Bodemeisen en minerale voeding van de zomerei k

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Bodemeisen en minerale voeding van de zomerei k"

Transcriptie

1 ~lvan den Burg en A. Oosterbaan De Darschkarnp Bodemeisen en minerale voeding van de zomerei k De zomereik heeft in de Nederlandse bosbouw altijd een rol van betekenis gespeeld. De soort mag zich in de laatste jaren in een toenemende belangstelling verheugen. Het areaal eik is nu al groter dan in het Meerjarenplan Bosbouw is voorzien. Het is opvallend dat over de groei en de groeiplaatseisen van de zomereik in Nederland weinig is gepubliceerd. Tot voor kort was de stand van de kennis van de groeiplaatseisen die, zoals ze was geformuleerd door Houtzagers in zijn handboek voor de Nederlandse bosbouw. De zomereik komt van nature voor in West-, Midden- en Oost-Europa. Het gebied van de natuurlijke verspreiding reikt tot aan de Oeral. Zuidwest- en Noord-Europa worden gemeden. Zowel maritieme als continentale klimaten worden verdragen. De eisen aan bodemvruchtbaarheid en watervoorziening zijn vrij hoog. Houtzagers is in de formulering van deze eisen tamelijk pertinent. De indruk bestaat echter dat anderen aan de zomereik een vrij grote tolerantie voor een lage bodemvruchtbaarheid en droogte toeschrijven maar men dan toch van de zomereik op arme en droge gronden een goede groei verwacht. Deze opvatting is niet onbestreden. In 1935 wees J. J. M. Jansen er al op dat de zomereik in Drente alleen op goede gronden in aanmerking komt alsvervanger van de toen ernstig door het denneschot aangetaste groveden, omdat de zomereik als langzame groeier slechts op goede gronden een rendabele produktie bereikt. Onlangs heeft Van der Meiden deze waarschuwing herhaald, n.a.v. ervaringen met de eiketeelt in Frankrijk. Beknopte geschiedenis en literatuuroverzicht van het onderzoek naar groei en groeiplaats van de zomereik in Nederland In de vijftiger jaren vatte Houtzagers de toen bestaande kennis van de groeiplaatseisen van de zomereik samen. Het onderzoek naar de eisen en eigenschappen van deze soort was toen reeds op gang gekomen. Men kan zeggen dat het sindsdien wel perioden van ups en downs heeft gekend, maar ook dat het gestadig is voortgezet, zij het niet altijd vanuit dezelfde gezichtshoek en ook niet volgens een geheel consequent ten uitvoer gelegd plan. Het onderstaande geeft een opsomming van deze onderzoekingen. De volgorde is willekeurig, en pretendeert niet een rangorde van belangrijkheid te geven. Het groeiplaatsonderzoek is als 164

2 het oudste onderzoek op te vatten dat "De Dorschkamp" in zomereikenopstanden heeft uitgevoerd. Vooral in de 50-er jaren zijn opstanden onderzocht op holtpodzol- en andere zandgron- den en op rivierkleigronden. Pas in de tachtiger jaren werd het onderwerp weer opgevat door De Gelder, die opstanden op rivierkleigronden in zijn onderzoek betrok, en door A. E. Jansen, die de eigenschappen van strooisel en de samenstelling van de mycoflora onderzocht van Drentse zomereikenopstanden. k Het met het voorgaande onderwerp verwante vegetatieonderzoek in zomereikenopstanden is uitgevoerd door Bakker in opstanden in zandgebieden in Zuid-Nederland, door A. E. Jansen in Noordoost-Nederlandsezomereikenopstanden op zandgronden, en door Leys in het Liesbos. Van de activiteiten van de Stichting voor Bodemkartering kunnen worden genoemd die van Bannink et al., die waren gericht op de relatie tussen boomgroei, bodemvruchtbaarheid en vegetatie op zure zandgronden, en die van Vis in zomereikenopstanden in het noordoostelijk bosgebied. * Het groeiplaatseisenonderzoek en het bodemgeschiktheidsonderzoek in zomereikenopstanden zijn in samenwerking tussen "De Dorschkamp" en de Stichting voor Bodemkartering uitgevoerd. Het bodemgeschiktheidsonderzoek kwam in het begin van de zeventiger jaren op gang. Het vond plaats op mariene zand- en kleigronden in Zeeland en de Noordoostpolder en op zure, pleistocene zandgronden in Noordoost- Nederland. De bodemeisen van de zomereik zijn o.a. op basis van dit inventariserend onderzoek geformuleerd. In latere jaren is nagegaan in hoeverre deze formuleringen algemene geldigheid hadden of moesten worden gecorrigeerd. Het groeiplaatseisenonderzoek van de zomereik in Nederland begon in 1977, toen duidelijk was geworden dat de zomereik in het toekomstige bosbouwbeleid een grotere rol dan voorheen zou gaan spelen, en het bleek dat te weinig gedetailleerde kennis omtrent groeiplaatseisen en behandelingsmethoden ter beschikking stond. Dit groeiplaatseisenonderzoek begon op de zure zandgronden in Noord-Brabant, en werd op de Veluwe en in het noordoostelijke bosgebied voortgezet. Ook is onderzoek uitgevoerd in zomereikenopstanden op andere dan de "gebruikelijke eikengronden", nl. in het Amsterdamse Bos en in de boswachterij Wieringermeer. Een begin is gemaakt met de uitvoering van groeiplaatseisenonderzoek op rivierklei- en op mariene gronden, maar dat onderzoek is nog niet voltooid. k Het onderzoek naar de betekenis van de waterhuishouding voor de zomereik heeft op verschillende manieren plaatsgevonden, nl. als literatuur- onderzoek, in het grondwaterstandenproefveld Geestmerambacht en als onderdeel van het bodemgeschiktsheids- en groeiplaatseisenonderzoek, waarin de watervoorziening wordt gekarakteriseerd door de grondwatertrap en het vochtleverend vermogen. k Het groei- en opbrengstonderzoek voor de zomereik is tot voor kort een weinig betreden gebied geweest. Incidentele informatie over de boniteit van de zomereik gaven Tutein Nolthenius en Van Goor. Het onderwerp heeft daarna weer aandacht gekregen aan het einde van de zeventiger en het begin van de tachtiger jaren, en heeft een op Nederlandse gegevens berustende groei- en opbrengsttabel voor de zomereik opgeleverd. Over de aanleg en de teelt van de zomereik zijn gegevens te vinden in "Aanleg en beheer van bossen en beplantingen" en Oosterbaan (1 988b). Diverse publikaties behandelden bepaalde aspecten van de aanleg van zomereik (Boodt, 1942, 1943; Van Haaren, 1980; Jansen & Schoenfeld, 1967a, 1967b; Oosterbaan, 1987; Oosterbaan &Van Tol, 1981 ; Schoenfeld, 1979), van de natuurlijke verjonging (Oosterbaan 1982) en van de teelt (Kerssies, 1980; Oosterbaan, 1979, 1980, 1981a, 1981b, 1988b; Oosterbaan & Verwey, 1987). Het onderzoek naar de betekenis van de minerale voeding en de bodemvruchtbaarheid voor de zomereik heeft diverse aspecten. Aan het eigenlijke onderwerp "minerale voeding van de zomereik" is vrij veel aandacht besteed (Van den Burg, 1974, 1976a, , 1978, 1979, 1983a, 1983b, 1983c, 1984b, 1985b, 1986a, 1986b, 1988c; Van den Burg et al., 1973, 1975; Van den Burg & Peeters 1971, 1973a, 1973b, 1977, 1978; Van den Burg & Schoenfeld, 1971; Van den Burg & De Vries, 1988). Er is op beperkte schaal bemestingsonderzoek uitgevoerd in zomereikencultures (Van den Burg, 1983d, 1985a, 1986b, 1987a; Van den Burg & Peeters, 1973a, 1987; Van den Burg &Schoenfeld, 1971). Speciale onderwerpen zijn de betekenis van de ph als algemene beoordelingsfactor en als indi- 165

3 cator voor de mate van bodemverzuring met het oog op vraagstukken betreffende zure depositie, luchtverontreiniging en bekalking (Van den Burg, 1981 c, 1983b, 1984a, 1985a, 1986a, 1987b, ,1988; Hahn &Van Elk, 1978) en de betekenis van kalkchlorose (Van den Burg, 1987b; Peters et al., 1983). * Als laatste onderwerp kan het onderzoek naar de zoutgevoeligheid van de zomereik worden genoemd. Zolang de zomereik een bosboom was voor de zure zandgronden, speelde het zoutvraagstuk geen rol. Het aanplanten van de zomereik in andere gebieden heeft echter geleid tot zoutproblemen, waartoe zijn te rekenen de inwerking van wegenzout en die van brak en zout bodemvocht. Groei en opbrengst van de zomereik Het groei- en opbrengstonderzoek van de zomereik heeft vroeger vrij weinig aandacht gekregen, als men die vergelijkt met de aandacht die de Amerikaanse eik heeft gehad. Als een van de eersten die onderzoek deden naar de samenhang tussen de groei van de zomereik en de bodemgesteldheid kan men Tutein Nolthenius (1939, 1944) beschouwen, die groeigegevens publiceerde van zomereikenopstanden in de boswachterijen Ulvenhout en Liesbos. Hij kwam tot de conclusie dat de boniteit van de zomereik ),, I ( in deze boswachterijen ca. 3-7 m3-ha-ljaar-l bedroeg, berekend op basis van de recente groeien opbrengsttabel van Oosterbaan (1988b). Na de Tweede Wereldoorlog begon het Bosbouwproefstation TNO met groeiplaatsonderzoek van de zomereik. Van Goor (1951) onderzocht enige zomereikenopstanden op holtpodzolgronden op de Veluwe. Hij vond dat de boniteit van de zomereik op droge, zure bruine bosgronden (holtpodzolgronden) ca. 4 m3ha-ljaar-l bedroeg. Aan de zomereik werd daarna weinig aandacht besteed. Wel zijn sinds 1948 periodieke metingen uitgevoerd in 20 permanente proefperken en vond in de vijftiger tot zeventiger jaren incidenteel groeionderzoek plaats (Oosterbaan, 1988b). Het werken met in wezen buitenlandse groei- en opbrengsttabellen werd in het groeiplaatseisenonderzoekvan de zomereik en in de praktijk steeds meer als onbevredigend ervaren. Het onderzoek naar de groei van de zomereik is daarom in de jaren 1978 t/m 1983 hervat, en wel in devorm van eenmalige opnamen in tijdelijke meetperken voor het groeiplaatseisenonderzoek. Ter beschikking stonden meetgegevens uit langjarig waargenomen groei- en opbrengstproeívelden, meetresultaten van zomereikenopstanden van het groeiplaatseisenonderzoek in de laatste jaren, en gegevens van periodieke hoogtegroeimetingen in de boswachterij Vaals. Deze gegevens zijn bewerkt tot een groei- en opbrengsttabel voor de zomereik (Oosterbaan, 1988b). Voor informatie omtrent groei en opbrengst van de zomereik wordt naar deze tabel verwezen. De absolute boniteit ),,, I ( van de zomereik op de voor de teelt van deze soort gebruikte gronden loopt uiteen van ca. 3 tot ca. 9 m3ha-l jaar1. Volumeboniteiten lager dan 3 m3.ha-l.jaar1 komen in de tabel niet voor, hoewel ze op arme zandgronden geen uitzondering zijn. Het traject komt goed overeen met het in de bodemgeschiktheidswaardering aangenomen traject, dat als klassen voor slechte groei, gemiddelde groei en goede groei de I,-waarden <31/2, 3% - 61/2 en > 6Y2 m3ha-ljaar-l aanhoudt (Waenink& Van Lynden, 1988). Globale groeiplaatseisen van de zomereik De uitvoerigste, voor Nederland geldende samenvatting van de groeiplaatseisen is die van Houtzagers (1 954), welke samenvatting in essentie wordt teruggevonden bij de latere schrijvers Krahl-Urban (1 959) en Van Miegroet (1 976). De zomereik wordt klimaatvaag genoemd en wel in die zin dat de soort van nature voorkomt vanaf zeeniveau tot m hoogte. In de ons omringende gebergten komt hij echter niet hoger voor dan 500 m. Het klimaatvage karakter van de soort blijkt ook uit de neerslag in het natuurlijk verspreidingsgebied, die uiteenloopt van 300 tot 2000 mm jaar -'. In gebieden met lage neerslagcijfers groeit de zomereik echter alleen langs rivieroevers met voldoende hoge grondwaterstanden. Men mag uit het van nature voorkomen in gebieden met lage neerslagcijfers niet de conclusie trekken dat de zomereik zeer droogteresistent is. De soort is verder vooral op zijn plaats op niet te lichte, leemachtige, vochthoudende gronden en op broekgronden. De soort kan tijdelijke overstromingen in de vegetatieperiode goed verdragen. In de laatste jaren wordt de vraag gesteld of de zomereik ook langdurig hoge grondwaterstanden in het voorjaar, gevolgd door een droge periode verdraagt, dit met het oog op de plaatselijke verslechterende conditie van de zomereik sinds 1983 (Oosterbaan & Borgesius, 1986). Op kalkgronden kan de zomereik groeien, maar wordt daar op den duur door de beuk verdrongen. Het is overigens de vraag of hier onder kalkgronden wordt verstaan "gronden met een zeker gehalte aan CaCO, in de bewortelde zone" of "gronden, ooit gevormd in kalkrijk moedermateriaal, maar die hun CaC0,-gehalte geheel hebben verloren", of zelfs "vruchtbare gronden" in het algemeen. De conclusie uit dit alles is dat voor een goede groei de eisen die aan de bodem worden gesteld vrij hoog zijn, en ook dat de eisen aan de waterhuishouding niet mogen worden onderschat. Groei van de zomereik in relatie tot de bodem Groei in relatie tot de beoordelingsfactoren Een van de vragen die door het beheer in de bosbouw worden gesteld, is die naar de te verwachten groei en houtopbrengst. Om deze vraag te kunnen beantwoorden is het nodig dat men de relaties kent tussen de groei en de factoren die daarop van invloed zijn. In de vijftiger jaren werd de groeiverwachting geschat uit vrij globale kennis omtrent de relatie tussen bodemgesteldheid en boniteit. Langzamerhand nam het kennisniveau toe, en kon ook de invloed van de waterhuishouding enigszins worden geschat door het gebruik van grondwa- 166

4 tertrap (GT). In de zeventiger jaren bleek het mogelijk om de bodemvruchtbaarheid van bosgronden redelijk te kunnen schatten met behulpvan de samenstelling van de korte vegetatie. In omgekeerde zin werden de groeiplaatsfactoren bodemgesteldheid, grondwaterstand en vegetatie, die complexe groeperingen zijn van meer direct werkende factoren, als het ware ontbonden in meer primaire factoren. Dit systeem is door de Stiboka ontwikkeld, en sinds 1977 operationeel. Onlangs is een overzicht van dit systeem gepubliceerd (Waenink &Van Lynden, 1988). De bodem wordt als het ware ontbonden in vier zgn. beoordelingsfactoren, de ontwateringstoestand (OT), het vochtleverend vermogen (VL), de voedingstoestand (VT) en de zuurgraad (ZG). Voor definities van deze beoordelingsfactoren wordt verwezen naar de publikatie van Waenink & Van Lynden. Deze factoren hebben het voordeel dat de grootte ervan in het terrein direct kan worden geschat - zij het door personen die over een zekere mate van specialistische ken- nis beschikken. De relatie met de boomgroei is enigszins bekend, of kan worden geschat op basis van bestaande kennis en naar analogie met andere boomsoorten. Sinds 1977 wordt dit systeem ook toegepast voor de zomereik. Deze beoordelingsfactoren zijn o.a. toegepast in het groeiplaatseisenonderzoek voor de zomereik dat in de periode 1977 t/m 1983 is uitgevoerd. Het overzicht van de in dit onderzoek verkregen kennis van de groei en de bodemeigenschappen is te vinden bij Oosterbaan et al. (1987). Hieronder volgt een samenvatting van de uitkomsten. Volgens de uitkomsten van dit onderzoek was de opperhoogteboniteit van de zomereik (S-waarde, zoals die is gedefinieerd in "Aanleg en beheer...", 1981) vooral afhankelijk van het vochtleverend vermogen en van de voedingstoestand, maar niet significant van de ontwateringstoestand en van de zuurgraad. Een groeiplaatsfactor, die geen onderdeel vormt van het systeem van bodemgeschiktheidsbeoordeling maar die wel een significante bijdrage levert aan de verklaring van de waargenomen groeiverschillen, is het groeigebied. Het is nl. gebleken dat van west naar oost in Nederland de boniteit van de zomereik toeneemt bij gelijkblijvende waarden van de aan de bodem gekoppelde beoordelingsfactoren. Voor het gebied waarin het grootste deel van het zomereikenareaal is gelegen, nl. Drenthe, de NW-helft van Overijssel (Salland en de "Kop van Overijssel"), de Veluwe, Noord-Brabant (behalve het uiterste westen) en Limburg (bewesten de Maas) kan de boniteit (aangeduid als de S-waarde) worden geschat met behulp van de volgende relatie: VT=l:- o VT = 2: - 7,64 S (m) = 38,11 + VT = 3: - 9,63 + VL=l: o VT= 4: -1 1,62 VT= 5: -13,81 VL = 2: -0,72 VL = 3: -1,40 VL = 4: -4,23 V1 = 5: geen opgaand bos mogelijk 167

5 Dit model verklaart 65,6% van de variatie in de S-waarde. De vergelijking voor de S-waarde van de zomereik in de resterende gebieden van Nederland heeft dezelfde vorm, maar de coëfficiënten wijken iets af. De term 38,11 moet voor het westelijk groeigebied (West- en Noordwest-Nederland, waarbij de duinen en de Waddeneilanden buiten beschouwing blijven omdat daar geen zomereikenopstanden zijn onderzocht) worden verminderd met 3,66 m, en voor het oostelijk groeigebied (Twente, de Achterhoek en Limburg ten oosten van de Maas) worden vermeerderd met 2,12 m. In deze modellen voor de hoogteboniteit komen geen ZG-term (ph-invloed) en OT-term (ontwateringstoestand) voor, omdat die geen significante bijdrage leverden aan de verklaring van de groeiverschillen. Hierbij moet men bedenken dat deze conclusie alleen geldt voor pleistocene zandgronden. Opstanden met extreme ph-waarden of met een zeer slechte ontwateringstoestand zijn niet onderzocht. Groei in relatie tot enkele bodemkundige factoren Grondwatertrap De onderzochte opstanden van de zomereik liggen op gronden met een van de volgende grondwatertrappen: III*, V, V*, VI, VII en VII". De grondwatertrappen hebben zowel betekenis voor het vaststellen van het vochtleverend vermogen (VL) als voor de ontwateringstoestand [OT). De omschrijving van de grondwatertrappen volgt hiernaast [tabel 1 ). De zomereik wordt beschouwd als een soort die goed bestand is tegen hoge grondwaterstanden (Van den Burg, 1982a) en tegen tijdelijke overstromingen in de vegetatieperiode. In hoeverre deze opvattingen worden ondersteund door het groeiplaatseisenonderzoek volgt uit tabel 2. Daarin zijn per grondwatertrap zowel gemiddelde S-waarden als het S-waardetraject weergegeven. In deze tabel weerspiegelt zich zowel de invloed van de ontwateringstoe- t t Tabel 1 Overzicht en omschrijving van grondwatertrappen (GT) en gradaties van ontwateringstoestanden (OT). GT GHG GLG gradatie OT benaming OT cm -mv cm -mv I ll Il* 111 lil* IV v v* VI VII VII* tot in mv tot in mv (25)-<40 <40 (25)-<40 >40 <40 (25)-< >80 >l 40 5 (GHG <15) 4 (GHG 15-25) 3 4 (GHG ) (GHG 15-25) zeer ondiep vrij ondiep matig diep vrij ondiep matig diep vrij diep vrij ondiep matig diep vrij diep zeer diep zeer diep mv = maaiveld; GHG =gemiddelde hoogste grondwaterstand (te onderscheiden van de voorjaarsgrondwaterstand); GLG = gemiddelde laagste grondwaterstand. stand als die van het vochtleverend vermogen. De boniteit is gemiddeld het slechtst op gronden met GT V, die de slechtste ontwateringstoestand (OT-gradatie 4) hebben van alle onderzochte groeiplaatsen. Bovendien is deze GT het extreemst in zijn verschil tussen GHG en GLG. De groei wordt hier door twee oorzaken beperkt, nl. door de te geringe luchtvoorziening in het voorjaar (gevolg van de hoge GHG) en door de te geringe nalevering van water uit het grondwater als gevolg van een te ondiepe beworteling en een daardoor te grote afstand tussen de onderzijde van de bewortelde zone en de grondwaterspiegel. Hoewel geen opstanden op gronden met GT II en III zijn onderzocht mag men aannemen dat de groei op dergelijke gronden minstens evenzeer beperkt is als die op gronden met GT V. De boniteit neemt van GT Vvia III* + grondwatertrap. GT V*, VI en VII in gemiddelde zin toe, hetgeen te verklaren valt uit de verbetering van de luchtvoorziening bij een in de zomermaanden blijvende nalevering van water vanuit het grondwater op gronden met GT III*, V* en Vl. Zomereikenopstanden op gronden met GTVII kunnen blijkbaar gedurende het begin van de vegetatieperiode nog enigszins profiteren van nalevering vanuit het grondwater. Op zeer droge gronden (GT VII*) is de luchtvoorziening niet beperkend, maar is de grond geen grondwaterprofiel maar een hangwaterprofiel, hetgeen t.o.v. gronden met GT VII een achteruitgang betekent van de watervoorziening. Dit komt tot uiting in een gemiddelde slechtere boniteit. Vochtleverend vermogen en grondwaterdaling Het vochtleverend vermogen van de S-waarde (m) gem min. max lil* i/ 27,4 24, V* V1 28,4 '29, VII 29,O VII* 24,

6 grond is van belang als beoordelingsfactor voor situaties waar in de tijd de watervoorziening min of meer constant blijft, maar ookvoor situaties waar de watervoorziening vanaf een zeker tijdstip een blijvende verandering ondergaat. Met dit laatste wordt gedoeld op de gevolgen van grondwaterdaling veroorzaakt door drinkwaterwinning en door veranderingen in de waterbeheersing ten behoeve van de landbouw. De vraag naar de invloed van grondwaterdaling op de groei van boomsoorten is in de afgelopen 20 jaar steeds nadrukkelijker gesteld. Men kon het hiermee geschapen onderzoekprobleem op diverse manieren aanpakken nl. door: * literatuuronderzoek; in de dertiger jaren is na de aanleg van een kanaal in Noordwest-Duitsland groeiafname en sterfte bij de zomereik waargenomen als gevolg van grondwaterdaling door onderbemaling; de schade was tamelijk groot omdat de grondwaterdaling optrad in een periode met droge zomers (zie literatuur bij Van den Burg, 1977); de overdraagbaarheid van dat onderzoek was echter gering; * onderzoek in opstanden van zomereik waarin de grondwaterstand permanent wordt verlaagd; dit onderzoek zou jaren in beslag gaan nemen; zowel gebrek aan voldoende financiële middelen als aan daarvoor ter beschikking gestelde opstanden hebben dit voornemen tot een illusie gemaakt; * meting van de groeiveranderingen in opstanden waarin grondwaterstandsdaling is opgetreden; het vinden van dergelijke, voor onderzoek geschikte opstanden is veel moeilijker dan wordt aangenomen; tot nu toe is dit voor de zomereik niet gelukt; gebruikmaking van gegevens van groeiplaatseisenonderzoek; in de periode 1978 t/m 1983 zijn in verscheidene opstanden van de zomereik bodernopnamen uitgevoerd, en kon het vochtleverend vermogen worden geschat, doordat een schattingsmethode was ontwikkeld voor de bosbouw (Waenink & Van Lynden, 1988); dit leverde de mogelijkheid om het verband tussen het vochtleverend vermogen en de boniteit (niet: de groei weergegeven als hoogtegroei op lopende-volumeaanwas!) vast te stellen (Van den Burg, 1987~). De laatste methode heeft een verband opgeleverd tussen de boniteit van de zomereik en het vochtleverend vermogen. Door deze relatie te combineren met het eveneens bekende verband tussen de boniteit en de voedingstoestand kan worden geconcludeerd dat in redelijke benadering de relatie tussen de volurneboniteit in relatieve zin (dus niet de boniteit zelf!) en het vochtleverend vermogen niet wordt beinvloed door de voedingstoestand. Stelt men de waarde van de volumeboniteit op 100 op een groeiplaats met het hoogste vochtleverend vermogen (VL-gradatie 1) bij de heersende voedingstoestand, dan zal de boniteit bij vermindering van het vochtleverend vermogen met een zeker percentage afnemen. Dit percentage is nu in redelijke benadering onafhankelijk van de voedingstoestand. De relatie tussen de relatieve volumeboniteit van de zomereik (uitgedrukt als fractie van de maximaal op deze groeiplaats mogelijke volurneboniteit) en de gradaties van het vochtleverend vermogen zijn weergegeven in tabel 3. De zomereik is een tamelijk droogteresistente boomsoort als men hem vergelijkt met de beuk, die (op dezelfde grond) bij VL-gradatie = 4 slechts 38% van de bij VL = 1 mogelijke relatieve volumeboniteit heeft. De groveden is daarentegen iets droogteresistenter. Men kan bovenstaande relatie gebruiken als een schatting moet worden gemaakt van de boniteitsverandering door grondwaterdaling. Men onderscheide deze relatieve boniteitsverandering wel van deverandering in de lopende aanwas, die niet alleen van de boniteit maar ook van o.a. de leeftijd van de opstand afhankelijk is. De absolute boniteit zelf is afhankelijk van o.a. het niveau van bodernvruchtbaarheid. Lutumgehalte Het lutumgehalte speelt een zekere rol als verklarende bodemfactor voor groeiverschillen van de zomereik. Op mariene gronden vertoont de zornereikde beste groei als het luturngehalte van de minerale bovengrond 8-1 7Yz% bedraagt. Voldoende zijn 4-8% en 17%-25 A 35% lutum. Hogere lutumgehalten zijn niet nadelig als het profiel aflopend is, d.w.z. dat het lutumgehalte naar de ondergrond toe afneemt. Op andere gronden met een hoger lutumgehalte is de groei geringer (Vis, 1970). Op gronden met 0-4% lutum wordt de groei door andere factoren dan door verschillen in het lutumgehalte bepaald. Bodemvruchtbaarheid Stikstofvoorzieninci In het bovenomschreven groei-groeiplaatsmodel is de voedingstoestand (VT) een van de variabelen die significant bijdraagt tof de verklaring van de gevonden boniteitverschillen. De voedingstoestand is afgeleid uit de samenstelling van de vegetatie, die een afspiegeling vormt van de bodemvruchtbaarheid. De bodernvruchtbaarheid kan behalve aan de hand I Tabel 3 Het verband tussen het vochtleverend vermogen van de grond en. de relatieve volumeboniteit van de zomereik. I gradatie van het vochtleverend relatieve volumeboniteit vermogen (VL) per groeiplaats 169

7 van de vegetatie ook worden bepaald met behulp van bodemchemische factoren. Deze laatste kunnen o.a. een rol spelen bij de bodemgeschiktheidswaardering en de advisering inzake bemesting, als geen vegetatie aanwezig is om de voedingstoestand te kunnen schatten, of als de vegetatie geen voldoende aanwijzingen geeft. Een van de belangrijkste bodemvruchtbaarheidscomponenten is stikstof. De stikstofvoorziening door de bodem wordt in het bosbouwkundig onderzoek meestal gekarakteriseerd met het stikstofgehalte van de organische stof (N-organisch of het CINquotiënt; N-organisch (%) = 58/(C/N)), soms met de factor N-totaal. Uit de gegevens van de verschillende onderzochte bosgebieden volgt dat de optimale waarde voor N-org. sterk afhangt van het niveau van het vochtleverend vermogen. Een precieze aanduiding van de waarde die N-org. moet hebben om een bepaalde boniteit mogelijk te maken is niet aan te geven, maar wel kan in grote lijnen een indicatie worden gegeven voor de kritische N-org.-waarden met betrekking tot de voor de bodemgeschiktheidswaardering geldende maatstaf voor goede, gemiddelde en slechte groei (Waenink & Van Lynden, 1988). Tabel 4 geeft hiervan een samenvatting. De waarde van N-totaal is veel minder een aanwijzing voor de potentiële stikstofvoorziening dan N-org. Toch speelt deze factor in zure zandgronden een zekere rol. Als nl. de waarde ervan kleiner is dan ca. 0,07%, is ze groeibeperkend. Bij hogere waarden bepaalt niet N-totaal maar N-org. de stikstofvoorziening. Men bedenke dat zowel N-org. als N- totaal van de minerale bovengrond niet meer dan een globale aanwijzing geven van de stikstofvoorziening, en dat alleen over een lange termijn. De actuele stikstofvoorziening kan hiervan afwijken. Deze laatste isveel beter te bepalen met behulp van de bladanalyse. De in het landbouwkundig onderzoek in de laatste jaren toegepaste N-mineraal-methode, waarbij de hoeveelheid minerale stikstof (NH,-N + Tabel 4 Groeiklassen van zomereik en N-org.-waarden (%) van de minerale bovengrond (0-25 cm), in afhankelijkheid van het vochtleverend vermogen. groeiklasse (systeem Stiboka) VL-gradatie slechte groei <l,7 1,6-2,l gemiddelde groei 1,7-2,3 2,3-3,0 goede groei 2,3-3,0 optimum >3,0 >ca. 3,O NO,:N + oplosbare organische N- opstanden op zandgronden met phverbindingen) in het vroege voorjaar in KC1 4,O-4,5 aangetroffen. Op organide bewortelde zone of in een deel er- sche-stofrijke zandgronden (veenontvan wordt bepaald, is voor de bos- ginningsgronden) zijn de ph-kcibouw nog niet onderzocht op de toe- waarden lager, nl. 2,6-3,O. Op marien pasbaarheid ervan. beïnvloede groeiplaatsen (Kuinder- Fosforvoorziening bos, Amsterdamse bos) lopen de ph- KCI-waarden uiteen van 3,7 tot 7,6. Bij Uit de reactie van de zomereik op fos- hoge ph-kci-waarden bevat het proforbemestingvan heidegronden bij de fiel een zeker CaC0,-gehalte. Uit de bosaanleg volgt dat de P-voorziening resultaten van het groeiplaatseisenonslecht is als het P-totaalcijfer 8 mg derzoek (Oosterbaan et al., 1987) P.(1 Oog)-' (P X 2,29 = P205) be- volgde dat in de onderzochte opstandraagt. De P-voorziening van de zo- den de ph-kci-waarde geen merkmereik is dan met behulp van het P- bare invloed op de boniteit uitoefende totaalcijfer van de minerale boven- omdat het vochtleverend vermogen grond alsvolgt te beoordelen (tabel 5): en de voedingstoestand (waarvan de Zuurgraad ph overigens een onderdeel is) al een groot deel van de variatie van de bo- De zomereik staat bekend als een niteit verklaarden. Beziet men de uitzeer zuurtolerante boomsoort. In de komsten van het groeiplaatseisenonmeeste zomereikenopstanden op derzoek per gebied, dan blijkt dat de zandgronden bedraagt de ph-kci- boniteit merkbaar gaat afnemen op waarde van de minerale bovengrond gronden met ph-kc1 < 3,O. De invloed 2,9-4,O (Drente, Veluwe, Noord-Bra- van verschillen in de ph-kc1 is niet bant, boswachterij Vaals). In enkele uit- meer merkbaar op gronden met phzonderlijke gevallen zijn zomereiken- KC1 > 3,5. Het ph-kci-traject 3,O-3,5 i Tabel 5 Waardering van het P-totaalcijfer van de minerale bovengrond, (0-25 cm) voor de zomereik. t P-totaal beoordeling opmerkingen I 1 : mg P.(1 Oog)-' l i onvoldoende P-bemesting heeft een l i groot effect P-bemesting heeft een! merkbaar effect, als alle i l 170

8 is te zien als een overgangstraject. Deze laatste conclusie komt overeen met bevindingen van Schutz(l977) en Schutz & Badoux (1979) voor Zwitserse opstanden. Deze auteurs laten het optimale ph-kci-traject voor de zomereik beginnen bij ph-kcl 2 3% ph-kc1 = 3,3 is dan te beschouwen als een goede benadering van de voor de zomereik kritische zuurgraad van de bodem. Deze waarde stemt overeen met die van de douglas. De tolerantie van de zomereik tegen hoge ph-kci-waarden - hetgeen in Nederland overeenkomt met kalktolerantie - is omstreden. Uit een literatuuroverzicht waarin publikaties tot ca zijn besproken (Van den Burg, 1981 ) volgt dat de boniteit van de zomereik op gronden met ph-kc1 > 6% wel minder is dan bij lagere ph-kciwaarden maar dat de soort daarin niet van veel andere soorten afwijkt. Ellenberg acht de soort zelfs ph-indifferent. In het onderzoek van Vis in Zeeland en de Noordoostpolder werd gevonden dat jonge zomereikenopstanden op kalkhoudende gronden althans ogenschijnlijk geen groeistoornissen hadden. Men zou daarom kunnen aannemen dat de zomereik kalktolerant is. Daartegenover staat de opvatting van Krusmann dat de Europese Quercussoorten - op een aantal uitzonderingen na - geen kalk tolereren. Ook in de boomteelt wordt de zomereik als een soort beschouwd die hoge phwaarden niet goed verdraagt. Sinds ca wordt in beplantingen van zomereik op enkele kalkhoudende opgespoten gronden in het Rijnmondgebied, en sinds 1979 in Oostelijk Flevoland het verschijnsel van kalkchlorose waargenomen. In de jaren 1985 en 1986 trad veel kalkchlorose op bij de zomereik op alle groeiplaatsen in West-Nederland, waar de bodem kalkhoudend was. Deze kalkchlorose komt tot uiting in geelverkleuring van het jongste blad, waarbij alleen de nerven groen blijven. De kleurgrens tussen gele bladschijf en groene nerven is scherp. Het oudere blad is meestal groen. In ernstige gevallen gaat het chlorotische blad necroseverschijnselen vertonen, en sterfi langzaam af. De bomen gaan sterk in conditie achteruit. Dit verschijnsel van kalkchlorose bij de zomereik wordt veroorzaakt door ijzergebrek, vermoedelijk niet door mangaangebrek. Dat laatste komt slechts hier en daar voor. Het is niet bekend waarom ijzergebrek bij de zomereik zich in de laatste jaren in ernstige mate voordoet op kalkhoudende gronden. Het is mogelijk dat het in vroegere jaren niet werd opgemerkt omdat de zomereik alleenop zure gronden werd aangeplant. In hoeverre luchtverontreiniging en zure depositie een rol spelen is onbekend. Het artikel is een bewerkte versie van rapport nr. 530 van "De Dorschkamp". Voor de literatuur wordt verwezen naar dit rapport In het juniljulinummer van het Nederlands Bosbouwtijdschrift verschijnt het tweede deel van dit verhaal. 171

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010.

Aanvulling. Dictaat Inleiding Bodem. Voor versie Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010. Aanvulling Dictaat Inleiding Bodem Voor versie 2009 Bodem en Water 1 (LAD-10806) Bodem en Water II (AEW-21306) Oktober 2010 Inhoud - Figuur 8.8.2.5-2 in Bijlage 8.8-1 Vaststelling gradatie vochtleverend

Nadere informatie

Groei en kwaliteit van jonge eikenopstanden in Nederland

Groei en kwaliteit van jonge eikenopstanden in Nederland Groei en kwaliteit van jonge eikenopstanden in Nederland A. Oosterbaan Uit onderzoek naar verbanden tussen groei en groeipiaatseigenschappen in zomereikenopstanden van 20-75 jaar is gebleken dat de grote

Nadere informatie

Houtoogst en nutriënten op zandgronden Resultaten van het onderzoek, opzet van het adviessysteem en toepassing in de praktijk.

Houtoogst en nutriënten op zandgronden Resultaten van het onderzoek, opzet van het adviessysteem en toepassing in de praktijk. Houtoogst en nutriënten op zandgronden Resultaten van het onderzoek, opzet van het adviessysteem en toepassing in de praktijk. Anjo de Jong, Wim de Vries, Hans Kros and Joop Spijker 27-02-2019 Inhoud De

Nadere informatie

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden Anjo de Jong, Wim de Vries, Hans Kros and Joop Spijker Inhoud Achtergrond: zorg over verarming van de bodem door oogst tak- en

Nadere informatie

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 2 mei 2011 Nummer 2011-04 Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Afgelopen

Nadere informatie

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008

ACHTERGRONDDOCUMENT. Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen. Juni 2008 ACHTERGRONDDOCUMENT Ontwikkelingsvisie en Beheerplan voor de landgoederen Nieuw- en Oud Amelisweerd en Rhijnauwen Juni 2008 Inhoud deel I BASISGEGEVENS 1. Bodem, grondwater en hydrologie 2. Historie van

Nadere informatie

Groeigrafieken van bomen ter bepaling van de opbrengstverandering door grondwaterstandswijzigingen

Groeigrafieken van bomen ter bepaling van de opbrengstverandering door grondwaterstandswijzigingen Groeigrafieken van bomen ter bepaling van de opbrengstverandering door grondwaterstandswijzigingen H.R.J. Vroon Alterra-rapport 036 Alterra, Research Instituut voor de Groene Ruimte, Wageningen, 2000 REFERAAT

Nadere informatie

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden Wim de Vries, Anjo de Jong, Hans Kros and Joop Spijker Inhoud Achtergrond: zorg over verarming van de bodem door oogst tak- en

Nadere informatie

BEPLANTINGSPLAN LANDGOED NIEUW HOLTHUIZEN

BEPLANTINGSPLAN LANDGOED NIEUW HOLTHUIZEN BEPLANTINGSPLAN LANDGOED NIEUW HOLTHUIZEN 1. INLEIDING De heer G. Holthuis en Mevrouw E. Wynia willen een nieuw landgoed aanleggen aan de Markeweg in Steenbergen. Onderdeel daarvan is de aanleg van 5 ha

Nadere informatie

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening.

Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 2 mei 2011 Nummer 2011-04 Een zeer lage Rijnafvoer, nog geen problemen met de watervoorziening. Afgelopen

Nadere informatie

Stichting voor Bodemkartering ~ Q\jW Staringgebouw ç'î AR'

Stichting voor Bodemkartering ~ Q\jW Staringgebouw ç'î AR' .Tl ' Stichting voor Bodemkartering ~ Q\jW Staringgebouw ç'î AR' uü Wageningen Tel. O8370-6333 Rapport nr. 889 BODEMKUNDIG ONDERZOEK VAN DE TOEKOMSTIGE TENNISBANEN TE DOORVJERTH (GEMEENTE RENKUM) door

Nadere informatie

Toestand en evolutie van de bodemvruchtbaarheid van tuinen en openbaar groen in Vlaanderen.

Toestand en evolutie van de bodemvruchtbaarheid van tuinen en openbaar groen in Vlaanderen. Toestand en evolutie van de bodemvruchtbaarheid van tuinen en openbaar groen in Vlaanderen. Voor het eerst de resultaten van jaar bodemanalyse van Vlaamse tuinen met een schat aan informatie voor elke

Nadere informatie

Duiding van trends in uit- en afspoeling

Duiding van trends in uit- en afspoeling Duiding van trends in uit- en afspoeling Piet Groenendijk, december 216, status: concept, wordt nog geredigeerd Trends in uit- en afspoeling kunnen het resultaat zijn van een groot aantal factoren, die

Nadere informatie

Bodem en Water, de basis

Bodem en Water, de basis Bodem en Water, de basis Mogelijkheden voor verbeteringen 5 febr 2018 Aequator Groen & Ruimte bv Het jaar 2017 April tot 30 juni April tot sept Aequator Groen & Ruimte bv 2 Jaar 2017 2017 Zomer warmer

Nadere informatie

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten

Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten ^v^tffâv^^^ IR ',-A- GROOTENHUIS Zwaartevan degronden stikstofbehoefte van suikerbieten ^ it. c/ 3 r ' * * ' ^ " / ; ^3 %* 3 Uit onderzoekingen, verricht door Den Bakker en Ferrari in 1958 en 1959, bleek

Nadere informatie

De rol van de beuk in de bosontwikkeling

De rol van de beuk in de bosontwikkeling De rol van de beuk in de bosontwikkeling Patrick Hommel Rein de Waal Alterra; Wageningen-UR Vegetatiekundige invalshoek: Bostypen zijn vaste combinaties van plantensoorten (struiklaag, kruidlaag, moslaag).

Nadere informatie

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken

Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Grondwater beïnvloedt kwaliteit Limburgse beken Resultaten WAHYD Hoe zit het in elkaar: afkijken bij Noord-Brabant In het onderzoeksproject WAHYD (Waterkwaliteit op basis van Afkomst en HYDrologische systeemanalyse)

Nadere informatie

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers

Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Analyse van N_min in de bodem van maïspercelen Vruchtbare Kringloop Achterhoek/Liemers Marleen Plomp en Gerjan Hilhorst (Wageningen Livestock Research) Maart 217 Inhoud 1. Inleiding... 2 2. Dataset...

Nadere informatie

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen

1. Status. Groenknolorchis (Liparis loeselii) H Kenschets. 3. Ecologische vereisten. 4. Huidig voorkomen Dit profiel dient gelezen, geïnterpreteerd en gebruikt te worden in combinatie met de leeswijzer, waarin de noodzakelijke uitleg van de verschillende paragrafen vermeld is. Groenknolorchis (Liparis loeselii)

Nadere informatie

2 De verbreiding van veengronden

2 De verbreiding van veengronden 2 De verbreiding van veengronden Folkert de Vries, Alterra 2.1 De verbreiding van veengronden in Nederland Veenvorming vindt plaats indien door gebrek aan zuurstof en remming van de biologische activiteit

Nadere informatie

Bemesting in de Nederlandse bosbouw (11) *

Bemesting in de Nederlandse bosbouw (11) * J. Van den Burg, De Dorschkamp, Wageningen Bemesting in de Nederlandse bosbouw (11) * Wie deel I leest met de ogen van iemand, die thuis is in de bemesting van de land- en tuinbouw, zal zich afvragen waarom

Nadere informatie

IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE?

IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE? BIBLIOTHEEK INSTITUUT VOOR 631.8 BODEMVRUCHTBAARHEID GRONINGEN No... /O 7.. ' IS DE BEMESTINGSTOESTAND EEN MAAT VOOR HET PEIL VAN DE LANDBOUW IN EEN GEMEENTE? TH. J. FERRARI Instituut voor Bodemvruchtbaarheid,

Nadere informatie

Teelthandleiding. 4.8 kalkbemesting

Teelthandleiding. 4.8 kalkbemesting Teelthandleiding 4.8 kalkbemesting 4.8 Kalkbemesting... 1 2 4.8 Kalkbemesting Versie: april 2016 Een goede ph (zuurgraad) van de bouwvoor is voor een goede groei van de biet belangrijk, vooral voor de

Nadere informatie

Toestand van het watersysteem januari 2019

Toestand van het watersysteem januari 2019 Toestand van het watersysteem januari 2019 Vlaanderen is milieu Documentbeschrijving Titel Toestand van het watersysteem - januari 2019 Samenstellers VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer Dienst Hoogwaterbeheer,

Nadere informatie

Nadere informatie. Weersverwachting

Nadere informatie. Weersverwachting Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 16 mei 2011 Nummer 2011-06 Droogtesituatie verandert weinig, ondanks regen De wateraanvoer van de Rijn

Nadere informatie

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN

BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN Bijlage 2 bij de toelichting BODEMONDERZOEK GROEI- LOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN i BODEMONDERZOEK GROEILOCATIE GLASTUINBOUW KLEINE HEITRAK, ASTEN In opdracht van: Tuinbouw Ontikkelings Maatschappij

Nadere informatie

Samenvatting 203 Klimaatverandering leidt volgens de voorspellingen tot een toename van de mondiale temperatuur en tot veranderingen in de mondiale waterkringloop. Deze veranderingen in de waterkringloop

Nadere informatie

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011

Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden. Juni 2011 Achtergrond rapportage beleidsregel toepassen van drainage in attentiegebieden Juni 2011 Achtergrond van de lagen benadering De oorsprong van de lagenbenadering moet gezocht worden in de negentiende eeuw,

Nadere informatie

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum

Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum Landbouwkundig belang van een goede waterhuishouding Everhard van Essen Jan van Berkum Aequator Groen & Ruimte bv Opzet presentatie Wat is het belang van een goede waterhuishouding? Wat is een optimale

Nadere informatie

Van Bodemkaart tot. Ruilklassenkaart

Van Bodemkaart tot. Ruilklassenkaart Van Bodemkaart naar Van Bodemkaart tot Titel Ruilklassenkaart Ruilklassenkaart Gert Stoffelsen Bodemkartering of Bodemgeografisch onderzoek van de deelgebieden Scheerwolde en Oldemarkt De deelgebieden

Nadere informatie

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen

Kaart 1 Overzichtskaart. Legenda. Duurswold. Veenkoloniën. Hunze. Drentse Aa. Peilbesluit Paterswolde en stad Groningen Duurswold Veenkoloniën Hunze Drentse Aa Peilbesluit en stad Kaart 1 Overzichtskaart 0 500 1.000 2.000 3.000 4.000 Schaal: 1:100.000 Datum: 4-11-2014 O:\Peilbesluit\Pr ojects\_stad groningen\kaarten 1646

Nadere informatie

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI

4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING - LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 2002 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI 4.17. ORGANISCHE BODEMVERBETERING LANGE TERMIJNPROEF SEIZOEN 22 (TWEEDE TEELTJAAR): HERFSTPREI (in samenwerking met de Vlaamse Compostorganisatie, VLACO) DOEL In een lange termijnproef wordt de bodemverbeterende

Nadere informatie

Bodem en bomen Everhard van Essen

Bodem en bomen Everhard van Essen Bodem en bomen Everhard van Essen Aequator Groen & Ruimte bv Even voorstellen Aequator Groen & Ruimte bv 2 Opzet presentatie Wat bepaald de geschiktheid van de bodem voor de boom? Wat weten we over de

Nadere informatie

Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl

Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl Nederlandse droogteperiodes vanaf 1906 in beeld Bart Vreeken, Logboekweer.nl 6 augustus 2018 Dit is een voorlopige versie. De methode kan nog verbeterd en de droogte van 2018 is nog niet ten einde. Commentaar

Nadere informatie

"Oranje Nassau's Oord" "De Dorschkamp" "De Oostereng" "Bennekomse Bos" KNBV Voorjaarsbijeenkomst KNBV Verslag van de excursie. C. P.

Oranje Nassau's Oord De Dorschkamp De Oostereng Bennekomse Bos KNBV Voorjaarsbijeenkomst KNBV Verslag van de excursie. C. P. 1 I e'. I!'.t'''I"",,'M 11. _ ' "' PI, t ",," "U IPN ". '" "P!I"'" '".. ",... '" M"!lM' '_-!N'" KNBV Voorjaarsbijeenkomst KNBV 1983 Verslag van de excursie C. P. van Goor Het thema van de excursie van

Nadere informatie

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = 140.650 en Y = 447.600.

De projectlocatie ligt globaal op de coördinaten: X = 140.650 en Y = 447.600. Bijlage I Technische beoordeling van de vergunningsaanvraag van Ontwikkelingsverband Houten C.V. voor het onttrekken van grondwater ten behoeve van de bouw van een parkeerkelder onder het nieuw realiseren

Nadere informatie

Joost Meijer, Amsterdam, 2015

Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Deelrapport Kohnstamm Instituut over doorstroom vmbo-mbo t.b.v. NRO-project 405-14-580-002 Joost Meijer, Amsterdam, 2015 Inleiding De doorstroom van vmbo naar mbo in de groene sector is lager dan de doorstroom

Nadere informatie

Rob van der Burg 6 april 2017 Vochtige bossen Tussen verdrogen en nat gaan

Rob van der Burg 6 april 2017 Vochtige bossen Tussen verdrogen en nat gaan Rob van der Burg 6 april 2017 Vochtige bossen Tussen verdrogen en nat gaan Opzet presentatie Brochure Toelichting op de brochure Wat zijn vochtige bossen Emiel: hydrologische herstel en achterliggende

Nadere informatie

Figuur 2 ontwateringsituatie

Figuur 2 ontwateringsituatie Bijlage Achtergrondrapportage beleidsregel toepassen drainage in keurbeschermings- en attentiegebieden Achtergrond van de lagen benadering De oorsprong van de lagenbenadering moet gezocht worden in de

Nadere informatie

Studiedag 17 maart 2011 Starters in het bosonderzoek. Inhoud

Studiedag 17 maart 2011 Starters in het bosonderzoek. Inhoud Studiedag 17 maart 2011 Starters in het bosonderzoek Het boomsoorteffect op regenwormpopulaties in Deense en Vlaamse bossen Stephanie Schelfhout An De Schrijver, Jan Mertens, Lars Vesterdal, Kris Verheyen

Nadere informatie

F. te Riet Liendenhof HB Amsterdam

F. te Riet Liendenhof HB Amsterdam F. te Riet Liendenhof 62 1108 HB Amsterdam Betreft: Beoordeling bodem Gaasperplaspark Datum: 8 april 2015 Prohold BV Amorijstraat 12 6815 GJ Arnhem Tel: 06 27 166 502 gjvanprooijen@telfort.nl www.gerritjanvanprooijen.nl

Nadere informatie

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs

Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Notitie Contactpersoon ir. J.M. (Martin) Bloemendal Datum 7 april 2010 Kenmerk N001-4706565BLL-mya-V02-NL Onderzoeksrapportage naar het functioneren van de IT-Duiker Waddenweg te Berkel en Rodenrijs Tauw

Nadere informatie

SAMENVATTING. www.woerden.nl/onderwerpen/wonen-en-leefomgeving/grondwaterstand en funderingen

SAMENVATTING. www.woerden.nl/onderwerpen/wonen-en-leefomgeving/grondwaterstand en funderingen SAMENVATTING Aanleiding In het westelijke deel van het Schilderskwartier zijn de woningen gefundeerd op houten palen met betonopzetters. Uit onderzoeken in de jaren 90 is gebleken dat de grondwaterstand

Nadere informatie

ph = POEHAA? Hoe men in het bosonderzoek kan omgaan met de ph

ph = POEHAA? Hoe men in het bosonderzoek kan omgaan met de ph Jan van den Burg ph = POEHAA? Hoe men in het bosonderzoek kan omgaan met de ph Het gebruik van de ph van de bodem voor het voorspellen van het gedrag van boomsoorten is niet meer weg te denken. Vanaf de

Nadere informatie

Programma: Studiemiddag Klein- en Steenfruit

Programma: Studiemiddag Klein- en Steenfruit Programma: Studiemiddag Klein- en Steenfruit 1) Geïntegreerde gewasbescherming 2014 2) Selectieve gewasbescherming d.m.v. foggen 3) Mogelijkheden biologische bestrijding 4) Waarschuwings- en adviessystemen

Nadere informatie

Kleine schorseneer aan het infuus voortgang herstelplan in Drenthe

Kleine schorseneer aan het infuus voortgang herstelplan in Drenthe Kleine schorseneer aan het infuus voortgang herstelplan in Drenthe WFD-dag, 28 februari 2015 Edwin Dijkhuis Dit project wordt uitgevoerd en mogelijk gemaakt door: Foto: Peter Meininger Portret: Kleine

Nadere informatie

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha

Kavelpaspoort. Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk. Pilot Natuurlijk Ondernemen. 2,952 ha Kavelpaspoort Cluster 5: Son en Breugel - De Peel- Hooijdonk Pilot Natuurlijk Ondernemen 2,952 ha Geografie en ligging Het gebied van Son en Breugel ligt in het stroomgebied van De Dommel. Tussen de

Nadere informatie

Droogtebericht. Waterbeheerders spelen in op actuele situatie. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW)

Droogtebericht. Waterbeheerders spelen in op actuele situatie. Watermanagementcentrum Nederland. Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 9 mei 2011 Nummer 2011-05 Waterbeheerders spelen in op actuele situatie Ook in de afgelopen week is

Nadere informatie

Compensatieplan Meerdink

Compensatieplan Meerdink Compensatieplan Meerdink Inleiding De heer Meerdink heeft het college van burgemeester en wethouders van Winterswijk gevraagd om de agrarische bestemming Meester Meinenweg 29 te wijzigen in de bestemming

Nadere informatie

Projectnummer: C01012.100139.0400/LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: 078572453:0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd)

Projectnummer: C01012.100139.0400/LB. Opgesteld door: Tristan Bergsma. Ons kenmerk: 078572453:0.2. Kopieën aan: Cees-Jan de Rooi (gd) MEMO ARCADIS NEDERLAND BV Beaulieustraat 22 Postbus 264 6800 AG Arnhem Tel 026 3778 911 Fax 026 4457 549 www.arcadis.nl Onderwerp: Beknopte watersysteemanalyse de Knoop, Doetinchem Arnhem, 29 juli 2015

Nadere informatie

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree)

Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree) Bepaling Gemiddeld Hoogste Grondwaterstand Natuurbegraafplaats te Rooth (Maasbree) Gegevens opdrachtgever: Kellerberg Bosgoed B.V. Helenaveenseweg 45 5985 NL Grashoek 0493-536068 Contactpersoon: De heer

Nadere informatie

Groeimetingen eik op zware kleigrond in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. zijn als regel eerste versies van te schrijven rapporten

Groeimetingen eik op zware kleigrond in Oostelijk en Zuidelijk Flevoland. zijn als regel eerste versies van te schrijven rapporten ~erkdocument 1985-186 Abw RijksdiensI voor de Usselmeerpolden. van J. Hoogesteger. Smedlnghuis, Lelystad.. BIB!,,.!R OB IJSSEit.~k,i1:?i:':3L.~ERS datum: oktober

Nadere informatie

Toestand van het watersysteem november 2018

Toestand van het watersysteem november 2018 Toestand van het watersysteem november 218 Vlaanderen is milieu Documentbeschrijving Titel Toestand van het watersysteem - november 218 Samenstellers VMM, Afdeling Operationeel Waterbeheer Dienst Hoogwaterbeheer,

Nadere informatie

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek

Bijlage 1. Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlage 1 Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bijlagel Geohydrologische beschrijving zoekgebied RBT rond Bornerbroek Bodemopbouw en Geohydrologie Inleiding In deze bijlage wordt

Nadere informatie

Starters in het bosonderzoek 2011. Gorik Verstraeten Bart Muys, Jakub Hlava, Kris Verheyen. Margot Vanhellemont. Inleiding

Starters in het bosonderzoek 2011. Gorik Verstraeten Bart Muys, Jakub Hlava, Kris Verheyen. Margot Vanhellemont. Inleiding Starters in het bosonderzoek 2011 Veranderingen in bodem- en strooiselkenmerken bij de omvorming van gemengd loofhout naar fijnspar. Gorik Verstraeten Bart Muys, Jakub Hlava, Kris Verheyen Margot Vanhellemont

Nadere informatie

Bemesting. Fosfaatgebruiksnormen. Mestwetgeving Wettelijk op maisland: 112 kg N/ha/jaar en bij hoge PW 50 kg P205/ha/jaar 1-2-2016.

Bemesting. Fosfaatgebruiksnormen. Mestwetgeving Wettelijk op maisland: 112 kg N/ha/jaar en bij hoge PW 50 kg P205/ha/jaar 1-2-2016. Even Voorstellen Pascal Kleeven Akkerbouw/vollegrondgroentebedrijf Sinds1999 in dienst bij Vitelia-Agrocultuur Bemesting Wie teelt er maïs? Vragen Wie heeft er een mestmonster? Wie heeft er actuele grondmonsters?

Nadere informatie

Langetermijneffecten van minerale bosbemesting: de Harderwijker proef. Roland Bobbink & Arnold van den Burg

Langetermijneffecten van minerale bosbemesting: de Harderwijker proef. Roland Bobbink & Arnold van den Burg Langetermijneffecten van minerale bosbemesting: de Harderwijker proef Roland Bobbink & Arnold van den Burg BIOGEOCHEMICAL WATER-MANAGEMENT & APPLIED RESEARCH ON ECOSYSTEMS Opbouw presentatie Korte intro:

Nadere informatie

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen

Eiwitgewassen. Voordelen luzerne. Nadelen luzerne 1/14/2016. Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja. Eiwitrijke gewassen Eiwitgewassen Eiwitrijke gewassen Luzerne Rode klaver Lupine Veldbonen Soja Voordelen luzerne Nadelen luzerne Positief effect op bodemstructuur Droogteresistent door diepe beworteling Nalevering N: 60

Nadere informatie

Klimaatverandering en effecten op het bomenbestand

Klimaatverandering en effecten op het bomenbestand Klimaatverandering en effecten op het bomenbestand Presentatie Arthur Wopereis en Henk Puijk Platform Water Vallei en Eem Wageningen 15 december 2016 1. Inleiding 2. Onderzoeksvragen 3. Verandering van

Nadere informatie

Verzuring van bosbodems: oorzaken, gevolgen en herstelmaatregelen

Verzuring van bosbodems: oorzaken, gevolgen en herstelmaatregelen Verzuring van bosbodems: oorzaken, gevolgen en herstelmaatregelen Wim de Vries, Anjo de Jong, Rein de Waal, Popko Bolhuis (Alterra) Roland Bobbink, Maaike Weijters (B-WARE) Arnold van den Burg (St. BioSFeer)

Nadere informatie

Bijlage: bodemanalyses als nulmeting

Bijlage: bodemanalyses als nulmeting Credits for Carbon Care CLM Onderzoek en Advies Alterra Wageningen UR Louis Bolk Instituut Bijlage: bodemanalyses als nulmeting In het project Carbon Credits hadden we oorspronkelijk het idee dat we bij

Nadere informatie

Is er in 2019 een verhoogd risico op droogte?

Is er in 2019 een verhoogd risico op droogte? Is er in 2019 een verhoogd risico op droogte? Een analyse met de landelijke toepassing van het NHI het Landelijk Hydrologisch Model (LHM) Huite Bootsma (Deltares) Janneke Pouwels en Timo Kroon 1. Het LHM,

Nadere informatie

De Stichting voor Bodemkartering bestaat vijfentwintig jaar

De Stichting voor Bodemkartering bestaat vijfentwintig jaar - «L,r 1 1 1 n 1 1 1,,,, l i i i! H M 1, H H -, n < i n ; ^ i l i l l l H : Bodemkaart en Bosbouw De Stichting voor Bodemkartering bestaat vijfentwintig jaar C P van Goor Bosbouwproefstation n september

Nadere informatie

Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte

Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte Watermanagementcentrum Nederland Landelijke Coördinatiecommissie Waterverdeling (LCW) Droogtebericht 26 april 2011 Nummer 2011-03 Kernboodschap: Waterbeheerders houden rekening met aanhoudende droogte

Nadere informatie

Verwachtingen voor afvoeren, neerslag en temperaturen in de zomer van maart 2011 Nummer LCW Droogtebericht

Verwachtingen voor afvoeren, neerslag en temperaturen in de zomer van maart 2011 Nummer LCW Droogtebericht 24 maart 2011 Nummer 2011-01 LCW Droogtebericht Verwachtingen voor afvoeren, neerslag en temperaturen in de zomer van 2011 De kans op lage afvoeren is voor de Rijn in het komende voorjaar en zomer groter

Nadere informatie

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst

Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Quick scan archeologie, gemeente Loon op Zand, Kaatsheuvel Van Heeswijkstraat / Horst Opsteller: B. van Sprew Opdrachtgever: H. de Jongh (H. de Jongh Advies) Datum: 22-8-2012 Aanleiding en doelstelling

Nadere informatie

De groei van enkele Picea- en Abiessoorten in O-Flevoland

De groei van enkele Picea- en Abiessoorten in O-Flevoland A. Oosterbaan (De Dorschkamp) De groei van enkele Picea- en Abiessoorten in O-Flevoland Bij de bebossing van O-Flevoland is in de zestiger jaren een aantal proefvelden aangelegd om de ontwikkeling van

Nadere informatie

Nederlandse ervaringen met de biomassaproduktie van populier en wilg in zeer korte omlopen

Nederlandse ervaringen met de biomassaproduktie van populier en wilg in zeer korte omlopen J. van den Burg en E.J. Dik (IBN-DLO, Wageningen) Nederlandse ervaringen met de biomassaproduktie van populier en wilg in zeer korte omlopen De teelt van snelgroeiende populieren in korte omloop is in

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Bodemvocht regime en evapotranspiratie aan de rand van de Botswaanse Kalahari, in het bijzonder met betrekking tot diep wortelende vegetatie Het grootste deel van de Botswaanse

Nadere informatie

Mineraalgift als maatregel tegen verzuring. Leon van den Berg (Bosgroep Zuid Nederland) Maaike Weijters (onderzoekcentrum B-WARE)

Mineraalgift als maatregel tegen verzuring. Leon van den Berg (Bosgroep Zuid Nederland) Maaike Weijters (onderzoekcentrum B-WARE) Mineraalgift als maatregel tegen verzuring Leon van den Berg (Bosgroep Zuid Nederland) Maaike Weijters (onderzoekcentrum B-WARE) Inleiding Mineralen Verzuring Wat is er bekend? Onderzoek Resultaten Wat

Nadere informatie

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas

Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas reg.nr. 17.87199 17.100697 Potenties voor vegetaties van Natte duinvalleien in het plangebied Hanenplas 1. Hydrologie 1.1 Hydrologische voorwaarden voor Schoenetum : zomergrondwaterstanden die niet verder

Nadere informatie

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24

: SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24 Logo MEMO Aan : Henrike Francken Van : Michiel Krutwagen Kopie : Dossier : BA1914-112-100 Project : SAB Prinses Margrietlaan Best Betreft : Watertoets ontwikkeling Prinses Margrietlaan nabij nr. 24 Ons

Nadere informatie

Organische stof what else? Marjoleine Hanegraaf

Organische stof what else? Marjoleine Hanegraaf Organische stof what else? Marjoleine Hanegraaf Vraagstelling Aanleiding: Vuistregel voor de afbraak: 2% per jaar (range 1.6 2.4%) 1 Ervaringsfeit veel telers: variatie in de afbraak, mogelijk >2% Onderzoeksvraag:

Nadere informatie

Bekendheid Overijsselse regio s

Bekendheid Overijsselse regio s Rapport Bekendheid Overijsselse regio s Resultaten 2-meting december Rapportage: januari 2011 Bestemd voor: Aljona Wertheim-Davygora, Provincie Overijssel nbtc nipo research postadres Postbus 458 2260

Nadere informatie

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg

Geohydrologische situatie Burg. Slompweg Notitie Contactpersoon Johannes Weemstra Datum 21 november 2012 Kenmerk N003-1210450WEJ-rrt-V01-NL Geohydrologische situatie Burg. Slompweg 1 Inleiding In opdracht van de gemeente Steenwijkerland heeft

Nadere informatie

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief

5.6 Het Nederlands hoger onderwijs in internationaal perspectief 5.6 Het s hoger onderwijs in internationaal perspectief In de meeste landen van de is de vraag naar hoger onderwijs tussen 1995 en 2002 fors gegroeid. Ook in gaat een steeds groter deel van de bevolking

Nadere informatie

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld

Watertoets Klaproosstraat 13, Varsseveld Notitie Contactpersoon Inkie Goijer Datum 1 augustus 2008 Kenmerk N002-4579913IGO-evp-V03-NL 1.1 Inleiding De watertoets De watertoets is een instrument dat ruimtelijke plannen toetst op de mate waarin

Nadere informatie

2 BEMESTING WINTERTARWE

2 BEMESTING WINTERTARWE 2 BEMESTING WINTERTARWE 2.1 Bekalking, basisbemesting en stikstofbemesting in wintertarwe W. Odeurs 1, J. Bries 1 Een beredeneerde bemesting is een belangrijke teelttechnische factor voor het bekomen van

Nadere informatie

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek

Geohydrologisch onderzoek Centrumplan Oldebroek Notitie Contactpersoon Wietske Terpstra Datum 2 februari 2006 Kenmerk N001-4425137TER-pla-V01-NL 1.1 Bodemopbouw De regionale bodemopbouw is afgeleid uit de Grondwaterkaart van Nederland 1 en boorgegevens

Nadere informatie

BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN

BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN i BODEMOPBOUW EN INFILTRATIECAPACITEIT VLASSTRAAT/BRIMWEG, SOMEREN-EIND RESULTATEN VELDWERK EN INFILTRATIEBEREKENINGEN Uitgebracht aan:

Nadere informatie

Veel leesplezier! Bertus Stip, Hoveniersbedrijf Stip

Veel leesplezier! Bertus Stip, Hoveniersbedrijf Stip Het bodemboek aanleg en onderhoud van de tuin Voorwoord De grond in de tuin, wat moeten we daar nu weer mee? Misschien heeft u zichzelf deze vraag wel eens gesteld. Wij van Hoveniersbedrijf Stip stellen

Nadere informatie

Bijlage 1: Kaart locatie inrichtingsmaatregelen buiten het natuurgebied

Bijlage 1: Kaart locatie inrichtingsmaatregelen buiten het natuurgebied Bijlage 1: Kaart locatie inrichtingsmaatregelen buiten het natuurgebied Bijlage 2. Kaart hydrologische effecten Met een hydrolgisch model zijn de effecten van de waterhuishoudkundige maatregelen uit het

Nadere informatie

Prognose mastverwachting 2013

Prognose mastverwachting 2013 Prognose mastverwachting 2013 Afbeelding 1: mast in wintereik Ing B. Exterkate 30 augustus 2013 Prognose mastverwachting 2013 Inschatting van de te verwachten mast op de Veluwe van Quercus rubra, Quercus

Nadere informatie

METEN = WETEN Onderbouwing Duurzaam Bosbeheer

METEN = WETEN Onderbouwing Duurzaam Bosbeheer Peter Stouten 21 april 2016 METEN = WETEN Onderbouwing Duurzaam Bosbeheer Inhoud presentatie Oculaire inventarisatie Meten, hoe doe je dat? Wat kun je ermee? Oculaire inventarisatie Beoordeling op het

Nadere informatie

Huidige situatie en verwachtingen voor rivierafvoeren, (water)temperaturen en grondwater

Huidige situatie en verwachtingen voor rivierafvoeren, (water)temperaturen en grondwater Huidige situatie en verwachtingen voor rivierafvoeren, (water)temperaturen en grondwater De wateraanvoer van de Rijn is laag voor de tijd van het jaar, hij bedraagt momenteel 1165 m3/s. Naar verwachting

Nadere informatie

INVESTERINGSNIVEAU VAN LAND- EN TUINBOUWBEDRIJVEN IN VERSCHILLENDE GEBIEDEN. L.W. Vink en CG. J. van Oostrom. SÏAUii^^büOUW

INVESTERINGSNIVEAU VAN LAND- EN TUINBOUWBEDRIJVEN IN VERSCHILLENDE GEBIEDEN. L.W. Vink en CG. J. van Oostrom. SÏAUii^^büOUW NN31545.0 139 OTA 739 mei 1973 Instituut voor Cultuurtechniek en Waterhuishouding Wageningen INVESTERINGSNIVEAU VAN LAND- EN TUINBOUWBEDRIJVEN IN VERSCHILLENDE GEBIEDEN L.W. Vink en CG. J. van Oostrom

Nadere informatie

Het gebruik van gips in de fruitteelt

Het gebruik van gips in de fruitteelt Het gebruik van gips in de fruitteelt Inleiding Als voedingselement zorgt calcium voor stevige, lang houdbare vruchten. Calcium speelt daarnaast ook een belangrijke rol bij bodemstructuur en -vruchtbaarheid.

Nadere informatie

ONDERZOEK OVER MOLYBDEENGEBREK^^^V^^

ONDERZOEK OVER MOLYBDEENGEBREK^^^V^^ ßmUOTHE K. 'NiTJTUÙTvûôx ONDERZOEK OVER MOLYBDEENGEBREK^^^V^^ Ir. CH. H. HENKENS Instituut voor Bodemvruchtbaarheid, Groningen Naar aanleiding van de resultaten van de proeven van Dr. E. G. MULDER met

Nadere informatie

sumptieaardappelen KW 406, KW 407 Door: ing H.W.G.Floot

sumptieaardappelen KW 406, KW 407 Door: ing H.W.G.Floot opbrengst en sortering van con- Invloed van bladbemesters ( vooral Mg en Mn) op de sumptieaardappelen KW 406, KW 407 Door: ing H.W.G.Floot Inleiding Vele mineralen, anorganische stoffen en sporenelementen

Nadere informatie

Steenmeel: panacee voor tegengaan van verzuring en achteruitgang bosvitaliteit?

Steenmeel: panacee voor tegengaan van verzuring en achteruitgang bosvitaliteit? Steenmeel: panacee voor tegengaan van verzuring en achteruitgang bosvitaliteit? Wim de Vries (WENR) Maaike Weijters (B-WARE), Anjo de Jong en Jaap Bloem (WENR) Arnold van de Burg (St. Biosfeer), Gert-Jan

Nadere informatie

Toediening van steenmeel: een concept plan van aanpak voor beheerders

Toediening van steenmeel: een concept plan van aanpak voor beheerders Toediening van steenmeel: een concept plan van aanpak voor beheerders Wim de Vries Anjo de Jong, Jaap Bloem (WENR) Maaike Weijters, Roland Bobbink (BWARE) Samenvatting resultaten steenmeel in bos Steenmeel

Nadere informatie

Stikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen?

Stikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen? Stikstofbemestingsadviezen: zijn ze nog actueel en wat zou moeten veranderen? Themamiddag Bemesting Akkerbouw, Putten 30 november 2017 Romke Postma, Willem van Geel (WUR) & Janjo de Haan (WUR) Aanleiding

Nadere informatie

Veldwerkplaats vochtige bossen

Veldwerkplaats vochtige bossen Veldwerkplaats vochtige bossen Hoe kan hydrologisch herstel (vermesting), verzuring en verdroging tegen gaan? Emiel Brouwer, onderzoekcentrum BWARE Rob van den Burg, Bosgroep Zuid Nederland Bos op de pleistocene

Nadere informatie

Douglas: niet alles goud dat er blinkt

Douglas: niet alles goud dat er blinkt Douglas: niet alles goud dat er blinkt P. R. Hilgen Landbouwuniversiteit Wageningen De laatste decennia is de douglas uitgegroeid tot een van de belangrijkste boomsoorten van de Nederlandse bosbouw. Volgens

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 43757 2 december 2015 Regeling van de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 24 november 2015, 2015-0000289457,

Nadere informatie

huidig praktijk peil (AGOR) [m NAP]

huidig praktijk peil (AGOR) [m NAP] TOELICHTING INDICATIEVE SCENARIOBEREKENING Voor het herstel van de natuur in de N2000 gebieden zijn enkele indicatieve scenarioberekeningen uitgevoerd ter verkenning van het effect op het (kwantitatieve)

Nadere informatie

Grondsoort en grondprijs

Grondsoort en grondprijs Grondsoort en grondprijs November 2016 Huib Silvis, Martien Voskuilen (Wageningen Economic Research) Paul Peter Kuiper (Kadaster) en Everhard van Essen (Aequator) Grondpercelen met lichte en zware zavel

Nadere informatie

Bemesten van gras na mais en mais na gras?

Bemesten van gras na mais en mais na gras? Bemesten van gras na mais en mais na gras? Wim Bussink (NMI) & Janjo de Haan (WUR) Voorkomende situaties: Rotatie/wisselbouw: 3 jaar gras en 3 jaar mais Eénmaal in de 5-10 jaar, bouwland middels mais,

Nadere informatie

Verjonging van Jeneverbes

Verjonging van Jeneverbes Verjonging van Jeneverbes Esther Lucassen, Michael van Roosmalen, Ton Lenders, Jan Roelofs Meinweg Ecotop, 27 september 2014, Landgoed Kasteel Daelenbroek, Herkenbosch Info: Esther Lucassen, Onderzoekscentrum

Nadere informatie

Trends in bodemvruchtbaarheid in Nederlandse landbouwgronden

Trends in bodemvruchtbaarheid in Nederlandse landbouwgronden Trends in bodemvruchtbaarheid in Nederlandse landbouwgronden Arjan Reijneveld 8 N o v e m b e r 2013 Trends in bodemvruchtbaarheid in kaart gebracht met hulp van gegevens grondonderzoek Opbouw presentatie

Nadere informatie