Onteigening in de gemeente Heerenveen VW

Transcriptie

1 Onteigening in de gemeente Heerenveen VW «Onteigeningswet» Ombouw Rijksweg 32 tot autosnelweg Besluit van 10 januari 1996, nr houdende aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ten algemenen nutte Wij Beatrix, bij de gratie Gods, Koningin der Nederlanden, Prinses van Oranje-Nassau, enz. enz. enz. Beschikken bij dit besluit over het verzoek van de Hoofdingenieur-Directeur van de Rijkswaterstaat in de Directie Noord-Nederland, namens de Minister van Verkeer en Waterstaat, tot aanwijzing van onroerende zaken ter onteigening ingevolge artikel 72a van de onteigeningswet ten behoeve van de ombouw van het gedeelte Nieuwebrug-Heerenveen midden van Rijksweg 32 (Meppel-Heerenveen-Leeuwarden) tot autosnelweg, met bijkomende werken, in de gemeente Heerenveen. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat heeft de beslissing op het verzoek voorgedragen bij brief van 21 november 1995, nr. RI , Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken. Overeenkomstig de artikelen 63 en 10 van de onteigeningswet is door een uit het midden van gedeputeerde staten van Friesland benoemde commissie in de gemeente Heerenveen een hoorzitting gehouden om de zienswijze van belanghebbenden tegen de voorgenomen onteigening en het plan van het werk aan te horen, nadat voor zoveel nodig aan de artikelen 11 en 12 van de wet was voldaan. De commissie is bijgestaan door een vanwege het algemeen bestuur aangewezen deskundige en het hoofd van het gemeentebestuur. Uit het verslag van de zitting blijkt dat de volgende belanghebbenden mondeling en/of schriftelijk hun zienswijze naar voren hebben gebracht: 1. de heer P.W.G. de Laat, namens de heren B. en S. Meester, eigenaren van de onroerende zaak met grondplannummer 32; 2. de heer mr A.D. Schaap, namens mevrouw C. van der Heide-Kloppenburg, eigenares van de onroerende zaak met grondplannummer 49; 3. de heer Dekker, namens de heer J. de Jonge, eigenaar van de onroerende zaken met grondplannummers 35, 36, 37, 38, 40 en 41; 4. de heer M. van Dam, eigenaar van de onroerende zaken met grondplannummers 19, 21 en 22 en 5. de heer H.A. Baart, eigenaar van de onroerende zaken met grondplannummers 25 en 26. Uit het verslag blijkt verder dat tijdig een schriftelijke reactie is binnengekomen van de heer mr G.J. Niezink, namens: de heer H. Benedictus, eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 78; de heer A. Hofstra, eigenaar van de onroerende zaken met grondplannummers 75 en 76; de heer T. Jongschaap, van wie in deze procedure geen gronden ter onteigening behoeven te worden aangewezen; de heer Ch. van der Vooren, van wie in deze procedure geen gronden ter onteigening behoeven te worden aangewezen; de heer K. Kramer, echtgenoot van mevrouw J. Kramer-van der Molen, eigenares van de onroerende zaak met grondplannummer 77; de erven De Leeuw, eigenaren van de onroerende zaak met grondplannummer 79 en de heer L. de Leeuw, mede-eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 79 en eigenaar van de onroerende zaak met grondplannummer 80. Overwegingen Ingevolge voornoemd artikel 72a van de onteigeningswet kan, zonder voorafgaande verklaring bij de wet dat het algemeen nut onteigening vordert, onteigening plaatsvinden onder meer ten behoeve van de aanleg en verbetering van wegen. Door of namens meerdere reclamanten is gesteld dat zij op enigerlei wijze nadeel ondervinden van de voorgenomen onteigening. Voor zover het in dat verband gaat om een financieel nadeel, kan worden opgemerkt dat zulks de aanwijzing van de onroerende zaken ter onteigening niet in de weg kan staan. De onteigeningswet waarborgt belanghebbenden een volledige schadeloosstelling. De hoogte daarvan staat in het kader van de onderhavige procedure niet ter beoordeling, aangezien de vaststelling van deze schadeloosstelling, bij het ontbreken van minnelijke overeenstemming, geschiedt in het kader van de gerechtelijke onteigeningsprocedure. Voor zover de opmerkingen van reclamanten verband houden met de beperking van de gebruiks- en uitbreidingsmogelijkheden van hun bedrijven, kan worden opgemerkt dat het in dat kader gaat om een afweging van het individuele belang bij handhaving van die mogelijkheden, tegenover het algemeen belang dat met de aanleg van het werk is gediend. Een dergelijke belangenafweging valt buiten het kader van de onderhavige procedure. Die afweging dient plaats te vinden in het kader van de planologische procedure(s). Voor het overige wordt hier nog opgemerkt dat belanghebbenden, indien zij menen schade te lijden als gevolg van de wijziging van een bestemmingsplan, op grond van artikel 49 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening een verzoek tot schadevergoeding kunnen indienen bij de gemeenteraad. Daarnaast is in dit geval nog van toepassing de Regeling nadeelcompensatie Rijkswaterstaat, gepubliceerd in de Staatscourant van 27 december 1991, no Door of namens reclamanten is verder het volgende naar voren gebracht. Namens reclamanten sub 1 is gesteld dat zowel de gesprekken over de verplaatsing van het door deze reclamanten geëxploiteerde restaurant als de gesprekken over de overname van een ander restaurant niets hebben opgeleverd. Reclamanten menen dat de gemeente Heerenveen en de Rijkswaterstaat geen enkele medewerking verlenen aan het vinden van een Uit: Staatscourant 1996, nr. 24 / pag. 8 1

2 alternatief voor hun wegrestaurant De Rotonde. Verder stellen zij dat er, althans voor een redelijke prijs, geen grond beschikbaar is voor de vestiging van een nieuw wegrestaurant. Naar aanleiding hiervan wordt opgemerkt, dat de onteigening ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet plaatsvindt op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade, die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn zaak lijdt. De wet verplicht echter niet tot compensatie in de vorm van een vervangende locatie, zoals door reclamanten gewenst. Een dergelijke vorm van compensatie kan wel onderwerp van gesprek zijn in het kader van het minnelijk overleg tussen partijen. In het overleg met reclamanten is de mogelijkheid tot compensatie in de vorm van een vervangende locatie ook daadwerkelijk aan de orde geweest. Het aanbod van geschikte locaties is echter zeer gering tot feitelijk nihil. Het overleg tussen reclamanten en de verzoeker om onteigening zal verder worden voortgezet. Dit overleg dan wel het minnelijk overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Namens reclamante sub 2 is de vraag opgeworpen of het niet voorbarig is dat reeds een onteigeningsprocedure is gestart, nu nog niet is beslist omtrent de bezwaren tegen het ontwerp-bestemmingsplan Verbindingsweg de Streek - het Meer. Voorts is gesteld dat de familie Van der Heide dient te beschikken over een woning met daarbij een ruimte om klein plantgoed voor de boomkwekerij op te kweken. Een dergelijke woning is niet beschikbaar. Bovendien wil de gemeente Heerenveen niet meewerken aan de bouw van een bedrijfswoning bij de kwekerij aan de Houtwallen te Katlijk. Nu er geen alternatief is, zal de weg zo moeten worden aangelegd dat de woning kan blijven staan. Reclamante ziet niet in waarom een haakse aansluiting de verkeersafwikkeling dusdanig belemmert dat er een ongewenste situatie ontstaat. Ten slotte zijn volgens reclamante de belangen van de familie Van der Heide opzij geschoven ten behoeve van een soepele verkeersafwikkeling. Opgemerkt wordt dat met reclamante sub 2 inmiddels via het minnelijk overleg overeenstemming is bereikt over de verwerving van de benodigde grond. Het namens reclamante gestelde kan in verband daarmee verder buiten beschouwing blijven. In de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken is met de minnelijke verwerving van de zaak met grondplannummer 49 rekening gehouden. Namens reclamant sub 3 is opgemerkt dat nagenoeg zijn hele huisperceel zal worden onteigend. Dat betekent volgens reclamant dat uitbreiding van zijn bedrijf niet meer mogelijk is, waardoor het bedrijf naar zijn mening zal moeten worden verplaatst. Verder zal het niet mogelijk zijn om een windsingel aan te leggen langs de nieuwe perceelsgrens en zal de inrit van de boerderij aan de achterzijde niet meer te gebruiken zijn. Voorts zal het verplaatsen van de kuilvoerplaten tot hogere bedrijfskosten leiden en vormt de doorsnijding van de landerijen door een verbindingsweg volgens reclamant een probleem. Hij is van mening dat er een grotere veetunnel nodig is dan thans in het plan is opgenomen. De mening van reclamant dat nagenoeg zijn hele huisperceel zal worden onteigend is, gezien het vermelde in de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken, niet juist. Tot de huiskavel van reclamant kunnen worden gerekend de onroerende zaken met de grondplannummers 35 tot en met 38, met een gezamenlijke oppervlakte van ha (inclusief de ondergrond van de bedrijfsgebouwen). Hiervan zal ha worden onteigend, zodat ha resteert (inclusief ondergrond bedrijfsgebouwen). In de nieuwe situatie wordt de huidige Pastorielaan een doodlopende weg en kunnen ook de onroerende zaken met de grondplannummers 40 en 41 tot de huiskavel worden gerekend. De gezamenlijke oppervlakte van deze gronden bedraagt ruim 5 ha. De overige bezwaren van reclamant zijn deels planologisch van aard en hebben deels betrekking op de mogelijke financiële gevolgen. Verwezen kan worden naar hetgeen hiervoor reeds in het algemeen is gesteld omtrent de afweging van de belangen in het kader van de planologische procedure en de vergoeding van de schade op grond van de onteigeningswet, de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Regeling nadeelcompensatie Rijkswaterstaat. Voor het overige wordt de grond van reclamant nu weliswaar als gevolg van de aanleg van het werk daadwerkelijk doorsneden, doch zulks was reeds voorzien in het plan van de ruilverkaveling De Veenpolders, waarvoor de akte in 1986 is gepasseerd. Reclamant sub 4 heeft aangegeven dat, wanneer hij moet verhuizen, aan de nieuwe woning voorzieningen moeten worden getroffen in verband met de handicap van zijn kinderen. De gemeentelijke sociale dienst is bereid deze kosten te vergoeden mits aan bepaalde voorwaarden wordt voldaan. Indien dat niet het geval is, zullen de bedoelde kosten naar de mening van reclamant door de onteigenende partij moeten worden gedragen. Ingevolge artikel 40 van de onteigeningswet vindt de onteigening plaats op basis van een volledige schadeloosstelling voor alle schade, die de eigenaar rechtstreeks en noodzakelijk door het verlies van zijn zaak lijdt. De hoogte van de schadeloosstelling staat, zoals hiervoor reeds in het algemeen overwogen, in het kader van de onderhavige procedure niet ter beoordeling. Reclamant sub 5 stelt dat hij zich met zijn bedrijf op de huidige locatie heeft gevestigd vanwege de gunstige reclame- en promotiemogelijkheden gericht op het verkeer. De mogelijkheden worden aanzienlijk beperkt doordat de weg ter plaatse vrij hoog boven het maaiveld komt te liggen. Verder heeft hij ook problemen met de onteigening als zodanig, zolang er nog geen overeenstemming over een minnelijke aankoop is verkregen. Opgemerkt wordt dat de door reclamant gevreesde nadelen voornamelijk financieel van aard zijn. Verwezen kan worden naar hetgeen hiervoor omtrent de schadeloosstelling op grond van de onteigeningswet en de schadevergoeding op grond van de Wet op de Ruimtelijke Ordening en de Regeling nadeelcompensatie Rijkswaterstaat is opgemerkt. Het overleg met reclamant over minnelijke verwerving van de onroerende zaken wordt voortgezet. In de schriftelijk namens diverse reclamanten bij de commissie ingediende reactie stelt mr G.J. Niezink het volgende: a. niet voldaan is aan de formele eisen van de onteigeningswet. Gelet op het ingevolge artikel 72a van de wet van toepassing zijnde artikel 62, eerste lid, Uit: Staatscourant 1996, nr. 24 / pag. 8 2

3 onder 2, in samenhang met artikel 12, eerste lid, onder 3, had een lijst van te onteigenen erfdienstbaarheden ter inzage moeten worden gelegd; b. artikel 12 van de onteigeningswet vereist dat de stukken bedoeld in dit artikel ten minste veertien dagen voor de samenkomst van de commissie als bedoeld in artikel 10 van de wet ter inzage moeten worden gelegd, waarbij deze tervisielegging moet worden aangekondigd. Uit de ter visie gelegde stukken blijkt niet wanneer de bedoelde stukken zijn gedeponeerd, laat staan of en wanneer publikatie heeft plaatsgevonden. Reclamanten hebben in dit verband ook gewezen op artikel 23, sub 2, van de onteigeningswet, op grond waarvan de onteigenende partij (op straffe van niet-ontvankelijkheid) een verklaring dient af te geven dat aan de formele eisen van de wet is voldaan; c. voor reclamanten weegt zwaar dat op geen enkele wijze blijkt dat er sprake is van enige coördinatie tussen de aanleg van Rijksweg 32 en de infrastructurele werken die direct verband houden met de aanleg van deze weg en die - naar reclamanten is medegedeeld - onder verantwoordelijkheid van de gemeente Heerenveen vallen; d. reclamanten zijn tot slot van mening dat onteigening niet in de rede ligt en dat niet mag worden begonnen met het werk, voordat ontheffing is verleend voor de reeds thans geprognotiseerde geluidsoverschrijdingen. Ad a. Bij wet van 25 oktober 1989, Stb. 490 (Invoeringswet Boeken 3, 5 en 6 nieuw Burgerlijk Wetboek (achtste gedeelte)), is onder meer de onteigeningswet gewijzigd. Artikel 4 van de wet is opnieuw vastgesteld, waarbij de mogelijkheid tot de afzonderlijke onteigening van erfdienstbaarheden is vervallen. In verband hiermee zijn onder meer ook de door reclamanten genoemde artikelen 12 en 62 van de onteigeningswet gewijzigd. Artikel 12, eerste lid, onder 3, op grond waarvan voorheen in voorkomende gevallen een lijst van te onteigenen erfdienstbaarheden ter inzage moest worden gelegd, is vervallen. Het bepaalde in artikel 62, eerste lid, onder 3, op grond waarvan een besluit als het onderhavige voorheen in voorkomende de te onteigenen erfdienstbaarheden diende aan te wijzen, is eveneens vervallen. Reeds op grond hiervan is de stelling van reclamanten, dat niet is voldaan aan de formele eisen van de onteigeningswet, onjuist. Ad b. Uit de stukken blijkt dat de zitting van de commissie als bedoeld in artikel 10 van de onteigeningswet, overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 van de wet is aangekondigd in het Friesch Dagblad en de Leeuwarder Courant van 3 juni Daarbij is tevens de terinzagelegging van de vereiste stukken op de secretarie van de gemeente Heerenveen aangekondigd. De zitting van de commissie vond plaats op 5 juli 1995, waarna het hoofd van het gemeentebestuur op grond van artikel 23, onder 3, van de onteigeningswet het bewijs heeft afgegeven dat de stukken overeenkomstig artikel 12 van 13 juni 1995 tot en met 5 juli 1995 ter inzage hebben gelegen. Aan het gestelde in de onteigeningswet is voldaan. De wet vereist niet dat ook uit de ter visie gelegde stukken moet blijken wanneer deze zijn gedeponeerd. Ad c. De opmerking ten aanzien van het ontbreken van enige coördinatie tussen de aanleg van Rijksweg 32 en de werken die daar direct verband mee houden treft geen doel. Uit de zakelijke beschrijving, welke op grond van artikel 12 van de onteigeningswet ter inzage heeft gelegen, blijkt genoegzaam dat het plan van het werk mede de aanleg van wegen ten behoeve van de gemeente Heerenveen omvat. In paragraaf 2 van deze beschrijving zijn de werken nader omschreven. De beschrijving geeft voorts aan dat alle werken door het Rijk (Rijkswaterstaat) worden gerealiseerd. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat de gemeente Heerenveen zelf zorg draagt voor de verwerving van de gronden die nodig zijn voor de aanleg van de gemeentelijke wegen. Dit is eveneens in de zakelijke beschrijving aangegeven. De gemeente Heerenveen heeft met de betrokken grondeigenaren overleg gevoerd over de minnelijke verwerving van de benodigde gronden. De gronden ten aanzien waarvan dit overleg nog gaande is zijn opgenomen in de bij dit besluit behorende lijst van te onteigenen onroerende zaken. Het overleg over de minnelijke verwerving wordt voortgezet. Dit overleg, dan wel het minnelijke overleg dat ingevolge artikel 17 van de onteigeningswet aan de gerechtelijke onteigeningsprocedure vooraf zal moeten gaan, zal wellicht alsnog tot een voor partijen aanvaardbare oplossing kunnen leiden. Ad d. Opgemerkt wordt dat in het kader van de administratieve onteigeningsprocedure geen zelfstandige uitspraken kunnen worden gedaan over de eventuele aan de aanleg of reconstructie van een weg verbonden geluidhinderaspecten. De behandeling daarvan dient te geschieden in het kader van de toepassing van de Wet geluidhinder. De reeds aangehaalde zakelijke beschrijving verschaft inzicht in de akoestische maatregelen. Op een aantal plaatsen worden geluidwerende voorzieningen aangebracht. Voor een aantal punten zal op grond van de Wet geluidhinder ontheffing moeten worden verleend van de 5 db(a)-norm, omdat daar het gewenste geluidsniveau niet haalbaar is. Overige overwegingen De planologische grondslag voor het te maken werk in de gemeente Heerenveen wordt gevormd door de volgende bestemmingsplannen: het bestemmingsplan Rijksweg 32- noord. Dit plan is op 19 december 1994 door de gemeenteraad van Heerenveen vastgesteld en op 4 maart 1995 door gedeputeerde staten van Friesland goedgekeurd; het bestemmingsplan Rijksweg 32, gedeelte Heerenveen, vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 26 augustus 1985, alsmede de partiële herziening van dit plan, vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 19 december 1994, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Friesland op 4 maart 1995 en de partiële uitwerking, vastgesteld door burgemeester en wethouders van Heerenveen op 8 november 1994, goedgekeurd door gedeputeerde staten van Friesland op 3 februari 1995; het bestemmingsplan Verbindingsweg de Streek - het Meer, vastgesteld door de gemeenteraad van Heerenveen op 3 april 1995, welk plan nog ter goedkeuring ligt bij gedeputeerde staten van Friesland. De ombouw van het onderhavige weggedeelte van Rijksweg 32 tot autosnelweg vormt een onderdeel van de wegenprojecten, waartoe in het bestuurlijk overleg tussen een kabinetsdelegatie en gedeputeerde staten van Friesland op 12 mei 1986 is besloten. Beoogd werd een verbetering van Uit: Staatscourant 1996, nr. 24 / pag. 8 3

4 de Friese economie tot stand te brengen, in verband waarmee het noodzakelijk is de regio Friesland in het algemeen en Leeuwarden in het bijzonder aan te sluiten op het landelijk hoofdwegennet in zuidelijke richting. Voor Leeuwarden was en is hier met name de functie als stadsgewest van belang. Op 27 april 1990 zijn de Minister van Verkeer en Waterstaat, de Staatssecretaris van Economische Zaken en het college van gedeputeerde staten van Friesland de partiële en versnelde aanleg van een deel van het klaverblad nabij Heerenveen overeengekomen. Op 26 juni 1990 hebben de Minister van Verkeer en Waterstaat en het college van gedeputeerde staten van Friesland een overeenkomst gesloten over de voltooiing van de ombouw van Rijksweg 32 tot autosnelweg. Het moet om redenen van verbetering van de infrastructuur in de provincie Friesland van belang worden geacht, dat de Staat (Verkeer en Waterstaat) de eigendom verkrijgt van de in dit besluit genoemde onroerende zaken. De door reclamanten naar voren gebrachte zienswijzen worden niet van zodanig gewicht geacht dat het verzoek om een koninklijk besluit ex artikel 72a van de onteigeningswet te bevorderen dient te worden afgewezen. Beslissing Gelet op de onteigeningswet, Gehoord de Raad van State, advies van 22 december 1995, nr. W , en gezien het nader rapport van Onze voornoemde minister van 8 januari 1996, nr. RI , Hoofddirectie van de Waterstaat, Hoofdafdeling Bestuurlijke en Juridische Zaken, Hebben wij goedgevonden en verstaan: I. Ten behoeve van de ombouw van het gedeelte Nieuwebrug-Heerenveen midden van Rijksweg 32 (Meppel- Heerenveen-Leeuwarden) tot autosnelweg, met bijkomende werken, in de gemeente Heerenveen zullen ten algemenen nutte en ten name van de Staat (Verkeer en Waterstaat) worden onteigend de onroerende zaken, aangeduid op de grondtekeningen welke ingevolge artikel 12 van de onteigeningswet op de secretarie van de gemeente Heerenveen ter inzage hebben gelegen als: Nr. v/h Te Van de onroerende zaak, kadastraal bekend grond- onteigenen plan grootte Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca gemeente Tjalleberd erf H 350 Groot, Berendina Maria, weduwe van Klaren, Gerrit, Heerenveen weiland H 352 Stoter, Hendrik, Heerenveen weiland H weiland H weiland H weiland H waterloop H 315 Waterschap Boarnferd, Heerenveen bos K 502 De Staat (Landbouw, Staatsbosbeheer), bos K 556 Regio Friesland-Zuid, Heerenveen bos K 555 Onroerende zaken 502, 560 en bos K : zakelijk rechthebbende bos K 437 als bedoeld in art. 5, lid 3, weiland K 450 onder b, van de Belemmeringenwet Privaatrecht: Naamloze Vennootschap: N.V. NUON Onroerende zaken 556, 555, 560 en 450: recht van erfpacht: de gemeente Heerenveen, Heerenveen weiland K 501 De Staat (Financiën, Domeinen), weiland K 538 Meppel weiland K 500 Recht van erfpacht: Veenstra, Uit: Staatscourant 1996, nr. 24 / pag. 8 4

5 weiland K 570 Ritske, i.a.g.v.g.g.m. Van den Berg, Ytje, Heerenveen. Onroerende zaken 501 en 538: zakelijk rechthebbende als bedoeld weiland, huis, erf K 554 Bouwhuis, Age, i.a.g.v.g.g.m. Meijer, Bontje, Heerenveen boerderij, erf K 533 Van Dam, Meine, i.a.g.v.g.g.m. weiland Uithof, Sietske Wietske, Heerenveen weiland K 532 Onroerende zaak 533: weiland K weiland K 410 elk 1/3 eigendom: Boschloo, Engbert Hendrik Philippus, Rotterdam; Boschloo, Anton Willem Adriaan, Oegstgeest; Boschloo, Hendrika Martha, Appingedam weiland K 472 Stichting: Stichting Fonds De Gavere, Leeuwarden weiland 3 65 K 491 Baart, Hein schuur, weiland K 442 Andries, Bakkeveen. 29 geheel kaststation, erf 10 K geheel erf 91 K 418 Energie-onderneming voor Gelder sterafspanportaal K 1180 land, Friesland en Flevoland, Arnhem. Onroerende zaak 1180: Naamloze Vennootschap N.V. NUON 32 geheel café, restaurant, K 417 elk 1/2 eigendom: Meester, Berend, woning, erf, garage i.a.g.v.g.g.m. Van Wessel, Marjolein, Heerenveen; Meester, Simon, Heerenveen. 35 geheel weiland K 420 De Jonge, Jan, i.a.g.v.g.g.m weiland K 421 Schiphorst Haalweide, Geertje, weiland K 1116 Heerenveen weiland K 423 Onroerende zaken 448 en 1116: weiland K 447 Uit: Staatscourant 1996, nr. 24 / pag. 8 5

6 weiland K weiland K 380 elk 1/2 eigendom: Kerkgenootschap alsmede haar zelfstandige onderdelen: Hervormde Gemeente te Heerenveen C.A. (Pastorie goederen), Heerenveen; Kerkgenootschap alsmede haar zelfstandige onderdelen: Hervormde Gemeente te Tjalleberd-De Knipe (Pastoriegoederen), Heerenveen boerderij, erf K 527 Dijkstra, Herman, Heerenveen weiland K 602 De Wolff, Cornelis, i.a.g.v.g.g.m weiland K 623 Rijpkema, Jitske Geertruida, Heerenveen. Naamloze Vennootschap: N.V. Nederlandse Gasunie Groningen weiland K 621 Stamhuis, Anne, Heerenveen. Naamloze Vennootschap: N.V. Waterleiding Friesland, Leeuwarden grond K 595 Hofstra, Arend, huis, tuin 5 53 K 597 Heerenveen. 77 geheel huis, garage, erf 3 40 K 965 Van der Molen, Jantje, g.m. Kramer, Klaas, Heerenveen. 78 geheel huis, erf 2 68 K 966 Benedictus, Hans, Nieuwehorne huis, erf, schuur K 974 elk 1/4 eigendom: De Leeuw, Immigje, g.m. Vonk, Wiebe, Heerenveen; De Leeuw, Richtje, Heerenveen; De Leeuw, Luite, Heerenveen. De Leeuw, Ina, o.h.v.w.g.m. Hof, Lucas Christiaan, Rottum. 79A 75 dubbel huis, erf 8 31 K 973 Van der Meulen, Atze Auke, i.a.g.v.g.g.m. Maat, Trijntje, Heerenveen. 80 geheel huis, erf 8 80 K 975 De Leeuw, Luite, Heerenveen. Uit: Staatscourant 1996, nr. 24 / pag. 8 6

7 Nr. v/h Te Van de onroerende zaak, kadastraal bekend grond- onteigenen plan grootte º Als Ter grootte Sectie en Ten name van van nummer ha a ca ha a ca Gemeente Knijpe weiland, water, B 4007 elk 1/2 eigendom: Koopmans, grasland Tjitte, g.m. Groen, Elisabeth, Drachten; Koopmans, Johannes, i.a.g.v.g.g.m. Van Dam, Dirkje, Oranjewoud bos B 3777 Koopmans, Willem, Heerenveen. Recht van opstal: Naamloze Vennootschap: N.V. Nederlandse Gasunie, Groningen; Naamloze Vennootschap: N.V. Waterleiding Friesland, Leeuwarden huis, tuin, garage B 4379 Sijbrandij, Sijbren, i.a.g.v.g.g.m. De Groot, Maaike, Oranjewoud. Recht van opstal: Naamloze Vennootschap: N.V. Waterleiding Friesland, Leeuwarden; Naamloze Vennootschap: N.V. Nederlandse Gasunie, Groningen huis, tuin, B /3 eigendom: Veldman, Martinus zomerwoning (overleden), g.m. De Jong, Grietje, (overleden), Heerenveen; elk 1/6 eigendom: Veldman, Arnold, g.m. Hulzinga, Janke, Oranjewoud; Veldman, Janette, Heerenveen. II. De termijn, waarbinnen de vordering tot onteigening moet worden ingesteld, wordt bepaald op twee jaar na de dagtekening van de Staatscourant, waarin dit besluit is openbaar gemaakt. Onze Minister van Verkeer en Waterstaat is belast met de uitvoering van dit besluit, dat in de Staatscourant zal worden geplaatst en waarvan afschrift aan de Raad van State zal worden gezonden. s-gravenhage, 10 januari Beatrix. De Minister van Verkeer en Waterstaat, A. Jorritsma-Lebbink. Het advies van de Raad van State en de nadere voordracht aan de Koningin zullen worden gepubliceerd in het supplement Adviezen van de Raad van State van de Staatscourant van 12 maart 1996, nr. 51. Uit: Staatscourant 1996, nr. 24 / pag. 8 7