Overzicht wijzigingen Algemene Plaatselijke Verordening Valkenswaard 2013 Ten opzichte van APV Valkenswaard 2008, herziene versie 23december 2010

Transcriptie

1 Pagina 1 van 18 Overzicht wijzigingen Algemene Plaatselijke Verordening Valkenswaard 2013 Ten opzichte van APV Valkenswaard 2008, herziene versie 23december 2010 A In de gehele verordening worden de volgende namen van regelgeving gewijzigd: - Wegenverordening Noord-Brabant 2006 wordt vervangen door Verordening wegen Noord- Brabant Provinciale milieuverordening wordt vervangen door Provinciale milieuverordening Noord- Brabant Provinciale landschapsverordening wordt vervangen door Landschapsverordening Noord- Brabant (2002) - Landschapsverordening Noord-Brabant 2006 wordt vervangen door Landschapsverordening Noord- Brabant (2002) - Provinciale 'Verordening stiltegebieden' wordt vervangen door Provinciale milieuverordening Bovengenoemde provinciale regelgevingen zijn gewijzigd. Om die reden worden ook de verwijzingen in deze verordening aangepast. B In de verordening komen de volgende leden, waarin een ontheffingsmogelijkheid is geregeld, te vervallen: * Artikel 2.45 lid 2 (ontheffing van het verbod voor onbevoegde personen in parken en plantsoenen, buiten de wegen en paden te begeven); * Artikel 2.48 lid 2 (lid 3 wordt 2 en lid 4 wordt 3) (ontheffing van het verbod om in een aangewezen gebied drank te nuttigen en met aangebroken flessen bij zich te hebben); * Artikel 2.60 lid 3 (ontheffing van het verbod om in een aangewezen gebied bij besluit aangewezen dieren te houden); * Artikel 2.73 lid 4 (ontheffing van het verbod om op een aangewezen plaats vuurwerk te bezigen); * Artikel 5.2 lid 4 (ontheffing van het verbod voor autobedrijven om meer dan drie auto s op de weg te parkeren of de weg als werkplaats te gebruiken); * Artikel 5.3 lid 2 (ontheffing van het verbod om in een aangewezen gebied auto s te koop aan te bieden); * Artikel 5.7 lid 2 (ontheffing van het verbod om voertuigen op de weg te parkeren met het kennelijke doel om reclame te maken); * Artikel 5.11 lid 3 (ontheffing van het verbod om met voertuigen door parken en plantsoenen te rijden, waarbij voertuigen die gebruikt worden voor werkzaamheden reeds zijn uitgezonderd); * Artikel 5.33 lid 5 (ontheffing van het verbod om met voertuigen door een natuurgebied te rijden); * Artikel 5.34 lid 3 (ontheffing van het verbod om met een paard, behoudens de daartoe aangewezen ruiterpaden, te bevinden in voor publiek toegankelijke plantsoenen, wandelpaden, parken, etc.). De genoemde ontheffingen zijn in het verleden nooit aangevraagd. Tevens is er mede door de heldere formulering en de genoemde uitzonderingen van de verbodsbepaling geen aanleiding om daarvoor ontheffing te verlenen. Het behoud van een ontheffingstelsel, ten aanzien van verbodsbepalingen waarvoor toch geen ontheffing wordt verleend, schept valse verwachtingen bij de aanvrager. Daarnaast leidt een aanvraag tot onnodige werkzaamheden en het opleggen van leges. Om die reden worden die ontheffingenstelsels verwijderd. Ontheffingenstelsels waar wel gebruik van wordt gemaakt of zal worden gemaakt, zijn behouden. Vier ontheffingenstelsels hebben betrekking op een aangewezen gebied. Daar waar een bepaald gebied wordt aangewezen waar een verbodsbepaling geldt, is het des te opmerkelijker om van dat specifiek geldende verbod ontheffing te verlenen.

2 Pagina 2 van 18 C In de verordening worden de volgende wijzigingen aangebracht: Artikel 2:57 lid 2 wordt gewijzigd en komt te luiden: Het verbod in het eerste lid aanhef en onder b is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen. Artikel 2:60 lid 1 wordt gewijzigd en komt te luiden: Het is verboden op door het college ter voorkoming of opheffing van overlast of schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, bij dat aanwijzingsbesluit aangeduide dieren: a. aanwezig te hebben; b. aanwezig te hebben anders dan met inachtneming van de door het college gestelde regels; c. aanwezig te hebben in een groter aantal dan in die aanwijzing is aangegeven; of te voeren. Artikel 4:16 lid 1 wordt gewijzigd en komt te luiden: Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast dan wel voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen, buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer, in de openlucht of buiten de weg de volgende voorwerpen of stoffen op te slaan, te plaatsen of aanwezig te hebben: a. onbruikbare of aan hun oorspronkelijke bestemming onttrokken voer- of vaartuigen of onderdelen daarvan; b. bromfietsen en motorvoertuigen of onderdelen daarvan; c. kampeermiddelen als bedoeld in artikel 4:17 of onderdelen daarvan, indien het plaatsen of aanwezig hebben daarvan geschiedt voor verkoop of verhuur of anderszins voor een commercieel doel; of d. mestopslag, gierkelders of andere verzamelplaatsen van vuil, een verzameling ingekuild gras, loof of pulp of ingekuilde landbouwproducten, afbraakmaterialen en oude metalen. Artikel 4:21 lid 1 wordt gewijzigd en komt te luiden: Het verbod van artikel 4:20, eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen. Artikel 5:12 wordt gewijzigd en komt te luiden: Het is verboden op door het college in het belang van het uiterlijk aanzien van de gemeente, ter voorkoming of opheffing van overlast, of ter voorkoming van schade aan de openbare gezondheid aangewezen plaatsen fietsen of bromfietsen onbeheerd buiten de daarvoor bestemde ruimten of plaatsen te laten staan Artikel 5:16, lid 2, wordt gewijzigd en komt te luiden: In afwijking van het bepaalde in het eerste lid is het venten van gedrukte en geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid van de Grondwet verboden: a. Op door het college aangewezen openbare plaatsen; of b. Op door het college aangewezen dagen en uren. Artikel 5:32, lid 2, eerste en tweede volzin worden gewijzigd en komen te luiden: Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen: Artikel 5:33, lid 2, eerste en tweede volzin, worden gewijzigd en komen te luiden: Het verbod van het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen terreinen. Het college kan daarbij nadere regels stellen voor het gebruik van deze terreinen in het belang van: Een uitspraak van de Rechtbank Den Haag geeft aanleiding tot wijziging van bovengenoemde artikelen. Het is een kwestie van formulering. Kort samengevat: Door de tekst Het college kan gebieden aanwijzen waar het verboden is om wordt de indruk gewekt dat het college door de gebiedsaanwijzing een verbod in het leven roept, terwijl het college daartoe niet bevoegd is. Met de formulering: Het is verboden om in door het college aangewezen gebieden is duidelijk dat de raad in haar verordening het verbod creëert (zie ledenbrief ECGR/U van de VNG). D In artikel 1.3, tweede lid, wordt acht weken vervangen door twaalf weken. Tevens wordt de termijn van zes maanden vervangen door drie maanden. Om derde belanghebbenden een redelijke termijn te geven waarbinnen zij bezwaar in kunnen dienen en een voorlopige voorziening aan kunnen vragen, streeft de burgemeester er naar om vergunningen ongeveer zes weken voor het evenementen bekend te maken door het besluit toe te zenden aan de aanvrager en te publiceren. Wanneer een aanvraag acht weken voor aanvang van het evenement aangevraagd kan worden, zou dat inhouden dat deze binnen twee weken behandeld moet worden.

3 Pagina 3 van 18 Dat zou ten kosten gaan van de kwaliteit van het besluit. Om de termijn van bekendmaking, ongeveer zes weken voor het evenement, na te kunnen blijven streven, wordt de termijn waarbinnen een vergunning moet worden aangevraagd verhoogd naar twaalf weken. De termijn van drie maanden voor evenementenvergunningen, waarbij een provinciale weg of rijksweg moet worden afgesloten, kan worden verkort omdat tegenwoordig in kortere tijd toestemming kan worden verkregen bij de wegbeheerder (provincie of rijk). E Artikel 1.5 wordt een tweede lid toegevoegd en komt als volgt te luiden: 2. In afwijking van het eerste lid is de vergunning voor het exploiteren van een terras, zoals bedoeld in artikel 2.28, gebonden aan het betreffende terras. Ten behoeve van administratieve lastenverlichting worden terrasvergunningen aangemerkt als objectgebonden in plaats van persoonsgebonden. Doordat de terrasvergunning apart van de exploitatievergunning wordt verleend en geen kwaliteiten van de aanvrager worden getoetst maar de inrichting van het terras, leent deze vergunning zich voor verlening ten aanzien van het object (terras). Hierdoor is de terrasvergunning overdraagbaar en hoeft bij de overname van een horecabedrijf geen nieuwe terrasvergunning worden aangevraagd. F In artikel 1.9 komen de volgende passages te vervallen: Artikel 5.14: Vergunning venten Artikel 5.16: Vergunning organisatie snuffelmarkt Omdat deze vergunningenstelsels komen te vervallen (deregulering), hoeven deze niet langer worden uitgesloten van de positieve beschikking bij niet tijdig beslissen (lex silencio positivo). G In artikel 1.9 worden de volgende passages toegevoegd: Artikel 2.6: Ontheffing aanbieden geschreven stukken Artikel 2.67: Vrijstelling verplichting verkoopregister Artikel 5.6: Ontheffing langer dan drie dagen caravan etc. binnen bebouwde kom plaatsen Artikel 5.8: Ontheffing parkeren groot voertuig Artikel 5.13: Collectevergunning Artikel 5.18: Standplaatsvergunning Eind 2011 is reeds van de vergunningenstelsels die onder de Europese Dienstenrichtlijn vallen bepaald of deze al dan niet worden uitgesloten van de positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen (Lex silencio positivo). In het kader van de dienstverlening is destijds besloten alleen de vergunningen met een zeer hoog risico daarvan uit te sluiten. Op vergunningenstelsels die niet onder de Europese Dienstenrichtlijn vallen, is de lex silencio positivo in beginsel niet van toepassing, tenzij in de APV (vrijwillig) ander is bepaald. Om te streven naar een betere dienstverlening en tijdige besluitvorming is van de vergunningenstelsels, die niet onder de Europese Dienstenrichtlijn vallen, bekeken of de lex silencio positivo ook van toepassing kan worden verklaard. Daarbij is naast het streven naar tijdige besluitvorming beoordeeld bij welke vergunningenstelsels hoge risico s zijn verbonden aan een van rechtswege verkregen vergunning of ontheffing. Van bovengenoemde vergunningen- of ontheffingenstelsels is zijn de risico s laag. Risico = kans x gevolg. Bij alle bovenstaande activiteiten zijn ofwel de gevolgen gering ofwel is een kleine kans dat de vergunning van rechtswege wordt verleend omdat de vergunningen zelden worden aangevraagd en deze vrijwel altijd binnen de termijn kunnen worden verleend. H In artikel 1.10 worden de volgende passages toegevoegd: Artikel 2.28: Exploitatievergunning terras bij een horecabedrijf ; Artikel 2.28a: Exploitatievergunning droge horeca Artikel 2.39: Exploitatievergunning speelgelegenheid Artikel 3.4: Vergunning seksbedrijf.

4 Pagina 4 van 18 Vanwege het hoge risico van deze vergunningenstelsels, wordt de lex silencio positivo, overeenkomstig de modelverordening van de VNG, hierop niet van toepassing verklaard. I Artikel 2.6 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: Het is verboden gedrukte of geschreven stukken of afbeeldingen onder publiek te verspreiden, dan wel openlijk aan te bieden, aan te bevelen of bekend te maken ( op of aan door het college aangewezen wegen of gedeelten daarvan komt te vervallen). 2. Lid 2 wordt vervangen door: Het verbod als bedoeld in het eerste lid geldt niet voor het verspreiden van gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. Toezichthouders treffen steeds vaker niet opgeruimde flyers aan. Doordat deze zijn verspreid door organisaties die geen vergunning (nodig) hebben, zijn de daders moeilijk te traceren. Om die reden wordt voorgesteld om het verspreiden van flyers te verbieden, tenzij een ontheffing is verleend. Een uitzondering geldt voor het verspreiden van flyers waarmee gedachten en gevoelens worden geopenbaard omdat dat in strijd is met artikel 7 van de Grondwet. J Artikel 2.9 komt als volgt te luiden: 1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden. 2. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt niet: a. op maandagen tot en met zaterdagen tussen uur en uur en op koopavonden tot uur; b. op door het college aangewezen koopzondagen tussen 12:00 uur en 18:00 uur; c. wanneer de straatartiest, straatmuzikant, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids zich telkens minimaal 100 meter verplaatst, zich niet langer dan 25 minuten op een en dezelfde plaats ophoudt en zich niet vaker dan tweemaal per dag op een en dezelfde plaats ophoudt en; d. indien geen overlast wordt veroorzaakt voor winkelend publiek en overige voetgangers en gebruikers van de openbare ruimte; Momenteel zijn er geen regels ten aanzien van straatartiesten. De burgemeester zou een gebied aan kunnen wijzen waar het optreden als straatartiest verboden is, tenzij ontheffing wordt verleend. Ondernemers in het centrum klagen regelmatig over overlast van straatartiesten. De overlast wordt vooral veroorzaakt door straatartiesten die een hele dag op een en dezelfde plaats hun muziek ten gehore brengen (vaak hetzelfde liedje de hele dag door). Om die reden wordt overgegaan op algemene regels. Daarin wordt geregeld dat muzikanten zich moeten verplaatsen zodat de muziek zicht verspreid en de ervaren overlast afneemt. K Artikel 2.10 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het is verboden zonder vergunning van het college de weg of een weggedeelte te gebruiken, anders dan overeenkomstig de bestemming daarvan. 2. Het verbod is niet van toepassing op: a. voorwerpen of stoffen waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard; b. evenementen als bedoeld in artikel 2; c. terrassen als bedoeld in artikel 2.28, vijfde lid; d. standplaatsen als bedoeld in artikel Het college kan categorieën van voorwerpen aanwijzen, waarvoor onder nader te bepalen algemene voorwaarden, het in het eerste lid gestelde verbod niet geldt. 4. Het is verboden op, in, over of boven de weg een voorwerp of stof waarop gedachten of gevoelens worden geopenbaard te plaatsen, aan te brengen of te hebben, indien: a. deze door zijn omvang of vormgeving, constructie of plaats van bevestiging schade toebrengt aan de weg;

5 Pagina 5 van 18 b. gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, of c. een belemmering vormt voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg. 5. Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j. of onder k. van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. 6. Onverminderd artikel 1.8 kan de vergunning, zoals bedoeld in het eerste of vijfde lid, worden geweigerd: a. indien het beoogde gebruik schade toebrengt aan de weg, gevaar oplevert voor de bruikbaarheid van de weg of voor het doelmatig en veilig gebruik daarvan, dan wel een belemmering kan vormen voor het doelmatig beheer en onderhoud van de weg; b. indien het beoogde gebruik hetzij op zich zelf, hetzij in verband met de omgeving, niet voldoet aan redelijke eisen van welstand; c. in het belang van de voorkoming of beperking van overlast voor gebruikers van de in de nabijheid gelegen onroerende zaak. 7. a. Het verbod in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatswerken of de Wegenverordening Noord-Brabant a. De weigeringsgrond van het zesde lid, onder a, geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994; b. De weigeringsgrond van het zesde lid, onder b geldt niet voor bouwwerken; c. De weigeringsgrond van het zesde lid, onder c geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet Milieubeheer. In dit artikel in de APV van 2008 worden enkele typen voorwerpen uitgezonderd van de vergunningsplicht. Door de voorgestelde wijziging wordt aan het college de bevoegdheid toegekend om typen voorwerpen aan te wijzen waarvoor de vergunningplicht niet geldt. Hierdoor is een uitbreiding van die categorieën mogelijk. In een nader aanwijzingsbesluit kunnen bepaalde voorwerpen op bepaalde locaties worden aangewezen als vergunningsvrij. Met name vergunningen voor voorwerpen waarbij de risico s laag zijn, een eenvoudige afweging plaatsvindt en voorschriften over het algemeen altijd gelijk zijn, lenen zich ervoor om onder algemene voorwaarden als vergunningsvrij aan te merken. L Na artikel 2.13 wordt een nieuw artikel 2.13a ingevoegd en komt te luiden: Artikel 2.13a Opruimplicht sneeuw Bewoners zijn verplicht het trottoir voor hun woning sneeuwvrij te houden. In verband met een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor een schone gemeente wordt deze verplichting opgenomen. M Artikel 2.24 wordt als volgt gewijzigd: 1. in het eerste lid onder b wordt de volgende tekst verwijderd: en artikel 5.16 van deze verordening 2. in het tweede lid wordt toegevoegd: f. een snuffelmarkt In de APV van 2008 is geregeld dat een snuffelmarkt niet als evenement wordt aangemerkt en dat op grond van artikel 5.16 een vergunning moet worden verleend. Omdat in de praktijk dezelfde afweging wordt gemaakt als bij een regulier evenement, wordt een snuffelmarkt niet langer uitgezonderd van de definitie van een evenement. Artikel 5.22 (in de huidige verordening 5.16) kan daarmee komen te vervallen. N Artikel 2.25a komt als volgt te luiden: 1. De vergunningsplicht uit artikel 2.25 geldt niet voor door de burgemeester te definiëren kleine evenementen, mits tenminste twee weken voor aanvang van dat kleine evenement een

6 Pagina 6 van 18 melding is ingediend bij de burgemeester en het evenement voldoet aan de voorwaarden uit het tweede lid. 2. De burgemeester kan voorwaarden stellen waaraan het organiseren van een klein evenement moet voldoen. 3. De burgemeester kan binnen twee weken na ontvangst van de melding besluiten het organiseren van een evenement als bedoeld in het eerste lid te verbieden, indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. De wijzigingen in het eerste en tweede lid zijn redactioneel van aard. Door de wijziging wordt een onderscheid gemaakt in de definitie van een klein evenement en de algemene voorwaarden waaraan een klein evenement moet voldoen. In het derde lid wordt bepaald dat het gemelde evenement verboden kan worden in het belang van openbare orde, veiligheid, volksgezondheid of milieu. In de APV van 2008 is bepaald dat het evenement kan worden omgezet in een vergunningsplichtig evenement, wat vervolgens waarschijnlijk geweigerd wordt ter bescherming van de genoemde belangen (openbare orde, veiligheid, volksgezondheid en milieu). Het is efficiënter om het evenement direct te verbieden in plaats van eerst omzetten in een vergunningsplichtig evenement. De formulering van dit lid, waarbij een evenement wordt verboden in plaats van omgezet naar een vergunningsplicht, is overeenkomstig de modelverordening van de VNG. Wanneer het evenement niet als meldingsplichtig is toegestaan en wel als vergunningsplichtig met nadere voorschriften, wordt het meldingsplichtig evenement verboden en kan een vergunning worden aangevraagd. Dit houdt in dat een verbod van het meldingsplichtig evenement geen absoluut verbod van het evenement in hoeft te houden. O Artikel 2.27 wordt als volgt gewijzigd: 1. Bij de definitie van een horecabedrijf de volgende zin verwijderd: Onder horecabedrijf wordt tevens verstaan een bij dit bedrijf behorend terras en andere aanhorigheden. 2. Een derde lid wordt toegevoegd en komt te luiden: Paracommerciële rechtspersoon: paracommerciële rechtspersoon zoals bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet. De eerste wijziging is van redactionele aard omdat de terrasvergunning in Valkenswaard geen onderdeel uitmaakt van de exploitatievergunning. De tweede wijziging komt voort uit het feit dat ook het thema paracommercie nu in de APV wordt geregeld. P Artikel 2.28b wordt gewijzigd en komt als volgt te luiden: De vergunning als bedoeld in artikel 2.28a, eerste lid, kan worden geweigerd indien niet voldaan is aan de volgende eisen: a. de ondernemer moet een verklaring omtrent het gedrag overleggen, niet ouder dan twee maanden; b. de ondernemer moet de leeftijd van 21 jaar hebben bereikt. In het huidige eerste lid van artikel 2.28b staat als weigeringsgrond genoemd: niet voldoen aan de eisen zoals genoemd in artikel 8 van de Drank- en Horecawet. Het opvragen van justitiële documentatie ten behoeve van een exploitatievergunning is op grond van artikel 13 van het Besluit justitiële gegevens niet toegestaan. Om die reden wordt informatie over het levensgedrag van de ondernemer ook niet op die manier ingewonnen. Het opvragen van justitiële documentatie is slechts toegestaan voor drank- en horecavergunningen en ander in het besluit genoemde beschikkingen. Om die reden wordt deze toets vervangen door de aanvrager te verplichten om zijn onbesproken levensgedrag zelf aan te tonen door middel van een verklaring omtrent het gedrag. Dit is het enige rechtmatige alternatief om het levensgedrag na te gaan van ondernemers van alcoholvrije horeca. In het tweede en derde lid is de toepassing van de Wet BIBOB geregeld. De bevoegdheid tot toepassing van deze wet wordt reeds ontleend aan de Wet BIBOB in samenhang met het Besluit

7 Pagina 7 van 18 BIBOB en de beleidsregels BIBOB van de gemeente Valkenswaard. Om die reden hoeft dit niet in de APV te worden opgenomen. Q Artikel 2.29 wordt als volgt gewijzigd: 1. In het eerste lid wordt na het woord dit de volgende zinsnede toegevoegd: horecabedrijf en het daarbij behorende terras. 2. Het vierde lid komt als volgt te luiden: Onverminderd het bepaalde in lid 1 is het de houder van een horecabedrijf en het daarbij behorende terras, behorende bij of op of in een sportaccomodatie, verboden deze voor bezoekers geopend te hebben of aldaar bezoekers toe te laten of te laten verblijven na de eindtijd zoals genoemd in artikel 2.34a. De eerste wijziging is redactioneel van aard vanwege de wijziging in artikel Met de tweede wijziging wordt aansluiting gezocht bij de nieuwe regels ten aanzien van paracommerciële rechtspersonen die zich richten op sportactiviteiten (zie nieuwe artikel 2.34a). R Na afdeling 8 wordt een nieuwe afdeling toegevoegd: Afdeling 8A bijzondere bepalingen over horecabedrijven als bedoeld in de Drank- en Horecawet Artikel 2.34a schenktijden paracommerciële rechtspersonen 1. Paracommerciële rechtspersonen die zich richten op activiteiten van sportieve aard verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank op: a. maandag tot en met vrijdag na uur en tot uur; b. zaterdag na uur en tot uur; en c. zondag na uur en tot uur. 2. Voor zover er bij paracommerciële rechtspersonen als bedoeld in het eerste lid verenigings- of wedstrijdactiviteiten plaatsvinden die eindigen na de hierna genoemde tijden, is het deze paracommerciële rechtspersonen toegestaan, in aanvulling op de schenktijden uit lid 1, alcoholhoudende drank te verstrekken tot één uur na beëindiging van deze activiteiten, maar niet later dan uur. De tijden zoals in dit lid bedoeld, zijn: a. maandag tot en met vrijdag na uur; b. zaterdag na uur; en c. zondag na uur. 3. Overige paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank gedurende de periode beginnende met één uur voor aanvang en eindigende met één uur na beëindiging van activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon, maar niet later dan uur. Artikel 2.34b schenktijden paracommerciële rechtspersonen Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn. artikel 2:34a De wijziging van de Drank- en Horecawet legt gemeenten de plicht op om in een verordening de schenktijden van de paracommerciële inrichtingen te reguleren. Met het reguleren van de schenktijden van de paracommerciële horeca kan worden bewerkstelligd dat het verstrekken van alcoholhoudende drank een nevenactiviteit van de vereniging blijft naast de primaire activiteiten van recreatieve, sportieve, sociaal culturele, educatieve, levensbeschouwelijke of godsdienstige aard. Deze maatregel past binnen het uitgangspunt van de wijziging van de Drank- en Horecawet om de verantwoordelijkheid voor het lokale alcoholbeleid, en dus ook de schenktijden van paracommerciële inrichtingen, meer een zaak van de gemeenteraad te laten worden dan tot op heden het geval was. Met de regels omtrent paracommercie is aangesloten bij de huidige beperkingen uit de vergunningvoorschriften, waardoor er nauwelijks iets wijzigt. De grootste wijziging ten opzichte van de vergunningvoorschriften is de maximale eindtijd van uur en de begintijden voor alcoholverstrekking bij sportclubs.

8 Pagina 8 van 18 Advies SRE Het advies is om artikel 2:34a op te nemen zoals hierboven beschreven. Advies is ook om lid 3 van de VNG modelverordening niet op te nemen, aangezien zich in locaties als dorpshuizen, buurthuizen, gemeenschapshuizen en wijkgebouwen over het algemeen geen ernstige alcoholgerelateerde problemen voordoen. Daarnaast zijn er alleen in Eindhoven studentenverenigingen, en is dit voor de rest van de regio niet van toepassing. Lid 1 Onder lid 1 zijn de tijden op maandag t/m vrijdag van 17:00 uur tot 23:00 uur aangehouden. Bij de tijden van zaterdag (15:00 uur tot 21:00 uur) en zondag (12:00 uur tot 21:00 uur) is rekening gehouden met het feit dat vrijwel alle sportverenigingen hun jeugdwedstrijden op zaterdag hebben. Op zondag spelen de senioren hun wedstrijden, vaak verspreid over de hele ochtend en middag. Lid 2 Hieronder vallen de uitzonderingen, zoals bijvoorbeeld toernooien, jubilea en vrijwilligersavonden die georganiseerd worden. Deze kunnen buiten de in lid 1 genoemde schenktijden plaatsvinden. In deze gevallen wordt aanbevolen de schenktijden tot één uur na beëindiging van de activiteit vast te stellen, maar niet later dan 01.00u artikel 2:34b Artikel 4 van de Drank- en Horecawet bevat onder meer de verplichting bij gemeentelijke verordening regels te stellen waaraan paracommerciële rechtspersonen zich te houden hebben bij de verstrekking van alcoholhoudende drank. Door dit artikel wordt voorkomen dat (veelal gesubsidieerde) paracommerciële instellingen op onaanvaardbare wijze concurreren met de reguliere horeca. Met dit artikel in deze modelverordening wordt aan de verplichting om dit bij gemeentelijke verordening te regelen voldaan. Advies SRE Alle bijeenkomsten die leiden tot oneerlijke mededinging zijn verboden. Wanneer er geen sprake is of kan zijn van oneerlijke mededinging, is de bijeenkomst dus toegestaan. Dit komt er op neer dat bruiloften, feesten en dergelijk bij sportverenigingen, dorpshuizen, musea, schouwburgen en dergelijke in beginsel zijn toegestaan wanneer er geen reguliere horeca in de omgeving aanwezig is die een reëel alternatief biedt. In de regio Zuidoost-Brabant is er voldoende horeca-aanbod, waardoor zich geen gevallen voordoen van het ontbreken van reguliere horeca. Een bijeenkomst van persoonlijke aard en bijeenkomsten gericht op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteit van de rechtspersoon betrokken zijn, leidt hierdoor tot oneerlijke mededinging en is daarmee verboden. Door dit verbod op te nemen in de verordening wordt hierover duidelijkheid gegeven. S In artikel 2.39 lid 2 onder a wordt artikel 30c, eerste lid, onder c vervangen door artikel 30c, eerste lid, onder b Tekstuele aanpassing naar aanleiding van wijziging Wet op de kansspelen. T Artikel 2:40 wordt als volgt gewijzigd: 1. lid 1 sub b komt te vervallen; 2. lid 1 sub c, d en e worden vernummerd naar sub b, c en d; 3. in lid 2 wordt speelautomaten vervangen door kansspelautomaten en komt de komma na toegestaan en de tekst waarvan maximaal 2 kansspelautomaten te vervallen. 4. lid 3 komt te vervallen. Tekstuele aanpassing naar aanleiding van wijziging Wet op de kansspelen. De wijziging van de Wet op de kansspelen houdt in dat de aanwezigheid van behendigheidsautomaten voortaan vergunningsvrij is. Om die reden kunnen de bepalingen over behendigheidsautomaten komen te vervallen.

9 Pagina 9 van 18 U Artikel 2:45 komt te vervallen Het aanrichten van vernieling aan de plantsoenen blijft niet toegestaan. Een algehele strafbaarstelling voor het betreden daarvan is overbodig. V Artikel 2:59 wordt als volgt gewijzigd: 1. lid 3 onder a wordt vervangen door: muilkorf: een muilkorf vervaardigd van stevige kunststof, of van stevig leer of van beide stoffen, die door middel van een stevige leren riem rond de hals zodanig is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is en die zodanig is ingericht dat de drager geen mens of dier kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn; 2. lid 4 komt te vervallen Voor de definitie van een muilkorf werd verwezen naar de Regeling agressieve dieren. Omdat deze regeling is komen te vervallen is in de APV gedefinieerd wat onder muilkorf wordt verstaan. Hierbij is de oude definitie uit de Regeling agressieve dieren overgenomen. W Artikel 2.72 komt te vervallen Voor de verkoop van vuurwerk is in verband met de (brand)veiligheid een vergunning op grond van het Vuurwerkbesluit vereist. Een extra vergunningplicht op grond van artikel 2.72 van de APV kan worden gebruikt om een maximumstelsel of spreiding te reguleren. Dit vergunningenstelsel wordt in de gemeente Valkenswaard niet gebruikt. Om die reden komt dit artikel te vervallen. X Artikel 2.73a komt te vervallen In artikel 2.73a is het verbod opgenomen om 50 kg of meer vuurwerk in een voertuig te hebben. Artikel van het Vuurwerkbesluit regelt reeds dat het verboden is om meer dan tien kg vuurwerk voorhanden te hebben. Om die reden regelt artikel 2.73 niets aanvullends, waardoor het artikel kan komen te vervallen. Y Artikel 4.2 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het eerste lid komt te luiden: De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen en tijden. 2. Het huidige zesde lid komt te vervallen 3. Na het vijfde lid wordt een zesde lid toegevoegd dat komt te luiden: Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door inrichtingen, bedraagt niet meer dan 70 db(a), gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen. 4. Een zevende lid wordt toegevoegd dat komt te luiden: De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek. De strafcorrectie voor muziekgeluid wordt buiten beschouwing gelaten. Het eerste en zesde lid worden gewijzigd zodat de tijden, waarop men de geluidsnomen collectief mag overschrijden, geregeld kunnen worden in het besluit tot het aanwijzen van de collectieve dagen. Momenteel is de eindtijd van 1:00 uur vastgelegd in de APV. Door deze niet bij verordening vast te stellen maar in het besluit van de betreffende festiviteit is maatwerk per festiviteit mogelijk.

10 Pagina 10 van 18 In de APV van 2008 is geregeld dat men bij aan te wijzen collectieve festiviteiten de geluidsnormen uit het activiteitenbesluit mag overschrijden, zonder dat dit aan een maximum geluidsniveau gebonden is. De toevoegingen van het zesde lid dienen om de overschrijding van het geluidsniveau tijdens collectieve festiviteiten aan een maximum te verbinden. Het zevende lid regelt een aspect van de wijze van meten van het geluidsniveau. Z Artikel 4.3 wordt als volgt gewijzigd: 1. Na het vijfde lid wordt een zesde lid toegevoegd dat komt te luiden: Het equivalente geluidsniveau LAeq veroorzaakt door de inrichting, bedraagt, gemeten op de gevel van gevoelige gebouwen, niet meer dan: 70 db(a) van 07:00 uur tot 19:00 uur; 60 db(a) van 19:00 uur tot 23:00 uur; 50 db(a) van 23:00 uur tot 01:00 uur. 2. Een zevende lid wordt toegevoegd en komt te luiden: De geluidswaarde als bedoeld in het zesde lid is inclusief onversterkte muziek. De strafcorrectie voor muziekgeluid wordt buiten beschouwing gelaten. 3. Een achtste lid wordt toegevoegd en komt te luiden: Op de dagen als bedoeld in het eerste lid wordt het ten gehore brengen van extra muziek hoger dan de geluidnorm als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit en artikel 4:5 van deze verordening uiterlijk om 1:00 uur beëindigd. 4. Een negende lid wordt toegevoegd en komt te luiden: De geluidsnorm als bedoeld in het zesde lid geldt voor het bebouwde gedeelte van de inrichting en niet voor de buitenruimte. 5. Een tiende lid wordt toegevoegd en komt te luiden: Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen. Ten aanzien van de incidentele festiviteiten (in horecabedrijven) is momenteel ook geregeld dat men het geluidsniveau mag overschrijden, zonder dat dit aan een maximum geluidsniveau is gebonden. Door toevoeging van het zesde lid wordt in de APV het maximum geluidsniveau opgenomen dat gerealiseerd mag worden bij de overschrijding van de normen uit artikel 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit. De aflopende toegestane overschrijding, zoals weergegeven in het zesde lid, sluit aan bij bepaling uit het activiteitenbesluit. Onderstaande tabel geeft weer dat, naarmate het later wordt, minder overschrijding van het reguliere geluidsniveau wordt toegestaan. De reden daarvan is, is dat in de late uren de ervaren overlast van derde belanghebbenden toeneemt. Overzicht verschillen in overschrijding Tijd Regulier geluidsniveau volgens Toegestaan geluidsniveau Verschil het Activiteitenbesluit tijdens incidentele festiviteiten 07:00 19:00 uur 50 db(a) 70 db(a) :00 23:00 uur 45 db(a) 60 db(a) + 15 na 23:00 uur 40 db(a) 50 db(a) + 10 Het zevende, negende en tiende lid regelen de wijze van meten. Het achtste lid wordt toegevoegd om een maximum tijd te verbinden aan de incidentele activiteit. In de APV van 2008 is geen maximumtijd opgenomen. Om de overlast voor omwonenden te beperken wordt deze nu opgenomen. AA Artikel 4.18a komt te vervallen Artikel 4.18a regelde het verbod op het verspreiden van ongeadresseerd reclamedrukwerk te bezorgen of te laten bezorgen bij een woning of bedrijf, indien men aangeeft door middel van een sticker op de brievenbus geen prijs te stellen op het ontvang van ongeadresseerd reclamedrukwerk. Dit artikel komt te vervallen omdat dit niet handhaafbaar is. De verbodsbepaling in de APV schept de verwachting en verplichting dat hierop wel wordt gehandhaafd wanneer hiervoor een verzoek om handhaving wordt ingediend.

11 Pagina 11 van 18 Daarnaast regelt het thema grotendeels zichzelf en wordt dit geregeld door de branche (reclame code commissie): iemand die geen reclamedrukwerk wenst, maakt dat kenbaar en een adverteerder/bezorger bezorgt daar in de meeste gevallen geen reclamedrukwerk. Voor de enkele gevallen waarbij dat wel zou gebeuren, kan men een klacht indienen bij de reclame code commissie die naar aanleiding daarvan contact opneemt met de adverteerder. BB Artikel 5.12a komt te vervallen In artikel 5.12a van de APV 2008 is geregeld dat het verboden is om een motorvoertuig of fiets onbeheerd achter te laten op de openbare weg indien deze niet op slot zit. De reden dat dit artikel in het verleden in de APV is opgenomen is om diefstal van voertuigen tegen te gaan. De verantwoordelijkheid voor het al dan niet op slot zetten van voertuigen is een verantwoordelijkheid van de eigenaar en wordt niet langer als thema gezien ten aanzien waarvan een verbodsbepaling moet worden opgenomen in de APV. Daarbij wordt het ook niet wenselijk geacht om een overtreding te op te nemen c.q. in stand te houden (niet op slot zetten van een voertuig) om de feitelijke overtreding (diefstal) tegen te gaan. CC Artikel 5.14 wordt als volgt gewijzigd: Artikel 5.14 Besgripsbepaling 1. In dit artikel wordt onder venten verstaan: het in de uitoefening van de ambulante handel te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten op een openbare en in de open lucht gelegen plaats of aan huis. 2. Onder venten wordt niet verstaan: a. het aan huis afleveren van goederen door of vanwege degene die dit doet ter exploitatie van zijn winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet; b. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op jaarmarkten en markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet of tijdens evenementen als bedoeld in artikel c. het te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel het aanbieden van diensten op een standplaats als bedoeld in artikel Na artikel 5.14 worden de volgende artikelen toegevoegd: Artikel 5.15 Ventverbod 1. Het is verboden te venten indien daardoor de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu in gevaar komt. 2. Het is verboden te venten op zondagen vóór 12:00 uur en na 21:00 uur en op maandagen tot en met zaterdagen vóór 09:00 uur en na 21:00 uur. 3. Het verbod als bedoeld in het derde lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 5 van de Wegenverkeerswet. Artikel 5.16 Vrijheid van meningsuiting 1. Het verbod als bedoeld in artikel 5:15, eerste lid geldt niet voor venten met gedrukte of geschreven stukken waarin gedachten en gevoelens worden geopenbaard als bedoeld in artikel 7, eerste lid, van de Grondwet. 2. Het college kan de vrijheid van meningsuiting als bedoeld in het eerste lid beperken door een verbod in te stellen: a. op door het college aangewezen openbare plaatsen, of b. voor bepaalde dagen en uren. 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod als bedoeld in het tweede lid. Ventvergunningen worden momenteel verleend zonder dat daarbij een inhoudelijke afweging plaatsvindt. Alle aanvragen leiden tot een vergunning, allen met dezelfde voorschriften. Tevens brengt de activiteit venten een laag risico met zich mee. Om die redenen leent het vergunningstelsel zich voor enkele algemene regels in de APV die het venten reguleren. Het vervangen van de vergunningplicht door algemene regels, levert een verlichting van administratieve lasten op. Daarbij

12 Pagina 12 van 18 wordt opgemerkt dat dit een minimale verlichting oplevert aangezien er ongeveer tien aanvragen per jaar worden ingediend. Daarnaast vindt er een redactionele wijziging plaats. In de oude APV is er één artikel over venten. In de nieuwe APV wordt de inhoud verspreid over drie artikelen: één met de begripsbepaling, één met de regels en één met de afbakening. DD Artikel 5.22 (voorheen 5.16) komt te vervallen Ten aanzien van snuffelmarkten worden geen andere afwegingen gemaakt dan de afwegingen die gemaakt worden bij een aanvraag om een evenementenvergunning. Om die reden komt dit artikel met de vergunningsplicht voor snuffelmarkten te vervallen en wordt artikel 2.24 gewijzigd. In de definitie van een evenement, geregeld in artikel 2.24, wordt geregeld dat ook snuffelmarkten onder evenementen worden verstaan. Hetgeen bij snuffelmarkten aanvullend op de weigeringsgronden van een regulier evenement kan worden afgewogen is het belang van de weekmarkt. In het belang van openbare orde kan ook worden gemotiveerd dat deze elkaar niet in de weg mogen zitten. Tevens is het artikel vernummerd om aansluiting te vinden bij de nummering van de modelverordening. EE Artikel 6.2 komt als volgt te luiden: 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast: de als zodanig bij de gemeentelijke organisatie aangewezen personen en de bevoegde ambtenaren van politie en de Koninklijke marechaussee. 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de door het college dan wel de burgemeester aangewezen personen. In het eerste lid van de APV van 2008 worden verschillende toezichthouders specifiek genoemd. Een aantal daarvan ziet niet toe op bepalingen uit de APV en een aantal worden door het college danwel de burgemeester aangewezen. De personen die door het college danwel de burgemeester worden aangewezen, hoeven niet expliciet in de APV genoemd te worden. Ook genoemde personen die niet toezien worden niet langer genoemd. De volgende personen werden in de APV van 2008 genoemd als toezichthouder en worden om de daarbij hieronder genoemde reden niet langer meer in de APV genoemd als toezichthouder: Door het college aangewezen parkeercontroleurs en overige door het college aangewezen buitengewone opsporingsambtenaren: Deze worden door het college danwel de burgemeester aangewezen en hoeven om die reden niet expliciet in de APV te worden genoemd. Alle ambtenaren van de verschillende teams zoals genoemd in sub c van het eerste lid: Indien nodig worden deze aangewezen en hoeven om die reden niet in de APV te worden genoemd. Toezichthouders van de Vereniging Natuurmonumenten: Deze zien niet toe op grond van de APV. Wanneer dit in de toekomst wel gaat plaatsvinden, kan dit geregeld worden op grond van het tweede lid. Leden van het Prostitutie Controle Team (PCT): Deze zijn reeds door het college aangewezen op grond van het tweede lid en hoeven daarom niet in het eerste lid genoemd te worden. FF Artikel 6.2a komt te vervallen De aanwijzing van toezichthouders gebeurt op grond van artikel 6.2. Dit geldt ook voor de toezichthouders van het prostitutie controle team (PCT). Het college heeft daarvoor reeds een aanwijzingsbesluit genomen op grond van artikel 6.2 lid 2. Daarbij wordt tevens opgemerkt dat bij verordening niet aan het PCT de bevoegdheid kan worden toegekend om toezichthouders aan te wijzen. Die aanwijzing moet geschieden door het college van B&W, zoals het nu in de praktijk ook

13 Pagina 13 van 18 geregeld is. Om deze redenen kan dit artikel komen te vervallen. GG Artikel 6.4 lid 2 komt te luiden: Op dat tijdstip wordt de Algemene Plaatselijke Verordening Valkenswaard 2008 ingetrokken. Deze bepaling regelt dat de huidige APV wordt ingetrokken, na vaststelling van deze verordening. HH Artikel 6.5 komt te luiden: 1. Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening. 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van een verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop beslist volgens de toepasselijke verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid. 3. Gebods- of verbodsbepalingen waarvoor een vergunning of ontheffing vereist is krachtens deze verordening en niet voorkomend in een verordening als bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, zijn niet van toepassing: a. gedurende 4 weken na het in werking treden van deze verordening; b. ook na de onder a bepaalde termijn, voor zover degene die de vergunning of ontheffing nodig heeft, binnen deze termijn een aanvraag heeft ingediend, totdat onherroepelijk op deze aanvraag is beslist. 4. Terrasvergunningen, verleend op grond van artikel 2.28 van de verordening bedoeld in artikel 6.4, tweede lid, die zijn verleend aan de ondernemer van het horecabedrijf, worden na vaststelling van deze verordening aangemerkt als objectgebonden vergunningen verleend voor de het terras. Deze bepaling regelt het overgangsrecht. Ten opzichte van de vorige overgangsbepaling heeft een tekstuele aanpassing plaatsgevonden. Het artikel regelt hetzelfde. II Artikel 6.6 komt te luiden: Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel Algemene Plaatselijke Verordening Valkenswaard 2013 (APV Valkenswaard 2013). Dit artikel regelt de titel van de citeertitel van de verordening. Redactionele wijzigingen Onderstaande wijzigingen zijn alle redactioneel van aard om aansluiting te houden bij de modelverordening van de VNG. Deze hebben over het algemeen geen inhoudelijke gevolgen. Daar waar inhoudelijke wijzigingen zijn worden deze toegelicht. JJ In artikel 1.1 worden de volgende definities gewijzigd: a. Openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan; d. Bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

14 Pagina 14 van 18 KK Artikel 2.3 als volgt te wijzigen: 1. Hij die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, geeft daarvan voor de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester. 2. De kennisgeving bevat: a. naam en adres van degene die de betoging houdt; b. het doel van de betoging; c. de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging; d. de plaats en, voorzover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging; e. voorzover van toepassing, de wijze van samenstelling; f. maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen. 3. Hij die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld. 4. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk uur op de aan de dag van dat tijdstip voorafgaande werkdag. 5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden de in het eerste lid genoemde termijn verkorten en een mondelinge kennisgeving in behandeling nemen. LL Artikel 2.4 komt te vervallen MM Artikel 2.21 als volgt te wijzigen: 1. De rechthebbende op een bouwwerk is verplicht toe te laten dat op of aan dat bouwwerk voorwerpen, borden of voorzieningen ten behoeve van het verkeer of de openbare verlichting worden aangebracht, onderhouden, gewijzigd of verwijderd. 2. Het bepaalde geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Waterstaatswet 1900, de Onteigeningswet, of de Belemmeringenwet Privaatrecht. NN Artikel 2.31 komt als volgt te luiden: Het is verboden in een openbare inrichting a. de orde te verstoren; b. zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2.29 of als gevolg van een op grond van artikel 2.30 genomen besluit. Het verstoren van de openbare orde, wat voorheen in artikel 2.33 was geregeld, wordt nu ook in artikel 2.31 geregeld. De modelverordening regelt ook het verbod op verstrekken aan personen op een terras die geen gebruik maken van de zitplaatsen daar. Dit wordt in Valkenswaard in de vergunningvoorschriften geregeld in plaats van in de verordening. OO Artikel 2.33 komt te vervallen PP Artikel 2.35 komt als volgt te luiden: In deze afdeling wordt verstaan onder inrichting: elke al dan niet besloten ruimte waarin, in de uitoefening van beroep of bedrijf, aan personen de mogelijkheid van nachtverblijf of gelegenheid tot kamperen wordt verschaft. QQ Artikel 2.38 komt als volgt te luiden: Degene die in een inrichting nachtverblijf houdt of de kampeerder is verplicht de exploitant of feitelijk leidinggevende van die inrichting volledig en naar waarheid naam, adres, woonplaats, geboortedatum, geboorteplaats, betrekking, dag van aankomst en de dag van vertrek te verstrekken.

15 Pagina 15 van 18 RR Artikel 2.44 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben. 2. Dit verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen. Het verbod gelde voorheen alleen tussen uur en uur. Omdat inbraken ook overdag plaatsvinden is dit artikel gewijzigd. SS Artikel 2.47 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het is verboden op een openbare plaats: a. te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair of daarvoor niet bestemd straatmeubilair; b. zich op te houden op een wijze die aan andere gebruikers of aan bewoners van nabij die openbare plaats gelegen woningen onnodig overlast of hinder berokkent. 2. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet TT Artikel 2.48 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het is verboden op ren openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben alsmede niet verpakte lege glazen. 2. Het bepaalde in liet eerste lid geldt niet voor: a. een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet; b. de plaats niet zijnde een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet. Dit artikel wijkt op één onderdeel af van het artikel uit de modelverordening, namelijk bij zich hebben van lege glazen. Het artikel uit de modelverordening voorziet alleen in het bij zich hebben van alcohol en niet in het bij zich hebben van lege glazen. In verband met het lik-op-stukbeleid van politie en gemeente in het uitgaansgebied, is het niet wenselijk dat personen buiten de kroegen lege glazen bij zich hebben. Om die reden wordt het bij zich hebben van lege glazen aan dit artikel toegevoegd. UU Artikel 2.57 wordt als volgt gewijzigd: 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen: a. op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats; b. binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd; of c. op de weg indien die hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen. d. buiten de bebouwde kom zonder dat die hond aangelijnd is in voor het publiek toegankelijke parken, plantsoenen, groenstroken, bossen of andere natuurgebieden tenzij is aangeduid dat het niet aangelijnd zijn ter plaatse wel geoorloofd is 2. Het college kan plaatsen aanwijzen waar het verbod in het eerste lid aanhef en onder b niet geldt. 3. De verboden in het eerste lid aanhef en onder a en b zijn niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond: a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden; of b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond. VV Artikel 2.59 als volgt te wijzigen: