt verwacht dat hij de technieken in de tabel op pagina 8 beheerst of op een correcte manier voor kan doen. Of je de techniek alleen zelf hoeft te beheersten of dat je de techniek ook op een juiste manier voor moet kunnen doen hangt af van de vaardigheid. Wanneer de vaardigheid alleen nodig is voor de trainer hoef je hem niet voor te kunnen doen, je hoeft de vaardigheid alleen maar te beheersen. Het verschil tussen een vaardigheid voordoen en beheersen is dat je bij het voordoen ook nog specifieke uitleg over de vaardigheid kan geven. Wanneer je bij het zwemmen bijvoorbeeld wil laten zien dat je benen naar voren wijzen moet je dat ook kunnen laten zien tijdens het voordoen. De docent van de trainersopleiding beoordeelt dit steekproefsgewijs bij de deelnemers en geeft hierover een advies aan de praktijkbeoordelaars. De praktijkbeoordelaars beoordelen uiteindelijk of het eigenvaardigheidsniveau voldoende is. 9

10 Dag 2: Sint Oedenrode 3 Kanoslalom technieken en oefeningen Doelen: De trainer is zich bewust van verschillende manieren waarop je een lichaamsdeel kunt gebruiken bij het kanovaren. De trainer is zich ook bewust van het gevolg van het gebruik van een lichaamsdeel op een bepaalde manier. De trainer kan technische oefeningen voor slalomtechnieken bedenken, uitleggen/voordoen en corrigeren. De trainer kan fysieke oefeningen voor slalomtechnieken bedenken, uitleggen/voordoen en corrigeren. De trainer kan spelvormen voor slalomtechnieken bedenken, uitleggen/voordoen en corrigeren 3.1 Houding Wanneer je een beginnende kanoër en een gevorderde kanoër met elkaar vergelijkt zie je dat ze op een andere manier bewegen en vaak ook anders in hun kano zitten. De bewegingen worden natuurlijk efficiënter wanneer je meer ervaring hebt, bovendien gebruikt een kanoër met meer ervaring andere spieren dan een beginnende kanoër. Wat maakt nu eigenlijk het verschil? Opdracht 2 Hieronder staan een aantal lichaamsdelen die je gebruikt tijdens het kanoën. Geef per lichaamsdeel aan waar je op kunt letten zodat de vaarder een goede houding heeft en beschrijf eventueel een korte oefening waarmee je hier aandacht aan kunt geven. 1. Hoe houd je de peddel vast? Denk bijvoorbeeld aan de onderlinge afstand en de manier waarop je de steel vasthoudt. 2. Wat is de houding van je armen tijdens het varen? Zijn ze steeds in de zelfde hoek of varieert de hoek van je ellenboog? Geldt dat voor alle slagen? 3. Wat doen je schouders en je bovenlichaam tijdens het varen? Welke spieren gebruik je? 10

11 4. Op wat voor een manier maak je contact met je boot. Wat doe je met je knieën en op wat voor een manier zit je op je stoeltje? Is dit voor alle slagen het zelfde? 5. Wat doe je met je benen tijdens het varen? 6. Waar kijk je naartoe tijdens het varen? 3.2 Relevante technieken voor een slalomtrainer 2 en 3 Een slalomtrainer wordt opgeleid om training te geven voor de breedtesport. Dat betekent dat je de meest gangbare technieken beheerst en kunt uitleggen. Dit zijn de meest voorkomende slalomtechnieken voor wildwater 1 en 2. Voor een slalomtrainer 3 is het niet nodig dat hij ook alle mogelijke technieken voor wildwater 3 en 4 beheerst en kan uitleggen. Een slalomtrainer 3 is wel in staat om mensen veilig te begeleiden op wildwater 3. Wildwater 3 is bijvoorbeeld Sauheid, Hohenlimburg of Sault Brenaz. Veilig begeleiden betekent in ieder geval dat je de vaarders veilig in een rechte lijn naar beneden kunt laten varen. Het veilig begeleiden van vaarders op wildwater komt tijdens de tweede dag aan bod. Tijdens deze dag richten we ons op de slalomtechnieken. Dit zijn voornamelijk technieken voor de K1 maar er zijn ook een paar technieken voor de C1 bij. De kans is immers groot dat je straks ook les geeft aan een C1 vaarder. Onderstaande technieken horen bij een slalomtrainer 2 of slalomtrainer 3. Technieken voor de C1 zijn alleen van toepassing voor de niveau 3 trainer. Algemeen Techniek Boot type Niveau trainer In en uitstappen K1 en C1 2 en 3 Vooruit varen K1 en C1 2 en 3 Achteruit varen K1 en C1 2 en 3 Zijwaarts verplaatsen K1 en C1 2 en 3 Boogslag en duwslag K1 en C1 2 en 3 Duffekslag K1 en C1 2 en 3 Hoge steun K1 en C1 2 en 3 Opkanten K1 en C1 2 en 3 Eskimoteren K1 2 en 3 11

12 Op-poortjes Techniek Boot type Niveau trainer Standaard op-poortje K1 en C1 2 en 3 Op-poortje varen met hand/onderarm onder de binnenste paal. K1 en C1 2 en 3 Op-poortje met duwslag (peddel voor het poortje houden) K1 3 Op-poortje met boogslag in het poortje (peddel voor het poortje houden) K1 3 S-je met Duffekslag K1 2 en 3 S-je met boogslagen K1 2 en 3 S-je op C1 manier C1 3 Af combinaties Techniek Boot type Niveau trainer Af combinatie met de peddel vertikaal door het poortje K1 2 en 3 Af combinatie met de peddel onder de paal K1 3 Af combinatie met duwslag onder der paal (peddel buiten het poortje houden) K1 3 Af combinatie voor C1 C1 3 Algemene wildwater technieken (op ww 2) Techniek Boot type Niveau trainer Traverseren K1 en C1 2 en 3 Uitdraaien in keerwater K1 en C1 2 en 3 Oversurfen op een golf K1 en C1 2 en 3 Wildwater slalom technieken (op ww 2) Techniek Boot type Niveau trainer Op-poortje in keerwater K1 en C1 2 en 3 Afpoortje in keerwater K1 en C1 2 en 3 Af combinatie in de stroom K1 en C1 2 en 3 Af en achteruit combinatie in de stroom K1 en C1 2 en 3 12

13 Opdracht 3 1. Werk in groepjes. Elke persoon kiest een paar technieken uit de lijst die hij gaat uitwerken. Bedenk voor jezelf op wat voor een manier je de techniek voor gaat doen en bedenk een korte oefening waarbij de techniek aan bod komt. Deze oefening kan een zuiver technische oefening zijn maar kan ook een fysieke oefening zijn of een spelvorm of een mentale oefening. In totaal bereid je een lesdeel voor van maximaal tien minuten. Niveau 3 trainers bereiden minimaal één niveau 3 oefening voor. Stap vervolgens in de kano en geef je lesdeel aan je groepsgenoten. Op deze manier geef je aan elkaar korte lesjes voor alle technieken die je hebt gekozen. 2. Na afloop is er een gezamenlijke evaluatie van alle gegeven lesjes. Waar zaten de verschillen en wat vinden we belangrijk? 3.3 Eigen vaardigheid Van een slalomtrainer wordt verwacht dat hij de technieken in de tabel op pagina 11 en 12 op een correcte manier voor kan doen. Wat een correcte manier van voordoen is kan natuurlijk verschillen per persoon aan wie je het vraagt maar het moet in ieder geval duidelijk zijn dat je enige routine hebt bij het uitvoeren van de techniek. Bovendien moet je de uitleg die je geeft kunnen demonstreren. Wanneer je bijvoorbeeld zegt dat je de Duffekslag op een bepaalde manier moet toepassen tijdens een standaard op-poortje moet je dat ook kunnen laten zien. De docent van de trainersopleiding beoordeelt dit steekproefsgewijs bij de deelnemers en geeft hierover een advies aan de praktijkbeoordelaars. De praktijkbeoordelaars beoordelen uiteindelijk of het eigenvaardigheidsniveau voldoende is. Je mag je eigen vaardigheid laten zien in een K1 of in een C1. 13

14 4 Opdracht voor de regelementen Doelen: De trainer kan de Nederlandse slalomregels opzoeken in het regelement De trainer begrijpt de Nederlandse slalomregels 4.1 Informatie opzoeken in het slalomregelement Voor een slalomtrainer is het soms nodig om uit te zoeken wat het slalomregelement zegt over een bepaalde situatie. Natuurlijk hebben we allemaal al een aantal jaren ervaring en hebben we in de loop der tijd wel geleerd hoeveel stafseconden je in een bepaalde situatie krijgt. In sommige situaties komt er echter toch een twijfel over hoe het nu precies zit. Vooral in een situatie tijdens een wedstrijd waarbij je als trainer wil inschatten of het zinvol is om een protest in te dienen. Hierbij moet je een oordeel kunnen geven aan de hand van de regels in plaats van wat andere mensen zeggen over hoe de situatie beoordeeld moet worden. Uiteraard heb je niet altijd het slalomregelement bij de hand maar het is goed om te weten wat er in staat en hoe je er dingen in kunt opzoeken. Onderstaande opdrachten zijn daarom een oefening in het opzoeken van kanoslalom situaties in het slalomregelement. Opdracht 4 Geef bij onderstaande regels aan om welke regel uit het slalomregelement het gaat. 1. In welke regels worden onderstaande eigenschappen van een parcours beschreven? Een slalomparcours heeft/is: a. Minimaal 250, maximaal 400 m b. Minimaal 18 maximaal 25 poortjes c. Minimaal 6 maximaal 7 poortjes stroomopwaarts d. Poortstaven dienen niet door het water te kunnen bewegen en minimaal 20 cm boven het water te hangen e. Een poortje is minimaal 1,2 m breed, en maximaal 4m 14

15 2. Deze vraag gaat over het indelen van een vaarder in de juiste leeftijdscategorie. Om niet elk jaar deze vraag aan te moeten passen gaan we er van uit dat het vandaag 24 juni 2018 is. Geef voor de volgende personen aan in welke leeftijdscategorie ze varen. a. Iemand die geboren is op: 5 maart 2002 b. Iemand die geboren is op: 22 september 2005 c. Iemand die geboren is op: 12 oktober 2002 d. Iemand die geboren is op: 23 augustus In welke regels worden onderstaande veiligheidsmaatregelen beschreven? a. Een vaarder moet ten allen tijde een helm en zwemvest dragen b. De boot moet van grepen voorzien zijn, en onzinkbaar zijn c. Een vaarder moet bij de Finish wachten tot de volgende vaarder zijn run beëindigd heeft, zodat hij eventueel kan helpen 4. Onderstaande regels gaan over het correct bevaren van een slalomparcours. Geef aan over welke regels het hier gaat. a. De poortjes dienen in de juiste volgorde gevaren te worden b. De bevaring van een poortje begint als de vaarder met een deel van het hoofd door de poortlijn gegaan is, of een van de poortstaven geraakt heeft c. Een bevaring eindigt als de bevaring van een volgende poortje gestart is d. Een poortje mag herhaald worden mits het in de juiste vaarrichting gevaren is aan het begin van de bevaring en het eind van de bevaring e. Gekenterd door een poortlijn gaan geldt ook als bevaren, je mag dit wel herhalen, als de eerste keer wel de goede vaarrichting was 15

16 5. Geef bij onderstaande afbeeldingen aan hoeveel strafseconden er door de teller zijn waargenomen. a. Horizontaal gebaar met vlakke hand b. Een arm gestrekt omhoog met 1 vinger 16

17 c. Een arm gestrekt omhoog met een open hand 4.2 Het beoordelen van praktijksituaties Opdracht 5 Op de volgende pagina s volgen een aantal praktijksituaties. Geeft steeds per poortje weer hoeveel strafseconden en gevaren zijn. Vermeld ook de regel uit het slalom regelement wanneer er 2 of 50 strafseconden zijn gemaakt. Praktijksituaties, voorbeeld: Als de pijl doorloopt ga je ervan uit dat het volgende poortje gevaren wordt Een tikker zie je zo: 17

18 1. Hoeveel strafseconden krijgt de vaarder in onderstaande situatie? 2. Hoeveel strafseconden krijgt de vaarder in onderstaande situaties? 18

19 3. Hoeveel strafseconden krijgt de vaarder in onderstaande situaties? 4. Hoeveel strafseconden krijgt de vaarder in onderstaande situatie? 19

20 5. Hoeveel strafseconden krijgt de vaarder in onderstaande situatie? 6. Hoeveel strafseconden krijgt de vaarder in onderstaande situatie? 20

21 7. Hoeveel strafseconden krijgt de vaarder in onderstaande situatie? 21