Aanmelding project-mer Wijziging van een bestaande inrichting Heirbaan z/n 9150 KRUIBEKE. Sterhoek NV. Kruibeeksesteenweg Zwijndrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Aanmelding project-mer Wijziging van een bestaande inrichting Heirbaan z/n 9150 KRUIBEKE. Sterhoek NV. Kruibeeksesteenweg Zwijndrecht"

Transcriptie

1 Sterhoek NV Kruibeeksesteenweg Zwijndrecht Aanmelding project-mer Wijziging van een bestaande inrichting Heirbaan z/n 9150 KRUIBEKE April Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/ F. 011/ Gent Industrieweg 118/4 T. 09/ F. 09/ Brussel Clovislaan 82 T. 02/ F. 02/ Bouge Route de Hannut 55 T. 081/ F. 081/

2 INHOUDSOPGAVE PAGINA 2 INHOUDSOPGAVE INHOUDSOPGAVE... 2 OVERZICHT TABELLEN... 6 OVERZICHT FIGUREN... 7 OVERZICHT BIJLAGEN... 8 VOORWOORD EN PROCEDURES... 9 I. ALGEMENE INLICHTINGEN I.1. Speciebergingslocatie Argex I.1.1. Voorgeschiedenis I.1.2. Milieu/omgevingsvergunningen en milieueffectenrapport I.2. Het voorgenomen project I.3. Toetsing mer-plicht I.4. Verder besluitvormingsproces I.5. Coördinaten initiatiefnemer I.6. Team deskundigen II. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING II.1. Ligging II.2. Ruimtelijk juridisch kader II.3. Transportinfrastructuur projectgebied II.4. Bodemgebruik II.5. Situering van de ligging van het projectgebied op de relevante kaarten van de omgeving III. RELEVANTE JURIDISCHE EN/OF BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN IV. CONCRETE BESCHRIJVING PROJECT IV.1. Verantwoording IV.2. Beschrijving van de inrichting en activiteiten IV.2.1. Algemeen IV.2.2. Procesbeschrijving van de voorbehandeling IV.2.3. INRICHTING VAN HET PROJECTGEBIED IV.2.4. Interferentie met andere activiteiten IV.3. Gebruiksfase: milieuaspecten IV.3.1. Atmosferische emissies IV.3.2. Watergebruik en aquatische emissies IV.3.3. Geluidsproductie/trilling IV.3.4. Risico op bodem- en grondwaterbelasting IV.3.5. Afval IV.3.6. Mobiliteit IV.3.7. Energie IV.3.8. Veiligheid V. BESCHRIJVING VAN DE ALTERNATIEVEN... 56

3 INHOUDSOPGAVE PAGINA 3 V.1. Nulalternatief V.2. Locatiealternatieven V.3. Uitvoeringsalternatieven VI. RELEVANTE GEGEVENS UIT VOORSTUDIES EN UIT VORIGE RAPPORTAGES EN UIT GOEDGEKEURDE RAPPORTEN DIE DAARUIT ZIJN VOORTGEKOMEN VI.1. Project-MER Industriële kleiwinning te Zwijndrecht en Kruibeke VI.2. Project-MER Groeve Argex te Kruibeke VI.3. Project-MER Speciebergingslocatie Argex te Kruibeke/Zwijndrecht VI.4. Plan-MER GRUP kleigroeve Argex VI.5. GRUP Afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen Herstructurering Kleigroeve Argex VII. METHODOLOGIE VIII. INGREEP-EFFECTSCHEMA IX. DISCIPLINE LUCHT IX.1. Afbakening studiegebied IX.1.1. Geografische afbakening IX.1.2. Inhoudelijke afbakening IX.2. Methodologie beschrijving van de huidige situatie IX.2.1. Actuele luchtkwaliteit IX.2.2. Evaluatie emissiebronnen van de huidige exploitatie IX.3. Methodologie beoordeling van de huidige situatie IX.4. Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie IX.5. Methodologie beoordeling van de toekomstige situatie IX.6. Milderende maatregelen IX.7. Leemten in de kennis IX.8. Postmonitoring X. DISCIPLINE OPPERVLAKTEWATER X.1. Afbakening studiegebied X.2. Methodologie X.2.1. Methodologie beschrijving en beoordeling van de huidige situatie en referentiesituatie X.2.2. Methodologie beschrijving en beoordeling van de toekomstige situatie X.2.3. Elementen van de watertoets X.2.4. Milderende maatregelen X.2.5. Leemten in de kennis X.2.6. Postmonitoring XI. DISCIPLINE BODEM EN GRONDWATER XI.1. Afbakening studiegebied XI.2. Methodologie beschrijving/ Beoordeling van de huidige (referentie) situatie XI.2.1. Methodiek bodem XI.2.2. Methodiek grondwater XI.2.3. Gehanteerde informatiebronnen... 78

4 INHOUDSOPGAVE PAGINA 4 XI.3. Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie en beoordeling effecten XI.3.1. Bodem XI.3.2. Grondwater XI.4. Milderende maatregelen XI.5. Leemten in de kennis XI.6. Postmonitoring XII. DISCIPLINE GELUID EN TRILLINGEN XII.1. Afbakening studiegebied XII.2. Juridische en beleidsmatige context XII.2.1. Vlarem II XII.2.2. Europese richtlijn 2002/49/EG - Omgevingslawaai XII.3. Methodologie beschrijving van de huidige situatie XII.3.1. Algemeen XII.3.2. Statistische analyse XII.3.3. Bronanalyse - computersimulatie XII.4. Methodologie beoordeling van de huidige situatie XII.5. Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie XII.6. Methodologie beoordeling van de toekomstige situatie XII.7. Milderende maatregelen XII.8. Leemten in de kennis XII.9. Postmonitoring XIII. DISCIPLINE MENS GEZONDHEID XIII.1. Afbakening studiegebied XIII.2. Methodologie beschrijving van de huidige situatie XIII.3. Methodologie van de effectvoorspelling en beoordeling XIII.4. Milderende maatregelen XIII.5. Leemten in de kennis XIII.6. Postmonitoring XIV. DISCIPLINE BIODIVERSITEIT XIV.1. Afbakening studiegebied XIV.2. Methodologie beschrijving van de huidige situatie XIV.3. Methodologie beoordeling van de huidige situatie XIV.4. Methodologie beschrijving van de toekomstige situatie XIV.5. Methodologie beoordeling van de toekomstige situatie XIV.6. Milderende maatregelen XIV.7. Leemten in de kennis XIV.8. Postmonitoring XV. OVERIGE DISCIPLINES XV.1. Landschap, bouwkundig erfgoed en archeologie XV.2. Mens-mobiliteit... 98

5 INHOUDSOPGAVE PAGINA 5 XV.3. Licht en stralingen XV.4. Klimaat en energie XVI. INTERDISCIPLINAIRE GEGEVENSOVERDRACHT XVII. GRENSOVERSCHRIJDENDE ASPECTEN XVIII. VOORSTEL INHOUDSOPGAVE MER VERKLARENDE WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN

6 OVERZICHT TABELLEN PAGINA 6 OVERZICHT TABELLEN Tabel II-1: Kadastrale karakterisering (Provincie Antwerpen, gemeente Zwijndrecht) Tabel II-2: Kadastrale karakterisering (Provincie Oost-Vlaanderen, gemeente Kruibeke) Tabel III-1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het studiegebied Tabel III-2: Relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden van toepassing op het project- en studiegebied: aandachtspunten voor de verschillende disciplines, deskundigen bij het opstellen van de methodologie voor de milieueffectbeoordeling Tabel IV-1: Fasering van de kleiontginning Tabel IV-2: Fasering en capaciteit van de opvulling Tabel VIII-1: Overzicht van de relatie tussen ingreep/activiteit en de te verwachten effecten Tabel IX-1: Beoordelingskader luchtemissies (excl. transport), score toegekend in functie van berekende bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen (voor elke component afzonderlijk beoordeeld) Tabel IX-2: Effectbeoordeling totale depositie van niet gevaarlijk stof (totaal = achtergrond + bijdrage project of plan) in functie van gevoeligheid toetsingsobject/-gebied Tabel IX-3: Illustratie van mogelijks toe te passen toetsingskader voor zeer onaangename geur, waarden uitgedrukt in se/m³ als 98P waarde (of equivalente geureenheden zoals afgeleid uit geurdrempelwaarde) Tabel IX-4: Illustratie van mogelijks toe te passen toetsingskader voor neutrale geur, waarden uitgedrukt in se/m³ als 98P waarde (bron: LNE, Aquafin, 2015; sectorale code van goede praktijk: Voorkomen, beoordelen en beheersen van geurhinder door RWZI s) Tabel IX-5: Beschrijving geurgevoelige bestemmingen (bron RLB lucht, LNE, 2012) Tabel X-1: Beoordelingskader waterkwaliteit jaargemiddelde impact Tabel X-2: Beoordelingskader waterkwaliteit niet-gevaarlijke stoffen Tabel X-3: Beoordelingskader waterkwaliteit gevaarlijke stoffen Tabel X-4: Doelstellingen ontvangende oppervlaktewater (kleine beek: Bk) en IC van enkele gevaarlijke stoffen Tabel XI-1: Overzicht effectbespreking discipline Bodem Tabel XI-2: Algemeen beoordelingskader disicpline Bodem (Naar RLB Ontginningen 2013) Tabel XI-3: Overzicht effectbespreking discipline Grondwater Tabel XI-4: Algemeen beoordelingskader discipline Grondwater Tabel XII-1: Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht (db(a), LA95) Tabel XII-2: Richtwaarden fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht Tabel XII-3: Methodologie-effectengroepen discipline Geluid en Trillingen Tabel XII-4: Significantiekader Tabel XIII-1: Interdisciplinaire gegevensoverdracht naar discipline mens-gezondheid... 94

7 OVERZICHT FIGUREN PAGINA 7 OVERZICHT FIGUREN Figuur II-1: GRUP Afbakening voor de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen Herstructurering Kleigroeve Argex Figuur II-2: Wegeninfrastructuur rond de inrichting Figuur II-3: Bedrijventerreinen in de omgeving van de bergingslocatie Figuur IV-1: Relatie tussen de fasering van de kleiwinning en de opvulling en situering fase A van de opvulling 51 Figuur IX-1: Illustratie van een mogelijks te hanteren beoordelingskader voor zeer onaangename geuren in functie van geurgevoeligheid van de beoordelingsplaatsen Figuur IX-2: Illustratie van mogelijks toe te passen beoordelingskader voor neutrale geuren in functie van geurgevoeligheid van de beoordelingsplaatsen Figuur IX-3: Beslissingsboom lokale context (bron RLB-lucht Dept. Omgeving) Figuur XII-1: Ligging van de meetpunten volgens gewestplan (bron Geopunt Vlaanderen) Figuur XII-2: Ligging van de meetpunten volgens luchtfoto (bron Geopunt Vlaanderen) Figuur XII-3: Detail ligging ambulant meetpunt MPamb volgens luchtfoto (bron Geopunt Vlaanderen) FIGUREN IN BIJLAGE 1: Figuur B.I-1 Figuur B.I-2 Figuur B.I-3 Figuur B.I-4 Figuur B.I-5 Figuur B.I-6 Figuur B.I-7 Figuur B.I-8 Figuur B.I-9 Figuur B.I-10 Figuur B.I-11 Overzichtsplan Sterhoek; Luchtfoto projectgebied; Luchtfoto omgeving projectgebied; Gewestplan; Bedrijventerreinen; NATURA 2000 (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden); Natuurreservaten; VEN en IVON; Biologische waarderingskaart; Zoneringsplan; Vlaamse hydrografische atlas.

8 OVERZICHT BIJLAGEN PAGINA 8 OVERZICHT BIJLAGEN Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5 Bijlage 6 Figuren; Omgevingsvergunningssituatie; Lucht; Oppervlaktewater; Bodem en grondwater; Handtekeningen initiatiefnemer en MER-deskundigen.

9 VOORWOORD EN PROCEDURES PAGINA 9 VOORWOORD EN PROCEDURES In 2008 werd door Technum een project-mer opgesteld voor de opvulling van de Argex-kleigroeve in Kruibeke- Zwijndrecht. Nadien werden voor de eigenlijke opvulling vanaf 2008 vergunningen verleend aan WENZ (nu: De Vlaamse Waterweg NV, grondgebied Prov. ANTW en OVL) en Sterhoek NV (enkel grondgebied Prov. OVL, recent vergunningenbesluit van 29 maart 2018). Zowel de VLAREM-rubriek 2 (stortplaats) als de VLAREM-rubriek 60 (opvulling groeve) zijn opgenomen in de vergunningen, hetgeen onduidelijkheid schept omdat men in de stortplaats enkel verontreinigde niet-reinigbare specie en gronden mag bergen, en de opvulling van een groeve inhoudt dat men in principe enkel uitgegraven bodem die voldoet aan bijlage V van het VLAREBO (vrij gebruik, code 211) mag bergen. Om duidelijkheid te verkrijgen, wenst Sterhoek NV voor het op hun naam vergunde gedeelte te werken in 2 zones: een zone als stortplaats en een andere zone als opvulling groeve. Voor deze laatste zone zou Sterhoek middels de uitvoering van een studie ontvangende groeve en wijziging van de vergunning (afwijking op de sectorale voorwaarden van art VLAREM II, gelinkt aan art van het VLAREBO) ook licht vervuilde gronden/specie willen aanvaarden, nl. die voldoen aan 80 % van de BSN type III (code 311 en 411) wanneer het nabestemmingstype type III is, en die voldoen aan BSN type III (code 511) als de nabestemming type V is. Wat de huidige stortplaats betreft, is Sterhoek momenteel aan het onderzoeken of eventueel andere dan de reeds vergunde afvalstromen kunnen worden aanvaard, zoals bijv. non-ferro slakken afkomstig van Umicore, gipsresidu, verontreinigd zeefzand of shredderresidu (anorganisch) afkomstig van de PST-installaties van schrootverwerkende bedrijven, anorganische ontwaterde slibs, inerte afvalstoffen, niet-brandbare recyclageresidu s,., rekening houdend met de eventuele milieu/omgevingseffecten die hierdoor kunnen optreden. Het zal uiteraard gaan om afvalstoffen waarvoor geen andere verwerkingsmogelijkheid voorhanden is conform de afvalverwerkingshiërarchie. Ook zal onderzocht worden of de voorbehandeling van afvalstoffen (o.a. solidificatie, immobilisatie, ) kan toegevoegd worden aan de reeds vergunde activiteiten. Voorafgaand aan de eventuele omgevingsvergunningsaanvraag hiervoor wordt een nieuw project-mer opgesteld (in feite een actualisatie/uitbreiding van het reeds vermelde project-mer uit 2008) om de omgevingseffecten in kaart te brengen, te analyseren en te laten evalueren door erkende MER-deskundigen, en dit op basis van de volgende projectcategorieën uit het MER-besluit: - 13 (bijlage I): Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel VLAREMA, de chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel VLAREMA of het storten van gevaarlijke afvalstoffen; - 11.b) (bijlage II): Installaties voor de verwijdering van afval : Stortplaatsen van categorie 1 en 2 voor niet-gevaarlijke afvalstoffen; - 11.d) (bijlage II): d) Slibstortplaatsen met een stortcapaciteit van m³ of meer; - 11.e) (bijlage II): e) Monostortplaatsen voor baggerspecie of ruimingsspecie, afkomstig van de oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net met een stortcapaciteit van m³ of meer. Uit de bevindingen van dit MER zal blijken welke vergunninghouder een omgevingsvergunningsaanvraag zal indienen ter wijziging van de reeds verleende vergunningsbesluiten. Een exacte omschrijving van de huidige activiteiten wordt weergegeven in deel I. In dit voorwoord wordt verder een kort overzicht gegeven van de m.e.r.-procedure. Daarbij kan ook verwezen worden naar de Handleiding Project-MER in omgevingsvergunning, Wegwijzer voor initiatiefnemers en MERdeskundigen, Mogelijke trajecten voor project-mer voor- en tijdens de omgevingsvergunningsprocedure van de Dienst Mer (versie september 2018).

10 VOORWOORD EN PROCEDURES PAGINA 10 Milieueffectrapportage (m.e.r.) is een juridisch-administratieve procedure waarbij de milieugevolgen van een gepland project op een wetenschappelijk verantwoorde wijze bestudeerd, besproken en geëvalueerd worden. De milieueffectrapportage gaat vooraf aan de aanvraag van een omgevingsvergunning. Het voorlopig goedgekeurd milieueffectrapport moet bij de vergunningsaanvraag gevoegd worden als informatief instrument en wordt mee opgenomen in het openbaar onderzoek en de inspraak- en adviesronde. Via het milieuonderzoek wordt getracht om de voor het milieu/de omgeving mogelijk negatieve effecten in een vroeg stadium van de besluitvorming te kennen zodat ze kunnen worden voorkomen. Op die wijze kan het project worden bijgestuurd. M.e.r. geeft dus invulling aan één van de basiseisen uit het Europese en Vlaamse milieubeleid, namelijk toepassing van het voorzorgsbeginsel. Het decreet betreffende milieueffect- en veiligheidsrapportage van 18 december 2002 (het zogenaamde MER- /VR-decreet, hierna het decreet genoemd) beschrijft de m.e.r.-procedure (B.S. 13/02/03). Aanmelding project-mer (bron: Dienst Mer) De aanmelding is altijd verplicht. - Melding van de initiatiefnemer met het voornemen om een project-mer op te stellen aan de dienst Mer. - Minimale inhoud: Beschrijving van het project met inbegrip van de overwogen alternatieven; Bestaande vergunningstoestand + de aan te vragen vergunningen; Beschrijving van de te onderzoeken aanzienlijke effecten die het project vermoedelijk zal hebben; Voorstel van het team van erkende MER-deskundigen en de erkend MER-coördinator + taakverdeling; Beschrijving van het procesverloop (o.a. participatietraject, ). - Behoudens de minimale inhoud, is de inhoud van een aanmelding flexibel, m.a.w. de inhoud hangt af van de noden en de complexiteit van het project. - De dienst Mer neemt een beslissing over de aanmelding. Ze bezorgt haar beslissing uiterlijk binnen een termijn van 20 dagen (60 dagen in het geval van mogelijke GO-effecten) na de datum van ontvangst van de aanmelding aan de initiatiefnemer. Op vraag van de dienst Mer en in onderling overleg met de initiatiefnemer kan een langere termijn worden afgesproken. - De beslissing over de aanmelding bevat ten minste volgende informatie: Een beslissing over de opstellers van het project-mer (i.e. het team van erkende MERdeskundigen). Op verzoek van de initiatiefnemer een beslissing over de vraag tot onttrekking aan bekendmaking van de aanmelding of delen ervan. - De aanmelding (inclusief beslissing van de dienst Mer) wordt bekendgemaakt op de website van de dienst Mer.

11 VOORWOORD EN PROCEDURES PAGINA 11 Het volgende traject zal gevolgd worden (m.u.v. het participatiemoment): Traject 1: het maximale traject (bron: Dienst Mer) Tijdslijn met officiële stappen tijdens de gewone vergunningsprocedure (die gevolgd zal worden) (bron: Dienst Mer) Toelichting schema van de te volgen procedure: De vergunningsaanvraag wordt ingediend en is vergezeld van een nog niet goedgekeurd project-mer. De vergunningverlenende overheid beschikt over 30 dagen om na te gaan of het dossier ontvankelijk en volledig (O&V) is. Zodra de vergunning ontvankelijk en volledig wordt bevonden: wordt er een adviesvraag over de vergunningsaanvraag en het project-mer verstuurd naar de relevante adviesinstanties. De termijn voor advies op het project-mer bedraagt 30 dagen na verzending van de adviesvraag (termijn voor advies over vergunning bedraagt daarentegen 60 dagen); wordt er binnen 10 dagen een openbaar onderzoek (O.O.) georganiseerd. Het publiek beschikt over 30 dagen om opmerkingen te geven op de vergunning en op het project-mer.

12 VOORWOORD EN PROCEDURES PAGINA 12 Rekening houdend met de ingesproken reacties tijdens het O.O. en de ontvangen adviezen, beslist de dienst Mer 60 dagen na de O&V-beslissing over de goed- of afkeuring van het project-mer. De dienst Mer informeert de initiatiefnemer en de vergunningverlenende overheid en in voorkomend geval de OVC over haar beslissing en heeft hiervoor 10 dagen. Indien het project-mer wordt afgekeurd, stopt de vergunningsprocedure van rechtswege. Bij een goedkeuring van het project-mer kan de procedure voortgezet worden. Rond dit tijdstip zijn ook de adviezen op de vergunningsaanvraag gekend bij de vergunningverlenende overheid. Negentig dagen na de O&V-beslissing, bezorgt de omgevingsvergunningscommissie (OVC) haar advies aan de vergunningverlenende overheid. Dertig dagen later (d.i. dag 130 na O&V) wordt de beslissing over de vergunning betekend aan de initiatiefnemer. Meer informatie is beschikbaar bij de Dienst Mer: Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus BRUSSEL Telefoon: Fax: mer@vlaanderen.be

13 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 13 I. ALGEMENE INLICHTINGEN I.1. I.1.1. SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX Voorgeschiedenis Hieronder wordt een beknopt overzicht gegeven van de administratieve historiek van de kleigroeve en de opvulling. Kleigroeve Tot 1964 werd de kleigroeve uitgebaat door de NV Steenbakkerijen van Burcht. In 1964 werd de groeve verkocht aan de cementfabriek NV Portland Cement Van Den Heuvel (VDH). Er werd een nieuwe fabriek voor geëxpandeerde kleikorrels gebouwd, waar, tot vandaag, de welgekende bruine Argexkorrels gemaakt worden. Op 21/09/1965 verkreeg de NV Portland Cement Van Den Heuvel een vergunning voor het exploiteren en uitbreiden van de kleiput van de steenbakkerij. Op 17/05/1965 werd via een KB de toestemming verkregen tot onteigening van bepaalde gebieden door de gemeente Kruibeke met als bestemming industrieterrein, dit met het oog op verdere ontginning. Op 10/04/1970 vond een grondruil plaats tussen het ministerie van Landsverdediging en de NV Portland Cement Van Den Heuvel. In 1975 werd het bedrijf overgenomen door het cementbedrijf CBR, met behoud van de firmanaam. Op 1/01/1979 werd de organisatie onafhankelijk (NV Sicalex). In 1979 werd het gewestplan goedgekeurd: het ontginningsgebied in Oost-Vlaanderen werd ingekleurd als industriegebied, in Antwerpen werd het natuurgebied. Op 29/07/1988 werd door middel van het BPA Sterhoek- Haaghoek (Kruibeke, Oost-Vlaanderen) het industriegebied verder gespecificeerd naar ontginningsgebied. In 1989 smolt de NV Sicalex samen met NCGCP (Nouvelles Carrières de Grés, Calcaires et de Porphyres), waaruit de NV Gralex ontstond. Op 2/11/1990 werd via MB een ontginningsvergunning afgeleverd op naam van Gralex NV, Kruibeeksesteenweg, Zwijndrecht voor percelen te Kruibeke en Zwijndrecht. Op 10/06/1991 werd via MB een ontginningsvergunning bekomen op naam van Gralex NV, Woluwedal, Brussel met weigering van overdracht voor een aantal percelen te Kruibeke en Zwijndrecht. Op 20/12/1991 werd via MB een ontginningsvergunning bekomen op naam van Gralex NV met een aanpassing van de in vorig besluit geweigerde percelen. Opvulling van de groeve Op 25 september 1997 werd de BVBA Sterhoek opgericht, specifiek voor het valoriseren, het gebruik, het dempen en/of aanvullen van de kleiontginningsputten. Op 15 december 1997 werd via een besluit van de bestendige deputatie van de provincieraad van Antwerpen de overname van de vergunde kleigroeve van NV Gralex door de BVBA Argex geacteerd. Voor de provincie Oost-Vlaanderen gebeurde dit op 13 januari Op 9/02/2000 werd het BPA Kasteleynhoek (Zwijndrecht, provincie Antwerpen) goedgekeurd. Dit BPA legt de bestemming en nabestemming van het deel van de groeve op grondgebied van de gemeente Zwijndrecht vast (natuurgebied en ontginningsgebied met nabestemming natuurgebied in combinatie met waterberging en zachte vormen van recreatie). Op 11 februari 2003 werd ook de wijziging van het BPA Sterhoek-Haaghoek van 29/07/1988 goedgekeurd (bestemming: ontginningsgebied met nabestemming natuurgebied in combinatie met waterwinning en passieve recreatie). In 2003 wijzigde de maatschappelijke naam in NV Argex.

14 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 14 Overeenkomst NV Waterwegen en Zeekanaal met NV Argex Eind 2005 sloot de NV Waterwegen en Zeekanaal een huurovereenkomst met de NV Argex voor 15 jaar voor het gebruik van een deel van de groeve voor het bergen van niet herbruikbare baggerspecie en uitgegraven bodem. In een latere fase werd deze overeenkomst overgenomen door Sterhoek NV. De eindtermijn van de huurovereenkomst werd ingevolge een bijkomende akte opgemaakt op 11 september 2013, vastgelegd tot en met 31 december I.1.2. Milieu/omgevingsvergunningen en milieueffectenrapport Kleiwinning De kleiput, die nog steeds in ontginning is door Argex NV (gedeelte provincie Oost-Vlaanderen), is gesitueerd op de grens van de gemeenten Kruibeke (40 ha) en Zwijndrecht (11 ha). Momenteel gebeurt de exploitatie van de kleiwinning enkel nog in de gemeente Kruibeke. De milieuvergunning voor deze kleiwinning werd verleend aan Argex NV. Argex gebruikt de ontgonnen klei als grondstof voor het vervaardigen van geëxpandeerde kleikorrels (de zgn. Argex-korrels). Dit gebeurt in de eigen fabriek gelegen aan de Kruibeeksesteenweg. De percelen zijn eigendom van Sterhoek NV. Voor de kleiwinning werden in het verleden diverse milieu- en bouwvergunningen verleend. Op dit ogenblik is de omgevingsvergunning van 11 september 2014, verleend door de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen voor een termijn tot en met 10 september 2034, van toepassing. Opvulling van de groeve Fase A en B Het was en is de bedoeling van Waterwegen en Zeekanaal om de in exploitatie zijnde kleigroeve gefaseerd, met name fase A en een groot deel van fase B, op te vullen in de periode In het kader van deze verondieping (opvulling) van de kleigroeve beschikt Waterwegen en Zeekanaal NV (W&Z) over een milieuvergunning voor de opvulling van de groeve met m³ verontreinigde uitgegraven bodem en verontreinigde bagger- en ruimingsspecie, verleend door de Deputatie van de provincie Oost-Vlaanderen op 29 januari 2009 en dit voor een termijn eindigend op 28 januari Voor het deel van de groeve gelegen in de provincie Antwerpen (gemeente Zwijndrecht) werd de aanvraag ingediend bij de Deputatie van de provincie Antwerpen. Deze verleende op 27 november 2008 de milieuvergunning voor het verondiepen van de kleigroeve met m³ baggerspecie en bodem voor een termijn van 20 jaar. Op 8 september 2016 heeft de Vlaamse minister van Omgeving, Natuur en Landbouw aan Waterwegen en Zeekanaal de milieuvergunning verleend voor o.a. een volume van in totaal m 3 niet-herbruikbare

15 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 15 verontreinigde uitgegraven bodem, reinigingsresidu van grondreinigingscentra en slib van de lokale afvalwaterzuivering voor het verondiepen van de groeve met vermindering van hetzelfde gevraagde volume ontwaterde niet-herbruikbare bagger- en ruimingsspecie; Fase B en C Via het MB dd. 29 maart 2018 werd een bijkomend deel van de groeve op het grondgebied van de provincie Oost-Vlaanderen (gemeente Kruibeke), namelijk een klein deel van fase B (2 percelen met nrs. 379 en 380) en de derde en laatste fase (fase C), vergund op naam van Sterhoek NV voor het verondiepen met m³ ontwaterde niet-herbruikbare bagger- en ruimingsspecie, niet-herbruikbare verontreinigde uitgegraven bodem, reinigingsresidu s van grondreinigingscentra en slib van de lokale afvalwaterzuivering. Het betreft dus andere percelen dan diegene opgenomen in de vergunningsbesluiten van Waterwegen en Zeekanaal. De nabestemming van dit gebied is bepaald in het definitief door de Vlaamse Regering vastgestelde Gewestelijk RUP van 20 juli 2012 (Afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen - Herstructurering Kleigroeve Argex). De betreffende percelen (Provincie Oost-Vlaanderen, gemeente Kruibeke) bevinden zich volgens dit GRUP in een gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen met nabestemming gemengd regionaal bedrijventerrein, zoals het grafisch plan van dit GRUP weergeeft. In Bijlage 2 wordt een overzicht weergegeven van de reeds verleende milieu/omgevingsvergunningen. Milieueffectenrapport In 2008 werd door Technum-RA een project-mer opgesteld voor de opvulling van de Argex-kleigroeve (speciebergingslocatie) in Kruibeke-Zwijndrecht. Nadien werden voor de eigenlijke opvulling verschillende vergunningen verleend aan WENZ (nu: De Vlaamse Waterweg, grondgebied Prov. ANTW en O-VL) en Sterhoek NV ((grondgebied Prov. O-VL). I.2. HET VOORGENOMEN PROJECT In 2008 werd door Technum-RA reeds een project-mer opgesteld voor de opvulling van de Argex-kleigroeve (speciebergingslocatie) in Kruibeke-Zwijndrecht. Nadien werden voor de eigenlijke opvulling diverse milieuvergunningen verleend aan WenZ en Sterhoek NV. Sterhoek NV wil nu onderzoeken of er eventueel andere stromen dan diegene die in het vorige MER werden onderzocht, met inbegrip van gevaarlijke afvalstoffen (uitgezonderd asbestafval), kunnen worden aanvaard. Het MER-project betreft dus de wijziging van de bestaande bergingslocatie (opvulling Argex-kleigroeve) te Kruibeke- Zwijndrecht op het vlak van inputstromen. Daarbij wordt gedacht aan bijv. non-ferro slakken afkomstig van Umicore, gipsresidu, verontreinigd zeefzand of shredderresidu (anorganisch) afkomstig van de PST-installaties van schrootverwerkende bedrijven, anorganische ontwaterde slibs, inerte afvalstoffen, niet-brandbare recyclageresidu s,. Uit de bevindingen van dit MER zal blijken welke vergunninghouder een omgevingsvergunningsaanvraag zal indienen ter wijziging van de reeds verleende vergunningsbesluiten. Het zal niet gaan om een uitbreiding van de capaciteiten, maar wel om een wijziging van het aantal/type toegelaten stromen. Een overzicht van de huidig vergunde toestand en de voor het MER relevante aan te vragen VLAREMrubrieken (indicatief) is terug te vinden in Bijlage 2. I.3. TOETSING MER-PLICHT De activiteiten van Sterhoek en WenZ zijn MER-plichtig volgens het Besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 houdende vaststelling van de categorieën van projecten onderworpen aan milieueffectrapportage (B.S. 17 februari 2005), zoals meermaals gewijzigd.

16 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 16 De activiteiten vallen onder volgende projectcategorieën van bijlage I (MER-plicht) en bijlage II (MER-plicht met mogelijkheid tot ontheffing): Categorie 13 (bijlage I): Afvalverwijderingsinstallaties voor de verbranding, zoals gedefinieerd in punt D10 van artikel VLAREMA, de chemische behandeling, zoals gedefinieerd in punt D9 van artikel VLAREMA of het storten van gevaarlijke afvalstoffen; Categorie 11.b) (bijlage II): Installaties voor de verwijdering van afval: Stortplaatsen van categorie 1 en 2 voor niet-gevaarlijke afvalstoffen; Categorie 11.d) (bijlage II): d) Slibstortplaatsen met een stortcapaciteit van m³ of meer; Categorie 11.e) (bijlage II): e) Monostortplaatsen voor baggerspecie of ruimingsspecie, afkomstig van de oppervlaktewateren van het openbaar hydrografisch net met een stortcapaciteit van m³ of meer. De totale huidig vergunde verondiepingscapaciteit bedraagt m³. De m.e.r.-procedure is beschreven in het Decreet van 18 december 2002 (B.S. 13 februari 2003) tot aanvulling van het Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid met een titel betreffende de milieueffect- en veiligheidsrapportage. I.4. VERDER BESLUITVORMINGSPROCES Het milieueffectrapport dient te worden opgesteld om bij de omgevingsvergunningsaanvraag klasse 1 gevoegd te worden in het kader van een uitbreiding van de bestaande vergunningen. I.5. COÖRDINATEN INITIATIEFNEMER Bedrijfsnaam: STERHOEK NV Maatschappelijke zetel Adres: Kruibeeksesteenweg 162, 2070 Burcht (Zwijndrecht) KBO-nummer: Exploitatiezetel Adres: Heirbaan z/n, 9150 Kruibeke Telefoon: +32 (0) Fax: +32 (0) KBO-nummer: VE-nummer: Gedelegeerd Bestuurder: Kurt Vernimmen Telefoon: kv@argex.be Technisch en Operationeel Directeur: Johny Bultheel Telefoon: johny.bultheel@sterhoek.be

17 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 17 I.6. TEAM DESKUNDIGEN TEAM DESKUNDIGEN MER-coördinatie Johan Versieren E: Erkenning: EDA/059, onbepaalde duur Medewerkers: Peter De Bruyne, Jasmien Verhulst, Michiel Boodts M-tech milieucoördinatoren cvba Industrieweg 118 bus Gent Discipline Bodem en grondwater Chris Cammaer ACC Geology Hovenstraat Diepenbeek E: chris.cammaer@accgeology.be T: +32 (11) M: Erkenning: EDA/658, onbepaalde duur E: gent@m-tech.be T: +32 (9) F: +32 (9) Disciplines Biodiversiteit en Landschap Mia Janssen MIJA Milieustudies Kastanjelaan Oud-Heverlee T: +32 (16) M: E: mijamilieustudies@gmail.com Erkenning: EDA/372, onbepaalde duur Discipline Geluid en trillingen Chris Busschots Acoustical Engineering NV Oudestraat 25/ Sint-Katelijne-Waver T: E: info@acoustical-engineering.be Disciplines Lucht en Oppervlaktewater Johan Versieren Milieubureau Joveco bvba Kriesberg 29b 3221 Holsbeek T: +32 (16) F: +32 (16) E: joveco@scarlet.be Erkenning: EDA/059, onbepaalde duur Discipline Mens Geert Boogaerts Naamsesteenweg 76 bus Oud-Heverlee M: +32 (476) E: geert.boogaerts@yahoo.com Erkenning: EDA/624, onbepaalde duur Erkenning: EDA/371, onbepaalde duur

18 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 18 II. II.1. RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING LIGGING ALGEMEEN De bergingslocatie is gelegen langsheen de Schelde, op Linkeroever, gedeeltelijk op het grondgebied van Kruibeke (provincie Oost-Vlaanderen) en gedeeltelijk op het grondgebied van de gemeente Zwijndrecht (provincie Antwerpen). Figuur B.II-2 situeert de locatie op een luchtfoto. De bergingslocatie komt overeen met het in uitbating zijnde klei-ontginningsgebied van 51 ha waarvan 40 ha gelegen in Kruibeke en 11 ha in Zwijndrecht. Het Fort van Kruibeke is ten oosten van de groeve gelegen, een deel van het Fort is met het ontginnen verdwenen. Het oudste deel van de groeve is hoofdzakelijk in Zwijndrecht gelegen. De grootte van de volledig ontgonnen zone bedraagt circa 9,5 ha. De ontginningsdiepte bedraagt ongeveer m. Het kleiontginningsgebied is in drie fasen opgedeeld (Figuur IV-1): Kleiontginning Fase 1 bestaat uit de reeds ontgonnen groeve en het momenteel in ontginning zijnde gebied, gelegen ten noorden van de volledig ontgonnen zone en reikend tot aan de Heirbaan (te Kruibeke), hiervan is ongeveer 1,5 ha op Zwijndrechts grondgebied gelegen; Kleiontginning Fase 2 is een uitbreiding ten westen van de volledig ontgonnen zone op het grondgebied van Kruibeke, tussen de Haagstraat en de Vossenstraat; Kleiontginning Fase 3 is een uitbreiding ten westen van de Haagstraat, eveneens op het grondgebied van Kruibeke. Het projectgebied, met name de zone waar de baggerspecie en uitgegraven bodem zal geborgen worden, komt overeen met deze drie genoemde ontginningsfasen. In elke fase is voorzien dat telkens 2,5 tot 3,5 miljoen m³ specie/bodem geborgen kan worden. LAND- EN GEWESTGRENZEN Het Nederlands grondgebied situeert zich in vogelvlucht op ca. 16 km in noordwestelijke richting. De meest nabijgelegen gewestgrens ten opzichte van de site is de grens met het Brussels Hoofdstedelijk Gewest op ca. 30 km. KADASTRALE GEGEVENS Tabel II-1: Kadastrale karakterisering (Provincie Antwerpen, gemeente Zwijndrecht) Afdeling Sectie Perceelnummers 02 C 100Z2, 100H2, 100A3 Tabel II-2: Kadastrale karakterisering (Provincie Oost-Vlaanderen, gemeente Kruibeke) Afdeling Sectie Perceelnummers 1 A 379, 380, 439, 440, 445, 446, 447, 448, 449, 450, 451, 452, 453, 454K, 455, 456, 457, 458, 462A, 468, 469, A 83E4, 85H, 108A, 109, 110B, 111B, 112H, 113A, 406A, 412, 414, 416, 417, 417/2A, 426A, 427, 429, 432, 433, 434, 438A, 119A, 123B, 125A, 126, 127A, 127B, 128, 129, 130, 131, 132, 133, 134, 135, 136, 137, 413, 415, 428, 430, B 38K LAMBERT COÖRDINATEN X = ,96 m Y = ,35 m

19 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 19 II.2. RUIMTELIJK JURIDISCH KADER Krachtens het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) Afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen Herstructurering Kleigroeve Argex, definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering op 20 juli 2012 (BS. 9 augustus 2012 en van kracht op 23 augustus 2012), is de projectsite van Sterhoek NV gedeeltelijk gelegen in een gebied voor de winning van oppervlaktedelfstoffen met nabestemming gemengd regionaal bedrijventerrein, een gebied voor gemengd regionaal bedrijventerrein en natuurgebied (Fort van Kruibeke). Figuur II-1: GRUP Afbakening voor de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen Herstructurering Kleigroeve Argex Conform het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) maakt de gemeente Zwijndrecht deel uit van het afgebakend grootstedelijk gebied Antwerpen en behoort in die zin tot het Vlaams stedelijk Kerngebied of de Vlaamse Ruit. Ook de gemeente Kruibeke maakt deel uit van de Vlaamse Ruit. Dat gebied heeft in Noord-West- Europees verband een grootstedelijke reikwijdte en is van internationaal economisch belang voor Vlaanderen. De selectie van de Vlaamse Ruit betekent dat beleidsmatig de grote internationale potenties van dit stedelijk netwerk optimaler worden benut en uitgewerkt. Ook in de provinciale ruimtelijkse structuurplannen van Oost- Vlaanderen (Kruibeke) en Antwerpen (Zwijndrecht)wordt het economisch belang van beide gemeenten binnen de Vlaamse Ruit benadrukt.

20 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 20 II.3. TRANSPORTINFRASTRUCTUUR PROJECTGEBIED HOOFDWEGEN De bergingslocatie is gelegen langsheen de Schelde, op Linkeroever, gedeeltelijk op het grondgebied van Kruibeke (provincie Oost-Vlaanderen) en gedeeltelijk op het grondgebied van de gemeente Zwijndrecht (provincie Antwerpen, en is rechtstreeks te bereiken via de N419 die de N16 in Temse via Kruibeke met de N70 in Melsele verbindt. Via de N419 is op een afstand van ca. 2 km de autosnelweg E17 gelegen. Op Figuur II-2 wordt de wegeninfrastructuur binnen een straal van ongeveer 2 km rond de inrichting weergegeven. SCHEEPVAART Ten zuidoosten van de site ligt de Schelde. SPOORWEGEN Er zijn geen bruikbare spoorwegen in de buurt van het bedrijf. Figuur II-2: Wegeninfrastructuur rond de inrichting

21 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 21 II.4. BODEMGEBRUIK Het bodemgebruik in fase 1 van de oude kleiontginning is industrie (deponie). Fase 2 en 3 zijn nog (deels) in agrarisch bodemgebruik. Het bodemgebruik rondom de ontginningszone is: In het noorden: ten noorden van de Heirbaan te Kruibeke ligt een landbouwgebied en een KMO-zone; In het oosten: hier is het restant van het Fort van Kruibeke gelegen, dat nog steeds in militair gebruik is; In het zuiden: een KMO-zone, doorsneden door de N419. In deze KMO-zone zijn de kantoren en de verwerkingseenheden (geëxpandeerde kleikorrels) van de firma Argex gelegen, verder zuidelijk bevindt zich de Schelde; In het westen: landbouwgebied en een aantal woningen in de Galgenstraat, Vossenstraat en Hollestraat. GEBIEDEN MET WOONFUNCTIE OF KWETSBARE LOCATIES - Binnen een afstand van 2 kilometer rondom de terreingrens van de inrichting liggen 3 gebieden met woonfunctie: 1) de woonkern van de gemeente Kruibeke op ca. 700 m ten zuiden; 2) de woonkern Burcht op 660 m ten noordoosten; 3) de woonkern Hoboken-West op 2.000m ten zuidoosten. Onder gebieden met kwetsbare locaties worden de terreinen bedoeld waarop scholen, kinderopvang, ziekenhuizen, rusthuizen en verzorgingstehuizen gevestigd zijn. Binnen een afstand van 2 km van het bedrijfsterrein liggen 38 dergelijke kwetsbare locaties: 8 scholen, waarvan de dichtste, de stedelijke basisschool Polderstadschool, zich op ongeveer 1,3 km bevindt; 25 kinderopvangplaatsen/onthaalouders, waarvan gezins- en buitenschoolse opvang Alice en Sandra zich het dichtst, namelijk op 60 m ten westen bevindt; 1 ziekenhuis, namelijk het AZ Campus ZNA Hoge Beuken te Hoboken/Polderstad, op een afstand van 2,2 km; 2 rust- en verzorgingstehuizen (beide op ongeveer 2,3 km, resp. WZC Craeyenhof te Zwijndrecht en WZC Residentie Lichtenberg te Antwerpen) en 2 assistentiewoonprojecten, waarvan het dichtste project zich op 1,8 km afstand in Hoboken bevindt. BEDRIJVEN In de omgeving van de bergingslocatie bevinden zich verschillende industrieterreinen, zie ook Figuur II-3. In de omgeving bevinden zich 2 andere GPBV-bedrijven, nl. Argex (productie van kleikorrels) en Bremcon (grondreinigingscentrum). Op 240 m ten noorden bevindt zich het lage drempel Sevesobedrijf Hi-Tech Chemicals. Daarnaast bevinden zich op Rechteroever 2 (hoge drempel) Sevesobedrijven, nl. Umicore en Alca Petroleum Company (zie ook figuur B.I-5 in de bijlagebundel).

22 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 22 Figuur II-3: Bedrijventerreinen in de omgeving van de bergingslocatie

23 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 23 OPPERVLAKTEWATEREN - Het studiegebied voor grondwater bevindt zich in het gebied dat in het westen en noorden begrensd wordt door de Zwaluwbeek, in het oosten door de Schelde en in het zuiden door de Watermolenbeek. Het dichtstbijzijnde oppervlaktewater is de Zwaluwbeek, die verderop verbinding maakt met de Schelde (rode omtrek = projectgebied MER).

24 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 24 NATUURGEBIEDEN - Het projectgebied zelf interfereert niet met VEN-, IVON-, vogelrichtlijn-, of habitatrichtlijngebieden. Ook ligt het gebied niet in erkende natuurreservaten of Natura 2000-gebieden. Op ongeveer 500 m ten oosten van het projectgebied, aan de overzijde van de Schelde (gemeente Antwerpen) bevindt zich het VEN-gebied nr 304 Slikken en schorren langsheen de Schelde (GEN of grote eenheid natuur). Het gecontroleerd overstromingsgebied Kruibeke-Bazel-Rupelmonde op ongeveer 500 m ten zuiden is aangeduid als natuurverwevingsgebied (De Vallei van de Boven Zeeschelde van de Dender- tot de Rupelmonding). Op ongeveer 500 m naar het oosten, ter hoogte van van de Schelde, bevindt zich het habitatrichtlijngebied Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent (BE , MB 14 februari 1996). Ongeveer 500 m ten zuiden van het projectgebied is het gecontroleerd overstromingsgebied Kruibeke-Bazel- Rupelmonde (KBR) gesitueerd. Dit is aangeduid als vogelrichtlijn- (Durme en Middenloop van de Schelde, gebied BE 3.5, MB 23 juni 1998) en habitatrichtlijngebied (Schelde- en Durme-estuarium van de Nederlandse grens tot Gent, BE , MB 14 februari 1996). Het gecontroleerd overstromingsgebied is als natuurcompensatiegebied ingericht ter compensatie van natuurwaarden die bij een aantal grootschalige infrastructuurwerken in het Zeescheldebekken verloren zijn gegaan. Aan de overzijde van de Schelde is het erkend natuurreservaat Hobokense Polder gelegen, beheerders zijn Natuurpunt en de werkgroep Hobokense Polder.

25 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 25 II.5. SITUERING VAN DE LIGGING VAN HET PROJECTGEBIED OP DE RELEVANTE KAARTEN VAN DE OMGEVING Om de ligging van het projectgebied te illustreren worden in Bijlage 1 volgende figuren toegevoegd: Figuur B.I-1 Figuur B.I-2 Figuur B.I-3 Figuur B.I-4 Figuur B.I-5 Figuur B.I-6 Figuur B.I-7 Figuur B.I-8 Figuur B.I-9 Figuur B.I-10 Figuur B.I-11 Overzichtsplan Sterhoek; Luchtfoto projectgebied; Luchtfoto omgeving projectgebied; Gewestplan; Bedrijventerreinen; NATURA 2000 (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden); Natuurreservaten; VEN en IVON; Biologische waarderingskaart; Zoneringsplan; Vlaamse hydrografische atlas.

26 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 26 III. RELEVANTE JURIDISCHE EN/OF BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN De juridische en beleidsmatige randvoorwaarden zijn de uitgangspunten voor de selectie van alternatieven, het bepalen van de referentiesituatie en de ontwikkelingsscenario s. Er dient enerzijds getoetst te worden aan de bestaande wetgevingen (juridische randvoorwaarden) en anderzijds aan beleidsinitiatieven. Juridische randvoorwaarden kunnen eveneens per discipline criteria leveren die van belang zijn voor de effectbeoordeling. Het beschrijven van juridische randvoorwaarden is eveneens van belang voor het bepalen van juridische acties, indien de voorgenomen activiteit zou uitgevoerd worden. In het juridisch kader worden de verschillende relevante aspecten inzake het milieubeleid voor het projectgebied toegelicht. Dit gebeurt vanuit verschillende invalshoeken. Een eerste luik omvat de beschrijving van de wetgeving in het kader van het ruimtelijk ordeningsrecht. Het tweede deel bevat een opsomming van de wettelijke bepalingen op het vlak van de milieuhygiëne (recht dat ertoe strekt een aantal negatieve invloeden op het leefmilieu te voorkomen/beperken). In het derde deel komen de bepalingen van het milieubeschermingsrecht aan bod (recht dat het behoud/herstel van positieve elementen uit natuur en landschap beoogt). Het vierde deel geeft een overzicht van de bepalingen uit het internationaal recht die een invloed kunnen hebben op de beoordeling van de effecten van dit project. In het laatste deel worden de beleidsmatige randvoorwaarden opgesomd die in het kader van industriële projecten moeten worden nagegaan. Tabel III-1: geeft aan welke juridische en beleidsmatige randvoorwaarden relevant zijn voor onderhavig project. Summier wordt ook gesteld wat de wetgeving inhoudelijk omschrijft. Tabel III-2: geeft dan weer aan voor welke disciplines de verschillende juridische en beleidsmatige randvoorwaarden relevant zijn. Bij het opstellen van de methodologie voor het opstellen van het eigenlijke MER zijn de relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden gebruikt, zonder dat ze in die specifieke hoofdstukken van de aanmelding uitgebreid herhaald worden.

27 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 27 Tabel III-1: Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden al dan niet van toepassing op het studiegebied Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie A. Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden i.v.m. ruimtelijke ordening Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening (B.S. 20/08/2009) Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Oost-Vlaanderen Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan Antwerpen Ruimtelijk structuurplan Kruibeke Ruimtelijk structuurplan Zwijndrecht Gewestplan De Codex bepaalt het beleid ten aanzien van activiteiten die invloed kunnen hebben op de Ruimtelijke Ordening in Vlaanderen. Beschrijft de wetgeving die van toepassing is bij het bouwen van infrastructuren. Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid van de toekomst. Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de Provincie Oost-Vlaanderen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid van de toekomst. Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de Provincie Antwerpen en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid van de toekomst. Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Kruibeke en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid van de toekomst. Geeft een visie op de ruimtelijke ontwikkeling van de gemeente Zwijndrecht en legt de krachtlijnen vast van het ruimtelijk beleid van de toekomst. Geeft de bestemming van de gronden in Vlaanderen weer. JA JA JA JA JA JA JA Algemeen relevant in Vlaanderen. Algemeen relevant in Vlaanderen. Algemeen relevant in Oost-Vlaanderen. Algemeen relevant in Antwerpen. Algemeen relevant in Kruibeke. Algemeen relevant in Zwijndrecht. Het bedrijf bevindt zich volgens het gewestplan in industriegebied waarvan de voorschriften van het K.B. van 28/12/1972 gelden voor dit projectgebied.

28 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 28 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Plannen van aanleg Geeft de bestemming van de gronden in Vlaanderen waarvan de bestemming is veranderd t.o.v. het Gewestplan. NEEN Relevante BPA s: 1) Kruibeke: BPA Sterhoek-Haaghoek (MB 19 juli 1988 / wijziging 11 februari 2003): deels ontginningsgebied met nabestemming ruwe waterwinning en passieve recreatie, deels ontginningsgebied met nabestemming natuur in combinatie met ruwe waterwinning en passieve recreatie, deels bufferzone, deels industriegebied 2) Zwijndrecht: BPA Kasteleynhoek (MB 9 februari 2000): deels industriegebied, deels bufferzone, deels ontginningsgebied met nabestemming natuur, deels natuurgebied in combinatie met waterberging en zachte recreatie, deels archeologische site. Deze BPA s werden ten gevolge van het GRUP opgeheven. Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) Vervangt via haar deelplannen de respectievelijke deelgebieden van de gewestplannen. JA Er is een GRUP voor het projectgebied: Afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen Herstructurering Kleigroeve Argex dat is vastgesteld door de Vlaamse Regering op 20 juli 2012.

29 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 29 B. Milieuhygiënerecht Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning. Besluit van de Vlaamse Regering van 27 november 2015 tot uitvoering van het decreet van 25 april 2014 betreffende de omgevingsvergunning en haar bijlagen. Decreet van 5 april 1995 houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid (DABM, titel V). Besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne (B.S. 31/07/1995) en latere wijzigingen = VLAREM II. Besluit van de Vlaamse Regering van 16 mei 2014 houdende bijkomende algemene en sectorale milieuvoorwaarden voor GPBV-installaties (B.S. 22/09/2014) = VLAREM III. Besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen binnen de waterwingebieden en beschermingszones (B.S. 20/07/1985) en latere wijzigingen. Bodemdecreet en VLAREBO: Decreet van 27 oktober 2006 betreffende de bodemsanering en bodembescherming (B.S. 22/01/2007) en latere wijzigingen. Besluit van de Vlaamse Regering van 14 december 2007 tot vaststelling van het Vlaams Reglement betreffende de bodemsanering en de bodembescherming (B.S. 22/04/2008) en latere wijzigingen. Het Omgevingsvergunningsdecreet en besluit bevatten de proceduriële bepalingen inzake de omgevingsvergunning. De inhoudelijke bepalingen inzake de omgevingsvergunning zijn terug te vinden in titel V van het DABM, VLAREM II en III. VLAREM II bepaalt de voorwaarden waaraan de vergunde hinderlijke inrichting moet voldoen bij exploitatie ten aanzien van milieu. VLAREM III bundelt de milieuvoorwaarden voor GPBV-/IPPC-bedrijven. Winningen van grondwater voor drinkwaterproductie worden beschermd door specifieke voorwaarden om verontreiniging van het drinkwater preventief te vermijden. Om nieuwe verontreiniging van de bodem te verhinderen zijn specifieke voorwaarden voor bodem vastgelegd. Daarnaast bepaalt deze wetgeving ook hoe verontreiniging dient vastgesteld en gesaneerd te worden. Voor historische verontreiniging bepaalt deze bodemwetgeving specifieke voorwaarden. JA NEEN Voor het bestaande bedrijf werden VLAREM-vergunningen afgeleverd. Het bedrijf is een GPBV-/IPPC-bedrijf. In de omgeving van het projectgebied zijn geen waterwingebieden of beschermingszones afgebakend. JA De bestaande activiteiten zijn VLAREBO-plichtig (periodiciteit 10 jaarlijks).

30 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 30 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Grondwaterdecreet Bepaalt de voorwaarden waaraan grondwaterwinningen moeten voldoen (administratief en operationeel) NEEN Het bedrijf wint geen grondwater. Materialendecreet en VLAREMA: Decreet van 14 december 2011 betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen (B.S. 28/02/2012) en latere wijzigingen. De verplichtingen i.v.m. afval (administratieve en milieutechnische) zijn vastgelegd in deze wetgevingen. JA Het opvullen van de groeve wordt beschouwd als afvalstoffenverwerking. Besluit van de Vlaamse Regering van 17 februari 2012 tot vaststelling van het Vlaams reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen(b.s. 23/05/2012) en latere wijzigingen. Mestdecreet: Decreet van 22 december 2006 tot bescherming van water tegen de verontreiniging door nitraten uit agrarische bronnen (B.S. 29/12/2006) en latere wijzigingen. Voor de afzet naar en het gebruik van (vooral dierlijke) meststoffen op Vlaamse (landbouw)gronden bepaalt deze wetgeving de verschillende voorwaarden (administratieve en operationele). NEEN Niet van toepassing. Wetgevingen i.v.m. waterlopen: Wet op de bescherming van oppervlaktewateren; Wet betreffende de wateringen en de wet betreffende de polders. Besluit van 3 mei 1991 van de Vlaamse executieve dat meer informatie verschaft over de aflevering van vergunningen voor de captatie van water uit bevaarbare waterlopen, kanalen en havens gelegen in het Vlaams gewest. Decreet Integraal waterbeleid (=IWB) / Kaderrichtlijn Water = Het decreet van 18 juli 2003 betreffende het integraal waterbeleid (B.S. 14/11/2003). Regelt o.m. de voorwaarden bij lozing van afvalwater, hemelwater en de captatie van oppervlaktewater. NEEN Niet van toepassing. Dit decreet regelt het beleid en het beheer van waterlopen en hun bekkens om water in Vlaanderen op een duurzame wijze te beheren, samen met de verschillende belanghebbenden. JA In het MER zal, indien relevant, een uitspraak gedaan worden m.b.t. de elementen van de Watertoets (zie deel water).

31 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 31 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Besluit van de Vlaamse Regering van 5 juli 2013 houdende vaststelling van een gewestelijke stedenbouwkundige verordening inzake hemelwaterputten, infiltratievoorzieningen, buffervoorzieningen en gescheiden lozing van afvalwater en hemelwater (B.S. 8/10/2013). Legionellabesluit = Besluit van de Vlaamse regering van 09/02/07 i.v.m. de preventie van de veteranenziekte op publiek toegankelijke plaatsen (B.S. 4/05/07). Het Besluit bevat minimale voorschriften voor de lozing van niet-verontreinigd hemelwater, afkomstig van verharde oppervlakten en is een verstrenging t.a.v. de vorige Verordening uit Dit besluit omschrijft de bescherming van de mens ten aanzien van de (gevaarlijke) besmetting door Legionella (in waterig milieu). JA JA Het hemelwater dat in de groeve (ontgonnen gedeelte of in opvulling zijnde of opgevulde gedeeltes) valt, dient te worden afgevoerd. Langs de aanvoerweg zijn er sproeiinstallaties in het kader van stofbeheersing. Besluit algemene bepalingen energiebeleid (B.S ) Het besluit legt voorwaarden vast voor energieintensieve inrichtingen met een primair energieverbruik van meer dan 0,1 PJ/jaar NEEN Het bedrijf heeft geen energieverbruik van meer dan 0,1 PJ/jaar. Decreet van 8 februari 2013 houdende duurzaam Deze regelgeving bevat voorschriften voor het gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest gebruik van pesticiden Besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2013 houdende nadere regels inzake duurzaam gebruik van pesticiden in het Vlaamse Gewest voor niet-land en tuinbouwactiviteiten en de opmaak van het Vlaams Actieplan Duurzaam Pesticidengebruik. Besluit van de Vlaamse Regering van 15 maart 2013 tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handeling binnen de waterwingebieden en de beschermingszones en het besluit van de Vlaamse Regering van 27 maart 1985 houdende reglementering van de handelingen die het grondwater kunnen verontreinigen, wat pesticidengebruik betreft. JA Algemeen geldend in Vlaanderen.

32 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 32 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Wetgeving i.v.m. CFK s en halonen: KB van 7/3/1991 houdende reglementering voor gebruik van CFK s in koelinstallaties en verordening 2037/2000 i.v.m. halonen. Deze bepalingen geven de wetgeving aan ten aanzien van diverse ozonafbrekende stoffen ( gat in de ozonlaag ). NEEN Er worden geen koelmiddelen gebruikt. Seveso-richtlijn. Bedrijven die een bepaalde hoeveelheid gevaarlijke stoffen op hun terrein hebben, zijn onderworpen aan een rapportageplicht. Zij moeten aantonen dat zij de risico s verbonden aan de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen kennen en beheersen, en dat zij voldoende maatregelen nemen om mens en milieu te beschermen, ook bij accidenten. Geven op Vlaams en Europees niveau aan welke beste beschikbare technieken (BBT s) vanuit milieuoogpunt bestaan voor een aantal specifieke productieprocessen. NEEN Het bedrijf valt niet onder de toepassing van de Seveso richtlijn. BBT s en Bref s. JA De gebruikte technieken van het project worden getoetst aan de van toepassing zijnde BBT s en Bref s. C. Natuur en landschap Decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu (BS. 10/01/1998). Nieuwe natuurbeheerplan van 14 juli 2017 Centraal in dit decreet staat een planmatige aanpak (natuurbeleidsplan), een horizontaal beleid ( standstill -principe) en een gebiedsgericht beleid. Deze wetgeving heeft als doel de instandhouding van verschillende organismen en hun leefgebieden. Speciale beschermingszones werden afgebakend in Vlaanderen in het kader van de Vogel- en Habitatrichtlijn. JA Decreet is van toepassing, in de omgeving bevinden zich VENgebieden, IVON-gebieden of natuurreservaten.

33 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 33 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Natuurreservaten. Vlaamse en/of erkende natuurreservaten zijn terreinen die van belang zijn voor het behoud en de ontwikkeling van de natuur/het natuurlijk milieu. NEEN Het projectgebied is niet gelegen in een Vlaams of erkend natuurreservaat. Besluit van de Vlaamse Regering Besluit van de Vlaamse Regering met betrekking tot soortenbescherming en soortenbeheer (B.S. 13/08/2009) Het Bosdecreet van 13 juni 1990 (B.S. 28/09/1990) en haar uitvoeringsbesluiten. Om sommige (bedreigde) diersoorten te beschermen werden specifieke voorwaarden opgelegd vooral met betrekking tot oogsten en verhandelen. Het Bosdecreet en haar uitvoeringsbesluiten regelen het verstandige en duurzame gebruik en beheer van de Vlaamse bossen (o.a. ook kappingen, compensaties, ). JA Er zijn soorten met een strikte bescherming waargenomen in het projectgebied. JA In het projectgebied bevindt zich een beboste zone op de rand en deels in de reeds ontgonnen kleigroeve. Volgens artikel 90bis van het decreet kan ontbossing voor algemeen belang, of in woongebied of in industriegebied, of gelegen in een goedgekeurde verkaveling, vergund worden mits compensatie. In alle andere gevallen (onder meer dus ontginningsgebied en natuurgebied) dient voorafgaandelijk een individuele ontheffing van het ontbossingsverbod te worden verleend door de Vlaamse regering. Voor dit project is dergelijke ontheffing nodig. De compensatieplicht geldt echter niet voor gronden die spontaan bebost zijn na het in werking treden van het bosdecreet, voorzover deze spontane bebossing de leeftijd van tweeëntwintig jaar niet heeft bereikt. Er zal alleen gecompenseerd moeten worden voor het bos dat op de niet-ontgonnen zone staat (tussen groeve en Haagstraat, de zone die op het plan bestaande toestand BPA 1988 als bos werd ingekleurd). (Plan MER GRUP Kleigroeve Argex 2011).

34 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 34 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Programmatische Aanpak Stikstof Deze programmatische aanpak beoogt het stelselmatig terugdringen van stikstofdeposities, voornamelijk via de lucht, zodat de habitattypes die eraan gevoelig zijn uiterlijk in 2050 een gunstige staat van instandhouding kunnen bereiken en verdere achteruitgang van deze habitattypes intussen vermeden wordt. Dit wil zeggen dat een extra daling van de stikstofemissies (en dus ook van stikstofdepositie) wordt vastgelegd. NEEN Het bedrijf emitteert geen stikstofemissies (NOx), behalve vanuit de ingezette transportmiddelen (uitlaatgassen).

35 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 35 Het Decreet van 12 juli 2013 betreffende het onroerend erfgoed, en bijhorende onroerend erfgoedbesluiten Landschapsatlas. Dit decreet heeft als doel het behoud en het beheer van de waarden van onze landschappen, monumenten en archeologie te verzekeren. Het Onroerenderfgoeddecreet en -besluit bevatten de werkinstrumenten om te beschermen en te beheren. JA Ten oosten van het projectgebied bevindt zich een beschermd landschap De Hobokense Polder. Dit gebied ligt op ca.750 m afstand tot het ontginningsgebied en aan de overzijde van de Schelde. Het projectgebied is grotendeels aangeduid als gebied zonder archeologie. De Landschapsatlas geeft een aanduiding van relicten en ankerplaatsen. Het projectgebied maakt deel uit van de relictzone Fortengordel linkeroever. In de verdere omgeving van het projectgebied bevinden zich de ankerplaatsen Polder van Kruibeke, Bazel en Rupelmonde en de relictzones Scheldevallei van Dendermonde tot Kruibeke, Polder van Zwijndrecht en Hobokense polder. Het Backersveer en Sleutelshof zijn 2 puntrelicten, de Schelde is opgenomen als lijnrelict.

36 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 36 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie D. Internationale regelgeving/verdragen Milieu Protocol van Kyoto bij het VN-klimaatverdrag Het protocol van Kyoto legt internationale afspraken vast en stelt voor 28 industrielanden reductiedoelstellingen voor broeikasgassen op. Deze richtlijn is in Vlaanderen o.a. omgezet in titel II van VLAREM. Bovendien zijn specifieke wetgevingen i.v.m. energie en lucht gebaseerd op dit protocol, dat in 2015 werd hernieuwd via het Akkoord van Parijs. JA Algemeen geldend voor België en Vlaanderen. EU-conventie van Malta Voorziet dat middelen voor archeologische vondsten en onderzoek moeten voorzien worden. JA Het verdrag is van toepassing voor de zones die in de toekomst nog zullen worden ontgonnen.

37 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 37 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Europese emissieplafonds NEC Elke Europese lidstaat wordt verplicht om de emissies van SO2, NOx, VOS en NH3 drastisch terug te dringen. Hiermee moeten milieuproblemen als zure regen en ozonoverlast ingedijkt worden. De Europese Richtlijn 2001/81/EG van het Europees Parlement en de Raad van de Europese Unie van 23 oktober 2001 inzake de nationale emissieplafonds voor bepaalde luchtverontreinigende stoffen (NECrichtlijn) bepaalt emissieplafonds voor verschillende polluenten. Deze richtlijn is in Vlaanderen omgezet in titel II van VLAREM en het NEC-reductieprogramma (= Vlaams Emissiereductieprogramma voor NOX, SO2, VOS en NH3). In dit herziene protocol werden strengere luchtemissieplafonds vastgelegd ter bescherming van de luchtkwaliteit (grensoverschrijdend). Richtlijn inzake de beperking van de emissie van vluchtige organische oplosmiddelen bij bepaalde werkzaamheden en in installaties. De richtlijn betreft de beperking van de emissie van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van het gebruik van organische oplosmiddelen. Deze richtlijn is omgezet in titel II van het VLAREM. JA Algemeen geldend voor België en Vlaanderen (zie ook deel lucht) voor eventueel relevante emissies met betrekking tot dit project. Herziening van het Protocol van Göteborg van 4 mei JA Algemeen geldend voor België en Vlaanderen (zie ook deel lucht) voor eventueel relevante emissies met betrekking tot dit project. Solventrichtlijn (1999/13/EG). NEEN Niet van toepassing. WKK-richtlijn (2004/8/EG). De richtlijn behandelt de bevordering van WKK op basis van de vraag naar nuttige warmte binnen de interne energiemarkt. In Vlaanderen geïmplementeerd via het Besluit van de Vlaamse Regering van 7 juli 2006 ter bevordering van de elektriciteitsopwekking in kwalitatieve warmtekrachtinstallaties. NEEN Niet van toepassing.

38 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 38 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Kaderrichtlijn luchtkwaliteit en 4 dochterrichtlijnen De Europese richtlijn 2008/50/EG betreffende de luchtkwaliteit en schonere lucht voor Europa vormt de belangrijkste wettelijke basis inzake luchtkwaliteitsnormen. Samen met de 3 dochterrichtlijnen 1999/30/EG, 2000/69/EG en 2002/3/EG behandelt ze de polluenten zwavelstofdioxide (SO2), stikstofoxiden (NO2 en NOx), fijn stof (PM10 en PM2,5), lood, koolstofmonoxide (CO), benzeen en ozon (O3). De lidstaten dienen de concentraties te toetsen aan grenswaarden (SO2, NO2 en NOx, PM10, PM2,5, lood, CO, benzeen) en streefwaarden (PM2,5 en O3). JA Algemeen relevant in Vlaanderen. Daarnaast is er een 4e dochterrichtlijn (2004/107/EG) die de polluenten arseen, cadmium, nikkel en benzo(a)pyreen behandelt. De streefwaarden vastgelegd voor deze polluenten, treden eind 2012 in werking. In Vlaanderen geïmplementeerd via VLAREM II. Richtlijn Industriële Emissies Deze recente Europese richtlijn 2010/75 kwam tot stand op basis van een herziening en een herschikking van de vroegere GPBV-richtlijn en zes sectorale richtlijnen (de 3 TiO2-richtlijnen, de richtlijn VOS/oplosmiddelen, de richtlijn afvalverbranding, de GSI-richtlijn). JA Algemeen relevant in Vlaanderen.

39 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 39 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Verdrag van Espoo van 25 februari 1991 Dit verdrag voorziet dat bij projecten in een lidstaat die aanzienlijke effecten kunnen hebben op het milieu van een andere lidstaat, de lidstaat op wiens grondgebied het project wordt voorgesteld, informatie verstrekt aan de andere lidstaat. In Vlaanderen geïmplementeerd via het MER/VRdecreet. Dit verdrag voorziet dat de oeverstaten alle passende maatregelen nemen om grensoverschrijdende effecten te voorkomen, te beheersen en te verminderen. NEEN Er zijn geen grensoverschrijdende effecten te verwachten. Verdrag van Helsinki inzake de bescherming en het gebruik van grensoverschrijdende waterlopen en internationale meren ( ) JA Het projectgebied is gelegen in het stroomgebiedsdistrict van de Schelde die grensoverschrijdend loopt. E. Beleidsmatige randvoorwaarden Milieu Gewestelijk milieubeleidsplan MINA 4 voor Het milieubeleidsplan bepaalt de hoofdlijnen van het milieubeleid voor de komende jaren. De doelstellingen hebben meestal betrekking op de gewenste milieu- en natuurkwaliteit of de uitstoot van vervuilende stoffen. JA Algemeen geldend in Vlaanderen. Provinciale Milieubeleidsplannen Antwerpen en Oost- Vlaanderen (13 juni 2001) Geeft in grote lijnen aan wat het provinciebestuur wil bereiken op het vlak van leefmilieu, hoe ze dat wil doen, wat daarbij belangrijk is en met welke middelen. Geeft aan wat het gemeentebestuur voor een bepaalde periode wil bereiken op het vlak van leefmilieu, hoe ze dat wil doen, wat daarbij belangrijk is en met welke middelen. Beoogt een doorgedreven natuurbeleid in de gemeente, zowel op korte als lange termijn, waarbij het actieplan de uitvoering vormt van het beleid. JA Algemeen geldend in Antwerpen en Oost-Vlaanderen. Gemeentelijke Milieubeleidsplannen Zwijndrecht en Kruibeke JA Algemeen geldend in Zwijndrecht en Kruibeke. Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan (GNOP) Zwijndrecht en Kruibeke JA Algemeen geldend in Zwijndrecht en Kruibeke.

40 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 40 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk Relevantie Bespreking relevantie Vlaams Klimaatbeleidsplan Op 28 juni 2013 keurde de Vlaamse Regering het Vlaams Klimaatbeleidsplan (= VKP) definitief goed. JA Er zal een uitspraak worden gedaan over een mogelijke impact op het klimaat. Het plan bestaat uit een overkoepelend luik en twee deelplannen: - het Vlaams mitigatieplan (VMP) om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen; - het Vlaams Adaptatieplan (VAP) om de effecten van de klimaatverandering in Vlaanderen op te vangen. Provinciaal klimaatadaptatieplan Antwerpen (2017) Beschrijft mogelijke oplossingen voor de opvang van klimaatverandering. Het besluit van de Vlaamse minister keurde het reductieprogramma goed op 23 oktober 2005 (B.S. 25 november 2005). Het reductieprogramma kadert de diverse elementen van het beleid gevaarlijke stoffen in het oppervlaktewater. Het geeft aan welke (bestaande) principes en instrumenten dienen uitgebouwd of ingezet te worden en op welke manier dit hoort te gebeuren. JA Algemeen geldend in Antwerpen. Reductieprogramma Gevaarlijke Stoffen 2005 NEEN Niet van toepassing: geen lozing in oppervlaktewater. Besluit inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai Op 22 juli 2005 heeft de Vlaamse Regering de omzetting van de Europese richtlijn omgevingslawaai in Vlaanderen goedgekeurd (B.S. 31/08/05). Deze richtlijn maakt het mogelijk dat tegen midden 2007 de geluidsimpact van grote wegen, belangrijke spoorwegen en luchthavens en van grote stedelijke gebieden in kaart wordt gebracht. NEEN Niet van toepassing voor industriële project-mer s. De informatie uit het luik geluid uit onderhavig MER kan echter wel gebruikt worden als informatiebron voor de relevante overheid.

41 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 41 Wetgeving of beleidsdocument Inhoudelijk RELEVANTIE Bespreking relevantie Visiedocument Geurbeleid In het visiedocument De weg naar een duurzaam geurbeleid (versie van september 2008) zijn een aantal beslissingsschema s opgenomen met betrekking tot het al dan niet uitvoeren van bepaalde beleidsmaatregelen door hinderlijke activiteiten. JA Relevant voor het project gezien de mogelijke aanwezigheid van geuremissies. Ontwerp-Mobiliteitsplan Vlaanderen Het ontwerp Mobiliteitsplan Vlaanderen is de leidraad voor toekomstige mobiliteitsbeslissingen in Vlaanderen en het legt concrete doelstellingen vast. Er wordt gestreefd naar een mobiliteit die zich richt op welvaartscreatie, inclusie en duurzaamheid. Het ontwerpplan wordt momenteel aangepast en afgestemd op het beleidsplan Ruimte Vlaanderen en op het Vlaams Klimaatbeleid met het oog op een definitieve goedkeuring door de Vlaamse Regering. Geeft het beleid van de respectievelijke gemeentes inzake mobiliteit weer. JA Relevant wegens de bestaande en toekomstige transporten naar en van het bedrijf. Mobiliteitsplan Zwijndrecht en Kruibeke JA In de deelstudie mens-mobiliteit wordt nagegaan of het project een impact zal hebben op de visie en doelstellingen van de respectieve mobiliteitsplannen. Er wordt geen lagunering voorzien. Het uitvoeringsplan bagger- en ruimingsspecie ( ) Heeft onder meer als doel de historische achterstand inzake bagger- en ruimingsspecie weg te werken. Het plan behandelt de preventie-, de verwerkingsmogelijkheden en de eindverwerking van bagger- en ruimingsspecie. Deze praktische gids beschrijft het beheer/behandeling van bagger- en ruimingsspecie en werd vastgelegd bij ministerieel besluit. NEE Algemene Code van Goede Praktijk inzake bagger- en ruimingsspecie (M.B. 7 juli 2009) NEE Er wordt geen lagunering voorzien.

42 Lucht Water Bodem en grondwater Geluid Landschap Mens Biodiversiteit Overige AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 42 Tabel III-2: Relevante juridische en beleidsmatige randvoorwaarden van toepassing op het project- en studiegebied: aandachtspunten voor de verschillende disciplines, deskundigen bij het opstellen van de methodologie voor de milieueffectbeoordeling. Deskundige Juridische en beleidsmatige randvoorwaarden i.v.m. ruimtelijke ordening Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen X Provinciale Ruimtelijke Structuurplannen Oost- X X Vlaanderen en Antwerpen Ruimtelijke Structuurplannen Kruibeke en X Zwijndrecht Gewestplan X X X X X Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP) Herstructurering Kleigroeve Argex Milieuhygiënerecht X X X X X X X X Omgevingsvergunningsdecreet en -besluit, X X X X X VLAREM II en III Bodemdecreet en VLAREBO X X Materialendecreet en VLAREMA X X X X X Decreet Integraal waterbeleid X X Gewestelijke stedenbouwkundige verordening betreffende het gebruik, infiltratie en vertraagde afvoer van hemelwater Legionellabesluit Duurzaam pesticidengebruik X X X X BREF s/bbt s X X X X X X X X Natuur en landschap Decreet natuurbehoud en het natuurlijk milieu Bosdecreet X X Onroerend erfgoeddecreet/besluit X X X X Kyoto-protocol Internationale regelgeving/verdragen Milieu EU-conventie Malta NEC (Europese emissieplafonds) X X Protocol van Göteborg (herziening) X X Kaderrichtlijn luchtkwaliteit en 4 X X dochterrichtlijnen Richtlijn Industriële Emissies X X X Verdrag van Helsinki Beleidsmatige randvoorwaarden Milieu Gewestelijk milieubeleidsplan X X X X Provinciale milieubeleidsplannen X X X X Gemeentelijke milieubeleidsplannen X X X X X X X X X (X) X X

43 Lucht Water Bodem en grondwater Geluid Landschap Mens Biodiversiteit Overige AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 43 Deskundige Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan (GNOP) Zwijndrecht en Kruibeke X X X X X X Vlaams Klimaatbeleidsplan X X X X X X Provinciaal Klimaatadaptatieplan Antwerpen Visiedocument Geurbeleid X X Ontwerp-Mobiliteitsplan Vlaanderen Mobiliteitsplannen Kruibeke en Zwijndrecht X X X

44 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 44 IV. CONCRETE BESCHRIJVING PROJECT Conform de Handleiding Project-MER/omgevingsvergunning van de Dienst Mer is er een mogelijkheid tot vraag tot onttrekking van informatie: Indien de initiatiefnemer in de aanmelding een vraag stelde tot onttrekking aan bekendmaking van de aanmelding of delen ervan, maakt de dienst Mer in haar beslissing een belangenafweging (overeenkomstig artikel 15 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur). De dienst Mer kan geheel of gedeeltelijk ingaan op deze vraag van onttrekking aan bekendmaking. Bij deze beslissing neemt ze de gegevens die aan bekendmaking worden onttrokken op in een bijlage. De bijlage wordt niet bekendgemaakt. Tegen de beslissing tot onttrekking aan bekendmaking staat beroep open overeenkomstig artikel 22 tot en met 27 van het decreet van 26 maart 2004 betreffende de openbaarheid van bestuur. Voorafgaand aan de vergunningsprocedure kan de initiatiefnemer ook vragen om delen uit het MER aan het openbaar onderzoek te onttrekken. Nergens is bepaald op welk tijdstip deze vraag moet gesteld worden en op welke termijn de dienst Mer hierover een beslissing moet nemen. Doorgaans zal de beslissing hierover binnen de 20 dagen genomen kunnen worden. De initiatiefnemer geeft uitdrukkelijk in zijn vergunningsaanvraag aan welke delen uit het project-mer hij aan het openbaar onderzoek wil onttrekken waarvoor hij over de voorafgaande beslissing van de dienst Mer beschikt. Bij een verzoek tot voorlopige goedkeuring kan ook de vraag gesteld worden om delen van het MER aan de openbaarheid te onttrekken. In het kader van openbaarheid van bestuur kan nl. het dossier ingediend ter voorlopige goedkeuring opgevraagd worden en is de dienst Mer verplicht op deze vraag in te gaan en het dossier te bezorgen aan de vraagsteller. Voor deze aanmelding maakt Sterhoek van deze clausule geen gebruik. Mocht dit in een latere fase toch nodig blijken, zal Sterhoek deze mogelijkheid toch gebruiken in de fase van het project-mer. IV.1. IV.2. VERANTWOORDING BESCHRIJVING VAN DE INRICHTING EN ACTIVITEITEN IV.2.1. Algemeen Het voorgenomen project omvat de definitieve berging van verschillende al dan niet gevaarlijke afvalstromen en uitgegraven bodems in de kleiontginningsput te Kruibeke/Zwijndrecht. Ook de mogelijkheid tot voorbehandeling van deze afvalstromen zal worden onderzocht. Dit MER behandelt de resterende opvulling van de kleiput met baggerspecie, uitgegraven bodem en andere gevaarlijke en niet gevaarlijke afvalstromen. In het verleden werd reeds een overeenkomst gesloten met NV Waterwegen en Zeekanaal (nu: NV De Vlaamse Waterweg), Afdeling Zeeschelde, om in een periode van 20 jaar ongeveer 6,5 miljoen m³ niet-herbruikbare bagger- en ruimingsspecie, niet herbruikbare uitgegraven bodem uit het Scheldebekken, reinigingsresidu s van grondreinigingscentra en slib van de lokale afvalwaterzuivering definitief te bergen. Ook Sterhoek zelf bekwam in 2018 een vergunning voor het bergen van deze stromen, en dat voor een volume van 3,5 miljoen m³. In de uitgegraven Argexgroeve zal specie of uitgegraven bodem worden geborgen die enerzijds afkomstig is uit de Vlaamse waterlopen en anderzijds afkomstig is van infrastructuurwerken om en rond deze waterlopen. Een groot deel van de specie die wordt aangeboden op de bergingsplaats te Kruibeke/Zwijndrecht zal reeds een voorbehandeling hebben ondergaan. De uitgegraven bodem zal eveneens grotendeels de nodige voorbehandeling ondergaan hebben. De voorbehandeling kan bestaan uit zeven, wassen, fractioneren, ontwateren, persen, solidificatie, immobilisatie en reinigen van de bodem of specie, inclusief de nodige fysische

45 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 45 en chemische analyses en de zuivering van het afvalwater. Daarnaast wordt de aanvaardingsmogelijkheid van andere mogelijke afvalstromen bestudeerd. Mogelijkerwijze zal de voorbehandeling uitgevoerd worden op terreinen van NV Argex, die aan de kleigroeve palen. Het MER zal bijgevolg het bergingsproject met en zonder voorbehandeling ter plaatse bestuderen. Wanneer Sterhoek NV de voorbehandelingsinstallatie ter plaatse kan bouwen, zal een klein deel van de groeve ook gebruikt worden als tijdelijke opslagplaats voor ontwaterde niet verontreinigde baggerspecie of uitgegraven bodem, in afwachting van herbruik. Bij de inrichting van de uitgegraven Argexgroeve als stortplaats zal worden rekening gehouden met de categorieën van stortplaatsen zoals gedefinieerd in de Richtlijn 1999/31/EG van 26 april 1999 en in de Beschikking van 19 december 2002 van de Europese Raad. Op 12 mei 2006 keurde de Vlaamse Regering een besluit goed dat zorgt voor de omzetting in Vlaamse milieuwetgeving van voormelde EU-regelgeving. De stortplaatsen worden ingedeeld in categorie 1 voor gevaarlijk afval, categorie 2 voor ongevaarlijk afval en categorie 3 voor inert afval. Zoals aangegeven behandelt dit MER de verdere opvulling van de volledig ontgonnen kleigroeve met een totale bergingscapaciteit van circa 9,9 miljoen m³. In de komende 10 jaar wordt voorzien dat het resterende vergunde volume aan afvalstoffen door W&Z (6,5 miljoen m³) geborgen zal worden. Voor de opvulling met de overige vergunde 3,5 miljoen m³, al dan niet met bijkomende afvalstoffen (niet-gevaarlijke en/of gevaarlijke) zal Sterhoek zelf instaan. Voor de effectbeschrijving wordt echter aangenomen dat het nog te ontdiepen gedeelte van de groeve eveneens met afvalstromen en/of bodems zal opgevuld worden, als een worst case benadering dus wat betreft kwaliteit van het te bergen materiaal. De mogelijkheid bestaat dat er een groter aandeel niet-herbruikbare, niet-verontreinigde bodem of baggerspecie geborgen zal worden of dat er (on)gevaarlijke afvalstoffen gebruikt zullen worden voor de opvulling van de groeve. Een situering van het projectgebied op een grondplan wordt getoond in de figuren van Bijlage 1. IV.2.2. Procesbeschrijving van de voorbehandeling In volgende paragrafen zal per type bergingsmateriaal (baggerspecie, uitgegraven bodem en andere, al dan niet gevaarlijke afvalstoffen) een beschrijving gegeven worden. Ook de voorbehandelingsfase (ontzanden en ontwateren) zal beschreven worden, die dus ofwel ter plaatse ofwel op een externe locatie, voorafgaand aan het transport per schip of vrachtwagen naar de site, zal plaatsgrijpen. De aangevoerde specie wordt voor de behandeling indien nodig gezeefd en ontdaan van alle vreemde voorwerpen. Het afval wordt gesorteerd en afhankelijk van de aard en de kwaliteit hergebruikt of afgevoerd naar een geschikte stortplaats. Niet alleen de chemische kwaliteit van de specie bepaalt de gebruiksmogelijkheden, ook de fysische eigenschappen (korrelverdeling) zijn daarbij relevant. Voor infrastructuurwerken dient de specie voldoende draagkrachtig te zijn, zodat de fijne fractie van de specie daarvoor niet in aanmerking komt. IV Baggerspecie De gezeefde specie wordt onderzocht op zandgehalte. Daarbij zijn er 3 mogelijkheden: meer dan 80 % zand, tussen 80 en 40 % zand en minder dan 40 % zand. Er wordt verondersteld dat de grens van korrelverdeling voor BBT reinigen van baggerspecie op 40 % zand ligt. Deze grens kan eventueel in de loop van de tijd door ervaring worden bijgesteld. De partij die meer dan 80 % zand bevat wordt chemisch onderzocht. Indien ze niet voldoet aan de norm bouwstof van het Vlarema dan wordt onderzocht of de partij BBT reinigbaar is. Indien niet reinigbaar dan gaat deze partij naar de Sterhoek-bergingslocatie categorie 2 of 3, in functie van de kwaliteit. Indien wel reinigbaar dan wordt de partij gereinigd en opnieuw aangeboden voor chemische analyse. De partij die wel voldoet aan de norm bouwstof wordt tijdelijk opgeslagen voor gebruik in twee deelpartijen: namelijk gebruik als bodem cf. het normkader van Vlarebo of als bouwstof cf. het normkader van Vlarema. Tussen 80 en 40 % zandgehalte wordt de partij achtereenvolgens gewassen en gefractioneerd in een grove en

46 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 46 een fijne fractie. De grove fractie vervolgt zijn traject met de partijen die meer dan 80 % zand bevatten. De fijne fractie wordt door persing ontwaterd. De droge fijne fractie wordt vervolgens chemisch geanalyseerd. Voldoet ze niet aan de norm van inert afval dan wordt onderzocht of de partij BBT reinigbaar is. Indien niet reinigbaar dan gaat deze partij naar Argex in een stortvak categorie 2. Indien wel reinigbaar dan wordt de partij gereinigd en opnieuw aangeboden voor chemische analyse. De partij die wel voldoet aan de norm inert afval maar niet aan de norm bodem gaat naar de Argex-bergingslocatie in een stortvak categorie 3. De partij die voldoet aan bodem kan worden gebruikt om een put te vullen in overeenstemming met rubriek 60 van het Vlarem of, indien de partij de juiste fysische eigenschappen bezit, kan deze tijdelijk worden opgeslagen voor gebruik als afdekmateriaal voor dijken. De partij die minder dan 40 % zand bevat kan in principe niet BBT worden gereinigd en zal daarom onmiddellijk door persing worden ontwaterd en gaat dan naar de Argex-bergingslocatie in een stortvak categorie 2 of 3, in functie van de kwaliteit. IV Uitgegraven bodem Het traject van uitgegraven bodem is vergelijkbaar met dat van de baggerspecie. Toch zijn er enkele verschillen. Het reinigingsproces vraagt toevoeging van water, dat achteraf terug dient verwijderd door persing. Uitgegraven bodem wordt droog aangeboden aan de verwerking zodat de verhouding van kostprijs voor reiniging tot kostprijs voor niet reiniging hoger is dan deze verhouding voor baggerspecie. Daardoor wordt BBT reinigen voor uitgegraven bodem bij een zandgehalte van minder dan 60 % onmogelijk. Een tweede verschil is dat het bergen van uitgegraven bodem boven de norm voor bodem niet kan in een monostortplaats voor baggerspecie. Er dient daarom een apart stortvak te worden voorzien voor partijen boven de norm voor inert afval en een voor partijen tussen de norm voor inert afval en de norm voor bodem. Het opvullen van putten met licht verontreinigde bodem of baggerspecie (tot 80 % van de bodemsaneringsnorm) is mogelijk. Mede op basis van een studie, zoals bepaald in rubriek 60 van Vlarem, kan de vergunningverlener deze licht verontreinigde bodem of baggerspecie toestaan als opvulmateriaal. Dit laatste zal zeker mogelijkheden scheppen in industriegebied, zodat daar bij de inrichting van de opvulling nu al rekening mee kan worden gehouden. Uitgegraven bodem wordt fysisch en chemisch geanalyseerd voor uitgraving, zodat de kwaliteit gekend is bij aanbieding. De partij met meer dan 80 % zand en boven de norm voor bouwkundig bodemgebruik wordt beoordeeld op BBT reinigbaar en zo ja gereinigd, het overschot gaat naar de Argex-bergingslocatie in een stortvak categorie 2 of 3, in functie van de kwaliteit. De partij met meer dan 80 % zand en onder de norm voor bouwkundig bodemgebruik wordt tijdelijk opgeslagen voor gebruik in twee deelpartijen: bouwkundig bodemgebruik en bodem. Tussen 80 en 60 % wordt de partij achtereenvolgens gewassen en gefractioneerd in een grove en een fijne fractie. De grove fractie vervolgt zijn traject met de partijen die meer dan 80 % zand bevatten. De fijne fractie wordt door persing ontwaterd. De droge fijne fractie wordt vervolgens chemisch geanalyseerd. Voldoet ze niet aan de norm van inert afval dan wordt onderzocht of de partij BBT reinigbaar is. Indien niet reinigbaar dan gaat deze partij naar de Argex-bergingslocatie in een stortvak categorie 2. Indien wel reinigbaar dan wordt de partij gereinigd en opnieuw aangeboden voor chemische analyse. De partij die wel voldoet aan de norm inert afval maar niet aan de norm bodem gaat naar de Argex-bergingslocatie in een stortvak categorie 3. De partij die voldoet aan vrij gebruik kan worden gebruikt om de ontginningsput te vullen in overeenstemming met de reeds vergunde rubriek 60 van het Vlarem of, indien de partij de juiste fysische eigenschappen bezit, kan deze tijdelijk (extern) worden opgeslagen voor hergebruik alsafdekmateriaal voor dijken. De partij die minder dan 60 % zand bevat kan niet BBT worden gereinigd en gaat naar de Argexbergingslocatie in een stortvak categorie 2 of 3, in functie van de kwaliteit. IV Voorbehandeling overige afvalstoffen Sterhoek wenst op haar site ook gevaarlijke en niet-gevaarlijke afvalstoffen te kunnen voorbehandelen alvorens ze te bergen in de stortplaats. Er zullen verschillende behandelingstechnieken worden toegepast met als doel de afvalstoffen stortklaar te maken.

47 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 47 Er wordt voorzien dat niet-gevaarlijke en gevaarlijke afvalstoffen, met uitzondering van asbesthoudende, worden behandeld door solidifiëren, stabiliseren en neutraliseren. De behandelingsinstallatie zal een capaciteit hebben van 350 ton/u of ton/j. Het werkregime is voorzien op weekdagen (5/7) en van 7u00 tot 17u00. Het betreft afvalstoffen waarvoor een behandeling voor het storten noodzakelijk is en waarvoor geen andere hoogwaardigere verwerking mogelijk is om ze aanvaardbaar te maken voor een stortplaats. De voorbehandeling zorgt voor de reductie van de uitloging van de afvalstoffen, wat impliceert dat ook de belasting van het percolaat (afvalwater afkomstig van de stortplaats) daalt. Daarnaast heeft de behandeling ook als gevolg dat de mechanisch-fysische eigenschap steekvastheid verbetert, met als gevolg een verhoogde stabiliteit van de stortplaats zodat de beschikbare stortruimte maximaal kan benut worden (werken in ophoging). IV Type afvalstoffen Het wettelijk kader legt beperkingen op voor de aanvaarding van bepaalde afvalstoffen op een stortplaats (categorie 1) en dit hoofdzakelijk op basis van het uitlooggedrag en de mechanisch-fysische stabiliteit. Zo dienen een aantal afvalstromen eerst behandeld te worden voordat ze kunnen worden gestort. Volgende afstromen zullen kunnen worden aanvaard: Basische en zure vloeibare afvalstoffen (bijv. afkomstig van chemische processen); Pasteuze afvalwaterzuiveringsslibs (bijv. afkomstig van de metaalindustrie); Afvalstoffen afkomstig van saneringsoperaties die niet voldoen aan de uitloogcriteria of niet steekvast zijn (bijv. grond); Andere gevaarlijke vloeibare afvalstoffen die niet voldoen aan de uitloogcriteria (bijv. neutralisatieafvalwater); Andere gevaarlijke vaste afvalstoffen die niet voldoen aan de uitloogcriteria of niet steekvast zijn (bijv. katalyst, ovenpuin van de chemische industrie of verbrandingsprocessen waarvan het puin zodanig verontreinigd is dat dit niet rechtstreeks kan gestort worden door uitloging van zware metalen en/of een te hoge/lage ph-waarde). IV Aanvoer en opslag De vaste afvalstoffen worden aangeleverd in kipcontainer met klapdeur (los) of in big bags. De toeslagstoffen voor de behandeling zullen worden opgeslagen in 2 silo s. Via een weegbrug zullen de inkomende afvalstoffen worden gewogen. Daarnaast gebeurt er ook een administratieve en visuele (camera) inspectie door de receptionist en/of de machinist (op de los- of afzetplaats). Na de weging wordt een los- of afzetplaats toegewezen door de receptionist. De aanvoer gebeurt normaal gezien met vrachtwagens. Bij grotere hoeveelheden kan het transport ook via de waterweg gebeuren. Bij Argex is hiertoe een loskade voorzien. IV Acceptatiecontrole De afvalstoffen worden eerst op de aanvaardbaarheid gecontroleerd op basis van een acceptatieprocedure. Per afvalstroom wordt een acceptatiedossier (aard afvalstof, hoeveelheid, kritische parameters, ) opgesteld. Op basis daarvan wordt door de acceptatieverantwoordelijke bepaald of er een staal van de vracht dient genomen te worden. Zo ja, dan wordt dit doorgegeven aan de machinist en/of laborant. De stalen worden conform de CMA bewaard. Acceptatieanalyses

48 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 48 Analyses op een recent representatief monster van de afvalstof van een potentiële klant hebben als doelstelling een beslissing te nemen omtrent de aanvaardbaarheid van de afvalstof. Het acceptatiestaal wordt geanalyseerd op bepaalde parameters opgenomen in de aanvaardingscriteria en op prijsbepalende parameters. Op basis van de analyseresultaten kan beslist worden over de aanvaardbaarheid van de afvalstof en kan een prijsvoorstel worden opgemaakt. De analyseresultaten worden vergeleken met analyseresultaten van een erkend laboratorium die eventueel bij de aanvraag gevoegd zijn. Ze gelden als referentie waarmee de analyseresultaten van controlemonsters van de aangevoerde afvalstof worden vergeleken. Controleanalyses Analyses op representatieve monsters van de aangevoerde afvalstoffen ter plaatse genomen (controlemonsters) hebben als doelstelling na te gaan of de afvalstof voldoet aan de geldende aanvaardingscriteria en conform is met het acceptatiestaal. Op regelmatige basis worden representatieve monsters genomen van de aangevoerde afvalstoffen. De frequentie van monstername wordt bepaald door het controleschema en aan de hand van vastgestelde problemen. Het controleschema dat maandelijks wordt aangepast, definieert per afvalstroom de frequentie van staalname en analyse. Alle analysegegevens en eventuele opmerkingen worden bewaard in een databank. Een gemiddelde samenstelling van de afvalstof, het verloop van de samenstelling in functie van de tijd en de frequentie van problemen kan zo bepaald worden. Aan de hand van deze databank en de referentieresultaten kunnen afwijkingen in de analyseresultaten van de afvalstof worden gesignaleerd. Een evaluatie van de resultaten laat toe na te gaan of maatregelen moeten genomen worden. Als de fysico-chemische eigenschappen van de afvalstof significant afwijken van de referentie- of gemiddelde resultaten en/of als niet meer voldaan wordt aan de aanvaardingscriteria, wordt contact opgenomen met de aanvrager. Als blijkt dat de afvalstof niet meer voldoet aan de aanvaardingscriteria kan onmiddellijk of na bevestiging van de analyseresultaten van het intern labo door het extern erkend labo, beslist worden de afvalstof te weigeren om terug te sturen naar de klant/producent. Bij problemen wordt de klant schriftelijk van het probleem op de hoogte gesteld. Weigeringen van vrachten worden tevens schriftelijk aan de klant doorgegeven en bijgehouden in een register. IV Behandeling De in de afvalstoffen aanwezige gevaarlijke stoffen worden behandeld via een chemische of fysisch-chemische omlegging. Als bijkomend voordeel worden door toevoeging en menging met reagentia en bindmiddelen, nietsteekvaste afvalstoffen omgezet in een eindproduct met een monolithische structuur. Vanuit ecologisch oogpunt wordt steeds geprobeerd om een optimale receptuur uit te werken om met een minimale volume- en gewichtstoename van de afvalstof de uitloogbaarheid maximaal terug te dringen. Als toeslagstoffen worden kalkhoudende producten, producten met puzzolane eigenschappen en andere ingezet. Voorbeelden ervan zijn cement en papierassen. In de behandelingsinstallatie worden volgende processen toegepast: Solidificatie: toevoegen van toeslagstoffen wat resulteert in een reductie van het uitlooggedrag; Stabilisatie: toevoegen van toeslagstoffen die de mechanische stabiliteit van de afvalstoffen verbeteren; Neutralisatie: toevoegen van toeslagstoffen met als doel een ph-aanpassing te verkrijgen zodat de afvalstoffen minder zuur of basisch worden. Vloeistoffen worden grotendeels op dezelfde manier behandeld als vaste stoffen. Enkel de wijze van dosering is anders:

49 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 49 Vloeibare afvalstoffen worden gedoseerd naar de doseertrechter door middel van een pomp met een welbepaald debiet. Vervolgens worden de vloeibare afvalstoffen naar de menger getransporteerd; Vaste afvalstoffen worden via een wiellader in de trillende doseerbak gebracht. Daarna worden ze naar de menger getransporteerd. De verdere behandeling verloopt identiek en kan worden onderverdeeld in volgende stappen: Menging van afvalstoffen en toeslagstoffen in de menger: toeslagstoffen worden uit de silo via een vijzel naar de doseertrechter gebracht en vervolgens naar de menger; water (of in sommige gevallen ook de vloeibare afvalstoffen zelf) wordt via een toevoerleiding naar de menger geleid en door middel van membraanklepgestuurde sproeiers gedoseerd; Menging van de afvalstoffen, toeslagstoffen en water gedurende een bepaalde reactietijd; Lossen (na de menging) van het gesolidificeerde materiaal in een daartoe voorziene container; van daaruit kan evt. een staalname gebeuren. In het behandelingsproces is de toevoeging van een vloeistof vereist zodat door reactie met de toeslagstoffen een uitgehard geheel verkregen wordt. Als vloeistof kan, naast water, ook gebruikt worden gemaakt van de vloeibare afvalstoffen zelf. Zo kan het waterverbruik worden gereduceerd. De nodige dosis water/vloeibare afvalstof is sterk afhankelijk van de hoeveelheden en de verhoudingen vloeibare en vaste afvalstoffen. Het initieel vochtgehalte van de vaste afvalstoffen speelt ook een rol. Er wordt verwacht dat ca. 10 % water/vloeibare afvalstof-dosering nodig zal zijn. IV Afvoer Na de voorbehandeling worden de afvalstromen in de stortplaats gebracht. IV.2.3. INRICHTING VAN HET PROJECTGEBIED Tot het projectgebied behoort de bergingslocatie/het kleiontginningsgebied, een zone voor waterzuivering en een corridor van Schelde tot bergingsplaats voor de transportband voor aanvoer van specie of bodem. De fasering van de opvulling van de groeve volgt de fasen van de kleiontginning. IV Aanvoer van de afvalstoffen/specie/bodem De aanvoer van de ontwaterde, eventueel ontzande en eventueel gereinigde baggerspecie of bodem, of van andere afvalstoffen, zal per schip (ter hoogte van de bestaande kade van Argex aan de Schelde) of per vrachtwagen gebeuren (via de Kruibeeksesteenweg). Er is een wielwasinstallatie voorzien waar de vrachtwagens de groeve verlaten en vooraleer ze de Kruibeeksesteenweg oprijden. Momenteel bevindt zich een werfweg omheen de groeve. Naarmate de uitgraving (en opvulling) vordert zal deze werfweg aangepast worden. Ter plaatse van de in te richten en op te vullen compartimenten zullen bijkomende zijtakken (aanvankelijk naar de bodem van de groeve) aangelegd worden. Via een bijkomende transportband over de Kruibeeksesteenweg wordt de ontwaterde specie, de bodem of een andere afvalstroom van het schip naar de site gebracht. Momenteel is ook een transportband voor de kleiwinning aanwezig die de uitgegraven klei van de groeve naar de fabriek van Argex transporteert. De transportbanden worden in functie van de zone die uitgegraven (klei) of opgevuld wordt (afvalstoffen of bodem) verlegd. IV Bodembescherming In maart 2005 is een oriënterend bodemonderzoek opgemaakt door Bouwen & Milieu NV (10 boringen op de bodem van de groeve). Naast het reguliere onderzoek (toetsing van de bodemkwaliteit aan de achtergrondwaarden en de bodemsaneringsnormen) waaruit bleek dat de bodemsaneringsnormen niet overschreden werden, had het onderzoek ook tot doel na te gaan in hoeverre de onderliggende kleilaag geschikt

50 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 50 is om verontreinigde specie te bergen. Gelet op de geologische toestand van het gebied en de dikte en de zeer beperkte doorlaatbaarheid van de nog resterende Boomse kleilaag onder het reeds uitgegraven gedeelte werd in het onderzoek besloten dat het aanvullen van de groeve met verontreinigde grond en/of baggerspecie mogelijk is en dat er geen grondwaterverontreiniging zal optreden in de groeve door het bergen van verontreinigde grond en/of specie. Voorwaarden zijn: de concentraties aan stoffen in de aangevoerde materialen moeten voldoen aan de voorwaarden voor een monostortplaats voor baggerspecie. Aangezien de groeve quasi ondoorlatend is, beantwoordt de groeve aan de normen voor een categorie 1 stortplaats; voor bepaalde parameters dient de uitloogbaarheid nagegaan te worden (voldoen aan de acceptatiecriteria voor stortplaatsen); aan de hand van een monitoring moet de kwaliteit van het grondwater in de zone van de aanvulling periodiek gecontroleerd worden; het definitief bergen dient te verlopen volgens een vastgelegd stramien. Er dient te worden toegezien dat de opstapeling van gronden en/of baggerspecie oordeelkundig gebeurt; er dient permanent een voldoende hoeveelheid klei aanwezig te zijn op de site van ontvangst teneinde voor een onmiddellijke afdekking te kunnen zorgen van aangevoerde specie of bodem; de aangevoerde grond en/of baggerspecie dient ontwaterd te zijn voor de definitieve opslag in de groeve. De deponie heeft middels 2 ministeriële besluiten (2008 en 2017) een voorwaardelijke afwijking bekomen op het voorzien van een kunstmatige afdichting (aaneengelaste foliematerialen) en een lekdetectiesysteem. De onderbouwing hiervoor zal worden meegenomen in de verdere uitwerking van dit project-mer. Dit ook in het kader van de acceptatiemogelijkheid van andere (on)gevaarlijke afvalstromen. IV Waterafvoer en -zuivering Momenteel wordt het hemelwater dat zich in de ontgonnen zone verzamelt met behulp van een pomp weggepompt en naar de gracht rond het Fort van Kruibeke gebracht. De afvoer van hemelwater en het water dat nog uit de aangevoerde specie kan uitsijpelen vóór, tijdens en na de opvulling wordt naargelang de verwachte verontreinigingsgraad naar de ringgracht (proper) of naar de waterzuiveringsinstallatie (verontreinigd) gevoerd. Dit laatste is het geval voor percolaat afkomstig van de stortvakken voor bodem en baggerspecie categorie 2 en 3, en overige afvalstoffen categorie 1. Het percolaat van de zone waar niet-verontreinigde bodem of baggerspecie geborgen zal worden, wordt in de ringgracht rond het fort geloosd. De waterzuivering werd ter hoogte van de huidige kantoren van de BVBA Sterhoek langs de Kruibeeksesteenweg ingeplant (op de locatie waar tevens de voorbehandelingsinstallatie zou komen). Zowel percolaat als perswater/transportwater afkomstig van de mechanische ontwatering worden er behandeld. IV Voorbehandelingsinstallatie baggerspecie De waterzuivering van de voorbehandeling wordt gecombineerd met de waterzuivering voor het percolaat en het huishoudelijk afvalwater. Voor deze inrichting is reeds een omgevingsvergunning verleend. Deze voorbehandeling bestaat uit een zandafscheidingsinstallatie (zeven en hydrocyclonen), en een mechanische ontwateringsinstallatie (buffer- en conditioneringsbekkens met kalkmelk- en ijzerchloridedosering en membraanfilterpersen). De installatie is ontworpen voor het verwerken van ton DS per jaar. Na ontzanding en ontwatering worden de steekvaste filterkoeken in de groeve geborgen. Het afvalwater (percolaat uit de groeve, afvalwater van de ontwatering (perswater, transportwater) en huishoudelijk afvalwater) wordt na buffering in een fysico-chemische voorzuivering behandeld en vervolgens in een biologische zuivering (biomassa gefixeerd op een kunststofdrager). Lozing is na passage langs een bezinkingsbekken voorzien in de Schelde. Op jaarbasis wordt m³/jaar of 47 m³ afvalwater/h ingeschat. De dimensionering van de installatie is hierop gebaseerd en er is tevens rekening gehouden met de nodige verwerkingscapaciteit voor het behandelen van het transportwater bij natte aanvoer van de specie.

51 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 51 IV Fasering van de werken Fase 1 van de kleiontginning is reeds volledig ontgonnen. In dit deel van de groeve is de opvulling reeds lopende en beslaat deze de ganse oppervlakte van fase 1. De 4 tot 5 mio m³ te bergen W&Z specie zal deels in fase A en deels in fase B geborgen worden. In Figuur IV-1 wordt de relatie tussen de kleiontginning, de opvulling en de eerste fase van de opvulling (fase A) verduidelijkt. Figuur IV-1: Relatie tussen de fasering van de kleiwinning en de opvulling en situering fase A van de opvulling Fase B van de geplande opvulling zal dus ten vroegste een aantal jaren later dan de start van de opvulling van fase A plaatsgrijpen. De opvulling in fase B zal in het restant van fase 1 van de kleiontginning en in fase 2 van de kleiontginning geschieden. Fase C van de opvulling omvat fase 3 en delen van fase 1 en 2 van de kleiontginning. In Tabel IV-1 en Tabel IV-2 wordt de fasering en de capaciteit van de kleiontginning en de opvulling weergegeven. Per fase van opvulling is telkens een 2,5 tot 3,5 miljoen m³ bergingscapaciteit beschikbaar. Tabel IV-1: Fasering van de kleiontginning Kleiwinning Periode Mio m³ fase fase fase Totaal 8-10

52 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 52 Tabel IV-2: Fasering en capaciteit van de opvulling Opvulling Periode Mio m³ fase A ,4 fase B ,6 3,5 fase C ,5 3 Totaal 7,5-9 (Timing van fasering is geschat en kan afwijken van de werkelijkheid) Momenteel (begin 2019) is er reeds een bergingscapaciteit beschikbaar van 5,5 miljoen m³ in fase 1 en 2. IV Fasering en compartimentering van de opvulling Het project dat in voorliggend MER bestudeerd wordt, behelst de volledige opvulling van de kleigroeve. In de eerste fase (bij opstart in 2010) werden stortdijken en compartimentering toegepast in functie van de Provinciegrenzen doorheen de groeve. In 2018 werd er uiteindelijk overgegaan naar een uitbreiding in oppervlakte zonder compartimenteringen binnen stortfases A en B. Enkel het stortvak voor asbestrijke specie blijft met compartimentering en gescheiden berging. Alle andere afvalstoffen kunnen gemengd geborgen worden binnen de stortzone. In de eerste fase A (voorzien voor de berging van een deel van de 2,5 mio m³ W&Z baggerspecie) zal de opvulling van de reeds uitgegraven put gebeuren. In de volgende fasen (B en C) van de opvulling zal telkens nog ongeveer 2,5 tot 3,5 miljoen m³ bergingscapaciteit beschikbaar komen voor de berging van al dan niet verontreinigde, definitief te bergen baggerspecie of bodem, of andere afvalstoffen, bijna volledig op het grondgebied van de gemeente Kruibeke. Hiervoor is nog geen detailcompartimentering opgemaakt (kleiwinning is nog niet uitgevoerd). IV Nabestemming Op 20 juli 2012 werd door de Vlaamse Regering het GRUP Afbakening van de gebieden voor de winning van oppervlaktedelfstoffen Herstructurering Kleigroeve Argex vastgesteld, dat de invulling van de nabestemming van de kleigroeve beschrijft. De planologische nabestemming is natuur voor de gemeente Zwijndrecht en regionaal bedrijventerrein voor de gemeente Kruibeke. Ten gevolge van de gesloten huurovereenkomst tussen Argex en W&Z is W&Z als exploitant verantwoordelijk voor alles wat de stortactiviteiten aangaat, dus ook de nazorg (monitoring, behandeling percolaat, ) van de door haar ingerichte stortplaats. De realisatie van de nabestemming blijft de verantwoordelijkheid van de eigenaar Argex. Na inrichting en afwerking kan het (natuur)beheer boven maaiveld eventueel overgedragen worden aan derden (gemeente, natuurbeheerinstantie, ). Op lange termijn is het zeer waarschijnlijk dat het terrein van eigenaar zal veranderen, maar er zal dus altijd een verantwoordelijke zijn. Er zijn nog gebieden in Vlaanderen waar de nabestemming door de eigenaar verdeeld werd en waar onderscheid gemaakt wordt tussen een ondergrondse en bovengrondse beheerder. IV.2.4. Interferentie met andere activiteiten Het nagaan van mogelijke interferentie van het voorgenomen project met andere projecten is belangrijk in het kader van de effectbeschrijving met name waar cumulatieve effecten kunnen verwacht worden.

53 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 53 IV Kleiontginning Een evidente overlapping van activiteiten zal er zijn ten gevolge van de bestaande kleiontginning die verdergezet zal worden tijdens de berging/opvulling. Vooral inzake hinder door geluid (veroorzaakt door de emmerkettingbaggermolen ter hoogte van het ontginningsfront en de afvoer van de uitgegraven klei via de transportband), maar ook voor effecten op bijvoorbeeld het landschap (voortschrijdende ontginning) zijn cumulatieve effecten te verwachten. IV Voorbehandeling van de baggerspecie of uitgegraven bodem Om het volume te bergen specie zo klein mogelijk te houden, wordt deze alvorens berging, indien noodzakelijk, ontzand, ontwaterd en eventueel gereinigd. De ontwatering van de specie is een externe aangelegenheid zodat de afvalstoffen steeds steekvast toekomen. Eventuele verdere (chemisch-mechanische) behandeling kan lokaal uitgevoerd worden zodoende de afvalstof in overeenstemming te brengen met de acceptatiecriteria. IV Voorbehandeling van de overige, al dan niet gevaarlijke, afvalstoffen De in de afvalstoffen aanwezige gevaarlijke stoffen worden behandeld via een chemische of fysisch-chemische omlegging. Als bijkomend voordeel worden door toevoeging en menging met reagentia en bindmiddelen, nietsteekvaste afvalstoffen omgezet in een eindproduct met een monolithische structuur. Vanuit ecologisch oogpunt wordt steeds geprobeerd om een optimale receptuur uit te werken om met een minimale volume- en gewichtstoename van de afvalstof de uitloogbaarheid maximaal terug te dringen. Vaste afvalstoffen worden voor de behandeling aangeleverd in kipcontainer met klapdeur (los) of in big bags. De vloeibare afvalstoffen worden aangeleverd in vloeistofbulkwagens of citernewagens. Bij grotere hoeveelheden kan het transport ook via de waterweg gebeuren. Bij Argex is hiertoe een loskade voorzien. Alle opslag van afvalstoffen gebeurt in overdekte loodsen (vaste) of in opslagsilo s (vloeibare). Deze mogelijke bijkomende activiteit kan op het vlak van geluid, lucht, verkeer, gezondheid, bijkomende effecten genereren. IV.3. GEBRUIKSFASE: MILIEUASPECTEN IV.3.1. Atmosferische emissies De luchtkwaliteit kan in principe worden beïnvloed door: uitlaatgassen van vrachtwagens bij aanvoer van de specie, bij gebruik van machines en werf-verkeer; stofontwikkeling door aan- en afvoer van de specie; emissies van vluchtige organische stoffen uit de baggerspecie; geuremissies vanuit de baggerspecie en mogelijks de waterzuivering. Enkel in de onmiddellijke nabijheid van de aanvoerweg is er een mogelijke invloed door stofontwikkeling (opwaaiend stof en fijn stof) en de uitlaatgassen van het plaatselijke wegtransport. Van het opvullen van de groeve met ontwaterde verontreinigde baggerspecie, residu s van grondreinigingscentra en niet-reinigbare gronden worden weinig tot geen stofproblemen verwacht gezien het voldoende hoge vochtgehalte van het te bergen materiaal. Dit is ook het geval voor de te onderzoeken afvalstromen, die indien nodig een voorbehandeling zullen ondergaan (bv. solidificatie). Daarnaast zijn de beoogde werkzaamheden gelijk aan deze die de dag van vandaag reeds lopende zijn onder de vergunningen van W&Z en Sterhoek.

54 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 54 In dit MER zal onderzocht worden of er mogelijks geurhinder verwacht kan worden door het gebruik van de bijkomende afvalstromen. Gezien de bedrijfsvoering en de reeds opgedane ervaring wordt verwacht dat de te bergen stromen geen geurhinder zullen veroorzaken. Gelet op het feit dat de beoogde werkzaamheden gelijkaardig zijn aan deze die de dag van vandaag reeds lopende zijn onder de vergunningen van W&Z en Sterhoek, wordt in het projectgebied geen negatieve impact op de luchtkwaliteit verwacht door fijn stof, opwaaiend stof en daarmee samenhangende stofdepositie. Overige effecten buiten de projectsite zijn te verwaarlozen of weinig betekenisvol. De huidige luchtkwaliteit wordt vooral bepaald door reeds bestaande industriële emissies en het huidige verkeer, gekoppeld aan regelmatig optredende hoge achtergrondconcentraties (vnl. inzake fijn stof). IV.3.2. Watergebruik en aquatische emissies IV Inkomende waterstromen Volgende waterstromen zijn te verwachten: Hemelwater (niet verontreinigd) dat in de bergingslocatie terechtkomt zonder direct contact met het bergingsmateriaal: dit wordt afgepompt en afgevoerd via de percolaatbehandelingsinstallatie richting Schelde; Hemelwater (potentieel verontreinigd) dat in de groeve terechtkomt met contact met het bergingsmateriaal: dit wordt opgevangen (gebufferd) en geloosd in de Schelde, al of niet na een voorafgaande waterzuivering (in functie van de samenstelling en kwaliteit); Poriënwater aanwezig in het bergingsmateriaal: dit komt vrij als percolaatwater, wordt opgevangen (gebufferd) en geloosd in de Schelde, al of niet na een voorafgaande waterzuivering (functie van de samenstelling en kwaliteit); Freatisch grondwater dat in de bergingslocatie terechtkomt: dit wordt afgepompt en afgevoerd via de percolaatbehandelingsinstallatie richting Schelde. Alle water (zuiver en percolaat) dat in een reeds in gebruik genomen stortvak terecht komt, zal steeds op deze wijze behandeld worden als zijnde percolaat. In functie van de voortgang van de berging wordt het niet verontreinigd hemelwater en potentieel verontreinigd hemelwater gescheiden opgevangen en afgewaterd. IV Uitgaande waterstromen Het oppervlaktewater wordt, behoudens de plassen in de groeve, niet direct beïnvloed door het bergingsproject. Wel zou het oppervlaktewater onrechtstreeks beïnvloed kunnen worden door de afvoer van hemelwater of de lozing van (gezuiverd) afvalwater. Ten gevolge van het project zal, al dan niet vervuild, afvalwater op de site ontstaan. Het gaat enerzijds om uitsijpelend poriënwater, afstromend hemelwater en percolaat dat in contact gekomen is met de verontreinigde afvalstoffen. De vervuilde waterstromen zullen worden behandeld in de vergunde waterzuiveringsinstallatie van W&Z. Daarnaast zal de afwatering van het gebied in ontginning blijvend via de fortgracht/zwaluwbeek gebeuren. Na de afdekking van een bergingsvak op de bergingslocatie zal de hoeveelheid percolaat afnemen en bijgevolg zal de impact op de Schelde dan verder verminderen. Hemelwater wordt via de afdeklaag naar het oppervlaktewater afgevoerd. Bij afvoer van dit proper water naar de Schelde zullen zich geen problemen stellen. IV.3.3. Geluidsproductie/trilling Bij de opvulling van de kleiput met de verschillende opvullingsmaterialen zal het huidig geluidsklimaat worden beïnvloed door diverse machines, installaties en het vrachtverkeer binnen en buiten de site. Aan de woningen in de Vossenstraat en Hollestraat, die dicht bij de groeve gelegen zijn, kan de opvulling op bepaalde momenten

55 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 55 enige geluidshinder veroorzaken. De verkeersactiviteiten met betrekking tot opvulling zullen geschieden op een niveau onder het maaiveld, waardoor er sowieso een geluidsreductie zal optreden. Voor de woningen langsheen de Burchtstraat en Kruibeeksesteenweg wordt geen geluidshinder verwacht. Hier zal de geluidsbelasting door opvulling het bestaande omgevingsgeluid niet beinvloeden. Voor de woningen langs de Kruibeeksesteenweg zal voornamelijk het vrachtverkeer (aanvoer van de specie) een geluidsbelasting teweegbrengen. Deze ligt echter ruim onder de geluidsbelasting die gegenereerd wordt door het overige wegverkeer. IV.3.4. Risico op bodem- en grondwaterbelasting Na de kleiwinning zal de natuurlijke bodem (maaiveld) verdwenen zijn. Door het opvulproject ontstaat een nieuwe bodem en een nieuw bodemgebruik. De reeds verstoorde bodemtoestand en het feit dat deze bodems door de nog voortschrijdende kleiwinning grotendeels zullen verdwijnen, heeft tot gevolg dat er slechts een geringe impact ten gevolge van profielverstoring of verdichting te noteren valt. Op plaatsen waar verontreinigd materiaal gelost en behandeld wordt, bestaat kans op morsverliezen en bodemverontreiniging. Dit zal vooral relevant zijn naast de transportband, buiten de groeve en waar de bodem onverhard is. Gezien de interne drainage en de aanwezigheid van omringende klei zijn geen problemen te verwachten met instabiliteit of differentiële zettingen. Inzake mogelijke migratie van vervuilende stoffen vanuit het stortmassief naar het grondwater worden geen problemen verwacht. De lage doorlatendheid en het hoog retentievermogen van de Boomse klei, de dikte van de resterende kleilaag, de zuurstofloze toestand en de lage doorlatendheid van de specie bieden, samen met de interne afvoer (drainage) en het wegpompen van percolaat en de bovenafdichting van de stortvakken (geen indringing van hemelwater) voldoende garantie op een bescherming van het grondwater. Na het opvullen en afdekken van de groeve zal de eindafdeklaag een nieuwe, vrij kunstmatige bodem vormen die aangepast zal zijn aan het gewenste bodemgebruik (bedrijvenzone en natuur). IV.3.5. Afval Er worden geen afvalstoffen geproduceerd. IV.3.6. Mobiliteit Ten gevolge van de geplande uitbreiding van het aantal toegelaten afvalstromen, worden maximum 10 tot 20 extra vrachtwagens per dag verwacht op de site. Momenteel wordt de site dagelijks bezocht door circa 15 vrachtwagens en circa 1 à 2 schepen. In het worst case scenario wordt maximaal 50 % aangevoerd met een vrachtwagen. De overige 50 % wordt per schip aangevoerd. Deze modal split (= de verdeling van vervoer over de verschillende vervoerwijzen/modaliteiten) is ingegeven door de verwerkingscapaciteit van het aantal vrachtwagens op de bergingssite. IV.3.7. Energie Behalve energie (via brandstoffen) nodig voor het rollend materieel (vrachtwagens, dumpers, bulldozers, ) en de transportband en pompen is er geen relevant energieverbruik. IV.3.8. Veiligheid Het bedrijf valt niet onder de toepassing van de Seveso-richtlijn. Desalniettemin neemt het bedrijf de nodige maatregelen om incidenten of zware ongevallen te vermijden. Daarnaast voert het bedrijf een preventiebeleid om ervoor te zorgen dat ongevallen met werknemers en/of derden maximaal vermeden worden.

56 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 56 V. BESCHRIJVING VAN DE ALTERNATIEVEN De toetsing van dit project gebeurt op basis van verschillende alternatieven. V.1. NULALTERNATIEF Het nulalternatief omschrijft de ontwikkelingen wanneer er geen enkele activiteit noch enig alternatief hiervoor wordt uitgevoerd. De algemene doelstelling kan door het nulalternatief nooit worden bereikt. De autonome ontwikkeling komt overeen met het verder bestaan van de huidige situatie waarbij er geen bijkomende afvalstromen kunnen worden aanvaard in de speciebergingslocatie. Dit alternatief wordt verder beschreven als de huidige situatie. Het nulalternatief is in dit project niet aan de orde, op voorwaarde dat het project-mer aangeeft dat er geen significant negatieve effecten, die niet te milderen zijn, te verwachten zijn. V.2. LOCATIEALTERNATIEVEN Het gaat om een bestaande en vergunde speciebergingslocatie met een sinds 2009 bestaande bergingsactiviteit waarvoor geen locatiealternatief in overweging kan genomen worden. Er is dus geen locatiealternatief aan de orde. V.3. UITVOERINGSALTERNATIEVEN Dit alternatief voorziet methodische of technische keuzes. In het MER zullen de potentiële effecten van verschillende activiteiten onderzocht worden, zoals de berging van verschillende soorten materialen (gevaarlijke en niet-gevaarlijke), de opdeling in verschillende zones (stortplaats en opvulling groeve via een Studie Ontvangende Groeve) en het al dan niet uitvoeren van een of meedere voorbehandelingen op de te bergen afvalstoffen. Op basis van de resultaten zal beslist worden voor welke onderdelen effectief zal worden overgegaan tot de aanvraag van een omgevingsvergunning. Via de studie van de verschillende disciplines zal er nagegaan worden of de huidige installaties voldoen aan relevante BBT s en/of BREF s (Beste Beschikbare Technieken op basis van Vlaams of Europees studiewerk). Mocht uit de studie van de disciplines blijken dat een bepaalde (deel-)activiteit niet kan beschouwd worden als BBT zal dit aangegeven worden met aanduiding van de positieve milieueffecten door implementatie van een alternatief. In het MER zal, voor zover dit relevant of nodig is, nagegaan worden of er alternatieven mogelijk zijn.

57 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 57 VI. VI.1. RELEVANTE GEGEVENS UIT VOORSTUDIES EN UIT VORIGE RAPPORTAGES EN UIT GOEDGEKEURDE RAPPORTEN DIE DAARUIT ZIJN VOORTGEKOMEN PROJECT-MER INDUSTRIËLE KLEIWINNING TE ZWIJNDRECHT EN KRUIBEKE In het kader van een vergunningsaanvraag voor de uitbating van de kleiwinning, werd in 1996 door ESHER een project-mer opgemaakt. Op het moment van de opmaak van het MER was reeds een oppervlakte van 18 ha ontgonnen binnen het als ontginningsgebied ingekleurde gebied. Om de bevoorrading van klei voor de productie van geëxpandeerde kleikorrels te verzekeren, werd een vergunning aangevraagd voor de uitbreiding van de groeve in noordwestelijke en zuidelijke richting. Binnen het MER werden de effecten van de geplande kleiontginning bestudeerd van het gebied overeenkomend met de in het GRUP afgebakende ontginningszone. De meeste effecten situeren zich tijdens de ontginning op vlak van geluid door de baggermachines en de transportband en een tijdelijke verstoring van het landschap. Het project-mer werd goedgekeurd op 12 september Het werd in 2003 opnieuw gebruikt als ondersteuning bij een vergunningsaanvraag in het kader van de verdere kleiontginning. VI.2. PROJECT-MER GROEVE ARGEX TE KRUIBEKE In het kader van de hervergunningsaanvraag voor de verdere uitbating van de kleiwinning op grondgebied Oost- Vlaanderen (Kruibeke) en de uitbreiding met lagunering van bagger- en ruimingsspecie door de NV Argex werd in 2013 door M-tech een project-mer opgemaakt. Op het moment van de opmaak van het MER was fase 1 reeds volledig ontgonnen, was fase 2 in ontginning en moest fase 3 nog aangesneden worden. Ontginningsfase 1 is de enige fase die zowel op grondgebied Oost- Vlaanderen als Antwerpen ligt. In het kader van de hervergunning was enkel het grondgebied van de gemeente Kruibeke (Provincie Oost-Vlaanderen) nog betrokken. Om de bevoorrading van klei voor de productie van geëxpandeerde kleikorrels te verzekeren, werd de hervergunning aangevraagd voor het nog te ontginnen deel van de groeve. Binnen het MER werden de effecten van de geplande kleiontginning bestudeerd van het gebied overeenkomend met de in het GRUP afgebakende ontginningszone, beperkt tot fase 2 en 3. De meeste effecten situeren zich tijdens de ontginning op vlak van geluid door de baggermachines en de transportband en een tijdelijke verstoring van het landschap. Wat de lagunering betreft, kunnen er effecten op vlak van lucht optreden bij de aan- en afvoer van baggerspecie door het transport per dumper, en door de machines die bij de lagunering ingezet worden. De impact situeert zich zowel ten aanzien van de uitlaatgassen als van opwaaiend stof. Het project-mer werd goedgekeurd op 16 december VI.3. PROJECT-MER SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT In de periode werd door TECHNUM een project-mer opgemaakt dat de effecten onderzocht van het opvullen van de Argex-kleigroeve met 5 miljoen m³ niet-herbruikbare baggerspecie en niet herbruikbare uitgegraven bodem. De baggerspecie is afkomstig van onderhoudsbaggerwerken, uitgevoerd in het Scheldebekken. Naast baggerspecie wordt eveneens voorzien een beperkte hoeveelheid niet-gevaarlijke asbesthoudende bodem te bergen. Vooraleer de specie en uitgegraven bodem wordt geborgen, ondergaat hij

58 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 58 een voorbehandeling. Deze voorbehandeling kan op een andere locatie (alternatief 1) of ter plaatse (alternatief 2) gebeuren. De effecten van deze beide alternatieven werden onderzocht in het project-mer. Ook wat betreft de nabestemming van het gebied werden twee alternatieven op hoofdlijnen onderzocht. Alternatief 3 bestaat uit het opvullen van de groeve met de realisatie van nabestemming natuurgebied in Zwijndrecht en KMO-zone in Kruibeke. Alternatief 4 vormt het opvullen van de groeve met realisatie van nabestemming natuurgebied in beide gebieden. In het project-mer is gebleken dat de aanleg en de opvulling van de kleigroeve met baggerspecie, uitgegraven bodem en niet-gevaarlijke asbesthoudende bodem een aantal tijdelijke negatieve effecten op het milieu kunnen veroorzaken. Echter zijn er positieve effecten op lange termijn te verwachten na het herstel van het landschap en in het bijzonder het herstel van de structuur van het fort van Kruibeke. Ook de realisatie van de volledige en zelfs gedeeltelijke nabestemming als natuurgebied (provincie Antwerpen), volgend op de opvulling betekent een grotere meerwaarde voor natuur in vergelijking met de situatie waarbij de groeve na ontginning naar een grote diepe plas zou evolueren. Het project-mer werd goedgekeurd op 20 februari De recente (2017) monitoringsstudies inzake Lucht en Geluid voegen geen nieuwe elementen toe aan het MER, maar bevestigen dat er geen significante milieueffecten optreden door het volgen van de in het MER voorgestelde milderende maatregelen. Deze monitoringstudies mogen niet gezien worden als MER-vervangende studies, maar als opvolgingsmonitoring in het kader van het MER en de uitvoering en naleving van de vergunningsvoorwaarden. VI.4. PLAN-MER GRUP KLEIGROEVE ARGEX In de periode werd door Waterwegen & Zeekanaal NV een plan-mer opgemaakt in functie van een bestemmingswijziging via een Gewestelijke Ruimtelijk Uitvoeringsplan (GRUP). Dit plan-mer voorziet in een volledige milieubeoordeling van zowel de verdere ontginning van de kleigroeve, de verondieping/opvulling ervan met bagger- en ruimingsspecie en niet herbruikbare uitgegraven bodem alsook van de realisatie van de nabestemming, in het bijzonder natuurgebied en gemengd regionaal bedrijventerrein. Het door Waterwegen en Zeekanaal NV beoogde project, namelijk het verondiepen van de kleigroeve teneinde de door de gemeente Zwijndrecht en Kruibeke gewenste nabestemming te realiseren, kon binnen het kader van de huidige bestemmingsplannen niet zomaar uitgevoerd worden. Om deze gewenste nabestemming te realiseren, drong een bestemmingswijziging zich op en diende een GRUP (zie VI.4) te worden opgemaakt, geflankeerd door een plan-mer. Het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van de gemeente Kruibeke voorziet een industriegebied na afloop van de verondieping; hiervoor dringt zich een bestemmingswijziging op. De gewenste nabestemming van de gemeente Zwijndrecht is deze voorzien in het geldende BPA en stemt overeen met de nabestemming voorzien in het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, nl. natuurgebied. Om voor de gehele ontginnings- en verondiepingszone een coherent ruimtelijk kader te creëren dringt zich echter ook een bestemmingswijziging op het grondgebied van Zwijndrecht op. Het voorgenomen plan, het GRUP, is plan-mer-plichtig in het kader van het decreet van 27 april In het plan-mer wordt ingegaan op locatiealternatieven en functiealternatieven. Ook het nulalternatief wordt kort besproken. Inzake locatiealternatieven wordt verwezen naar eerdere studies en naar de verantwoording van het plan. Aanvullend op de ontwerptekst wordt bovendien gemotiveerd waarom bedrijvigheid als nabestemming op grondgebied van Zwijndrecht geen optie is. De kleiwinning is lopende, hiervoor zijn bijgevolg geen alternatieven relevant. Voor het bergingsproject worden twee functiealternatieven besproken: het verondiepen of niet verondiepen. Voor de nabestemming zijn twee alternatieven relevant: natuurontwikkeling

59 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 59 en bedrijvigheid. In het MER worden twee alternatieven besproken: verondiepen en natuurontwikkeling op grondgebied Kruibeke en Zwijndrecht (alternatief 1) en verondiepen en bedrijvigheid op grondgebied van Kruibeke en natuurontwikkeling op grondgebied van Zwijndrecht (alternatief 2). Belangrijk hierbij is dat niet enkel gekeken wordt naar de gemeentegrens (ruimtelijke ordening stopt niet bij gemeente- of provinciegrenzen) voor aandeel natuur/bedrijvigheid maar eerder vanuit een totaal kwaliteitsbeeld. Als conclusie stelt het plan- MER dat beide alternatieven aanvaardbaar zijn. Uiteraard dient bij alternatief 2 met een uitvoeriger pakket milderende maatregelen rekening gehouden te worden. Tenslotte wordt bij de alternatieven ingegaan op de Haagstraat (grens tussen fase 2 en 3 van het kleiontginningsgebied). Deze werd inmiddels gedeeltelijk afgeschaft. In het plan-mer werden twee scenario s onderzocht, nl. behoud of afschaffing. Behoud werd vanuit geen enkele discipline als strikt noodzakelijk beschouwd. Bij de afschaffing moest de bereikbaarheid van de landbouwpercelen gegarandeerd blijven en kan een omleiding of nieuwe verbinding noodzakelijk zijn. Indien voor alle bestudeerde effecten aan de geldende wettelijke normen en richtlijnen terzake wordt voldaan en de mildering en post-monitoring voorgesteld in het MER worden toegepast en opgevolgd, is het speciebergingsproject inclusief de realisatie van de nabestemming aanvaardbaar voor mens, natuur en milieu te noemen. De negatieve effecten ten gevolge van verondieping van de groeve en de realisatie van de nabestemming zullen na toepassing van de voorgestelde mildering en eventuele mildering na monitoring herleid kunnen worden tot voor het milieu aanvaardbare resteffecten. Het plan-mer werd goedgekeurd op 29 augustus VI.5. GRUP AFBAKENING VAN DE GEBIEDEN VOOR DE WINNING VAN OPPERVLAKTEDELFSTOFFEN HERSTRUCTURERING KLEIGROEVE ARGEX Dit GRUP dient enerzijds de verdere uitbating van het ontginningsgebied en de herstructurering mogelijk te maken van de kleigroeve Argex in het bijzonder ten aanzien van opvulling met bagger- en ruimingsspecie en niet herbruikbare bodem met het oog op het realiseren van de eindtoestand. In het plan-mer (zie VI.3) werden hiervoor twee alternatieven onderzocht. De toenmalige juridische toestand (BPA Sterhoek-Haaghoek te Kruibeke en het BPA Kasteleynhoek te Zwijndrecht) laat de opvulling van de groeves niet toe. Voor het grondgebied Kruibeke wordt de nabestemming ruwe waterwinning gecombineerd met passieve recreatie als achterhaald beschouwd in relatie met de opties uit het gemeentelijk structuurplan en de ligging binnen de afbakening van het grootstedelijk gebied Antwerpen. Voor het grondgebied van de gemeente Zwijndrecht is de nabestemming natuurgebied in combinatie met waterberging en drinkwatervoorziening en zachte vormen van recreatie (bv. wandelen) wel grotendeels in overeenstemming met de opties uit het gemeentelijk structuurplan maar is opvulling niet mogelijk. Het plan legt de daarvoor noodzakelijk bestemmingen en stedenbouwkundige voorschriften vast tot op perceelsniveau. Het plangebied van dit gewestelijk RUP beperkt zich tot het huidige ontginningsgebied volgens het BPA Sterhoek-Haaghoek en het gehele plangebied van BPA Kasteleynhoek. De afbakening van het plangebied sluit voor wat de nabestemming betreft aan bij de afbakeningslijn van het grootstedelijk gebied Antwerpen. De ruimtelijke ontwikkelingsperspectieven zijn samengevat de volgende: 1. Gefaseerde ontginning van Boomse klei; 2. Gefaseerde opvulling/verondieping van de groeve door het bergen van specie; 3. Realisatie van de eindbestemming: natuurgebied en bedrijventerrein ; 4. Gefaseerde realisatie van de nabestemming: gemengd regionaal bedrijventerrein ; 5. Optimale ontsluiting van het te realiseren bedrijventerrein; 6. Afschaffing Haagstraat aanduiding gewenste ontsluiting langzaam verkeer. De Vlaamse Regering heeft dit GRUP op 20 juli 2012 definitief vastgesteld.

60 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 60 VII. METHODOLOGIE Voor het MER is de vergunde/operationele situatie de referentiesituatie. De autonome ontwikkeling komt overeen met het verder bestaan van de vergunde situatie. De toekomstige situatie is die na uitvoering van het project (i.c. wijziging omgevingsvergunning). Voor elk van de disciplines wordt de bestaande toestand beschreven en zal een specifieke methodologie gebruikt worden om de effecten van de toekomstige situatie te beschrijven en te evalueren/beoordelen. Per discipline wordt aangegeven welke de huidige milieutoestand is. Uiteraard wordt er steeds naar gestreefd om zoveel mogelijk gebruik te maken van kwantitatieve beoordelingswijzen. Vooral het ontbreken van betrouwbare basisgegevens is één van de belangrijkste factoren die kwantitatieve effectvoorspelling soms bemoeilijkt. De omvang van de effecten zal ook beoordeeld worden naar omvang, significantie en - waar mogelijk - naar omkeerbaarheid. Wanneer significante negatieve effecten worden vastgesteld, worden milderende maatregelen voorgesteld. Milderende maatregelen worden voorgesteld om de belangrijke nadelige milieueffecten van het project te vermijden, te beperken en zo mogelijk te verhelpen. Daar waar de methodologie van effectvoorspelling en beoordeling per discipline verschillend kan zijn, wordt de uiteindelijke effectbeoordeling van alle thema s samengebracht in een gestructureerd schema volgens volgende methode. De beoordeling wordt uitgedrukt aan de hand van een waarderingsschaal, waarbij de significantie, de omvang van het effect en het waardeoordeel worden uitgedrukt. Significantie van de ingreep beoordeelt het belang van het effect van de ingreep op het desbetreffende onderdeel. Dit kan zowel op ruimtelijke schaal ( Over welke oppervlakte gaat het effect? ) als op tijdsschaal ( Hoe lang duurt het effect? ). Bij de effectbeoordeling wordt bij voorkeur gewerkt met de volgende schaal met bijhorende betekenis: Score Beoordeling Aanzienlijk negatief Negatief Beperkt negatief Verwaarloosbaar of geen effect Door het spiegelen van de effecten in positieve zin krijgt men een zevendelige schaal met drie positieve beoordelingsniveaus, drie negatieve en een neutraal niveau. Er is strikt genomen geen dwingende reden om te werken met een zevendelige schaal; beoordelingsschalen met meer of minder niveaus zijn in principe mogelijk. Belangrijk is wel dat het significantiekader steeds duidelijk geëxpliciteerd wordt en dat duidelijk gemaakt wordt welke consequenties men aan een bepaalde score koppelt op het vlak van milderende maatregelen en van aanvaardbaarheid van het project/plan vanuit milieuoogpunt. Een beoordelingskader moet immers ook een uitspraak doen met betrekking tot de noodzaak om al dan niet milderende maatregelen te onderzoeken, in functie van de mate waarin het effect als aanzienlijk wordt beschouwd. Onderstaande tabel geeft aan hoe de effectbeoordeling (en bijhorende score) moet geïnterpreteerd worden in termen van milderende maatregelen (in geval van een zevendelige schaal):

61 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 61 Beoordeling van het effect Beperkt negatief (score -1) Negatief (score -2) Aanzienlijk negatief (score -3) Koppeling met milderende maatregelen Onderzoek naar milderende maatregel is minder dwingend; als de milieukwaliteit in de referentiesituatie echter reeds slecht is kunnen milderende maatregelen toch nodig zijn om een bijkomende verslechtering te vermijden. Er dient gezocht te worden naar milderende maatregelen. Er dienen in elk geval milderende maatregelen voorgesteld te worden.

62 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 62 VIII. INGREEP-EFFECTSCHEMA Bij de bepaling van de te verwachten effecten worden de mogelijke ingrepen die aanleiding kunnen geven tot effecten in beschouwing genomen. Voor het beschouwde project kunnen de ingrepen, activiteiten globaal gezien, tijdens de exploitatiefase, als volgt onderverdeeld worden: Tabel VIII-1: Overzicht van de relatie tussen ingreep/activiteit en de te verwachten effecten Activiteit Lucht Water Bodem en GrW Geluid Landschap Mens Biodiversiteit Overige Aanvoer afvalstromen X X X X X X Voorbehandeling afvalstromen X X (X) X (X) Berging van afvalstromen X X X X (X) X X X Transport werknemers, contractanten, bezoekers X: er is mogelijk een significant effect (X): er is mogelijk een effect X X X

63 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 63 IX. IX.1. DISCIPLINE LUCHT AFBAKENING STUDIEGEBIED IX.1.1. Geografische afbakening Het studiegebied wordt theoretisch afgebakend tot die zone waarin de (toekomstige) emissies een aantoonbare invloed op de luchtkwaliteit hebben. Gezien de aard van de emissies (zie hierna) zal een eventuele invloed zich uitstrekken tot maximaal 1 à 2 kilometer. In eerste benadering wordt een gebied van 2 km rondom het projectgebied afgebakend (kan desgevallend uitgebreid worden indien bij de impactevaluatie dit noodzakelijk zou blijken). IX.1.2. Inhoudelijke afbakening Het project kan voornamelijk emissies veroorzaken opwaaiend stof (opwaaiend, opwervelend, wegwaaiend en neervallend stof). Het aandeel fijn stof in opwaaiend stof is doorgaans eerder beperkt. Verder zijn er emissies van verbrandingsgassen (uitlaatgassen) te beschouwen. Dit betreft niet geleide emissies afkomstig van uitlaatgassen van machines en afvoer. Bij de huidige activiteiten wordt in de onmiddellijke omgeving van het projectgebied ook een geurimpact vastgesteld. De voornaamste parameters welke dienen geëvalueerd te worden zijn dan ook: stof (opwaaiend en neervallend stof en zwevend stof, inclusief fijn en ultra fijn stof); verbrandingsgassen: stikstofoxiden (NOx), koolstofmonoxide (CO) en zwaveloxiden (SOx); geur. Opmerking: neervallend stof heeft normaal gezien geen rechtstreekse invloed op de gezondheid, gezien dit omwille van de grootte van de deeltjes niet ingeademd wordt, en is eerder als hinderaspect te beoordelen. IX.2. METHODOLOGIE BESCHRIJVING VAN DE HUIDIGE SITUATIE In dit hoofdstuk wordt de actuele luchtkwaliteit in het studiegebied en de impact van de huidige activiteiten in kaart gebracht. IX.2.1. Actuele luchtkwaliteit De plaatselijke luchtkwaliteit wordt besproken. Hierbij wordt o.a. gebruik gemaakt van resultaten van het meetnet van VMM, van specifieke meetcampagnes uitgevoerd door VMM, of andere instanties indien beschikbaar gesteld. Bijkomende gegevens worden afgeleid uit interpolatiegegevens van VMM en/of achtergrondwaarden opgenomen in het model CAR-Vlaanderen. Tevens wordt gebruik gemaakt van de stofdepositiemetingen zoals uitgevoerd door het bedrijf zelf. De resultaten van de luchtkwaliteit worden beoordeeld t.o.v. de luchtkwaliteitsdoelstellingen. Voor een overzicht van de luchtkwaliteitsdoelstellingen wordt verwezen naar Bijlage 3.

64 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 64 IX.2.2. Evaluatie emissiebronnen van de huidige exploitatie Na een bespreking van de relevante bronnen, waarbij gezien de activiteiten de diffuse bronnen de meest bepalende zijn, wordt waar mogelijk een kwantitatieve evaluatie uitgevoerd van de emissies en de impact ervan. Hierbij wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van de hierna vermelde elementen (voor zover beschikbaar): Resultaten van immissie- en stofdepositiemetingen; Aantal transporten van en naar het bedrijf; Emissiekengetallen of literatuurgegevens; Ingezet materieel (aard/effectieve werkingsduur/brandstofverbruik); Geurstudie uitgevoerd door Olfascan. IX.3. METHODOLOGIE BEOORDELING VAN DE HUIDIGE SITUATIE Voor die emissies die met voldoende nauwkeurigheid kunnen begroot worden, zal de impact van de meest relevante stoffen modelmatig doorgerekend worden met IMPACT. De impact van het transport wordt in kaart gebracht op basis van een berekening met het model CAR- Vlaanderen. Gezien de locatie van de belangrijkste afvoerweg en het verkeer zich nauwelijks in de buurt van bewoning situeert wordt voor dit industrieel MER het gebruik van dit model als voldoende nauwkeurig beoordeeld. De impact in de actuele situatie wordt beoordeeld tov grens- of richtwaarden inzake luchtkwaliteit, en/of beleidsdoelstellingen indien geen grens- of richtwaarden beschikbaar zijn. IX.4. METHODOLOGIE BESCHRIJVING VAN DE TOEKOMSTIGE SITUATIE Naast het verder zetten van de actuele activiteiten worden voor de toekomstige situatie eveneens mogelijke wijzigingen qua emissies en effecten bij een gewijzigde exploitatie beoordeeld. In functie van de geplande activiteiten (aanvoer en opslag andere stoffen dan deze stromen die thans verwerkt worden, wordt de toekomstige impact geëvalueerd. Hierbij wordt gebruik gemaakt van: De gegevens zoals gehanteerd/bekomen bij de studie van de actuele situatie; De verschuiving van de locaties waar in de toekomst de emissies ontstaan en de implicaties die hierdoor ontstaan ten aanzien van de locaties waar impact verwacht wordt; Gewijzigde samenstelling van het pallet aan stoffen die aangevoerd en opgeslagen zullen worden; Evolutie van de emissiekarakteristieken van zowel machines, als vrachtwagens. In de mate van het mogelijke worden de te verwachten wijzigingen qua emissies berekend op basis van emissiekengetallen. M.b.t. het aspect geur wordt op basis van een experten-oordeel nagegaan in hoever de nieuw voorziene productstromen een wijziging inzake geurimpact kunnen veroorzaken. Er wordt hierbij rekening gehouden met de samenstelling van de verschillende deelstromen die voorzien worden.

65 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 65 IX.5. METHODOLOGIE BEOORDELING VAN DE TOEKOMSTIGE SITUATIE Bij de impactbeoordeling wordt rekening gehouden met de wettelijke luchtkwaliteitsdoelstellingen, en bij ontstentenis ervan met Vlaamse beleidsdoelstellingen, internationaal gehanteerde doelstellingen, Het effect van de impact wordt kwantitatief ingeschat en beoordeeld t.o.v. specifieke toetsingskaders. Bij de toetsing van de resultaten aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen wordt een 7-delig toetsingskader gebruikt. Voor de cijfermatige beoordeling van de impactniveaus van het project wordt per parameter, waarvoor een luchtkwaliteitsdoelstelling bestaat, het hierna vermelde schema gehanteerd overeenkomstig het toetsingskader opgenomen in het richtlijnenboek lucht. De berekende bijdragen dienen hierbij getoetst te worden aan de luchtkwaliteitsdoelstellingen. Deze verschillende niveaus, welke per parameter dienen beoordeeld te worden ten opzichte van de milieukwaliteitsdoelstellingen, mogen niet samengeteld worden voor een globale beoordeling van de impact op de luchtkwaliteit. Hiertoe is een afzonderlijke beoordeling noodzakelijk waarvoor geen éénduidig afgelijnd schema op voorhand kan opgesteld worden. De beoordeling is o.a. functie van het aantal relevante parameters, hun onderlinge verhoudingen, eventueel versterkende effecten, aanwezige bewoning, plaats waar het effect zich voordoet,. De globale beoordeling wordt uitgevoerd op basis van een experten-inschatting. Tabel IX-1: Beoordelingskader luchtemissies (excl. transport), score toegekend in functie van berekende bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen (voor elke component afzonderlijk beoordeeld) Berekende jaargemiddelde bijdrage Beoordeling bijdrage t.o.v. luchtkwaliteitsdoelstellingen Omschrijving < -10,0 % +3 aanzienlijk positief effect < -3 à - 10 % +2 positief effect -1 % à 3,0 % +1 beperkt positief effect -1 à 1% 0 geen aantoonbaar of verwaarloosbaar effect > +1 à + 3,0 % - 1 beperkt negatief effect > +3 à + 10,0 % - 2 negatief effect > + 10,0 % - 3 aanzienlijk negatief effect De beoordelingscriteria ten aanzien van hogere percentielwaarden hebben hierbij volgende kantelpunten: 1 % - 5 % - 20 % Effecten waarvoor geen kwantitatieve beoordeling mogelijk is, worden geëvalueerd op basis van een expertenoordeel. Hierbij wordt ook een 7-delig toetsingskader gebruikt. Voor die parameters waarvoor geen voldoende nauwkeurige beoordeling kan opgenomen worden ten aanzien van de mogelijke impact kan deze beoordeling ook toegepast worden op de wijzigingen qua emissie niveaus. Het normaal gebruikte beoordelingskader voor impactbeoordeling bij de discipline lucht ( % van de toetsingswaarde als kantelpunten van de jaargemiddelde bijdragen) lijkt minder geschikt voor de beoordeling van de impact van neervallend stof (impact die zich in feite quasi enkel voordoet als een hinderaspect, minder als een gezondheidsrelevant aspect, tenzij het neervallend stof hogere concentraties aan polluenten kan bevatten zoals bv. bij opvulling van groeves met afvalstoffen, verontreinigd slib,..). Mogelijks biedt de uitwerking van een kader dat qua opbouw vergelijkbaar is met het beoordelingskader geur (dat eveneens een hinderaspect

66 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 66 is) hier een meerwaarde. In eerste instantie is het overschrijden van de richtwaarde of de grenswaarde als kantelpunt te aanzien. Hierbij wordt overschrijding van de richtwaarde als een negatief effect te aanzien; de overschrijding van de grenswaarde als een aanzienlijk negatief effect. Een aanscherping voor de beoordeling van de impact inzake stofdepositie t.h.v. woongebieden kan hierbij voorop gesteld worden (naar analogie met de verschillende beoordelingskaders geur naargelang de geurgevoeligheid van het te beoordelen gebied). Tabel IX-2: Effectbeoordeling totale depositie van niet gevaarlijk stof (totaal = achtergrond + bijdrage project of plan) in functie van gevoeligheid toetsingsobject/-gebied Andere dan woongebieden Woongebieden Depositie niet gevaarlijk stof > grenswaarde aanzienlijk negatief effect aanzienlijk negatief effect Depositie tussen richtwaarde en grenswaarde negatief effect aanzienlijk negatief effect Depositie tussen 2/3 richtwaarde en richtwaarde Verwaarloosbaar effect negatief effect Depositie lager dan 2/3 richtwaarde Verwaarloosbaar effect Verwaarloosbaar effect Voor de geurimpact wordt een afzonderlijk toetsingskader gehanteerd. Bij het vastleggen van het beoordelingskader van de geur wordt gerefereerd naar het richtlijnenboek lucht. In dit kader wordt rekening gehouden met het Vlaamse geurbeleidsplan. Om een beter onderscheidend effect te kunnen vastleggen wordt tussen het nuleffectniveau (richtwaarde) en de voorgestelde grenswaarden nog een bijkomend tussenliggend beoordelingsniveau gehanteerd. Voor de eventuele geurimpact worden afzonderlijke toetsingskaders gehanteerd, en dit in functie van de aard van de geur en de geurgevoelighied van de locaties. Deze kaders uitgedrukt in 98P-waarden kunnen evenwel enkel toegepast worden indien de geuremissie éénduidig kan gekwantificeerd worden. Ter illustratie worden de beoordelingskaders voor volgende geurkarakteristieken opgenomen: Zeer onaangenaam; Neutraal. In de mate dat bij de impactevaluatie de aard van de geur anders zou ingeschaald worden zullen andere, maar gelijkaardig opgebouwde beoordelingskaders toegepast worden dan deze die hierna opgenomen worden. In onderstaande figuren en tabellen worden ter illustratie enkele voorbeelden van beoordelingskaders opgenomen zoals gehanteerd in het RLB lucht.

67 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 67 Figuur IX-1: Illustratie van een mogelijks te hanteren beoordelingskader voor zeer onaangename geuren in functie van geurgevoeligheid van de beoordelingsplaatsen Tabel IX-3: Illustratie van mogelijks toe te passen toetsingskader voor zeer onaangename geur, waarden uitgedrukt in se/m³ als 98P waarde (of equivalente geureenheden zoals afgeleid uit geurdrempelwaarde) Hier kan wel aan toegevoegd worden dat dit beoordelingskader geen rekening houdt met de lokale context. Het rekening houden met deze locale context is wel opgenomen in het RLB lucht. De wijze waarmee hiermee rekening kan gehouden worden wordt opgenomen in Figuur IX-3.

68 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 68 Figuur IX-2: Illustratie van mogelijks toe te passen beoordelingskader voor neutrale geuren in functie van geurgevoeligheid van de beoordelingsplaatsen Tabel IX-4: Illustratie van mogelijks toe te passen toetsingskader voor neutrale geur, waarden uitgedrukt in se/m³ als 98P waarde (bron: LNE, Aquafin, 2015; sectorale code van goede praktijk: Voorkomen, beoordelen en beheersen van geurhinder door RWZI s) Bij de impactbeoordeling inzake geur rekening gehouden worden met: Geurwaarnemingen rondom het bedrijf/uitgevoerde geurstudies; Klachtenregistraties.

69 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 69 Figuur IX-3: Beslissingsboom lokale context (bron RLB-lucht Dept. Omgeving)

70 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 70 Tabel IX-5: Beschrijving geurgevoelige bestemmingen (bron RLB lucht, LNE, 2012) Gezien de aard/herkomst van de geur wordt bij de beoordeling van de geurimpact t.h.v. bewoning gelegen in het studiegebied dan ook rekening gehouden met volgende indelingswijze: Hoog geurgevoelige bestemmingen: woongebied en woonuitbreidingsgebied, woongebieden met landelijk karakter; Matig geurgevoelige bestemmingen: agrarische gebieden; Laag geurgevoelige bestemmingen: groen-, bos en natuurgebieden. IX.6. MILDERENDE MAATREGELEN M.b.t. (onderzoek naar) milderende maatregelen wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds maatregelen die noodzakelijk zijn om aan wettelijke voorschriften te voldoen, en anderzijds deze die gekoppeld worden aan beleidsbepalingen en/of administratieve bepalingen zoals opgenomen in het RLB lucht. Onderzoek naar milderende maatregelen wordt voorzien indien: Emissiegrenswaarden of reeds vastgelegde toekomstige emissiegrenswaarden overschreden zullen worden of; De te verwachten immissieconcentraties, veroorzaakt door het bedrijf in combinatie met de achtergrondconcentraties, t.h.v. de dichtst bijgelegen woonkernen hoger zijn dan de vastgelegde luchtkwaliteitsdoelstellingen. In dit geval kunnen de voorgestelde milderende maatregelen ook betrekking hebben op mogelijke oorzaken van hoge achtergrondconcentraties, indien de bijdrage van het bedrijf zelf zeer beperkt is;

71 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 71 Bijkomend wordt onderzoek naar eventuele milderende maatregelen uitgevoerd overeenkomstig de bepalingen van het richtlijnenboek Lucht en de hierin gemaakte koppeling met de berekende jaargemiddelde bijdrage t.o.v. de doelstellingen (m.b.t. hogere percentielwaarden is geen rechtstreekse koppeling met milderende maatregelen voorzien): Jaargemiddelde: Voor een score van -1 geldt (beperkte bijdrage) : onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, tenzij de MKN in referentiesituatie reeds voor 80 % ingenomen is (link met milieugebruiksruimte); Score -2: milderende maatregelen moeten gezocht worden in het MER met zicht op implementatie ervan op korte termijn; Score -3: milderende maatregelen zijn essentieel. In de mate dat de effecten kwantitatief bepaald werden en de milderende maatregelen eveneens kwantitatief kunnen beoordeeld worden, zal het effect van de milderende maatregelen doorgerekend en opnieuw getoetst worden. IX.7. LEEMTEN IN DE KENNIS Indien onvoldoende gegevens beschikbaar zijn wordt hiervan opgave gedaan in leemten in de kennis, en de wijze hoe hiermee is omgegaan. IX.8. POSTMONITORING Postmonitoring en hieraan gerelateerde maatregelen worden voorgesteld indien: bij de impactevaluatie een te grote mate van onzekerheid blijft bestaan m.b.t. de te verwachten immissieniveaus in de omgeving; de huidige en/of te verwachten immissies de gehanteerde luchtkwaliteitsdoelstellingen benaderen en/of overschrijden. Postmonitoring kan hierbij teruggekoppeld worden aan bijkomende milderende maatregelen indien overschrijdingen van luchtkwaliteitsdoelstellingen aangetoond zouden worden. Postmonitoring kan hierbij bestaan uit o.a.: voorstellen emissie- en/of immissiemetingen bovenop de wettelijk opgelegde meetverplichtingen; voorstellen tot verhogen van de frequentie van de wettelijk opgelegde meetverplichtingen.

72 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 72 X. DISCIPLINE OPPERVLAKTEWATER X.1. AFBAKENING STUDIEGEBIED X.1.1. Geografische afbakening Het studiegebied omvat alle oppervlaktewateren behorende tot het openbaar hydrografisch net, waarvan de kwaliteit, de kwantiteit en/of het profiel als gevolg van de lozingen zou kunnen worden beïnvloed. Voor wat de oppervlaktewaters betreft gaat het enkel om de Zwaluwbeek (beek van tweede categorie met basiswaterkwaliteitsdoelstelling) en de Zeeschelde (bevaarbare waterloop met basiswaterkwaliteitsdoelstelling). Voor de ligging van deze waterlopen wordt verwezen naar Bijlage 4.1. X.1.2. Inhoudelijke afbakening Bij de beoordeling wordt de impact van volgende waterstromen beoordeeld: Percolaat; Hemelwater; Lozing (gezuiverd) afvalwater. X.2. METHODOLOGIE X.2.1. Methodologie beschrijving en beoordeling van de huidige situatie en referentiesituatie De beschrijving van de referentiesituatie gebeurt hoofdzakelijk op basis van bestaande gegevens met betrekking tot hemelwater en de lozing van niet-verontreinigd hemelwater en (gezuiverd) bedrijfsafvalwater (opgevangen percolaat gemengd met hemelwater). De activiteiten die rechtstreeks of onrechtstreeks de waterhuishouding en de waterkwaliteit in het ontvangende oppervlaktewater beïnvloeden, zullen besproken worden. In de mate dat de geloosde vrachten bekend zijn, en er gegevens beschikbaar zijn qua debiet van de beek, wordt, rekening houdend met de geloosde vrachten, de impact van de lozing kwantitatief beoordeeld. Van het geloosde percolaat zijn wel meetgegevens beschikbaar. Maar omwille van het beperkt aantal meetwaarden wordt voor de actuele situatie verwezen naar de gegevens van Inzake waterkwaliteit van de Zwaluwbeek zijn geen meetgegevens bekend (er is klaarblijkelijk geen VMMmeetpunt op deze beek gelegen), zodat hiermee bij de impactbeoordeling geen rekening kan gehouden worden. De actuele lozingskarakteristieken worden getoetst t.o.v. de geldende en de specifiek in de vergunning opgelegde lozingsvoorwaarden. Actuele lozingsgegevens (bron VMM databank): Informatie over het lozingspunt; Effluentgegevens (zie Bijlage 4.2).

73 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 73 X.2.2. Methodologie beschrijving en beoordeling van de toekomstige situatie Net zoals in de referentiesituatie zullen de activiteiten of ingrepen die rechtstreeks of onrechtstreeks de waterhuishouding en de waterkwaliteit in het ontvangende oppervlaktewater kunnen beïnvloeden, besproken worden. De lozingskarakteristieken van het project worden beoordeeld op basis van de mogelijke impact van de opslag van stromen met een andere samenstelling dan de actueel opgeslagen stromen. Gezien het niet evident is om voorspellingen te doen naar de werkelijk te verwachten samenstelling van het toekomstig te lozen percolaat zal bij de impactbeoordeling in eerste instantie uitgegaan worden van lozingswaarden voor gevaarlijke stoffen gelijk aan 10 x het indelingscriterium (IC-GS). De bijdrage tot de verontreiniging van het ontvangende oppervlaktewater wordt berekend en de impact wordt getoetst t.o.v. de waterkwaliteitsdoelstellingen. De beoordeling zal gebaseerd zijn op het belang van de bijdrage tot de waterverontreiniging in het ontvangende oppervlaktewater. De omvang van de effecten zal geëvalueerd worden in functie van significantie en omkeerbaarheid. De emissies van de toekomstige afvalwaterlozingen zullen beoordeeld worden. De effecten van de lozingen zullen gerelateerd worden aan de kwaliteitsdoelstellingen, criteria zoals opgenomen in Vlarem II. De methoden i.v.m. de berekening en evaluatie van de effecten zal in de mate van het mogelijke gebeuren zoals ze geadviseerd werden in het Richtlijnenboek voor het opstellen en beoordelen van milieueffectrapporten: Deel 7: Algemene methodologie Water. Voor de evaluatie zal uiteraard gebruik gemaakt worden van de verschillende

74 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 74 normen, richtwaarden, grenswaarden, standaarden,, zoals ze opgenomen zijn in de momenteel van toepassing zijnde juridische randvoorwaarden. Er wordt een 7-delig toetsingskader gehanteerd (-3 tot +3) om de toekomstige impact te beoordelen (t.o.v. de waterkwaliteitsdoelstellingen). Voor de kwantitatief te beoordelen impact op de waterkwaliteit (immissies) wordt gebruik gemaakt van het hierna vermelde beoordelingskader. Voor die parameters welke niet kwantitatief kunnen beoordeeld worden, zal een expertenoordeel opgenomen worden. Voor de evaluatie van de permanente (gemiddelde) impact van de lozing van afvalwater wordt het beoordelingskader zoals weergegeven in onderstaande tabel gebruikt: Tabel X-1: Beoordelingskader waterkwaliteit jaargemiddelde impact Totale concentratieverhoging Lozingen (X) vs. toetsings-waarde Huidige, immissiekwaliteit (Y) vs. toetsingswaarde X 1 % 1 % < X 10 % 10 % < X 20 % X > 20 % Y < 50 % % Y < 75 % Y 75 % Wegens ontbreken van de gegevens van de waterkwaliteit van de Zwaluwbeek zal er uit gegaan worden van een fictieve aanname van de waterkwaliteit, m.n. dat de onderscheiden stoffen momenteel aanwezig zijn in concentraties tussen 50 en 75 % van de MKN. Naast de beoordeling van de jaargemiddelde impact wordt eveneens de tijdelijke (worst case) impact in kaart gebracht. Hierbij wordt rekening gehouden met de combinatie van verhoogde geloosde dagvrachten bij een laag debiet (P10) van het ontvangende oppervlaktewater. Gezien het P10 debiet optreedt tijdens langere periodes van droogte, en er kan aangenomen worden dat in drogere perioden er nauwelijks percolaat dient geloosd te worden, kan aangenomen worden dat de berekende tijdelijke (worst case) impact te aanzien is als een louter theoretische impact. Voor de beoordeling van de tijdelijke (worst case) impact wordt gebruik gemaakt van onderstaande beoordelingskaders voor niet-gevaarlijke of gevaarlijke stoffen (bron: Richtlijnenboek). Voor niet-gevaarlijke stoffen betekent dit: kan de lozing onder bepaalde omstandigheden aanleiding geven tot regelmatige overschrijdingen van de kwaliteitsdoelstelling waardoor op jaarbasis de kwaliteitsdoelstelling meer dan 10 % van de tijd overschreden wordt? Om dit te beoordelen kan het kader gehanteerd worden, zoals terug te vinden in onderstaande tabel. Tabel X-2: Beoordelingskader waterkwaliteit niet-gevaarlijke stoffen Gemodelleerde concentratieverhouding < 0,5 x TW Gemodelleerde concentratieverhouding > 0,5 x TW en < of = TW Gemodelleerde concentratieverhouding > TW en frequentie van voorkomen < 10 % op jaarbasis Gemodelleerde concentratie > TW en frequentie van voorkomen > 10 % op jaarbasis Verwaarloosbaar tijdelijk effect Beperkt tijdelijk effect Relevant tijdelijk effect Belangrijk (onaanvaardbaar) tijdelijk effect vormt op zich aanleiding tot het niet respecteren van de kwaliteitsdoelstelling op jaarbasis

75 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 75 Voor gevaarlijke stoffen betekent dit: kan de lozing onder bepaalde omstandigheden aanleiding geven tot acuut ecotoxicologische effecten? Om dit te beoordelen kan het kader gehanteerd worden, zoals terug te vinden in onderstaande tabel. Tabel X-3: Beoordelingskader waterkwaliteit gevaarlijke stoffen Gemodelleerde concentratieverhouding < of = 0,5 x TW Gemodelleerde concentratieverhoging > 0,5 x TW en < of = TW Gemodelleerde concentratieverhoging > TW Beperkt tijdelijk effect Relevant (aanvaardbaar) tijdelijk effect Belangrijk (onaanvaardbaar) tijdelijk effect potentieel risico op acuut toxische effecten Bij de impactbeoordeling wordt rekening gehouden met de MKN-doelstellingen voor het ontvangende oppervlaktewater zoals opgenomen in Vlarem-II. Deze waarden zijn hierbij als richtwaarden te aanzien. Tabel X-4: Doelstellingen ontvangende oppervlaktewater (kleine beek: Bk) en IC van enkele gevaarlijke stoffen Parameter Bk toetswijze JG-MKN MAC-MKN toetswijze ph 6,5-8,5 min/max Temperatuur max. Zwevende stoffen mg/l 50 90P BZV mg/l O2 6 90P CZV mg/l O P IC :indelingscriterium GS Totaal fosfor mg/l P 0.14 zhfjggemid. 1 ortofosfaat mg/l P 0.10 jggemid. Totaal stikstof mg/l N 4 zhfjggemid. Kjeldahl-N mg/l N 6 90P nitraat mg/l N 10 90P nitriet mg/l N elektrische geleidbaarheid µs/cm P chloride mg/l P sulfaat mg/l 90 gemid. AOX mg/l zware metalen, totale concentraties lozingsdebiet toetswijze koper mg/l opgelost totaal nikkel mg/l opgelost totaal zink mg/l opgelost totaal lood mg/l opgelost totaal arseen mg/l opgelost totaal zilver mg/l opgelost totaal chroom mg/l opgelost totaal cadmium mg/l opgelost totaal kwik mg/l opgelost totaal kobalt mg/l opgelost totaal m³/dag zomerjaargemiddelde : van april tot en met sept. I : imperatieve waarden G : richtwaarden Gezien het geloosd debiet dermate klein is t.o.v. het debiet van de Zeeschelde, kan ervan uit gegaan worden dat de impact op de Zeeschelde verwaarloosbaar is. Indien dit niet zo zou zijn dan zou de impact op de Zwaluwbeek totaal onaanvaardbaar zijn. Er wordt dan ook geen kwantitatieve impactbeoordeling op de Zeeschelde voorzien.

76 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 76 X.2.3. Elementen van de watertoets De watertoets zelf gebeurt door de overheid, die beslist over een vergunning, plan of programma. In het MER worden de elementen aangereikt voor de invulling van de watertoets. Langs de Zwaluwbeek is een klein gebied gelegen in recent overstroomd gebied. In het MER wordt nagegaan in hoever de realisatie van het project aanleiding vormt tot het voorzien van nieuwe verhardingen en/of verplaatsing van bestaande verhardingen. De impact hiervan maakt deel uit van de elementen van de watertoets. Voor kaartmateriaal dat relevant is voor de watertoets wordt verwezen naar Bijlage 4.1. X.2.4. Milderende maatregelen Indien noodzakelijk geacht worden eventuele voorstellen voor milderende maatregelen geformuleerd. M.b.t. (onderzoek naar) milderende maatregelen wordt een onderscheid gemaakt tussen enerzijds maatregelen die noodzakelijk zijn om aan wettelijke voorschriften te voldoen, en anderzijds deze die gekoppeld worden aan beleidsbepalingen en/of administratieve bepalingen zoals opgenomen in het RLB water. Onderzoek naar milderende maatregelen wordt in elk geval voorzien bij het optreden van een aanzienlijk negatief effect (score -3). In de mate dat de effecten kwantitatief bepaald werden en de milderende maatregelen eveneens kwantitatief kunnen beoordeeld worden, zal het effect van de milderende maatregelen doorgerekend en opnieuw getoetst worden. X.2.5. Leemten in de kennis Bij vaststelling van leemten in de kennis wordt nagegaan welke impact deze leemten hebben op de impactbeoordeling. Er wordt aangegeven hoe met deze leemten is omgegaan. X.2.6. Postmonitoring Postmonitoring en hieraan gerelateerde maatregelen worden voorgesteld indien: Bij de impactevaluatie een te grote mate van onzekerheid blijft bestaan m.b.t. de te verwachten immissieniveaus in de omgeving; De huidige en/of te verwachten immissies de gehanteerde doelstellingen sterk benaderen en/of overschrijden.

77 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 77 XI. XI.1. DISCIPLINE BODEM EN GRONDWATER AFBAKENING STUDIEGEBIED Het projectgebied zelf geldt voor de disciplines bodem en grondwater als minimum zone om in detail de opbouw van de ondergrond en het voorkomen van het grondwater te beschrijven. Daarbij gaat het zowel om de kleigroeve als om de verschillende materialen die gebruikt worden als opvulling, aanvulling en herstel. De focus ligt voor het deel bodem op de klei die niet ontgonnen wordt, i.e. dat deel van de natuurlijke ondergrond dat blijvend in relatie zal staan met de latere opvulling en die de aard van de relatie bepaalt tussen deze opvulling en het grondwater. Een ruime zone rond het projectgebied (450 m) zal nodig zijn om de verschillende gebieden ook ruimtelijk te situeren (3D). Qua mogelijke effecten op het milieu wordt waar/wanneer nodig het studiegebied uitgebreid naar een grotere regio. Dit geldt minimum voor het verzamelen van relevante en ondersteunende basisinformatie (vb. boringen, (hydro)geologische rapporten of referentiewerken), maar kan ook nodig zijn om eventuele interacties met andere aandachtsgebieden. Hierbij wordt gedacht aan de interactie met oppervlaktewater, grootschalige ingrepen op de waterhuishouding (waterwinning, irrigatie), waterwingebieden en beschermingszones, gebieden met grondwaterspiegelafhankelijke of gevoelige vegetatie en eventuele bodem- en/of grondwaterverontreinigingen. De verticale afbakening van het studiegebied omvat minimum de maximum diepte van de kleiwinning, maar als ondergrens wordt geopteerd voor de basis van de spanning grondwaterlaag onder de Boomse Klei. XI.2. METHODOLOGIE BESCHRIJVING/ BEOORDELING VAN DE HUIDIGE (REFERENTIE) SITUATIE XI.2.1. Methodiek bodem Voor de discipline Bodem wordt de ondiepe ondergrond (Quartaire deklaag inclusief Boomse Klei) zo goed mogelijk beschreven, met aandacht voor: relatie ondergrond-bodem en relatie ondergrond-landschap; bodemprofielen (top 2 m) en huidig bodemgebruik (omgeving); beschrijving en karakteristatie ontgonnen/achterblijvende klei en zandige deklaag (vooral in functie van kwetsbaarheid voor / bescherming tegen verontreiniging, hydraulische karakteristieken); eventuele verontreinigingen bodem, staat van onderzoek, eventuele gebruiksadviezen of -beperkingen. Specifiek in functie van het geplande project, is de bovenstaande lijst met te bestuderen aspecten relevant voor (bijvoorbeeld): het relatieve belang (ruimtelijk) van de kleiput t.o.v. de betrokken geologische lagen (als geheel en in relatie tot de omgeving); effect van de te verwijderen bodemlaag (bovenste 2 m); eventueel te verwachten zettingen in de bodem in de onmiddellijke omgeving, eventuele wijzigingen in bodemprofiel (e.g. vochtgehalte); eventuele wijzigingen in de diepere ondergrond; eventueel risico op grondverschuivingen en/of erosie; potentiële interactie met nog aanwezige verontreinigingen en/of risico voor verplaatsing van verontreiniging.

78 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 78 XI.2.2. Methodiek grondwater Voor grondwater is het de bedoeling om de freatische en eerste spanningsaquifer zo goed mogelijk te beschrijven, met aandacht voor: relatie grondwater-oppervlaktewater (ook niet-natuurlijk oppervlaktewater); eventuele verontreinigingen grondwater, staat van onderzoek, eventuele gebruiksadviezen en/of - beperkingen; kwetsbaarheid van het grondwater; voorkomen van het grondwater en grondwaterstroming; grondwatergebruik binnen en in de omgeving van het projectgebied. Specifiek voor het project in onderzoek is de bovenstaande lijst met te bestuderen aspecten relevant voor (bijvoorbeeld): eventuele wijzigingen in de grondwaterkwetsbaarheid (als gevolg van ontginning en van opvulling); potentiële interactie met eventuele aanwezige verontreinigingen en/of risico voor verplaatsing van verontreiniging; te verwachten wijzigingen in grondwaterpeil en grondwaterstroming; mogelijke impact op bestaande grondwaterwinningen of normale afwateringsystemen; eventuele gevoeligheid voor overstromingen of omgekeerd, verdroging. XI.2.3. Gehanteerde informatiebronnen Initiatiefnemers: resultaten eerdere bodemonderzoeken, archeologische screening; plan van aanpak werken (3D + fasering in de tijd). Basis bronnen: topografische kaarten, winter- en zomer luchtfoto s, orthofotoplannen (huidige en historische); bodemkaart van België; bodemerosie kaart, bodemerosiegevoeligheidskaart; bodemgebruik- en bodembedekkingskaart, bodemgeschiktheidskaart; quartair en tertiair geologische kaart; HCOV-indeling grondwater, beschikbare meetnetten grondwater, vergunde grondwaterwinningen (Databank Ondergrond Vlaanderen, DOV); beschikbare boringen en sonderingen (Databank Ondergrond Vlaanderen, DOV); OVAM (bodemonderzoeken en saneringsprojecten in de omgeving). XI.3. METHODOLOGIE BESCHRIJVING VAN DE TOEKOMSTIGE SITUATIE EN BEOORDELING EFFECTEN XI.3.1. Bodem De effecten voor de discipline bodem (pedologie, geologie) worden besproken op basis van volgende effectgroepen, criteria en parameters. Of en welke criteria worden weerhouden hangt o.m. af van het vooronderzoek (beschrijving huidige situatie); de lijst in onderstaande tabel is m.a.w. indicatief en kan nog wijzigen.

79 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 79 Tabel XI-1: Overzicht effectbespreking discipline Bodem Effectgroep Criterium Parameters Structuurwijziging Profielwijziging Wijziging bodemgebruik en bodemgeschiktheid Erosie Aantasting bodemhygiëne Wijziging bodemvochtregime Wijziging diepere ondergrond Verdichting van de bodem Verwijderen van toplaag = bodemprofiel Werkelijk en potentieel bodemgebruik Erosiegevoeligheid ontsloten sedimenten (groevewanden, bodem groeve), bodemzetting en taludstabiliteit Chemische karakterisatie bodem en ondergrond, bestaande/gekende verontreinigingen (bodem en grondwater) Bodemtextuur en vochtgehalte (bovenste 2 m), voorkomen grondwater Uitputting natuurlijke rijkdom, wijziging geologische ondergrond Veranderen van bodemdraagkracht Wijziging in dichtheid en vochtgehalte Mate van verslemping/korstvorming (werf, werfweg) Aanwezigheid van waardevolle bodems Aanwezigheid van zeldzame bodemprofielen Aanwezigheid van archeologisch bodemarchief Huidig bodemgebruik en -geschiktheid Mate waarin de bodem (kunstmatig) geschikt gemaakt wordt Gewenst bodemgebruik (nabestemming) Mate waarin de groeve na ontginning terug wordt opgevuld, fasering, gebruikte materialen voor opvulling, enz. Structuurparameters (vb. korrelgrootte, kleigehalte) Eindprofiel groevewand (onder en boven water) Infiltratiecapaciteit (sedimenten, vegetatie rond groeve) Topografie omgeving i.r.t. groeve (afwatering hemelwater) Tijdelijke en/of langdurige grondwaterbemaling Voorziene bufferzones en beschermingsstroken Mate van risico op verspreiding bestaande verontreinigingen Evaluatie uitgevoerde saneringen, mogelijke interactie met ontginning groeve Kwaliteit grond die gebruikt wordt voor aanvulling groeve Mate van vernatting of verdroging ten gevolge van de ontginning (snijden van de freatische grondwatertafel) Idem ten gevolge van al dan niet, of gedeeltelijk, opvullen van de groeve na ontginnen Welke delfstoffen worden ontgonnen, welke volumes (oppervlakte, diepte) Mate van eventuele beïnvloeding geologische lagen omgeving. Voorkomen en eventuele wijziging van bestaande discontinuïteiten in de ondergrond (vb. veenlagen, kleilenzen, enz. ) Gezien bij het moment van aanmelding niet exact geweten welke effectgroepen relevant zijn, wordt voor deze discipline een algemeen beoordelingskader voorgesteld.

80 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 80 Tabel XI-2: Algemeen beoordelingskader disicpline Bodem (Naar RLB Ontginningen 2013) Effect Beoordeling Score Verstoring / verwijderen van waardevolle bodems, nietoptimale ontginning Aanzienlijk negatief effect -3 Verstoring / verwijderen van bodems met natuurlijk of landbouwkundig bodemgebruik of verstoring / verwijderen van gevoelige bodems; verstoring / verwijderen van archeologisch bodemarchief, niet-optimale ontginning Negatief effect -2 Verstoring van (recent) verstoorde bodems of verstoring van weinig gevoelige bodems Verstoring van verharde bodems of niet gevoelige bodems Herstel (herstructurering) naar natuurlijk of landbouwkundig bodemgebruik, optimale ontginning Matig/beperkt negatief effect Geen/ verwaarloosbaar effect Matig/ beperkt positief effect Herstel (herstructurering) of wijziging naar gepland bodemgebruik dat waardevoller is dan huidig bodemgebruik, optimale ontginning Positief effect +2 Herstel (herstructurering) of wijziging naar gepland bodemgebruik dat veel waardevoller is dan huidig bodemgebruik, optimale ontginning Aanzienlijk positief effect +3 XI.3.2. Grondwater Het betreft in principe een droge ontginning van klei, waarbij de freatische grondwaterlaag (dekzanden boven de klei) wel worden doorsneden waardoor beheersing van dit water nodig is. Als gevolg daarvan zijn als gevolg van zowel de ontginning als van de latere opvulling wijzigingen te verwachten op het freatisch grondwaterpeil in de omgeving van het project. Bestaande interacties tussen grondwater en oppervlaktewater kunnen veranderen en de voeding van het lokale grondwatersysteem kan wijzigen. Ook voor grondwater zal de voorziene nabestemming mee bepalend zijn om het relatief belang van de verschillende effecten te bepalen. Deze zijn voor een deel gelijklopend met de te verwachten wijzigingen in bodem en ondergrond, maar de effecten voor het grondwater bestrijken een groter gebied rond de projectzone. Er wordt gekeken naar eventuele wijzigingen in grondwaterkwaliteit, en wijzigingen in grondwaterstroming (richting, gradiënt, tijdens en na ontginning), enz. Er wordt vanuit gegaan dat er voldoende (harde) gegevens en metingen ter beschikking zijn om de effecten duidelijk af te bakenen en indien nodig te quantificeren. Gebruik van een grondwatermodel is irrelevant. De effecten voor de discipline water (grondwater) worden besproken op basis van volgende effectgroepen, criteria en parameters. Of en welke criteria worden weerhouden, hangt o.m. af van het vooronderzoek (beschrijving huidige situatie).

81 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 81 Tabel XI-3: Overzicht effectbespreking discipline Grondwater Effectgroep Criterium Parameters Wijziging hydrogeologische opbouw Wijziging grondwaterkwantiteit Wijziging grondwaterkwaliteit Voeding en bescherming freatische aquifer Natuurlijke samenstelling grondwater, aanwezigheid van grondwaterontreiniging Verhouding volume ontgonnen klei t.o.v. freatische en spanningsaquifers Mate waarin doorlatendheid wijzigt t.g.v. ontginning Effect van verwijderen deklaag (verhogen kwetsbaarheid) Mate van veranderende infiltratie- en buffercapaciteit watervoerende laag Idem (al het voorgaande) als effect van geheel of gedeeltelijke heropvulling van de groeve Realisatie van minder doorlatende oppervlakten (werf en werfwegen) Wijziging globaal terrein groeve + onmiddellijke omgeving (wijziging grondwatertafel, effect natte ontginning, effect heropvulling) Mate van impact van de natte zandwinning op grondwaterstroming Actieve of historische bronnen van verontreiniging Aard en concentratie van verontreinigende stoffen Mate van (wijziging) verspreidingsrisico Nota: Bij elk van de eerder geschetste ingrepen zal het belangrijk zijn om na te gaan in hoeverre de effecten van deze verstoringen permanent dan wel omkeerbaar zijn en hoe groot het ruimtelijk gebied is waarbinnen (meetbare) effecten kunnen optreden. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen effecten tijdens (tijdelijk) en na ontginning (permanent). Gezien bij het moment van aanmelding niet exact geweten is welke effectgroepen relevant zijn, wordt voor deze discipline een algemeen beoordelingskader voorgesteld. Tabel XI-4: Algemeen beoordelingskader discipline Grondwater Effect Beoordeling Score Sterke en permanente verstoring van de grondwaterstroming en grondwaterpeil, met substantiële wijzigingen in grondwaterkwaliteit (al dan niet structureel gewijzigd o.w.v. ontginning) Permanente verstoring van de grondwaterstroming en grondwaterpeil, met gevolgen op de grondwaterkwaliteit (al dan niet structureel gewijzigd o.w.v. ontginning) Beperkte verstoring van de grondwaterstroming en -peil (al dan niet structureel gewijzigd o.w.v. ontginning) Impact op grondwaterstroming en peil die niet verder reikt dan 2x breedte van reguliere bufferzones rond de winning Herstel (herstructurering) naar nabestemmingen in evenwicht met grondwater Herstructurering en realisatie nabestemming met verbetering van de situatie voor grondwater Herstructurering en realisatie nabestemming met sterke verbetering van de situatie voor grondwater Aanzienlijk negatief effect -3 Negatief effect -2 Matig/beperkt negatief effect Geen/ verwaarloosbaar effect Matig/ beperkt positief effect Positief effect +2 Aanzienlijk positief effect +3

82 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 82 XI.4. MILDERENDE MAATREGELEN Indien op basis van het voorgaande zou blijken dat de toekomstige situatie zou resulteren in (te grote) nietgewenste effecten, kan nagedacht worden over eventuele milderende maatregelen (altijd vanaf een aanzienlijk negatief effect, eventueel ook bij een negatief effect, afhankelijk van de betrokken receptoren). Daarbij kan een onderscheid gemaakt worden tussen enerzijds maatregelen die noodzakelijk zijn om aan wettelijke voorschriften te voldoen, en anderzijds deze die gekoppeld worden aan relevante beleidsbepalingen en/of administratieve bepalingen. XI.5. LEEMTEN IN DE KENNIS Mocht tijdens de loop van het onderzoek blijken dat er belangrijke leemtes zouden zijn in de kennis, en deze zouden binnen het onderzoek niet kunnen opgelost worden, worden deze opgelijst en aangegeven welke de eventuele relevantie is ervan voor de beschreven effecten en geformuleerde besluiten. XI.6. POSTMONITORING Enkel van toepassing mochten er óf belangrijke hiaten zijn of onzekerheden die kunnen ingevuld worden met bijkomende metingen of verzamelen van data, óf indien er effecten verwacht worden die best in de tijd worden opgevolgd.

83 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 83 XII. XII.1. DISCIPLINE GELUID EN TRILLINGEN AFBAKENING STUDIEGEBIED Relevante impact kan worden bekomen van de emitterende bronnen (installatie) binnen het projectgebied en de verkeersafwikkeling per vrachtwagen op de voornaamste toegangswegen tot het gebied. Het studiegebied wordt bepaald door de zone rondom het projectgebied waarvoor een relevante geluids- en of trillingsimpact van de werkzaamheden naar de geluidsgevoelige receptoren te verwachten is. Onder geluidsgevoelige receptoren in de omgeving wordt verstaan; de dichtstbijzijnde woningen/woonkernen, kantoorgebouwen (tijdens de dagperiode) waardevolle natuurgebieden (incl. vogel- en habitatrichtlijngebieden) en andere faunistisch waardevolle gebieden en overige kwetsbare gebieden/gebouwen (bv. scholen, ziekenhuizen, rustoorden, recreatiezones,.). Gezien de activiteit in de Vlaamse milieuwetgeving is opgenomen als hinderlijke inrichting wordt voor een project-mer de omliggende zone begrensd volgens de bepalingen uit VLAREM II (bijlage art. 1) en strekt zich daarbij uit tot een straal van 200 m van de perceelsgrenzen van het project, alsmede tot 200 m ten opzichte van de rand van het industriegebied. De omliggende zone aangaande rustverstoring voor fauna wordt bepaald door de locaties van de nabij gelegen natuurgebieden en/of de leefgebieden van de verstoringsgevoelige soorten. Binnen een straal van 2 kilometer rond de inrichting zijn meerdere natuurgebieden gelegen. XII.2. JURIDISCHE EN BELEIDSMATIGE CONTEXT XII.2.1. Vlarem II Het wettelijk toetsingskader met betrekking tot geluid wordt geregeld in titel II van het VLAREM. Voor bestaande inrichtingen gelden de richtwaarden, voor nieuwe inrichtingen worden grenswaarden afgeleid op basis van de ligging van de immissiepunten volgens het gewestplan en het huidige omgevingsgeluid. Volgens de voorschriften van VLAREM II Bijlage milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht gelden volgende richtwaarden (RW) voor het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid. Tabel XII-1: Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht (db(a), LA95) Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht Richtwaarde in db(a) Categorie overdag s avonds s nachts 1. Landelijke gebieden en gebieden voor verblijfsrecreatie Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m van industriegebieden niet vermeld in punt 3 of van gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen GEBIEDEN OF DELEN VAN GEBIEDEN OP MINDER DAN 500 M VAN GEBIEDEN VOOR AMBACHTELIJKE BEDRIJVEN EN MIDDELGROTE ONDERNEMINGEN, VAN DIENSTVERLENINGSGEBIEDEN OF VAN ONTGINNINGSGEBIEDEN TIJDENS DE ONTGINNING 4. Woongebieden Industriegebieden, dienstverleningsgebieden, gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen en ontginningsvoorzieningen tijdens ontginning

84 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 84 Milieukwaliteitsnormen voor geluid in open lucht Richtwaarde in db(a) Categorie overdag s avonds s nachts 6. Recreatiegebieden uitgezonderd gebieden voor verblijfsrecreatie Alle andere gebieden, uitgezonderd: bufferzones, militaire domeinen en deze waarvoor in bijzondere besluiten richtwaarden worden vastgesteld Bufferzones Gebieden of delen van gebieden op minder dan 500 m gelegen van voor grindwinning bestemde ontginningsgebieden tijdens ontginning Agrarische gebieden Opmerking: Als een gebied valt onder twee of meer punten van de tabel dan is in dat gebied de hoogste richtwaarde van toepassing. Dag: van tot uur Avond: van tot uur Nacht: van tot uur Het specifieke geluid van een bestaande inrichting dient te voldoen aan de milieukwaliteitsdoelstellingen. Het specifieke geluid van een nieuwe inrichting dient aan volgende voorwaarden te voldoen: Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid gelijk aan of hoger is dan de milieukwaliteitsnorm van bijlage bij Vlarem II, moet de continue component van het specifiek geluid, voortgebracht door de nieuwe inrichting, beperkt worden tot het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid verminderd met 5 db(a) enerzijds alsmede tot de in bijlage bij Vlarem II vermelde richtwaarde anderzijds; Indien het LA95,1h van het oorspronkelijk omgevingsgeluid lager is dan de richtwaarde in de gebieden onder 2, 3, 5, 8 of 9 van bijlage bij Vlarem II, moet de continue component van het specifiek geluid voortgebracht door de nieuwe inrichting voor deze gebieden beperkt worden tot de in bijlage bij het Vlarem II bepaalde richtwaarde verminderd met 5 db(a). Het bedrijf kan als een bestaande inrichting geëvalueerd worden. Als het geluid in open lucht van de inrichting een incidenteel, fluctuerend, intermitterend of impulsachtig karakter vertoont, dan worden de in bijlage bij Vlarem II aangegeven richtwaarden toegepast. De toepasselijke waarde is in dit geval de in bijlage bij Vlarem II aangegeven richtwaarde voor de verschillende gebieden verminderd met 5. Onderstaande tabel geeft de richtwaarden voor fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht weer van als hinderlijk ingedeelde inrichtingen.

85 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 85 Tabel XII-2: Richtwaarden fluctuerend, incidenteel, impulsachtig en intermitterend geluid in open lucht Aard van het geluid Richtwaarden uitgedrukt als LAeq,1s in db(a) Overdag s Avonds s Nachts Incidenteel fluctuerend Toepasselijke waarde +15 Toepasselijke waarde +10 Toepasselijke waarde +10 Impulsachtig intermitterend Toepasselijke waarde +20 Toepasselijke waarde +15 Toepasselijke waarde +15 Deze richtwaarden zijn niet van toepassing op het in- en uitgaande wegverkeer. XII.2.2. Europese richtlijn 2002/49/EG - Omgevingslawaai De richtlijn 2002/49/EG van het Europese Parlement en de Raad van 25 juni 2002 inzake de evaluatie en de beheersing van omgevingslawaai (PB L 189 van ) heeft tot doel een gemeenschappelijke Europese aanpak in te voeren om de blootstelling aan omgevingslawaai te vermijden, te voorkomen, te beperken en te verminderen. Deze aanpak is gebaseerd op het volgende: het opmaken van geluidsbelastingskaarten volgens gemeenschappelijke methoden (voor geluidsindicator en berekening); het aannemen van actieprogramma s, uitgaande van limieten die door de lidstaten worden bepaald, teneinde het omgevingslawaai zo nodig te voorkomen, te beperken en te handhaven; voorlichting van het publiek. De omzetting van deze richtlijn is opgenomen in het Belgisch Staatsblad van 31 augustus 2005 in het besluit van de Vlaamse Regering inzake de evaluatie en de beheersing van het omgevingslawaai en tot wijziging van het besluit van de Vlaamse Regering van 1 juni 1995 houdende de algemene en sectorale bepalingen inzake milieuhygiëne. Volgens deze richtlijn was het de bedoeling om tegen midden 2007 de geluidsimpact van grote wegen, belangrijke spoorwegen en luchthavens en van grote stedelijke gebieden in kaart te brengen, en tegen midden 2008 actieprogramma s uit te werken om aan de zwaarste geluidshinder een oplossing te bieden. Dit gaat onder meer over het plaatsen van geluidsschermen of het aanbrengen van geluidsarme wegdekken. In eerste instantie werd de bestaande geluidssituatie in kaart gebracht, zodat duidelijk wordt waar zich de belangrijkste geluidsproblemen stellen. Het opmaken van deze geluidskaarten vergde een aanzienlijke inspanning van de overheid. Pas in april 2009 waren de geluidskaarten klaar voor de wegen met meer dan 6 miljoen voertuigpassages per jaar. Er werden geluidskaarten gemaakt voor twee internationaal erkende parameters: Lden en Lnight. Lden geeft het gewogen energetisch gemiddelde weer van de dag-, avond- en nachtperiode, waarbij de avondwaarde verhoogd wordt met 5 db(a) en de nachtwaarde met 10 db(a). De Lnight is de gemiddelde LAeq-waarde over de periode tussen 23h en 6h (deze nachtperiode wijkt dus af van de nachtperiode volgens Vlarem II, die tot 7h duurt). Sinds 2009 stelt LNE geluidsbelastingskaarten ter beschikking. De meest recente kaartgegevens geven de toestand op basis van de situatie van het referentiejaar 2016 en werden opgemaakt in uitvoering van de Europese richtlijn 2002/49/ EG inzake de evaluatie en beheersing van omgevingslawaai. Deze kaarten zijn terug te vinden op volgende website: Actueel dient het evaluatiekader waarop geluidswerende maatregelen dienen uitgewerkt te worden nog opgesteld te worden. De geluidskaarten voor weg-, spoor- en luchtverkeer zullen worden bekeken.

86 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 86 XII.3. XII.3.1. METHODOLOGIE BESCHRIJVING VAN DE HUIDIGE SITUATIE Algemeen In augustus 2017 (van di 24/08/17 tot do 31/08/17) werden in opdracht van Sterhoek geluidsmetingen uitgevoerd in 3 meetpunten in de omgeving. Het doel van de studie was een controle geluidsmeting in het kader van een actualisatie van het MER van Technum van 10/01/2008 met betrekking tot de speciebergingslocatie van Sterhoek te Kruibeke/Zwijndrecht, dit op vraag van de exploitant zelf. Een dubbele evaluatie is uitgevoerd. Enerzijds zijn continue geluidsmetingen in drie meetpunten in de omgeving van de speciebergingslocatie uitgevoerd en anderzijds is er een broninventarisatie van de installaties en machines aldaar uitgevoerd samen met een computersimulatie op basis van deze broninventarisatie. Dit teneinde eenduidig het specifieke geluid van de inrichting te bepalen. De resultaten van de studie staan in rapport AE /r01 dd. 28/09/2017 en zullen hier besproken worden. XII.3.2. Statistische analyse De toestand wordt beschreven aan de hand van geluidsdrukmetingen. De meetpunten liggen ter hoogte van de dichtstbijzijnde woningen in de omgeving van de speciebergingslocatie in de verschillende windrichtingen: Meetpunt 1: gelegen ten noordoosten aan de rand van de speciebergingslocatie. Volgens het gewestplan is het meetpunt gelegen in een (natuur)gebied op minder dan 500 meter van een industriegebied; Meetpunt 2: gelegen ten noordwesten van de inrichting aan de woning in de Vossenstraat 115. Het meetpunt is gelegen aan het eind van de ontginningszone. Volgens het gewestplan is het meetpunt gelegen in een agrarisch gebied op minder dan 500 meter van een industriegebied; Meetpunt 3: gelegen ten zuidwesten van de inrichting aan de woning in de Haagstraat 2b. Volgens het gewestplan is het meetpunt gelegen in een industriegebied. De meethoogte bedraagt ca. 4 meter boven maaiveldhoogte (niveau van een eerste verdieping en meetniveau volgens de Europese richtlijn nr. 2002/49 dd. 25/06/02). In alle drie de meetpunten werd continu en simultaan gemeten gedurende ca. 1 week (met inbegrip van een weekend). Verder werd nog ambulant gemeten aan de haag van de woning op het einde van de Haagstraat 3 op een meethoogte van 1,75 m (MPamb). Figuur XII-1 geeft de ligging van de meetpunten ten opzichte van de inrichting weer. Figuur XII-2 geeft de ligging volgens het gewestplan weer. Figuur XII-3 zoomt in op het ambulant meetpunt (MPamb) ter hoogte van de haag van de woning op het einde van de Haagstraat 3.

87 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 87 Figuur XII-1: Ligging van de meetpunten volgens gewestplan (bron Geopunt Vlaanderen) Figuur XII-2: Ligging van de meetpunten volgens luchtfoto (bron Geopunt Vlaanderen)

88 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 88 Figuur XII-3: Detail ligging ambulant meetpunt MPamb volgens luchtfoto (bron Geopunt Vlaanderen) XII.3.3. Bronanalyse - computersimulatie Aan de dominante geluidsbronnen is een frequentie-analyse uitgevoerd op korte afstand (van de voornaamste (deel)bronnen). Doel van deze metingen is na te gaan of de specifieke geluidsbijdrage van de onderzochte bronnen overeenkomt met de gegevens aangeleverd door de leverancier en gebruikt als input in het geluidsmodel voor de site. Uitgaande van de broninventarisatie (gegevens leveranciers) wordt het geluidsvermogenniveau van de relevante geluidsbronnen bepaald. Aan de hand van deze geluidsvermogenniveaus zal met behulp van een rekenmodel (IMMI) bepaald worden wat de invloed is op de omgeving (met een nauwkeurigheid van ca. 2 db(a)) voor de geplande situatie. De extrapolatieberekeningen worden uitgevoerd met het computersimulatiemodel IMMI. De overdrachtsberekeningen worden uitgevoerd in de octaafbandfrequenties van 63 Hz tot 8000 Hz. Alle overdrachtsberekeningen worden uitgevoerd volgens ISO (downwindcondities - dwz. met een wind vanuit de bronnen in de richting van de ontvanger worst case scenario). Uit de studie bleek dat bij vergelijking van het berekende specifiek geluid op basis van de bronmetingen en het opgemeten specifiek geluid uit de statistische analyse, het berekende specifiek geluid in dezelfde grootteorde of net iets hoger lag (worst case scenario in de berekening waarbij steeds met alle bronnen op volle capaciteit gerekend wordt, en in de realiteit gebeurt dit zelden).

89 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 89 XII.4. METHODOLOGIE BEOORDELING VAN DE HUIDIGE SITUATIE Het geluidsdrukniveau van de installatie dient te voldoen aan de richtwaarden (milieukwaliteitsnormen) voor geluid in open lucht. Voor de bepaling van het toelaatbare geluidsdrukniveau zijn een aantal criteria van belang. Vooreerst is er de periode van de dag; dag (van tot uur), avond (van tot uur) en nacht (van tot uur). Vervolgens is er de ligging van de immissiepunten volgens het gewestplan. Tot slot is er een verschil tussen bestaande en nieuwe inrichtingen. De exploitatie van de kleiontginning en de aan- en afvoer van bergingspecie van en naar de ontginningsput gebeurt enkel overdag. Dit betekent dat met betrekking tot het eerste criterium geldt dat voor de exploitatie enkel de beoordelingsperiode van de dag (van uur tot uur) zal worden beoordeeld. Voor het tweede criterium dient steeds de ligging volgens het gewestplan nagegaan te worden. Het bedrijf is gelegen in een industriegebied (gebiedstype 5), de dichtstbijzijnde bewoonde gebouwen zijn gelegen in een gebied op minder dan 500 meter van een industriegebied of gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen (gebiedstype 2) en zelf ook in industriegebied (gebiedstype 5). Voor dit gebiedstype geldt een milieukwaliteitsdoelstelling van 50 db(a) / 45 db(a) / 45 db(a), respectievelijk voor de beoordelingsperiode van de dag / avond / nacht. Voor alle als bestaand te evalueren geluidsbronnen, wat hier het geval is, geldt als geluidseis de de milieukwaliteitsdoelstelling als richtwaarde en grenswaarde. Als permanente geluidsbronnen worden beschouwd: kleiontginning en transport van de ontgonnen klei via transportband; aanvoer met bergingspecie voor het vullen van de ontginningsput. Als niet-permanente geluidsbronnen worden beschouwd: aan- en afvoer van en naar de TOP aan de Haagstraat. Dit type geluid wordt gekarakteriseerd door weinig frequente (minder dan 10 % van de beoordelingstijd) gebeurtenissen die langer dan 2 seconden duren. We zijn van oordeel dat de aan- en afvoer van en naar de TOP fluctuerend geluid betreft. Voor de bepaling van het toelaatbare geluidsdrukniveau van de niet-permanente geluidsbronnen wordt uitgegaan van de milieukwaliteitsnormen in functie van de ligging volgens het gewestplan. Voor de dagperiode wordt, voor incidenteel en fluctuerend geluid, een verhoging van 15 db(a) toegelaten. Tabel XII-3: Methodologie-effectengroepen discipline Geluid en Trillingen Effectgroep Criterium Methodologie Beoordeling significantie op basis van Geluid Geluidsniveaus in de omgeving ten gevolge van de exploitatie Meting/bepaling van de te verwachten emissies van de geluidsbronnen. Percentage van de overschrijding van de grenswaarden (Vlarem). Bepaling van de te verwachten geluidsimmissies in de omgeving. Aantal woningen in zone boven de grenswaarde. Trillingen Trillingshinder voor de omgevende bewoning t.g.v. transport Vergelijking literatuurgegevens en staat wegdek Beoordeling o.b.v. staat wegdek De significantie van een project hangt sterk af van de evolutie van het omgevingsgeluid voor en na uitvoering van een project. Deze parameter wordt als belangrijkste beschouwd en wordt in de Y as van onderstaande tabel

90 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 90 toegepast. Het berekenen van deze parameter geeft een tussenscore. Op deze tussenscore wordt een correctie toegepast afhankelijk van het al dan niet voldoen aan de vigerende wetgeving. Indien het omgevingsgeluid relevant stijgt maar indien er wel voldaan wordt aan de vigerende wetgeving, kan geen score worden toegekend die milderende maatregelen op korte of langere termijn noodzakelijk maakt (score -3 en -2). Onderstaand significantiekader geldt voor industriële project-mer s maar het principe van de tussenscore (effectscore) kan ook toegepast worden bij wegverkeer, spoorverkeer en vliegverkeer, mits aanpassing van het wettelijk kader. In onderstaand significantiekader is de koppeling met het VLAREM II opgenomen. Welke parameter: wat betreft de parameter op de verticale as van het rooster is beslist om LA95,1h niet aan te duiden als vaste parameter, maar om de parameter te gebruiken die het beste het effect van het project beschrijft. De deskundige kiest en motiveert de meest relevante parameter. Welke immissiepunten: alle meetpunten waar langdurige immissiemetingen zijn uitgevoerd. In natuurgebieden kan echter dikwijls geen onbewaakte langdurige meting uitgevoerd worden. In die gevallen kan de verandering van het omgevingsgeluid bepaald worden op basis van ambulante metingen. Welke beoordelingsperiodes: er wordt voor elke beoordelingsperiode (indien relevant) in alle immissiepunten getoetst aan het significantiekader. De score onder Voldoet aan het Vlarem betreft de eindscore na correctie. Voor wat betreft de lege vakjes (-) kan gesteld worden dat de mogelijkheid om in dergelijk vakje terecht te komen, zich in uitzonderlijke gevallen zal voordoen. De deskundige zal hier zelf een score aangeven die vergezeld gaat van een degelijke motivatie. Elke score dient door de deskundige bovendien gekaderd te worden in het project.

91 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 91 Voldoet aan het Vlarem? Lna-Lvoor* tussenscore Nieuw of verandering Bestaand ΔLAX,T (effectscore) Lsp GW Lsp>GW Lsp RW RW<Lsp RW+10 Lsp>RW+10 ΔLAX,T> <ΔLAX,T <ΔLAX,T ΔLAX,T /-2 ** ΔLAX,T< ΔLAX,T< ΔLAX,T< ΔLAX,T : verschil in omgevingsgeluid in db(a) voor en nadat een project zal zijn uitgevoerd Met T = duur in seconden Met X: N parameter van statistische analyse (LAN,T), in Vlarem wordt N = 95 gebruikt ter toetsing aan de milieukwaliteitsnorm ofwel eq voor het equivalente geluidsdrukniveau (LAeq,T), van het omgevingsgeluid. GW : grenswaarde volgens het beslissingsschema van Vlarem II RW : richtwaarde Lsp : specifiek geluid *bij hervergunning dient Lvoor gebruikt te worden alsof het bestaande bedrijf er niet was. Bij een hervergunning van een inrichting met een mix van bestaande & nieuwe bronnen is het oorspronkelijk omgevingsgeluid voor de nieuwe bronnen, het omgevingsgeluid met de bestaande bronnen van de inrichting in werking. ** de keuze -1 ofwel -2 is afhankelijk van de grootte van de overschrijding van de GW (al dan niet binnen het betrouwbaarheidsinterval van de berekende specifieke immissie). Tabel XII-4: Significantiekader De uiteindelijke negatieve scores worden als volgt gekoppeld aan milderende maatregelen: -1 (matig significant negatief) Onderzoek naar milderende maatregelen is minder dwingend, maar indien de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden aangeven dat er zich een probleem kan stellen dan dient de deskundige over te gaan tot voorstellen van milderende maatregelen. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden -2 (significant negatief) Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen, te koppelen aan de langere termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden. -3 (zeer significant negatief) Er dient noodzakelijkerwijs gezocht te worden naar milderende maatregelen te koppelen aan de korte termijn. Bij het ontbreken ervan dient dit gemotiveerd te worden. De scores 0, +1, +2 en +3 krijgen respectievelijk de beoordeling verwaarloosbaar, positief, zeer positief en uitgesproken positief.

92 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 92 XII.5. METHODOLOGIE BESCHRIJVING VAN DE TOEKOMSTIGE SITUATIE De resultaten van de studie uit 2017 (rapport AE /r01 dd. 28/09/2017) zullen worden gebruikt om de bestaande toestand te beschrijven, maar vormen tevens de basis om de geplande toestand te beschrijven. Uitgaande van de gegevens van de opdrachtgever zal het effect van de opvulling besproken worden. Hierbij zal zeker ook de nodige aandacht worden besteed aan de mogelijke transportroutes. XII.6. METHODOLOGIE BEOORDELING VAN DE TOEKOMSTIGE SITUATIE De methodologie voor de beoordeling van de toekomstige situatie is dezelfde als deze voor de bestaande situatie. XII.7. MILDERENDE MAATREGELEN Indien uit de vergelijking zou blijken dat de opgelegde richtwaarden overschreden worden, zullen algemene milderende maatregelen worden voorgesteld. Met behulp van het rekenmodel kan de specifieke bijdrage van elke bron afzonderlijk op elke plaats in de omgeving berekend worden. De bronnen worden dan gerangschikt in functie van hun bijdrage tot het omgevingsgeluid. Dit laat toe zeer efficiënte maatregelen te nemen. De maatregelen worden beschreven op algemeen niveau: welke geluidsbronnen, type maatregel (vervanging apparaat, afscherming, ). Een volledige technische uitwerking van geluidsreducerende maatregelen wordt niet voorzien binnen het kader van het MER, maar dient uitgewerkt te worden in een saneringsplan. XII.8. LEEMTEN IN DE KENNIS Er zijn op dit ogenblik geen leemten in de kennis. XII.9. POSTMONITORING Bij de verdere uitwerking van het MER zal onderzocht worden of postmonitoring op het vlak van geluid en trillingen nodig is.

93 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 93 XIII. DISCIPLINE MENS GEZONDHEID XIII.1. AFBAKENING STUDIEGEBIED De discipline Mens is een ontvangende discipline. Dit impliceert dat zij de mogelijke significante bijdragen ontvangt van de sleuteldisciplines in dit geval lucht, water, grondwater, geluid. De afbakening van het studiegebied is dan ook functie van de ruimte waarbinnen er significante (immissie) concentraties of niveaus zijn voor wat betreft lucht, geluid en trillingen. Wat betreft geluid ligt het studiegebied vrij strikt vast via het normenkader geschetst in Vlarem II en is anderzijds functie van de ervaring van de deskundige. Dit vertaalt zich voor geluid in een studiegebied van ongeveer 200 m vanaf de rand van de terreingrens. Voor de kennisgeving wordt rekening gehouden met een beschrijving van de omgeving van ongeveer 1 à 2 km rond de exploitatie. In functie van de resultaten van de andere disciplines kan dit in het rapport verder aangepast worden. XIII.2. METHODOLOGIE BESCHRIJVING VAN DE HUIDIGE SITUATIE In de discipline Mens-gezondheid zal de referentiesituatie beschreven worden. Dit omvat eveneens een beschrijving van de ruimtelijke context. De omvang is functie van mogelijke effecten vastgesteld in de ontvangende disciplines. XIII.3. METHODOLOGIE VAN DE EFFECTVOORSPELLING EN BEOORDELING De discipline Mens-gezondheid kan men als volgt omschrijven: het deel van de milieueffectrapportage, dat zich bezighoudt met het verzamelen, verwerken en interpreteren van informatie over wijzigingen in de leefomgeving teneinde de gevolgen, op korte en lange termijn, voor de volksgezondheid in te schatten. De wijzigingen in de leefomgeving die hier bestudeerd worden omvatten fysische, scheikundige en biologische agentia: de uitstoot van schadelijke stoffen, geluidsproductie, ziekteverwekkende organismen en straling. Er wordt eveneens aandacht besteed aan raadgevingen en maatregelen om schadelijke effecten te vermijden, te milderen of te saneren. Het is niet alleen de bedoeling de mogelijke effecten te bespreken maar ook om bevolkingsgroepen die een (verhoogd) risico lopen te identificeren. De schatting van de gezondheidseffecten is gebaseerd op toxicologisch en epidemiologisch onderzoek. Een eerste stap in de schatting van de gezondheidsrisico s omvat de bepaling van de dosis waaraan de inwoners van het studiegebied worden blootgesteld. De blootstelling wordt eveneens in grote mate bepaald door de blootstellingswegen, het menselijke gedrag en de leeftijd. De opgenomen dosis wordt vergeleken met de geldende richtwaarden. Dan dient bepaald te worden welke gezondheidseffecten worden veroorzaakt door deze dosis. De dosiseffectrelatie is het resultaat van toxicologisch en epidemiologisch onderzoek op zowel mensen als proefdieren. De manier waarop men, vertrekkende van blootstelling, over dosisbepaling, de gezondheidsrisico s schat, staat bekend als gezondheidsrisicoanalyse. Gezien de omvang van dit project worden er geen specifieke dosiseffectrelaties opgesteld, wel wordt er gebruik gemaakt van de beschikbare dosiseffectrelaties. Wanneer deze ontoereikend zijn, wordt dit opgenomen in de leemten in de kennis. Zoals gesteld, vullen toxicologisch en epidemiologisch onderzoek elkaar aan. Het toxicologisch onderzoek tracht aan de hand van de blootgestelde dosis de effecten te voorspellen. De milieutoxicologie houdt zich in het bijzonder bezig met de studie van de effecten van polluenten in de omgeving op de organismen. Er wordt eveneens rekening gehouden met het transport door de omgeving. Epidemiologie bestudeert een populatie en beschrijft welke effecten voorkomen. Dit gecombineerd onderzoek maakt het mogelijk enkel de relevante gezondheidseffecten in beschouwing te nemen. Aan de hand van deze gegevens kan het gezondheidsrisico in het studiegebied geschat worden. Vervolgens is het mogelijk in het studiegebied risicogroepen aan te duiden waaraan een verhoogde aandacht dient besteed te worden. Eens de te verwachten gezondheidseffecten zijn omschreven, zal een evaluatie gemaakt worden en kunnen er milderende maatregelen voorgesteld worden.

94 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 94 Concreet voor dit project betekent dit dat de mogelijke effecten van schadelijke stoffen en van geluid bestudeerd worden, wanneer in de deeldisciplines de immissiewaarden samen met de achtergrondconcentraties als significant beschouwd worden. Na het interpreteren van de significante immissiewaarden worden de bevolkingsgroepen blootgesteld aan deze beschreven concentraties alsook aan de mogelijke gevolgen. In functie van het aantal blootgestelden en de aard van de blootgestelden worden deze significante concentraties als een significant effect binnen de discipline Mens-gezondheid aanzien en worden er aanvullende milderende maatregelen voorgesteld door de deskundige. De mogelijke gezondheidseffecten worden gerelateerd aan het project. Een onderscheid is gemaakt tussen volgende mogelijke effectgroepen die een afzonderlijke aanpak vergen, namelijk: Gezondheidseffecten: de te verwachten immissiewaarden en lichaamsbelastingen worden vergeleken met normen en advieswaarden (VLAREM, WHO, EC); Hindereffecten (psychosociale en psychosomatische effecten): de resultaten uit andere disciplines (lucht, geluid en trillingen) worden getoetst aan literatuurgegevens. Voor de beoordeling van de gezondheidseffecten worden volgende stappen doorlopen: Identificatie van de relevante parameters; - op basis van de berekende immissiebijdragen in de discipline lucht - reeds relevante achtergrondconcentraties aanwezig - kritische polluenten Bepaling van de blootstelling; Identificatie van de relevante gezondheidseffecten; Bespreking van de te verwachten gevolgen en voorstel van maatregelen. Volgende disciplines hebben, gezien de aard van het project een relevantie met de discipline Mens-gezondheid. Tabel XIII-1: Interdisciplinaire gegevensoverdracht naar discipline mens-gezondheid Discipline Geluid/Trillingen Lucht Water Bodem & Grondwater Relevant in het kader van de interdisciplinaire gegevensoverdracht X X (X) X Fauna & Flora (-) Licht, warmte en stralingen (-) Tijdens de studie zal gebruik gemaakt worden van de nieuwe richtlijnen mens-gezondheid opgesteld door de Dienst MER. XIII.4. MILDERENDE MAATREGELEN Wanneer vereist worden er milderende maatregelen door de deskundige vooropgesteld. XIII.5. LEEMTEN IN DE KENNIS De leemten in de kennis worden opgelijst.

95 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 95 XIII.6. POSTMONITORING Wordt voorzien indien noodzakelijk.

96 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 96 XIV. DISCIPLINE BIODIVERSITEIT XIV.1. AFBAKENING STUDIEGEBIED Directe effecten op de biodiversiteit ten gevolge van biotoopverlies bij opvulling van de groeve komen voor ter hoogte van het projectgebied zelf. De effecten door rustverstoring kunnen optreden in een zone rond de groeve. Het studiegebied wordt ingeschat als een zone tot maximum 500 m rond het projectgebied. XIV.2. METHODOLOGIE BESCHRIJVING VAN DE HUIDIGE SITUATIE De huidige biologische toestand van het studiegebied dient als uitgangspunt voor de MER-studie. De bestaande toestand wordt beschreven in zoverre van belang bij de voorspelling van de milieueffecten bij het opvullen van de groeve. Het richtlijnenboek Fauna en Flora (2005) en het richtlijnenboek Ontginningen (2013) worden gevolgd. Volgende bronnen worden verder geraadpleegd bij het beschrijven van de referentiesituatie: Biologische waarderingskaart versie 22 (toestand 2018); Afbakening Natura 2000-gebieden, VEN-gebieden en natuurgebieden; Terreinwaarnemingen en databankgegevens; Specifieke studies van het projectgebied: vroegere MER-studies. De beschrijving van de referentietoestand omvat: Situering van het studiegebied in een ruimere omgeving en beschrijving van de belangrijkste natuurwaarden op macroniveau; De ecologisch waardevolle zones en aandachtsgebieden worden afgebakend, waarbinnen waardevolle vegetaties, zeldzame of beschermde flora of fauna soorten of speciale beschermingen voorkomen. Deze gebieden worden diepgaander besproken. Hiervoor wordt gebruik gemaakt van bestaande gegevens van de BWK en aangevuld met andere beschikbare bronnen (zie hoger); Een beschrijving en beoordeling van de voorkomende vegetaties in het projectgebied en directe omgeving op basis van de BWK en specifieke studies; Een beschrijving van de aanwezige en relevante fauna in het projectgebied en directe omgeving op basis van bestaande gegevens, inventarisaties en geraadpleegde bronnen (zie hoger). XIV.3. METHODOLOGIE BEOORDELING VAN DE HUIDIGE SITUATIE De beoordeling van de referentietoestand gebeurt op basis van criteria, geformuleerd vanuit natuurbehoud (natuurlijkheid, mate van ecologische ontwikkeling, zeldzaamheid en kwetsbaarheid). Ter aanvulling van de referentietoestand zal de autonome ontwikkeling van het studiegebied beschreven worden, evenals de gestuurde ontwikkelingsscenario s. Hierbij zijn de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden die voor het projectgebied van toepassing zijn belangrijk. XIV.4. METHODOLOGIE BESCHRIJVING VAN DE TOEKOMSTIGE SITUATIE De impact van het voorgenomen project op de biodiversiteit in de geplande situatie wordt geëvalueerd en getoetst aan de referentiesituatie. De geplande situatie is de toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het voorgenomen project (opvulling groeve), zonder rekening te houden met milderende maatregelen. De mogelijke effecten door de verschillende ingrepen worden nagegaan voor het projectgebied en voor de ecologisch waardevolle zones en de aandachtsgebieden binnen het studiegebied.

97 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 97 Een onderscheid wordt gemaakt tussen rechtstreekse of onrechtstreekse effecten, effecten van tijdelijke of permanente aard of cumulatieve effecten en dit zowel in de opvul- en exploitatiefase van het project. Volgende effectgroepen worden onderzocht: rechtstreeks biotoop- en habitatverlies door opvulling van de groeve; rustverstoring door geluidshinder, bij aanvoer, transporten of visuele hinder tijdens de werken. XIV.5. METHODOLOGIE BEOORDELING VAN DE TOEKOMSTIGE SITUATIE Bij de beoordeling van de effecten wordt rekening gehouden met de waarde van de referentiesituatie, de potenties en met de ernst van de ingreep. Hoe hoger de biologische waarde (volgens de BWK) en hoe belangrijker de ingreep, hoe groter het effect wordt ingeschat. De effecten worden kwalitatief beoordeeld. XIV.6. MILDERENDE MAATREGELEN Milderende maatregelen worden voorgesteld waar noodzakelijk of mogelijk, om de negatieve effecten van bepaalde ingrepen van het project te voorkomen, te verminderen of te herstellen. De maatregelen kunnen dwingend, noodzakelijk of eerder vrijblijvend zijn. De effecten worden na mildering opnieuw beoordeeld (resterend effect). XIV.7. LEEMTEN IN DE KENNIS Mogelijke leemten in de kennis worden opgesomd. XIV.8. POSTMONITORING Indien noodzakelijk wordt een postmonitoring voorgesteld.

98 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 98 XV. XV.1. OVERIGE DISCIPLINES LANDSCHAP, BOUWKUNDIG ERFGOED EN ARCHEOLOGIE De impact van het voorgenomen project (opvulling groeve) op het landschap wordt geëvalueerd en getoetst aan de referentiesituatie. De aandacht gaat voornamelijk naar volgende effecten: verlies of aantasting van waardevolle landschapselementen of structuren door opvulling en wijziging van landschapsecologische relaties; wijziging of potentiële aantasting van erfgoedwaarden (landschappelijk of bouwkundig erfgoed) in en aan de rand van het projectgebied; wijziging van de perceptieve kenmerken (visuele impact en wijziging/verbetering van het landschapsbeeld en de landschapsbelevingswaarde). Door de opvulling van de groeve zullen bestaande landschapsstructuren en landschapselementen gaan verdwijnen door het ruimtebeslag. Door de opvulwerken zal een tijdelijke visuele impact optreden door het inzetten van machines en de aanvoer van gronden en materialen. Het landschapsbeeld en de beleving zal wijzigingen tijdens deze werken. Een onderscheid wordt gemaakt tussen rechtstreekse of onrechtstreekse effecten, effecten van tijdelijke of permanente aard, cumulatieve effecten en dit zowel tijdens de voorbereiding en exploitatie (opvulling). De inschatting van de effecten gebeurt op een kwalitatieve wijze. Een toetsing zal gebeuren aan de juridische en beleidsmatige randvoorwaarden. Waar nodig zullen milderende maatregelen voorgesteld worden om de negatieve invloeden te verminderen. Deze kunnen o.a. betrekking hebben op het behoud van erfgoedwaarden, het behoud of accentueren van herkenbare ruimtelijke structuren, de verbetering van de landschappelijke inpasbaarheid en een verhoging van de landschapskwaliteit. De effecten worden na mildering opnieuw beoordeeld (resterend effect). XV.2. MENS-MOBILITEIT In het MER zal de mobiliteitssituatie worden besproken, maar er wordt niet verwacht dat er bijkomende mobiliteitseffecten zullen optreden naar aanleiding van eventuele andere inputstromen voor de berging. De reeds vergunde bergingscapaciteit zal immers niet wijzigen. XV.3. LICHT EN STRALINGEN Op het bedrijfsterrein is er verlichting in het kader van een kwalitatieve bedrijfsvoering en veiligheid (vermijden van arbeidsongevallen, inbraak en vandalisme). Deze is beperkt tot het noodzakelijke en is bovendien correct gericht. XV.4. KLIMAAT EN ENERGIE De klimaatreflex zal in het project-mer worden toegepast. Dit houdt in dat plannen of projecten gescreend moeten worden tegenover de mogelijke scenario s van klimaatverandering. De impact verloopt in twee richtingen: het effect van het plan of project op klimaat, maar ook de kwetsbaarheid van het plan of project voor klimaatveranderingen.

99 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 99 XVI. INTERDISCIPLINAIRE GEGEVENSOVERDRACHT In het MER-onderzoek dienen eerst de milieucompartimenten onderzocht te worden waar de eerste ordeeffecten zich zullen voordoen. Het gaat hierbij specifiek om lucht, geluid, oppervlaktewater en bodem en grondwater. Deze eerste orde-effecten geven mogelijk aanleiding tot secundaire effecten. Een voorbeeld is het verdwijnen van een plant op een bepaalde standplaats indien door de grondwaterwinning deze standplaatscondities zo wijzigen dat deze niet meer beantwoorden aan de ecologische eisen van die plant. Deze tweede orde-effecten komen tot uiting in de receptordisciplines mens, biodiversiteit en landschap (en erfgoed). De uitwerking van deze laatste disciplines kan pas volledig gebeuren na uitwerking van de eerste disciplines. Deze overdracht is de verantwoordelijkheid van de verschillende deskundigen die er mee geconfronteerd worden. De coördinator ziet toe op een goede gegevensoverdracht.

100 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 100 XVII. GRENSOVERSCHRIJDENDE ASPECTEN Het project is volledig op Vlaams grondgebied gelegen, meer bepaald in de gemeentes Kruibeke en Zwijndrecht. De afstand tot de Nederlandse grens bedraagt meer dan 15 km. Significante grensoverschrijdende milieueffecten ten gevolge van de exploitatie van het project worden niet verwacht. De procedure voor grensoverschrijdende effecten dient zodoende niet gevolgd te worden.

101 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 101 XVIII. VOORSTEL INHOUDSOPGAVE MER INHOUDSOPGAVEN OVERZICHT TABELLEN OVERZICHT FIGUREN OVERZICHT BIJLAGEN VOORWOORD EN PROCEDURES DEEL 1 ALGEMENE INLICHTINGEN 1.1. Sterhoek nv 1.2. Het voorgenomen project 1.3. Toetsing mer-plicht 1.4 Verdere besluitvormingsproces 1.5 Coördinaten initiatiefnemer 1.6 Team deskundigen DEEL 2 RUIMTELIJKE SITUERING VAN DE INRICHTING 2.1 Ligging 2.2 Transportinfrastructuur projectgebied 2.3 Bodemgebruik 2.4 Situering van de ligging van het projectgebied op de relevante kaarten van de omgeving DEEL 3 RELEVANTE JURIDISCHE EN/OF BELEIDSMATIGE RANDVOORWAARDEN DEEL 4 CONCRETE BESCHRIJVING PROJECT 4.1 Verantwoording 4.2 Beschrijving van de inrichting en activiteiten 4.3 Gebruiksfase: emissies en residuen DEEL 5 BESCRIJVING REFERENTIE EN GEPLANDE SITUATIE DEEL 6 BESCHRIJVING VAN DE ALTERNATIEVEN DEEL 7 RELEVANTE GEGEVENS UIT VOORSTUDIES EN UIT VORIGE RAPPORTAGES EN UIT GOEDGEKEURDE RAPPORTEN DIE DAARUIT ZIJN VOORTGEKOMEN DEEL 8 INGREEP-EFFECTSCHEMA DEEL 9 DISCIPLINE LUCHT DEEL 10 DISCIPLINE OPPERVLAKTEWATER DEEL 11 DISCIPLINE BODEM EN GRONDWATER DEEL 12 DISCPLINE GELUID EN TRILLINGEN DEEL 13 DISCIPLINE MENS (Gezondheid) DEEL 14 DISCIPLINE BIODIVERSITEIT DEEL 15 OVERIGE DISCIPLINES

102 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 102 DEEL 16 SYNTHESE MILIEUEFFECTEN - MILDERENDE MAATREGELEN DEEL 17 LEEMTEN IN DE KENNIS DEEL 18 POSTMONITORING DEEL 19 TEWERKSTELLING EN INVESTERINGEN DEEL 20 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING VERKLARENDE WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN BIJLAGEN

103 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 103 VERKLARENDE WOORDENLIJST EN AFKORTINGEN De in voorliggend rapport gebruikte terminologie en afkortingen met hun betekenis worden hieronder in alfabetische volgorde opgesomd. 98 P 98 percentiel; een waarde die slechts gedurende 2 % van de tijd, op jaarbasis, overschreden wordt AGW Alternatief AMINAL Achtergrondwaarde een andere keuzemogelijkheid Administratie Milieu, Natuur en Landinrichting; (ook LNE, GOP) Ankerplaats Een gebied dat behoort tot de meest waardevolle landschappelijke plaatsen, dat een complex van gevarieerde erfgoedelementen is die een geheel of ensemble vormen, dat ideaaltypische kenmerken vertoont vanwege de gaafheid of representativiteit, of ruimtelijk een plaats inneemt die belangrijk is voor de zorg of het herstel van de landschappelijke omgeving. Ankerplaatsen werden ontwikkeld als een belangrijk instrument voor de landschapszorg. APA APSG AROHM Art. Algemeen Plan van Aanleg, zoals omschreven in de wet op de stedenbouw (decreet betreffende de ruimtelijke ordening) Administratie Preventieve en Sociale Gezondheidszorg Administratie Ruimtelijke Ordening, Huisvesting en Monumenten en Landschappen Artikel Basiskwaliteit kwaliteit van het oppervlaktewater waarbij de normale evenwichtige ontwikkeling van het biologisch leven hersteld wordt, waar aanwezig, gehandhaafd blijft BAW BBT Bodem bedrijfsafvalwater = industrieel afvalwater Beste Beschikbare Technieken het vaste gedeelte van de aarde met inbegrip van het grondwater en de organismen die zich erin bevinden Bodemsanering het wegnemen, behandelen, afschermen, neutraliseren, immobiliseren of isoleren van verontreiniging BS B.Vl.Reg. BOD BWK BZV Belgisch Staatsblad Besluit Vlaamse Regering zie BZV Biologische Waarderingskaart. De voorkomende vegetatie wordt aan de hand van een uniforme lijst van karteringseenheden geïnventariseerd en in kaart gebracht. Aan ieder ecotoop wordt een waarde toegekend biologisch zuurstofverbruik

104 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 104 Calamiteiten Ongelukken of accidentele situaties C graden Celsius CO2 CO COD CZV CTMP d.d. debiet depositie d.i. diffuse emissiebron direct effect discipline d.m.v. ds of DS DOV d.w.z. EEG Effectbeoordeling Effecten EG Enz. Emissie EU Exploitatie Fauna Flora geleide emissie Koolstofdioxide Koolstofmonoxide zie CZV chemisch zuurstofverbruik Chemische, Thermische en Mechanische Pulp de dato het aantal m³ water dat per tijdseenheid op een bepaald punt passeert verwijst naar de hoeveelheid van een stof of een groep van stoffen die uit de atmosfeer neerkomen in een gebied dit is emissiebron van in plaats en/of tijd niet-localiseerbare emissies een rechtstreeks milieueffect als gevolg van een ingreep milieuaspect dat in het kader van milieueffectrapportage onderzocht wordt, door de regelgeving vastgelegd door middel van droge stof databank ondergrond Vlaanderen dit wil zeggen Europese Economische gemeenschap (nu: EU) waardeoordeel van de effecten die optreden ten gevolge van een geplande situatie, kwalitatief uitgedrukt veranderingen in het milieu ten gevolge van (vooral) antropogene activiteiten Europese Gemeenschap (nu: EU) Enzovoort uitstoot van stoffen in de omgevingslucht Europese Unie Uitbating de gezamenlijke diersoorten die in een bepaald land, streek, terrein voorkomen de gezamenlijke plantensoorten die in een bepaald land, streek, terrein voorkomen atmosferische emissie via een kanaal waaraan representatieve meting van temperatuur en snelheid, en representatieve staalname van het afvalgas mogelijk is

105 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 105 geplande situatie toestand van het studiegebied tijdens en na de uitvoering van het project Gis-vlaanderen GNOP GOP GW GrW Grondwaterkwetsbaarheid Ha Huidige situatie Impact Indirect effect Ingreep-effectschema Initiatiefnemer i.v.m. KB LNE Lozingspunt M MB m.b.t. MER Vlaamse gis-databank met informatie i.v.m. ruimtelijke ordening, grondgebruik, milieu, natuur, landschappen, Gemeentelijk Natuurontwikkelingsplan Gebiedsontwikkeling, omgevingsplanning - en projecten Grenswaarde Grondwater een code die het risico op verontreiniging van het grondwater in de bovenste watervoerende laag aangeeft Hectare de toestand van het studiegebied, waarnaar gerefereerd wordt in functie van de effectvoorspelling de effecten die een bepaalde ingreep in het milieu teweegbrengt onrechtstreeks milieueffect ten gevolge van een direct effect of in hogere orde ten gevolge van een ander indirect effect schema of netwerk dat de relatie tussen de ingrepen van de activiteit en milieucompartimenten aangeeft de natuurlijke of rechtspersoon die een vergunning voor het project wenst te bekomen in verband met Koninklijk Besluit Departement Leefmilieu, Natuur en Energie (Vlaamse Overheid) plaats waar het (afval)water in het oppervlaktewater of openbare riolering terecht komt Meter Ministerieel Besluit met betrekking tot Een milieueffectrapport over een project of plan (kortweg project- MER of plan-mer) is een openbaar document waarin, van voorgenomen projecten of plannen en van de redelijkerwijze in beschouwing te nemen alternatieven, de te verwachten gevolgen voor mens en milieu in hun onderlinge samenhang op een systematische en wetenschappelijk verantwoorde wijze worden geanalyseerd en geëvalueerd, en aangegeven wordt op welke wijze de aanzienlijke milieueffecten vermeden, beperkt, verholpen of gecompenseerd kunnen worden. M.e.r. Milieueffectrapportage. Een milieueffectrapportage is de procedure die al dan niet leidt tot het opstellen en goedkeuring van een milieueffectrapport over een voorgenomen actie en in

106 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 106 voorkomend geval tot het gebruik ervan als hulpmiddel bij de besluitvorming omtrent deze actie. MER-deskundige Milderende maatregel Milieu MINA N N-tot natuurlijke of rechtspersoon erkend door de Vlaamse minister bevoegd voor het leefmilieu als deskundige voor het opstellen van een milieueffectrapport voor één of meerdere disciplines maatregel die voorgesteld wordt om nadelige milieueffecten van het geplande project te vermijden, te beperken en zoveel mogelijk te verhelpen. de fysieke, niet-levende en levende omgeving van de mens waarmee deze in een dynamische en wederkerige relatie staat Vlaams milieubeleidsplan Stikstof Totaal stikstof Natura 2000-gebied natuurgebied dat Europese bescherming geniet wegens vogelrijkdom en/of aanwezigheid van prioritaire habitats en soorten. NO 3- NO 2- NOx Nutriënten NV OMG Opm. OVAM P p.a.e. PAK s PAS P-tot ph nitraat-ion nitriet-ion Stikstofoxiden plantenvoedingsstoffen, de voornaamst zijn fosfor, stikstof en kalium Naamloze Vennootschap Het Departement Omgeving is op 1 april 2017 ontstaan uit een samengaan van het vroegere 'Departement Leefmilieu, Natuur en Energie' en het vroegere 'Ruimte Vlaanderen'. Opmerking Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij Fosfor personen-auto-equivalent polycyclische aromatische koolwaterstoffen Programmatorische Aanpak Stikstof totaal fosfor Zuurtegraad PM10 / PM2,5 fijn stof met aerodynamische diameter kleiner dan 10 / 2,5 µm (fractie die tot in de longblaasjes doordringt) Ppm PRUP RSV RWZI parts per million Provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Rioolwaterzuiveringsinstallatie

107 AANMELDING PROJECT-MER 2019 SPECIEBERGINGSLOCATIE ARGEX TE KRUIBEKE/ZWIJNDRECHT PAGINA 107 Rode lijst RUP RW RWZI SBZ-H SBH-V Significantie SO2 Studiegebied overzicht voor een bepaald gebied (bv. Vlaanderen) van bedreigde planten- of diersoorten, opgesteld volgens een aantal internationaal aanvaarde criteria en ingedeeld in meerdere categorieën ruimtelijk uitvoeringsplan Regenwater Rioolwaterzuiveringsinstallatie Habitatrichtlijngebied Vogelrichtlijngebied het kenmerk van een effect dat de graad van invloed op de besluitvorming bepaald, uitdrukking van de ernst van een effect door het invoeren van een uniforme waarderingsschaal Zwaveldioxide Het gebied dat bestudeerd wordt in functie van het vaststellen van de milieueffecten en afhankelijk is van de invloedssfeer van de milieueffecten (ook projectgebied genoemd) TAW Tweede algemene waterpassing (referentieschaal voor hoogteligging) t.h.v. TOC t.o.v. TW VEN VITO VLAREBO VLAREMA VLAREM II VMM VOS Watertoets WGO WHO WZI ter hoogte van totaal organische koolstof ten opzichte van Toetsingswaarde Vlaams Ecologisch Netwerk Vlaamse Instelling voor Technologisch Onderzoek Vlaams Reglement inzake bodemsanering Vlaams Reglement betreffende het duurzaam beheer van materiaalkringlopen en afvalstoffen Vlaams Reglement inzake milieuvoorwaarden Vlaamse Milieu Maatschappij vluchtige organische stoffen met de watertoets wordt nagegaan of een ingreep schade kan veroorzaken aan het watersysteem. Het watersysteem is het geheel van alle oppervlaktewater, het grondwater en de natuur die daarbij hoort. De watertoets wordt in het MER in de delen water, bodem en (eventueel) fauna en flora uitgevoerd. Wereldgezondheidsorganisatie (zie ook WHO) World Health Organisation (zie ook WGO) Waterzuiveringsinstallatie

108 Sterhoek nv Kruibeeksesteenweg Zwijndrecht Aanmelding project-mer Wijziging van een bestaande inrichting Heirbaan z/n 9150 KRUIBEKE April Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/ F. 011/ Gent Industrieweg 118/4 T. 09/ F. 09/ Brussel Clovislaan 82 T. 02/ F. 02/ Bouge Route de Hannut 55 T. 081/ F. 081/

109 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuren BIJLAGE 1

110 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Bijlage 1: Figuren Figuur B.I-1 Figuur B.I-2 Figuur B.I-3 Figuur B.I-4 Figuur B.I-5 Figuur B.I-6 Figuur B.I-7 Figuur B.I-8 Figuur B.I-9 Figuur B.I-10 Figuur B.I-11 Overzichtsplan Sterhoek; Luchtfoto projectgebied; Luchtfoto omgeving projectgebied; Gewestplan; Bedrijventerreinen; NATURA 2000 (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden); Natuurreservaten; VEN en IVON; Biologische waarderingskaart; Zoneringsplan; Vlaamse hydrografische atlas.

111 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-1: Overzichtsplan Sterhoek

112 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-2: Luchtfoto projectgebied Bron: Geopunt Vlaanderen Sterhoek

113 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-3: Luchtfoto omgeving projectgebied Bron: Geopunt Vlaanderen Sterhoek

114 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-4: Gewestplan Bron: Geopunt Vlaanderen Sterhoek

115 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Legende Gewestplan

116 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1

117 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1

118 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1

119 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1

120 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-5: Bedrijventerreinen Bron: Geopunt Vlaanderen Sterhoek

121 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-6: NATURA 2000 (Vogel- en Habitatrichtlijngebieden) Bron: Geopunt Vlaanderen Sterhoek Vogelrichtlijngebieden: Habitatrichtlijngebieden: Terreinen van Seveso-inrichtingen in Vlaanderen:

122 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-7: Natuurreservaten Bron: Geopunt Vlaanderen Sterhoek

123 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-8: VEN en IVON Bron: Geopunt Vlaanderen Sterhoek

124 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-9: Biologische waarderingskaart Bron: Geopunt Vlaanderen Sterhoek

125 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Legende: Biologische waarderingskaart versie 2: zones

126 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-10: Zoneringsplan Bron: VMM Sterhoek

127 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Legende: Clusters Collectief geoptimaliseerd buitengebied Collectief te optimaliseren buitengebied Individueel te optimaliseren buitengebied centraal gebied Centraal gebied

128 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Figuur B.I-11: Vlaamse hydrografische atlas Bron: Geopunt Vlaanderen Sterhoek

129 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 1 Legende: VHA-waterloopsegmenten

130 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 2 Omgevingsvergunningssituatie BIJLAGE 2

131 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 2 1 VERGUNDE TOESTAND Nr. 1 Vergunningverlenende overheid Bestendige Deputatie Antwerpen Datum beslissing Referentie Naam van de exploitant zoals die vermeld wordt in het besluit 27/11/2008 MLAV1/ WenZ NV 2 Vlaamse Minister 10/07/2009 AMV/ /1001B WenZ NV 3 4 Bestendige Deputatie Antwerpen Bestendige Deputatie Antwerpen 25/11/2014 MLVER WenZ NV 18/02/2016 MLAV WenZ NV 5 Vlaamse Minister 08/09/2016 AMV/ /1005B WenZ NV 6 7 Bestendige Deputatie Oost- Vlaanderen Bestendige Deputatie Oost- Vlaanderen 29/01/ /46013/58/2/A/1 WenZ NV 30/07/2009 M03/46013/58/2/W/1 WenZ NV 8 Vlaamse Minister 29/03/2018 AMV/ /1001B Sterhoek NV

132 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 2 2 VAN TOEPASSING ZIJNDE AAN TE VRAGEN INDELINGSRUBRIEKEN (INDICATIEF) Rubrieknr. Omschrijving Kl. Bem. Mc. Aud. Jv. Vla a) Andere stortplaatsen dan de stortplaatsen vermeld in rubriek 2.3.7, van Categorie 3: stortplaats voor inerte afvalstoffen 1 O, W B A b)2 Andere stortplaatsen dan de stortplaatsen vermeld in rubriek 2.3.7, van Categorie 2: stortplaats voor niet-gevaarliijke afvalstoffen stortplaats voor voornamelijk organisch niet-gevaarlijke afvalstoffen 1 G, O, W A P B b)3) Stortplaatsen, andere dan die vermeld in rubriek 2.3.7, van Categorie 2: stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen stortplaats voor anorganische niet-gevaarlijke afvalstoffen met laag organisch / bio-afbreekbaar gehalte b) b) b) c)1 Andere stortplaatsen dan de stortplaatsen vermeld in rubriek 2.3.7, van Categorie 2: stortplaats voor niet-gevaarliijke afvalstoffen monostortplaats voor andere niet-gevaarlijke afvalstoffen dan inerte afvalstoffen Andere stortplaatsen dan de stortplaatsen vermeld in rubriek 2.3.7, van Categorie 2: stortplaats voor niet-gevaarliijke afvalstoffen stortplaats voor niet-gevaarlijke afvalstoffen van iedere andere oorsprong die voldoen aan de criteria voor de aanvaarding van afvalstoffen op stortplaatsen voor niet gevaarlijk afval (criteria: zie afdeling van dit besluit) Andere stortplaatsen dan de stortplaatsen vermeld in rubriek 2.3.7, van Categorie 2: stortplaats voor niet-gevaarliijke afvalstoffen stortplaats voor stabiele, niet-reactieve gevaarlijke afvalstoffen (bijvoorbeeld verharde of verglaasde afvalstoffen) met een uitlooggedrag dat gelijkwaardig is aan dat van de niet-gevaarlijke afvalstoffen, en die voldoen aan de relevante aanvaardingscriteria (criteria: zie afdeling van dit besluit); die gevaarlijke afvalstoffen worden niet gestort in cellen die voor biologisch afbreekbare niet-gevaarlijke afvalstoffen bestemd zijn Andere stortplaatsen dan de stortplaatsen vermeld in rubriek 2.3.7, van Categorie 1: stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen stortplaats voor gevaarlijke afvalstoffen die voldoen aan de criteria voor de aanvaarding van afvalstoffen op stortplaatsen voor gevaarlijke afvalstoffen (criteria: zie afdeling van dit besluit) 1 G, O, W 1 G, O, W 1 G, O, W 1 G, O, W 1 G, O, W A P J B A P B A P B A P B A P B

133 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 2 Rubrieknr. Omschrijving Kl. Bem. Mc. Aud. Jv. Vla a) Opslag, behandeling en verwijdering van baggerspecie met uitzondering van het ter plaatse uitspreiden van niet-verontreinigde ruimingsspecie monostortplaatsen voor baggerspecie en/of ruimingsspecie afkomstig van het ruimen, verdiepen en/of verbreden van bevaarbare en onbevaarbare waterlopen behorende tot het openbaar hydrografisch net en/of van de aanleg van nieuwe waterinfrastructuur 1 N, O, W B A Installaties voor de verwijdering van niet-gevaarlijke afvalstoffen, met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag, met uitzondering van de installaties, vermeld in 2.4.3, a), i en ii (Er kan overlapping zijn met andere deelrubrieken van 1 G, O B E J, R A rubriek 2.3.) Afvalbeheer in het kader van industriële emissies. Voor de rubrieken en a) en b) wordt de capaciteit bepaald op dit rubrieksniveau en niet op het niveau van de onderliggende opsplitsing van die rubrieken. (Er kan een overlapping zijn met andere subrubrieken van rubriek 2.) De verwijdering of nuttige toepassing van gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 10 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten: a) biologische behandeling; b) fysisch-chemische behandeling; c) mengen of vermengen voorafgaand aan een van de behandelingen, vermeld in rubriek en 2.4.2; d) herverpakking voorafgaand aan een van de behandelingen, vermeld in rubriek en 2.4.2; e) terugwinning/regeneratie van oplosmiddelen; f) recycling/terugwinning van andere anorganische materialen dan metalen of metaalverbindingen; g) regeneratie van zuren of basen; h) terugwinning van bestanddelen die worden gebruikt om vervuiling tegen te gaan; i) terugwinning van bestanddelen uit katalysatoren; j) herraffinage van olie en ander hergebruik van olie; k) opslag in waterbekkens a)2 Afvalbeheer in het kader van industriële emissies. Voor de rubrieken en a) en b) wordt de capaciteit bepaald op dit rubrieksniveau en niet op het niveau van de onderliggende opsplitsing van die rubrieken. (Er kan een overlapping zijn met andere subrubrieken van rubriek 2.) De verwijdering van niet- gevaarlijke afvalstoffen met een capaciteit van meer dan 50 ton per dag door middel van een of meer van de volgende activiteiten, met uitzondering van de activiteiten, vermeld in rubriek 3.6.4: fysisch-chemische behandeling 1 G, M, O, T, X 1 G, M, O, T, X A P R B, S A P R A, S

134 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 2 Rubrieknr. Omschrijving Kl. Bem. Mc. Aud. Jv. Vla Afvalbeheer in het kader van industriële emissies. Voor de rubrieken en a) en b) wordt de capaciteit bepaald op dit rubrieksniveau en niet op het niveau van de onderliggende opsplitsing van die rubrieken. (Er kan een overlapping zijn met andere subrubrieken van rubriek 2.) 1 G, O, T, X A P J, R B, S Stortplaatsen die meer dan 10 ton per dag ontvangen of een totale capaciteit van meer dan ton hebben, met uitzondering van stortplaatsen voor inerte afvalstoffen 60.2 Geheel of gedeeltelijk opvullen van groeven, graverijen, uitgravingen en andere putten, met inbegrip van waterplassen en vijvers Opmerking: Indien afvalstoffen worden gebruikt voor de opvulling geldt rubriek 2. Het grondverzet en het gebruik van uitgegraven bodem, niet verontreinigde bagger- en ruimingsspecie of grondstoffen die overeenkomstig het VLAREMA voldoen aan de voorwaarden voor het gebruik als bodem in het kader van functionele ophogingen en aanvullingen, boven het maaiveld, voor het bouwrijp maken van terreinen of voor de realisatie van een grond- of bouwwerk valt niet onder deze rubriek. Beperkte mechanische activiteiten, zoals het sorteren en/of zeven van uitgegraven bodem zijn begrepen in deze rubriek, en zijn niet vergunningsplichtig volgens rubriek 30. met een capaciteit van meer dan m³ 1 N,O,W O

135 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 Juridisch en beleidsmatig kader Lucht BIJLAGE 3

136 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 1 LUCHTKWALITEITSDOELSTELLINGEN In onderstaande tabel worden de actueel van toepassing zijnde, en de reeds vastgelegde toekomstige luchtkwaliteitsdoelstellingen opgenomen, zoals af te leiden uit de Europese regelgeving, en in Vlaanderen via Vlarem-II wetgeving geïmplementeerd. Tabel 1-1: Luchtkwaliteitdoelstellingen overeenkomstig de Europese Kaderrichtlijn Lucht (herziening goedgekeurd op 14 april 2008) Polluent Middelingtijd Grenswaarde Overschrijdingsmarge Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden Zwevende deeltjes (PM10) Daggrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens 24 uur 50 µg/m 3 PM10 mag niet meer dan 35 keer per jaar worden overschreden. (35/365 -> P 90,40-50% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari januari 2005 Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens kalenderjaar 40 µg/m 3 PM10 20% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari januari 2005 Zwevende deeltjes (PM2,5) Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens kalenderjaar 25 µg/m 3 PM2,5 1 1 januari : tot 2015 geldt de waarde als streefwaarde; voor 2020 staat een indicatieve waarde van 20 µg/m³ vermeld. Stikstofdioxide (NO2) en stikstofoxiden (NOX)

137 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 Polluent Middelingtijd Grenswaarde Overschrijdingsmarge Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden Uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens 1 uur 200 µg/m 3 NO2 mag niet meer dan 18 keer per kalenderjaar worden overschreden (18/8760 -> P 99,79-50% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% 1 januari 2010 jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens Kalenderjaar 40 µg/m 3 NO2 50% bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari januari 2010 alarmdrempel uurbasis 400 µg/m 3 NO2 gedurende 3 opeenvolgende uren Geen overschrijdingsmar ge 1 januari 2010 jaargrenswaarde voor de bescherming van de vegetatie Kalenderjaar 30 µg/m 3 NOx Geen overschrijdingsmar ge 19 juli 2001 In Vlaanderen zijn evenwel geen gebieden gedefinieerd waar de grenswaarde van toepassing is Zwaveldioxide (SO2) Uurgrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens 1 uur 350 µg/m 3 mag niet meer dan 24 keer per kalenderjaar worden overschreden 150 µg/m 3 (43%) bij de inwerkingtreding van deze richtlijn, op 1 januari 2001 en daarna om de twaalf maanden met een gelijkblijvend jaarpercentage afnemend tot 0% uiterlijk 1 januari januari 2005 Daggrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens 24 uur 125 µg/m 3 mag niet meer dan 3 keer per kalenderjaar worden overschreden geen 1 januari 2005 Koolstofmonoxide (CO)

138 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 Polluent Middelingtijd Grenswaarde Overschrijdingsmarge Datum waarop aan de grenswaarde moet voldaan worden Grenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens Gemiddeld dagelijks maximum over 8 uur 10 mg/m 3 6 mg/m 3 op 13 december 2000, op 1 januari 2003 en daarna om de 12 maanden afnemend met 2 mg/m 3, om op 1 januari 2005 uit te komen op 0% 1 januari 2005 Lood (Pb) Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens Benzeen (C6H6) kalenderjaar 0,5 µg/m 3 100% 1 januari maanden afnemend tot 0% op 1 januari 2005 (2010) 1 januari 2005 (1 januari 2010) Jaargrenswaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens kalenderjaar 5 µg/m 3 1 januari 2010 daggemiddelde 50 µg/m³ (als 98P) - - Ozon (O3) Streefwaarde voor de bescherming van de gezondheid van de mens Gemiddeld dagelijks maximum over 8 uur 120 µg/m³ (25 x gemiddelde over 3 jaar) Grenswaarde niet definitief nog 1 januari 2010 M.b.t. de vermelde grenswaarden dient gesteld dat het voldoen hieraan zeker niet impliceert dat er geen gezondheidseffecten meer zullen zijn. Dit is geenszins het geval m.b.t. fijn stof waarvan aangenomen wordt dat er geen onderste concentratie bestaat beneden dewelke er geen (gezondheids)effecten meer zouden optreden. Inzake PM10 wordt door WGO trouwens een jaargemiddelde doelstelling van 20 µg/m³ voorop gesteld. Niettegenstaande de ingevoerde doelstellingen inzake PM2,5, (fractie die als schadelijker kan beschouwd worden dan PM10), blijkt uit evaluatie van de gegevens dat alsnog het respecteren van de daggemiddelde doelstelling inzake PM10 de meest kritische factor blijft ten aanzien van het al of niet voldoen aan de luchtkwaliteitseisen. Dit heeft vnl. te maken met de hoogte van de jaargemiddelde PM2,5 doelstellingen. Indien in 2020 de strengere jaargemiddelde grenswaarde van 20 µg/m³inzake PM2,5 van kracht zou worden (invoering dient op Europees vlak nog bevestigd te worden), kan deze nieuwe norm inzake PM2,5 wel als strengste beoordelingscriterium inzake PM beschouwd worden. Inzake PM2,5 wordt door de WGO een jaargemiddelde doelstelling van 10 µg/m³ voorop gesteld.

139 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 Opmerkingen m.b.t. de beoordeling van de emissies van fijn stof afkomstig van verkeer en verbranding - Uit tal van literatuurgegevens kan afgeleid worden dat zelfs het voldoen aan grenswaarden inzake fijn stof niet wil zeggen dat er geen gezondheidseffecten optreden. Dit wordt trouwens ook in VMM rapporten letterlijk opgenomen. Eén van de redenen hierbij is het feit dat PM 10 in feite een minder geschikte parameter is om gezondheidseffecten te wijten aan fijn stof éénduidig in kaart te brengen. De kleinere fracties en de samenstelling ervan blijken meer bepalend te zijn m.b.t. de gezondheidsimpact. In dat kader zou de concentratie van ultra fijn stof (UFP), van het aantal deeltjes en/of de concentratie van elementair koolstof en/of roet, een betere indicator zijn. Van deze parameters zijn evenwel geen doelstellingen vastgelegd. HCl en HF Vlarem-II grenswaarde inzake HF van 3 µg/m³ als 98P; WGO richtwaarde van 1 µg/m³ HF als jaargemiddelde; TA-luft beschermingswaarde van 0,4 µg/m³ HF als jaargemiddelde; TA-luft beschermingswaarde van 0,3 µg/m³ fluorzouten als jaargemiddelde; Vlarem-II grenswaarde inzake HCl van 300 µg/m³ (als 98P waarde). Stofdepositie Richt- of grenswaarden van respectievelijk 350 of 650 mg/m².dag. Zware metalen in neervallend stof Tabel 1-2: Jaargemiddelde grens- en streefwaarden inzake depositie van zware metalen uitgedrukt in µg/m².dag (als gemiddelde op jaarbasis) Grenswaarde Vlarem-II Richtwaarde Vlarem-II TA-luft lood cadmium 20 2 nikkel 15 arseen 4 kwik 1 vanadium mangaan thallium 10 2

140 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 Zware metalen (in zwevend stof) Naast enkele Europees vastgelegde streefwaarden inzake cadmium, nikkel en arseen (streefwaarden waaraan zoveel mogelijk moet voldaan worden na 2012) kan nog melding gemaakt worden van grenswaarden opgenomen in Vlarem-II en van internationaal gehanteerde doelstellingen. Deze laatste hebben betrekking op de totale fracties terwijl de Europees vastgelegde doelstellingen voor cadmium, nikkel en arseen enkel betrekking hebben op de PM 10 fractie. Tabel 1-3: Jaargemiddelde grens- en streefwaarden inzake zware metalen in omgevingslucht, uitgedrukt in µg/m³ lood 0,5 Grenswaarde Vlarem-II Europese streefwaarde WGO doelstelling cadmium 0,03 0,005 0,005 nikkel 0,020 arseen 0,006 kwik 1 vanadium 1 1 mangaan 0,15 thallium Chroom VI 0, : als maximaal daggemiddelde Doelstellingen inzake zure depositie Doelstellingen inzake zure depositie worden afgeleid uit beleidsdoelstellingen zoals opgenomen in verschillende VMM rapporten en streefwaarden opgenomen in Vlarem-II. Tabel 1-4: Beleidsdoelstellingen in Zeq/ha.jaar voor verzurende depositie (bron: VMM jaarrapporten) Middellangetermijndoelstelling (2010) Langetermijndoelstelling 1 * (2030) Langetermijndoelstelling 2 ** (2030) Totale verzuring à 700 * Lange termijnsdoelstelling 1: voor de meeste bio-ecosystemen (Mina-plan 3, 2004); ** Lange termijnsdoelstelling 2: voor verzuringsgevoelige gebieden, zoals heide op zandgronden en kalkarme vennen; Vlarem-II streefwaarden verzurende depositie

141 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 Doelstellingen NH3 immissies Inzake NH3 liggen geen wettelijke doelstellingen vast. Er kan gerefereerd worden naar een jaargemiddelde doelstelling van 8 µg/m³ die zowel door WGO als VMM gehanteerd wordt in het kader van bescherming van ecosystemen. Doelstellingen VOS immissies Inzake specifieke VOS bestaan er weinig wettelijk vastgelegde luchtkwaliteitsdoelstellingen. Er is evenmin een doelstelling voor VOS totaal. Enkel voor benzeen wordt op Europees en Vlaams niveau een grenswaarde opgelegd. Voor enkele specifieke VOS kan wel verwezen worden naar de doelstellingen zoals vastgelegd door de WGO. Een overzicht wordt in onderstaand schema opgenomen (VMM, presentatie Genk-Zuid 21/01/2010). Ook voor andere aromatische koolwaterstoffen zoals xylenen en ethylbenzeen kunnen gelijkaardige doelstellingen voorop gesteld worden als deze voor tolueen. In principe zou men ook de som van deze stoffen aan een dergelijk kader kunnen toetsen. Inzake formaldehyde wordt voor het vastleggen van de toetsingscriteria verwezen naar internationaal gehanteerde doelstellingen (dit zijn dus geen wettelijke grenswaarden). Tabel 1-5: Luchtkwaliteitsdoelstellingen inzake formaldehyde Kwaliteitsdoelstelling in µg/m³ Kwaliteitsdoelstelling in µg/m³ korte termijndoelstelling (1/2 lange termijndoelstelling uur) (jaargemiddelde) WGO Nederland 120 Duitsland 120 Door de WGO wordt een luchtkwaliteitsdoelstelling voor formaldehyde vooropgesteld van 100 µg/m³ (te bepalen op korte termijnbasis van 30 minuten). Dit betreft een doelstelling zowel voor binnenhuisklimaat als voor buitenlucht (doorgaans worden in het binnenhuisklimaat hogere formaldehyde concentraties vastgesteld). Het Duitse Bundesambt für Risikobewertung stelt voor binnenhuisklimaat een doelstelling van 120 µg/m³ (0,1 ppm) voorop (Möller et.al., ). Gezien deze waarden van toepassing zijn voor binnenhuisklimaat, kan aangenomen worden dat deze waarde ook als lange termijn doelstelling zou kunnen aanzien worden. In Nederland wordt een MTR-waarde (maximaal toelaatbare risicowaarde) gehanteerd van 120 µg/m 3 (referentie periode van 30 minuten). Dit is echter geen wettelijk verplichte normwaarde. 1 Möller, A. et.al., 2003, «Untersuchung van Emissionen aus Bürogeräten», Gefahrstoffe-Reinhaltung der Luft 63 (2003) nr 3, p 71-77

142 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 Een MTR-waarde geeft een waarde voor een bepaalde stof aan waarbij de gezondheidsrisico s toelaatbaar (of niet significant) zijn. Bij de impactbeoordeling zal rekening gehouden worden met de WGO doelstellingen.

143 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 2 WETTELIJKE BEPALINGEN M.B.T. BEPERKEN FIJN STOF EMISSIES BIJ BOUWWERKEN Bron : Vanaf 1 januari 2017 is een aannemer verplicht om bij bouw-, sloop- en infrastructuurwerken de stofemissies zo laag mogelijk te houden. Bedoeling van de nieuwe milieuvoorwaarden in VLAREM is om het fijn stof dat bij werken vrijkomt, te verminderen en de overlast voor omwonenden te beperken. De wetgeving is van toepassing op alle bouw-, sloop- en infrastructuurwerken uitgevoerd in open lucht door een aannemer en die langer dan één dag duren. Activiteiten uitgevoerd door een particulier vallen niet onder het toepassingsgebied. Verbetering luchtkwaliteit De voorbije decennia zijn in Vlaanderen heel wat maatregelen genomen om de uitstoot van fijn stof en de chemische voorloperverbindingen (ammoniak, zwaveldioxide en stikstofoxiden) terug te dringen. Dat heeft geleid tot een duidelijke verbetering van de luchtkwaliteit voor wat betreft fijn stof. Metingen van de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM) tonen echter aan dat het fijn stof dat vrijkomt tijdens bouw-, sloop- en infrastructuurwerken nog vaak leidt tot significante verhogingen van het lokaal gemeten fijn stof. Precies om die emissies terug te dringen, is in Vlarem Titel II een nieuw hoofdstuk 6.12 Beheersing van stofemissies tijdens bouw-, sloopen infrastructuurwerken opgenomen. Het nieuwe hoofdstuk 6.12 maakt deel uit van Deel 6 Milieuvoorwaarden voor niet-ingedeelde inrichtingen van VLAREM Titel II. De reden is dat veel bouw-, sloop- en infrastructuurwerken niet omgevingsvergunningsplichtig zijn. Maar ook bouwwerven of activiteiten op deze bouwwerven die wel omgevingsvergunningsplichtig zijn, moeten aan de nieuwe reglementering voldoen. De wetgeving treedt in werking vanaf 1 januari 2017, zodat bedrijven in tussentijd geïnformeerd kunnen worden over de inhoud van de wetgeving, en zich waar nodig kunnen voorbereiden op de implementatie ervan. Concrete maatregelen Er zijn vier concrete maatregelen voorgeschreven voor het voorkomen van stofemissies die afkomstig zijn van breekwerken, zandstralen, polijsten, slijpen, boren, frezen, zagen en slopen. Minimaal één van deze vier maatregelen moet genomen worden. Het gaat met name over de maatregelen: (1) afscherming met doeken of zeilen, (2) beneveling van de locatie waar de werken worden uitgevoerd, (3) bevochtiging ter hoogte van de apparatuur, (4) rechtstreekse stofafzuiging op breekhamers, polijstmachines, slijpschijven, boormachines, freesmachines en schuurmachines. Aanvullend moet er verneveling of bevochtiging zijn bij sloopwerken onder droge of winderige weersomstandigheden waarbij visueel waarneembare stofverspreiding optreedt. De maatregelen gelden niet voor werken van minder dan één dag, maar ook daar zijn ze uiteraard aan te bevelen. De installaties moeten onderhouden en gecontroleerd worden, en stoffilters moeten tijdig vervangen worden. Er zijn ook snelheidslimieten op bouwwerven voorzien, variërend van 20 tot 40 km/u in functie van de locatie en het brutogewicht van het voertuig. Tot slot moeten procedures en instructies gebaseerd op een code van goede praktijk ter beschikking gesteld worden aan het personeel. Meerwaarde voor bedrijven Aannemers en bedrijven hebben er zelf alle belang om stofreducerende maatregelen te nemen. Ze verkleinen zo het risico op klachten van omwonenden, wat de goede verstandhouding met de buurt en de lokale overheden ten goede komt en wat bijdraagt tot een positieve uitstraling van het bedrijf. Daarnaast vermijden ze het risico op eventuele boetes, aangezien het niet-naleven van de opgelegde milieuvoorwaarden kan leiden tot een procesverbaal met bijhorende strafrechtelijke vervolging. Dat risico bestaat vooral wanneer wordt

144 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 vastgesteld dat de reglementering meermaals met de voeten wordt getreden. Stofbestrijding is ook kostenbesparend want het gereedschap gaat langer mee omdat het afgezogen stof het niet langer kan verstoppen en aantasten. Tot slot is het belangrijk te benadrukken dat in het kader van de federale wetgeving voor welzijn op het werk in de praktijk al handhaving gebeurt, op basis van visuele waarneming van stofemissies tijdens bouwactiviteiten. De reden is dat door te frezen, zagen, boren of slijpen in steenachtige materialen kwartsstof vrijkomt dat het longweefsel kan beschadigingen. Hulp bij de juiste keuze stofbestrijdingsapparatuur Op de website staan instructiefiches van NAVB (Nationaal Actiecomité voor Veiligheid en hygiëne in het Bouwbedrijf) met goede praktijken in de bouwsector. Het gaat om algemene instructiefiches die gebruikt kunnen worden op alle bouwplaatsen (bv. stofmetingen, goede hygiëne, ledigen van kleine stofzuigerzakken, ). Daarnaast zijn er instructiefiches met goede praktijkvoorbeelden voor specifieke werksituaties in de bouwsector (bv. zagen van betontegels met een tafelzaagmachine, polijsten van betonvloeren, uitvoeren van kleine sloopwerken, ). In Nederland heeft het studie- en adviesbureau TNO een digitale toolbox stofvrij werken ontwikkeld, zie In deze toolbox kunt u de meest geschikte stofbestrijdingsapparatuur terugvinden in functie van het type gereedschap waarmee u werkt en het type materiaal dat u bewerkt. Zowel de instructiefiches van het NAVB als de toolbox van TNO zijn in eerste instantie gericht op het vermijden van blootstelling van de werknemers aan kwartsstof. Al spreekt het voor zich dat de getroffen maatregelen ook toegepast kunnen worden in het kader van de nieuwe Vlarem-wetgeving. Goede praktijkvoorbeelden Rechtstreekse stofafzuiging op de apparatuur, directe bevochtiging ter hoogte van de apparatuur en het benevelen van de werf worden al courant toegepast. Op de markt is er een uitgebreid assortiment aan stofafzuiginstallaties, stoffilters, bevochtiging- en benevelingsapparatuur met bijhorende watertoevoer. Dat zowel voor de kleinere draagbare machines als voor de grotere machines. Deze stofafzuig- en bevochtigingsapparatuur is vaak zo ontworpen dat ze kan aangesloten worden op verschillende types slijp-, boor- en schuurmachines. Enkele courante toepassingen: 1. Stofzuigers De meest toegepaste techniek voor het terugdringen van de stofemissies aan de bron, is het voorzien van een stofafzuiging aan de apparatuur (vlakschuurmachine, boorhamer, slijpschijf, haakse slijper, polieren van beton, ). Het stof wordt afgezogen naar een stofzuiger met filter. Op Europees niveau is er een algemeen geldende norm (EN ), die uitgaat van verschillende MAC waarden (Maximum Authorized Concentration) die definiëren hoeveel stof is opgenomen per volume lucht. 2. Beneveling ter hoogte van de apparatuur of van het te bewerken oppervlak Een alternatief voor stofafzuiging is toepassen van lokale beneveling. Via een waterslang met een benevelingskop ter hoogte van de stofproducerende apparatuur, wordt het geproduceerde stof direct via waterdruppels gecapteerd en valt het neer op de grond (foto). Bij een slijpmachine bv. is een sproeikop geïnstalleerd op het zaagblad waarbij gesproeid wordt op een zijde van het zaagblad (foto). Bij een tegelboormachine bv. gebeurt de watertoevoer ter hoogte van de booras.

145 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 3. Nevelkanon tijdens het uitvoeren van sloopwerken Nevelkanonnen produceren een mistgordijn van microdruppels die zich vermengen met de stofdeeltjes uit de lucht en deze neerslaan. Op die manier wordt het stof uit de lucht gewassen. Nevelkanonnen zijn de meest toegepaste techniek om bij grootschalige bouwwerken de stofverspreiding te beperken (foto). Voor sloop van kleine bouwvolumes dient bekeken te worden of een nevelkanon nog de meest aangewezen methode is, omdat dan een kans bestaat op overdimensionering. 4. Plaatsen van doeken om de verspreiding van stof te verminderen Bij afbraakwerken, zandstralen, schuren of slijpen kunnen doeken of zeilen aan de bouwhekken rondom het terrein of aan de stelling tegen de gevel bevestigd worden. Bij een stelling spreken we over steigerdoeken (foto). De gebruikte doeken zijn ultrafijnmazig maar meestal wel deels stofdoorlatend omdat bij het gebruik van volledig dichte doeken er een risico bestaat op schade bij hevige wind (bv. stelling die omvervalt, doeken die losgescheurd worden, ).

146 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 3 EMISSIEDOELSTELLINGEN Broeikasgassen Het Kyoto Protocol vormt de basis van het beleid waarbij emissiedoelstellingen worden vastgelegd voor broeikasgassen voor de verschillende contractsluitende landen. Binnen dit protocol engageerde België zich tot een emissiereductie van gemiddeld 7,5% in de periode ten opzichte van het referentiejaar De verdeling tussen de verschillende gewesten werd in maart 2004 vastgelegd. Vlaanderen moet hierbij 5,2% broeikasgassen reduceren t.o.v. 1990, Wallonië 7,5%. In een studie die door VITO werd uitgevoerd, werd de uitstoot door de sector verkeer en vervoer in 2020 op 15 miljoen CO 2 equivalenten berekend. Dit is 2% minder dan in De niet meegerekende CO 2 emissie van de biobrandstoffen (CO 2 neutraal verondersteld) zouden tegen 2020 voor een aanzienlijke daling in CO 2 equivalenten moeten zorgen. Actueel kader m.b.t. CO2 emissiereductie (bron LNE) Internationaal en Europees kader Er bestaat grote wetenschappelijke consensus over het feit dat de globale gemiddelde opwarming van de aarde niet meer dan 2 C mag bedragen als men de effecten van de klimaatverandering beheersbaar wil houden. Om aan deze algemene doelstelling tegemoet te komen, moeten de industrielanden tegen 2050 hun uitstoot van broeikasgassen met minstens 80% verminderen ten aanzien van het niveau van in het basisjaar In het Europese Energie- en Klimaatpakket heeft de Europese Unie voor de EU-27 de volgende ambitieuze doelstellingen voor 2020 vastgelegd: Een vermindering van het energiegebruik met 20% door efficiënter gebruik ten opzichte van het verwachte niveau in 2020 bij ongewijzigd beleid (indicatieve doelstelling); Een stijging van het aandeel van hernieuwbare energiebronnen in het bruto eindgebruik tot 20%. Voor België stelt Europa deze doelstelling vast op 13%. Voor transport geldt een specifieke doelstelling van minstens 10% hernieuwbare energie op het totale energiegebruik voor vervoer; Een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen met minstens 20% ten opzichte van Deze laatste doelstelling van vermindering van de uitstoot van broeikasgassen werd op Europees niveau verder opgesplitst: De lidstaten krijgen enkel een individuele doelstelling voor die sectoren die niet onder het Europees emissiehandelssysteem vallen. Voor België werd die doelstelling vastgelegd in Beschikking 406/2009/EG (de zogenaamde Effort Sharing Decision of ESD) op een vermindering van de uitstoot van broeikasgassen in de niet-ets sectoren met minstens 15% in 2020 ten opzichte van Voor de periode worden jaarlijkse reductiedoelstellingen opgelegd in de niet-ets sectoren volgens een lineair afnemend pad vanaf 2013:

147 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 De Europese Commissie heeft op 8 maart 2011 de Mededeling A Roadmap for Moving to a Competitive Low Carbon Economy in 2050 gepubliceerd. Op basis van modellen werden een aantal scenario s onderzocht om tegen 2050 de emissies van broeikasgassen sterk te reduceren in lijn met wat de wetenschap voorschrijft om de opwarming te beperken tot maximaal 2 C t.o.v. het pre-industriële niveau. Dit betekent concreet een emissiereductie van 80 tot 95% in In de analyse ligt de nadruk op het op een kostenefficiënte manier realiseren van de reducties. Om de doelstelling tegen 2050 te halen op een kostenefficiënte manier, werd becijferd dat de emissies in 2020 met 25%, in 2030 met 40% en in 2040 met 60% zouden moeten worden gereduceerd. Door een golf aan nieuwe investeringen, zou het ritme van emissiereducties gaandeweg worden opgedreven. Situatie in Vlaanderen De Belgische niet-ets doelstelling (-15%) uit het Europese Energie- en Klimaatpakket is nog niet vertaald naar een Vlaamse doelstelling. Deze vertaalslag dient te worden doorgevoerd door middel van een intra-belgische inspanningsverdeling. Als gevolg van de federale regeringsvorming na de verkiezingen van 13 juni 2010 liepen de besprekingen hierover met de federale overheid en de andere gewesten vertraging op. Met het VMP zal op Vlaams niveau invulling geven worden aan bovenvermelde niet-ets doelstelling. Volgende sectoren maken samen het toepassingsgebied uit van de niet- ETS doelstelling: Landbouw, Transport, Gebouwen (residentieel en tertiair) en niet-ets Industrie en Energie. Klimaatplan Op 19 december 2018 keurde het overlegcomité het Nationaal Energie- en Klimaatplan goed. Het plan de omzetting van het interfederale energiepact naar een uitvoeringsplan met concrete maatregelen kan nu tijdig naar Europa. De Vlaamse, Waalse en Brusselse regering zetten deze zomer het energiepact dat de vier energieministers van ons land gemaakt hadden om in een eigen Energie- en Klimaatplan. Deze plannen werden samen met het federale plan geïntegreerd tot één Nationaal Energieen Klimaatplan. Vandaag keurde het overlegcomité het plan goed, waardoor het voor het einde van het jaar ingediend kan worden bij Europa. In het plan staan concrete maatregelen om ervoor te zorgen dat er tegen 2030 in België 35 procent minder CO2-uitstoot is en dat het aandeel hernieuwbare energie stijgt tot 18,3 procent. Het Nationaal Energie- en Klimaatplan zal nu voorgelegd worden aan de bevolking en belanghebbenden, de verschillende parlementen en onze buurlanden. Tegelijk start de dialoog met Europa. Eind 2019 zal het plan zijn definitieve vorm krijgen.

148 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 Niet-broeikasgassen Emissie van verzurende en ozonvormende componenten Teneinde verzuring en ozonvorming tegen te gaan, worden zowel op internationaal, Europees als regionaal niveau emissiedoelstellingen vastgelegd. Op internationaal niveau worden, via het Göteborg Protocol (2) (1999), een aantal afspraken gemaakt waarbij reductiedoelstellingen worden vooropgesteld ter vermindering van verzuring, eutrofiëring (vermesting) en vorming van ozon, meer bepaald voor de uitstoot van de verontreinigingparameters SO 2, NO x, NH 3 en VOS. De meer recente Europese richtlijn (NEC (3)-richtlijn 2001/81/EG) legt striktere reducties op waardoor tegen 2010 een vermindering moet gehaald worden voor de parameters SO 2, NO x, NH 3 en VOS. De NEC-richtlijn legt voor het jaar 2010 nationale emissieplafonds vast voor de verschillende lidstaten evenals tussentijdse milieudoelstellingen voor de Europese Gemeenschap in zijn geheel. In België werden de nationaal toegekende plafonds over de verschillende gewesten verdeeld. In onderstaande tabel wordt een overzicht gegeven van de conform de NEC-richtlijn en de door LNE vooropgestelde emissiedoelstellingen voor Vlaanderen evenals de richtinggevende emissiedoelstellingen uit het Milieubeleidsplan (MBP ). Tabel 3-1: In kton/jaar Emissiedoelstellingen 2010 vastgelegd overeenkomstig de NEC-richtlijn Emissiedoelstellin g voor Vlaanderen, excl. transport Emissiedoelstelling niet stationaire bronnen (o.a. transport en off-road) voor België Emissiedoelstelling 2010 transportsector in Vlaanderen - Aminal 2004 SO ,25 NO x ,67 NH NM-VOS 70, ,96 Op basis van rapportage aan de EU wordt vastgesteld dat inzake NOx in België niet voldaan wordt aan de doelstellingen (situatie 2014). Voor de andere parameters wordt wel voldaan (bron Tabel 3-2: Overzichtstabel NEC emissies België in 2014 EU Member State Nitrogen oxides (NOx) NOx ceiling 2010 (Annex I) Sulphhur dioxide (SO 2) Belgium EU Member State Ammonia (NH 3) NH 3 ceiling 2010 (Annex I) SO 2 ceiling 2010 (Annex I) NMVOC Non-methane volatile ceiling 2010 organic compounds (NMVOCs) (Annex I) Belgium Het Protocol van Göteborg betreft het Protocol van het Verdrag over grensoverschrijdende luchtverontreiniging van verzuring, eutrofiëring en ozon in de omgevingslucht. In februari 2000 werd dit protocol door België ondertekend. 3 NEC: National Emission Ceiling of Nationale Emissie Maxima (NEM).

149 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 Gezien de te verwachten aanscherping van de doelstellingen tegen 2020/2030 kan dan ook gesteld worden dat ongeacht het voldoen aan de doelstelling 2010 er bijkomend dient gestreefd te worden naar verdere verlaging van de emissies. Bij de aanscherping worden ook plafonds inzake fijn stof verwacht. In dit opzicht kan verwezen worden naar de goedgekeurde herziening van het Protocol van Göteborg. De verlaagde plafonds die hier afgesproken werden zullen normaal gezien geïntegreerd worden bij de herziening van de NEC. De reductiedoelstellingen voor België worden in onderstaande tabel gegeven. Deze doelstellingen zijn geformuleerd als procentuele reducties t.o.v. 2005, wat betekent dat de absolute doelstelling voor 2020 (in kton) wijzigt bij een aanpassing van de geïnventariseerde emissies voor 2005 (ook emissies van historische jaren worden regelmatig bijgesteld). In de tabel hieronder worden de emissies voor het jaar 2005 vermeld en de resulterende absolute doelstellingen voor Tabel 3-3: Reductiedoelstellingen voor België cfr herziening Protocol van Göteborg (2012) Reductiedoelstelling 2020 t.o.v Emissie 2005 (kton) Doelstelling 2020 (kton) NO x 41% 291,0 171,7 SO 2 43% 145,2 82,8 PM 2,5 20% 24,4 19,5 VOS 21% 142,7 112,7 NH 3 2% 71,3 69,9 Ter voorbereiding van de goedkeuring van het gewijzigde protocol werd met een beslissing van de Interministeriële Conferentie Leefmilieu (d.d. 27/04/2012) ook een verdeling van de emissiereductiedoelstellingen over de drie gewesten afgesproken. Tabel 3-4: Emissieplafonds cfr herziening Protocol van Göteborg (2012) 2020 Vlaanderen Brussel Wallonië België België (kton) Stationair Stationair Stationair Transport Totaal NO x 56,9 2,3 43,0 68,0 170,2 SO 2 44,5 2,0 25,7 1,0 73,2 PM 2,5 6,7 0,2 5,8 5,0 17,7 VOS 63,5 4,0 29,6 15,0 112,1 NH 3 41,2 0 24,9 1,0 67,1

150 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 3 4 MILIEUBELEIDSPLANNEN Vlaamse milieubeleidsplannen De Vlaamse milieubeleidsplannen leiden op termijn tot lagere emissies / lagere lokale impact van diverse bronnen. Daarnaast heeft dit ook effect op de achtergrondconcentraties. Met het doel de luchtkwaliteitsnormen voor NO 2 te halen uiterlijk 2015, keurde de Vlaamse Regering op 30 maart 2012 het luchtkwaliteitsplan goed met 72 bijkomende acties. Omdat NO 2 voor een belangrijk deel veroorzaakt wordt door het wegverkeer, richt het plan zich voornamelijk hierop. Voor een goede opvolging wordt de stand van zaken van de acties jaarlijks aan de Vlaamse Regering medegedeeld. Meer informatie over het luchtkwaliteitsplan evenals de mededeling over de stand van zaken in 2014 en de voorgaande jaren, zijn terug te vinden op: Conclusies voortgangsrapport situatie 2014 (Mededeling VR op 22/05/2015): Transport en meer in het bijzonder wegverkeer heeft het grootste aandeel in de emissies enerzijds en overschrijdingen anderzijds. Dit grootste aandeel is afkomstig van dieselwagens (personenvervoer en vrachtvervoer). Industrie zorgt voor een verhoogde concentratie in de haven van Antwerpen door de aanwezigheid van belangrijke bronnen in de sectoren elektriciteit, chemie en raffinaderijen. Tussen 2000 en 2013 (laatste beschikbare rapportering) noteren we een belangrijke daling in de emissies en tussen 2000 en 2014 (laatst beschikbaar cijfer) een belangrijke verbetering van de luchtkwaliteit. Deze verbetering komt voornamelijk voor rekening van de hernieuwing van het wagenpark van de benzinewagens en van maatregelen in de sector elektriciteit. Zure en vermestende depositie Hiervoor wordt verwezen naar de discipline Fauna & Flora.

151 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 4.1 Figuren oppervlaktewater BIJLAGE 4.1

152 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 4.1 Figuur B.IV-1: Ligging en indeling waterlopen in het studiegebied Bron: Geopunt Vlaanderen

153 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 4.1 Figuur B.IV-2: Ligging VMM meetpunten waterkwaliteit in het studiegebied Bron: Geopunt Vlaanderen

154 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 4.1 Figuur B.IV-3: Ligging recent overstroomde gebieden Bron: Geopunt Vlaanderen

155 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 4.1 Figuur B.IV-4: Ligging risicozones voor overstroming Bron: Geopunt Vlaanderen

156 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 4.1 Figuur B.IV-5: Infiltratiegevoeligheid Bron: Geopunt Vlaanderen

157 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 4.2 Samenstelling geloosd water BIJLAGE 4.2

158 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 4.2 Meetput N Meetput Omschrijving LP percolaatwater kleiput (deponie) Exploitatie Naam Meetput: WATERWEGEN EN ZEEKANAAL - ARGEX ZWIJNDRECHT Parameter ZS BZV5 CZV NH4+ KjN NO2- NO3- N+N N t opo4 P t Eenheid mg/l mgo2/l mgo2/l mgn/l mgn/l mgn/l mgn/l mgn/l mgn/l mgp/l mgp/l Datum Aard monstername Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat 06/09/2016 tijdgebonden < /09/2016 tijdgebonden 6 < < /09/2016 tijdgebonden 7 < < /09/2017 tijdgebonden 6 < < /09/2017 tijdgebonden 20 < < /09/2017 tijdgebonden 11 < < /10/2017 tijdgebonden <0.02 < /10/2017 tijdgebonden <0.02 < /10/2017 tijdgebonden <0.02 < /09/2018 tijdgebonden /09/2018 tijdgebonden /09/2018 tijdgebonden

159 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 4.2 Meetput Nummer Meetput Omschrijving LP percolaatwater kleiput (deponie) Exploitatie Naam Meetput: WATERWEGEN EN ZEEKANAAL - ARGEX ZWIJNDRECHT Parameter As t Ag t Cr t Cu t Cd t Hg t Ni t Pb t Zn t Cl- Eenheid mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l mg/l Datum Aard monstername Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat Resultaat 06/09/2016 tijdgebonden < < < <0.020 < < < /09/2016 tijdgebonden < < < <0.020 < < < /09/2016 tijdgebonden < < < <0.020 < < < /09/2017 tijdgebonden < < < <0.010 < < /09/2017 tijdgebonden < < < <0.010 < < /09/2017 tijdgebonden < < < <0.010 < < < /10/2017 tijdgebonden < < < <0.008 < < < /10/2017 tijdgebonden < < < <0.008 < < < /10/2017 tijdgebonden < < < <0.008 < < < /09/2018 tijdgebonden < < <0.010 < < < /09/2018 tijdgebonden < < <0.010 < < < /09/2018 tijdgebonden < < <0.010 < < <

160 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 5 Bodem en grondwater BIJLAGE 5

161 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 6 Handtekeningen initiatiefnemer en MER-deskundigen BIJLAGE 6

162 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 6

163 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 6

164 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 6 Hierbij verklaart Chris Busschots dat hij zal optreden als erkend MER-deskundige voor de discipline Geluid en trillingen in het kader van het opstellen van een project-mer voor Sterhoek nv Kruibeeksesteenweg Zwijndrecht Handtekening MER-deskundige Chris Busschots

165 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 6

166 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 6 Hierbij verklaart Geert Boogaerts dat hij zal optreden als erkend MER-deskundige voor de discipline Mens in het kader van het opstellen van een project-mer voor Sterhoek nv Kruibeeksesteenweg Zwijndrecht Handtekening MER-deskundige Geert Bogaerts

167 MER 2019 Sterhoek NV Bijlage 6 Hierbij verklaart Chris Cammaer dat zij zal optreden als erkend MER-deskundige voor de discipline Bodem en grondwater, in het kader van het opstellen van een project-mer voor Sterhoek nv Kruibeeksesteenweg Zwijndrecht Handtekening MER-deskundige Chris Cammaer

168 NUMMER n Heirbaa 1 Zone C Zone waarbinnen stortvak voor niet-gevaarlijke asbesthoudende bodem en specie ingericht zal worden (rubriek b.3) 2 Zone D Zone waarbinnen afschuivigen plaatsvonden Deze zone wordt pas na remediëring van de afschuivingen ingericht 3 Zone C 4 Zone B 5 Zone A 6 Zone F POE v m-m P5 DR IE ND TOESTEL POMP D AI A POB 119a m TAW A' Zone D van stortvak tw e Oo st- 1 Fase 2 van stortvak 2 (eerste storthoogte 5m) An Vl 130 rp e 123b POD n aa nd er en 3Foto 131 PDB VERMOGEN RUBRIEK / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / / a b a a.2 [*] a b a a b a a.2 [*] a b a a.2 [*] a b a a.2 [*] a b a [*] Rubriek alleen van toepassing in de Provincie Antwerpen m TAW 129 ( X: m, Y: m ) Z: m Pompschacht percolaat 1 Z: 6.75 m Z: 6.75 m 0,0 63 Fo to 125a,98 ( X: m, Y: m ) at tra ns ge al G Z: 6.80 m Z: m 67e POF st Be Z: 6.81 m,0 62 Fase 1 van stortvak 2 Z: 7.35 m Zo 5 ne 61 Z: 7.43 m ( X: m, Y: m ) Z: m 0 6,5 1,2 aag leil 3, huidige rand put N k op 127b DRAIN ONDIEP (+/- 120 lm) 100v 100x2 in dra Z: 7.13 m 67f de 0 Z: 6.78 m Zone E van stortvak 3 aan m² Z: 7.47 m CZ Z: 7.53 m ( X: m, Y: m ) 9 Ondiepe drain op 0.8m-mv e on 7, a Z: m 113a B Z: 7.82 m, , 61 Z: 7.59 m ( X: m, Y: m ) Z: m AI DR PDD m TAW N T UI /- EP DI N v) AA3m-m (+ POC 7.16m TAW 6 Z: 7.30 m 3Foto ( X: m, Y: m ) Z: m 108a 0 1,0 110b N AI DR 112h 100y2 100t Fo SL Z: 7.30 m 414 to 2 Z: 7.15 m ( X: m, Y: m ) Z: 6.98 m nt 77 65, Z: 6.43 m 111b b Zone E van stortvak 3,00 53 BZo 410k ne Z: 1.23 m ne 412 Z: m 408a Z: m 4 411c 100 n2 73k A Vo n e s s Zo t Z: 5.52 m Z: 3.07 m aa r t s Foto o bovengrondse buis (+/- 7 m -mv) 4 nd Ra Z: m (peil bodem) dd.16juni09 DIEP DRAIN Foto g nin gin fas I ei 100 h2 1 Foto 406k Zo ne 406h 416 CZ 406c 401c b 390f eb on Pompschacht percolaat 2 406a 393e k 403s 100 w2 390e ANTWERPEN ffer Bu kken be 417 a2 389b 389a 381 Orthofoto 1/5000 POMP E 387b LOZING IN FORTGRACHT p 388f PDA 385a m TAW 388g 383k POG 383l 6 382c BZo r2 OOST-VLAANDEREN A ne 382a y Zone E van stortvak t un p gs zin Lo pe rpe rco r te wa t laa Rubriek h2 WATERWEGEN EN ZEEKANAAL N.V. AFDELING ZEESCHELDE LANGE KIEVITSTRAAT ANTWERPEN 80 g2 n d an m TAW Opdrachtgever: e tw Vla PDC 434 Rubriek I1 WZ An lles Ho n ere a Ha tr gs st- a PDE at 426a 100 s I2 WZ Oo k 100 z 100 v2 382b 378m group 1 383m Fot o 431 ne Zo 383g 80k2 454h 378l 455 Project: at tra 30 p 377d STORTPLAATS WENZ STERHOEK HEIRBAAN Z/N 9150 KRUIBEKE e wielwasinstallatie 83e3 375h POA m TAW 375f g 85g 448 UITVOERINGSPLAN 38 k 438A w MILIEUVERGUNNINGSAANVRAAG m Projectverantwoordelijke Schaal Datum Projectnummer Filenaam Plannummer/naam Afmetingen plan 83z3 90r v a 89k 458 VERHEYEN WOUTER 1/ /11/ dwg UITVOERINGSPLAN 1189x841mm index 461c Index 451 Datum Wijzigingen A 453 B 86e C 37 c D E 446 F 87b 440 G H 86d 462(deel) 44 g 441a I 462(deel) m 88d 441b Talboom Milieu Afdeling van Promek nv A. Meersmansdreef 1 BE-2870 Puurs tel fax milieu@talboom.be bank iban bic btw ING BE BBRUBEBB BE a Ha

MER Groeve. Bijlagen ARGEX NV PRO726. Kruibeeksesteenweg BURCHT (ZWIJNDRECHT)

MER Groeve. Bijlagen ARGEX NV PRO726. Kruibeeksesteenweg BURCHT (ZWIJNDRECHT) ARGEX NV Kruibeeksesteenweg 162 2070 BURCHT (ZWIJNDRECHT) MER Groeve PRO726 2013 Maastrichtersteenweg 210, 3500 Hasselt Tel: 011/22.32.40 Fax: 011/23.46.70 Industrieweg 118 bus 4, 9032 Gent Tel: 09/216.80.00

Nadere informatie

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport

Goedkeuringsverslag milieueffectrapport Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuringsverslag

Nadere informatie

Aanmelding project-mer Hervergunning met uitbreiding/wijziging van een bestaande inrichting

Aanmelding project-mer Hervergunning met uitbreiding/wijziging van een bestaande inrichting Sappi Lanaken NV Montaigneweg 2 3620 Lanaken Aanmelding project-mer Hervergunning met uitbreiding/wijziging van een bestaande inrichting Februari 2018 Inhoudsopgave pagina 2 INHOUDSOPGAVE Inhoudsopgave...

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem

Scopingsadvies Project-MER Modernisering van het Albertkanaal tussen de Noorderlaanbrug en de sluis van Wijnegem Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL Tel (02)553 80 79 Fax (02)553 80 75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

MER in de omgevingsvergunning

MER in de omgevingsvergunning MER in de omgevingsvergunning Inhoud Wat zijn de grote veranderingen? Wat is er nieuw in het algemeen? Welke wetgeving is er? Toelichting over de project-mer-procedure Handleiding voor INI/deskundigen

Nadere informatie

Kennisgeving / ontwerp-mer Hervergunning en wijziging

Kennisgeving / ontwerp-mer Hervergunning en wijziging FORD WERKE GmbH Henry Fordlaan 8 3600 Genk FORD Lommel Proving Ground Oude Diesterse Baan 135 3920 Lommel Kennisgeving / ontwerp-mer Hervergunning en wijziging Juli 2015 3500 Hasselt Maastrichtersteenweg

Nadere informatie

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving

Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving WOORD VOORAF: Een overzicht van de mer-procedure en bespreking van de terinzagelegging van de kennisgeving De bedoeling van dit voorwoord is om een kort overzicht te geven van de mer-procedure. Tevens

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding van een veeteeltbedrijf : De Lindehoeve/Carrebrouck Koen te Diksmuide Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Project-MER Groeve ARGEX NV. In het kader van een hervergunning en uitbreiding PR Kruibeeksesteenweg BURCHT (ZWIJNDRECHT)

Project-MER Groeve ARGEX NV. In het kader van een hervergunning en uitbreiding PR Kruibeeksesteenweg BURCHT (ZWIJNDRECHT) ARGEX NV Kruibeeksesteenweg 162 2070 BURCHT (ZWIJNDRECHT) Project-MER Groeve In het kader van een hervergunning en uitbreiding PR0726 2013 Maastrichtersteenweg 210, 3500 Hasselt Tel: 011/22.32.40 Fax:

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf - Diensthoofd Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen

Nadere informatie

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen

Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen. Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Vormen van milieueffectrapportage in Vlaanderen Pascal Van Ghelue Geograaf Dienst Begeleiding Gebiedsgerichte Planprocessen Inhoud 1. Doel milieueffectrapportage 2. Regelgeving 3. Rapportagevormen (4)

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

veranderen door uitbreiding met : - de lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering (R 3.3.);

veranderen door uitbreiding met : - de lozing van huishoudelijk afvalwater in de openbare riolering (R 3.3.); MLVER/9600000236/JVDM/bd HOUDENDE AKTENEMING VAN EEN MELDING VAN NV GRALEX VOOR HET VERANDEREN VAN EEN INRICHTING, GELEGEN TE 2070 ZWIJNDRECHT, KRUIBEEKSESTEENWEG 227. De bestendige deputatie van de provincieraad

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505496 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Stekene en Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene en Sint-Gillis-Waas

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent

Scopingsadvies Project-MER Aanleg infrastructuur industrieterreinontwikkeling Kluizendok te Gent Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk

Scopingsadvies Project-MER Hervergunning en uitbreiding van een varkenshouderij : Messely Klaas te Kortrijk Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf

Milieueffectrapport voor het uitbreiden van een varkensbedrijf Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT

Richtlijnen voor het Project-MER Oiltanking AGT Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde

Beslissing over het verzoek tot ontheffing van de project-mer-plicht. Duurzaam Beheerplan Boven-Zeeschelde Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R

E R K E N N I N G M E R - D E S K U N D I G E A A N V R A A G F O R M U L I E R Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu en Infrastructuur Administratie Milieu-, Natuur-, Land- en Waterbeheer Afdeling Algemeen Milieu- en Natuurbeleid, Milieueffectrapportage Graaf

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie Directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt,

Nadere informatie

2 Overzicht figuren Lijst van afkortingen... 13

2 Overzicht figuren Lijst van afkortingen... 13 Inhoud 1. Inhoud... 3 2 Overzicht figuren... 11 3 Lijst van afkortingen... 13 4 Inleidende bepalingen... 15 4.1 Voorwoord... 15 4.2 Regelgeving... 16 4.3 Invloed hebbende regelgeving... 17 4.4 Inwerkingtreding...

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 5 april 1995

Nadere informatie

MLAV1/ /MV/lydr.

MLAV1/ /MV/lydr. /MV/lydr. OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE N.V. BASF ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (SUPER ABSORBER POLYMEER - SAP), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, SCHELDELAAN 600 - HAVEN 725. De bestendige

Nadere informatie

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout

Varkensbedrijf Kodeva te Torhout Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN.

OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN. Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen /gvda. BESLUIT VAN DE BESTENDIGE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIERAAD OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN

Nadere informatie

N16 Scheldebrug Temse-Bornem

N16 Scheldebrug Temse-Bornem gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bijlage III: toelichtingsnota tekst colofon Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw

Nadere informatie

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT?

HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? HOE REAGEREN OP DE KENNISGEVING VAN EEN PLAN- MILIEUEFFECTRAPPORT? 1. Wat is een milieueffectrapport? Er wordt een bepaald project of plan opgevat in uw gemeente. De uitvoering daarvan zal mogelijk effecten

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Gemengd Regionaal Bedrijventerrein Veedijk te Turnhout. Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van slachtkuikenbedrijf Pollo NV te Oud-Turnhout Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Bijlage 8 bij het ministerieel besluit houdende wijziging van een aantal formulieren naar aanleiding van inwerkingtreding van

Bijlage 8 bij het ministerieel besluit houdende wijziging van een aantal formulieren naar aanleiding van inwerkingtreding van Bijlage 8 bij het ministerieel besluit houdende wijziging van een aantal formulieren naar aanleiding van de inwerkingtreding van de omgevingsvergunning Bijlage 19 bij het besluit van de Vlaamse Regering

Nadere informatie

MLAV1/ /RP/si

MLAV1/ /RP/si /RP/si OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV SEPPIC BELGIE MET BETREKKING TOT EEN ALKOXYLATIEFABIEK, GELEGEN TE 2070 ZWIJNDRECHT, SCHELDEDIJK 50, EN OVER DE MELDING VAN INRICHTINGEN VAN DE DERDE KLASSE.

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Besluit /PISA. Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE VERGUNNINGSAANVRAAG VAN DE NV BAYER ANTWERPEN MET BETREKKING TOT DE MILIEUTECHNISCHE

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; Besluit Departement Leefmilieu Dienst Milieuvergunningen MLVER-2011-0104/ELSL/kadc BESLUIT VAN DE DEPUTATIE VAN DE PROVINCIE ANTWERPEN OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN NV COLOMBUS-HTC, BVBA AFVALSTOFFEN

Nadere informatie

MLAV1/ /MV/bd

MLAV1/ /MV/bd MLAV1/9900000064/MV/bd HOUDENDE VERGUNNING AAN DE N.V. BAYER ANTWERPEN VOOR HET VERANDEREN VAN EEN CHEMISCH BEDRIJF (XIV-KRACHTCENTRALE MIDDEN), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, HAVEN 507- SCHELDELAAN 420. De

Nadere informatie

Eurostadium Brussels

Eurostadium Brussels Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtegebieden Beneden-Nete DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1502705 Provincieraadsbesluit betreft Aalst, Berlare, Haaltert, Lede, Sint-Niklaas en Stekene - PRUP 'Reconversie zones voor verblijfsrecreatie

Nadere informatie

De melding heeft betrekking op een terrein gelegen te Hofmeierlaan Brugge, kadastraal gekend in BRUGGE 18 AFD/DEEL ST-KRUIS, sectie B, 0279H

De melding heeft betrekking op een terrein gelegen te Hofmeierlaan Brugge, kadastraal gekend in BRUGGE 18 AFD/DEEL ST-KRUIS, sectie B, 0279H OMG referentie: OMV_2019014507 Inrichtingsnummer: 20190204-0025 Besluit van het college van burgemeester en schepenen dd. 11 maart 2019 tot aktename van de melding klasse 3 van Het Bouwhuis bvba voor een

Nadere informatie

Integratie effectbeoordelingen. 14 november 2013 LNE juridische dienst/dienst Mer

Integratie effectbeoordelingen. 14 november 2013 LNE juridische dienst/dienst Mer Integratie effectbeoordelingen 14 november 2013 LNE juridische dienst/dienst Mer Inhoud 1. Huidig en toekomstig juridisch kader 2. Types project-m.e.r. 3. Hoe verloopt een project-mer-proces vandaag? 4.

Nadere informatie

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier MER-forum 10 juni 2004 Inleiding MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgeving (project-m.e.r.) Inhoud van de

Nadere informatie

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent

Ontbossing en bouw en exploitatie van een nieuwe elektriciteitscentrale van Electrabel op de terreinen van Arcelor Gent te Gent Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding, wijziging en hernieuwing van het gemengd veeteeltbedrijf Danny Delcroix Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse

Scopingsadvies Project-MER Uitbreiding en vroegtijdige hernieuwing milieuvergunning van een slachtkuikenbedrijf. Aerts Kristof te Beerse Vlaamse Overheid Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Optimalisatie slibstort Callemansputte te Zelzate.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Optimalisatie slibstort Callemansputte te Zelzate. ! "#$%&&'()*+$%&&'(&,,,# # Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing Project: Optimalisatie slibstort Callemansputte te Zelzate Initiatiefnemer: Afdeling Maritieme Toegang Tavernierkaai

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

De mededeling met de vraag tot omzetting kan alleen ingediend worden tussen de 48e en de 36e maand voor het verstrijken van de milieuvergunning.

De mededeling met de vraag tot omzetting kan alleen ingediend worden tussen de 48e en de 36e maand voor het verstrijken van de milieuvergunning. TOELICHTING BIJ HET INVULLEN VAN DE MEDEDELING MET DE VRAAG TOT OMZETTING VAN EEN MILIEUVERGUNNING DIE WERD VERLEEND VOOR EEN TERMIJN VAN TWINTIG JAAR NAAR EEN OMGEVINGSVERGUNNING VAN ONBEPAALDE DUUR Dit

Nadere informatie

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging

Scopingsadvies Project-MER Productie en bewerking van glas AGC Glass Europe NV in Mol Hervergunning en uitbreiding/wijziging Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan

Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Jouw stem in het Gewestelijk Ruimtelijk Uitvoeringsplan Toelichting van de inspraakprocedure voor de realisatie van de projectgebieden van het Sigmaplan. weg van water uitvoeringsplan.indd 1 15/06/2009

Nadere informatie

Scopingadvies project-mer Accent Business Park Toren te Roeselare

Scopingadvies project-mer Accent Business Park Toren te Roeselare Vlaamse Overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

De Omgevingsvergunning

De Omgevingsvergunning De Omgevingsvergunning Een overzicht Rita Agneessens 09.02.2017 1. Doelstelling 2. Wetgevend kader 3. Toepassingsgebied 4. Bevoegde overheid 5. Vergunningsprocedures 2 procedures Eerste aanleg Beroep Overzicht

Nadere informatie

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG?

WAT IS DE SITUATIE VANDAAG? WAT IS DE SITUATIE VANDAAG? KNOKKE Blokkersdijk Sint-Annabos E34 Charles de Costerlaan Vlietbos Middenvijver R1 Zwijndrecht Blancefloerlaan P. Coplaan Galgenweel Burchtse Weel E17 GENT Burcht Schelde WAT

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING AMV/ /1021

VLAAMSE REGERING AMV/ /1021 VLAAMSE REGERING AMV/00005931/1021 BESLUIT VAN DE VLAAMSE MINISTER VAN OPENBARE WERKEN! ENERGIE! LEEFMILIEU EN NATUUR! HOUDENDE UITSPRAAK OVER HET BEROEP AANGETEKEND TEGEN DE BESLISSING NR. MLWV/07-26/ES

Nadere informatie

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12

Nadere informatie

Als gevolg aan uw aanvraag van 4/12/2017, ontvangen op 4/12/2017, met referentie gevraagde gegevens over. IDENTIFICATIE VAN HET ONROEREND GOED

Als gevolg aan uw aanvraag van 4/12/2017, ontvangen op 4/12/2017, met referentie gevraagde gegevens over. IDENTIFICATIE VAN HET ONROEREND GOED Willebroek, 11 december 2017 Iva-Innova Gemeente Willebroek Pastorijstraat 1 2830 Willebroek u/ref.mail: alex.vanbeersel@willebroek.be o/ref Volgnr.: 2017/763 Als gevolg aan uw aanvraag van 4/12/2017,

Nadere informatie

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage

Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage Besluit van de Vlaamse Regering betreffende nadere regels voor de milieueffectrapportage over projecten en voor de omgevingsveiligheidsrapportage DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de bijzondere wet van 8 augustus

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; MLVER/0100000137/MV/lydr. OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BASF ANTWERPEN MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF (POLYETHEROLENFABRIEK-BLOKVELD F 300), GELEGEN TE 2040 ANTWERPEN, HAVEN 725,

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen

Hervergunning en verandering van Bayer Antwerpen Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg hoogspanningsleiding Zandvliet-Lillo.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Aanleg hoogspanningsleiding Zandvliet-Lillo. Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8, 1000 BRUSSEL Tel. (02)553 80 79 - Fax

Nadere informatie

Project-m.e.r.-screening

Project-m.e.r.-screening Project-m.e.r.-screening Aan het college van burgemeester en schepenen de deputatie van de provincieraad straat en nummer postnummer en gemeente LNE-MER-01-120913 In te vullen door de behandelende afdeling

Nadere informatie

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING,

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING, Vlaamse Regering Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet

Nadere informatie

AKTENAME MELDING. Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba, Kamiel Wautersstraat 4, 9140 Temse ontvangen.

AKTENAME MELDING. Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba, Kamiel Wautersstraat 4, 9140 Temse ontvangen. Gemeentelijk dossiernummer: 2019/419 OMG referentie: OMV_2019063944 Inrichtingsnummer: 20190514-0060 AKTENAME MELDING Het college van burgemeester en schepenen heeft de melding ingediend door Ghys bvba,

Nadere informatie

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland

Wiga NV: uitbreiding van een varkenshouderij tot varkens te Heuvelland Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Goedkeuring

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE VAN DE MELDINGSPLICHTIGE 1. EXPLOITANT BIJLAGE 3. Meldingsformulier inzake de exploitatie van een klasse 3 inrichting, de verandering van een inrichting of de overname van een inrichting door een andere exploitant (artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

Nadere informatie

Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig?

Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig? Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig? Art. 4.1.1, 1, 4 DABM 3 cumulatieve voorwaarden Opstellen en/of vaststellen voorgeschreven op grond van decretale of bestuursrechtelijke bepalingen

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: MER Prayon te Ruisbroek. Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat Ruisbroek !"# $"""%&'(( )"!*++,-#"-./0)"!*++,-#"-.+ Project-MER-Verslag Goedkeuring milieueffectrapport Project: MER Prayon te Ruisbroek Initiatiefnemer: Prayon NV Gansbroekstraat 31 2870 Ruisbroek 6 augustus 2007

Nadere informatie

Aanmelding project-mer Hervergunning en uitbreiding/wijziging van een bestaande inrichting

Aanmelding project-mer Hervergunning en uitbreiding/wijziging van een bestaande inrichting Belgian Scrap Terminal NV Haven 1201 Land van Waaslaan 4 9130 Kallo (Beveren) Aanmelding project-mer Hervergunning en uitbreiding/wijziging van een bestaande inrichting December 2018 3500 Hasselt Maastrichtersteenweg

Nadere informatie

De omgevingsvergunning

De omgevingsvergunning De omgevingsvergunning FORUM ADVOCATEN BVBA Nassaustraat 34 A 2000 Antwerpen T 03 369 95 65 F 03 369 95 66 E info@forumadvocaten.be W www.forumadvocaten.be Problematiek Het realiseren van belangrijke investeringsprojecten

Nadere informatie

Windturbineproject Maatheide te Lommel

Windturbineproject Maatheide te Lommel Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

HANDLEIDING. Overzicht van de procedurele en inhoudelijke wijzigingen n.a.v. de omzetting van de Europese projectm.e.r.- richtlijn (2014/52/EU)

HANDLEIDING. Overzicht van de procedurele en inhoudelijke wijzigingen n.a.v. de omzetting van de Europese projectm.e.r.- richtlijn (2014/52/EU) Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten

Richtlijnen voor het Project-MER Belgoprocess bouw gebouw 167X opslag vaten Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport

Project-MER verslag Goedkeuring milieueffectrapport Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER

Nadere informatie

42742 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE

42742 BELGISCH STAATSBLAD Ed. 2 MONITEUR BELGE 42742 BELGISCH STAATSBLAD 04.06.2004 Ed. 2 MONITEUR BELGE MINISTERIE VAN DE VLAAMSE GEMEENSCHAP N. 2004 1974 [C 2004/35658] 2 APRIL 2004. Besluit van de Vlaamse regering tot invoering van het integrale

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING AMV/ /1001B

VLAAMSE REGERING AMV/ /1001B VLAAMSE REGERING AMV/00150180/1001B BESLUIT VAN DE VLAAMSE MINISTER VAN OPENBARE WERKEN, ENERGIE, LEEFMILIEU EN NATUUR, HOUDENDE UITSPRAAK OVER HET BEROEP AANGETEKEND TEGEN DE BESLISSING NR. MLAV1/08-379/BV

Nadere informatie

Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig?

Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig? Wanneer is een plan of programma plan-m.e.r.- plichtig? SCHEMA GEEN PLANMER GEEN PLAN-MER Fase 1: DEFINITIE? Neen Ja Fase 2: TOEPASSINGSGEBIED? Neen Ja Fase 3: VAN RECHTSWEGE? Neen Ja SCREENING PLAN-MER

Nadere informatie

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem)

(artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) MELDINGSFORMULIER INZAKE DE EXPLOITATIE VAN EEN KLASSE 3 INRICHTING, DE VERANDERING VAN EEN INRICHTING OF DE OVERNAME VAN EEN INRICHTING DOOR EEN ANDERE EXPLOITANT (artikelen 2, 5 en 42 Vlarem) A. IDENTIFICATIE

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen vergadering van 14 februari 2019 aanwezig Moens Kurt, wnd. voorzitter Grillaert Leentje Gillis Riet Charlier Anna Maria leden De Smet Albert, provinciegriffier

Nadere informatie

Infomoment Verapazbrug

Infomoment Verapazbrug Infomoment Verapazbrug Toelichting kennisgevingsnota project-mer 08 december 2015 P/A BOVA ENVIRO+ NV WELLINGSTRAAT 102 9070 DESTELBERGEN Tel.: + 32 9 328 11 40 - Fax: + 32 9 328 11 50 Inhoud Mer: wat

Nadere informatie

Datum collegevergadering: 05/11/2018

Datum collegevergadering: 05/11/2018 Datum collegevergadering: 05/11/2018 Dossiernummer omgevingsloket: OMV_2018120145 Dossiernummer: MLD/2018/00330 Ondertekening: Voor eensluidend uittreksel De Algemeen Directeur, Christi van Calster In

Nadere informatie

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten;

Gelet op het decreet van 28 juni 1985 betreffende de milieuvergunning (Milieuvergunningsdecreet), zoals gewijzigd bij latere decreten; MLVER/0300000006/gvda - ak OVER DE MEDEDELING VAN VERANDERING VAN DE N.V. BP CHEMBEL MET BETREKKING TOT EEN CHEMISCH BEDRIJF, GELEGEN TE 2440 GEEL, AMOCOLAAN 2. De bestendige deputatie van de provincieraad

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie directie Leefmilieu dienst Milieu- en natuurvergunningen vergadering van 01 december 2011 aanwezig Denys André, gouverneur-voorzitter Vercamer Alexander De Buck Marc Hertog Peter Dauwe Jozef Couckuyt Eddy

Nadere informatie

Project MER. Edelchemie Benelux bvba. Heulentakstraat Dilsen-Stokkem. In het kader van hervergunning en uitbreiding PR0770.

Project MER. Edelchemie Benelux bvba. Heulentakstraat Dilsen-Stokkem. In het kader van hervergunning en uitbreiding PR0770. Edelchemie Benelux bvba Heulentakstraat 20 3650 Dilsen-Stokkem Project MER In het kader van hervergunning en uitbreiding PR0770 Juli 2015 3500 Hasselt Maastrichtersteenweg 210 T. 011/22 32 40 F. 011/23

Nadere informatie

Motivatienota Onteigeningsplan. Recreatiezone Melsbroek

Motivatienota Onteigeningsplan. Recreatiezone Melsbroek Motivatienota Onteigeningsplan Recreatiezone Melsbroek 1. LIGGING PLANGEBIED De gemeente Steenokkerzeel is gelegen in Vlaams-Brabant, ten noord-oosten van Brussel, tussen de gemeenten Machelen, Zaventem,

Nadere informatie

Besluit van de Bestendige Deputatie

Besluit van de Bestendige Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig Marc De Buck, wnd. voorzitter Besluit van de Bestendige Deputatie Alexander Vercamer, Ivan Verleyen, Frans Van Gaeveren, Jean-Pierre Van Der Meiren, Carina

Nadere informatie

Gelet op het feit dat op datum van 23 november 1992 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht;

Gelet op het feit dat op datum van 23 november 1992 de milieuvergunningsaanvraag ontvankelijk en volledig werd verklaard of geacht; 2/MLAV1/9200000667/KB/ian. Milieuvergunningen HOUDENDE VERGUNNING AAN PELKMANS-VAN BOUWEL JOZEF VOOR HET VERANDEREN VAN EEN INRICHTING GELEGEN TE 2323 HOOGSTRATEN (WORTEL), LANGENBERG 52A. De bestendige

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Verderzetting zandontginning te Beervelde.

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Verderzetting zandontginning te Beervelde. !!"#$ %###&'()) *#"+,,-.$#./01*#"+,,-.$#./, Ontheffing tot het opstellen van een MER Ontheffingsbeslissing Project: Verderzetting zandontginning te Beervelde Initiatiefnemer: Meganck Collewaert NV 14 december

Nadere informatie

Ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een project-mer. Kantoorgebouw Culliganlaan Diegem te Machelen

Ontheffing van de verplichting tot het opstellen van een project-mer. Kantoorgebouw Culliganlaan Diegem te Machelen Vlaamse overheid Departement Omgeving Afdeling Gebiedsontwikkeling, Omgevingsplanning en projecten Milieueffectrapportage Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 Brussel T 02/553 80 79 mer@vlaanderen.be www.omgevingvlaanderen.be

Nadere informatie

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project:

Ontheffing tot het opstellen van een MER. Ontheffingsbeslissing. Project: Vlaamse Overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL Tel (02)553 80 79 Fax (02)553 80 75 Ontheffing tot het opstellen van een

Nadere informatie

Hervergunning en verandering van een attractiepark

Hervergunning en verandering van een attractiepark Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Omgevingsvergunning - meldingsakte

Omgevingsvergunning - meldingsakte Gemeentebestuur Dienst milieu Kasteelstraat 1-8920 Langemark-Poelkapelle tel 057 49 09 0 milieu@langemark-poelkapelle.be www.langemark-poelkapelle.be Omgevingsvergunning - meldingsakte Besluit van het

Nadere informatie

afbakening zeehavengebied Antwerpen

afbakening zeehavengebied Antwerpen gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening zeehavengebied Antwerpen Havenontwikkeling linkerscheldeoever Bijlage VIb: onderzoek tot milieueffectrapportage deelgebied polder tussen Verrebroek en

Nadere informatie

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium

Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus Karen Polfliet Arcadis Belgium Terinzagelegging Kennisgeving voor MER Eurostadium 25 augustus 2015 Karen Polfliet Arcadis Belgium Inhoud: - MER plicht en - procedure - Inhoud van de kennisgeving - Aspecten van het MER-onderzoek - Inspraakmogelijkheden

Nadere informatie

Aanvraag van een planologisch attest

Aanvraag van een planologisch attest Bijlage I Model I Aanvraag van een planologisch attest AFDELINGSCODE- (Vul hier het adres in van de gedelegeerd planologisch ambtenaar) In te vullen door de behandelende afdeling ontvangstdatum Bezorg

Nadere informatie

BPOST N.V. Muntcentrum 1000 Brussel

BPOST N.V. Muntcentrum 1000 Brussel BPOST N.V. Muntcentrum 1000 Brussel 2 mei 2017 Geachte, U vindt hierbij het inlichtingenformulier vastgoedinformatie en het stedenbouwkundig uittreksel betreffende het vastgoed gelegen in Dokter Haubenlaan(M)

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 8e Directie Dienst 82 Milieuhygiëne aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt, Hilde Bruggeman, leden

Nadere informatie

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Ontwikkeling van de site Loghidden City in de Waaslandhaven.

Project-MER-Verslag. Goedkeuring milieueffectrapport. Project: Ontwikkeling van de site Loghidden City in de Waaslandhaven. Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Koning Albert II-laan 20, bus 8 1000 BRUSSEL tel: 02/553.80.79 fax: 02/553.80.75 Project-MER-Verslag

Nadere informatie