Notitie bestuurlijke keuzes. Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan in relatie tot Doorontwikkeling Repressie

Transcriptie

1 Notitie bestuurlijke keuzes Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan in relatie tot Doorontwikkeling Repressie

2 Inhoudsopgave 1 Inleiding Aanleiding Proces tot nu Leeswijzer Bestuurlijke kaders Brandrisicoprofiel Huidige situatie Ontwikkelingen Afwegingen Dekkingsplan Huidige situatie Ontwikkelingen Overwegingen Bestuurlijke vraagstukken Brandrisicoprofiel Dekkingsplan Bestuurlijke normering / verantwoorden Bijlage 1: Ontwikkelingen uitleg en status Rapport Inspectie van Justitie en Veiligheid RemBrand Uitruk op Maat

3 1 Inleiding Om te kunnen anticiperen op veranderingen en ontwikkelingen binnen de organisatie en maatschappij, is het belangrijk om periodiek te bezien of de operationele inrichting van de organisatie nog voldoende effectief is. In dit kader is het van belang dat het Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan geregeld gereviseerd worden. 1.1 Aanleiding Dit document is de start voor de vaststelling van een herzien Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan. In 2012 en 2013 zijn respectievelijk het huidige Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan bestuurlijk vastgesteld. Omdat in de afgelopen jaren is gestart met doorontwikkeling van de repressieve organisatie, zijn deze tot op heden niet gereviseerd. De Inspectie voor Justitie en Veiligheid (IJ&V) heeft deze revisie tevens als aandachtpunt benoemd. Voor het vaststellen van een nieuw Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan is het van belang om de gewenste kaders en prestaties eenduidig vast te stellen. Het Bestuur van de veiligheidsregio wordt in deze notitie gevraagd hierin een aantal keuzes te maken, dan wel kennis te nemen van toekomstige keuzemogelijkheden. Deze besluiten zijn noodzakelijk om richting te geven en te komen tot een gedragen uitwerking van de onderbouwende documenten voor de doorontwikkeling van de repressieve organisatie. 1.2 Proces tot nu De afgelopen drie jaar is op intensieve wijze gekomen tot een set van uitgangspunten voor een nieuwe basis voor de incidentbestrijdingsorganisatie van Brandweer Gooi en Vechtstreek. De aanleiding hiervan is de bezettingsproblematiek bij de vrijwillige posten tijdens de doordeweekse dag situatie, en de roosterproblematiek rondom het 24/7 gekazerneerd bemensen van de TS2 s door middel van dagdienstpersoneel, 24 uurspersoneel en vrijwilligers. Om draagvlak te creëren bij het bestaande repressieve personeel is er voor gekozen hen te betrekken bij de repressieve doorontwikkeling. Het proces van de afgelopen jaren is daarom doorlopen met een vertegenwoordiging van alle doelgroepen binnen de organisatie. In 2016 is gestart met het uitvoeren van een drietal proeven, gebaseerd op scenario s die ontworpen zijn op aangedragen ideeën van de repressieve medewerkers. Vervolgens zijn de resultaten van deze proeven met drie ontwerpgroepen omgezet in een definitief ontwerp. In dit definitieve ontwerp zijn uitgangspunten geformuleerd voor het verdelen van personeel en materieel, op basis waarvan begin 2018 een schets is opgeleverd. Het doel is vervolgens om de schets bestuurlijk te onderbouwen door het nieuwe Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan 3.0 die dit jaar opgeleverd worden. 1.3 Leeswijzer Als eerste wordt een korte schets van de bestaande situatie gegeven. Daarin wordt de basis voor de huidige repressieve organisatie toegelicht. Vervolgens komen een aantal onderwerpen en nieuwe ontwikkelingen aan de orde, die relevant zijn voor het opstellen van een nieuw Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan. Tot slot worden de gevraagde keuzes of discussiepunten weergegeven die voor de bestuur conferentie zijn geformuleerd. 3

4 2 Bestuurlijke kaders Bij het opstellen van een nieuw Brandrisicoprofiel en een Dekkingsplan zal opnieuw beoordeeld moeten worden, welke balans in de brandweerzorg tussen Risicobeheersing en Incidentbestrijding wordt gekozen. Bestuurlijke keuzes voor een andere vorm van repressieve brandweerzorg, dan wel het stellen van nieuwe kaders, kunnen leiden tot een wijziging in de berekende dekking. Voor objecten waar niet aan de normtijden wordt voldaan, zal bepaald moeten worden hoe bestuurlijk gemotiveerd kan worden afgeweken. Om te komen tot een zo optimaal mogelijke repressieve organisatie is het daarbij van belang om inzicht te hebben in de huidige situatie en ook de ontwikkelingen die hier invloed op hebben. Om overzicht te krijgen in de complexiteit en onderlinge verbanden zijn alle ontwikkelingen en situaties in onderstaand overzicht weergegeven. Op basis van deze informatie worden vraagstukken voorgelegd, waarmee de richting bepaald wordt voor de inrichting van het Brandrisicoprofiel, Dekkingsplan 3.0 en daarmee de doorontwikkeling repressieve organisatie. RemBrand, Rapport IJ&V en Uitruk op Maat zijn nieuwe ontwikkelingen. Een korte uitleg over de inhoud en status hiervan is bijgevoegd in bijlage 1. 4

5 2.1 Brandrisicoprofiel Het doel van het Brandrisicoprofiel is om inzichtelijk te maken welke brandrisico s ten aanzien van basisbrandweerzorg binnen de regio bestaan. Het gaat hierbij om de dagelijkse brandweerzorg en niet om grootschalige rampen en crises, die in het Regionaal Risicoprofiel zijn uitgewerkt. Op basis van het Brandrisicoprofiel kunnen bestuurlijke keuzes gemaakt worden, in hoeverre preventieve en repressieve inzet van de brandweer wenselijk en noodzakelijk is om aan de wettelijke normtijden te kunnen voldoen, of om bestuurlijk gemotiveerd afwijken mogelijk te maken. Het Brandrisicoprofiel vormt daarmee een belangrijke bestuurlijke grondlegger voor het Dekkingsplan Huidige situatie De brandweerzorg wordt bepaald door een samenspel van maatregelen op het gebied van Risicobeheersing en Incidentbestrijding. Dit is in de regelgeving ook vastgelegd (Besluit veiligheidsregio s (Bvr) art lid 2) via de bepaling dat het bestuur alleen gemotiveerd mag afwijken van de wettelijke normtijden indien de keuze van de locatie en de mate van de afwijking gemotiveerd wordt. In het huidige Dekkingsplan 2.0 is dit geborgd door voor objecten waar een overschrijding van de normtijd is berekend, aanvullende maatregelen vanuit Risicobeheersing en Brandveilig Leven voor te stellen. Tot nog toe zijn een aantal mogelijke maatregelen in kleinschalige pilots beproefd (zoals woningchecks en het plaatsen van rookmelders in Ankeveen). Er is echter nog geen planmatige aanpak opgesteld, om in alle gebouwen met een overschrijding de komende jaren aanvullende brandveiligheidsmaatregelen te treffen Ontwikkelingen Het huidige Brandrisicoprofiel dateert uit 2012 en is aan actualisatie toe, zodat veranderingen in het risicobeeld kunnen worden vastgelegd. Dit sluit aan bij één van de aanbevelingen in het rapport van IJ&V. Eén van de projecten uit RemBrand omvat het systeem van gebiedsgerichte opkomsttijden en gaat uit van een verdeling van het verzorgingsgebied in 3 risicogebieden, waarvoor een bepaalde range van opkomsttijden geldt. Het gemiddelde risico van een gebied is bepalend; voor bovenmatige risico s (hotspots) zal een maatwerk oplossing getroffen moeten worden. Dit kan in de vorm van aanvullende maatregelen vanuit Risicobeheersing of Brandveilig Leven Afwegingen Ten opzichte van het huidige Brandrisicoprofiel zijn een aantal veranderingen mogelijk: Er is nog geen landelijk uniforme werkwijze voor het opstellen van een Brandrisicoprofiel. Het model van Veiligheidsregio Utrecht dat gebruikt is in 2012, is gebaseerd op de NVBR Handleiding Brandrisicoprofiel. Het Brandrisicoprofiel kan, ter voorbereiding op mogelijke nieuwe regelgeving, worden uitgebreid met de methodiek van gebiedsgerichte opkomsttijden, conform het deelproject RemBrand. Uitbreiding met gebiedsgerichte opkomsttijden vraagt ook een gebiedsgerichte aanpak voor Brandveilig Leven. Ten aanzien van het gemotiveerd afwijken van de normtijden, heeft IJ&V de aanbeveling aan onze regio gedaan om het bestuur structureel te informeren over de voortgang en de effectiviteit van genomen risico-beperkende maatregelen. Effectiviteit is regionaal moeilijk aan te tonen 5

6 vanwege het beperkte aantal incidenten met onvoldoende statistische waarde en kan mogelijk landelijk worden opgepakt. Op basis van de geïnventariseerde brandrisico s per gebruiksfunctie in het Brandrisicoprofiel kan aan de voorkant worden besloten om de wettelijke normtijden voor objecten met een laag risico aan te passen. Dit kan, mits gemotiveerd, en leidt tot een betere dekking. Wanneer voor deze mogelijkheid wordt gekozen, moet dit vóór de vaststelling van het Brandrisicoprofiel nader uitgewerkt worden. In het Brandrisicoprofiel kan ter voorbereiding op de implementatie van Uitruk op Maat een inschatting van brandrisico s en scenario s per gebruiksfunctie worden opgenomen, op basis van kennis en ervaring vanuit afdeling Risicobeheersing. De bestaande capaciteit voor Brandveilig Leven binnen de BGV is ontoereikend om aan een grootschalige aanpak van objecten met overschrijding van de normtijd invulling te kunnen geven. Denk hierbij ook aan lopende ontwikkelingen als de wijkbrandweerman en de versterking van de maatschappelijke functie van de posten. Dit kan een verschuiving van capaciteit betekenen vanuit Risicobeheersing, of uitbreiding van formatie. Het bestuur besluit of het Brandrisicoprofiel moet worden overlegd met de gemeenteraden, of dat dit in afwijking van Wet Veiligheidsregio s art. 15 lid 3 niet gebeurt; net als bij het Brandrisicoprofiel In vervolg op het nieuwe Dekkingsplan moet een concrete planning en prioritering voor het uitvoeren van maatregelen Risicobeheersing/Brandveilig Leven worden gemaakt, voor objecten waar niet voldaan wordt aan de bestuurlijke vastgestelde normtijden. 2.2 Dekkingsplan Het doel van het Dekkingsplan is om inzichtelijk te maken op welke wijze de basisbrandweerzorg binnen de regio zo optimaal mogelijk ingericht is. Op basis van het Dekkingsplan kunnen in lijn met het Brandrisicoprofiel bestuurlijke keuzes gemaakt worden. Deze keuzes zijn voornamelijk gericht op de prestaties van de brandweer in relatie tot beschikbare repressieve capaciteit en te leveren kwaliteit. Daarnaast wordt aangegeven in welke mate niet aan de vastgestelde normen wordt voldaan en hoe bestuurlijk gemotiveerd afwijken hierop mogelijk is Huidige situatie In dekkingsplan 2.0 is het concept van variabele voertuigbezetting in Gooi en Vechtstreek geïntroduceerd. Dit concept gaat er vanuit dat de basisbrandweerzorg door een TS2 en TS-Flex samen wordt verzorgd. Het is dus niet alleen van belang wanneer de eerste eenheid ter plaatse is, maar ook of de tweede eenheid, volgens de eigen kwaliteitsnorm, binnen 5 minuten na de eerste eenheid ter plaatse is. Het belangrijke voordeel van deze wijze van repressief optreden is, dat er zonder aanpassing van de daadwerkelijke bezetting van de basisbrandweereenheid, een snellere opkomsttijd wordt gerealiseerd en er sprake is van een grotere slagkracht en versterking van het vakmanschap. Door de snellere opkomst heeft een brand daarnaast minder tijd om te ontwikkelen, wat direct rendement oplevert, zoals in het Rapport van IJ&V ook wordt onderschreven. Een dergelijke afwijking van de wetgeving wordt ook toegestaan in de wetgeving (Bvr: art ). De eerste eenheid van de variabele voertuigbezetting is hierbij maatgevend voor de opkomsttijd. Een 6

7 overschrijding door de eerste eenheid betekent dus dat de normtijd voor de betreffende gebruiksfunctie niet gehaald wordt. De overschrijding door de tweede eenheid betekent, dat deze eenheid niet volgens de (eigen) regionale kwaliteitsnorm binnen 5 minuten na de eerste eenheid ter plaatse is. Dit is zowel voor de mogelijkheden tot repressief optreden, als voor de veiligheid van eigen personeel van belang. Het Brandrisicoprofiel is een belangrijke grondlegger voor het Dekkingsplan, omdat deze de basis vormt voor de bepaling hoe gesignaleerde risico s worden afgedekt. Naast de preventieve maatregelen zijn ten aanzien van een aantal specifieke objecten en gebieden (zoals rieten kappen en historische kernen) aanvullende repressieve maatregelen getroffen Ontwikkelingen Het vervangen van de objectgerichte opkomsttijden voor de gebiedsgerichte opkomsttijden conform het project RemBrand geeft een ander beeld van de regio. Het belangrijkste verschil van deze systematiek ten opzichte van de huidige regelgeving is, dat er een bandbreedte aan normtijden gehanteerd wordt, waardoor de regionale dekking in cijfers verbetert. Op grond van voorlopige doorrekening met gebiedsgerichte opkomsttijden door de deelprojectgroep RemBrand, zou Gooi en Vechtstreek kwantitatief tot één van de hoogst scorende regio s van Nederland behoren. Op zich een positief resultaat, alleen moet bedacht worden dat dit op zich nog niets zegt over de kwaliteit van de brandweerzorg. Op basis van de resultaten, kan een bestuurlijke afweging gemaakt worden over de te gebruiken methode. Het volledig doorvoeren van Uitruk op Maat betekent dat er, in het geval van een incidentmelding, niet meer standaard zal worden uitgerukt met een volledige basisbrandweereenheid. Hiervoor moet worden uitgewerkt voor welk incidenttype dat nog wel moet gebeuren en wanneer en waar beperktere inzet van personeel en materieel kan worden volstaan. In het Brandrisicoprofiel en het Dekkingsplan zullen deze keuzes worden onderbouwd. De repressieve organisatie wordt betrokken bij het beoordelen van de juiste slagkracht voor verschillende incidenttypen. Daarnaast brengt de brandweer naar oordeel van het Rapport van IJ&V niet in beeld wat het rendement is van het eerst aankomende voertuig, terwijl dit wel erkend wordt dat er rendement behaald wordt. Een snelle opkomst van een eerste voertuig zorgt er voor dat de brand minder ontwikkeld is, wat in lijn is met de missie van de brandweer: minder branden, minder slachtoffers en minder schade Overwegingen Door het toepassen van Uitruk op Maat hoeft niet voor alle incidenttypen een volledige basisbrandweereenheid (TS6, 2x TS-Flex of TS-Flex en TS2) uit te rukken, maar kan worden volstaan met een beperktere inzet. Dit heeft als voordeel dat de belasting voor de repressieve organisatie vermindert en dat de opkomstprestaties positief beïnvloed worden. Wanneer voor een niet-maatgevend incident een kleinere inzet toereikend is (alleen TS2 of TS4) kan immers sneller uitgerukt worden en is de aankomst van alleen deze eenheid bepalend voor de opkomsttijd. Een belangrijk aspect bij het gedifferentieerd uitrukken is de veiligheid van het ingezette personeel. De vakbonden hebben bij de totstandkoming van het landelijk Kader Uitruk op Maat op dit punt hun zorgen geuit. Dit betreft met name het risico dat, bij melding van een klein incident, de uitrukkende beperkte eenheid toch met een grotere klus kan worden geconfronteerd. Derhalve heeft de minister in zijn reactie op het Kader aangegeven, dat 7

8 implementatie binnen de veiligheidsregio nauw moet worden afgestemd met de repressieve organisatie en de Ondernemingsraad. De brandweer rapporteert op maatgevende incidenten, met de verdere uitwerking en invoering van uitruk op maat zal gefaseerd uitgebreider gerapporteerd worden over prestaties. De rapportage bevat een 4-tal prestaties: 1. Het eerst aankomende voertuig: Is deze binnen of buiten de volgens Bvr vastgestelde norm ter plaatse? 2. Het tweede voertuig: a. Is deze binnen of buiten de volgens Bvr vastgestelde norm ter plaatse? b. Is deze binnen 5 minuten na aankomst van het eerste voertuig ter plaatse? 3. Heeft het eerste aankomende voertuig rendement? Hierbij kan een eerste voertuig en TS2, TS-Flex of TS 6 zijn. Bij het rapporteren van de prestaties is het van belang om inzicht te hebben in de wensen van het bestuur. Hierbij wordt aan het bestuur gevraagd aan te geven welke informatie toegevoegde waarde heeft om inzicht te krijgen in de kwaliteit van de geleverde prestaties. De mate van rapporteren kan leiden tot incidentele maatregelen en organisatorische aanpassingen. Dit zal in een later stadium inzichtelijk gemaakt moeten worden. Daarnaast is het van belang om een maat vast te stellen voor deze prestaties. Naast de reeds vastgestelde 5 minuten tussen het eerste en tweede voertuig, is het van belang om een dekkingspercentage vast te stellen voor zowel het eerste voertuig als het tweede voertuig. Voorstel is om voor het eerste voertuig 70% te hanteren, en het tweede voertuig 50%. Het vastgestelde niveau in het huidige dekkingsplan is 92,7% voor DAG en 88,4% voor ANW voor het eerst aankomende voertuig. De genoemde cijfers zijn gebaseerd op een theoretische berekening, waarbij geen rekening is gehouden met veranderingen binnen de organisatie en maatschappij. Daarnaast is alleen gerapporteerd over het eerst aankomende voertuig, en is er onvoldoende inzichtelijk gemaakt en gecommuniceerd over wat het geheel aan geleverde prestaties en rendement is geweest. Tot slot dient er een juiste balans gevonden te worden tussen capaciteit en prestaties. De huidige prestatie, zoals in de jaarrekening is verantwoord, ligt op ongeveer 75%. Wordt er gekeken naar de historische prestaties, vóór de invoering van het variabele voertuigsysteem, dan is een dekkingspercentage van 50% gerealiseerd. Met de voorgestelde te realiseren dekkingspercentages zal de huidig geleverde kwaliteit in stand blijven, en wordt er gepresteerd conform de landelijke lijn. 8

9 3 Bestuurlijke vraagstukken Om de doorontwikkeling repressie te kunnen borgen in het Brandrisicoprofiel en Dekkingsplan, is het wenselijk om op basis van de genoemde ontwikkelingen en overwegingen bestuurlijke uitgangspunten vast te stellen. Het eenduidig definiëren van deze uitgangspunten is complex, aangezien de onderdelen vrijwel altijd directe invloed op elkaar hebben. Zo wordt bijvoorbeeld bij het vaststellen van een lagere norm voor de opkomsttijden meer verwacht van uitvoering Brandveilig Leven en Risicobeheersing. Het doel is dan ook om balans te vinden tussen de genoemde overwegingen, om daarmee een optimale repressieve organisatie in te kunnen richten. 3.1 Brandrisicoprofiel Ten aanzien van het Brandrisicoprofiel liggen er een drietal bestuurlijke vraagstukken: Ad Nemen we de uitwerking van gebiedsgerichte opkomsttijden wel of niet mee? 2. Kijken we gedifferentieerd naar objecten? 3. Richten we ons ten aanzien van de uitvoering van Brandveilig leven meer op de keten? De afweging om het Brandrisicoprofiel al dan niet te baseren op gebiedsgerichte opkomsttijden betreft de vraag of het wenselijk is om te anticiperen op een landelijke ontwikkeling op dit gebied, terwijl dit nog niet wettelijk is vastgelegd. Ad. 2 Differentiatie in het kijken naar objecten geeft de mogelijkheid om ingeschatte risico s nauwkeuriger te bedienen met een specifiek brandweer potentieel. Een voorbeeld hiervan is het kinderdagverblijf. Overdag is het een locatie waar niet zelfredzame personen aanwezig zijn. In geval van een automatische brandmelding is het daarom wenselijk om uit te rukken conform een maatgevend incident, met minimaal 6 personen (TS6 of 2XTS4, of TS2+TS4). In de nachtsituatie is het kinderdagverblijf echter gesloten, en is het risico beduidend lager. Mogelijk kan dan worden volstaan met een TS2 of een TS4. Ad. 3 De verdere uitwerking van Brandveilig Leven kan, naast de lopende activiteiten, ook nog een andere richting krijgen als besloten wordt activiteiten ook meer te richten op ketenmaatregelen. Hierbij wordt de aandacht voor object specifieke acties omgezet naar gebiedsgerichte acties. Denk hierbij aan de versterking van de wijkbrandweerman en de brandweerposten in hun maatschappelijke rol. 3.2 Dekkingsplan Ten behoeve van het Dekkingsplan is het wenselijk om een omslag te gaan maken van proces gestuurde incidentbestrijding naar vraaggerichte incidentbestrijding door Uitruk op Maat toe te passen. De kern van deze verandering is dat de brandweer op maatschappelijk verantwoorde wijze wilt kunnen afwijken van de norm. Een voorbeeld hiervan is de bovengenoemde differentiatie in uitrukken naar objecten, maar er kan ook gekozen worden voor het accepteren van een latere opkomsttijd indien het een object betreft met een laag risico. Vraagstelling hierbij is tevens of het acceptabel is om op beide elementen onderbouwd af te wijken, dus bij een laag risico zowel met een kleinere eenheid ter plaatse komen, als later ter plaatse komen. 9

10 Daarnaast wordt de systematiek van de incidentbestrijding beschreven. Om te kunnen komen tot een dynamisch Dekkingsplan, is het de vraag of de brandweer op eigen initiatief materieel en personeel binnen de regio kan inzetten op die locaties waar de situatie om vraagt, zonder dat daar een besluit van het Bestuur voor genomen hoeft te worden. Als dit een door het bestuur wenselijke richting is, welke kaders wil zij de organisatie dan meegeven om de bestuurlijke rol hierin goed te kunnen blijven vervullen? 3.3 Bestuurlijke normering / verantwoorden Tot slot wordt tot op heden de prestatie van de brandweer alleen gemeten aan de hand van de normtijden. De huidige ontwikkelingen laten zien dat deze wijze van presenteren de kwaliteit van de geleverde hulp onvoldoende in zicht brengt, wat ook in lijn is met het signaal dat door IV&J wordt afgegeven. De geleverde prestaties vertalen zich beter in zowel het vastleggen van tijdsgebonden normen, als het in kaart brengen van de geleverde kwaliteit. Hiermee krijgt het rendement dat geleverd wordt door gedifferentieerd uit te rukken een basis in bestuurlijke verantwoording. Deze ontwikkeling vraagt naast een breder inzicht in de prestaties ook een andere invalshoek in de beoordeling van prestaties door het bestuur. Vraag hierbij is: zijn we er klaar voor om anders naar de brandweer te kijken, en naast de geleverde tijdsprestaties, deze in perspectief te plaatsen door ook te kijken naar het behaalde rendement en geleverde kwaliteit? Concreet betekent dit communiceren over: Prestatie 1 e voertuig (± 70%) + behaalde rendement Prestatie 2 e voertuig (± 50%) + binnen 5 min na 1 e voertuig = Kwaliteit Bovenstaand zal op een later moment visueel worden weergegeven. 10

11 Bijlage 1: Ontwikkelingen uitleg en status Rapport Inspectie van Justitie en Veiligheid De afgelopen jaren heeft de Inspectie J&V een onderzoek uitgevoerd naar de inrichting van de repressieve brandweerzorg in alle veiligheidsregio s. Omdat het eindrapport nog steeds niet gepubliceerd is, zijn de landelijke conclusies van de Inspectie nog niet bekend. Het regio specifieke rapport is onder embargo in bezit van de brandweer. De aandachtspunten die hierin zijn benoemd, worden op voorhand meegenomen in de ontwikkeling van het nieuwe dekkingsplan. Uit het regiobeeld komt naar voren dat de BGV een systeem van Variabele Voertuigbezetting hanteert wat veilig en adequaat is. In het rapport wordt onderkend dat het systeem rendement oplevert, maar dit wordt niet (voldoende) inzichtelijk gemaakt. Dit wordt dan ook als aandachtspunt meegegeven. In het rapport wordt het systeem getoetst aan de wettelijk geldende normtijden. Aangezien er in het vastgestelde dekkingsplan uitgegaan wordt van het eerst aankomende voertuig en niet van het totale systeem wordt hier ook een aandachtspunt vastgesteld. Dit aandachtspunt kan gekoppeld worden aan het eerder genoemde aspect met betrekking tot het rendement van het systeem. Het systeem binnen de BGV is er op ingericht om het eerst aankomende voertuig al repressieve interventies uit te laten voeren waardoor het maatgevende karakter van een incident kan komen te vervallen. Hier wordt nu geen combinatie in gemaakt. Vastgesteld wordt dat de BGV niet altijd even adequaat is waar het rapporteren richting bestuur betreft. Een belangrijk deel van de optimalisatiepunten gaan over het herijken van het risicoprofiel, informeren van het bestuur over bevindingen en genomen maatregelen en het analyseren van effecten van genomen maatregelen. De BGV herkent deze constateringen ook. Genoemde onderwerpen vragen menskracht en op sommige vlakken ook expertise die zeer beperkt beschikbaar is binnen de organisatie. Op dit vlak is de organisatie daarom ook kwetsbaar. RemBrand Enkele jaren geleden heeft Brandweer Nederland in opdracht van het Veiligheidsberaad het project RemBrand uitgevoerd. Het eindrapport is medio 2015 door het Veiligheidsberaad vastgesteld en aangeboden aan de Minister van J&V. Hierin zijn verschillende voorstellen ter versterking van de brandveiligheid uitgewerkt. Eén van de deelprojecten heeft betrekking op het vervangen van de bestaande objectgerichte opkomsttijden (zoals vastgelegd in het Bvr) door een systeem met gebiedsgerichte opkomsttijden. Momenteel wordt dit door Brandweer Nederland nader uitgewerkt. Het streven is om eind 2018 een definitief voorstel aan het Ministerie van J&V te doen, met als doel om gebiedsgerichte opkomsttijden in de Wet VR s op te nemen. Daarnaast heeft de Minister van J&V eerder aangegeven, dat de huidige normtijden wat hem betreft maatgevend blijven, totdat een ander systeem is vastgesteld. 11

12 Uitruk op Maat Binnen brandweer Nederland bestaat de behoefte om het repressief optreden beter af te kunnen stemmen op de aard van een incident. Naast het maatgevende incident, een woningbrand, moet de brandweer immers vaak bij kleinere incidenten optreden. De regelgeving (Bvr, art ) biedt hiervoor de mogelijkheid aan het bestuur van de veiligheidsregio om af te wijken van de basisbrandweereenheid (TS met 6 personen). Om landelijk uniformiteit bij de besluitvorming op dit punt te stimuleren, heeft het Veiligheidsberaad eind 2014 het Landelijk Kader Uitruk op Maat vastgesteld. Hierin worden de TS6, TS-Flex en TS2, of een samenstel daarvan, als mogelijke uitrukeenheden genoemd en worden nadere richtlijnen voor het toepassen van een gedifferentieerde uitruk gesteld. 12