Samenvatting Biologie Havo 4 en havo 5 boek sv examen 2012

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Samenvatting Biologie Havo 4 en havo 5 boek sv examen 2012"

Transcriptie

1 Samenvatting Biologie Havo 4 en havo 5 boek sv examen 2012 Samenvatting door een scholier woorden 11 mei ,8 65 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting Biologie havo 4 boek Thema 1 Inleiding in de biologie Basisstof 1 Wat is biologie? Biologie is het bestuderen van organismes. Die vertonen levensverschijnselen (stofwisseling, groei, ontwikkeling, voortplanting). Als een organisme stopt met levensverschijnselen vertonen is het dood, als die dat nooit heeft gedaan is het levenloos. Elk individueel dier heeft een levenloop (geboorte t/m dood). Elk soort dier heeft een levenscyclus, het soort blijft zich voortplanten en als het goed is houdt het niet op met leven. Basisstof 2 Natuurwetenschappelijk onderzoek. Het ontstaan van leven, eerst dacht men aan de theorie genertio spontanea. Maar later bedacht men dat ze beter met een natuurwetenschappelijk onderzoek aan de gang konden. Observatie Probleemstelling Hypothese Nieuwe hypothese Experiment Resultaten Verwerping v/d hypothese conclusie bevestiging v/d hypothese Basisstof 7 Stoffentransport tussen cellen en hun omgeving. Concentratie: hoeveelheid opgeloste deeltjes per volume eenheid. In volume procenten of in gram per liter. Diffusie: de verplaatsing v/e stof met een hoge concentratie naar een plaats met een lage concentratie (ranja en water) Pagina 1 van 41

2 Homogeen: als de concentratie in een oplossing overal gelijk is. De diffusie snelheid is afhankelijk van: het diffusie oppervlak, afstand, druk of concentratie verschil. Er kan alleen diffusie optreden bij gassen en vloeistoffen, omdat daar de moleculen vrij kunnen bewegen. Permeabel: doorlatend, alle moleculen kunnen er doorheen. Semipermeabel: Half doorlatend, alleen water moleculen kunnen er doorheen. Osmose: diffusie door een semipermeabel membraan. De weefselvloeistof v/e organisme vormt één geheel, het interne milieu. Basisstof 8 Osmose bij planten. Als er osmose water door de celwand (ß permeabel) in de cel stroomt, wordt de volume van de cel groter, waardoor de cel druk gaat uitoefenen op de celwand (turgor). Deze zorgt weer voor een tegendruk. Zo wordt het geheel steviger. De cel neemt water op uit de celwand, dus de osmotische waarde daalt iets. Door de tegendruk van de celwand beperkt de waterstroom naar binnen de cel, nog voor de osmotische waarde binnen en buiten de cel gelijk zijn. Er ontstaat een evenwicht er gaat even veel water uit de cel als in. Het tegenovergestelde van turgor is plasmolyse. De cel verliest zijn stevigheid, omdat de cel loslaat van de celwand. Bij langdurige plasmolyse sterven de cellen. Thema 2 Voortplanting Basisstof 3 Hormonale regeling van de voortplanting Je hebt de hormonen FSH en LH, die worden gemaakt in de hypofyse. Verder heb je testosteron (mannelijk geslachtshormoon) en dat wordt gemaakt in de teelballen en bij de vrouwen wordt oestrogeen aangemaakt in de wand van de rijpende follikel en in de eierstokken à oestradiol en oestron. Het gele lichaam produceert progesteron (zwangerschapshormoon.) zie tabel 75 b! Door doe hormonen vinden in de puberteit veranderingen plaats. Primaire geslachtskenmerken heb je al vanaf je geboorte secundaire geslachtskenmerken komen pas in je puberteit. De menstruatie cyclus duurt 4 weken. De eerste dag van de menstruatie is de eerste dag van de cyclus. De eerste 12 dagen wordt de follikel steeds rijper en na de menstruatie worst het baarmoederslijmvlies dikker en gaat meer klieren bevatten. Op de 14de dag vindt de ovulatie plaats, als het niet wordt bevrucht begint het gele lichaam na 11 dagen af te sterven, dus er is niet genoeg progesteron om het slijmvlies in stand te houden. Een groot gedeelte van het slijmvlies wordt dan afgestoten (menstruatie) en de cyclus begint weer op nieuw. Tabel 82 f! Bij bevruchting blijft het gele lichaam 3 maanden progesteron produceren dan heeft het lichaam een placenta aangemaakt die het van het gele lichaam overneemt. Progesteron zorgt ervoor dat er geen menstruatie optreed, het baarmoederslijmvlies dik blijft en de klieren in de borsten gaan ontwikkelen. De FSH en LH worden geremd, zodat er geen follikels worden gerijpt. Thema 3 Erfelijkheid Basisstof 1 Chromosomen Chromosomen komen in paren voor. Chromosomenparen worden volgens bepaalde regels gegroepeerd. Dat noemen we een karyogram of een chromosomenportret. Wanneer de chromosomen in de kern van de cel voorkomen als paren, wordt de cel diploïd. Chromosomen in geslachtscellen, een geslachtscel is haploïd, bij de voortplanting Pagina 2 van 41

3 versmelten twee geslachtscellen. Hierdoor ontstaat een zygote (bevruchte eicel) Basisstof 2 Fenotype en genotype Je fenotype is hoe je eruit ziet aan de buitenkant, je fenotype kan ook veranderen, bv. Haar verven. Een gen, ook wel een erffactor, bevat de informatie voor een erfelijke eigenschap. Het totale pakketje genen is jouw genotype. Het fenotype wordt bepaald door het genotype en milieufactoren. Basisstof 3 Genenparen In lichaamscellen ligt de informatie voor een erfelijke eigenschap in een genenpaar. Een ander woord voor gen is allel en voor genenpaar, allelenpaar. Bij iemand met homozygote genen, zijn beide genen hetzelfde. Iemand die heterozygoot is zijn de genen verschillend. Slechts één van de twee komt dan tot uiting. Dit is het dominante gen. Het andere is recessief. Als het recessieve gen toch iets tot uiting komt noemen we het onvolledig dominant. Intermediair is 50/50. In de erfelijkheidsleer of genetica worden genen met letters aangegeven. Een dominant gen met een hoofdletter en een recessief gen met een kleine letter. Basisstof 4 Monohybride kruisingen In de erfelijkheidsleer worden kruisingen gebruikt om de overerving te bestuderen, kruisingsschema: P AA x aa geslachtscellen A a F1 Aa Aa x Aa geslachtscellen A of a A of a F2 A A A AA Aa a Aa Aa Een terugkruising is dat je uit de verhouding waarin het fenotype in de nakomelingen voorkomen het fenotype van de ouders kunt afleiden. Dit is alleen betrouwbaar als F1 uit een groot aantal nakomelingen bestaat. Basisstof 5 Geslachtschromosomen 22 van de 23 chromosomenparen worden autosomen genoemd. Het 23e paar is bij een vrouw gelijk en bij een man ongelijk. Bij hem bestaat het uit een X-chromosoom en een Y-chromosoom. Het 23e chromosomenpaar bepaald het geslacht, de geslachtschromosomen. Sommige genen liggen wel op X-chromosomen maar niet op Y-chromosomen, deze genen noemen we X-chromosomaal. Basisstof 6 Meerdere genen en letale factoren Bij sommige erfelijke eigenschappen komen letale factoren voor. Er is dan bij de overerving een gen betrokken dat in homozygote toestand geen levensvatbaar individu zal opleveren. Basisstof 7 Dihybride kruisingen Pagina 3 van 41

4 Bij een dihybride kruising zijn twee genenparen betrokken. Als de twee genenparen in verschillende chromosomenparen liggen, spreken we van onafhankelijke overerving. Liggen de twee genenparen in hetzelfde chromosomenpaar, dan spreken we van gekoppelde overerving. Dihybride kruising: P AABB x aabb geslachtcellen AB ab F1 AaBb AaBa x AaBb geslachtscellen AB,Ab,aB,ab AB,Ab,aB,ab F2 AB Ab ab ab AB AABB AABb AaBB AaBb Ab AABb AAbb AaBb Aabb ab AaBB AaBb aabb aabb ab AaBb Aabb aabb aabb Thema 4 DNA Basisstof 1 Van genotype tot fenotype Enzymen zijn eiwitten. Een eiwitmolecuul bestaat uit een groot aantal aangekoppelde aminozuren. Een chromosoom bevat één zeer lang molecuul van de stof DNA. Het DNA-molecuul ligt opgerold om de eiwitmoleculen. Dit geheel ligt spiraalsgewijs opgevouwen. Een DNA-molecuul bestaat uit twee ketens, die in een dubbele spiraal om elkaar heen gewonden liggen. Elke keten bestaat uit vele duizenden aan elkaar gekoppelde nucleotiden. Een nucleotide bestaat uit een fosfaatgroep, desoxyribose en een stikstofbase. In een DNA-molecuul komen vier verschillende stikstofbase voor: Adenine (A), Thymine (T), Cytosine (C) en Guanine (G). De stikstofbasen van de twee ketens zijn met elkaar verbonden. Ze vormen vaste paren (basenparing). Adenine gaat altijd met thymine en cytosine gaat altijd met guanine. Basisstof 2 Mitose en celdeling Nieuwe cellen ontstaan door mitose (kerndeling) en celdeling. Bij mitose deelt een celkern zich in tweeën. Door plasmagroei worden de twee dochtercellen elk net zo groot als de moedercel. Na een tijdje kunnen de dochtercellen dit ook. De periode tussen twee mitosen in word de interfase genoemd. De mitose en interfase vormen samen de celcyclus. Voordat een mitose begint, wordt elk chromosoom gekopieerd. Dit heet DNA-replicatie. Na DNA-replicatie bestaat een chromosoom uit twee identieke delen, de chromatiden. De plaats waar de chromatiden aan elkaar vast zitten, heet centromeer. Basisstof 3 Ongeslachtelijke voortplanting Bij ongeslachtelijke voortplanting groeit een deel van een individu uit tot een nieuw individu. Dit kan op verschillende manieren deling, knollen, uitlopers, bollen en bijvoorbeeld stekken. Blz Pagina 4 van 41

5 Basisstof 4 Meiose Bij de vorming van geslachtscellen vindt meiose plaats, een deling waarbij de chromosomen van een paar uit elkaar gaan. Bij meiose 1 ontstaan uit één diploïde cel, twee haploïde cellen, ook wel reductie deling. Bij meiose 2 ontstaan uit twee diploïde cellen, vier haploïde cellen. Basisstof 5 Geslachtelijke voortplanting Het ontstaan van nieuwe combinaties van genen wordt recombinatie genoemd. Door recombinatie ontstaat een grote verscheidenheid (diversiteit) in genotypen binnen een soort. Geslachtelijke voortplanting bij zaadplanten De meeldraden en de stamper zijn de voortplantingsorganen. In de helmknoppen van de meeldraden vindt meiose plaats. De haploïde cellen die hierbij ontstaan, ontwikkelen zich tot stuifmeelkorrels (pollenkorrels). In het vruchtbeginsel van een stamper bevinden zich één of meerdere zaadbeginsels. In elk zaadbeginsel ontstaat één eicel na meiose. Bestuiving is wanneer de stuifmeelkorrels worden overgebracht naar stempels van dezelfde plantensoort. Zelfbestuiving spreekt voor zich. Bij bestuiving wanneer het op een andere plant terecht komt noemen we dat kruisbestuiving. Na bestuiving groeit er uit de stuifmeelkorrel een stuifmeelbuis naar het zaadbeginsel. Het vermijden van genetische variatie Bij veredeling tracht men door kruisingen en selectie een combinatie van gunstige eigenschappen in één nakomeling te verkrijgen. Verder wordt er ook genetische modificatie gebruikt. Als dit gunstige genotype bereikt is, mag dit niet door recombinatie worden verstoord. Daarom wordt er bij landbouwgewassen klonering toegepast. Een zuivere lijn is als een groep planten door geslachtelijke voortplanting is ontstaan en homozygoot is voor één of meer eigenschappen. Als er steeds nakomelingen komen met hetzelfde gewenste genotype. Deze planten noemt men zaadvast. Rashonden zijn fokzuiver. Een dier is fokzuiver wanneer hij homozygoot is voor de gewenste eigenschappen. Een heterozygote hond is een bastaard. Basisstof 6 Mutaties Wanneer de volgorde van stikstofbase in het DNA blijvend is gewijzigd noemen we dat mutatie. RNA RNA brengt de informatie voor de eiwitsynthese over van het DNA in de celkern naar de ribosomen in het cytoplasma. De uitwerking van mutaties Een individu bij wie de mutatie tot uiting komt in het fenotype, noemen we een mutant. Het fenotype waarbij geen enkele mutatie waarneembaar is word een wildtype genoemd. Mutageen is bijvoorbeeld; sigarettenrook, straling etc. Kanker Als cellen zich ongeremd gaan delen ontstaat er een gezwel/tumor. Je hebt goedaardige en kwaadaardige tumoren. Kanker kan in veel vormen voorkomen. Dit wordt vaak veroorzaakt door mutaties in de cel. De cel wordt ongevoelig voor de stoffen die de celdeling remmen. De primaire tumor alleen is meestal niet dodelijk. De tumor kan dan operatief worden verwijderd of door radiotherapie. De meeste patiënten overlijden aan metastase: uitzaaiingen. In andere organen kunnen ze het ontstaan van secundaire tumoren veroorzaken. De genezing word dan bemoeilijkt. Vaak wordt er dan chemotherapie toegepast. Hierbij krijgt de patient toegepast. Hierbij krijgt de patient cytostatica, stoffen die de celdeling remmen. Alle invloeden op het milieu die mutageen zijn, zijn in principe ook carcinogeen: kanker verwekkend. Pagina 5 van 41

6 Basisstof 7 Erfelijkheidsonderzoek Bij prenatale diagnostiek wordt er onderzoek verricht voor de geboorte om eventuele afwijkingen vast te stellen. De meest gebruikte methoden van prenataal onderzoek zijn echoscopie, een vlokkentest en een vruchtwaterpunctie. Bij echoscopie worden de groei en de ligging van de embryo of de foetus gecontroleerd. De echoscoop zendt hoogfrequente trillingen uit die op verschillende mate worden teruggekaatst, deze worden zichtbaar gemaakt op een scherm (echo). Zo kunnen eventuele afwijkingen in de embryonale ontwikkeling worden opgespoord. Dit kan vanaf de zesde week van de zwangerschap. Vanaf de achtste week kan er een vlokkentest worden gedaan. Bij dit onderzoek wordt een klein beetje vlokkenweefsel uit de groeiende placenta weggehaald. Deze vlokken bevatten celkernen met dezelfde genotype als de embryo. Door cellen tijdens de mitose te doden en te kleuren, kan een karyogram worden gemaakt. Met behulp van het karyogram kunnen afwijkingen in de chromosomen worden geconstateerd, ook het geslacht kan worden vastgesteld. Door biochemisch onderzoek kan een aantal stofwisselingsziekten worden opgespoord. Bij een vruchtwaterpunctie wordt er een beetje vruchtwater weggezogen via de buikwand. In het vruchtwater bevinden zich cellen van de foetus. Deze cellen worden gebruikt voor chromosomenonderzoek en voor het opsporen van stofwisselingsziekten. Een vruchtwaterpunctie kan worden uitgevoerd vanaf de zestiende week. Door een erfelijkheidsadvies kunnen een man en vrouw beslissen over een eventuele zwangerschap. Als een vrouw al zwanger is, en de ziekte of afwijking is ernstig kan er voor abortus provocatus worden gekozen. Het syndroom van Down Uit een karyogram kan ook blijken dat er extra chromosomen zijn of dat er chromosomen ontbreken. Bij extra chromosomen spreken we van trisomie. Bij het syndroom van Down komt in de celkernen het 21e chromosoom in drievoud voor, dit wordt ook wel trisomie 21 genoemd. Ze denken dat dit komt door een foutje in de meiose. Soms gaat bij meiose 1 het chromosomen delen fout. Dan blijven de chromosomenparen bij elkaar. Beide chromosomen gaan dan naar dezelfde pool en komen dan samen in de dochtercellen terecht. Dit wordt non-disjunctie genoemd. Na de bevruchting is een geslachtscel of zygote waarin een chromosoom te veel of te weinig is vaak wel levensvatbaar. (blz.136) Basisstof 8 Biotechnologie Biotechnologie is de tak van de biologie waarbij organisme worden gebruikt om producten te vervaardigen voor de mens. Naast het fokken en veredelen van gewenste eigenschappen voor planten en dieren bleek dat men bij veel cultuurgewassen de opbrengst sterk kon verhogen door polyploïde. De stof colchicine beïnvloed de cel zo dat de chromatiden wel delen maar de cel zelf niet. Hierdoor ontstaan tetraploïde cellen of ployploïde cellen. Recombinant-DNA-techniek Technisch is het mogelijk erfelijk materiaal (een stukje DNA) uit cellen weg te halen, eventueel te veranderen en daarna in te brengen bij cellen van een ander individu. Dit wordt recombinant-dna-techniek genoemd. De individuen hoeven niet tot dezelfde soort te behoren. De verandering die wordt aangebracht de genetische modificatie, ook wel genetische manipulatie. Zo n genetisch gemodificeerd individu wordt een transgeen genoemd. Andere nieuwe technieken Bij de celfusietechniek laat men twee typen cellen versmelten tot één cel (de hybridecel). Thema 5 Ordening en evolutie Basisstof 2 Wat is een soort? Organisme welke tot dezelfde soort horen kunnen onderling vruchtbare nakomelingen voortbrengen. Al zijn ze van Pagina 6 van 41

7 verschillende rassen. Vaak is het moeilijk te bepalen of organisme tot één soort behoren. Soms is slechts een deel van de nakomelingen vruchtbaar. Een soort bestaat uit één of meer populaties. Onder een populatie verstaan we een groep individuen van dezelfde soort in een bepaald gebied die samen een voortplantingsgemeenschap vormen. De binaire naamgeving Soorten worden aangeduid met een wetenschappelijke naam. De Zweedse bioloog Linnaeus heeft de wetenschappelijke naamgeving opgezet. Hij voerde de binaire (tweedelige) naamgeving in. Basisstof 6 Evolutie In de loop van miljarden jaren zijn uit eenvoudig gebouwde organismen steeds ingewikkelder gebouwde organismen ontstaan. Deze ontwikkeling wordt evolutie genoemd. Creationisten geloven in het scheppingsverhaal van god. De grondgedachten van Darwin zijn in de huidige evolutietheorie terug te vinden. We spreken dan ook van de neodarwinistische evolutietheorie of het neodarwinisme. Deze theorie gaat uit van verscheidenheid in genotype, natuurlijke selectie en soortvorming door isolatie. Basisstof 7 Argumenten voor Evolutie Fossielen zijn versteende overblijfselen van organismen of afdrukken van organisme in gesteenten. De wetenschap die zich bezig houd met het bestuderen en verzamelen van fossielen heet de paleontologie. Fossielen kunnen ontstaan als dode organismen niet vergaan, bijvoorbeeld als ze bedekt worden door sedimenten. Homologie duid op verwantschap van organismen: de organismen hebben dezelfde gemeenschappelijke voorouder. Homologe organen zijn organen die overeenkomsten vertonen in de bouw en hebben een gelijke embryonale ontstaanswijze. Homologe organen zijn ontstaan uit dezelfde grondvorm, door invloeden uit het milieu hebben ze verschillende functies gekregen. Analoge organen zijn niet ontstaan uit dezelfde grondvorm. Door aanpassing aan het milieu zijn bij niet verwante organismen organen met vergelijkbare functie ontstaan. Rudimentaire organen of rudimenten zijn resten van organen die voorouders wel hadden, de rudimenten ontstaan op dezelfde manier als homologe organen maar nu verliezen ze hun functie. Andere overeenkomsten hebben te maken met mitose, meiose, DNA en eiwitten. Basisstof 8 De geschiedenis van het leven op aarde Geologen hebben de periode sinds het ontstaan van de aarde verdeeld in tijdperken en perioden. Het ontstaan van het leven De eerste eenvoudige vormen van leven zijn moeten ontstaan uit anorganische stoffen. Deze levensvormen leefden in water omdat de lucht toen nog geen zuurstof bevatte. We veronderstellen dat de eerste cellen met organellen zijn ontstaan volgens de endosymbiosetheorie (endo = binnen en symbiose = samenleven) afbeelding 49, blz Van zee naar land Het ontstaan van veelcellige organimse was in het Precambrium. Al het leven speelde toen nog in zee af. Reptielen worden de eerste gewervelde landdieren genoemd, omdat ze voor de voortplanting niet meer van het water afhankelijk waren. Er ontstond een grote verscheidenheid aan sauriës (sauros = hagedis). Tijdens de bloeitijd van de sauriës ontstonden de eerste zoogdieren en vogels. De eerste primitieve mensen verschenen ongeveer een miljoen jaar geleden. De huidige mensenrassen zijn ongeveer jaar geleden ontstaan. Thema 6 Regeling Basisstof 1 Het zenuwstelsel Het centrale zenuwstelsel bestaat uit grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en het ruggenmerg. Het perifere zenuwstelsel bestaat uit de zenuwen. Lichstralen en geuren zijn voorbeelden van prikkels. Een prikkel is een invloed Pagina 7 van 41

8 uit het milieu op een oranisme. Onder invloed van prikkels ontstaan in de zintuigcellen impulsen. Impulsen zijn een soort elektrische signalen die door zenuwen kunnen worden geleid. Zintuigcellen worden receptoren genoemd, zenuwcellen worden conductoren genoemd en spier- en kliercellen effectoren. Zenuwcellen Het zenuwstelsel bestaat uit zenuwcellen (neuronen). Elke zenuwcel is opgebouwd uit een cellichaam en uitlopers. In het cellichaam bevinden zich de kern en het grootste deel van het cytoplasma met de mitochondriën, ribosomen en endoplasmatisch reticulum. De cellichamen van vrijwel zenuwcellen liggen in of vlakbij het centrale zenuwstelsel. Door de uitlopers worden de impulsen voortgeleid. Een uitloper die impulsen naar het cellichaam leidt, heet een dendriet. Een uitloper die impulsen van het cellichaam af leidt, heet een axon of neuriet. Bij bepaalde zenuwcellen zijn de uitlopers omgeven door myelineschede (of mergschede). Dit bestaat uit cellen van Schwann. Tussen de twee cellen is een kleine ruimte, een insnoering. Er zijn drie typen zenuwcellen. Sensoriche zenuwcellen (gevoelszenuwcellen) geleiden implsen van receptoren naar het centrale zenuwstelsel. De cellichamen liggen vaak dichtbij het centrale zenuwstelsel. Deze zenuwcel heeft één lange dendriet en een korte axon. Motorische zenuwcellen (bewegingszenuwcellen) geleiden impulsen van het centrale zenuwstelsel naar effectoren. De cellichamen liggen in het centrle zenuwstelsel. Ze hebben vaak meerdere korte dendrieten en één lange axon. Schakelcellen geleiden impulsen binnen het centrale zenuwstelsel. Ze kunnen impulsen ontvangen van sensorische zenuwcellen en doorgeven aan motorische zenuwcellen. Dit kunnen ze ook onderling. Schakelcellen liggen geheel binnen het centrale zenuwstelsel. Plaatsen waar impulsen doorgegeven noemen we synapsen. De uiteinden van dendrieten en axons zijn vaak sterk vertakt, aan het eind van deze vertakking bevinden zich veel synapsen. Zenuwen De uitlopers van sensoriche en motorische zenuwcellen liggen bij elkaar in zenuwen. De myelineschede isoleert de uitlopersvan elkaar. Om de zenuw ligt een laag bindweefsel voor bescherming. Een gevoelszenuw bevat alleen uitlopers van sensorische zenuwcellen. Een bewegingszenuw alleen van motorrische zenuwcellen en een gemengde zenuw bevat uitlopers van beide. Basisstof 2 Impusgeleiding Als een zenuwcel geen impuls voortgeleidt, is de ionenconcentratie van het cytoplasma niet gelijk aan die van de vloeistof rondom de cel. De binnenkant van het celmembraan heeft een negatieve elektrische lading ten opzichte van de buitenkant. Dit verschil in elektrische lading is even groot bij alle zenuwcellen die gaan impulsen geleiden (zenuwcellen in rust ). Het verschil in ionenconcentratie blijft gehandhaafd doordat actief transport van deze ionen plaatsvindt. Een impuls komt tot stand doordat op een bepaalde plaats de doorlaatbaarheid van het celmembraan van een zenuwcel verandert. Er vindt dan ionentransport plaats, waardoor de elektrische lading van het celmembraan verandert. Heel even krijgt de binnenkant ten opzichte van de buitenkant een positieve lading. We noemen dit de actiefase van een impuls. Na de actiefase kan het celmembraan voor korte tijs geen impulsen geleiden deze periode noemen we de herstelfase. Dit wordt verduidelijkt met afbeelding 7 op blz 205 in je boek. De impulssterkte is de grootte van de verandering die optreedt in de elektrische lading van het celmembraan. Bij de mens is de impulssterkte van alle zenuwcellen gelijk. Zintuigcellen daarintegen kunnen impulsen van verschillende sterktes opvangen, bijvoorbeeld hard of zacht geluid. Bij verschillende prikkelsterkte verschilt de impulsfrequentie in de sensorische zenuwcellen. De impulsfrequentie van een zenuwcel is het aantal impulsen dat per tijdseenheid door deze zenuwcel wordt voortgeleid. Ook in motorische zenuwcellen kan de impulsfrequentie variëren. Hoe hoger de impulsfrequentie in de motorische zenuwcellen, des te krachtiger is de samentrkking van de spieren of des te groter de afgifte van kliersappen. Pagina 8 van 41

9 Sprongsgewijze impulsgeleiding Een myelineschede vormt een isoltatielaag om de uitloper van een zenuwcel. Daardoor kunnen bij zenuwceluitlopers met een myelineschede alleen bij de insnoeringen ionen de cel in- en uitgaan. Alleen bij de insnoeringen kan de elektrische lading van het celmembraan veranderen. Daardoor springt een impuls van insnoering naar insnoering. Dit noemen we sprongsgewijze impulsgeleideing. Dit verloopt veel sneller dan de impulsgeleiding in een uitloper zonder myelineschede. Kunstmatige prikkeling van de zenuwcel De elektrische lading van het celmembraan van een zenuwcel in rust kan op verschillende manieren kunstmatig worden verstoord. Men kan een zenuwcel mechanisch prikkelen, elektrisch prikkelen en chemische prikkelen. De toegediende prikkel kan sterk of minder sterk zijn. Bij een zwakke prikkel kan de zenuwcel de in rust stand handhaven. De prikkelsterkte ligt dan onder de drempelwaarde. We noemen deze drempelwaarde de prikkeldrempel. Het omzetten van een prikkel naar een impuls gebeurt volgens de alles-of-nietswet. Bij een prikkel onder de prikkeldrempel ontstaat geen impuls, bij een prikkelsterkte boven de prikkeldrempel ontstaat altijd een even sterke impuls. De prikkelsterkte heeft wel invloed op de impulsfrequentie, hoe sterker de prikkel is, des te hoger is de impulsfrequentie. Impulsoverdracht Wanneer een uitloper van een zenuwcel kunstmatig wordt geprikkeld, worden in twee richtingen impulsen voortgeleid: naar het uiteinde van de uitloper en naar het cellichaam. De impulsen kunnen slechts in één richting worden doorgegeven aan andere cellen. Dit komt omdat de synaps ze maar in één richting doorlaat. Sensorische zenuwcelle kunnen impulsen doorgeven aan schakelcellen, maar niet aan zintuigcellen. Motorische zenuwcellen kunnen impulsen doorgeven aan spier- of kliercellen, maar niet aan schakelcellen. Basisstof 3 Het ruggenmerg Van de halswervels tot aan het staartbeen verlaten 31 paar ruggenmergzenuwen het wervelkanaal, door openingen links en rechts tussen de wervels. Het ruggenmerg bestaat uit twee dingen, de schors aan de buiten rand, hierin ligt de witte stof, waarin zich veel uitlopers van schakelcellen bevinden. De witte kleur wordt veroorzaakt door de myelinescheden. En het merg het vlindervormige midden waarin de grijze stof ligt, hierin liggen de cellichamen van de motorische zenuwcellen en van de schakelcellen. Ruggenmergzenuwen zijn gemengde zenuwen, valkbij de romp splitsen de ruggenmergzenuwen zich. De uitlopers van sensorische zenuwcellen liggen bij elkaar in de gevoelszenuwen, die aan de rugzijde van het ruggenmerg binnenkomen. De verdikkingen in deze zenuwen heten ruggenmergszenuwknopen of spinale ganglia. Een zenuwknoop of ganglion is een opeenhoping van zenuwcellichamen buiten het centrale zenuwstelsel. In de spinale ganglia liggen de cellichamen van sensorische zenuwcellen. Deze cellichamen zijn verbonden met de grijze stof door uitlopers. In de grijze stof liggen aan de rugzijde de cellichamen van de schakelcellen en aan de buikzijde de cellichamen van de motorische zenuwcellen. Uitlopers van motorische zenuwcellen verlaten het ruggenmerg via de buikzijde in bewegingszenuwen. De bewegingszenuwen komen uit in de ruggenmergzenuwen. Het ruggenmerg is omgeven door drie ruggenmergsvliezen. Hierdoor word het ruggenmerg beschermd en van bloed voorzien. In het midden van het merg is een holte, het centrale kanaal. Dit kanaal is gevuld met vocht en staat rechtstreeks in verbinding met de hersenholten (basisstof 4). Basisstof 4 De hersenen Twaalf paar hersenzenuwen verbinden de hersenen (voornamelijk de hersenstam) met receptoren en effectoren in Pagina 9 van 41

10 hoofd en hals. De hersenstam ligt in het verlengde van het ruggenmerg. De hersenstam geleid impulsen van het ruggenmerg naar de grote en kleine hersenen en omgekeerd. In de grote hersenen komen zeer veel impulsen aan, afkomstig van receptoren die prikkels hebben opvangen. Pas als deze impulsen in de grote hersenen zijn verwerkt, word je je bewust van een prikkel. De plaats waar de impulsen in de grote hersenen aankomen en worden verwerkt, bepaalt de aard van de waarnemingen die je doet. De hersencentra zijn bij elkaar liggende groepen schakelcellen. We onderscheiden sensorische en motorische centra. De meeste sensorische centra liggen bij elkaar in de hersenschors achter de centrale groeve. De sensorische centra voor reuk, gehoor en gezicht liggen apart in de hersenschors. Hier worden binnenkomende impulsen verwerkt. De meeste motorische centra liggen bij elkaar in de hersenschors voor de centrale groeve. De motorische centra voor schrijven en spreken liggen apart in de hersenschors. In de motorische centra kunnen impulsen ontstaan. Deze gaan via de hersenstam en motorische zenuwcellen naar spieren in je hoofd en hals worden geleid of via het ruggenmerg naar spieren in de romp of ledenmaten. Deze impulsen veroorzaken bewegingen die je bewust maakt (gewilde bewegingen). Vaak voer je vele van deze bewegingen tegelijkertijd uit. De kleine hersenen coördineren alle bewegingen in je lichaam. De hersenen zijn omgeven door drie hersenvliezen. Hierdoor worden de hersenen beschermd en van bloed voorzien. In de hersenen bevinden zich holten gevuld met hersenvocht. Deze hersenholten staan in verbinding met het cenntrale kanaal van het ruggenmerg. Basisstof 5 De weg die impulsen afleggen Bij het reageren op prikkels kunnen impulsen op verschillende manieren door het zenuwstelsel worden voortgeleid. Hierbij onderscheiden we bewuste reacties en reflexen. Bewuste reacties Er gaan impulsen van receptoren via de sensorische zenuwcellen naar schakelcellen in het ruggenmerg. Door de schakelcellen worden impulsen via de uitlopers in de witte stof van het ruggenmerg en de hersenstam naar de grote hersenen geleid. De impulsen komen aan in sensorische centra en worden daar verwerkt. Dan word je bewust van de actie, je kan nu kiezen een reactie geven of negeren. Als je voor reageren kiest ontstaan op dat moment impulsen in het motorische centra. Deze impulsen worden via uitlopers naar schakelcellen in de kleine hersenen, de hersenstam en het ruggenmerg geleid. Vanuit je hersenstam gaan er impulsen naar de spieren in je nek. En vanuit je ruggenmerg gaan impulsen via je motorische zenuwcellen naar de spieren in je romp en ledenmaten. Je kleine hersenen coördineren de bewegingen zodat je je evenwicht niet verliest. Overigens leiden heel veel impulsen van receptoren niet tot bewustwording. Je zintuigen verwerken voordurend allerlei prikkels uit de omgeving die je je niet bewust wordt. Reflexen Bij de meeste reflexen ontstaan vanuit de zintuigcellen impulsen deze worden via de sensorische zenuwcellen naar het ruggenmerg geleid dan via schakelcellen naar de motorische zenuwcellen. Deze zorgen voor het reflex. Ook worden er impulsen naar de hersenen geleid. Hierdoor word je na de actie en reactie bewust van wat er is gebeurd. De weg die impulsen afleggen bij een reflex noemen we een reflexboog. Een reflexboog bestaat uit een receptor, een deel van het zenuwstelsel en een effector. De reflexbogen van hoofd en hals lopen via de hersenstam. De reflexbogen van de romp en ledenmaten verlopen via het ruggenmerg. De grote hersenen maken geen deel uit van de reflexbogen, toch komen bij veel reflexen ook impulsen uit de grote hersenen. Reflexen zijn betrokken bij het beschermen van je lichaam en bij bepaalde houdingen van je lichaam. Basisstof 6 Het autonome zenuwstelsel Pagina 10 van 41

11 De indeling van het perifere en centrale zenuwstelsel is gebaseerd op de bouw van het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel kan ook worden ingedeeld op basis van functie. Het animale zenuwstelsel regelt vooral de bewuste reacties en reflexen, daarbij zijn zintuigen en skeletspieren betrokken. Door het animale zenuwstelsel worden houding en beweging van je lichaam geregeld. Daarnaast heb je het autonome (of vegetatieve) zenuwstelsel dat regelt vooral de werking van inwendige organen. Het autonome zenuwstelsel staat NIET onder invloed van de wil. Het autonome zenuwstelsel wordt ook weer onderverdeeld in twee delen. Het orthosympathische deel beïnvloed de organen zodanig, dat het lichaam arbeid kan verrichten. Hiervoor is energie nodig. Een belangrijk deel van die energie komt vrij met verbranding van glucose. Maar ook op andere manieren word energie vrij gemaakt. Het orthosympatische deel bevorderd dus de dissimilatie. Bij het orthosympatische deel worden impulsen vanuit het ruggenmerg via de grensstrengen naar de organen geleid. Grensstrengen zijn twee reeksen van ganglia links en rechts van de wervelkolom. Vanuit de ganglia lopen deze zenuwen naar de organen. Het tweede deel is het parasympatische deel dit beïnvloed de organen zo danig, dat het lichaam in een toestand van rust en herstel kan komen. Het parasympatische deel bevordert de assimilatie. Bij het parasympatische deel worden impulsen vooral via de linker en rechter zwervende zenuw voortgeleid. Deze zenuwen vinden hun oorsprong in de hersenstam. Vertakkingen ervan lopen naar de organen. Het autonome zenuwstelsel is in je binas te vinden op blz. 88 tabel K. Een orgaan dat door een bepaald deel van het centrale zenuwstelsel word beïnvloed, word een doelwitorgaan genoemd. De voorziening van een orgaan met zenuwen word innervatie genoemd. Elk doelwitorgaan wordt geïnnerveerd door twee zenuwen van het autonome zenuwstelsel: een orthosympatische en een parasympathische zenuw. We noemen dit dubbele innervatie. Centra in de hersenstam coördineren de activiteiten van het autonome zenuwstelsel. Beide delen zijn altijd actief, het hangt alleen van de omstandigheden af welke er actiever is. Basisstof 7 Spieren en beweging Glad spierweefsel bestaat uit langwerpige spiercellen, elk met een celkren. Dit weefsel komt voor in de huis en in de wand van buisvormige of holle organen. Glad spierweefsel wordt geïnnerveerd door het autonome zenuwstelsel. De samentrekking verloopt relatief traagm maar de spiercellen raken niet snel vermoeid. Dwarsgestreept spierweefsel bestaat uit spiervezels. Elke spiervezel is ontstaan door versmelting van vele spiercellen. Een spiervezel bevat meerdere celkernen. Veel dwarsgestreepte spieren zijn skeletspieren. Sommige dwarsgestreepte spieren zitten met één of beide uiteinden vast aan de huid, huidspieren. Dwarsgestreept spierweefsel wordt geïnnerveerd door het animale zenuwstelsel, de samentrekking verloopt snel, maar de spieren zijn snel vermoeid. De bouw en de werking van skeletspieren Een skeletspier is omgeven door bindweefsel: de spierschede. Aan de uiteinden gaat het spierschede over in bindweefsel van pezen. Een skeletspier bestaat uit een aantal spierbundels, elk omgeven door een laag bindweefsel. Een spierbundel bestaat uit een aantal spiervezels. Het axon van een motorische zenuwcel is aan het eind vertakt. Een vertakking eindigt in een motorische eindplaatje. De vertakkingen van een axon kunnen naar verschilende spiervezels lopen. Bij het motorische eindplaatje worden impulsen van de motorische zenuwcel overgebracht op een spiervezel. Alle spiervezels die via motorische eindplaatjes in verbinding staan met één motorische zenuwcel vormen samen een motorische eenheid. In een spiervezel zijn een groot aantal spierfibrillen te zien, dat zijn de vezels waar je spieren uit opgebouwd zijn. Tussen de spierfibrillen bevinden zich mitochondriën en glycogeenkorrels, daarin zit de reservestof glycogeen opgeslagen. Elke spierfibril bestaat uit eiwitdraden, de filamenten. Dunne filamenten zijn opgebouwd uit het eiwit actine en de dikke uit myosine. De actine- en myosinefilamenten liggen in een regelmatig patroon. De samentrekking Pagina 11 van 41

12 Als impulsen via een motorisch eindplaatje in een spiervezel aankomen, schuiven de filamenten in elkaar. Hierdoor wordt de spiervezel korter. Voor het in elkaar schuiven van de filamenten is energie nodig. Het in de glycogeenkorrels opgeslagen glycogeen kan worden omgezet in glucose. De motorische zenuwcellen geleiden hun impulsen niet tegelijktijdig. Terwijl sommige motorische eenheden zich samentrekken ontspannen andere zich en andersom. Hierdoor word een snelle vermoeidheid van de spier tegengegaan. Houding en beweging In een normale ontspannen toestand is een skeletspier niet maximaal ontspannen. De spier oefent altijd een lichte kracht uit op de aanhechtingsplaatsen van de pezen. Deze kracht wordt de spierspanning genoemd. Antagonisten zijn spieren waarvan het samentrekken een tegengesteld affect hebben. Bijvoorbeeld biceps en triceps in de bovenarm. Regelmatige lichaamsbeweging houdt de spieren in een goede conditie. Ook raken de spieren daardoor minder snel geblesseerd en wordt de kans op bepaalde ziekten kleiner. Basisstof 8 Het hormoonstelsel Het hormoonstelsel bestaat uit een aantal hormoonklieren (endocriene klieren) die produceren hormonen. Belangrijke hormoonklieren in je lichaam zijn de hypofyse, de schildklier, de eilandjes van Langerhans, de bijnieren en de hormoonklieren in de geslachtsorganen (geslachtsklieren). Bij veel klieren worden de producten afgevoerd via afvoerbuizen. Hormoonklieren hebben geen afvoerbuizen. Hormoonklieren geven de hormonen meestal af aan het bloed dat door de hormoonklier stroomt. Via het bloed komen de hormonen in het hele lichaam. De hormonen zijn alleen werkzaam in de organen die er gevoelig voor zijn: de doelwitorganen. De mate van de reactie van een doelwitorgaan wordt bepaald door de concentratie van het hormoon in het bloed. Deze concentratie wordt de hormoonspiegel genoemd. Één hormoon kan processen in meerdere doelwitorganen regelen. Hormonen worden door de lever afgeroken, en worden dan ook steeds opnieuw geproduceerd.het hormoonstelsel werkt nauw samen met het autonome zenuwstelsel. Het zenuwstelsel regelt snelle, kort durende processen, het hormoonstelsel vooral langzame, langdurige processen.gecastreerd is de testes verwijderd. De hypofyse De hypofyse ligt tussen de beide hersenhelften. De hypofyse bestaat uit twee gedeelten: de voorkwab en de achterkwab. De hypofyse produceert enkele hormonen die de werking van andere hormoonklieren beïnvloeden. De ovaria en testes worden beïnvloed door FSH en LHU. TSH beïnvloed de schildklier. Onder invloed van oxytocine ontstaan bij de geboorte weeën. Het antidiurtisch hormoon (ADH) regelt de productie van urine door de nieren. Met urine kan de osmotische waarde van het bloed constant worden gehouden. Het groeihormoon (GH) regelt de groei en ontwikkeling. De secretie van hormonen door de hypofyse wordt geregeld door de hypothalamus, die ligt boven de hypofyse. De hypothalamus produceert verschillende hormonen die de secretie van hormonen door de hypofyse stimuleren of remmen. De schildklier De schildklier ligt in de hals, voor het strottenhoofd, tegen de luchtpijp. De schildklier produceert het hormoon thyroxine, dat beïnvloedt de stofwisseling en de groei en ontwikkeling. Als de schildklier te veel thyroxine produceert dan wordt de intensiteit van de stofwisseling verhoogd dan wordt die gene rusteloos en vermagerd, als er te weinig wordt geproduceerd dan krijgt zon iemand het gauw koud en wordt snel moe, bij kinderen ontstaat dan een stilstand in de geestelijke en lichamelijke ontwikkeling. Struma (kropgezwel): als bij een volwassene te weinig thyroxine wordt geproduceerd dan kan de schildklier zich sterk vergroten. Dit kan komen doordat er te weinig jood in het eten zit, Pagina 12 van 41

13 jood is noodzakelijk voor vorming van thyroxine. TSH uit hypofyse stimuleert de vorming van schildklierweefsel en de secretie van thyroxine. Thyroxine remt de secretie van TSH. Als bijv. de concentratie van thyroxine in het bloed daalt, wordt de secretie van TSH minder geremd. Doordat de concentratie van TSH in het bloed stijgt, wordt de secretie van thyroxine gestimuleerd, daardoor stijgt de concentratie van thyroxine in het bloed weer. Dit regelmechanisme wordt negatieve terugkoppeling genoemd. De eilandjes van Langerhans De eilandjes van Langerhans zijn groepjes cellen die tussen de cellen van de alvleesklier liggen. De alvleesklier is een verteringsklier. De eilandjes van Langerhans produceren de hormonen insuline en glucagon. Deze hormonen regelen het glucosegehalte van het bloed. In voedsel vrijwel altijd koolhydraten voor, die worden verteerd tot o.a. glucose, dat wordt door de wand van de dunne darm heen opgenomen in het bloed. Bloed bevat gemiddeld 0,1% glucose, glucosegehalte van het bloed wordt ook wel bloedsuikerspiegel genoemd. Onder invloed van insuline en glucagon wordt de bloedsuikerspiegel constant gehouden. Als glucosegehalte van bloed stijgt, produceren de eilandjes van Langerhans meer insuline en minder glucagon. Onder invloed van insuline wordt in de lever en in spieren glucose omgezet in glycogeen, dit wordt daar opgeslagen. Als er te weinig insuline wordt gevormd, kan glucosegehalte van het bloed tot max 0,16% stijgen deze concentratie noemt men de nierdrempel. Bij overschrijding van deze concentratie verlaat glucose met de urine het lichaam, wat bij suikerziekte (diabetes mellitus) het geval is. Om het insulinetekort aan te vullen kan insuline worden toegediend, door insuline in te spuiten. Die insuline wordt verkregen door bacteriën te kweken. Bijnieren De bijnieren liggen als kapjes boven op de nieren. Het bijniermerg (het binnenste gedeelte van de bijnieren) produceer het hormoon adrenaline. Adrenaline wordt geproduceerd als je woedend of angstig of schrikt. Het hormoon heeft een snelle korte werking. Onder invloed van dadrenaline wordt in de lever en in spieren glycogeen omgeet in glucose, verder wordt de hartslag- en ademfrequentie verhoogd en verwijden de bloedvaten naar de skeletspieren en naar de hersenen zich. De verteringsorganen worden in hun werking geremd. Thema 7 Zintuigelijke waarnemingen Basisstof 1 Het zintuigenstelsel Het zintuigenstelsel bestaat uit zintuigen (receptoren). Zintuigen bevatten zintuigcellen. De gezichtszintuigen liggen in je ogen, het reukzintuig in je neus, smaakzintuigen in je tang en in je oren liggen de gehoorzintuigen en de evenwichtszintuigen. In je huid liggen verschillende zintuigen waarmee je iets kunt voelen. Vaak worden dan ook drukzintuigen, warmtezintuigen, koudezintuigen en pijnzintuigen onderscheiden. Aanrakingen worden waargenomen doordat de huid een vormverandering ondergaat. Een vormverandering over een groot oppervlak (druk) wordt waargenomen door gespecialiseerde drukzintuigen die diep in de huid liggen. Bij deze waarnemingen spelen vrije zenuwuiteinden en mogelijk ook tastknopjes een rol. Pijn wordt waargenomen door vrije zenuwuiteinden. Deze zenuwuiteinden worden ook wel pijnpunten genoemd. Ze komen overal in het lichaam voor, ook in dieper gelegen organen. Het ontstaan van impulsen in zintuigcellen ontstaan impulsen als een prikkel sterker is dan de drempelwaarde. We noemen deze drempelwaarde de prikkeldrempel. Elk type zintuigcel heeft voor elke soort prikkel een bepaalde prikkeldrempel. De prikkel waarvoor de prikkeldrempel van een zintuigcel het laagst is word ook wel een adequate prikkel genoemd. De prikkeldrempel van deze zintuigcellen, voor andere niet-adequate prikkels is veel hoger. De impulsfrequentie is hoger naarmate de Pagina 13 van 41

14 prikkel sterker is. Wanneer een prikkel enige tijd aanhoudt, neemt bij veel type zintuigcellen de impulsfrequentie af, dit noemen we gewenning. Als gevolg van gewenning voel je bijvoorbeeld na enige tijd de druk van je kleding op je lichaam niet meer. Basisstof 2 De bouw van de ogen Je gezichtszintuigen liggen in je ogen, ze liggen goed beschermd in je oogkassen, je wenkbrauwen zorgen ervoor dat zweet of ander vocht er niet in komt en je wimpers beschermen ze tegen vuil en te fel licht. De uitwendige bouw van de ogen Het witte gedeelte van een oog is het harde oogvlies. Het geeft je oog bescherming. Het gekleurde gedeelte heet de iris of regenboogvlies. In de iris zit een opening, de pupil. Over de iris en de pupil ligt het hoornvlies. Onder de huid van de ogen liggen traanklieren. Deze produceren traanvocht. Door te knipperen, verspreiden de oogleden het traanvocht over de ogen. De inwendige bouw van de ogen In de oogkassen zitten links, rechts, boven en onder verschillende oogspieren aan de harde oogvliezen bevestigd. Deze spieren zorgen ervoor dat je alle kanten op kunt kijken. Een oog is voor het grootste deel gevul met geleiachtige massa, het glasachtig lichaam. De wand van een oog bestaat uit drie lagen, de buitenste laag is het harde oogvlies, aan de voorkant gaat dit over in het hoornvlies, dit is doorzichtig, waardoor er ligt in het oog kan vallen. De tweede laag is het vaatvlies. Deze laag bevat veel bloedvaten en zorgt voor de voeding van een groot deel van het oog. Aan de voor kant gaat het vaatvlies over in de iris, regenboogvlies. Tussen het hoornvlies en de iris is de voorste oogkamer, deze is met vocht gevuld. De iris regelt de hoeveelheid licht die door de pupil gaat. De binnenste laag van de wand heet netvlies. Hierin liggen de zintuigcellen. Via de oogzenuw worden de impulsen naar de hersenen geleid. In het centrum van het netvlies ligt de gele vlek, daar kun je het scherpste zien. De plaats van het netvlies waar de oogzenuw het oog verlaat het de blinde vlek. Achter de iris en de pupil bevind zich de lens. Rondom de lens zit het straalvormig lichaam. Deze en de lens zorgen ervoor dat op het netvlies een scherp beeld ontstaat van wat je wil zien. Basisstof 3 De werking van de ooglenzen Lichtbreking door lenzen Bolle(positieve)lens > stralen worden gebundeld Holle(negatieve)lens > stralen worden gespreid b > beeldafstand v > voorwerpsafstand F > brandpunt(focus) f > brandpuntsafstand Lenzenformule > 1/b + 1/v = 1/f Wanneer v heel groot is, is b = f Het zien in de verte - rusttoestand, kringspieren zijn ontspannen Pagina 14 van 41

15 Door de druk in de oogbollen blijft de diameter van het straalvormig lichaam groot. De lensbandjes zijn strak gespannen en de ooglenzen van uitgerekt(zo plat mogelijk) Het zien van dichtbij - gespannen, kringspieren trekken zich samen en de diameter wordt kleiner. De lensbandjes worden daardoor minder strak gespannen, zodat de kenzen minder worden uitgerekt (ze worden boller)(accommoderen: de vorm van vorm van de lens wordt aangepast wanneer het waargenomen voorwerp zicht op minder dan 5 meter bevindt We noemen de kringspieren in de straalvormig lichaam accommodatiespieren Het samentrekken of ontspannen van de accommodatiespieren vindt reflexmatig plaats als reactie op een onscherp beeld op het netvlies De zenuwcellen van deze reflexbof behoren tot het autonome zenuwstelsel Oogafwijkingen Bijziend: Scherp dichtbij, wazig veraf Afwijkende vorm van de oogbol(te lang), zodat de afstand van de lens tot het netvlies te groot is Of dat de ooglenzen in rusttoestand niet plat genoeg zijn Kan verholpen worden met holle(negatieve)lenzen, dan worden de lichtstralen verspreid Veraf: Scherp veraf, wazig dichtbij Afwijkende vorm van de oogbollen(te kort), zodat de afstand van de lens tot het netvlies te kort is Of dat de ooglenzen in maximaal geaccommodeerde toestand niet bol genoeg zijn Kan verholpen worden met bolle(positieve)lenzen, de bolle lenzen versterken de lichtbreking Nabijheidpunt: de kleinste afstand waarop een voorwerp kan worden waargenomen Ouderdomsverziendheid: als de elasticiteit van de ooglenzen afneemt, de ogen kunnen daarom minder sterk accommoderen, je kan dus minder goed vanaf dichtbij zien Basisstof 4 De bouw en werking van het netvlies Het netvlies bestaat uit drie lagen: Een laag zenuwcellen (tegen het glasachtig lichaam aan): geleiden impulsen naar het centrale zenuwstelsel; Een laag zintuigcellen (staafjes en kegeltjes): hier ontstaan impulsen; Een laag pigmentcellen: pigment absorbeert licht. Gele vlek: het centrum van het netvlies. Bij het kijken naar een voorwerp worden de ogen zo gericht (gefixeerd), dat het beeld van dat voorwerp op de gele vlek valt. In de gele vlek wordt het scherpste beeld waargenomen. Blinde vlek: de plaats waar de oogzenuw het oog verlaat. De uitlopers van zenuwcellen gaan door het netvlies, het vaatvlies en het harde oogvlies heen. De blinde vlek bevat geen zintuigcellen. Staafjes en kegeltjes bevatten lichtgevoelige pigmenten. Onder invloed van licht wordt pigment (bijv. staafjesrood) afgebroken: hierdoor ontstaan impulsen. Het pigment wordt weer teruggevormd. Tijdens deze terugvorming is een staafje of kegeltje tijdelijk ongevoelig voor licht. Staafjes zijn gevoelig voor bijna alle kleuren licht, maar vrijwel ongevoelig voor rood licht. Pagina 15 van 41

16 Kegeltjes zijn (afhankelijk van het type) gevoelig voor rood licht, voor groen licht of voor blauw licht. Wanneer meerdere typen kegeltjes tegelijkertijd worden geprikkeld, worden mengkleuren waargenomen. Wanneer de drie typen kegeltjes even sterk worden geprikkeld, wordt wit licht waargenomen. Basisstof 5 Diepte zien (stereoscopie) De pupilreflex beschermt de zintuigcellen in het netvlies tegen een te hoge lichtintensiteit. Reflexboog van de pupilreflex: zintuigcellen in het netvlies sensorische zenuwcellen hersenstam motorische zenuwcellen kringspieren en straalsgewijs lopende spieren in de iris. Als er een fel licht op het netvlies valt, trekken de kringspieren zich samen en ontspannen de straalsgewijs lopende spieren zich. Hierdoor wordt de pupil kleiner. Als er een zwak licht op het netvlies valt, ontspannen de kringspieren zich en trekken de straalsgewijs lopende spieren zich samen. Hierdoor wordt de pupil groter. Thema 8 Gedrag Basisstof 1 De studie van gedrag Gedrag: alle waarneembare activiteiten van een dier of mens. Gedrag is opgebouwd uit handelingen. Ethologie: studie van gedrag. Ethogram: een beschrijving van de verschillende typen handelingen van een diersoort. Protocol: een lijst van achtereenvolgens waargenomen handelingen van een dier. Basisstof 2 De organisatie van gedrag Gedrag is georganiseerd in gedragssystemen. Gedragssysteem: een groep samenhangende handelingen. Basisstof 3 Hoe wordt gedrag veroorzaakt? Uitwendige factoren en inwendige factoren spelen een rol bij het tot stand komen van gedrag. Inwendige factoren = motiverende factoren. Sleutelprikkel: een prikkel die een doorslaggevende rol speelt bij het veroorzaken van een bepaald gedrag. Supranormale prikkel: is effectiever dan de normale prikkel. Basisstof 4 Hoe wordt gedrag bepaald? Erfelijke factoren: dingen die een dier doet die bepaald worden via genen. Leerprocessen:door leren kunnen dieren zich aanpassen aan hun omgeving. Inprenting: een bepaalde korte periode waar in een dier iets leert. (gevoelige periode) Gewenning: reactie op een prikkel neemt af na het herhaaldelijk toedienen. Conditionering: leren via beloning of straf ( trial and error). Dresseren gebeurt door conditionering. Basisstof 5 Sociaal gedrag Pagina 16 van 41

Samenvatting Biologie Regeling

Samenvatting Biologie Regeling Samenvatting Biologie Regeling Samenvatting door P. 1319 woorden 20 maart 2016 10 1 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie samenvatting Regeling SE2 Het zenuwstelsel Het zenuwstelsel

Nadere informatie

Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming

Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] ARTHUR A. HOOGENDOORN ATHENEUM - VRIJE ATHENEUM - AAHA Docent: A. Sewsahai Thema: Zintuigelijke waarneming De student moet de verschillende typen

Nadere informatie

Zintuigelijke waarneming

Zintuigelijke waarneming Zintuigelijke waarneming Biologie Havo klasse 5 HENRY N. HASSENKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Docent: A. Sewsahai Doelstellingen De student moet de verschillende typen zintuigen kunnen opnoemen

Nadere informatie

Zenuwcellen. Samenvatting door een scholier 2435 woorden 24 juni keer beoordeeld

Zenuwcellen. Samenvatting door een scholier 2435 woorden 24 juni keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2435 woorden 24 juni 2007 7 45 keer beoordeeld Vak Biologie 1. Het zenuwstelsel. Bestaat uit: centrale zenuwstelsel: hersenen, hersenstam, ruggenmerg. Perifere zenuwstelsel:

Nadere informatie

Normwaarde = is een waarde die je af leest, zoals bij de thermostaat, zie je 19 graden staan dan is dat de normwaarde. Zo warm moet het zijn.

Normwaarde = is een waarde die je af leest, zoals bij de thermostaat, zie je 19 graden staan dan is dat de normwaarde. Zo warm moet het zijn. Boekverslag door E. 1602 woorden 17 maart 2014 6.8 55 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie samenvatting paragraaf 1 Een regelkring = is een kring van meerdere apparaten die samen

Nadere informatie

3 keer beoordeeld 15 maart Regelkring van de lichaamstemperatuur is homeostase. Homeostase is een voorbeeld van zelfregulatie.

3 keer beoordeeld 15 maart Regelkring van de lichaamstemperatuur is homeostase. Homeostase is een voorbeeld van zelfregulatie. 7 Boekverslag door H. 1590 woorden 3 keer beoordeeld 15 maart 2016 Vak Biologie Methode Biologie voor jou Biologie Thema 6 Bassisstof 1 Regelkringen en homeostase Een sensor à Normwaarde: De afgestelde

Nadere informatie

Samenvattingen. Samenvatting Thema 6: Regeling. Basisstof 1. Zenuwstelsel regelt processen:

Samenvattingen. Samenvatting Thema 6: Regeling. Basisstof 1. Zenuwstelsel regelt processen: Samenvatting Thema 6: Regeling Basisstof 1 Zenuwstelsel regelt processen: - regelen werking spieren en klieren - verwerking van impulsen van zintuigen Zintuigcellen: - staan onder invloed van prikkels

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Zintuigelijke waarneming

Samenvatting Biologie Zintuigelijke waarneming Samenvatting Biologie Zintuigelijke waarneming Samenvatting door T. 2587 woorden 15 januari 2013 4,8 3 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Onderscheiding zenuwstelsel op grond van bouw

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 4:

Samenvatting Biologie Thema 4: Samenvatting door L. 717 woorden 19 juni 2013 4,8 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting Biologie Thema 4: Zintuig Ligging Prikkel Waarneming Gezichts~ In de ogen Licht Zien

Nadere informatie

H.6 regeling. Samenvatting

H.6 regeling. Samenvatting H.6 regeling Samenvatting Zenuwstelsel Het zenuwstelsel bestaat uit: Centrale zenuwstelsel ( bestaat uit: grote hersenen, kleine hersenen, hersenstam en ruggenmerg Zenuwen Functies van zenuwstelsel: Verwerken

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 + 9: Regeling en Gedrag

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 + 9: Regeling en Gedrag Samenvatting Biologie Hoofdstuk 6 + 9: Regeling en Gedrag Samenvatting door R. 858 woorden 19 juni 2014 7 7 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels

Nadere informatie

Regeling. Regeling is het regelen van allerlei processen in het lichaam. Regeling vindt plaats via twee orgaanstelsels: Zenuwstelsel.

Regeling. Regeling is het regelen van allerlei processen in het lichaam. Regeling vindt plaats via twee orgaanstelsels: Zenuwstelsel. Regeling Regeling is het regelen van allerlei processen in het lichaam. Regeling vindt plaats via twee orgaanstelsels: (1) Zenuwstelsel (2) Hormoonstelsel Verschillen in bouw en functie: bestaat uit functie

Nadere informatie

Begrippenlijst Biologie DNA

Begrippenlijst Biologie DNA Begrippenlijst Biologie DNA Begrippenlijst door een scholier 1969 woorden 27 juni 2007 7,8 51 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Begrippen Allel: Elk van de genen van een genenpaar

Nadere informatie

Bij ongeslachtelijke voortplanting groeit een deel van een individu uit tot een nieuw individu. Dit kan op verschillende manieren :

Bij ongeslachtelijke voortplanting groeit een deel van een individu uit tot een nieuw individu. Dit kan op verschillende manieren : Samenvatting door een scholier 1923 woorden 10 maart 2002 7,6 81 keer beoordeeld Vak Biologie Basisstof 1: Eiwitmolecuul bestaan uit een groot aantal aan elkaar gekoppelde aminozuren. In het lichaam zijn

Nadere informatie

DOCENT: A. SEWSAHAI Havo HENRY N. HASSANKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Thema: Regeling

DOCENT: A. SEWSAHAI Havo HENRY N. HASSANKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Thema: Regeling DOCENT: A. SEWSAHAI Havo HENRY N. HASSANKHAN SCHOLENGEMEENSCHAP LELYDORP [HHS-SGL] Thema: Regeling Doelstellingen: De student moet: de bouw en functies van het zenuwstelsel kunnen beschrijven de functies

Nadere informatie

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou

6,4. Samenvatting door E woorden 6 december keer beoordeeld. Biologie voor jou Samenvatting door E. 1393 woorden 6 december 2016 6,4 18 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 4: Erfelijkheid 5-HTTPLR gen heeft invloed op de hoeveelheid geluk die je ervaart.

Nadere informatie

4 keer beoordeeld 30 mei 2017

4 keer beoordeeld 30 mei 2017 8 Samenvatting door een scholier 1301 woorden 4 keer beoordeeld 30 mei 2017 Vak Biologie Methode Biologie voor jou H6 Waarneming, regeling en gedrag Zintuigen in het algemeen zintuig orgaan dat reageert

Nadere informatie

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel

H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel H5 Begrippenlijst Zenuwstelsel acetylcholine Vaak voorkomende neurotransmitter, bindt aan receptoren en verandert de permeabiliteit van het postsynaptische membraan voor specifieke ionen. animatie synaps

Nadere informatie

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische

Door recombinatie ontstaat een grote vescheidenheid in genotypen binnen een soort. (genetische Chromosomen bestaan voor een groot deel uit DNA DNA bevat de erfelijke informatie van een organisme. Een gen(ook wel erffactor) is een stukje DNA dat de informatie bevat voor een erfelijke eigenschap(bvb

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3 + 4 Samenvatting door een scholier 1472 woorden 23 oktober 2007 6,5 24 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Hoofdstuk 3 - Genetica Homologe chromosomen

Nadere informatie

6.6. Boekverslag door D woorden 26 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie thema 5, Homeostase

6.6. Boekverslag door D woorden 26 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie thema 5, Homeostase Boekverslag door D. 2035 woorden 26 juni 2011 6.6 69 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie thema 5, Homeostase 1. Elke cel van je lichaam is omgeven door weefselvloeistof. Weefsel

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 5 Erfelijkheid en Evolutie

Samenvatting Biologie Thema 5 Erfelijkheid en Evolutie Samenvatting Biologie Erfelijkheid en Evolutie Samenvatting door een scholier 1888 woorden 16 juni 2016 6,5 5 keer beoordeeld Vak Biologie Basisstof 1 De zichtbare eigenschappen (het uiterlijk) van een

Nadere informatie

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen:

Samenvattingen. Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid. Basisstof 1. Basisstof 2. Erfelijke eigenschappen: Samenvatting Thema 4: Erfelijkheid Basisstof 1 Erfelijke eigenschappen: - Genotype: o genen liggen op de chromosomen in kernen van alle cellen o wordt bepaald op moment van de bevruchting - Fenotype: o

Nadere informatie

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen).

Mitose is een ander woord voor gewone celdeling. Door gewone celdeling blijft het aantal chromosomen in lichaamscellen gelijk (46 chromosomen). Samenvatting door M. 1493 woorden 28 februari 2014 5 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Genotype en fenotype Veel eigenschappen zijne erfelijk. Je hebt deze eigenschappen geërfd van

Nadere informatie

6,7. Samenvatting door een scholier 1580 woorden 20 juni keer beoordeeld

6,7. Samenvatting door een scholier 1580 woorden 20 juni keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1580 woorden 20 juni 2011 6,7 3 keer beoordeeld Vak Biologie Les 1. - Organen zorgen bijvoorbeeld voor je bloedsomloop, spijsvertering en uitscheiding. - Onder alle omstandigheden

Nadere informatie

Waarneming zintuig adequate prikkel fysiek of chemisch zien oog licht fysiek ruiken neus gasvormige

Waarneming zintuig adequate prikkel fysiek of chemisch zien oog licht fysiek ruiken neus gasvormige Paragraaf 7.1 prikkel Signalen die een zintuigcel uit de omgeving opvangt actiepotentiaal Verschil in elektrische lading over de membraan van een zenuwcel op het moment van een impuls adequate prikkel

Nadere informatie

Samenvatting Biologie voor Jou 2A Thema 4 Waarnemen en regeling

Samenvatting Biologie voor Jou 2A Thema 4 Waarnemen en regeling Samenvatting Biologie voor Jou 2A Thema 4 Waarnemen en regeling 4.1 Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving Prikkel = invloed uit de omgeving van een organisme Alle zintuigen samen =

Nadere informatie

Samenvatting Biologie voor Jou 1B Thema 6 Waarnemen, regeling en gedrag. Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving

Samenvatting Biologie voor Jou 1B Thema 6 Waarnemen, regeling en gedrag. Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving Samenvatting Biologie voor Jou 1B Thema 6 Waarnemen, regeling en gedrag 6.1 Zintuig = orgaan dat reageert op prikkels uit de omgeving Prikkel = invloed uit de omgeving van een organisme Alle zintuigen

Nadere informatie

6,4. Samenvatting door N woorden 6 november keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie H5 Homeostase

6,4. Samenvatting door N woorden 6 november keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie H5 Homeostase Samenvatting door N. 1886 woorden 6 november 2010 6,4 16 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie H5 Homeostase Paragraaf 1 Interne milieu: weefselvloeistof samen met bloedplasma

Nadere informatie

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11

Fenotype nakomelingen. donker kort 29 donker lang 9 wit kort 31 wit- lang 11 1. Bij honden is het allel voor donkerbruine haarkleur (E) dominant over het allel voor witte haarkleur (e). Het allel voor kort haar (F) is dominant over het allel voor lang haar (f). Een aantal malen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Zenuwstelsel

Samenvatting Biologie Zenuwstelsel Samenvatting Biologie Zenuwstelsel Samenvatting door een scholier 2341 woorden 5 februari 2009 6,5 30 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie Interactief Samenvatting Biologie 1 Inleiding Zintuigen

Nadere informatie

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA.

Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou. Erfelijke informatie ligt in de celkern in de chromosomen. Chromosomen bestaan weer uit DNA. Samenvatting Erfelijkheid Vmbo 3a Biologie voor Jou 4.1 Fenotype Genotype = waarneembare eigenschappen van een individu = de erfelijke informatie in het DNA Genotype + milieufactoren = fenotype Erfelijke

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Basisstof 1 tot 10

Samenvatting Biologie Basisstof 1 tot 10 Samenvatting Biologie Basisstof 1 tot 10 Samenvatting door Binc 2141 woorden 16 januari 2018 0 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie B1: Reageren op je omgeving Reageren op je omgeving doe je met Zintuigen,

Nadere informatie

Een modificatie is een verandering in je fenotype, je geeft dit echter niet door aan volgende generaties het is dus geen genotype.

Een modificatie is een verandering in je fenotype, je geeft dit echter niet door aan volgende generaties het is dus geen genotype. Samenvatting door A. 2698 woorden 16 mei 2013 7,8 1 keer beoordeeld Vak Biologie Samenvatting 3.1 De chromosomen bevatten de informatie voor de erfelijke eigenschappen, dit is vastgelegd in het DNA. De

Nadere informatie

Samenwerking van bepaalde stelsels vb. zintuigstelsel, hormoonstelsel om de omstandigheden van je lichaam constant te houden.

Samenwerking van bepaalde stelsels vb. zintuigstelsel, hormoonstelsel om de omstandigheden van je lichaam constant te houden. Samenvatting door W. 3226 woorden 3 december 2015 7,4 44 keer beoordeeld Vak Biologie 1. Regelkringen en homeostase Homeostase Samenwerking van bepaalde stelsels vb. zintuigstelsel, hormoonstelsel om de

Nadere informatie

V5 Begrippenlijst Hormonen

V5 Begrippenlijst Hormonen V5 Begrippenlijst Hormonen ADH Hormoon dat de terugresorptie van water in de nierkanaaltjes stimuleert. adrenaline Hormoon dat door het bijniermerg wordt afgescheiden. Adrenaline wordt ook door zenuwvezels

Nadere informatie

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan

Examentrainer. Vragen vmbo-bk. Scan THEMA 4 REGELING EXAMENTRAINER OEFENVRAGEN 3 VMBO-bk Examentrainer Vragen vmbo-bk Scan In een Engelse folder staat informatie over een bepaald apparaat. Hiermee kan het centrale zenuwstelsel onderzocht

Nadere informatie

6.9. Boekverslag door S woorden 24 maart keer beoordeeld. Thema 4 DNA

6.9. Boekverslag door S woorden 24 maart keer beoordeeld. Thema 4 DNA Boekverslag door S. 2580 woorden 24 maart 2003 6.9 55 keer beoordeeld Vak Biologie Thema 4 DNA Basisstof 1: chromosomen bevindt zich de informatie voor de erfelijke eigenschappen. Via enzymen kunnen erfelijke

Nadere informatie

Onwillekurig of Autonoom Ingedeeld in parasympatisch en orthosympatisch

Onwillekurig of Autonoom Ingedeeld in parasympatisch en orthosympatisch Paragraaf 8.1 en 8.2 perifere zenuwstelsel Uitlopers van zenuwcellen buiten de hersenen en het ruggenmerg centrale zenuwstelsel Zenuwcellen en uitlopers in hersenen en ruggenmerg autonome zenuwstelsel

Nadere informatie

Beide helften van de hersenen zijn met elkaar verbonden door de hersenbalk. De hersenstam en de kleine hersenen omvatten de rest.

Beide helften van de hersenen zijn met elkaar verbonden door de hersenbalk. De hersenstam en de kleine hersenen omvatten de rest. Biologie SE4 Hoofdstuk 14 Paragraaf 1 Het zenuwstelsel kent twee delen: 1. Het centraal zenuwstelsel bevindt zich in het centrum van het lichaam en bestaat uit de neuronen van de hersenen en het ruggenmerg

Nadere informatie

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica

8,6. Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari keer beoordeeld. Biologie voor jou. Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica Samenvatting door Jasmijn 2032 woorden 9 januari 2018 8,6 5 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie samenvatting hoofdstuk 4 Genetica 2 Fenotype, genotype en epigenetica Erfelijke

Nadere informatie

Thema 5 Regeling en waarneming Doelstelling 1 Homeostase bij de mens Homeostase Dynamisch evenwicht Homeostatische regelkringen

Thema 5 Regeling en waarneming Doelstelling 1 Homeostase bij de mens Homeostase Dynamisch evenwicht Homeostatische regelkringen Thema 5 Regeling en waarneming Doelstelling 1 Homeostase bij de mens Homeostase : het min of meer constant houden van de omstandigheden (het interne milieu) in een organisme door middel van regelkringen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 3 en 4

Samenvatting Biologie Thema 3 en 4 Samenvatting Biologie Thema 3 en 4 Samenvatting door een scholier 2927 woorden 4 april 2011 7,2 48 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie: Samenvatting hoofdstuk 3 Samenvatting

Nadere informatie

4.5. Boekverslag door N woorden 11 april keer beoordeeld. Biologie voor jou BS1

4.5. Boekverslag door N woorden 11 april keer beoordeeld. Biologie voor jou BS1 Boekverslag door N. 1802 woorden 11 april 2013 4.5 6 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou BS1 Pigment wordt veroorzaakt door enzymen, oftewel: eiwitten, bestaande uit een groot aantal

Nadere informatie

- Prikkels worden opgevangen - Prikkels worden omgezet in impulsen (elektrische stroomstootjes)

- Prikkels worden opgevangen - Prikkels worden omgezet in impulsen (elektrische stroomstootjes) Samenvatting Thema 7: Zintuiglijke waarneming Basisstof 1 Prikkel: invloed van buitenaf (milieu) op een organisme Adequate prikkel: de prikkel die geschikt is voor een bepaald zintuig: - Lichtprikkels

Nadere informatie

7,3. Het zenuwstelsel. Zenuwcellen en zenuwen. Samenvatting door een scholier 1716 woorden 24 februari keer beoordeeld

7,3. Het zenuwstelsel. Zenuwcellen en zenuwen. Samenvatting door een scholier 1716 woorden 24 februari keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 1716 woorden 24 februari 2008 7,3 67 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie Samenvatting Thema 7: Regeling en gedrag Het zenuwstelsel Bij het waarnemen speelt het zenuwstelsel

Nadere informatie

HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde

HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde HAVO 5 Begrippenlijst Erfelijkheid allel Allelen zijn verschillende vormen van een gen. Zij liggen in homologe chromosomen op precies dezelfde plaats. Allelen coderen voor dezelfde eigenschap bijvoorbeeld

Nadere informatie

Samenvatting door Hidde 506 woorden 31 maart keer beoordeeld. Biologie Hoofdstuk 14: Zenuwstelsel Centraal zenuwstelsel

Samenvatting door Hidde 506 woorden 31 maart keer beoordeeld. Biologie Hoofdstuk 14: Zenuwstelsel Centraal zenuwstelsel Samenvatting door Hidde 506 woorden 31 maart 2017 0 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie Hoofdstuk 14: Zenuwstelsel 14.1 Centraal zenuwstelsel Zenuwstelsel bestaat uit 2 delen: - centraal zenuwstelsel

Nadere informatie

Lens plat of lens bol?

Lens plat of lens bol? Lens plat of lens bol? Lens plat of lens bol? In de verte kijken: plat Spannen kringspieren of radiale spieren in iris? Spannen kringspieren of radiale spieren in iris? Van donker naar licht: pupil wordt

Nadere informatie

REGELING. 1 G o e d g e r e g e l d. 2 Z e n u w s t e l s e l

REGELING. 1 G o e d g e r e g e l d. 2 Z e n u w s t e l s e l REGELING 1 G o e d g e r e g e l d In je lichaam gebeuren veel dingen te gelijk: je haalt adem, je beweegt je spieren, je hart klopt, reservevoedsel wordt opgeslagen, enzovoort. Het zenuwstelsel en het

Nadere informatie

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING TSG VMBO CURSUSJAAR 2016-2017 NIVEAU BASIS VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 uten per week P periode

Nadere informatie

Samenvatting Biologie H14 Reageren

Samenvatting Biologie H14 Reageren Samenvatting Biologie H14 Reageren Samenvatting door Jacomijn 1512 woorden 20 maart 2018 7 3 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Samenvatting biologie H14 Reageren 14.1 Samenwerkende organen Spieren:

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Zintuigen, zenuwstelsel en spieren

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Zintuigen, zenuwstelsel en spieren Samenvatting Biologie Hoofdstuk 3: Zintuigen, zenuwstelsel en spieren Samenvatting door een scholier 2452 woorden 7 mei 2012 6,9 51 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie Interactief Paragraaf 1

Nadere informatie

De hersenen, het ruggenmerg en hun bloedvaten worden beschermd door drie vliezen.

De hersenen, het ruggenmerg en hun bloedvaten worden beschermd door drie vliezen. Samenvatting door R. 1795 woorden 30 maart 2016 6,7 11 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie samenvatting hoofdstuk 14 zenuwstelsel 14.1 centraal zenuwstelsel het zenuwstelsel bestaat uit

Nadere informatie

ERFELIJKHEID. 1 N i e t a l l e m a a l h e t z e l f d e Afbeelding 17-2

ERFELIJKHEID. 1 N i e t a l l e m a a l h e t z e l f d e Afbeelding 17-2 ERFELIJKHEID 1 N i e t a l l e m a a l h e t z e l f d e Afbeelding 17-2 Afbeelding 17-1 Mensen uit elkaar houden vind je vast makkelijker. Toch hebben ook mensen veel meer overeenkomsten dan verschillen.

Nadere informatie

6.1. Boekverslag door F woorden 29 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Opdracht: 1

6.1. Boekverslag door F woorden 29 juni keer beoordeeld. Biologie voor jou. Opdracht: 1 Boekverslag door F. 1422 woorden 29 juni 2004 6.1 303 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht: 1 1. Een zintuig is een orgaan dat reageert op prikkels uit het milieu. 2. Een prikkel

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 en 14

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 en 14 Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 en 14 Samenvatting door een scholier 1351 woorden 5 februari 2006 6, 18 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar H 13 In skeletspieren is het spierweefsel verdeeld

Nadere informatie

Werkstuk Biologie Regeling en Gedrag.

Werkstuk Biologie Regeling en Gedrag. Werkstuk Biologie Regeling en Gedrag. Werkstuk door een scholier 2029 woorden 5 oktober 2007 6,1 24 keer beoordeeld Vak Biologie 1 Het zenuwstelsel. Het zenuwstelsel bestaat uit het centrale zenuwstelsel

Nadere informatie

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week

VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel 1 en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x 50 minuten per week PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING TSG VMBO CURSUSJAAR 205-206 NIVEAU BASIS VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- BK Deel en 2 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 3 x uten per week P periode C code

Nadere informatie

OMSCHRIJVING LESSTOF

OMSCHRIJVING LESSTOF PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING KLAS 3 VAK : : Biologie METHODE : Biologie voor Jou KLAS: : 3 NIVEAU : KADER CONTACTUREN PER WEEK 3 X 50 MINUTEN PER WEEK STUDIEJAAR : 2017-2018 EINDCIJFER KLAS 3 MOET

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 14 Zenuwstelsel

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 14 Zenuwstelsel Samenvatting Biologie Hoofdstuk 14 Zenuwstelsel Samenvatting door Elin 1218 woorden 9 april 2018 7,9 8 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie Hoofdstuk 14 14.1 * Het zenuwstelsel bestaat

Nadere informatie

Biologie samenvatting H6. Let op: ik weet niet of deze samenvatting helemaal goed is.

Biologie samenvatting H6. Let op: ik weet niet of deze samenvatting helemaal goed is. Samenvatting door Estel 2738 woorden 16 december 2017 6,6 15 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie samenvatting H6 Let op: ik weet niet of deze samenvatting helemaal goed is.

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 Hormonen

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 Hormonen Samenvatting Biologie Hoofdstuk 13 Hormonen Samenvatting door Elin 1039 woorden 4 april 2018 9,5 8 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie Hoofdstuk 13 13.1 * Hormoonklieren = organen die

Nadere informatie

6,1. Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou

6,1. Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari keer beoordeeld. Biologie voor jou Samenvatting door een scholier 1949 woorden 7 februari 2011 6,1 46 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Basisstof 1: chromosomen Chromosomen: komen voor in een celkern bevindt zich de

Nadere informatie

Samenvatting Biologie hoofdstuk 14 - zenuwstelsel

Samenvatting Biologie hoofdstuk 14 - zenuwstelsel Samenvatting Biologie hoofdstuk 14 - zenuwstelsel Samenvatting door een scholier 1962 woorden 5 oktober 2016 7,1 11 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Biologie hoofdstuk 14 Zenuwstelsel 14.1 Centraal

Nadere informatie

Het genotype van een individu staat in de chromosomen. Daar staat namelijk de erfelijke informatie in van alle eigenschappen die erfelijk zijn.

Het genotype van een individu staat in de chromosomen. Daar staat namelijk de erfelijke informatie in van alle eigenschappen die erfelijk zijn. Opdracht door een scholier 1105 woorden 13 november 2004 5,9 55 keer beoordeeld Vak Biologie Basis erfelijkheidsleer Ik kan de bouw en functie van chromosomen beschrijven. In de kern van een cel komen

Nadere informatie

OMSCHRIJVING LESSTOF

OMSCHRIJVING LESSTOF PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING KLAS 3 VAK : : Biologie METHODE : Biologie voor Jou KLAS: : 3 NIVEAU : KADER CONTACTUREN PER WEEK 3 X 50 MINUTEN PER WEEK STUDIEJAAR : 2017-2018 EINDCIJFER KLAS 3 MOET

Nadere informatie

Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden

Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden G G1 -fase Periode in de interfase van de celcyclus tussen de M- fase en de S-fase. Je kunt het vergelijken met de puberteit. In de G1-fase vindt plasmagroei plaats. G2 -fase Periode in de interfase van

Nadere informatie

Examen Voorbereiding Cellen

Examen Voorbereiding Cellen Examen Voorbereiding Cellen Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016 Thema 2 Cellen Begrippenlijst: Begrip Organellen Plastiden Stamcellen Embryonale stamcellen Adulte stamcellen Endoplasmatisch reticulum

Nadere informatie

generatio spontanea: organisme kunnen vrij plotseling ontstaan uit levenloze of dode materie.

generatio spontanea: organisme kunnen vrij plotseling ontstaan uit levenloze of dode materie. Samenvatting door een scholier 2631 woorden 24 januari 2006 5,2 42 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Thema 1 Inleiding in de biologie 1.1 elk organisme heeft levensverschijnselen.

Nadere informatie

6,5. Samenvatting door een scholier 2017 woorden 28 oktober keer beoordeeld

6,5. Samenvatting door een scholier 2017 woorden 28 oktober keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2017 woorden 28 oktober 2013 6,5 62 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 3.1 ''Prikkels'' Met je huid kom je iets te weten over je omgeving. Als je iets aanraakt (

Nadere informatie

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld

Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari keer beoordeeld Antwoorden door een scholier 1825 woorden 28 februari 2005 6 511 keer beoordeeld Vak Biologie Biologie Thema 5 Opdracht 1 1. Het uiterlijk is een fenotype van een organisme. 2. Alle erfelijke informatie

Nadere informatie

2. Van welke van de onderstaande factoren is de hartslagfrequentie NIET afhankelijk? a. de wil b. lichamelijke activiteiten c.

2. Van welke van de onderstaande factoren is de hartslagfrequentie NIET afhankelijk? a. de wil b. lichamelijke activiteiten c. Take-home toets Thema 4.6 Anatomie en fysiologie van het centrale en perifere zenuwstelsel 1. Door activiteiten van de nervus vagus wordt a. de hartslagfrequentie verhoogd b. de hartslagfrequentie verlaagd

Nadere informatie

7,3. Samenvatting door een scholier 2527 woorden 31 maart keer beoordeeld

7,3. Samenvatting door een scholier 2527 woorden 31 maart keer beoordeeld Samenvatting door een scholier 2527 woorden 31 maart 2012 7,3 7 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar 4.1. ZINTUIGEN Prikkels: informatie waarop je lichaam reageert. 2 soorten prikkels: - Uitwendige

Nadere informatie

Zenuwstelsel a3. Wat kun je hier intekenen wat goed weergeeft waar dit hoofdstuk over gaat?

Zenuwstelsel a3. Wat kun je hier intekenen wat goed weergeeft waar dit hoofdstuk over gaat? Zenuwstelsel a3 Wat kun je hier intekenen wat goed weergeeft waar dit hoofdstuk over gaat? Bewustwording 1 Wanneer wordt een mens zich bewust van prikkels? A Als de prikkels worden omgezet in impulsen.

Nadere informatie

Begrippenlijst Biologie Thema 4 DNA, paragraaf 1 t/m 9

Begrippenlijst Biologie Thema 4 DNA, paragraaf 1 t/m 9 Begrippenlijst Biologie Thema 4 DNA, paragraaf 1 t/m 9 Begrippenlijst door een scholier 2843 woorden 2 april 2007 7,2 74 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Biologie thema 4, DNA, samenvatting

Nadere informatie

Biologie SE4. Hoofdstuk 13 Paragraaf 1 Begrippenlijst:

Biologie SE4. Hoofdstuk 13 Paragraaf 1 Begrippenlijst: Hoofdstuk 13 Paragraaf 1 Begrippenlijst: Hormoonklieren: Exocriene klieren: Endocriene klieren: Hypothalamus: Biologie SE4 organen die elders in het lichaam organen en weefsels activeren. zweet- en verteringsklieren

Nadere informatie

GEZONDHEIDSKUNDE. Het menselijk lichaam

GEZONDHEIDSKUNDE. Het menselijk lichaam GEZONDHEIDSKUNDE Het menselijk lichaam 1 KENMERKEN VAN HET LEVEN Anatomie à wetenschap die zich bezighoudt met de bouw van het menselijk lichaam (waar ligt wat?). Fysiologie à Wetenschap die zich bezighoudt

Nadere informatie

3.Mitose. 2.Mitose. Hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel maximaal tijdens te mitose?

3.Mitose. 2.Mitose. Hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel maximaal tijdens te mitose? In welke cellen vindt mitose plaats? Hoeveel chromatiden bevat een menselijke cel maximaal tijdens te mitose? Hoeveel centromeren bevat een menselijke cel maximaal tijdens de mitose? Een cel ondergaat

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Havo 5. Nectar. Hoofdstuk 14 Reageren

Samenvatting Biologie Havo 5. Nectar. Hoofdstuk 14 Reageren Samenvatting door Jasmijn 3377 woorden 15 maart 2018 7,2 9 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Nectar Samenvatting Biologie Havo 5 Nectar Hoofdstuk 14 Reageren Paragraaf 14.1 samenwerkende organen -Spieren

Nadere informatie

Antwoorden Biologie Thema 4

Antwoorden Biologie Thema 4 Antwoorden Biologie Thema 4 Antwoorden door een scholier 2182 woorden 18 januari 2005 7 433 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Opdracht 1 1 In de chromosomen zit de informatie voor

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1

Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Samenvatting door een scholier 1499 woorden 22 december 2004 6,4 120 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Samenvatting Biologie Hoofdstuk 1 Organismen zijn: planten, dieren en mensen

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Erfelijkheid

Samenvatting Biologie Erfelijkheid Samenvatting Biologie Erfelijkheid Samenvatting door een scholier 3283 woorden 20 november 2002 6,9 200 keer beoordeeld Vak Biologie.1 wanneer zijn eigenschappen erfelijk? - Zichtbare eigenschappen van

Nadere informatie

PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING TSG VMBO CURSUSJAAR 2015-2016 NIVEAU KADER

PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING TSG VMBO CURSUSJAAR 2015-2016 NIVEAU KADER PROGRAMMA VAN TOETSING EN AFSLUITING TSG VMBO CURSUSJAAR 2015-2016 NIVEAU KADER VAK: BIOLOGIE METHODE: Biologie voor jou 3VMBO- K Deel 1, 2, 3 en 4 KLAS: 3 CONTACTUREN PER WEEK: 4 x 50 uten per week P

Nadere informatie

Waarneming en regeling. Basisstof 6

Waarneming en regeling. Basisstof 6 Waarneming en regeling Basisstof 6 Van prikkel naar impuls Receptoren zijn gewoonlijk erg gevoelig. Hele zwakke prikkels worden al waargenomen, maar dat moet wel de eigen, adequate prikkel van die cel

Nadere informatie

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd.

Tussen de trofoblast en de kiemschijf wordt de navelstreng gevormd. Biologie SE4 Hoofdstuk 6 Paragraaf 1 Tijdens de ovulatie komt een eicel vrij uit een van de beide ovaria. Deze eicel komt terecht in een eileider. Een van de zaadcellen die de tocht van de vagina naar

Nadere informatie

Voortplanting en celdeling

Voortplanting en celdeling Voortplanting en celdeling Inleiding Kenmerkend voor de levende natuur is het streven om de soort in stand te houden. Voor de groene plant als groep komt daar nog bij het vastleggen en beschikbaar maken

Nadere informatie

THEMA 5 BOEK 4 ORDENING EN EVOLUTIE. Biologie HAVO Drs. L. Grotenbreg

THEMA 5 BOEK 4 ORDENING EN EVOLUTIE. Biologie HAVO Drs. L. Grotenbreg THEMA 5 BOEK 4 ORDENING EN EVOLUTIE Biologie HAVO Drs. L. Grotenbreg Basisstof 6 EVOLUTIE OVERTUIGINGEN TOT 1859 Ontstaan van het leven op aarde volgens de theorie van de schepping (Creationisme) Ontstaan

Nadere informatie

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen

Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen Samenvatting Biologie Thema 1: Organen en cellen Samenvatting door M. 721 woorden 15 januari 2014 7,1 28 keer beoordeeld Vak Methode Biologie Biologie voor jou Organismen Organismen is een levend wezen:

Nadere informatie

ERFELIJKE INFORMATIE IN DE CEL

ERFELIJKE INFORMATIE IN DE CEL DE CEL 1. INLEIDING... 3 2. ONDERDELEN VAN DE CEL...4 2.1. CYTOPLASMA... 4 2.2. CELMEMBRAAN... 4 2.2.1. Functies van het celmembraan...5 2.2.2. Bouw van het celmembraan (eenheidsmembraan)...5 2.2.3. Transportmogelijkheden

Nadere informatie

Examen Voorbereiding Waarneming Regeling

Examen Voorbereiding Waarneming Regeling Examen Voorbereiding Waarneming Regeling Teylingen College Leeuwenhorst 2015/2016 Thema 6 Waarneming en Regeling Begrippenlijst: Begrip Normwaarde Negatieve terugkoppeling Positieve terugkoppeling Homeostase

Nadere informatie

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3.

3 Rundveefokkerij Melkproductiecontrole Selectie Fokwaardeschatting Inseminatieplannnen 69 3. Inhoud Voorwoord 5 Inleiding 6 1 Veiligheidsvoorschriften 9 1.1 Genen en hun vererving 9 1.2 Genotype en fenotype 14 1.3 Erfelijke gebreken 18 1.4 Genfrequenties 25 1.5 Afsluiting 27 2 Fokmethoden 28 2.1

Nadere informatie

Biologie 1997 Augustus

Biologie 1997 Augustus www. Biologie 1997 Augustus Vraag 1 In de onderstaande tekening is de elektronenmicroscopische afbeelding van een cel van een traanklier van een mens weergegeven. Het afgescheiden traanvocht bevat een

Nadere informatie

Juli blauw Biologie Vraag 1

Juli blauw Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

Juli geel Biologie Vraag 1

Juli geel Biologie Vraag 1 Biologie Vraag 1 Bij bijen komt parthenogenese voor. Dit is de ontwikkeling van een individu uit een onbevruchte eicel. Bij bijen ontstaan de darren (mannelijke bijen) parthenogenetisch. De koningin en

Nadere informatie

Biologie 2000 Vraag 1 De plaats waar de chromatiden van een chromosoom tijdens de eerste fasen van een cel/kerndeling aan mekaar vastzitten noemt men: A. Centriool B. Centromeer C. Centrosoom D. Chromomeer

Nadere informatie

Samenvatting door een scholier 1681 woorden 19 juni keer beoordeeld. Genetica

Samenvatting door een scholier 1681 woorden 19 juni keer beoordeeld. Genetica Samenvatting door een scholier 1681 woorden 19 juni 2004 6 78 keer beoordeeld Vak Biologie Genetica A. Inleiding Ouders en nakomelingen bezitten gelijke kenmerken, maar toch vertonen ze verschillen. Wat

Nadere informatie

ZINTUIGEN: GEVOELIGE ANTENNES

ZINTUIGEN: GEVOELIGE ANTENNES ZINTUIGEN: GEVOELIGE ANTENNES 1 K u n je a l l e s w a a r n e m e n? Met behulp van je zintuigen heb je steeds contact met je omgeving Hoe zou het zijn zonder zintuigen? Zelfs als je maar één zintuig

Nadere informatie

Samenspel. Anatomie oog, lenzen, gele vlek, kegels / staafje 17.2 behind blue eyes

Samenspel. Anatomie oog, lenzen, gele vlek, kegels / staafje 17.2 behind blue eyes HFST 17 Samenspel Samenspel 17.1 Een ogenblik Anatomie oog, lenzen, gele vlek, kegels / staafje 17.2 behind blue eyes Hersenen, ganglioncellen, bipolairecellen, zichtbaar licht 17.3 Zie je wat je ziet?

Nadere informatie

Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden

Begrippenlijsten biologie 4 havo en 5 havo PENTA College CSG Scala Rietvelden C Cafeïne Calcium Capaciteit, vitale Capillaire werking cdna Cel Cel communicatie Celcyclus Celdeling Celkern Cellen van Schwann Cellulose Celmembraan Celplasma Celplasmastroming Heeft een stimulerende

Nadere informatie