Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de stabiliteit van coördinatieve eigenschappen in de zoektocht naar talentvolle kinderen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de stabiliteit van coördinatieve eigenschappen in de zoektocht naar talentvolle kinderen"

Transcriptie

1 Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de stabiliteit van coördinatieve eigenschappen in de zoektocht naar talentvolle kinderen Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen. Door: Lidewei De Waele en Anouska Hellebuyck Promotor: Prof. Dr. M Lenoir Begeleidster: Lic. B. Vandorpe

2

3 Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar Eens de beste, altijd de beste? Het belang van de stabiliteit van coördinatieve eigenschappen in de zoektocht naar talentvolle kinderen Masterproef voorgelegd tot het behalen van de graad van Master in de Lichamelijke Opvoeding en de Bewegingswetenschappen. Door: Lidewei De Waele en Anouska Hellebuyck Promotor: Prof. Dr. M Lenoir Begeleidster: Lic. B. Vandorpe

4 VOORWOORD Bij het tot stand brengen van deze thesis konden wij beroep doen op verschillende personen uit onze nabije omgeving. Het was immers een proces dat veel energie, inzet en geduld van ons vroeg. In ons voorwoord willen wij dan ook graag uitgebreid de tijd nemen om een aantal personen die ons gedurende het voorbije academiejaar gesteund en geholpen hebben, in de bloemetjes zetten. Eerst en vooral willen we de zeker de aandacht vestigen op onze promotor, prof. Dr. M. Lenoir en begeleidster Barbara Vandorpe. Zij waren steeds bereid om onze ingediende werkjes na te lezen en te corrigeren. Ook stonden zij steeds klaar om onze vragen te beantwoorden. Wij zijn hen hiervoor dan ook dankbaar. Een volgend woord van dank gaat uit naar de kinderen waarbij de testen afgenomen werden en de gemotiveerde testleiders. Zonder hen was het niet mogelijk om al deze gegevens te verzamelen en te gebruiken in onze analyses. Daarnaast mogen we ook de steun en toeverlaat die we van familie, vrienden, kennissen en ouders kregen, niet vergeten. Zij stonden immers steeds klaar om ons te ondersteunen. I

5 INHOUDSOPGAVE Voorwoord Inhoudsopgave Samenvatting I II IV I. LITERATUURSTUDIE 1. Inleiding 1 2. Wat is talent 3 3. Hoe vinden we talent? 4 4. Problemen in huidige TID-modellen (Vaeyens et al., 2008) 7 5. Criteria voor effectie TID tests (Kearney, 1999) 8 6. Tracking Antropometrie Wat? Stabiliteit? Fysiek Wat? Stabiliteit? Motoriek Wat? Stabiliteit? 18 II. METHODE Populatie Procedure Meetinstrumenten Antropometrie Gestalte Zithoogte Gewicht en vetpercentage Age Peak Height Velocity (APHV) Fysieke vaardigheden Lenigheid Zittend reiken (Sit and Reach SAR) Kracht Knee push-ups Sit-ups Snelheid Shuttle run 10x5m Uithouding Endurance shuttle run Beep test Coördinatieve vaardigheden Rugwaarts balanceren op evenwichtsbalken (BB) Zijdelings verplaatsen via twee plankjes (MS) Zijwaarts springen over balkje (JS) Met één been over hindernis springen (HH) Data analyse 27 II

6 III. RESULTATEN Onderzoeksvraag 1 29 A. Correlaties Antropometrie Lichaamsgewicht Fysieke eigenschappen Standing broad jump Shuttle run Coördinatieve eigenschappen MQKTK 30 B. Kruistabellen Antropometrie Lichaamsgewicht Fysieke eigenschappen Standing broad jump Shuttle run Coördinatieve eigenschappen MQKTK Onderzoeksvraag Antropometrie Lichaamsgewicht Fysieke eigenschappen Shuttle run Coördinatie Moving sideways Onderzoeksvraag Antropometrie Vetpercentage Fysieke eigenschappen Standing broad jump Coördinatie MQKTK 42 IV. DISCUSSIE Onderzoeksvraag Onderzoeksvraag Onderzoeksvraag Beperkingen en richtlijnen voor verder onderzoek Conclusie 50 Referentielijst 51 Bijlage 56 III

7 SAMENVATTING Introductie: Deze studie werd uitgevoerd om de stabiliteit na te gaan van de antropometrische, fysieke en coördinatieve eigenschappen bij kinderen tussen 6 en 11 jaar in functie van de zoektocht naar talent. Bovendien werd nagegaan of sportparticipatie en de verandering in sportparticipatie een invloed had op de stabiliteit van deze kenmerken. Methode: 687 Vlaamse kinderen tussen 6 en 11 jaar werden tijdens drie testmomenten (2007, 2008, 2009) onderworpen aan zowel antropometrische, fysieke als coördinatieve tests. Om na te gaan of de kinderen al dan niet aan sportbeoefening deden, werd hen gevraagd om een vragenlijst omtrent sportparticipatie in te vullen. Resultaten: Bij zowel de antropometrische, de fysieke als de coördinatieve kenmerken werden hoge correlatiecoëfficiënten teruggevonden. Alle drie de eigenschappen bleken dus stabiele factoren te zijn die gebruikt kunnen worden als onderdeel in de zoektocht naar talentvolle kinderen. Aan de hand van Repeated Measures Anova (RMA) werd de invloed van sporten op de drie eigenschappen nagegaan. Uit deze analyses bleek dat sportende kinderen op elke test betere resultaten behaalden dan niet sportende kinderen. Om de invloed van verandering in sportparticipatie te bekijken, werd er ook gebruik gemaakt van RMA. Verandering in sportparticipatie had een belangrijke invloed op de antropometrische kenmerken, namelijk op het gewicht en het vetpercentage, terwijl de coördinatieve eigenschappen niet onderhevig bleken te zijn aan veranderingen in al dan niet sporten. Bij de fysieke eigenschappen tenslotte speelde de verandering in sportparticipatie toch een vrij belangrijke rol. Hieruit volgt dan ook dat deze eigenschappen minder stabiel zijn in vergelijking met de coördinatieve eigenschappen. Conclusie: De antropometrische, fysieke en coördinatieve eigenschappen waren stabiel overheen de twee jaar van het onderzoek. De coördinatie bleek in vergelijking met de fysieke eigenschappen een stabielere factor waardoor het vermoedelijk een betere voorspeller is voor later sporttalent. Verandering in sportparticipatie bleek geen invloed te hebben op de coördinatie. Dit bevestigt de relatieve stabiliteit van deze eigenschap. Sportparticipatie had een invloed op het lichaamsgewicht en op het vetpercentage. Voldoende beweging speelt dus een belangrijke rol op het gezondheidsvlak. IV

8 I. LITERATUURSTUDIE 1. Inleiding Fysieke activiteit tijdens de jeugdjaren speelt een belangrijke rol voor zowel de fysieke als de psychologische gezondheid van het kind (Sallis et al., 2000; Yang et al., 2006). Er is bewijs dat fysieke activiteit tijdens de kindertijd een voorspellende waarde heeft voor fysieke activiteit op volwassen leeftijd (Boreham et al., 2001). Zo zullen fysiek actieve kinderen meer kans hebben om op volwassen leeftijd nog steeds fysiek actief te zijn. De mate van fysieke activiteit tijdens de jeugdjaren heeft dan ook een invloed op de gezondheid op volwassen leeftijd (Newman et al., 1986; Taylor et al., 1985; Telema et al., 1985). Vele kinderen zijn echter minder fysiek actief dan aanbevolen en de mate van fysieke activiteit vermindert naarmate de kinderen ouder worden (Pate et al., 2002; Kann et al., 1998). Obesitas en fysieke inactiviteit bij kinderen en adolescenten is de laatste jaren enorm toegenomen (Boreham et al., 2001; Graf et al., 2004; Trost et al., 2001). Een studie van Mak et al. (2010), met een baseline meting in en een follow-up meting in , toonde een seculaire trend aan in sportparticipatie en sedentaire activiteit. Er werd een significante daling gevonden tussen 1995 en Deze daling was echter alleen significant voor de jongens. Bij de meisjes werd er ook een verschil gevonden dat echter klein en niet significant was. Zowel jongens als meisjes deden meer aan sedentaire activiteiten. Een studie van het US Eating Among Teens (EAT) II project (2004) toonde een gelijkaardig resultaat aan. Binnen de periode van 1999 tot 2004 was er een daling in fysieke activiteit en een toename in sedentaire levensstijl. Stodden et al. (2008) ontwikkelden een model om te begrijpen waarom zoveel individuen fysiek inactief zijn. Centraal in het model staat de relatie motorische competentie fysieke activiteit. De auteurs veronderstellen dat deze relatie zal versterken naarmate de kinderen zich meer ontwikkelen. Clark and Metcalfe (2002) veronderstellen dat fundamental motor skills (FMS) de basis vormen van waaruit de kinderen vertrekken om de mountain of motor development te beklimmen. Deze beklimming is noodzakelijk om situatiespecifieke vaardigheden te verwerven. De weg die de kinderen afleggen is verschillend van individu tot individu en hangt af van individuele beperkingen en de mogelijkheden die de omgeving biedt. Stodden et al. (2008) ondersteunen deze visie in hun model. De motorische bekwaamheid op kinderleeftijd kan een zekere voorspellende waarde hebben voor de latere fysieke activiteit. 1

9 Jongeren die motorisch sterk zijn, zullen het gemakkelijker vinden om fysiek actief te zijn in vergelijking met leeftijdsgenoten die motorisch minder sterk zijn. Motorische minder sterk ontwikkelde kinderen zullen dan ook meer geneigd zijn om voor een meer sedentaire levensstijl te kiezen om deze moeilijke vaardigheden te vermijden (Malina et al., 1990; Malina et al., 1996). Ook de gepercipieerde motorische competentie speelt een belangrijk rol in het model. De auteurs geloven dat kinderen/adolescenten die zichzelf als motorisch minder competent zien en die ook werkelijk minder goed scoren op motorische vaardigheden, in een negatieve spiraal terechtkomen. Dit zal leiden tot meer fysieke inactiviteit en zal uiteindelijk resulteren in meer kans op het ontwikkelen van obesitas op volwassen leeftijd. Het omgekeerde is waar voor de kinderen die zichzelf als motorisch competent zien. Ook andere studies (Hay et al., 1992; Trost et al., 1997; Wrotniak et al., 2006 en Haga et al., 2008) toonden het belang van de eigen-effectiviteit aan. De mate waarin iemand zichzelf in staat ziet om barrières te overwinnen, speelt een belangrijke rol bij de keuze om al dan niet fysiek actief te zijn. Gezondheidsgerelateerde fitheid speelt ook een rol in de relatie motorische competentie fysieke activiteit. Kinderen die over mindere motorische vaardigheden beschikken, zullen in mindere mate fysiek actief blijven naarmate ze ouder worden. Hierdoor zullen ze de gezondheidsvoordelen van fysieke activiteit niet verder behouden blijven. Lage fitheid zal bijgevolg een negatieve invloed hebben op het vermogen van een kind om te volharden in 2

10 fysieke activiteiten die een bepaald niveau van fysieke fitheid vereisen en zal de verdere ontwikkeling van motorische vaardigheden dan ook beperken. Gezondheidsgerelateerde fitheid is dus een tussenliggend aspect in de relatie motorische competentie fysieke activiteit. De laatste factor die aan bod komt in het model van Stodden et al. (2008) is het risico op obesitas. Deze factor is het resultaat van de interactie van de vier andere factoren, maar is ook een beïnvloedende factor op zich. Graf et al. (2004) vonden dat overgewicht/obesitas geassocieerd is met een minder ontwikkelde grove motoriek en dat een actieve levensstijl op z n beurt dan weer positief correleert met een goed ontwikkelde grove motoriek. 2. Wat is talent? Talent is een moeilijk te definiëren en te identificeren begrip, waarbij er nog geen uniform theoretisch kader bestaat om talent op te sporen. Een vaak gebruikt model is het Differentiated Model of Giftedness and Talent (DMGT) van Gagné (2004). Gagné definieert talent als de ultieme beheersing van systematisch ontwikkelde vaardigheden in om het even welk domein waardoor zij tot de tien procent besten behoren van hun gelijken in dit domein. In dit model wordt er een duidelijk onderscheid gemaakt tussen gave en talent. Gave wordt gedefinieerd als het bezit en gebruik van een hoog vaardigheidsniveau in één van de vier domeinen, waarbij men behoort tot de beste tien procent binnen de eigen leeftijdscategorie. Deze domeinen zijn het intellectuele, creatieve, socio-affectieve en sensormotorische domein. Aan de hand van een ontwikkelingsproces, dat zowel formeel als informeel leren en oefenen inhoudt, wordt er een eindproduct bekomen. Dit eindproduct is talent. Tijdens dit ontwikkelingsproces zijn er echter impacten van andere factoren. Deze invloeden kunnen zowel positief als negatief zijn. Zo spelen intrapersoonlijke en omgevingsvariabelen een rol bij het al dan niet bereiken van het eindproduct talent. Intrapersoonlijke determinanten zijn onder andere de mentale karakteristieken en het zelfmanagement van het individu. Het milieu en de gebeurtenissen rondom het individu, de personen waarmee iemand in contact komt en de voorzieningen waarover de persoon beschikt zijn dan weer de omgevingsfactoren die een mogelijke invloed kunnen uitoefenen. In tegenstelling tot vele andere theorieën, houdt het DMGT ook rekening met de invloed van de factor geluk op dit ontwikkelingsproces (Vaeyens et al., 2008). 3

11 Van Rossum en Gagné (2005) beschrijven het ontwikkelingsproces van talent als de transformatie van gave naar talent. Dit houdt in dat men zijn of haar vaardigheden binnen een bepaalde sport ontwikkelt door een proces van maturatie, leren, trainen en oefenen. Vaeyens et al. (2008) stellen dat uit de literatuur blijkt dat de factor oefenen de grootste invloed heeft in deze ontwikkeling. Ericsson et al. (1993) concluderen dat er minstens 10 jaar, of anders geformuleerd uur, nodig is om de vaardigheden en ervaring te vergaren die noodzakelijk zijn om expertise binnen een bepaald domein te bereiken. Er zijn echter nog onbeantwoorde vragen over de ideale omgeving waarin dit talent ontwikkeld moet worden, maar ook over het type en de frequentie van de oefeningen die moeten leiden tot expertise. 3. Hoe vinden we talent? Er zijn verschillende stadia in de ontwikkeling en de identificatie van talent. Talentdetectie is het proces waarbij men op zoek gaat naar individuen met potentieel die momenteel de desbetreffende sport nog niet beoefenen. 4

12 Talentidentificatie verwijst naar het proces waarbij men de huidige deelnemers aan een bepaalde sport, die het potentieel hebben om de top te bereiken in die sport, gaat identificeren. Dit gebeurt niet alleen op basis van fysieke parameters, maar ook op basis van fysiologische, psychologische, sociale en technische parameters (Regnier et al., 1993). Talentidentificatie kan Fig. 3 Sleutelniveaus in het proces van talentidentificatie en - ontwikkeling (Williams & Reilly, 2000) plaatsvinden tijdens verschillende stadia van het ontwikkelingsproces van de sporter. Een belangrijke vraag die hierbij gesteld moet worden, is of de sporter in kwestie de mogelijkheden heeft om voordeel te halen uit de systematische ondersteuning en training waaraan hij/zij zal onderworpen worden (Kluka et al., 2007). Selectie houdt in dat men de meest geschikte (groep) atleten uitkiest om een specifieke taak te vervullen, al dan niet binnen een team (Williams & Reilly, 2000). Om uiteindelijk tot de ontwikkeling van talent te komen, moet er een aangepaste leeromgeving voorzien worden voor deze geselecteerde spelers, zodat het potentieel van dit individu optimaal gerealiseerd kan worden (Vaeyens et al., 2008). Australië, China, Cuba en de voormalige Oostbloklanden hebben al pogingen gedaan om de eigenschappen, die een vaardig van een niet-vaardig kind kunnen onderscheiden, te definiëren. Detectie en identificatie van talent binnen teamsporten is dan ook moeilijker dan binnen individuele sporten. In vergelijking met individuele sporten, is in teamsporten succes immers meer afhankelijk van omgevingsfactoren, zoals bijvoorbeeld de samenhang binnen een team.. Het is dan ook eenvoudiger bij individuele sporten om de predictoren voor talent wetenschappelijk te omschrijven (Reilly et al, 1990). Zowel biologische, psychologische als sociale indicatoren zijn van belang bij het zoeken naar talent (Matsudo, 1996; Vaeyens et al., 2008; Regniers et al., 1993). De psychologische variabelen kunnen opgedeeld worden in drie groepen. De eerste groep omvat de karakteristieken die betrekking hebben tot de persoonlijkheid. Hiermee wordt onder andere concentratie, agressiviteit, zelfvertrouwen en angst bedoeld (Hemery, 1986). De tweede groep 5

13 slaat op het zelfbeeld (Cazelatti et al. 1980) en als derde en laatste eigenschap is er de respons van het individu op de oefeningen waaraan het onderworpen wordt (Borg, 1973). Ook de sociale factoren hebben een invloed op het individu. Eventueel succes is dan ook uiteindelijk afhankelijk van tal van omgevingsfactoren. Blessurevrij blijven, de mogelijkheden hebben om te oefenen, de manier waarop je gecoacht en begeleid wordt tijdens je ontwikkeling, de invloed van de ouders, vriendenkring en familieleden zijn allemaal bepalende factoren. In deze studie wordt er echter niet verder ingegaan op de invloed van deze psychologische en sociale factoren, maar ligt de nadruk op de biologische factoren die later aan bod komen. De biologische, psychologische en sociale variabelen hebben elk een bepaalde mate van voorspellende waarde. Deze factoren zullen dan ook een invloed hebben op het al dan niet uitgroeien tot een succesvol individu op latere leeftijd (Kluka et al., 2007). Topatleten, die deelnemen aan internationale competities (o.a. Olympische Spelen), halen hoge scores op elke variabele (Matsudo, 1996). Getrainde personen, die zowel over praktijkervaring als over wetenschappelijke kennis beschikken, zijn beter in staat om talent te identificeren doordat zij gebruik maken van bepaalde markers. Snelle identificatie van talent zorgt er voor dat men vroegtijdig kan voorspellen welke individuen op latere leeftijd succesvol zullen zijn (Kluka et al. 2007). Volgens Matsudo (1996) echter is één van de problemen bij de zoektocht naar talent de achtergrond van de sportcoach. De coach, die in direct contact staat met zijn atleet, heeft vaak niet de nodige wetenschappelijke knowhow om talent te herkennen. De personen die wel over deze wetenschappelijke achtergrond beschikken, hebben dan weer vaak niet de praktische ervaring die een sportcoach wel bezit. Door het gebrek aan deze ervaring, hebben zij niet het vermogen om geschikte programma s te ontwikkelen voor het jonge talent. Een goede wisselwerking tussen praktijkdeskundigen en theoretici is dus noodzakelijk. Een voorbeeld van een talentidentificatiesysteem binnen het voetbal is TIPS. TIPS staat voor techniek, intelligentie, persoonlijkheid en snelheid en is een onderdeel van het scoutingsproces dat wordt toegepast door Ajax Amsterdam. Andere scouts maken dan weer gebruik van TABS (techniek, attitude, balans, snelheid) en SUPS (snelheid, understanding, persoonlijkheid en skill) om op zoek te gaan naar talent. Wetenschappers zijn al vele jaren bezig met het zoeken naar de belangrijkste predictoren van talent in verschillende sporten (Regnier et al, 1993). 6

14 4. Problemen in huidige TID-modellen (Vaeyens et al., 2008) Vele modellen voor talentidentificatie hebben echter een lage voorspellende waarde. Ook hun validiteit en bruikbaarheid worden in vraag gesteld. In de modellen wordt er vaak geen rekening gehouden met de invloed van de mate van maturiteit op de prestaties. Aangezien de chronologische en biologische leeftijd meestal niet aan een zelfde snelheid ontwikkelen, kunnen kinderen benadeeld worden door hun maturatiestatus. Vooral bij jongens speelt de seksuele maturiteit een belangrijke rol. Een ander probleem dat vaak optreedt, is dat men er van uitgaat dat factoren die voor succes zorgen op volwassen leeftijd, geëxtrapoleerd kunnen worden om jonge, talentvolle kinderen te identificeren. Het is echter niet noodzakelijk zo dat iemand die deze eigenschappen tijdens de adolescentie bezit, deze ook zal behouden overheen de maturatieperiode. Een derde probleem, dat voornamelijk vaak optreedt bij cross-sectionele studies, is het dynamische karakter van talent en van de ontwikkeling ervan. Deze dynamiek manifesteert zich op twee manieren. Langs de ene kant zijn er de grote inter-individuele verschillen in groei, ontwikkeling en training door de onstabiele en niet-lineaire ontwikkeling van de prestatiebepalende factoren. Zo zal er bijvoorbeeld bij jonge voetbalspelers na de peak height velocity een plateau ontstaan in de curves voor onder andere explosieve kracht en loopsnelheid. Dit dynamische karakter maakt het dan niet mogelijk om voorspellingen te doen over lange termijn. Tenslotte focussen de modellen vaak slechts op een beperkt aantal variabelen. Bij de zoektocht naar talent wordt er nog te vaak gebruik gemaakt van eendimensionale modellen of van modellen die zich enkel richten op antropometrische, fysieke en psychologische metingen. In vele sporten is het echter zo dat elk individu dankzij een unieke combinatie van factoren uitblinkt in zijn of haar discipline. Een zwakkere score op een bepaalde variabele kan dan gecompenseerd worden door sterkere scores op andere variabelen. Zo worden individuen die laag scoren op een enkele variabele soms niet opgenomen in de talentselectie en ook het omgekeerde is het geval. In tegenstelling tot de meeste modellen erkent het DMGT wel de mogelijke invloed van nature en nurture en houdt het rekening met de dynamische en multidimensionale kenmerken van talent in de sport (Vaeyens et al, 2008). 7

15 5. Criteria voor effectie TID tests (Kearney, 1999) Kearney (1999) schreef dan ook een overzicht van vijf verschillende criteria die noodzakelijk te zijn om te spreken van een effectieve talentidentificatietest. 1. Stabiliteit Een eerste criterium is dat de gemeten variabele stabiel moet zijn. Dit wil zeggen dat de variabele niet mag veranderen met de tijd en dat er slechts een minimale impact van groei en ontwikkeling op de variabele mag zijn. De variabele moet een zeer sterke genetische component hebben en moet ook onafhankelijk zijn van de ervaring en getraindheid van de atleet. Dit eerste criterium wordt dan ook stabiliteit genoemd. 2. Predictie Een tweede criterium is predictie. Wanneer het resultaat van een variabele die je meet op jonge leeftijd een goede predictor is voor de prestatie op volwassen leeftijd, dan wordt dit goede tunneling genoemd. Met andere woorden, de prestatie op jonge leeftijd kan geëxtrapoleerd worden naar de volwassen leeftijd. 3. Relevantie Een derde criterium is de relevantie van de gemeten variabele tot de prestatie. Deze te meten variabele hoort gemeenschappelijk aanwezig te zijn bij alle individuen die een hoog niveau halen binnen een bepaalde sportdiscipline. Het is echter niet noodzakelijk dat deze variabele in staat is om een onderscheid te maken binnen de atleten die op topniveau presteren. 4. Betrouwbaarheid, validiteit en objectiviteit Een talentidentificactietest moet betrouwbaar, valide en objectief zijn. Dit is dan ook een vierde criterium. Een goed test voldoet dan ook aan elk van deze drie factoren. 5. Bruikbaarheid Tot slot moet de test ook bruikbaar zijn, dit wil zeggen dat het een eenvoudig en makkelijk bruikbare veldtest moet zijn. Algemeen wordt aangenomen dat de initiële screening moet bestaan uit een veldtest en dat men hierna meer gedifferentieerd te werk kan gaan met laboratoriumtesten bij kleinere groepen. 8

16 Wanneer een test 100 % effectief is, zou er een sterke, lineaire relatie moeten zijn tussen de resultaten op de test en de werkelijke prestaties. Hoe dichter deze resultaten bij elkaar liggen, hoe effectiever de test. Wanneer dit niet het geval is en een persoon wel goed scoort op de test, maar niet in een competitieve situatie, dan bevindt deze zich in het vals positieve kwadrant. De vals negatieven zijn de individuen die slecht scoren op de tests, maar die het goed doen in een competitieve situatie. Indien men in dit laatste geval enkel de uitslag van de test volgt, zou men besluiten dat deze persoon niet de capaciteiten heeft om succes te bereiken, ook al blijkt dat dit in werkelijkheid anders is. 6. Tracking Eén van de basisvragen bij de detectie van sporttalent is dus in hoeverre de goede prestaties van een kind in stand kunnen gehouden worden tijdens het volwassen leven. De tendens van individuen om hun positie in een groep te behouden overheen de tijd noemt men tracking of stabiliteit (Matton et al., 2006). Malina (2001) verwoordt dit als de capaciteit van een individu om dezelfde positie in een groep te behouden naarmate de tijd verder gaat. Ook zegt tracking iets over de voorspelbaarheid van een bepaalde variabele, met andere woorden in welke mate de meting tijdens de kinderjaren kan bepalen welke score er zal gehaald worden op latere leeftijd (Matton et al., 2006). Longitudinaal onderzoek, met minstens twee meetpunten, is hiervoor dus noodzakelijk. Meestal worden er correlaties gebruikt om de mate van stabiliteit te bepalen tussen de verschillende metingen. Algemeen geldt dat hoe kleiner het interval waartussen gemeten wordt, hoe hoger de correlatie zal zijn. Wanneer het interval groter wordt, zal in het algemeen de correlatie kleiner worden. Malina et al. (2001) suggereren de volgende interpretatie: een correlatie van < 0.30 wordt gezien als laag, een correlatie tussen 0.30 en 0.60 als matig en een correlatie > 0.60 tenslotte wordt gezien als vrij hoog. Correlaties geven de relatie tussen twee metingen weer, maar zijn geen indicatie om oorzaak- gevolg conclusies te trekken. 9

17 6.1. Antropometrie Wat? Bij de zoektocht naar talent zijn onder andere de antropometrische factoren belangrijk. Hieronder worden variabelen zoals lichaamsgewicht, -lengte, vetvrije massa, vetmassa, beenen armlengte, lendenomtrek, zithoogte, etc. verstaan Stabiliteit? De antropometrische factoren lichaamslengte en lichaamsgewicht blijken stabiel te zijn tijdens de kindertijd. Falk et al. (2001) onderzochten 297 jongens en 268 meisjes gedurende een periode van vier jaar. Bij de start van het onderzoek waren deze kinderen 6-7 jaar oud. Bij de jongens werden er correlaties van 0.73 gevonden, terwijl er bij de meisjes een correlatiecoëfficiënt van 0.49 werd gevonden voor de lichaamslengte. Voor het gewicht werden correlaties gevonden van 0.75 en 0.70, respectievelijk voor de jongens en de meisjes. Ook Leppik (2006) onderzocht de stabiliteit van de antropometrische parameters bij kinderen. 81 jongens en 86 meisjes namen deel aan Leppiks vierjarig onderzoek. Deze kinderen waren bij de start jaar oud. Uit het onderzoek kon Leppik concluderen dat de stabiliteit van lichaamslengte, gewicht, BMI, huidplooien, omtrekmaten, lengtematen en lichaamsimpedantie hoog was. Voor deze parameters werd een correlatie gevonden die hoger was dan 0.90 (tabel 1) Matton et al. (2006) onderzochten ook de stabiliteit van de antropometrische eigenschappen, ditmaal niet bij kinderen maar bij de overgang van adolescent naar volwassene. Bij dit 10

18 onderzoek werden 138 Vlaamse vrouwen jarenlang opgevolgd. Bij de eerste meting hadden de vrouwen een gemiddelde leeftijd van 16.6 jaar, bij de laatste meting was de gemiddelde leeftijd 40.5 jaar. Uit de resultaten bleek dat zowel de lichaamslengte als het gewicht stabiele factoren zijn bij de overgang van adolescent naar volwassene. Er werden correlaties gevonden van respectievelijk 0.96 en Ook Boreham et al. (2004) onderzochten de overgang van adolescent naar jong volwassene. Zowel bij mannen als bij vrouwen vonden ze waarden die de stabiliteit van zowel de lichaamslengte als het lichaamsgewicht konden bevestigen. De prevalentie van overgewicht/obesitas bij kinderen en adolescenten stijgt zienderogen (Gezondheidsenquête België 2004). Belangrijk hierbij is dus om ons af te vragen of magere kinderen ook magere volwassenen zullen worden en of dat dikke kinderen ook een hoger risico hebben om dik te blijven in hun latere leven. Malina et al. (2004) veronderstellen dat er hierrond twee algemene trends zijn. De eerste trend stelt dat onderhuids vet geen stabiele factor is wanneer de periode van bij de geboorte tot de eerste 5 à 6 jaar bekeken wordt. Onderhuids vet blijkt dus een zeer labiele factor te zijn tijdens deze periode. De tweede trend daarentegen stelt dat wanneer jong volwassenen 7 à 8 jaar opgevolgd worden er wel stabiele correlaties aanwezig zijn. Zo vonden Campbell et al. (2001) correlaties van 0.50 bij de mannen en 0.57 bij de vrouwen wanneer het vetpercentage 12 jaar werd opgevolgd. Bij de eerste meting was de gemiddelde leeftijd 13 jaar en bij de laatste meting was de gemiddelde leeftijd dus 25 jaar. Ook Beunen et al. (1997) vonden gelijkaardige resultaten voor de som van de huidplooien, wat een indicatie is voor het vetpercentage. In de studie van Wardle et al. (2006) werden jarige studenten gedurende vijf jaar opgevolgd. De meest relevante resultaten van dit onderzoek waren de correlatiecoëfficiënten 11

19 van het BMI en de lendenomtrek. De grootte van de correlaties was vergelijkbaar bij de meisjes en jongens, de correlaties worden dan ook weergegeven voor beide geslachten samen. Tabel 3 toont de correlaties voor BMI, terwijl tabel 4 de correlaties weergeeft voor de lendenomtrek. Hierbij valt het op dat correlaties van opeenvolgende jaren vaak heel hoog zijn, 0.94 bij BMI en 0.86 bij lendenomtrek. Wanneer het interval groter wordt (twee, drie of vier jaar) en er dus uitspraken gedaan worden over langere periodes wordt de correlatiecoëfficiënt stelselmatig iets lager. Casey et al. (1992) spitsten zich ook toe op het BMI en zij vonden dat de stabiliteit overheen de tijd beter was bij de mannen dan bij de vrouwen. Metingen tijdens de kindertijd en de adolescentie waren goede voorspellers voor de lichaamsgrootte bij mannen op middelbare leeftijd, maar bleken geen goede voorspellers te zijn voor de lichaamsgrootte bij vrouwen. Bij de vrouwen was er geen correlatie tussen BMI op kinderleeftijd en BMI op middelbare leeftijd (40 50 jaar) te vinden. De tracking van de lichaamsgrootte (body size) van kinderleeftijd naar middelbare leeftijd was dus laag bij de vrouwen, maar dit verhoogde wel iets na de adolescentie. Uit een ander onderzoek (Cronk et al. 1982) bleek dan ook dat invloeden na de adolescentie een groter effect hebben op het lichaamsvet op volwassen leeftijd dan het lichaamsvet op kinderleeftijd en dit voor zowel de mannen als de vrouwen. Één van de mogelijke verklaringen voor het feit dat de correlaties bij de vrouwen veel lager zijn in vergelijking met de mannen is dat volwassen vrouwen veel bewuster bezig zijn met hun gewicht in vergelijking met mannen. Zo gaan vrouwen bijvoorbeeld op dieet, waardoor ze een lager BMI hebben dan hetgeen er zou verwacht worden op basis van de metingen op kinderleeftijd (Dwyer,1970; Kunkel, 1987). Algemeen kan er gesteld worden dat de antropometrische variabelen stabiel zijn. 12

20 6.2 Fysiek Wat? Naast de antropometrische eigenschappen, kunnen ook de fysieke factoren bestudeerd worden. Hiertoe behoren onder andere de maximale zuurstofopname, de anaërobe drempel, de OBLA (onset of blood lactate accumulation), de spierkracht, de lenigheid, etc. Het is dus belangrijk om ook deze biologische factoren in kaart te brengen bij de zoektocht naar talent Stabiliteit? Lange tijd werd er gedacht dat metingen tijdens de kindertijd geen voorspellende waarde hadden voor prestaties op volwassen leeftijd. Toch zijn er auteurs die optimistische resultaten rapporteerden. In de Leuven Growth Studie van Belgische jongens onderzochten Beunen et al. (1997) onder andere de trackingscoëfficienten van heel wat fysieke testen. De jongens werden longitudinaal opgevolgd vanaf de leeftijd van 12 jaar tot op 19-jarige leeftijd. 240 proefpersonen werden opnieuw onderzocht op jarige leeftijd. De resultaten zijn weergegeven in tabel 5. De belangrijkste resultaten voor ons onderzoek zijn de shuttle run, de sit and reach test en de verticale sprong. Shuttle run. Maia et al. (2001) onderzochten onder andere de stabiliteit van de shuttle run bij jongens tijdens de adolescentie. De resultaten toonden een coëfficiënt van 0.63 wanneer de jongens opgevolgd werden van 12- tot 14-jarige leeftijd en een coëfficiënt van 0.47 wanneer ze werden opgevolgd van 14- tot 17-jarige leeftijd. Beunen et al. (1997) bekeken de overgang van adolescent naar volwassene, waarin te zien is dat de correlaties lichtjes stijgen van 0.45 (13-30 jaar) naar 0.52 wanneer de periode tussen 18- en 30- jarige leeftijd onderzocht wordt. Uit tabel 5 kan ook de stabiliteit op volwassen leeftijd afgelezen worden. Zo werd er bij de shuttle run een coëfficiënt gevonden van 0.78 wanneer 30- jarige individuen gedurende vijf jaar werden opgevolgd (Beunen et al., 1997). 13

21 Sit and reach. In het boek van Malina et al. (2004), Growth, Maturation and Physcial Activity, zijn er onder andere correlaties voor de sit and reach test te vinden, toegespitst op de kindertijd en de adolescentie. De correlaties zijn laag tot matig bij beide geslachten tijdens de kindertijd. Tijdens de adolescentie stijgen deze correlaties iets bij de jongens, voor de meisjes zijn er geen gegevens bekend (Malina, 2004). Maia et al. (2001) vonden hoge correlatiecoëfficiënten voor de sit and reach test bij jongens tijden de adolescentie, gaande van 0.71 tot 0.74 respectievelijk voor een 2- jarig ( jaar) en een 3- jarig interval ( jaar). Uit de tabel van Beunen et al. (1997) blijkt dat lenigheid een stabiele factor is, er werden namelijk trackingcorrelaties gevonden gaande van 0.64 tot Matton et al. (2006) bevestigen deze resultaten. Net als in de studie van Beunen werd ook hier de overgang van adolescent naar volwassene opgevolgd. Zij bekwamen een trackingscoëfficiënt van 0.76 bij vrouwen voor deze lenigheidtest. Net als bij de shuttle run, kan uit Beunens tabel ook de stabiliteit op volwassen (30 35 jaar) leeftijd afgelezen worden (0.90). 14

22 Staande vertesprong. Falk et al. (2001) onderzochten onder andere ook de stabiliteit van de staande vertesprong. Voor dit onderzoek werden 297 jongens en 268 meisjes vier jaar opgevolgd. De eerste meting vond plaats op 6-7 jarige leeftijd. Bij de jongens werd er een stabiliteitscoëfficiënt gevonden van 0.43 en bij de meisjes Ahnert et al. (2008) vonden stabiele waarden voor de staande vertesprong op kinderleeftijd (8 tot 12 jaar). Deze waarde liggen hoger dan de gevonden waarde in de studie van Falk et al. (2001). Een mogelijke verklaring hiervoor is te vinden in de studie van Branta et al. (1984). Zij stelden vast dat de leeftijd bij de start van het onderzoek een belangrijke rol speelt. Zo zal de stabiliteitscoëfficiënt groter zijn naarmate de proefpersonen ouder zijn bij de start van het onderzoek. Ook is het zo dat op de leeftijd van 6-7 jaar, de startleeftijd in het onderzoek van Falk et al. (2001), de bewegingspatronen meestal nog niet routinematig zijn, waardoor de variabiliteit groter wordt en dit dus een invloed heeft op de mate van stabiliteit (Seefeldt et al., 1982). In de studie van Ahnert et al. (2008) werd ook de periode van kinderleeftijd (8 jaar) naar vroeg volwassen leeftijd (23 jaar) onderzocht en werden er respectievelijk waarden van 0.60 en 0.46 voor de jongens en meisjes gerapporteerd. Tabel 7 Stabiliteitscoëfficiënten van de Standing Broad Jump van kindertijd tot op jong volwassen leeftijd (Ahnert et al., 2008) Motorische test en leeftijd Standing Long Jump, 8 jaar Standing Long Jump, 10 jaar Standing Long Jump, 12 jaar Standing Long Jump, 23 jaar Standing Long Jump, 0.671** 0.57** 0.464** 8 jaar Standing Long Jump, 0.62** 0.77* 0.61** 10 jaar Standing Long Jump, 0.735** 0.678** 0.490** 12 jaar Standing Long Jump, 23 jaar 0.60** 0.52** 0.58** a Waarden voor mannelijke deelnemers staan subdiagonaal, waarden voor vrouwelijke deelnemers staan boven de diagonaal. * p < 0.05, ** p < 0.01 De eerder genoemde studie van Beunen et al. (1997) onderzocht de overgang van adolescentie naar volwassenheid en vond dat de stabiliteit van explosieve kracht, in dit onderzoek gemeten aan de hand van de verticale sprong, matig was tussen de 13 en 30 jaar (0.52), maar groter werd tussen 18 en 30 jaar (0.69). 15

23 Sit ups. In 2003 publiceerden Trudeau et al. een studie die als doel had om de stabiliteit van specifieke aspecten van fysieke fitheid na te gaan van kind naar volwassene. Hiervoor werd onder andere de stabiliteit van sit ups onderzocht. Uit vroegere onderzoeken (Ellis et al., 1975) werden er al coëfficiënten gevonden van 0.40 voor jongens tussen 10 en 16 jaar (zie ook tabel 6, Malina et al., 2004). Ook Marshall et al. (1998) vonden deze waarde bij jongens tussen 9 en 12 jaar. In de studie van Trudeau et al. (2003) werden iets lagere waarden gevonden: respectievelijk 0.27 en 0.38 voor de vrouwen en de mannen. De verklaring voor deze lager liggende waarden, werd reeds eerder vermeld: de trackingscoëfficiënt daalt wanneer het onderzochte tijdsinterval groter wordt. Handknijpkracht. Taeymans et al. publiceerden in 2009 een artikel waarin een dertigjarig onderzoek beschreven werd. Dit onderzoek had verschillende doelen. Het eerste doel van dit onderzoek was om de veranderingen in statische kracht (a.d.h.v. handknijpkracht) overheen te tijd te analyseren. Ten tweede wou men onderzoeken of de kracht op volwassen leeftijd kon voorspeld worden aan de hand van krachtgerelateerde variabelen in de jeugd en adolescentie. Het derde en laatste doel van het onderzoek was om te kijken of de mate van rijpheid (vroeg- gemiddeld- laat matuur) een invloed had op hoe voorspelbaar de kracht zou zijn op volwassen leeftijd. Hierbij werd er verwacht dat er bij de vroeg mature groep een hogere voorspelbaarheid zou zijn. Deze figuur toont de ontwikkeling van de handknijpkracht. Hierop is te zien dat de kracht bij de meisjes op elk moment lager ligt dan deze bij de jongens. De verschillen tussen jongens en 16

24 meisjes worden ook duidelijker vanaf de leeftijd van 12 jaar. Op deze leeftijd vindt er bij de jongens een versnelling plaats, terwijl er bij de meisjes dan weer een vertraging plaats vindt. Uit dit onderzoek bleek ook dat handknijpkracht van de meisjes op bijna alle leeftijden in de vroeg en gemiddelde mature groep een goede voorspeller is voor statische kracht op volwassen leeftijd. Bij de jongens daarentegen bleek dat enkel op 11-jarige leeftijd en bij de gemiddeld mature groep handknijpkracht een goede voorspeller was. Andere determinanten zoals sit ups, medicinebal werpen, hockeybal werpen en 25m sprint bleken bij de jongens een goede voorspellende waarde te hebben voor latere statische kracht (Taeymans et al., 2009). Invloed van APHV. Lefevre et al. (1990) bekeken de relatie tussen de fysieke capaciteiten en de age at peak height velocity (APHV). Hun onderzoekssample bestond uit 173 Vlaams jongens die opgevolgd werden vanaf 13 tot 18 jaar en die nog eens opnieuw de testen ondergingen als volwassene op 30-jarige leeftijd. Voor hun onderzoek maakten ze onderscheid tussen jongens met een vroege, gemiddelde of late leeftijd op het moment van de piek groeisnelheid. Ten eerste toonden de resultaten van het onderzoek aan dat er een significante verbetering was van alle motorische vaardigheden naarmate men ouder werd, waarbij statische kracht, explosieve kracht en de snelheid van de ledematen duidelijk gerelateerd waren aan de mate van rijpheid. Op de leeftijd van jaar zullen de vroeg mature jongens beter presteren op deze testen dan de late mature jongens. Toch moet er voorzichtig omgegaan worden met deze resultaten, men kan er niet zomaar vanuit gaan dat er een oorzakelijk verband is tussen de mate van rijpheid en de score op de fysieke testen. Er zijn namelijk nog heel wat andere factoren, zoals bijvoorbeeld lichaamslengte en - gewicht, die hierop mogelijk een invloed kunnen hebben. Tabel 8 Correlatiecoëfficiënten tussen de individuele scores van de eerste hoofdcomponent en de prestatiewaarden op 30- jarige leeftijd voor alle motorische eigenschappen (Lefèvre et al. 1990) TEST COËFFICIËNT Plate tapping 0.60 Sit and reach 0.83 Verticale sprong 0.64 Arm pull 0.47 Leg lifts 0.63 Bent arm hang 0.53 Shuttle run 50m 0.54 Ten tweede toonde het onderzoek ook aan dat er geen significante relatie is tussen de leeftijd waarop de piekgroeisnelheid bereikt wordt en de fysieke capaciteiten op 30-jarige leeftijd. Deze correlaties tonen aan dat jongens die goed presteerden tijdens de adolescentie een grote kans hebben om op 30-jarige leeftijd boven het gemiddelde te presteren 17

25 voor de desbetreffende test. Deze gegevens zijn echter in tegenstelling met andere gevonden resultaten. Daarom formuleerden Lefevre et al. (1990) de volgende hypothese: de best presterende volwassen mannen zijn deze mannen die tijdens de adolescentie ook al goed presteerden en die laat matuur waren. Terwijl de minder goed presterende volwassen mannen deze mannen zijn die tijdens de adolescentie ook al de minst goede score hadden en die vroeg matuur waren (Lefevre et al., 1990). Uit al deze onderzoeken kan geconcludeerd worden dat fysiek factoren vrij stabiel zijn, maar minder stabiel dan de antropometrische eigenschappen. 6.3 Motoriek Wat? Motorische coördinatie is de onderliggende factor van verschillende motorische vaardigheden (Magill, 1993). Motorische vaardigheden houden zowel grote als kleine motorische vaardigheden in. Handvaardigheid, zoals schrijven, is een voorbeeld van een kleinmotorische vaardigheid terwijl onder meer lopen, springen en evenwicht onder de grootmotorische vaardigheden kunnen worden geklasseerd (Haga, 2009). Tijdens de levensloop heeft de ontwikkeling van de motoriek een typisch verloop: vanaf de vroege kindertijd tot de adolescentie nemen de motorische vaardigheden toe, om dan op latere leeftijd, tijdens de late adolescentie en de vroege volwassenheid, hun hoogtepunt te bereiken of te stagneren. Vanaf ongeveer 30-jarige leeftijd start de afname van de motorische vaardigheden. Er is echter grote variatie, afhankelijk van de specifieke motorische taak, in de snelheid van toename en afname en in het tijdstip waarop men maximaal vaardig is (Bos, 1994). In deze thesis wordt coördinatie ook gebruikt als synoniem voor motoriek Stabiliteit? Tabel 9, die door Ahnert et al. (2008) gepubliceerd werd, geeft een overzicht van de correlaties van coördinatieve testen van de deelnemende kinderen. Op de leeftijd van 4-6 jaar werd de MOT 4-6 test afgenomen, terwijl de KTK test (Kiphard & Schilling, 1974) werd afgenomen wanneer de kinderen in de lagere school zaten (8-12 jaar). Ook op jong volwassen leeftijd, toen de deelnemers 23 jaar oud waren, werd de KTK test nogmaals uitgevoerd. Het voorspellen van de prestaties op 4-6 jarige vereist een vergelijking tussen de MOT 4-6 test en 18

26 de KTK test. Volgens Ahnert et al. (2008) echter mag dit geen probleem vormen, aangezien de MOT 4-6 test een groot aantal motorische taken omvat die een beroep doen op het coördinatieve vermogen van het kind. Bovendien toonde Bos in 2001 aan dat de MOT 4-6 matig tot vrij hoog correleert met de KTK somscore op de leeftijd van 5 tot 6 jaar. Tabel 9 Correlatie - en stabiliteitscoëfficiënten r tussen MOT 4-6 en de KTK tussen vanaf 4- jarige tot 23-jarige leeftijd (Ahnert et al., 2008) Soort test + MOT, MOT, MOT, KTK, KTK, KTK, KTK, leeftijd 4 jaar 5 jaar 6 jaar 8 jaar 10 jaar 12 jaar 23 jaar MOT, 4 jaar 0.31** 0.47** 0.51** 0.331* 0.40** 0.30* MOT, 5 jaar 0.58** 0.44** 0.49** 0.37** 0.44** 0.54** MOT, 6 jaar 0.69* 0.58** 0.65** 0.34** 0.54** 0.46** KTK, 8 jaar 0.54** 0.62** 0.67** 0.745** 0.72** 0.52** KTK, 10 jaar 0.52** 0.53** 0.58** 0.80** 0.80** 0.61** KTK, 12 jaar 0.51** 0.48** 0.50** 0.76** 0.84** 0.57** KTK, 23 jaar 0.37** 0.34** 0.42** 0.59** 0.63* 0.60** Noot: voor kleuters werd de stabiliteit vand e MOT 4-6 gecorrigeerd voor de leeftijd in maanden a Waarden voor mannelijke deelnemers staan subdiagonaal, waarden voor vrouwelijke deelnemers staan boven de diagonaal. * p < 0.05, ** p < 0.01 Korte termijn stabiliteit. In de tabel is te zien dat alle stabiliteitscoëfficiënten over een 2-jaar interval significant waren en een waarde hadden tussen 0.31 tot De stabiliteit was lager in de kleuterschool dan in de lagere school en bij de jongens werden er grotere correlaties gevonden in vergelijking met de meisjes. Bij de jongens was de gemiddelde correlatie tijdens de kleuterklasperiode (4-6 jaar) 0.62, terwijl dit bij de meisjes 0.42 bedroeg. De korte termijn stabiliteit van de KTK test (8-12 jaar) had een gemiddelde van respectievelijk 0.80 en 0.75 voor de meisjes en jongens. Deze bevindingen tonen over het algemeen een matig tot matig hoge stabiliteit van de motorische vaardigheden op korte termijn. Lange termijn stabiliteit. Correlaties variërend van 0.30 tot 0.54 werden gevonden bij het bekijken van het verband tussen de prestaties op 4- jarige leeftijd (MOT 4-6) en 23-jarige leeftijd (KTK). Tijdens de periode lagere school - jong volwassene werden er iets hogere coëfficiënten gevonden, gaande van 0.52 tot Deze waarden geven aan dat de coördinatieve vaardigheden vrij stabiel zijn op langere termijn (Ahnert et al. 2008). 19

27 Er bestaan veel onderzoeken die zich toespitsen op de stabiliteit van tal van factoren bij volwassenen. Ook de overgang van kind naar adolescent wordt vaak onderzocht. Studies die zich specifiek richten op de kinderjaren zijn echter schaars. Dit benadrukt hoe moeilijk het is om betrouwbare gegevens van jonge kinderen te verkrijgen. Deze studie wil dan ook bijdragen om deze leemte op te vullen en naast de stabiliteit van antropometrische en fysieke factoren ook speciale aandacht vestigen op de stabiliteit van coördinatieve vaardigheden bij kinderen. Bij de ontwikkeling van kinderen zijn er verschillende factoren die een belangrijke rol spelen. Eén van deze factoren is de sportparticipatie. Wij zullen dan ook dieper ingaan op deze factor en nagaan of deze al dan niet een rol kan spelen op de ontwikkeling van de antropometrische, fysieke en coördinatieve eigenschappen. We stellen ons met ander woorden volgende vragen: Onderzoeksvraag 1: Eens de beste, altijd de beste? Hoe stabiel zijn de antropometrische, fysieke en motorische factoren bij kinderen tussen 6 en 9 jaar, wanneer deze twee jaar opgevolgd worden? Onderzoeksvraag 2: Wat is de invloed van sportparticipatie op de antropometrische, fysieke en motorische factoren bij kinderen tussen 6 en 9 jaar? Onderzoeksvraag 3: Wat is de invloed van verandering in sportparticipatie op de antropometrische, fysieke en motorische factoren bij kinderen tussen 6 en 9 jaar? 20

28 II. METHODE 1. Populatie Het longitudinaal onderzoek startte in 2007 en omvatte een testpopulatie van 2722 kinderen, waarvan 1442 jongens en 1280 meisjes. De kinderen waren afkomstig uit 28 verschillende Vlaamse scholen uit de vijf Vlaamse provincies en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. De scholen werden ad random geselecteerd per provincie, waarbij rekening gehouden werd met de stratificatie per provincie, het onderwijsnet (VGO, OG, OGO), de graad van verstedelijking (stad, platteland) en het onderwijstype (normaal, bijzonder). Bij de tweede testsessie in 2008 werden 954 van de leerlingen uit de eerste testafname opnieuw getest, waarvan 499 jongens en 455 meisjes. Bij de laatste testafname in 2009 namen er nog 712 leerlingen van de initiële sample deel: 371 jongens en 341 meisjes werden voor een derde maal getest. Van deze 712 leerlingen waren er vijf nog maar 5 jaar oud bij de start van het onderzoek en twintig leerlingen waren reeds 10 jaar oud bij de start van het onderzoek, zodat de uiteindelijke sample bestond uit 687 leerlingen. Tabel 10 Verdeling aantal kinderen per leeftijd en geslacht bij intiële testafname 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j Totaal Meisjes Jongens Totaal Procedure In deze longitudinale studie werden door ervaren testleiders over drie opeenvolgende jaren antropometrische testen afgenomen bij kinderen uit het lager onderwijs. Daarnaast werden er ook fysieke en coördinatieve testen afgenomen. Aan de ouders werd gevraagd om een vragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst peilde onder andere naar de sportparticipatie van de kinderen. De testafnames vonden plaats in de periode oktober januari van de jaren 2007, 2008 en Als deelonderzoek van dit grootschalige project onderzocht deze studie de stabiliteit van deze eigenschappen bij kinderen. 21

29 3. Meetinstrumenten 3.1. Antropometrie Gestalte De gestalte wordt gemeten aan de hand van de Harpenden Portable Stadiometer (Holtain, UK). De kinderen nemen blootsvoets plaats op deze meter met de voeten samen. De hielen, de kuiten, het zitvlak en de schouderbladen raken de wand. Het hoofd wordt rechtop gehouden in de Frankfurter horizontale (= de denkbeeldige lijn van de onderste rand van de oogholte tot het midden van de uitwendige gehoorgang). De testleider verplaatst de meetlat en leest de waarde af tot op 0.1cm nauwkeurig Zithoogte Om de zithoogte van de kinderen te bepalen, nemen deze plaats op een gekalibreerde meettafel. Hierbij is het belangrijk dat de kinderen rechtop zitten en dat hun knieholten tegen het tafelblad van de zithoogtemeter zitten. De testleider kan de zithoogte aflezen door de meetschaal tot net achter de rechte rug van de proefpersoon te schuiven en vervolgens de schuiflat tot op het hoofd van de proefpersoon te schuiven. Ook deze meting gebeurt tot op 0.1cm nauwkeurig Gewicht en vetpercentage De kinderen nemen blootsvoets plaats op een gekalibreerde weegschaal (Tanita BC 420 SMA, Japan). Wanneer de kinderen stilstaan kan de testleider het gewicht aflezen tot op 0,1 kg nauwkeurig. Ook het vetpercentage kan afgelezen worden van de weegschaal, hiervoor dient de testleider verschillende stappen te doorlopen die aangegeven werden op het toestel (topsporter of niet, geslacht, leeftijd en lengte). Het vetgehalte wordt uitgedrukt in een percentage tot op 0.1% van het lichaamsgewicht Age Peak Height Velocity (APHV) De lichamelijke groei heeft een duidelijk en meetbaar eindpunt. Er is echter een groot verschil in de snelheid en de manier waarop kinderen de verschillende stadia van de groei doorlopen. De chronologische leeftijd van kinderen komt dan ook vaak niet overeen met hun biologische leeftijd. Zo zijn er kinderen die een snel groeitempo hebben en die reeds op relatief jonge leeftijd een volwassen gestalte hebben. Laat mature kinderen hebben dan weer een trager tempo en bereiken deze pas op latere leeftijd. In jeugdsport wordt er, ondanks dit belangrijke 22

30 verschil, voornamelijk gebruik gemaakt van de chronologische leeftijd als criterium. Zij beschikken immers vaak niet over de middelen om de biologische leeftijd te bepalen (Sherar et al., 2005; Mirwald et al., 2002). Age Peak Height Velocity (APHV) is de meest gebruikte indicator voor maturiteit in longitudinale studies over de groei van het kind. Het is een accurate maatstaf voor de maximale groei tijdens de adolescentie. Er werden eerder al andere methodes gebruikt, waarbij men onder andere gebruik maakte van de secundaire geslachtskenmerken, de skeletleeftijd en de menarche. Deze methodes zijn echter niet zo makkelijk toe te passen in de praktijk (Mirwald et al., 2002; Sherar et al., 2005). Mirwald et al. (2002) en Sherar et al. (2005) bepaalden de biologische maturiteit aan de hand van de chronologische leeftijd, de lengte, de zithoogte en het gewicht. Uit de combinatie van 3 studies, de Saskatchewan Pediatric Bone Mineral Accrual Study (BMAS), de Saskatchewan Growth and Development Study (SGDS) en de Leuven Longitudinal Twin Study (LLTS), werd er een geslachtsspecifieke vergelijking opgesteld waarmee men de APHV kan bepalen. Door de drie studies te combineren, is de vergelijking beter generaliseerbaar. Voor de jongens wordt er gebruik gemaakt van volgende vergelijking: Maturity Offset = x (beenlengte x zithoogte) x (leeftijd x beenlengte) x (leeftijd x zithoogte) x (beenlengte/lengte ratio) (R = 0.96, R2 = 0.915, SEE = 0.490). Voor de meisjes gaat de vergelijking als volgt: Maturity Offset = x (beenlengte x zithoogte) x (leeftijd x zithoogte) x (beenlengte/lengte ratio) x (leeftijd x gewicht) (R = 0.95, R2 = 0.910, SEE = 0.499). Om de APHV te bepalen, moet je het bekomen resultaat aftrekken van de huidige leeftijd. Deze methode voor het bepalen van de APHV is eenvoudig hanteerbaar, goedkoop en niet-invasief. In deze studie werd er dan ook gebruik gemaakt van deze vergelijking. De resultaten die men met deze methode bekomt, zijn even nauwkeurig als de resultaten die men behaalt met methodes die gebruik maken van de skeletleeftijd. Gebruik maken van deze formules vereist dus wel een correcte en accurate meting van de lichaamslengte, de zithoogte en het lichaamsgewicht Fysieke vaardigheden De Eurofit testbatterij (Council of Europe, 1988) is een gestandaardiseerde Europese testbatterij die gezien wordt als één van de betere instrumenten om de fysieke fitheid te meten. In deze huidige studie werden er vier tests van deze testbatterij afgenomen: zittend reiken, shuttle run, endurance shuttle run en de staande vertesprong. 23

31 De Bruininks-Oseretsky Test of Motor Proficiency, Second Edition (BOT-2) is een test die gebruikt wordt om een brede waaier van fysieke en coördinatieve vaardigheden te meten bij individuen tussen 4 en 21 jaar. De sit-ups en knee push up zijn twee testen uit deze testbatterij die in deze studie gebruikt worden Lenigheid Zittend reiken (Sit and Reach SAR) Bij deze test neemt de proefpersoon plaats op de grond met aaneengesloten, gestrekte benen en de voeten tegen de testkist geplaatst. Vervolgens buigt de proefpersoon de romp zo ver mogelijk voorwaarts en duwt geleidelijk en zachtjes met beide handen tegen het liniaal. De testleider fixeert de knieën, zodat deze niet gebogen kunnen worden. De test wordt tweemaal uitgevoerd, waarbij de beste poging telt. Het resultaat wordt uitgedrukt in aantal centimeter en zegt iets over de lenigheid van de hamstrings en de lage rug Kracht Knee push-ups Het kind neemt plaats op de mat en plaatst de handen onder de schouders. De enkels worden gekruist en de voeten komen los van de grond. De testleider let erop dat er geen hoek in de heupen komt. De bedoeling van de test is om zoveel mogelijk knee push ups uit te voeren binnen de 30 seconden Sit-ups Het kind ligt op de rug op een mat met de armen naast zich en de handpalmen neerwaarts gericht. De voeten staan plat op de grond en er is een hoek van 90 in de knieën. Het kind tracht om binnen de 30 seconden zo veel mogelijk correcte sit-ups uit te voeren. Bij een correcte sit-up komen hoofd, schouders en schouderbladen los van de mat en reiken de handen naar de knieën. Hierna beweegt het lichaam weer naar de mat toe, hierbij moet het hoofd niet helemaal terugkeren tot op de mat, de schouderbladen wel Snelheid Shuttle run 10x5m Om de snelheid en wendbaarheid te testen wordt er gebruik gemaakt van de shuttle run. Bij deze test moeten de proefpersonen zo snel mogelijk tien maal over en weer lopen over een 24

32 afstand van vijf meter, waarbij beide voeten de lijn telkens moeten overschrijden. De tijd die ze hiervoor nodig hebben is een goede indicatie om iemands snelheid en wendbaarheid te evalueren Uithouding Endurance shuttle run Beep test Bij deze proef lopen de proefpersoon telkens heen en weer over een afstand van 20 meter, dit volgens het tempo van de cd-speler die geluidssignalen laat horen. Deze signalen zijn dus bepalend voor de loopsnelheid. Hoe lang de proefpersonen deze test konden volhouden, geeft een indicatie van hun uithouding. 3.3 Coördinatieve vaardigheden De KTK test (Korperkoördinations Test für Kinder, Kiphard & Schilling, 1974) is een testbatterij voor het meten van de grootmotorische vaardigheden. De test bestaat uit vier onderdelen: het rugwaarts balanceren op de evenwichtsbalken, het zijwaarts springen over een balkje, het zijwaarts verplaatsten van twee plankjes en ten slotte het hinkelen over een hindernis. De ruwe testscores van deze vier testen kunnen elk worden omgezet in een motorisch quotiënt (MQ). De som van deze vier MQ s is het MQKTK. Dit zegt iets over de algemene motorische coördinatie van kinderen, gaande van kinderen met aanleg voor motoriek tot kinderen met motorische problemen. Het MQKTK heeft een gemiddelde van 100 en een standaarddeviatie van 15. Een MQ onder de 85 geeft een motorisch profiel aan onder het 15 de percentiel en wordt als problematisch beschouwd Rugwaarts balanceren op evenwichtsbalken (BB) Bij deze proef moeten de deelnemers zich rugwaarts verplaatsen over drie verschillende balkjes. Elk balkje heeft een specifieke breedte, namelijk 6cm, 4.5cm en 3cm. Als oefenpoging mag elke deelnemer één maal een volledige lengte voorwaarts en rugwaarts stappen. Per balkje krijgt de proefpersoon drie pogingen om acht stappen rugwaarts te zetten. De eerste stap die de proefpersoon zet, telt niet als punt. Wanneer de tweede voet wordt geplaatst, start de telling. De score is de som van het aantal stappen dat de persoon op het balkje kan zetten. In totaal kunnen er dus 72 punten gescoord worden (3 x 3 x 8). 25

33 3.3.2 Zijdelings verplaatsen via twee plankjes (MS) Bij de start van de test staat de deelnemer op een plankje van 25cm bij 25cm en 4cm dik. Een ander identiek plankje neemt hij/zij met beide handen vast. De proefpersoon moet binnen de 20 seconden proberen om het plankje zo veel mogelijk zijwaarts te verplaatsen. Hierbij wordt het plankje telkens met beide handen zijdelings op de grond geplaatst, gaat men er met beide voeten op staan en neemt men het andere plankje met beide handen vast om dit weer verder zijdelings te plaatsen. De testleider telt een punt zowel voor het plaatsen van het plankje als voor het er op gaan staan. Telkens ze dus op het volgende plankje staan, krijgen ze twee punten. Elke proefpersoon krijgt twee pogingen, de score van beide pogingen wordt samengeteld Zijwaarts springen over balkje (JS) Bij de start van deze test plaatst de proefpersoon zich op de mat (60cm x 100cm) langs één zijde van het balkje (60 x 3 x 3). Binnen een tijdspanne van 15 seconden proberen ze zo veel mogelijk van de ene naar de andere zijde te springen, over het balkje en met beide voeten samen. De deelnemers krijgen twee pogingen, de score van beide pogingen wordt samengeteld Met één been over hindernis springen (HH) Deze test meet de veerkracht in de beenspieren en het vermogen om een afstand in te schatten. De deelnemers moeten hiervoor over een hindernis springen met één been. De hindernis bestaat uit kussens die 5cm hoog zijn. Vanop 1.5 m afstand tot de kussens voert de proefpersoon drie hinksprongen uit, waarna hij over de stapel kussens springt. Eens de kussens overschreden zijn, moet hij/zij nog twee sprongen uitvoeren op ditzelfde been. De test wordt zowel met het linker- als met het rechterbeen uitgevoerd. Telkens hij/zij over de stapel kan springen, wordt er een extra kussen toegevoegd. Lukt dit niet, dan krijgt hij/zij een tweede en een derde poging. Voor een eerste poging krijgen de proefpersonen drie punten, worden de kussens bij de tweede poging overschreden, dan geeft de testleider twee punten. Wie drie pogingen nodig heeft, krijgt één punt. 26

34 4. Data analyse. Alle analyses werden uitgevoerd met PASW Statistics 18. Allereerst werd er uit de initiële sample de kinderen geselecteerd die tijdens de drie jaren (2007, 2008 en 2009) getest werden. Hierna werden de frequenties opgevraagd met de daarbij horende boxplots. Op deze manier konden de uitbijters of ontbrekende waarden gedetecteerd worden en aangeduid worden als missing values. Om een antwoord te formuleren op de eerste onderzoeksvraag werden er twee verschillende aanpakken gebruikt. Eerst werd er gewerkt met correlaties. De stabiliteit overheen de drie jaar van zowel de antropometrische, fysieke als coördinatieve testen werden onderzocht per leeftijdscategorie en dit voor beide geslachten apart. Vervolgens werden ook kruistabellen gebruikt om na te gaan of degenen die in het eerste jaar van het onderzoek het best/zwakst presteerden, in het derde jaar van het onderzoek nog steeds tot de best/zwakst presterende groep behoorden. Hiervoor werden eerst de testscores van zowel het eerste al het derde jaar gehercodeerd, waarbij scores onder percentiel 10 als zwak werden beschouwd, scores tussen percentiel 45 en 55 als gemiddeld en scores boven de 90 als zeer goed. Ook hier werd er een onderscheid gemaakt tussen jongens en meisjes en tussen jong (leeftijden 6 en 7 jaar) en oud (leeftijden 8 en 9 jaar). In het tweede luik van de resultaten werd bekeken welke invloed al dan niet sporten heeft op de verschillende testen. Eerst werd er hiervoor een nieuwe variabele aangemaakt waarin een waarde van één aangaf dat de kinderen in het eerste jaar van het onderzoek in een sportclub zaten en in het derde jaar nog steeds in een sportclub zaten. Een waarde van nul betekende dat zowel de kinderen in het eerste als in het derde jaar niet in een sportclub zaten. Er werd gebruik gemaakt van repeated measures anova (RMA), met alle variabelen als within en geslacht, leeftijd en sport als between. Alle testen werden onderzocht, waarbij zowel de verschillen in geslacht, leeftijd als sportparticipatie van jaar één naar jaar drie werden bekeken. Bij de derde onderzoeksvraag werd er gekeken naar de verandering in sportparticipatie, hiervoor was het dus niet voldoende om enkel te kijken naar degene die wel of niet sporten, maar ook naar degene die in het eerste jaar aan sport deden en in het derde jaar niet meer sportten en ook omgekeerd degene die in het eerste jaar niet aan sport deden, maar in het derde jaar wel. Omwille van de kleine aantallen (25 kinderen in de ja nee groep en 23 27

35 kinderen in de nee ja groep) werd hier geen onderscheid gemaakt in leeftijd en geslacht. Opnieuw werd er gewerkt met repeated measures anova (RMA) met tijd als within en verandering in sportparticipatie als between, waarbij de evolutie van jaar één naar jaar drie onderzocht werd. Waarden werden als significant beschouwd als de p-waarde kleiner was dan Waarden kleiner dan 0.1 werden beschouwd als een trend tot significantie. 28

36 III. RESULTATEN Bij uit het uitvoeren van de analyses werden er heel wat resultaten bekomen. Bij elke onderzoeksvraag werd er zowel van het antropometrische, fysieke als coördinatieve luik één of twee testen geselecteerd, die nadien meer in detail besproken werden. Een overzicht van de overige resultaten is terug te vinden in de bijlage. 1. Onderzoeksvraag 1 A. CORRELATIES Tabel 11: Correlatiecoëfficiënten: antropometrie, fysiek en coördinatie MEISJES 6-8 jaar 7-9 jaar 8-10 jaar 9-11 jaar ANTROPOMETRIE Lichaamsgewicht FYSIEK Standing Broad Jump Shuttle Run COÔRDINATIE MQKTK NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001) 1.1. ANTROPOMETRIE LICHAAMSGEWICHT Tabel 11 toont ons dat er voor het lichaamsgewicht zeer hoge correlaties werden gevonden voor elke leeftijdscategorie (> 0.90), met andere woorden de scores gemeten op de verschillende leeftijden vertoonden een sterke samenhang. De correlatiecoëfficiënt varieerde van minimum tussen 9-jarige en 11-jarige leeftijd tot maximum bij het lichaamsgewicht tussen 8-jarige en 10-jarige leeftijd FYSIEKE EIGENSCHAPPEN STANDING BROAD JUMP Bij de standing broad jump werden er sterke tot zeer sterke correlaties teruggevonden. De correlatiecoëfficiënt had een bereik van minimum tussen de leeftijd van 6 en 8 jaar tot maximum tussen 8-jarige en 10-jarige leeftijd. 29

37 LG meisjes jaar SHUTTLE RUN De correlatiecoëfficiënten die bekomen werden voor de shuttle run waren hoog, gaande van tussen 6 en 8 jaar en tussen 9 en 11 jaar COÖRDINATIEVE EIGENSCHAPPEN MQKTK Ook voor het motorisch quotiënt op de KTK-test werden er hoge correlatiecoëfficiënten gevonden. De laagste correlatiecoëfficiënt van werd hierbij gevonden tussen een leeftijd van 6 en 8 jaar, maar deze coëfficiënt was nog steeds sterk significant. De hoogste correlatie werd gevonden tussen de leeftijd van 8 en 10 jaar. Deze bedroeg B. KRUISTABELLEN 1.1. ANTROPOMETRIE LICHAAMSGEWICHT Tabel 12: Kruistabel lichaamsgewicht Lichaamsgewicht meisjes jaar 3 Laag Gemiddeld Hoog Totaal Laag ,20% 0,00% 0,00% 45,20% Gemiddeld ,00% 16,10% 0,00% 16,10% Hoog ,00% 0,00% 38,70% 38,70% Totaal ,20% 16,10% 38,70% 100,00% In tabel 12 is te zien dat er 28 kinderen in jaar één een laag lichaamsgewicht hebben, met andere woorden deze kinderen hadden een lichaamsgewicht dat onder het tiende percentiel viel in het eerste testjaar. Deze 28 kinderen hadden in jaar drie nog steeds een lichaamsgewicht dat onder het tiende percentiel van het corresponderend jaar lag. Hetzelfde fenomeen was te zien voor kinderen met een gemiddeld lichaamsgewicht (tussen percentiel 45 en 55) en voor kinderen met een hoog lichaamsgewicht (boven percentiel 90). Ook hierbij maakten de proefpersonen in 2009 nog steeds deel uit van de groep waartoe ze oorspronkelijk behoorden. 30

38 Shuttle run meisjes j 1 Standing Broad Jump meisjes jaar FYSIEKE EIGENSCHAPPEN STANDING BROAD JUMP Tabel 13: Kruistabel standing broad jump Standing Broad Jump meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,50% 7,50% 0,00% 40,00% Gemiddeld ,50% 12,50% 5,00% 20,00% Goed ,00% 2,50% 37,50% 40,00% Totaal ,00% 22,50% 42,50% 100,00% Tabel 13 toont aan dat van de 16 kinderen die in het eerste jaar als zwak gedefinieerd werden voor de sit and reach test, in het derde jaar nog steeds 13 van hen in de zwakke groep zaten. Drie individuen waren overgeschakeld naar de gemiddelde groep. Van de acht kinderen die in jaar één een gemiddelde score hadden op deze test, hadden er in jaar drie nog steeds vijf een gemiddelde score, één iemand viel in jaar drie onder de zwakke groep en de overige twee maakten deel uit van de goede groep in In jaar één waren er 16 kinderen in de beste groep, hiervan waren er nog steeds 15 kinderen bij de besten in jaar drie. Eén kind hoorde in jaar drie niet meer thuis in deze groep, maar ging over naar de gemiddelde groep SHUTTLE RUN Tabel 14: Kruistabel shuttle run Shuttle run meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 2,40% 0,00% 34,10% Gemiddeld ,40% 17,10% 0,00% 19,50% Goed ,40% 0,00% 43,90% 46,30% Totaal ,60% 19,50% 43,90% 100,00% Uit tabel 14 kunnen we afleiden dat van de 14 kinderen die in 2007 tot de zwakste groep behoorden, 13 daarvan zich in 2009 nog steeds in deze groep bevonden. De overige proefpersoon schakelde over van de zwakke naar de gemiddelde groep. 31

39 MQKTK jaar 1 Zeven van de acht kinderen die in 2007 een gemiddelde score behaalden op de shuttle run test, bevonden zich in 2009 nog steeds in de gemiddelde groep. Het overige kind kwam in de zwakke groep terecht. Bij de groep die initieel sterk scoorde, zien we dat 18 van de 19 kinderen hun positie behouden en binnen de goede groep blijven. Eén van deze kinderen die tot de goede groep behoorde in 2007, maakte in 2009 de switch naar de gemiddelde groep COÖRDINATIEVE EIGENSCHAPPEN MQKTK Tabel 15: Kruistabel MQKTK MQKTK jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,30% 2,80% 0,00% 41,10% Gemiddeld ,90% 20,60% 0,90% 22,40% Goed ,00% 0,00% 36,40% 36,40% Totaal ,30% 23,40% 37,40% 100,00% Uit de tabel 15 blijkt dat van de 44 kinderen die initieel een zwak motorisch quotiënt behaalde op de KTK, 41 van hen in 2009 nog steeds tot deze zwakke groep behoorden. De drie andere proefpersonen die in 2007 tot de zwakke groep behoorden, scoorden gemiddeld in Van de 24 deelnemers die in 2007 een gemiddelde score behaalden, zijn er 22 personen die in 2009 nog steeds tot de gemiddelde groep behoren. Eén proefpersoon ging over naar de goede groep en één ging over naar de zwakke groep. In 2007 behaalden 39 deelnemers een hoog motorisch quotiënt, ook in 2009 behoorden deze 39 proefpersonen tot de beste groep. 32

40 Onderzoeksvraag ANTROPOMETRIE LICHAAMSGEWICHT Tabel 16: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor gewicht GEWICHT F -WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 GESLACHT LEEFTIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE TIJD X GESLACHT TIJD X LEEFTIJD TIJD X SPORTPARTICIPATIE TIJD X GESLACHT X LEEFTIJD TIJD X GESLACHT X SPORT TIJD X SPORT X LEEFTIJD TIJD X GESLACHTX LEEFTIJD X SPORT Er werd een significant hoofdeffect van de tijd gevonden (F= en p<0.001), met andere woorden de kinderen wogen in jaar drie significant meer dan in jaar één van de testafname. Zo was het gemiddelde gewicht in jaar één ± 0.45 kg en in jaar drie ± 0.67 kg. Het gemiddelde gewicht bij de meisjes was ± 0.77 kg en bij de jongens ± 0.78 kg, dit verschil bleek niet significant te zijn (F= en p=0.119). Het verschil tussen de jonge kinderen (6 en 7 jaar) en de oude kinderen (8 en 9 jaar) was significant (F= en p<0.001). De jonge kinderen wogen significant minder (28.41 ± 0.87 kg) dan de oudere kinderen (35.98 ± 0.67 kg). Ook het al dan niet beoefenen van een sport had een significante invloed op het gewicht (F= en p= 0.002). Kinderen die geen sport beoefenden wogen significant meer (33.88 ± 1.00 kg) in vergelijking met kinderen die wel sporten (30.52 ± 0.45 kg). Er werd een significant verschil gevonden tussen de jongens en de meisjes in de mate waarin het gewicht toeneemt tussen jaar één en jaar drie (F= en p= 0.011). Zo kwamen de meisjes significant meer bij (8.69 kg) in vergelijking met de jongens (7.19 kg). De evolutie in gewicht van 2007 naar 2009 was bovendien ook afhankelijk van de leeftijdsgroep (F=8.867 en p= 0.003). Zo kwamen de kinderen die bij de start van het 33

41 onderzoek 6 of 7 jaar waren, 7.06 kg aan en de kinderen die bij de start 8 of 9 jaar waren, kwamen significant meer bij, namelijk 8.82 kg. Naast het geslacht en de leeftijdsgroep, bleek de evolutie van het gewicht overheen de tijd ook afhankelijk te zijn van het al dan niet beoefenen van een sport (F= en p= 0.001). De kinderen die geen sport beoefenden kwamen significant meer gewicht bij (8.95 kg) in vergelijking met de sportende kinderen (6.93 kg). Figuur 6: Gemiddelden en standaarddeviaties van het lichaamsgewicht voor sportende en niet sportende jongens en meisjes Figuur 6 toont de evolutie overheen de tijd voor beide geslachten, van zowel de sportende als de niet sportende kinderen, waarbij er geen onderscheid werd gemaakt in leeftijd. Wanneer er enkel gekeken wordt naar de evolutie van het gewicht van de meisjes overheen de tijd, zien we dat deze evolutie afhankelijk is van de groep waarin de meisjes zitten (F= en p= 0.001). Meisjes die in de Yes groep zitten (zowel in jaar één als jaar drie sporten) kwamen 7.43 kg bij overheen het tweejarig interval en dit is significant minder dan de niet sportende meisjes (10.24 kg). Bij de jongens is dit minder uitgesproken (F= en p= 0.056). Sportende jongens kwamen overheen de tijd 6.66 kg bij, terwijl niet sportende jongens 8.23 kg bijkwamen. Wanneer er vervolgens gekeken wordt naar het verschil in gewichtstoename bij niet sportende jongens en meisjes is er geen significant effect te vinden (F=2.113 en p=0.153). Met andere woorden de meisjes (10.24 kg) kwamen niet significant meer bij in vergelijking met de jongens (8.23 kg). Ook bij de sportende meisjes en jongens is dit effect niet significant (F= en p= 0.081). Hier is echter wel een trend tot significantie te vinden. De sportende 34

42 meisjes kwamen 7.43 kg bij overheen de drie jaren, terwijl de sportende jongens maar 6.66 kg bijkwamen FYSIEKE EIGENSCHAPPEN SHUTTLE RUN Tabel 17: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor de shuttle run test SHUTTLE RUN F -WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 GESLACHT <0.001 LEEFTIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD X GESLACHT TIJD X LEEFTIJD < TIJD X SPORTPARTICIPATIE TIJD X GESLACHT X LEEFTIJD TIJD X GESLACHT X SPORT TIJD X SPORT X LEEFTIJD TIJD X GESLACHTX LEEFTIJD X SPORT De kinderen presteerden in het derde jaar significant beter op de shuttle run test dan in het eerste jaar van de testafname (F= en p < 0.001). De gemiddelde score in jaar één was ± 0.16 s, terwijl dit in jaar drie met een tijd van ± 0.12 s dus significant sneller was. De jongens scoorden significant beter (22.69 ± 0.18 s) op deze test in vergelijking met de meisjes (23.67 ± 0.18 s) (F= en p< 0.001). Ook de leeftijd had een belangrijke invloed (F= en p < 0.001) op de prestatie op deze test. De jonge kinderen (6 en 7 jaar) voerden de test significant minder snel uit (23.88 ± 0.20 s) in vergelijking met de oudere kinderen (22.48 ± 0.15 s). Naast de tijd, het geslacht en de leeftijd bleek ook de sportparticipatie een significante invloed te hebben op de prestaties (F= en p < 0.001). Sportende kinderen behaalden een significante betere prestatie (22.64 ± 0.10 s) in vergelijking met niet sportende kinderen (23.73 ± 0.23 s). De evolutie van de prestatie op de shuttle run test overheen de tijd bleek ook afhankelijk te zijn van de leeftijdsgroep (F= en p < 0.001). Zo maakten de jonge kinderen een 35

43 progressie van 2.33 s op deze test overheen de twee jaar, terwijl de oudere kinderen maar een progressie van 1.26 s maken. Figuur 7: Gemiddelden en standaarddeviaties van de shuttle run test voor sportende en niet sportende jonge (6 en 7 jaar) en oude (8 en 9 jaar) kinderen Figuur 7 toont de evolutie overheen de tijd voor de shuttle run test, waarbij er geen onderscheid werd gemaakt tussen jongens en meisjes. De grafiek toont dus de invloed van sportparticipatie bij jonge en oudere kinderen overheen de tijd. Wanneer er enkel gekeken wordt naar de jonge kinderen, speelt de sportparticipatie op zich een significante rol (F= en p= 0.014). Niet sportende kinderen hadden een gemiddelde score van ± 0.41 s, terwijl sportende kinderen een score van ± 0.18 s behaalden. De evolutie overheen de twee jaren voor deze test was echter niet afhankelijk van de groep waarin de kinderen zich bevonden (wel of niet sporten) (F= en p= 0.288). De niet sportende kinderen en sportende kinderen maakten ongeveer evenveel vooruitgang overheen de twee jaren. Bij de oudere leeftijdsgroep werd ongeveer hetzelfde fenomeen teruggevonden. Het hoofdeffect van sportparticipatie was ook bij deze kinderen significant (F= en p < 0.001), waarbij de sportende kinderen een gemiddelde prestatie van ± 0.12 s hadden en de niet sportende kinderen een gemiddelde prestatie van ± 0.26 s hadden. Ook hier werd er geen significant interactie effect gevonden van tijd x sportparticipatie (F= en p= 0.097), maar echter wel een trend tot significantie. Zo is te zien dat de niet sportende kinderen een progressie van 1.08 s maakten overheen het tweejarig interval, terwijl de sportende kinderen een progressie van 1.47 s maakten. 36

44 2.3. COÖRDINATIE MOVING SIDEWAYS Tabel 18: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor de moving sideways test MOVING SIDEWAYS F -WAARDE P-WAARDE TIJD < GESLACHT LEEFTIJD < SPORTPARTICIPATIE TIJD X GESLACHT TIJD X LEEFTIJD TIJD X SPORTPARTICIPATIE TIJD X GESLACHT X LEEFTIJD TIJD X GESLACHT X SPORT TIJD X SPORT X LEEFTIJD TIJD X GESLACHTX LEEFTIJD X SPORT Bij de moving sideways test bleken drie van de vier hoofdeffecten significant zijn te zijn. Zo was de prestatie in het derde jaar van het onderzoek (46.54 ± 1.53) significant beter dan de prestatie op de test in het eerste jaar (35.12 ± 0.48) (F= en p < 0.001) Het was ook zo dat de oudere kinderen (43.97 ± 0.60) significant beter scoorden dan de jonge kinderen (37.69 ± 0.78) (F= en p < 0.001) en dat de sportende kinderen (42.19 ± 0.41) een significant betere prestatie behaalden dan de niet sportende kinderen (39.47 ± 0.90) (F= en p= 0.006). Bij het interactie effect van tijd x sportparticipatie (figuur 8) werd er een trend tot significantie gevonden (F= en p= 0.087). De sportende kinderen maken een grotere vooruitgang (12.23) in vergelijking met de niet sportende kinderen (10.61) Opvallend bij deze test is dat de driewegsinteractie tijd x geslacht x sport significant was (F= en p= 0.027). De combinatie van deze drie factoren had dus een invloed op de moving sideways test. 37

45 MOVING SIDEWAYS MOVING SIDEWAYS JAAR Yes No Figuur 8: Gemiddelden en standaarddeviaties van de moving sideways test voor sportende en niet sportende kinderen 38

46 Onderzoeksvraag ANTROPOMETRIE VETPERCENTAGE Figuur 9: Evolutie van het vetpercentage overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. Tabel 19: Gemiddelden en standaarddeviaties van het vetpercentage GROEP GEMIDDELDE ST DEV Vetpercentage jaar 1 Vetpercentage jaar 3 nee nee ja ja nee ja ja nee totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 20: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor het vetpercentage F-WAARDE P-WAARDE TIJD SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD x SPORTPARTICIPATIE Tabel 20 geeft aan dat er een significant hoofdeffect van sportparticipatie is (F= 8.125, p<0.001). De proefpersonen die zowel in 2007 als in 2009 aan sportbeoefening deden, hadden 39

47 een significant lager vetpercentage dan hun leeftijdsgenoten die in beide jaren niet sportten (p<0.001). Het gemiddelde vetpercentage in de ja ja groep op tijdstip één bedroeg ± 4.77 % en op tijdstip drie was dit ± 6.02 %. In de nee nee groep lag dit hoger: ± 6.31 % in jaar één en ± 7.77 % in jaar drie. Er werd geen significant hoofdeffect van tijd gevonden (F=1.060, p=0.304). Het vetpercentage van de kinderen in jaar één was dus niet significant verschillend van dat in jaar drie. Er werd geen significant interactie-effect van tijd x sportparticipatie gevonden (F=1.967, p= 0.119). Dit wil zeggen dat de evolutie van het vetpercentage van jaar één naar jaar drie niet afhankelijk was van de groep waartoe men behoorde. Wanneer we de groepen twee aan twee vergelijken zien we bij de evolutie van het vetpercentage overheen de jaren tussen de ja ja groep en de nee nee groep een trend tot significantie terugkomen (F= en p= 0.054). Bij de niet sportende kinderen steeg het vetpercentage met 0.84%, terwijl het bij de sportende kinderen afnam met 0.23% FYSIEKE EIGENSCHAPPEN STANDING BROAD JUMP Figuur 10: Evolutie van de standing broad jump test overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. 40

48 Tabel 21: Gemiddelden en standaarddeviaties van de standing broad jump test GROEP GEMIDDELDE ST DEV Standing Broad Jump jaar 1 Standing Broad Jump jaar 3 nee nee ja ja nee ja ja nee totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 22: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor de standing broad jump test F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD x SPORTPARTICIPATIE Het hoofdeffect van tijd (F= , p<0.001) is significant. De score die de proefpersonen behaalden op de standing broad jump in 2007, nam bij elke groep significant toe in De nee nee groep haalde op tijdstip één een gemiddelde score van ± 16.87cm, dit resultaat nam toe tot ± cm in het derde testjaar. Bij de ja ja groep bedroeg de score in ± cm, in 2009 was dit toegenomen tot ± cm. Uit de tabel kunnen we afleiden dat ook het hoofdeffect van sportparticipatie significant is (F= 9.062, p<0.001). Enkel het verschil tussen de groep die in beide jaren sport en de groep die in geen van beide jaren aan sportbeoefening doet, is significant (p<0.001). Deze eerste groep behaalde een score die gemiddeld cm beter was dan de score van de nee nee groep. Het verschil in score tussen de nee nee en de ja nee groep (p= 0.760), tussen de nee nee en de nee ja groep (p= 0.166), tussen de ja ja en de ja nee groep (p= 0.97), tussen de ja ja en de nee ja groep (p= 0.874) en tussen de nee ja en de ja nee groep (p= 0.735) is niet significant. Het interactie-effect tijd x sportparticipatie is niet significant voor de standing broad jump. Met andere woorden, er is geen significant verschil tussen de vier groepen in de mate waarin hun score verandert tussen de meetmomenten in 2007 en Uit de grafiek is dan ook te zien dat de lijnen voor de ja ja groep, de ja nee groep en de nee nee groep een vrij gelijkaardig verloop vertonen. Wat opvalt bij deze grafiek is dat de kinderen in de nee ja 41

49 groep in het derde jaar ongeveer even goed scoorden als de kinderen die continu aan sport deden. Wanneer we hier dieper op ingaan zien we dat de kinderen uit de ja ja groep in jaar één een gemiddelde van ± 1.34 cm hadden terwijl dit bij de kinderen uit de nee ja groep ± 4.15 cm was (F= en p= 0.237). In jaar drie sprongen de kinderen uit de ja ja groep gemiddeld ± 1.41cm ver en de kinderen uit de nee ja groep ± 4.37 cm ver. Met andere woorden de kinderen uit de nee ja groep maakten meer progressie (26.77 cm) in vergelijking met de kinderen die zowel in het eerste al derde jaar aan sport deden (22.24 cm). Dit verschil was echter niet significant (F= en p= 0.198) COÖRDINATIE MQKTK Figuur 11: Evolutie van MQKTK overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. Tabel 23: Gemiddelden en standaarddeviaties van het MQKTK GROEP GEMIDDELDE ST DEV MQKTK nee nee jaar 1 ja ja nee ja ja nee MQKTK jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal

50 Tabel 24: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor het MQKTK F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD x SPORTPARTICIPATIE Er is een significant hoofdeffect van tijd op het MQKTK (F=67.701, p<0.001). Het MQKTK dat de proefpersonen behaalden in 2009 lag dus significant hoger dan het MQKTK dat ze behaalden in De ja ja groep evolueerde van een gemiddelde score van ± in 2007 naar een significant hogere score van ± De nee nee groep ging van een gemiddelde score van ± in 2007 naar een MQKTK van ± in Ook het hoofdeffect van sportparticipatie is hier significant (F=13.219, p<0.001). Enkel tussen de ja ja en de nee nee groep was er een significant verschil in hun MQKTK. De nee nee groep haalde in vergelijking met de ja ja groep een significant lagere score (p<0.001). De nee nee en de nee ja groep vertoonden een trend tot significantie (p=0.051), waarbij de nee ja groep een MQKTK had dat gemiddeld 9.81 punten hoger lag. Ook de ja ja en de ja nee groep hadden een trend tot significantie (p= 0.075). Het MQKTK van de ja ja groep lag gemiddeld 7.41 punten hoger dan dit van de ja nee groep. Ook bij deze factor is het interactie-effect van tijd x sportparticipatie niet significant. De vier groepen vertoonden een gelijke mate van toename in hun MQKTK van 2007 naar

51 IV. DISCUSSIE Het doel van deze studie was om de stabiliteit van de talentkenmerken na te gaan bij kinderen tussen 6 en 11 jaar. De determinant sportparticipatie werd hierbij als mogelijk beïnvloedende factor op het motorische ontwikkelingsproces van deze kenmerken bij kinderen bestudeerd. 1. Onderzoeksvraag 1 Eens de beste, altijd de beste? Hoe stabiel zijn talentkenmerken? Een eerste kenmerk van talent dat onderzocht werd in het huidige onderzoek, is de antropometrie. Uit de resultaten van deze studie bleek dat de antropometrische factoren vrij stabiel zijn tussen 6-jarige en 11-jarige leeftijd. Zo werden voor lichaamsgewicht correlaties van meer dan 0.90 teruggevonden bij elke leeftijdsgroep. Ook in de kruistabellen kwam ditzelfde fenomeen naar voor. De meisjes die in 2007 tot de groep met een laag, gemiddeld of hoog lichaamsgewicht behoorden, bleken in 2009 allen nog steeds deel uit te maken van dezelfde groep. De resultaten uit deze studie sluiten nauw aan met eerder gevonden resultaten. Uit de literatuurstudie konden we reeds concluderen dat de antropometrische eigenschappen een hoge stabiliteit over de tijd vertoonden (Leppik et al., 2006, Falk et al., 2001). Er werden matige stabiliteitscoëfficiënten teruggevonden voor de fysieke factoren en dit zowel voor de jongens als voor de meisjes. Uit de resultaten bij de meisjes bleek dat bijvoorbeeld voor de staande vertesprong de laagste correlatiecoëfficiënt, namelijk 0.491, gevonden werd op 6- tot 8-jarige leeftijd. Deze was lager in vergelijking met de andere leeftijdsgroepen, waarbij de waarden een bereik hadden tussen en Opnieuw bevestigen de kruistabellen de gevonden correlatiecoëfficiënten. Uit de kruistabellen bleek namelijk dat het grootste deel van de proefpersonen zich in 2009 nog steeds in dezelfde groep (zwak-gemiddeld-goed) bevond als in Slechts een beperkt aantal proefpersonen maakte de overgang naar een lagere of hogere groep. Deze bevindingen lagen in dezelfde lijn als eerder onderzoek. Voor de staande vertesprong werden er matige tot hoge correlatiecoëfficiënten teruggevonden in de literatuur (Falk et al., 2001; Branta et al., 1984; Ahnert et al., 2008). Zo vonden Falk et al. (2001) een stabiliteitscoëfficiënt van 0.40 voor de meisjes. Ook Ahnert et al. (2008) bekwamen stabiele waarden voor de staande vertesprong, namelijk 0.57 voor de meisjes. Deze waarden waren hoger dan deze die Falk et al. (2001) in 44

52 hun studie bekwamen. Aangezien het resultaat op de standing broad jump voor een groot aandeel bepaald wordt door de coördinatie, zou dit verklaard kunnen worden doordat bewegingspatronen op jonge leeftijd nog niet routinematig zijn (Seefeldt et al., 1982). Hierdoor vonden Falk et al. (2001), die bij de start van hun onderzoek een eerste meting deden bij kinderen van 6-7 jaar, lagere waarden dan Ahnert et al. (2008), die kinderen van 8 tot 12 jaar opnamen in hun studie. Tot slot kan dan ook afgeleid worden uit voorgaande onderzoeken (Beunen et al., 1997; Maia et al., 2001) en uit de huidige studie dat de fysieke eigenschappen stabiel zijn, maar minder stabiel dan de antropometrische eigenschappen. Er is slechts in beperkte mate onderzoek gedaan naar de stabiliteit van motorische vaardigheden. In deze studie werden hoge correlaties teruggevonden voor wat betreft de stabiliteit van motorische vaardigheden over een termijn van twee jaar bij de meisjes: van 6-8 jaar (0.689), van 7-9 jaar (0.860), van 8-10 jaar (0.874) en van 9-11 jaar (0.861). Bij de jongens werden er gelijkaardige resultaten gevonden. Opnieuw werd op 6-jarige leeftijd de laagste correlatiecoëfficiënt teruggevonden. Een mogelijke verklaring is dus bijgevolg opnieuw te vinden in de theorie van Seefeldt et al. (1982) die stelt dat de bewegingspatronen op jongere leeftijd nog niet routineus zijn. Ook Ahnert et al. (2008) vonden hoge waarden voor de korte termijn stabiliteit van de motorische coördinatie bij lagere schoolkinderen. Uit hun studie bleek dat er een correlatie was van tussen de KTK score op 8-jarige leeftijd en de score op 10-jarige leeftijd voor de meisjes, terwijl er bij de jongens een iets hogere correlatie gevonden werd, namelijk Voor elke eigenschap werd er een hoge mate van stabiliteit teruggevonden. De correlatiecoëfficiënten van de antropometrische en coördinatieve kenmerken waren echter iets groter dan deze van de fysieke eigenschappen. Het antwoord op de eerste onderzoeksvraag Eens de beste, altijd de beste? kan dan ook beantwoord worden met ja. Uit de literatuur en uit onze resultaten komt immers naar voor dat dus zowel de antropometrische, de fysieke als de motorische vaardigheden matige tot hoge stabiliteit vertonen. Dit is ook een belangrijk gegeven bij de zoektocht naar talent, want aan de hand van de resultaten die de kinderen behaalden kan men reeds nagaan wie een goede score behaalde op de biologische factoren op jonge leeftijd. Deze biologische factoren zijn één van de determinanten bij de zoektocht naar talentvolle kinderen. Zo zal een kind dat tot de kleinsten behoorde op jonge leeftijd, nog steeds thuishoren bij de kleinsten op latere leeftijd. 45

53 Met dit gegeven in gedachten, zou men dit kind bijvoorbeeld kunnen doorverwijzen naar een gymnastiekclub waar een kleine gestalte voordelig kan zijn. 2. Onderzoeksvraag 2 Wat is de invloed van sportparticipatie op de talentkenmerken? De tweede onderzoeksvraag focuste op de invloed van het al dan niet sporten op de ontwikkeling van antropometrische, fysieke en coördinatie eigenschappen bij kinderen. Uit de resultaten bleek dat al dan niet sporten vooral een grote invloed had op het lichaamsgewicht. Zo verzwaarden de niet sportende kinderen significant meer dan sportende kinderen overheen het tweejarig onderzoek. Bovendien bleek deze trend zich vooral te manifesteren bij de meisjes. Een studie van Mak et al. (2010) toonde reeds aan dat kinderen steeds minder fysiek actief zijn. Zowel jongens als meisjes besteden meer tijd aan sedentaire activiteiten. Bovendien heeft de huidige maatschappij steeds meer te kampen met een stijgende prevalentie van overgewicht/obesitas (Gezondheidsenquête België 2004). Dit gegeven, in combinatie met de resultaten van onze studie, wijst dan ook op de noodzaak van voldoende lichaamsbeweging op jonge leeftijd en dit zeker en vast bij de meisjes. Bij de fysieke tests bleek het al dan niet sporten een beperkte invloed te hebben op de prestatie overheen de tijd. Zowel de sportende als niet sportende kinderen maakten ongeveer evenveel progressie over het tweejarig interval heen. Wel was het zo dat de kinderen die in het eerste jaar van het onderzoek reeds aan sport deden een betere beginprestatie hadden en dus in het laatste jaar van het onderzoek ook een hogere score behaalden dan de niet sportende kinderen. Wanneer er echter een onderscheid gemaakt werd tussen verschillende leeftijdsgroepen, werd er bij de oudere kinderen wel een trend tot significantie teruggevonden voor de evolutie van de prestatie overheen de tijd. Met andere woorden, bij de oudere groep boekten de sportende kinderen meer vooruitgang dan de niet sportende kinderen. Een mogelijke verklaring voor het feit dat er bij de oudere kinderen wel een trend tot significantie gevonden werd en bij de jongen kinderen niet, is opnieuw te vinden in de theorie van Seefeldt et al. (1982). Zo zullen de verschillen tussen jonge sportende of niet sportende kinderen kleiner zijn overheen de tijd, omdat de bewegingspatronen er op jonge leeftijd nog niet ingebakken zitten. De oudere kinderen daarentegen hebben zich deze bewegingspatronen al meer eigen gemaakt, waardoor de verschillen tussen sporters en niet sporters groter zullen zijn. 46

54 De invloed van sporten op de evolutie van de scores op de coördinatieve tests bleek beperkt te zijn. Wel was het zo dat net als bij de fysieke tests de sportende kinderen bij de start van het onderzoek reeds hoger scoorden in vergelijking met de niet sportende kinderen, maar de progressie die de kinderen maakten bleek dus niet significant groter te zijn bij de sportende kinderen. Wat opviel was dat bij de start van het onderzoek de voorsprong van de sporters reeds merkbaar was. De vraag blijft echter of kinderen sporten omdat ze een goede motoriek hebben, of dat ze een goede motoriek hebben doordat ze sporten. 3. Onderzoekvraag 3 Wat is de invloed van verandering in sportparticipatie op de talentkenmerken? Bij deze onderzoeksvraag werd er niet enkel gekeken naar degene die al dan niet sporten, maar er werd ook een onderscheid gemaakt tussen kinderen die in jaar één van het onderzoek aan sport deden en in jaar drie niet meer sportten. Eveneens werd de omgekeerde relatie bekeken, kinderen die in jaar één niet sportten, maar in het derde jaar wel sportten. De verandering in sportparticipatie had geen invloed op de groei (lichaamslengte), maar bleek wel een belangrijke gezondheidsvoordeel te bieden. Zo bleek dat het vetpercentage van de sportende kinderen afnam overheen de drie jaar, terwijl dit bij de niet sportende kinderen toenam. Ook was het zo dat de sportende kinderen bij de start al een lager vetpercentage hadden dan de niet sportende kinderen. Bij de groep die in jaar één aan sport deed, maar in jaar drie geen sport meer beoefende steeg het vetpercentage, terwijl bij de groep die in jaar één niet sportte, maar in jaar drie wel het vetpercentage daalde. Met andere woorden, sporten heeft dus een belangrijke invloed op de mate waarin het vetpercentage toe- of afneemt overheen de tijd. Ook voor de fysieke eigenschappen en dan wel specifiek voor de standing broad jump, ging deze studie na of ook de verandering in sportparticipatie een invloed had op de behaalde resultaten. Wanneer de vier groepen met elkaar vergeleken werden, bleek er nergens een significant interactie-effect te zijn tussen de tijd en de sportparticipatie. Alhoewel er hiervoor dus geen significante waarden gevonden werden, kunnen we wel aan de hand van de grafiek zien dat het verschil tussen de kinderen die continu sporten en de kinderen die in het begin 47

55 van het onderzoek niet sporten maar dit op het einde wel deden, in het begin groter is, maar dat de resultaten in jaar drie geleidelijk aan meer naar elkaar toe groeien en bijna gelijk zijn. Een mogelijke verklaring hiervoor kan gevonden worden in het feit dat voor de uitvoering van de standing broad jump men zowel over kracht als over coördinatie moet beschikken. Uit de resultaten bleek al dat de verandering in sportparticipatie geen invloed had op de evolutie van coördinatie. Kracht daarentegen bleek een minder stabiele eigenschap te zijn en wordt dus meer beïnvloed door al dan niet sporten. Kinderen die aan sportbeoefening doen kunnen dus een voordeel hebben op het vlak van kracht en hierdoor dan ook betere scores behalen op de standing broad jump. Alle kinderen (6-11 jaar) bleken gelijkmatig te evolueren voor de coördinatieve vaardigheden. De kinderen die in beide jaren sportten, behaalden de beste resultaten, gevolgd door de kinderen die niet in jaar één, maar wel in jaar drie sportten. De minst goede scores werden behaald door de kinderen die in geen van beide jaren aan sportbeoefening deden. Zij werden voorafgegaan door de kinderen die wel in jaar één, maar niet in jaar drie sportten. Dit gegeven werd systematisch teruggevonden voor elke afgenomen coördinatie test. Verandering in sportparticipatie beïnvloedde de behaalde resultaten niet. Hieruit blijkt nogmaals dat coördinatie een stabiele eigenschap is. De vraag blijft echter nog of kinderen die sporten een hoger motorisch quotiënt hebben omdat ze aan sport doen of doen deze kinderen aan sport net omdat ze een hoog motorisch quotiënt hebben? Een opvallend fenomeen dat terugkwam bij de drie grafieken die we hierboven bespraken is dat de kinderen die eerst wel aan sport deden maar in het laatste jaar niet meer, in het eerste jaar van de studie al lagere scores behaalden in vergelijking met de groep die continu aan sportbeoefening deed, alhoewel zij in dit eerste jaar ook aan sport deden. Dit verschijnsel was meer uitgesproken bij de MQKTK grafiek. Een mogelijke verklaring voor het stoppen met sporten bij de kinderen uit de groep die eerst niet en dan wel sporten, zou dus kunnen liggen aan het feit dat ze motorisch minder vaardig zijn en daardoor het sporten opgeven. Uit deze drie onderzoeksvragen blijkt dat zowel de antropometrie als de coördinatie in vergelijking met de fysieke kenmerken stabielere eigenschappen zijn bij kinderen van 6 tot 11 jaar oud. De stabiliteit van de antropometrische factoren (lichaamsgewicht en vetpercentage) speelt een belangrijke rol op gezondheidsvlak, terwijl de stabiliteit van de coördinatieve 48

56 eigenschappen van belang is bij de zoektocht naar talent. De fysieke eigenschappen bleken vrij stabiel te zijn in de eerste onderzoeksvraag. Bij het nagaan van de invloed van de verandering in sportparticipatie bleek dit wel een zekere rol te spelen. Zo zagen we een verschuiving optreden in de curve van de kinderen die in het eerste jaar niet sportten, maar dit in het derde jaar wel deden. Uit onderzoeksvraag één bleek reeds dat de coördinatieve eigenschappen stabiel zijn. Onderzoeksvraag drie bevestigde dit, aangezien uit deze resultaten bleek dat starten of stoppen met sporten geen invloed had op de ontwikkeling van de coördinatie. Het verloop van de grafieken was dan ook gelijkaardig voor alle groepen. Coördinatie zou dan ook gezien kunnen worden als een mogelijke determinant voor sportparticipatie. Reeds bij de start van het onderzoek hadden de kinderen die sportten een voorsprong in de motoriek. Het is dus belangrijk om na te gaan waardoor dit verschil in startwaarde verklaard kan worden. Komt dit er door een genetische voorsprong, door eerdere bewegingservaringen of door een combinatie van deze twee factoren? 4. Beperkingen en richtlijnen voor verder onderzoek. Deze studie kan dienen als aanvulling bij reeds bestaande onderzoeken en is één van de weinige studies die zich richt op de stabiliteit van verschillende factoren bij jonge kinderen. Toch moet er ook rekening gehouden worden met een aantal beperkingen van dit onderzoek. Hoewel het hier om een longitudinale studie gaat, omvatte het onderzoek slechts een periode van twee jaar. Dit is een relatief korte tijdspanne en het opzet van het onderzoek zou dan waarschijnlijk ook beter geweest zijn indien het een aantal jaar langer had geduurd. Nu werd de stabiliteit enkel nagegaan bij jonge kinderen tussen 6 en 11 jaar en kunnen er dus enkel resultaten voor deze leeftijdsgroep gerapporteerd worden. Indien dit onderzoek een aantal jaren langer zou geduurd hebben, zou ook de invloed van de puberteit in rekening gebracht kunnen worden. In deze periode gebeuren er namelijk veranderingen op verschillende vlakken. Zo zullen er onder andere op het fysieke en socio-affectieve vlak tal van wijzigingen optreden. Een pluspunt aan deze studie was dat we beroep konden doen op een groot aantal proefpersonen. Toch bleek het bij de derde onderzoeksvraag niet mogelijk om de proefpersonen op te delen per leeftijdscategorie. Indien we dit wel hadden gedaan zou het aantal proefpersonen per groep te laag geweest zijn vanuit statistisch oogpunt. 49

57 Aangezien dit één van de eerste studies is naar de stabiliteit van de coördinatieve eigenschappen in de kindertijd en de coördinatieve eigenschappen in deze studie naar voor komen als betere voorspellers van de stabiliteit in vergelijking met de fysieke eigenschappen, is verder onderzoek ter bevestiging van deze studie hiernaar zeker aangewezen. Motoriek bleek een stabiele factor vanaf 6-jarige leeftijd. Er is echter meer onderzoek nodig om te weten te komen of het verschil tussen de sportende en niet sportende kinderen bij de start van het onderzoek een genetische oorsprong heeft, tot stand komt door eerdere bewegingservaringen of eerder een combinatie is van beide. 5. Conclusie Zowel de antropometrische, fysieke als coördinatieve factoren bleken stabiel te zijn wanneer ze twee jaar opgevolgd werden bij kinderen tussen 6 en 9 jaar. Van deze drie eigenschappen was antropometrie de meest stabiele factor, dit bleek zowel uit de literatuur als uit onze eigen analyses. De invloed van sportparticipatie of de verandering hierin bleek bovendien van groot belang te zijn. Zo bleek uit deze studie dat niet sportende kinderen meer bijkwamen overheen de jaren in vergelijking met sportende kinderen en dat wanneer kinderen starten met sporten het gewicht/vetpercentage zal afnemen, terwijl dit zal toenemen wanneer de kinderen stoppen met sporten. Dit is met andere woorden een heel belangrijk gegeven op gezondheidsvlak. Kinderen van jongs af aan stimuleren om te bewegen/ sporten is dan ook noodzakelijk. Verder bleek de coördinatie een stabielere factor te zijn in vergelijking met de fysieke capaciteiten en dus bijgevolg vermoedelijk ook een betere voorspeller te zijn in de zoektocht naar talent. Bij de coördinatieve testen bleek namelijk dat de verandering in sportparticipatie geen invloed had op de prestaties op deze testen, terwijl bij de fysieke testen verandering in sportparticipatie soms een beïnvloedende rol had op de prestaties. 50

58 REFERENTIELIJST Ahnert J, Schneide W (2007), Entwicklung und Stabilität motorischer Fähigkeiten vom Vorschul- bis ins Frühe Erwachsenenalter, Zeitschrift für Entwicklungspsychologie und Pädagogische Psychologie, 39 (1), Ahnert J, Schneide W, Bös K (2008) Developmental Changes and Individual Stability of Motor Abilities from the Preschool Period to Young Adulthood Beunen G, Ostyn M, Simons J, Renson R, Claessens A, Vanden Eynde B, Lefevre J, Vanreusel B, Malina R.M., van t Hof M (1997). Development and tracking in Fitness Components: Leuven Longitudinal Study on Lifestyle, Fitness and Health, Int. J. Sports Med, 18, Boreham C, Riddoch C (2001). The physical activity, fitness and health of children. J Sports Sci, 19, Boreham C, Robson P, Gallgher A, Cran G, Savage M, Murray J (2004). Tracking of physical activity, fitness, body composition and diet from adolescence to young adulthood: The Young Hearts Project, Northern Ireland. International Journal of Behavioral Nutrition and Physical Activity, 10, 1-14 Borg GAV (1973). Perceived exertion: a note on history and methods, Med Sci Sports, 5 (2), Branta C, Haubenstricker J, Seefeldt V. (1984). Age changes in motor skills during childhood and adolescence. Exerc Sports Sci Rev, 12, Campbell P, Katzmarzyk P, Malina RM, Rao, D.C, Pe russe L, Bouchard C (2001). Stability of adiposity phenotypes from childhood and adolescence into young adulthood with contribution of parental measures. Obes Res, 9, Casey V, Dıer J, Coleman A, Valadian I (1992). Body mass index from childhood to middle age: a 50-y follow-up. Am J C/in Nutr, 56, Cazelatti S, Matsudo VKR, Cavasini SM ( 1980). Self-concept and participation in physical activity, Braz J Sports Sci, 2 (1), Clark J, Metcalfe J (2002). The mountain of motor development: A Metaphor In J Clark & Humphrey. Motor development: Research and reviews, 2, Cronk C, Roche AF, Chumlea WC, Kent R (1982). Longitudinal trends of weight/stature in childhood relationship to adulthood body fat measures. Hum Biol, 54, Dwyer IT, Mayer I (1970). Potential dieters: who are they? Attitudes toward weight and dietary behavior. J Am Diet Assoc, 56; Ellis J, Carron A, Bailev D (1975). Physical performance in boys from I0 through 16 years. Human Biology, 47,

59 Erhardt P, McKinlay IA, Bradley G (1987), Coordination screening for children with and without moderate learning difficulties: Further experiences with Gubbay s tests. Dev Med Child Neurol, 29: Falk B, Cohen Y, Lustig G, Lander Y, Yaaron M, Ayalon J (2001). Tracking of Physical Fitness Component in Boys and Girls From the Second to Sixth Grades. American journal of human biology, 13, Gagné F, van Rossum JHA (2005). Talent development in sports, The handbook of secondary gifted education, Prufrock Press, Graf C, Koch B, Kretschmann-Kandel E, Falkowski G, Christ H, Coburger S, Lechmacher W, Bjamason- Wehrens B, Platen P, Tokarski W, Prede H and Dordel S (2004). Correlation between BMI, leisure habits and motor abilities in childhood (CHILT- Project). International journal of obesity, 28, Haga M (2008). The relationship between physical fitness and motor competence in children. Child care health and development, 3, Haga M (2009). Physical Fitness in Children With High Motor Competence is Different From that in Children With Low Motor Competence Physical therapy, 10, Hands B (2007), Changes in motor skill and fitness measures among children with high and low motor competence: A five-year longitudinal study. Journal of Science and Medicine in Sport, 11, Hay J. (1992). Adequacy in and predilection for physical activity in children. Clinical journal of sports medicine, 2, Hemery D (1986). Sporting excellence. A study of sport s highest achievers, Willow Books Kann L, Kinchen SA, Williams BI (1998) Youth risk behaviour surveillance: United States, MMWR CDC Surveill Summ, 3, 1 89 Kearney (1999). Talent identification and development: the foundation of Olympic success, Sports and science technology division USOC Kluka D.A. (2007). Long-term athlete development: systematic talent identification, Kunkel M.E. (1987) Body weight perceptions. body mass index. and dieting practices of South Carolina adults. I Am Diet Assoc, 2, Lefevre J, Beunen G, Steens G, Claessens A, Renson R (1990). Motor performance during adolescence and age thirty as related to age at peak height velocity. Annals of human biology, 5, Leppik A, Jürimäe T, Jürimäe J (2006). Tracking of Anthropometric Parameters and Bioelectrical Impedance in Pubertal Boys and Girls. Coll Antropol, 4,

60 Newman W, Freedman D, Voors A, Gard P, Srinvasan S, Cresabta J, Williamson G, Webber L, Berenson G (1986). Relation of serum lipoprotein levels and systolic blodd pressur to early atherosclerosis. New Engl J Med, 314, Maia J, Lefevre J, Claessens A, Renson R, Vanreusel B, Beunen G (2001). Tracking of physical fitness during adolescence: a panel study in boys. Med. Sci. Sports Exerc., 5, Mak K-K, Day J R (2010). Secular trend of sportparticipation, sedentary activity and physical self-perceptions in Hong Kong adolescents, Acta Paediatrica, 99, Malina R.M. (1990) Tracking of physical fitness and performance during growth. In: Buenen G, Ghesquiere J, Reybrouck T, Classens A,eds. Children and Exercise, 1 10 Malina, R. M. (1996). Tracking of physical activity and physical fitness across the lifespan. Research Quarterly for Exercise and Sport, 67, Malina R. M. (2004). Motor development during Infancy and early childhood: overview and suggested directions for research, International journal of sport and health science, 2, Malina R.M, Bouchard C, Bar-Or O (2004). Growth, maturation and physical activity. Marshall S, Sarkin J, Sallis J, Mckenzie T (1998). Tracking of health-related fitness components in youth ages 9 to 12. Med. Sci. Sports Exerc., 6, Matsudo V.K.R. (1996). Prediction of future athletic excellence, The child and adolescent athlete, Matton L, Thomis M, Wijndaele K, Duvigneaud N, Beunen G, Claessens L, Vanreusel B, Phillippaerts R, Lefevre J (2006). Tracking of Physical Fitness and Physical Activity from Youth to Adulthood in Females. Med. Sci. Sports Exerc, 6, Mirwald R.L., Baxter Jones A.D.G., Bailey D.A., Beunen G.P. (2002), An assessment of maturity from anthropometric measurements, Med. Sci. Sport Excerc., 34, 4, Okely A, Booth M, Patterson J (2001). Relationship of physical activity to fundamental movement skill among adolescents. Med Sci Sports Exerc., 33, Pate R, Freedson P, Sallis J (2002). Compliance with physical activity guidelines: prevalence in a population of children and youth. Ann Epidemiol, 12, Regnier G, Salmela J, Russel SJ (1993). Talent identification and development in sport, Handbook of research in sport psychology, Ridgway C.L., Ong K.K., Tammelin T.H., Sharp S., Ekelund U., Jarvelin MR. (2009), Infant motor development predicts sports participation at age 14 years: Northern Finland birth cohort of Plos One, 4,

61 Rose B, Larkin D, Berger B. (1997) Coordination and gender influences on the perceived competence of children. APAQ, 14, Rose B, Larkin D, Berger B. (1998) The importance of motor coordination for children s motivational orientation in sport. APAQ, 15, Sallis JF, Prochaska JJ, Taylor WC (200). A review of correlates of physical activity of children and adolescents. Med Sci Sport Exerc, 32, Seefeldt V, Haubenstricker J. (1982). Patterns, phases, or stages: an analytical model for the study of developmental movement. In: Kelso JAS, Clark JE, editors.the development of movement control and coordination. New York: Wiley, Sherar L.B., Mirwald R.L., Baxter Jones A.D.G., Thomis M. (2005). Prediction of adult height using maturity-based cumulative height velocity curves, The Journal of Pediatrics, 147, Stodden D, Goodway J, Langendorfer S, Roberton M, Rudisill M, Garcia C, Garcia L (2008). A developmental perspective on the role of motor skill competence in physical activity: an emergent relationship. Quest, 60, Taeymans J., Clarys P., Abidi H., Hebbelinck M., Duquet W. (2009), Developmental changes and predictability of static strength in individuals of different maturity: A 30-year longitudinal study, Journal of Sport Sciences, 27:8, Taylor C, Sallis J, Needle R (1985). The relationship between physical activity and exercise and mental health. Publ Health Rep, 100, Telema R, Viikari J, Siren- Tiusanen H, Akerblom H, Uhari M, Dahl M, Pesonen E, Lahde P, Pietikainen M, Suoninen P (1985). Atherosclerosis precursors in Finnisch children and adolescents. Acta paediatr Scand, 318, Trost S, Kerr L, Ward D and Pate R (2001). Physical activity and determinants of physical activity in obese and non-obese children. International journal of obesity, 25, Trudeau F, Shephard R, Arsenault F, Laurencelle L (2003). Tracking of physical fitness from childhood to adulthood. Canadian Journal of Applied Physiology, 2, Trost S, Pate R, Saunders R, Ward D, Dowda M, Felton G (1997). A prospective study of the determinants of physical activity in rural fifth-grade children. Prev Med, 26, Vaeyens R, Ericsson KA, Krampe RT, Tesch-Römer C (1993). The role of deliberate practice in the acquisition of expert performance, psycho rev, 100 (3), Vaeyens R, Lenoir M, Williams AM, Philippaerts RM (2008). Talent identification and development programmes in sport, Sports med, 38 (9), Vandorpe B, Vandendriessche J, Lefevre, Pion J, Vaeyens R, Matthys S, Philippaerts R. and Lenoir M (2010). The KörperkoordinationsTest für Kinder: reference values and 54

62 suitability for 6 12-year-old children in Flanders Scandinavian journal of medicine and science in sports Wardle J, Brodersen N.H., Cole T.M., Jarvis M.J., Boniface D.R. (2006). Development of adiposity in adolescence: five year longitudinal study of an ethnically and socioeconomically diverse sample of young people in Britain, bmj Williams AM, Reilly T (2000). Talent identification and development in soccer. J Sport Sci, 18 (9), Wrotniak, B. H., Epstein, L. H., Dorn, J. M., Jones, K. E. & Kondilis, V. A. (2006) The relationship between motor proficiency and physical activity in children. Pediatrics, 118, Yang X, Telama R, Viikari J (2006).. Risk of obesity in relation to physical activity tracking from youth to adulthood. Med Sci Sport Exerc, 38,

63 BIJLAGE Onderzoeksvraag 1 B. CORRELATIES Tabel 1: Correlatiecoëfficiënten: antropometrie - JONGENS Jongens 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j Lichaamsgewicht Lichaamslengte Vetpercentage APHV NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001) Tabel 2: Correlatiecoëfficiënten: fysiek - JONGENS Jongens 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j Sit ups Knee push up SAR SBJ Shuttle run Endurance Shuttle run NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001) 56

64 Tabel 3: Correlatiecoëfficiënten: coördinatie - JONGENS Jongens 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j Rugwaarts wandelen (BB) Zijwaarts springen (JS) Zijdelings verplaatsen (MS) Kussens (HH) MQKTK NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001) Tabel 4: Correlatiecoëfficiënten: antropometrie - MEISJES Meisjes 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j Lichaamsgewicht Lichaamslengte Vetpercentage APHV NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001) 57

65 Tabel 5: Correlatiecoëfficiënten: fysiek - MEISJES Meisjes 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j Sit ups Knee push up SAR SBJ Shuttle run Endurance Shuttle run NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001) behalve deze aangeduid met een Tabel 6: Correlatiecoëfficiënten: coördinatie - MEISJES Meisjes 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j Rugwaarts wandelen (BB) Zijwaarts springen (JS) Zijdelings verplaatsen (MS) Kussens (HH) MQKTK NOOT: alle bovenstaande waarden zijn significant (p<0.001) 58

66 Ll oud jaar 1 Ll jong jaar 1 Ll meisjes jaar 1 Ll jongens jaar 1 C. KRUISTABELLEN 1. ANTROPOMETRIE Tabel 7: Kruistabel lichaamslengte jongens Lichaamslengte jongens jaar 3 Klein Gemiddeld Groot Totaal Klein ,10% 0,00% 0,00% 36,10% Gemiddeld ,00% 25,30% 0,00% 25,30% Groot ,00% 0,00% 38,60% 38,60% Totaal ,10% 25,30% 38,60% 100,00% Tabel 8: Kruistabel lichaamslengte meisjes Lichaamslengte meisjes jaar 3 Klein Gemiddeld Groot Totaal Klein ,70% 10,00% 0,00% 46,70% Gemiddeld ,00% 21,10% 1,10% 22,20% Groot ,00% 0,00% 31,10% 31,10% Totaal ,70% 31,10% 32,20% 100,00% Tabel 9: Kruistabel lichaamslengte jonge kinderen (6 en 7 jaar) Lichaamslengte jong jaar 3 Klein Gemiddeld Groot Totaal Klein ,90% 0,00% 0,00% 36,90% Gemiddeld ,00% 24,60% 0,00% 24,60% Groot ,00% 0,00% 38,50% 38,50% Totaal ,90% 24,60% 38,50% 100,00% Tabel 10: Kruistabel lichaamslengte oude kinderen ( 8 en 9 jaar) Lichaamslengte oud jaar 3 Klein Gemiddeld Groot Totaal Klein ,20% 0,00% 0,00% 40,20% Gemiddeld ,00% 23,20% 0,00% 23,20% Groot ,00% 0,00% 36,60% 36,60% Totaal ,20% 23,20% 36,60% 100,00% 59

67 LG oud jaar 1 LG jong jaar 1 LG meisjes jaar 1 LG jongens jaar 1 Tabel 11: Kruistabel lichaamsgewicht jongens Lichaamsgewicht jongens jaar 3 Laag Gemiddeld Hoog Totaal Laag ,00% 0,00% 0,00% 38,00% Gemiddeld ,00% 23,90% 0,00% 23,90% Hoog ,00% 0,00% 38,00% 38,00% Totaal ,00% 23,90% 38,00% 100,00% Tabel 12: Kruistabel lichaamsgewicht meisjes Lichaamsgewicht meisjes jaar 3 Laag Gemiddeld Hoog Totaal Laag ,20% 0,00% 0,00% 45,20% Gemiddeld ,00% 16,10% 0,00% 16,10% Hoog ,00% 0,00% 38,70% 38,70% Totaal ,20% 16,10% 38,70% 100,00% Tabel 13: Kruistabel lichaamsgewicht jonge kinderen ( 6 en 7 jaar) Lichaamsgewicht jong jaar 3 Laag Gemiddeld Hoog Totaal Laag ,10% 0,00% 0,00% 43,10% Gemiddeld ,00% 20,70% 1,70% 22,40% Hoog ,00% 0,00% 34,50% 34,50% Totaal ,10% 20,70% 36,20% 100,00% Tabel 14: Kruistabel lichaamsgewicht oude kinderen ( 8 en 9 jaar) Lichaamsgewicht oud jaar 3 Laag Gemiddeld Hoog Totaal Laag ,30% 0,00% 0,00% 41,30% Gemiddeld ,00% 18,70% 0,00% 18,70% Hoog ,00% 0,00% 40,00% 40,00% Totaal ,30% 18,70% 40,00% 100,00% 60

68 Vet % oud jaar 1 Vet % jong jaar 1 Vet % meisjes jaar 1 Vet % jongens jaar 1 Tabel 15: Kruistabel vetpercentage jongens Vetpercentage jongens jaar 3 Laag Gemiddeld Hoog Totaal Laag ,40% 3,40% 0,00% 44,80% Gemiddeld ,00% 10,30% 0,00% 10,30% Hoog ,00% 0,00% 44,80% 44,80% Totaal ,40% 13,80% 44,80% 100,00% Tabel 16: Kruistabel vetpercentage meisjes Vetpercentage meisjes jaar 3 Laag Gemiddeld Hoog Totaal Laag ,00% 0,00% 0,00% 38,00% Gemiddeld ,00% 14,00% 0,00% 16,00% Hoog ,00% 0,00% 46,00% 46,00% Totaal ,00% 14,00% 46,00% 100,00% Tabel 17: Kruistabel vetpercentage jonge kinderen ( 6 en 7 jaar) Vetpercentage jong jaar 3 Laag Gemiddeld Hoog Totaal Laag ,00% 0,00% 0,00% 39,00% Gemiddeld ,40% 14,60% 0,00% 17,10% Hoog ,00% 0,00% 43,90% 43,90% Totaal ,50% 14,60% 43,90% 100,00% Tabel 18: Kruistabel vetpercentage oude kinderen ( 8 en 9 jaar) Vetpercentage oud jaar 3 Laag Gemiddeld Hoog Totaal Laag ,80% 0,00% 0,00% 45,80% Gemiddeld ,70% 8,50% 0,00% 10,20% Hoog ,00% 0,00% 44,10% 44,10% Totaal ,50% 8,50% 44,10% 100,00% 61

69 APHV oud jaar 1 APHV jong jaar 1 APHV meisjes jaar 1 APHV jongens jaar 1 Tabel 19: Kruistabel APHV jongens APHV jongens jaar 3 Vroeg Gemiddeld Laat Totaal Vroeg ,70% 0,00% 0,00% 39,70% Gemiddeld ,00% 15,90% 0,00% 15,90% Laat ,00% 0,00% 44,40% 44,40% Totaal ,70% 15,90% 44,40% 100,00% Tabel 20: Kruistabel APHV meisjes APHV meisjes jaar 3 Vroeg Gemiddeld Laat Totaal Vroeg ,50% 0,00% 0,00% 46,50% Gemiddeld ,60% 14,10% 0,00% 19,70% Laat ,00% 0,00% 33,80% 33,80% Totaal ,10% 14,10% 33,80% 100,00% Tabel 21: Kruistabel APHV jonge kinderen ( 6 en 7 jaar) APHV jong jaar 3 Vroeg Gemiddeld Laat Totaal Vroeg ,80% 1,40% 0,00% 35,20% Gemiddeld ,00% 29,60% 1,40% 31,00% Laat ,00% 0,00% 33,80% 33,80% Totaal ,80% 31,00% 35,20% 100,00% Tabel 22: Kruistabel APHV oude kinderen ( 8 en 9 jaar) APHV oud jaar 3 Vroeg Gemiddeld Laat Totaal Vroeg ,40% 1,10% 0,00% 31,50% Gemiddeld ,00% 31,50% 1,10% 32,60% Laat ,00% 1,10% 34,80% 35,90% Totaal ,40% 33,70% 35,90% 100,00% 62

70 Sar oud jaar 1 Sar jong jaar 1 Sar meisjes jaar 1 Sar jongens jaar 1 2. FYSIEKE EIGENSCHAPPEN Tabel 23: Kruistabel Sit and Reach jongens Sar jongens jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak % 1.6% 0.0% 36.5% Gemiddeld % 25.4% 0.0% 27.0% Goed % 3.2% 33.3% 36.5% Totaal ,50% 30,20% 33,30% 100,00% Tabel 24: Kruistabel Sit and Reach meisjes Sar meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,80% 1,90% 0,00% 30,80% Gemiddeld ,80% 25,00% 1,90% 30,80% Goed ,00% 0,00% 38,50% 38,50% Totaal ,70% 26,90% 40,40% 100,00% Tabel 25: Kruistabel Sit and Reach jonge kinderen (6 en 7 jaar) Sar jong jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,50% 0,00% 0,00% 25,50% Gemiddeld ,30% 14,90% 2,10% 21,30% Goed ,00% 2,10% 51,10% 53,20% Totaal ,80% 17,00% 53,20% 100,00% Tabel 26: Kruistabel Sit and Reach oude kinderen (8 en 9 jaar) Sar oud jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,60% 4,20% 0,00% 34,70% Gemiddeld ,00% 25,00% 1,40% 26,40% Goed ,00% 0,00% 38,90% 38,90% Totaal ,60% 29,20% 40,30% 100,00% 63

71 Sbj oud jaar 1 Sbj jong jaar 1 Sbj meisjes jaar 1 Sbj jongens jaar 1 Tabel 27: Kruistabel Standing Broad Jump jongens Sbj jongens jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 7,70% 1,90% 42,30% Gemiddeld ,90% 15,40% 3,80% 21,20% Goed ,90% 1,90% 32,70% 36,50% Totaal ,50% 25,00% 38,50% 100,00% Tabel 28: Kruistabel Standing Broad Jump meisjes Sbj meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,50% 7,50% 0,00% 40,00% Gemiddeld ,50% 12,50% 5,00% 20,00% Goed ,00% 2,50% 37,50% 40,00% Totaal ,00% 22,50% 42,50% 100,00% Tabel 29: Kruistabel Standing Broad Jump jonge kinderen (6 en 7 jaar) Sbj jong jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,10% 2,60% 0,00% 25,60% Gemiddeld ,10% 23,10% 0,00% 28,20% Goed ,10% 7,70% 33,30% 46,20% Totaal ,30% 33,30% 33,30% 100,00% Tabel 30: Kruistabel Standing Broad Jump oude kinderen (8 en 9 jaar) Sbj jong oud 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 3,60% 0,00% 39,30% Gemiddeld ,80% 16,10% 7,10% 25,00% Goed ,00% 1,80% 33,90% 35,70% Totaal ,50% 21,40% 41,10% 100,00% 64

72 Sit ups oud jaar 1 Sit ups jong jaar 1 Sit ups meisjes jaar 1 Sit ups jongens jaar 1 Tabel 31: Kruistabel Sit ups jongens Sit ups jongens jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,60% 3,60% 0,00% 32,10% Gemiddeld ,60% 21,40% 3,60% 28,60% Goed ,00% 10,70% 28,60% 39,30% Totaal ,10% 35,70% 32,10% 100,00% Tabel 32: Kruistabel Sit ups meisjes Sit ups meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,00% 1,70% 0,00% 31,70% Gemiddeld ,30% 15,00% 13,30% 36,70% Goed ,00% 8,30% 23,30% 31,70% Totaal ,30% 25,00% 36,70% 100,00% Tabel 33: Kruistabel Sit ups jonge kinderen (6 en 7 jaar) Sit ups jong jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,60% 12,80% 0,00% 38,50% Gemiddeld ,60% 12,80% 2,60% 17,90% Goed ,60% 10,30% 30,80% 43,60% Totaal ,80% 35,90% 33,30% 100,00% Tabel 34: Kruistabel Sit ups oude kinderen (8 en 9 jaar) Sit ups oud jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,40% 5,30% 1,30% 28,90% Gemiddeld ,80% 23,70% 7,90% 43,40% Goed ,30% 5,30% 21,10% 27,60% Totaal ,50% 34,20% 30,30% 100,00% 65

73 Knee pu oud j 1 Knee pu jong j 1 Knee pu meisjes j 1 Knee pu jongens j 1 Tabel 35: Kruistabel Knee push ups jongens Knee pus ups jongens jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,10% 6,80% 0,00% 33,90% Gemiddeld ,50% 15,30% 5,10% 28,80% Goed ,40% 10,20% 23,70% 37,30% Totaal ,00% 32,20% 28,80% 100,00% Tabel 36: Kruistabel Knee push ups meisjes Knee pus ups meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,10% 9,60% 0,00% 32,70% Gemiddeld ,80% 21,20% 9,60% 34,60% Goed ,90% 5,80% 25,00% 32,70% Totaal ,80% 36,50% 34,60% 100,00% Tabel 37: Kruistabel Knee push ups jonge kinderen (6 en 7 jaar) Knee pus ups jong jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,10% 11,50% 0,00% 34,60% Gemiddeld ,70% 26,90% 3,80% 38,50% Goed ,80% 9,60% 13,50% 26,90% Totaal ,60% 48,10% 17,30% 100,00% Tabel 38: Kruistabel Knee push ups oude kinderen (8 en 9 jaar) Knee pus ups oud jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,40% 8,20% 0,00% 35,60% Gemiddeld ,00% 26,00% 4,10% 41,10% Goed ,70% 1,40% 19,20% 23,30% Totaal ,10% 35,60% 23,30% 100,00% 66

74 Shuttle run oud jaar 1 Shuttle run jong jaar 1 Shuttle run meisjes j 1 Shuttle run jongens j 1 Tabel 39: Kruistabel Shuttle run jongens Shuttle run jongens jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 7,30% 0,00% 39,00% Gemiddeld ,30% 9,80% 0,00% 17,10% Goed ,00% 2,40% 41,50% 43,90% Totaal ,00% 19,50% 41,50% 100,00% Tabel 40: Kruistabel Shuttle run meisjes Shuttle run meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 2,40% 0,00% 34,10% Gemiddeld ,40% 17,10% 0,00% 19,50% Goed ,40% 0,00% 43,90% 46,30% Totaal ,60% 19,50% 43,90% 100,00% Tabel 41: Kruistabel Shuttle run jonge kinderen (6 en 7 jaar) Shuttle run jong jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 5,30% 0,00% 28,90% Gemiddeld ,00% 18,40% 5,30% 23,70% Goed ,60% 2,60% 42,10% 47,40% Totaal ,30% 26,30% 47,40% 100,00% Tabel 42: Kruistabel Shuttle run oude kinderen (8 en 9 jaar) Shuttle run oud jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 4,30% 0,00% 50,00% Gemiddeld ,20% 8,70% 2,20% 13,00% Goed ,00% 0,00% 37,00% 37,00% Totaal ,80% 13,00% 39,10% 100,00% 67

75 Eshr oud jaar 1 Eshr jong jaar 1 Eshr meisjes jaar 1 Eshr jongens jaar 1 Tabel 43: Kruistabel Endurance Shuttle run jongens Endurance shuttle run jongens jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,60% 13,50% 1,90% 50,00% Gemiddeld ,80% 23,10% 9,60% 38,50% Goed ,00% 1,90% 9,60% 11,50% Totaal ,40% 38,50% 21,20% 100,00% Tabel 44: Kruistabel Endurance Shuttle run meisjes Endurance shuttle run meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,80% 6,30% 0,00% 27,10% Gemiddeld ,40% 31,30% 12,50% 54,20% Goed ,00% 2,10% 16,70% 18,80% Totaal ,30% 39,60% 29,20% 100,00% Tabel 45: Kruistabel Endurance Shuttle run jonge kinderen (6 en 7 jaar) Endurance shuttle run jong jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,80% 13,90% 0,00% 41,70% Gemiddeld ,60% 22,20% 11,10% 38,90% Goed ,00% 2,80% 16,70% 19,40% Totaal ,30% 38,90% 27,80% 100,00% Tabel 46: Kruistabel Endurance Shuttle run oude kinderen (8 en 9 jaar) Endurance shuttle run oud jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,90% 17,20% 1,70% 44,80% Gemiddeld ,40% 27,60% 6,90% 37,90% Goed ,70% 0,00% 15,50% 17,20% Totaal ,00% 44,80% 24,10% 100,00% 68

76 BB oud jaar 1 BB jong jaar 1 BB meisjes jaar 1 BB jongens jaar 1 3. COÖRDINATIEVE EIGENSCHAPPEN Tabel 47: Kruistabel Backward balance jongens Backward balance jongens jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,90% 2,30% 0,00% 37,20% Gemiddeld ,00% 14,00% 2,30% 23,30% Goed ,00% 4,70% 34,90% 39,50% Totaal ,90% 20,90% 37,20% 100,00% Tabel 48: Kruistabel Backward balance meisjes Backward balance meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,30% 6,80% 0,00% 34,10% Gemiddeld ,80% 15,90% 9,10% 31,80% Goed ,00% 4,50% 29,50% 34,10% Totaal ,10% 27,30% 38,60% 100,00% Tabel 49: Kruistabel Backward balance jonge kinderen (6 en 7 jaar) Backward balance jong jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,50% 0,00% 0,00% 34,50% Gemiddeld ,40% 10,30% 10,30% 24,10% Goed ,00% 6,90% 34,50% 41,40% Totaal ,90% 17,20% 44,80% 100,00% Tabel 50: Kruistabel Backward balance oude kinderen (8 en 9 jaar) Backward balance oud jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,20% 6,80% 0,00% 39,00% Gemiddeld ,10% 11,90% 8,50% 25,40% Goed ,00% 1,70% 33,90% 35,60% Totaal ,30% 20,30% 42,40% 100,00% 69

77 MS oud jaar 1 MS jong jaar 1 MS meisjes jaar 1 MS jongens jaar 1 Tabel 51: Kruistabel Moving Sideways jongens Moving sideways jongens jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,30% 3,40% 0,00% 32,80% Gemiddeld ,40% 25,90% 3,40% 32,80% Goed ,00% 0,00% 34,50% 34,50% Totaal ,80% 29,30% 37,90% 100,00% Tabel 52: Kruistabel Moving Sideways meisjes Moving sideways meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 1,70% 0,00% 38,30% Gemiddeld ,70% 23,30% 1,70% 26,70% Goed ,00% 3,30% 31,70% 35,00% Totaal ,30% 28,30% 33,30% 100,00% Tabel 53: Kruistabel Moving Sideways jonge kinderen (6 en 7 jaar) Moving sideways jong jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,50% 7,00% 0,00% 46,50% Gemiddeld ,00% 14,00% 4,70% 18,60% Goed ,30% 7,00% 25,60% 34,90% Totaal ,90% 27,90% 30,20% 100,00% Tabel 54: Kruistabel Moving Sideways oude kinderen (8 en 9 jaar) Moving sideways oud jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 3,40% 3,40% 47,50% Gemiddeld ,40% 13,60% 5,10% 22,00% Goed ,00% 3,40% 27,10% 30,50% Totaal ,10% 20,30% 35,60% 100,00% 70

78 JS oud jaar 1 JS jong jaar 1 JS meisjes jaar 1 JS jongens jaar 1 Tabel 55: Kruistabel Juming Sideways jongens Juming sideways jongens jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 3,80% 0,00% 41,50% Gemiddeld ,00% 17,00% 1,90% 18,90% Goed ,00% 3,80% 35,80% 39,60% Totaal ,70% 24,50% 37,70% 100,00% Tabel 56: Kruistabel Juming Sideways meisjes Juming sideways meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,70% 2,00% 0,00% 38,80% Gemiddeld ,00% 22,40% 0,00% 24,50% Goed ,00% 2,00% 34,70% 36,70% Totaal ,80% 26,50% 34,70% 100,00% Tabel 57: Kruistabel Juming Sideways jonge kinderen (6 en 7 jaar) Juming sideways jong jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,80% 4,30% 0,00% 34,00% Gemiddeld ,00% 17,00% 4,30% 21,30% Goed ,00% 2,10% 42,60% 44,70% Totaal ,80% 23,40% 46,80% 100,00% Tabel 58: Kruistabel Jumping Sideways oude kinderen (8 en 9 jaar) Juming sideways oud jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,80% 4,40% 0,00% 41,20% Gemiddeld ,90% 22,10% 0,00% 25,00% Goed ,00% 1,50% 32,40% 33,80% Totaal ,70% 27,90% 32,40% 100,00% 71

79 HH oud jaar 1 HH jong jaar 1 HH meisjes jaar 1 HH jongens jaar 1 Tabel 59: Kruistabel Hopping for heigt jongens Hopping for height jongens jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,40% 3,90% 0,00% 33,30% Gemiddeld ,90% 21,60% 0,00% 25,50% Goed ,00% 2,00% 39,20% 41,20% Totaal ,30% 27,50% 39,20% 100,00% Tabel 60: Kruistabel Hopping for heigt meisjes Hopping for height meisjes jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,10% 0,00% 0,00% 41,10% Gemiddeld ,00% 16,10% 1,80% 17,90% Goed ,00% 1,80% 39,30% 41,10% Totaal ,10% 17,90% 41,10% 100,00% Tabel 61: Kruistabel Hopping for height jonge kinderen (6 en 7 jaar) Hopping for height jong jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,40% 4,30% 0,00% 44,70% Gemiddeld ,30% 10,60% 4,30% 19,10% Goed ,00% 0,00% 36,20% 36,20% Totaal ,70% 14,90% 40,40% 100,00% Tabel 62: Kruistabel Hopping for height oude kinderen (8 en 9 jaar) Hopping for height oud jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,20% 1,60% 0,00% 43,80% Gemiddeld ,60% 20,30% 1,60% 23,40% Goed ,00% 0,00% 32,80% 32,80% Totaal ,80% 21,90% 34,40% 100,00% 72

80 MQKTK jaar 1 Tabel 63: Kruistabel MQKTK MQKTK jaar 3 Zwak Gemiddeld Goed Totaal Zwak ,30% 2,80% 0,00% 41,10% Gemiddeld ,90% 20,60% 0,90% 22,40% Goed ,00% 0,00% 36,40% 36,40% Totaal ,30% 23,40% 37,40% 100,00% 73

81 Onderzoeksvraag 2 Tabel 64: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA F (T) F (G) F (L) F (S) F (TxG) F( TxL) F (TxS) F (TxGxL) F (TxGxS) F (TxSxL) F (TxGxLxS) LL * * * LG * * 9.387* 6.509* 8.867* 11.87* Vet% * * * APHV * * * * Sit ups * * Knee PU * 8.878* 5.989* * * SAR * * 4.921* * SBJ * 6.564* * * 8.189* Shuttle run * * * * * BB * * * * JS * * * * MS * * 7.559* HH * 6.307* * * MQKTK * * 7.242* * *: p <

82 Tabel 65: Gemiddelden en standaarddeviaties van de lichaamslengte LICHAAMSLENGTE GEM SD LL1 Jong Jongens Nee - Nee 122,5 3,2178 Ja - Ja 124,722 6,8069 Totaal 124,411 6,451 Meisjes Nee - Nee 123,913 5,0172 Ja - Ja 122,835 6,3844 Totaal 123,04 6,1065 Totaal Nee - Nee 123,206 4,1366 Ja - Ja 123,949 6,6632 Totaal 123,829 6,3122 Oud Jongens Nee - Nee 137,017 6,9221 Ja - Ja 134,669 6,1817 Totaal 134,993 6,2986 Meisjes Nee - Nee 134,525 5,2254 Ja - Ja 133,568 6,7423 Totaal 133,781 6,4143 Totaal Nee - Nee 135,593 6,0222 Ja - Ja 134,198 6,4253 Totaal 134,444 6,36 Totaal Jongens Nee - Nee 131,21 9,2083 Ja - Ja 130,739 8,0568 Totaal 130,804 8,193 Meisjes Nee - Nee 130,988 7,1822 Ja - Ja 129,513 8,4016 Totaal 129,824 8,1522 Totaal Nee - Nee 131,089 8,0667 Ja - Ja 130,223 8,2064 Totaal 130,371 8,1737 LL3 Jong Jongens Nee - Nee 134,1625 3,20042 Ja - Ja 136,0531 7,01986 Totaal 135,7877 6,63007 Meisjes Nee - Nee 136,6625 5,96584 Ja - Ja 134,8912 6,56032 Totaal 135,2286 6,41968 Totaal Nee - Nee 135,4125 4,80165 Ja - Ja 135,5771 6,81883 Totaal 135,5505 6,51443 Oud Jongens Nee - Nee 148,1917 7,61929 Ja - Ja 145,1653 6,73816 Totaal 145,5828 6,89889 Meisjes Nee - Nee 146,6875 6,21802 Ja - Ja 145,7732 8,08303 Totaal 145,9764 7,67639 Totaal Nee - Nee 147,3321 6,76062 Ja - Ja 145,4252 7,31968 Totaal 145,761 7,24047 Totaal Jongens Nee - Nee 142,58 9,33305 Ja - Ja 141,5645 8,15801 Totaal 141,7056 8,30318 Meisjes Nee - Nee 143,3458 7,70404 Ja - Ja 141,6622 9,19142 Totaal 142,0167 8,89353 Totaal Nee - Nee 142,9977 8,38951 Ja - Ja 141,6056 8,58688 Totaal 141,843 8,

83 Tabel 66: Gemiddelden en standaarddeviaties van het lichaamsgewicht LICHAAMSGEWICHT GEM SD 1LG Jong Jongens Nee - Nee 24,037 3,4801 Ja - Ja 24,327 3,299 Totaal 24,286 3,2943 Meisjes Nee - Nee 27,063 2,9693 Ja - Ja 24,088 4,124 Totaal 24,655 4,0733 Totaal Nee - Nee 25,55 3,4938 Ja - Ja 24,229 3,6372 Totaal 24,442 3,63 Oud Jongens Nee - Nee 32,975 6,6945 Ja - Ja 29,636 5,4755 Totaal 30,097 5,7333 Meisjes Nee - Nee 33,519 6,8926 Ja - Ja 30,162 6,2183 Totaal 30,908 6,478 Totaal Nee - Nee 33,286 6,6878 Ja - Ja 29,861 5,7874 Totaal 30,464 6,0757 Totaal Jongens Nee - Nee 29,4 7,1126 Ja - Ja 27,538 5,3923 Totaal 27,797 5,6701 Meisjes Nee - Nee 31,367 6,5828 Ja - Ja 27,868 6,2428 Totaal 28,604 6,4473 Totaal Nee - Nee 30,473 6,82 Ja - Ja 27,677 5,7534 Totaal 28,153 6,0272 LG3 Jong Jongens Nee - Nee 29,9125 4,03359 Ja - Ja 30,3347 5,19682 Totaal 30,2754 5,0204 Meisjes Nee - Nee 36,625 5,50422 Ja - Ja 30,8941 6,24126 Totaal 31,9857 6,45856 Totaal Nee - Nee 33,2688 5,80916 Ja - Ja 30,5639 5,61799 Totaal 31,001 5,7075 Oud Jongens Nee - Nee 42, ,68459 Ja - Ja 36,7147 8,2826 Totaal 37,5494 8,99434 Meisjes Nee - Nee 44,1 9,37145 Ja - Ja 37,9714 8,55914 Totaal 39,3333 9,04916 Totaal Nee - Nee 43, ,2404 Ja - Ja 37,2519 8,39248 Totaal 38,3572 9,03461 Totaal Jongens Nee - Nee 37,625 11,25966 Ja - Ja 34,1935 7,84981 Totaal 34,6701 8,44182 Meisjes Nee - Nee 41,6083 8,91369 Ja - Ja 35,2978 8,46297 Totaal 36,6263 8,90278 Totaal Nee - Nee 39, ,12635 Ja - Ja 34,6579 8,11222 Totaal 35,5345 8,

84 Tabel 67: Gemiddelden en standaarddeviaties van het vetpercentage VETPERCENTAGE GEM SD vet% Jong Jongens Nee - Nee 18,225 3,1368 Ja - Ja 17,263 2,8018 Totaal 17,398 2,8412 Meisjes Nee - Nee 24,75 3,9864 Ja - Ja 19,918 4,1217 Totaal 20,838 4,4806 Totaal Nee - Nee 21,487 4,8333 Ja - Ja 18,351 3,6272 Totaal 18,858 3,9914 Oud Jongens Nee - Nee 18,283 6,2019 Ja - Ja 15,867 3,5071 Totaal 16,2 4,0257 Meisjes Nee - Nee 25,338 6,284 Ja - Ja 20,691 6,1807 Totaal 21,724 6,4591 Totaal Nee - Nee 22,314 7,0885 Ja - Ja 17,929 5,3762 Totaal 18,701 5,9309 Totaal Jongens Nee - Nee 18,26 5,0886 Ja - Ja 16,419 3,3066 Totaal 16,674 3,6405 Meisjes Nee - Nee 25,142 5,5381 Ja - Ja 20,399 5,4817 Totaal 21,397 5,8036 Totaal Nee - Nee 22,014 6,3136 Ja - Ja 18,093 4,7695 Totaal 18,761 5,2637 vet%3 Jong Jongens Nee - Nee 16,4875 4,32218 Ja - Ja 16,1551 3,94926 Totaal 16,2018 3,96451 Meisjes Nee - Nee 27 5,24541 Ja - Ja 21,0147 5,86841 Totaal 22,1548 6,17047 Totaal Nee - Nee 21,7438 7,14339 Ja - Ja 18,1458 5,36375 Totaal 18,7273 5,8013 Oud Jongens Nee - Nee 18,55 7,22313 Ja - Ja 15,1733 5,10274 Totaal 15,6391 5,51812 Meisjes Nee - Nee 27,175 6,89836 Ja - Ja 21,0196 6,50654 Totaal 22,3875 7,03486 Totaal Nee - Nee 23,4786 8,16004 Ja - Ja 17,6725 6,41576 Totaal 18,695 7,08294 Totaal Jongens Nee - Nee 17,725 6,17762 Ja - Ja 15,5613 4,68869 Totaal 15,8618 4,95415 Meisjes Nee - Nee 27,1167 6,27823 Ja - Ja 21,0178 6,2395 Totaal 22,3018 6,70242 Totaal Nee - Nee 22,8477 7,76679 Ja - Ja 17,8561 6,02092 Totaal 18,7074 6,

85 Tabel 68: Gemiddelden en standaarddeviaties van de APHV AGE PEAK HEIGHT VELOCITY GEM SD APHV Jong Jongens Nee - Nee 12,245 0,32474 Ja - Ja 12,1502 0,28505 Totaal 12,1635 0,28971 Meisjes Nee - Nee 10,7488 0,36318 Ja - Ja 11,0468 0,2746 Totaal 10,99 0,31183 Totaal Nee - Nee 11,4969 0,84129 Ja - Ja 11,6982 0,61315 Totaal 11,6657 0,65456 Oud Jongens Nee - Nee 12,8175 0,42046 Ja - Ja 12,7968 0,37898 Totaal 12,7997 0,38243 Meisjes Nee - Nee 11,4944 0,38949 Ja - Ja 11,5536 0,40478 Totaal 11,5404 0,39949 Totaal Nee - Nee 12,0614 0,77519 Ja - Ja 12,2653 0,72956 Totaal 12,2294 0,73939 Totaal Jongens Nee - Nee 12,5885 0,47329 Ja - Ja 12,5413 0,46782 Totaal 12,5478 0,4672 Meisjes Nee - Nee 11,2458 0,51769 Ja - Ja 11,3621 0,4362 Totaal 11,3376 0,45461 Totaal Nee - Nee 11,8561 0,83647 Ja - Ja 12,0454 0,73913 Totaal 12,0131 0,75825 APHV3 Jong Jongens Nee - Nee 12,9525 0,40538 Ja - Ja 12,8914 0,37228 Totaal 12,9 0,37389 Meisjes Nee - Nee 11,1588 0,34266 Ja - Ja 11,5771 0,42879 Totaal 11,4974 0,44235 Totaal Nee - Nee 12,0556 0,99473 Ja - Ja 12,353 0,76026 Totaal 12,3049 0,80448 Oud Jongens Nee - Nee 13,4842 0,50099 Ja - Ja 13,5425 0,4515 Totaal 13,5345 0,45598 Meisjes Nee - Nee 11,9256 0,61277 Ja - Ja 11,9537 0,46069 Totaal 11,9475 0,49383 Totaal Nee - Nee 12,5936 0,96321 Ja - Ja 12,8634 0,91015 Totaal 12,8158 0,92235 Totaal Jongens Nee - Nee 13,2715 0,52656 Ja - Ja 13,2852 0,52809 Totaal 13,2833 0,52606 Meisjes Nee - Nee 11,67 0,64575 Ja - Ja 11,8114 0,48276 Totaal 11,7817 0,52133 Totaal Nee - Nee 12,398 0,99812 Ja - Ja 12,6654 0,88894 Totaal 12,6198 0,

86 Tabel 69: Gemiddelden en standaarddeviaties van de sit ups test SIT UPS GEM SD SitUpsBot Jong Jongens Nee - Nee 17,5 6,503 Ja - Ja 17,84 8,367 Totaal 17,79 8,082 Meisjes Nee - Nee 13,75 5,651 Ja - Ja 15,88 6,069 Totaal 15,48 5,985 Totaal Nee - Nee 15,63 6,195 Ja - Ja 17,04 7,533 Totaal 16,81 7,323 Oud Jongens Nee - Nee 20,58 6,317 Ja - Ja 20,76 6,32 Totaal 20,74 6,283 Meisjes Nee - Nee 18,19 4,608 Ja - Ja 22,69 5,183 Totaal 21,66 5,373 Totaal Nee - Nee 19,21 5,432 Ja - Ja 21,57 5,926 Totaal 21,15 5,894 Totaal Jongens Nee - Nee 19,35 6,409 Ja - Ja 19,6 7,308 Totaal 19,57 7,17 Meisjes Nee - Nee 16,71 5,304 Ja - Ja 20,06 6,437 Totaal 19,34 6,341 Totaal Nee - Nee 17,91 5,913 Ja - Ja 19,79 6,948 Totaal 19,47 6,808 SitUpsBot3 Jong Jongens Nee - Nee 21,625 5,12522 Ja - Ja 22 7,18215 Totaal 21,9474 6,89312 Meisjes Nee - Nee 18,875 11,44474 Ja - Ja 22,5 6,51455 Totaal 21,8095 7,65487 Totaal Nee - Nee 20,25 8,68332 Ja - Ja 22,2048 6,88009 Totaal 21,8889 7,18827 Oud Jongens Nee - Nee 24,75 5,6749 Ja - Ja 25,76 6,97649 Totaal 25,6207 6,79131 Meisjes Nee - Nee 23,9375 5,73258 Ja - Ja 26,7593 6,15196 Totaal 26,1143 6,13506 Totaal Nee - Nee 24,2857 5,61649 Ja - Ja 26,1783 6,63731 Totaal 25,8408 6,49113 Totaal Jongens Nee - Nee 23,5 5,54883 Ja - Ja 24,2742 7,26763 Totaal 24,1667 7,04233 Meisjes Nee - Nee 22,25 8,19995 Ja - Ja 25,1136 6,59577 Totaal 24,5 7,03018 Totaal Nee - Nee 22,8182 7,06868 Ja - Ja 24,6226 6,99282 Totaal 24,3125 7,

87 Tabel 70: Gemiddelden en standaarddeviaties van de knee push ups test KNEE PUSH UPS GEM SD KneePushUpsBot Jong Jongens Nee - Nee 17,25 2,866 Ja - Ja 21,02 5,452 Totaal 20,49 5,315 Meisjes Nee - Nee 17,25 3,495 Ja - Ja 20,38 4,723 Totaal 19,79 4,646 Totaal Nee - Nee 17,25 3,088 Ja - Ja 20,76 5,146 Totaal 20,19 5,03 Oud Jongens Nee - Nee 23,08 5,299 Ja - Ja 24,85 5,409 Totaal 24,61 5,399 Meisjes Nee - Nee 18,31 4,895 Ja - Ja 23,33 4,742 Totaal 22,19 5,196 Totaal Nee - Nee 20,36 5,526 Ja - Ja 24,22 5,177 Totaal 23,53 5,429 Totaal Jongens Nee - Nee 20,75 5,28 Ja - Ja 23,34 5,722 Totaal 22,98 5,716 Meisjes Nee - Nee 17,96 4,428 Ja - Ja 22,19 4,924 Totaal 21,29 5,11 Totaal Nee - Nee 19,23 4,978 Ja - Ja 22,86 5,423 Totaal 22,24 5,514 KneePushUpsBot3 Jong Jongens Nee - Nee 22,5 2,77746 Ja - Ja 26,3265 5,25352 Totaal 25,7895 5,13996 Meisjes Nee - Nee 21,375 6,58868 Ja - Ja 23,0294 4,26035 Totaal 22,7143 4,73846 Totaal Nee - Nee 21,9375 4,91893 Ja - Ja 24,9759 5,11091 Totaal 24,4848 5,17916 Oud Jongens Nee - Nee 23,1667 7,58987 Ja - Ja 28,4133 6,39699 Totaal 27,6897 6,77429 Meisjes Nee - Nee 19,625 6,06493 Ja - Ja 24,1111 6,41245 Totaal 23,0857 6,57122 Totaal Nee - Nee 21,1429 6,86221 Ja - Ja 26,6124 6,72485 Totaal 25,6369 7,0476 Totaal Jongens Nee - Nee 22,9 6,02538 Ja - Ja 27,5887 6,03649 Totaal 26,9375 6,23011 Meisjes Nee - Nee 20,2083 6,15721 Ja - Ja 23,6932 5,67584 Totaal 22,9464 5,93028 Totaal Nee - Nee 21,4318 6,17722 Ja - Ja 25,9717 6,18277 Totaal 25,1914 6,

88 Tabel 71: Gemiddelden en standaarddeviaties van sit and reach test SIT AND REACH GEM SD SAR Jong Jongens Nee - Nee 20,875 4,0422 Ja - Ja 20,653 3,7475 Totaal 20,684 3,7531 Meisjes Nee - Nee 23,75 2,6186 Ja - Ja 23,818 3,6052 Totaal 23,805 3,4057 Totaal Nee - Nee 22,313 3,6096 Ja - Ja 21,927 3,987 Totaal 21,99 3,9127 Oud Jongens Nee - Nee 16,708 6,4366 Ja - Ja 18,927 5,3187 Totaal 18,621 5,4984 Meisjes Nee - Nee 20,719 4,8061 Ja - Ja 24,991 5,0623 Totaal 24,014 5,2887 Totaal Nee - Nee 19 5,8135 Ja - Ja 21,465 5,9988 Totaal 21,025 6,0226 Totaal Jongens Nee - Nee 18,375 5,8644 Ja - Ja 19,609 4,8185 Totaal 19,437 4,9723 Meisjes Nee - Nee 21,729 4,3911 Ja - Ja 24,546 4,5779 Totaal 23,937 4,6662 Totaal Nee - Nee 20,205 5,3258 Ja - Ja 21,645 5,3024 Totaal 21,396 5,324 SAR3 Jong Jongens Nee - Nee 18,75 6,05333 Ja - Ja 17,949 5,61921 Totaal 18,0614 5,63239 Meisjes Nee - Nee 22,75 3,51527 Ja - Ja 23,1667 6,83244 Totaal 23,0854 6,28779 Totaal Nee - Nee 20,75 5,20897 Ja - Ja 20,0488 6,61676 Totaal 20,1633 6,38933 Oud Jongens Nee - Nee 14,3333 8,12497 Ja - Ja 16,32 6,59681 Totaal 16,046 6,80912 Meisjes Nee - Nee 20,25 6,03876 Ja - Ja 23,3796 6,62466 Totaal 22,6643 6,58705 Totaal Nee - Nee 17,7143 7,48632 Ja - Ja 19,2752 7,45349 Totaal 18,9968 7,4594 Totaal Jongens Nee - Nee 16,1 7,52644 Ja - Ja 16,9637 6,25644 Totaal 16,8437 6,42533 Meisjes Nee - Nee 21,0833 5,38449 Ja - Ja 23,2989 6,66537 Totaal 22,8198 6,45255 Totaal Nee - Nee 18,8182 6,84385 Ja - Ja 19,5758 7,13385 Totaal 19,4451 7,

89 Tabel 72: Gemiddelden en standaarddeviaties van standing broad jump test STANDING BROAD JUMP GEM SD SBJ Jong Jongens Nee - Nee 105,13 11,495 Ja - Ja 117,61 19,392 Totaal 115,86 18,92 Meisjes Nee - Nee 104,75 14,42 Ja - Ja 110,12 17,446 Totaal 109,1 16,882 Totaal Nee - Nee 104,94 12,599 Ja - Ja 114,54 18,877 Totaal 112,99 18,306 Oud Jongens Nee - Nee 118,17 18,829 Ja - Ja 133,31 16,841 Totaal 131,22 17,803 Meisjes Nee - Nee ,686 Ja - Ja 131,43 16,9 Totaal 127,21 18,658 Totaal Nee - Nee 115,21 18,027 Ja - Ja 132,52 16,825 Totaal 129,43 18,24 Totaal Jongens Nee - Nee 112,95 17,231 Ja - Ja 127,1 19,41 Totaal 125,14 19,688 Meisjes Nee - Nee 110,25 16,825 Ja - Ja 123,19 19,958 Totaal 120,42 19,983 Totaal Nee - Nee 111,48 16,865 Ja - Ja 125,48 19,687 Totaal 123,07 19,917 SBJ3 Jong Jongens Nee - Nee 134,375 11,75874 Ja - Ja 145, ,85974 Totaal 144, ,37881 Meisjes Nee - Nee 122,375 16,17703 Ja - Ja 132, ,21731 Totaal 130, ,29971 Totaal Nee - Nee 128,375 15,00167 Ja - Ja 140,241 19,24146 Totaal 138, ,06585 Oud Jongens Nee - Nee 141, ,01802 Ja - Ja 155,56 19,22993 Totaal 153, ,53648 Meisjes Nee - Nee 130,25 16,76305 Ja - Ja 148, ,17036 Totaal 144, ,04364 Totaal Nee - Nee 135, ,06487 Ja - Ja 152, ,46354 Totaal 149, ,7939 Totaal Jongens Nee - Nee 138,7 20,65022 Ja - Ja 151, ,61963 Totaal 149, ,19739 Meisjes Nee - Nee 127,625 16,65197 Ja - Ja 142, ,91854 Totaal 139, ,11018 Totaal Nee - Nee 132, ,17962 Ja - Ja 147,717 20,24413 Totaal 145, ,

90 Tabel 73: Gemiddelden en standaarddeviaties van de shuttle run test SHUTTLE RUN GEM SD ShuttleRun Jong Jongens Nee - Nee 24,8313 1,8538 Ja - Ja 23,9831 2,39655 Totaal 24,1021 2,33257 Meisjes Nee - Nee 26,5725 2,22112 Ja - Ja 24,8071 1,78343 Totaal 25,1433 1,97348 Totaal Nee - Nee 25,7019 2,17129 Ja - Ja 24,3206 2,19277 Totaal 24,5438 2,2374 Oud Jongens Nee - Nee 22,8967 2,48625 Ja - Ja 22,3999 1,56791 Totaal 22,4684 1,71338 Meisjes Nee - Nee 24,2419 1,48505 Ja - Ja 22,8987 1,39313 Totaal 23,2014 1,51301 Totaal Nee - Nee 23,6654 2,05016 Ja - Ja 22,6109 1,51124 Totaal 22,7978 1,66209 Totaal Jongens Nee - Nee 23,6705 2,40631 Ja - Ja 23,0255 2,0795 Totaal 23,1151 2,13048 Meisjes Nee - Nee 25,0188 2,04922 Ja - Ja 23,6278 1,80366 Totaal 23,9232 1,9352 Totaal Nee - Nee 24,4059 2,29474 Ja - Ja 23,2771 1,98694 Totaal 23,4704 2,08216 ShuttleRun3 Jong Jongens Nee - Nee 22,6038 1,28546 Ja - Ja 21,8712 1,40012 Totaal 21,974 1,3974 Meisjes Nee - Nee 23,6388 0,9302 Ja - Ja 22,7674 1,49358 Totaal 22,9333 1,43638 Totaal Nee - Nee 23,1213 1,20854 Ja - Ja 22,2383 1,49728 Totaal 22,381 1,48529 Oud Jongens Nee - Nee 22,0408 2,17674 Ja - Ja 20,928 1,26233 Totaal 21,0815 1,45813 Meisjes Nee - Nee 22,9975 1,30793 Ja - Ja 21,4413 1,27468 Totaal 21,792 1,43137 Totaal Nee - Nee 22,5875 1,76443 Ja - Ja 21,1452 1,28804 Totaal 21,4008 1,48453 Totaal Jongens Nee - Nee 22,266 1,85257 Ja - Ja 21,3007 1,39214 Totaal 21,4348 1,49507 Meisjes Nee - Nee 23,2113 1,21423 Ja - Ja 21,9479 1,50115 Totaal 22,2162 1,5306 Totaal Nee - Nee 22,7816 1,59115 Ja - Ja 21,5711 1,47044 Totaal 21,7784 1,

91 Tabel 74: Gemiddelden en standaarddeviaties van de backward balance test BALANCE BACKWARDS GEM SD BBSum Jong Jongens Nee - Nee 21,75 9,982 Ja - Ja 32,1 13,457 Totaal 30,65 13,448 Meisjes Nee - Nee 24,5 11,502 Ja - Ja 34,03 13,234 Totaal 32,13 13,336 Totaal Nee - Nee 23,13 10,5 Ja - Ja 32,86 13,32 Totaal 31,26 13,352 Oud Jongens Nee - Nee 32,5 17,064 Ja - Ja 39,29 12,922 Totaal 38,33 13,672 Meisjes Nee - Nee 37,56 10,315 Ja - Ja 44,45 14,298 Totaal 42,9 13,745 Totaal Nee - Nee 35,39 13,574 Ja - Ja 41,51 13,718 Totaal 40,41 13,85 Totaal Jongens Nee - Nee 28,2 15,313 Ja - Ja 36,4 13,554 Totaal 35,25 14,052 Meisjes Nee - Nee 33,21 12,215 Ja - Ja 40,62 14,733 Totaal 39,02 14,501 Totaal Nee - Nee 30,93 13,776 Ja - Ja 38,16 14,176 Totaal 36,9 14,345 BBSum3 Jong Jongens Nee - Nee 33 7,15142 Ja - Ja 46, ,39033 Totaal 44, ,31001 Meisjes Nee - Nee 35,875 9,97765 Ja - Ja 47, ,81785 Totaal 45,05 13,04027 Totaal Nee - Nee 34,4375 8,51641 Ja - Ja 46, ,72316 Totaal 44, ,73709 Oud Jongens Nee - Nee 39, ,218 Ja - Ja 50, ,92608 Totaal 48, ,76583 Meisjes Nee - Nee 44,375 12,5 Ja - Ja 52, ,35466 Totaal 50, ,74675 Totaal Nee - Nee 42, ,26849 Ja - Ja 51, ,11679 Totaal 49, ,75592 Totaal Jongens Nee - Nee 36,7 12,06168 Ja - Ja 48, ,0657 Totaal 46, ,52515 Meisjes Nee - Nee 41, ,2047 Ja - Ja 50, ,68663 Totaal 48, ,066 Totaal Nee - Nee 39, ,24354 Ja - Ja 49, ,91846 Totaal 47, ,

92 Tabel 75: Gemiddelden en standaarddeviaties van de jumping sideways test JUMPING SIDEWAYS GEM SD JSSum Jong Jongens Nee - Nee 34,75 5,092 Ja - Ja 44,61 11,767 Totaal 43,23 11,57 Meisjes Nee - Nee 34,13 11,445 Ja - Ja 40,65 10,522 Totaal 39,4 10,872 Totaal Nee - Nee 34,44 8,563 Ja - Ja 42,99 11,378 Totaal 41,61 11,382 Oud Jongens Nee - Nee 47,42 11,049 Ja - Ja 56,64 10,525 Totaal 55,37 11,008 Meisjes Nee - Nee 48,56 9,543 Ja - Ja 57,24 9,545 Totaal 55,28 10,155 Totaal Nee - Nee 48,07 10,033 Ja - Ja 56,89 10,088 Totaal 55,33 10,6 Totaal Jongens Nee - Nee 42,35 10,989 Ja - Ja 51,89 12,471 Totaal 50,56 12,68 Meisjes Nee - Nee 43,75 12,149 Ja - Ja 50,9 12,773 Totaal 49,38 12,927 Totaal Nee - Nee 43,11 11,524 Ja - Ja 51,47 12,578 Totaal 50,04 12,778 JSSum3 Jong Jongens Nee - Nee 54,75 4,59036 Ja - Ja 62, ,65476 Totaal 61, ,22659 Meisjes Nee - Nee 54,625 7,96308 Ja - Ja 60, ,99846 Totaal 59, ,62323 Totaal Nee - Nee 54,6875 6,27926 Ja - Ja 61, ,37575 Totaal 60, ,97423 Oud Jongens Nee - Nee 65, ,26001 Ja - Ja 71, ,17173 Totaal 71 10,50913 Meisjes Nee - Nee 63, ,26949 Ja - Ja 70,0182 9,3561 Totaal 68,5634 9,87455 Totaal Nee - Nee 64, ,5376 Ja - Ja 71,1077 9,84236 Totaal 69, ,26886 Totaal Jongens Nee - Nee 61,1 10,46246 Ja - Ja 68, ,72851 Totaal 67, ,78018 Meisjes Nee - Nee 60, ,3248 Ja - Ja 66, ,07974 Totaal 65, ,12188 Totaal Nee - Nee 60, ,26911 Ja - Ja 67, ,4735 Totaal 66, ,

93 Tabel 76: Gemiddelden en standaarddeviaties van de moving sideways test MOVING SIDEWAYS GEM SD MSSum Jong Jongens Nee - Nee 31,25 5,148 Ja - Ja 33,1 5,551 Totaal 32,84 5,49 Meisjes Nee - Nee 30,38 5,208 Ja - Ja 32,33 5,743 Totaal 31,95 5,634 Totaal Nee - Nee 30,81 5,023 Ja - Ja 32,79 5,607 Totaal 32,46 5,54 Oud Jongens Nee - Nee 38,92 5,728 Ja - Ja 38,37 5,611 Totaal 38,45 5,597 Meisjes Nee - Nee 36,13 4,53 Ja - Ja 40,48 5,673 Totaal 39,49 5,707 Totaal Nee - Nee 37,32 5,172 Ja - Ja 39,27 5,712 Totaal 38,92 5,652 Totaal Jongens Nee - Nee 35,85 6,604 Ja - Ja 36,28 6,136 Totaal 36,22 6,182 Meisjes Nee - Nee 34,21 5,413 Ja - Ja 37,39 6,922 Totaal 36,7 6,732 Totaal Nee - Nee 34,95 5,969 Ja - Ja 36,75 6,484 Totaal 36,43 6,421 MSSum3 Jong Jongens Nee - Nee 41 7,44504 Ja - Ja 45,5625 6,23615 Totaal 44,9107 6,5485 Meisjes Nee - Nee 43,875 6,59951 Ja - Ja 44,0303 6,77073 Totaal 44 6,65582 Totaal Nee - Nee 42,4375 6,95671 Ja - Ja 44,9383 6,46209 Totaal 44,5258 6,57504 Oud Jongens Nee - Nee 47,6667 7,9124 Ja - Ja 51,8493 7,70583 Totaal 51,2588 7,82571 Meisjes Nee - Nee 46,5625 6,33476 Ja - Ja 51,7778 6,83682 Totaal 50,5857 7,03509 Totaal Nee - Nee 47,0357 6,93612 Ja - Ja 51,8189 7,32079 Totaal 50,9548 7,46276 Totaal Jongens Nee - Nee 45 8,23983 Ja - Ja 49,3554 7,77159 Totaal 48,7376 7,95671 Meisjes Nee - Nee 45,6667 6,41104 Ja - Ja 48,8391 7,75628 Totaal 48,1532 7,57292 Totaal Nee - Nee 45,3636 7,21784 Ja - Ja 49,1394 7,75063 Totaal 48,4802 7,

94 Tabel 77: Gemiddelden en standaarddeviaties van de hopping for height test HOPPING FOR HEIGHT GEM SD HHSumYear1 Jong Jongens Nee - Nee 29,125 9,41788 Ja - Ja 42,125 12,72562 Totaal 40, ,06695 Meisjes Nee - Nee 29,5 11,47668 Ja - Ja 36, ,09304 Totaal 35,425 11,42172 Totaal Nee - Nee 29, ,14376 Ja - Ja 40, ,29844 Totaal 38,25 12,5765 Oud Jongens Nee - Nee 47,75 17,90442 Ja - Ja 56, ,71734 Totaal 55, ,26515 Meisjes Nee - Nee 40 13,4561 Ja - Ja 53, ,75794 Totaal 50, ,3609 Totaal Nee - Nee 43, ,69868 Ja - Ja 55, ,24875 Totaal 53, ,98858 Totaal Jongens Nee - Nee 40,3 17,49015 Ja - Ja 51,123 13,60699 Totaal 49, ,64185 Meisjes Nee - Nee 36,5 13,55504 Ja - Ja 47, ,0269 Totaal 45 14,57911 Totaal Nee - Nee 38, ,39837 Ja - Ja 49, ,87259 Totaal 47, ,76333 HHSum3 Jong Jongens Nee - Nee 52,625 9,36464 Ja - Ja 64, ,07758 Totaal 62, ,95012 Meisjes Nee - Nee 47,25 10,01071 Ja - Ja 55, ,64075 Totaal 53,525 11,65308 Totaal Nee - Nee 49,9375 9,76708 Ja - Ja 60, ,51533 Totaal 59, ,38565 Oud Jongens Nee - Nee 64, ,40364 Ja - Ja 75, ,78615 Totaal 73, ,71943 Meisjes Nee - Nee 56, ,34696 Ja - Ja 71, ,40394 Totaal 67, ,84851 Totaal Nee - Nee 59, ,7788 Ja - Ja 73, ,72329 Totaal 71, ,57327 Totaal Jongens Nee - Nee 59,7 20,30323 Ja - Ja 71, ,74871 Totaal 69, ,86635 Meisjes Nee - Nee 53,125 14,21668 Ja - Ja 65, ,47815 Totaal 62, ,95043 Totaal Nee - Nee 56, ,35567 Ja - Ja 68, ,88088 Totaal 66,5 16,

95 Tabel 78: Gemiddelden en standaarddeviaties van het MQKTK MQKTK GEM SD MQKTKYear1 Jong Jongens Nee - Nee 92,125 12,28748 Ja - Ja 104,766 12,89795 Totaal 102, ,47268 Meisjes Nee - Nee 87,625 14,77389 Ja - Ja 97,75 14,67277 Totaal 95,725 15,07075 Totaal Nee - Nee 89,875 13,33104 Ja - Ja 101, ,9888 Totaal 99, ,5357 Oud Jongens Nee - Nee 89, ,3677 Ja - Ja 99, ,53162 Totaal 98, ,45946 Meisjes Nee - Nee 84,25 13,58676 Ja - Ja 98, ,97276 Totaal 95,5 14,40285 Totaal Nee - Nee 86, ,82754 Ja - Ja 99, ,67503 Totaal 96, ,91127 Totaal Jongens Nee - Nee 90,8 14,55877 Ja - Ja 101,563 12,88781 Totaal 100, ,62276 Meisjes Nee - Nee 85,375 13,76452 Ja - Ja 98, ,55472 Totaal 95, ,58061 Totaal Nee - Nee 87, ,22893 Ja - Ja 100, ,22993 Totaal 98, ,19751 MQKTK3 Jong Jongens Nee - Nee 92,375 12,8501 Ja - Ja 108,383 12,93723 Totaal 106, ,0151 Meisjes Nee - Nee 97,875 7,75403 Ja - Ja 105, ,63578 Totaal 103,95 12,96336 Totaal Nee - Nee 95,125 10,63877 Ja - Ja 107, ,21652 Totaal 105, ,55183 Oud Jongens Nee - Nee 94 19,95449 Ja - Ja 106, ,43349 Totaal 105, ,86077 Meisjes Nee - Nee 90,625 14,40312 Ja - Ja ,5131 Totaal 102, ,0879 Totaal Nee - Nee 92, ,74411 Ja - Ja 106, ,99814 Totaal 103, ,51678 Totaal Jongens Nee - Nee 93,35 17,08885 Ja - Ja 107,479 13,82509 Totaal 105,446 15,11318 Meisjes Nee - Nee 93, ,87559 Ja - Ja 105, ,48098 Totaal 103, ,30852 Totaal Nee - Nee 93, ,7558 Ja - Ja 106, ,67366 Totaal 104, ,

96 lichaamslengte (cm) Onderzoeksvraag 3 1. ANTROPOMETRIE A. LICHAAMSLENGTE Lichaamslengte (cm) Jaar nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur 1: Evolutie van de lichaamslengte overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. Tabel 79: Gemiddelden en standaarddeviaties van de lichaamslengte GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Lichaamslengte nee nee jaar 1 ja ja nee ja ja nee Lichaamslengte jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 80: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor de lichaamslengte F-WAARDE P-WAARDE TIJD 5487,965 <0.001 SPORTPARTICIPATIE TIJD x SPORTPARTICIPATIE

97 Lichaamsgewicht (kg) B. LICHAAMSGEWICHT Lichaamgsewicht (kg) 1 3 Jaar nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur2: Evolutie van het lichaamsgewicht overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. Tabel 81: Gemiddelden en standaarddeviaties van het lichaamsgewicht GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Lichaamsgewicht nee nee jaar 1 ja ja nee ja ja nee Lichaamsgewicht jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 82: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor het lichaamsgewicht F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE TIJD x SPORTPARTICIPATIE

98 Vetpercentage (%) C. VETPERCENTAGE 23 Vetpercentage (%) Jaar nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur 3: Evolutie van het vetpercentage overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. Tabel 83: Gemiddelden en standaarddeviaties van het vetpercentage GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Vetpercentage nee nee jaar 1 ja ja nee ja ja nee Vetpercentage jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 84: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor het vetpercentage F-WAARDE P-WAARDE TIJD SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD x SPORTPARTICIPATIE

99 APHV (j) D. AGE PEAK HEIGHT VELOCITY 12,8 12,7 12,6 12,5 12,4 12,3 12,2 12, ,9 11,8 APHV (j) 1 3 Jaar nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur 4: Evolutie van de APHVoverheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. Tabel 85: Gemiddelden en standaarddeviaties van de APHV GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Age Peak nee nee Height ja ja Velocity jaar nee ja ja nee Age Peak Height Velocity jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 86: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor de APHV F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE TIJD x SPORTPARTICIPATIE

100 Sit and reach (cm) 2. FYSIEKE EIGENSCHAPPEN A. SIT AND REACH Sit and reach (cm) 1 3 nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur 5: Evolutie van de Sit and reach test overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. Tabel 87: Gemiddelden en standaarddeviaties van de sit and reach test GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Sit and Reach nee nee jaar 1 ja ja nee ja ja nee Sit and Reach jaar 3 Jaar totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 88: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor de sit and reach test F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE TIJD x SPORTPARTICIPATIE

101 Standing broad jump (cm) B. STANDING BROAD JUMP Standing broad jump (cm) 1 3 Jaar nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur 6: Evolutie van de Standing broad jump test overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. Tabel 89: Gemiddelden en standaarddeviaties van de standing broad jump GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Standing nee nee Broad Jump ja ja jaar 1 nee ja ja nee Standing Broad Jump jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 90: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor de standing broad jump F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD x SPORTPARTICIPATIE 94

102 Sit ups (aantal) C. SIT UPS Sit ups (aantal) nee nee ja ja nee ja ja nee Jaar Figuur 7: Evolutie van de Sit ups test overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. Tabel 91: Gemiddelden en standaarddeviaties van de sit ups test GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Sit Ups jaar 1 nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Sit Ups jaar 3 nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 92: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA voor de sit ups test F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE TIJD x SPORTPARTICIPATIE 95

103 Knee push ups (aantal) D. KNEE PUSH UPS Knee push ups (aantal) nee nee ja ja nee ja ja nee Jaar Figuur 8: Evolutie van de Knee push ups test overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen. Tabel 93: Gemiddelden en standaarddeviaties van de knee push up test GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Knee Push nee nee Up jaar 1 ja ja nee ja ja nee Knee Push Up jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 94: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA van de knee push up test F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD x SPORTPARTICIPATIE

104 Shuttle run (s) E. SHUTTLE RUN 24,5 Shuttle run (s) 24 23, , ,5 1 3 Jaar nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur 9: Evolutie van de Shuttle run test overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen Tabel 95: Gemiddelden en standaarddeviaties van de shuttle run test GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Shuttle Run nee nee jaar 1 ja ja nee ja ja nee Shuttle Run jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 96: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA van de shuttle run test F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD x SPORTPARTICIPATIE 97

105 Backward balance 3. COÖRDINATIEVE EIGENSCHAPPEN A. BALANCING BACKWARDS Balancing backwards 1 3 nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur 10: Evolutie van de Backward balance test overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen Tabel 97: Gemiddelden en standaarddeviaties van de backward balance test GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Balancing nee nee Backwards ja ja jaar 1 nee ja ja nee Balancing Backwards jaar 3 Jaar totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 98: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA van de backward balance test F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE TIJD x SPORTPARTICIPATIE

106 Jumping sideways B. JUMPING SIDEWAYS 70 Jumping sideways Jaar nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur 11: Evolutie van de Jumping sideways test overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen Tabel 99: Gemiddelden en standaarddeviaties van de jumping sideways test GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Jumping nee nee Sideways ja ja jaar 1 nee ja ja nee Jumping Sideways jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 100: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA van de jumping sideways test F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD x SPORTPARTICIPATIE

107 Moving Sideways C. MOVING SIDEWAYS Moving Sideways nee nee ja ja nee ja ja nee Jaar Figuur 12: Evolutie van de Moving sideways test overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen Tabel 101: Gemiddelden en standaarddeviaties van de moving sideways test GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Moving nee nee Sideways jaar ja ja nee ja ja nee Moving Sideways jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 102: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA van de moving sideways test F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE TIJD x SPORTPARTICIPATIE

108 Hopping for Height D. HOPPING FOR HEIGHT Hopping for Height 1 3 Jaar nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur 13: Evolutie van de Hopping for height test overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen Tabel 103: Gemiddelden en standaarddeviaties van de hopping for height test GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE Hopping for nee nee Height jaar 1 ja ja nee ja ja nee Hopping for Height jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 104: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA van de hopping for height test F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD x SPORTPARTICIPATIE

109 MQKTK E. MQKTK 110 MQKTK Jaar nee nee ja ja nee ja ja nee Figuur 14: Evolutie van het MQKTK overheen de drie testjaren voor de vier verschillende sportparticipatie groepen Tabel 105: Gemiddelden en standaarddeviaties van het MQKTK GROEP GEMIDDELDE STANDAARDDEVIATIE MQKTK nee nee jaar 1 ja ja nee ja ja nee MQKTK jaar 3 totaal nee nee ja ja nee ja ja nee totaal Tabel 106: Hoofd- en interactie-effecten van de REPEATED MEASURES ANOVA van het MQKTK F-WAARDE P-WAARDE TIJD <0.001 SPORTPARTICIPATIE <0.001 TIJD x SPORTPARTICIPATIE

110 Gemiddelden en standaard deviaties. ANTROPOMETRIE Tabel 107: Gemiddelden en standaarddeviaties van de antropometrische eigenschappen per leeftijdscategorie (jongens) 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j JONGENS Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Lichaamslengte ± ± ± ± ± ± ± ± 7.21 Lichaamsgewicht ± ± ± ± ± ± ± ± 9.12 Vetpercentage ± ± ± ± ± ± ± ± 6.14 APHV ± ± ± ± ± ± ± ± 0.50 Tabel 108: Gemiddelden en standaarddeviaties van de antropometrische eigenschappen per leeftijdscategorie ( meisjes) 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j MEISJES Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Lichaamslengte ± ± ± ± ± ± ± ± 7.58 Lichaamsgewicht ± ± ± ± ± ± ± ± 7.85 Vetpercentage ± ± ± ± ± ± ± ± 6.05 APHV ± ± ± ± ± ± ± ±

111 FYSIEK Tabel 109: Gemiddelden en standaarddeviaties van de fysieke eigenschappen per leeftijdscategorie (jongens) 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j JONGENS Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Sit Up ± ± ± ± ± ± ± ± 5.77 Knee Push Up ± ± ± ± ± ± ± ± 6.16 Sit and Reach ± ± ± ± ± ± ± ± 7.06 Standing Broad Jump ± ± ± ± ± ± ± ± Shuttle Run ± ± ± ± ± ± ± ± 1.50 Endurance Shuttle Run 3.24 ± ± ± ± ± ± ± ± 2.39 Tabel 110: Gemiddelden en standaarddeviaties van de fysieke eigenschappen per leeftijdscategorie (meisjes) 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j MEISJES Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Sit Up ± ± ± ± ± ± ± ± 6.20 Knee Push Up ± ± ± ± ± ± ± ± 5.96 Sit and Reach ± ± ± ± ± ± ± ± 6.24 Standing Broad Jump ± ± ± ± ± ± ± ± Shuttle Run ± ± ± ± ± ± ± ± 1.29 Endurance Shuttle Run 2.93 ± ± ± ± ± ± ± ±

112 COORDINATIE Tabel 111: Gemiddelden en standaarddeviaties van de coördinatieve eigenschappen per leeftijdscategorie (jongens) JONGENS 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 BB ± ± ± ± ± ± ± ± JS ± ± ± ± ± ± ± ± MS ± ± ± ± ± ± ± ± 7.46 HH ± ± ± ± ± ± ± ± MQKTK ± ± ± ± ± ± ± ± Tabel 112: Gemiddelden en standaarddeviaties van de coördinatieve eigenschappen per leeftijdscategorie (meisjes) MEISJES 6-8j 7-9j 8-10j 9-11j Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 Jaar 1 Jaar 3 BB ± ± ± ± ± ± ± ± JS ± ± ± ± ± ± ± ± MS ± ± ± ± ± ± ± ± 7.38 HH ± ± ± ± ± ± ± ± MQKTK ± ± ± ± ± ± ± ±

113 Beste ouders, Het Vlaams Sport Kompas is een project dat loopt aan de universiteit van Gent in samenwerking met de Vlaamse Gemeenschap. Het heeft tot doel de motorische vaardigheden van onze Vlaamse jeugd in kaart te brengen. De school waar uw kind les volgt neemt deel aan het onderzoek. Uw kind werd de voorbije jaren reeds door ons getest. Om sluitende uitspraken te kunnen doen over het motorisch profiel van onze Vlaams jeugd, volgen we de kinderen verschillende jaren op. Het huidige testjaar is het derde en tevens het laatste testjaar. Dit betekent dat de kinderen voor de laatste keer de uitdagende en leuke testjes uitvoeren tijdens hun les LO. Ook deze vragenlijst maakt deel uit van het meerjarige onderzoek. We zouden het dan ook erg waarderen indien u deze vragenlijst als ouder zo correct en volledig mogelijk invult. We wensen te benadrukken dat de resultaten volledig anoniem verwerkt worden. Deze korte inspanning biedt een grote meerwaarde aan ons onderzoek! Alvast bedankt voor uw medewerking en veel succes! Sportparticipatie en fysieke activiteit van de Vlaamse 6-11 jarigen De vragen vult u in door het juiste bolletje te kleuren. Voor verdere info: contact: Joric.Vandendriessche@UGent.be Barbara.Vandorpe@UGent.be Vakgroep Bewegings- en Sportwetenschappen, UGent LET OP: DEZE VRAGENLIJST IS RECTO VERSO! 106

Resultaten barometer 2009

Resultaten barometer 2009 Resultaten barometer 2009 1. Lichaamslengte De lichaamslengte van zowel de jongens als de meisjes vertoont een seculaire trend tussen 1990 en 1997: de Vlaamse jongens en meisjes zijn in 1997 groter dan

Nadere informatie

De barometer van de fysieke fitheid van de Vlaamse jeugd

De barometer van de fysieke fitheid van de Vlaamse jeugd De barometer van de fysieke fitheid van de Vlaamse jeugd Namens Bloso & het Steunpunt Sport, Beweging en Gezondheid André Van Lierde Hervé Van der Aerschot Renaat Philippaerts De fysieke fitheid van de

Nadere informatie

Samenvatting Dankwoord About the author

Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting Dankwoord About the author Samenvatting 177 Samenvatting Overgewicht en obesitas worden gedefinieerd op basis van de body mass index (BMI) (hoofdstuk 1). Deze index wordt berekend door het

Nadere informatie

FYSIEKE FITHEID EN FYSIEKE ACTIVITEIT VAN DE VLAAMSE JEUGD, 6-11 JAAR, ANNO 2011

FYSIEKE FITHEID EN FYSIEKE ACTIVITEIT VAN DE VLAAMSE JEUGD, 6-11 JAAR, ANNO 2011 FYSIEKE FITHEID EN FYSIEKE ACTIVITEIT VAN DE VLAAMSE JEUGD, 6-11 JAAR, ANNO 2011 Prof. Dr. J. Lefevre Prof. Dr. R. Philippaerts Prof. Dr. K. De Martelaer H. Van der Aerschot P. Mortelmans 2011 Met steun

Nadere informatie

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING

DUTCH SUMMARY NEDERLANDSE SAMENVATTING NEDERLANDSE SAMENVATTING 205 Het is niet zonder reden dat autoriteiten wereldwijd aandacht besteden aan programma s en interventies om mensen meer te laten bewegen. Sportactiviteiten van gemiddelde tot

Nadere informatie

Jo Stubbe IT Project & Support. Bruno D Hulster Algemene Coördinatie. Debbie Mejor Administratie en coördinatie

Jo Stubbe IT Project & Support. Bruno D Hulster Algemene Coördinatie. Debbie Mejor Administratie en coördinatie Bruno D Hulster Algemene Coördinatie Jo Stubbe IT Project & Support Debbie Mejor Administratie en coördinatie 1 09-12-18 PROBLEEM? Kinderen bewegen/sporten te weinig kiezen activiteiten die niet passen

Nadere informatie

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld.

Samenvatting. In hoofdstuk 1 wordt een algemene introductie gegeven over de onderwerpen die in dit proefschrift worden behandeld. 155 Sport- en spelactiviteiten bevorderen over het algemeen de gezondheid. Deze fysieke activiteiten kunnen echter ook leiden tot blessures. Het proefschrift beschrijft de ontwikkeling en evaluatie van

Nadere informatie

Longitudinale studie over antropometrische en fysieke tests in voetbal: het jeugdvoetbal project KAA Gent en SV Zulte Waregem.

Longitudinale studie over antropometrische en fysieke tests in voetbal: het jeugdvoetbal project KAA Gent en SV Zulte Waregem. FACULTEIT GENEESKUNDE EN GEZONDHEIDSWETENSCHAPPEN Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2011-2012 Longitudinale studie over antropometrische en fysieke tests in voetbal:

Nadere informatie

Fysieke fitheid meten bij kinderen met een verstandelijke beperking. Marieke Wouters, Aleid Laan, Laurine Croonen NVFVG congres - april 2015

Fysieke fitheid meten bij kinderen met een verstandelijke beperking. Marieke Wouters, Aleid Laan, Laurine Croonen NVFVG congres - april 2015 Fysieke fitheid meten bij kinderen met een verstandelijke beperking Marieke Wouters, Aleid Laan, Laurine Croonen NVFVG congres - april 2015 Workshop?! LITERATUUR PILOT CROSS SECTIONELE ONDERZOEK DATAVERZAMELING

Nadere informatie

Nederland heeft een lange hockeyhistorie en is één van de toonaangevende landen als het om tophockey gaat. De meeste tophockeyers zijn begonnen met

Nederland heeft een lange hockeyhistorie en is één van de toonaangevende landen als het om tophockey gaat. De meeste tophockeyers zijn begonnen met Samenvatting Nederland heeft een lange hockeyhistorie en is één van de toonaangevende landen als het om tophockey gaat. De meeste tophockeyers zijn begonnen met hun sport toen ze 7 jaar oud waren en allemaal

Nadere informatie

De Groeispurt: invloed op talentidentificatie en -ontwikkeling D I E T E R D E P R E Z 1 3 / 1 2 / 2 0 1 4

De Groeispurt: invloed op talentidentificatie en -ontwikkeling D I E T E R D E P R E Z 1 3 / 1 2 / 2 0 1 4 De Groeispurt: invloed op talentidentificatie en -ontwikkeling D I E T E R D E P R E Z 1 3 / 1 2 / 2 0 1 4 index Talent identificatie (TID) en ontwikkeling (TDE): introductie Problemen in TID en TDE Maturiteit

Nadere informatie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie

Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Hersenontwikkeling tijdens adolescentie Een longitudinale tweelingstudie naar de ontwikkeling van hersenstructuur en de relatie met hormoonspiegels en intelligentie ALGEMENE INTRODUCTIE Adolescentie is

Nadere informatie

Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie

Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie Klinische inspanningstesten in de (kinder)revalidatie Kinderen en jongvolwassenen met een fysieke beperking, zoals cerebrale parese (CP), ervaren vaak loopproblemen in het dagelijks leven. Veelgehoorde

Nadere informatie

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren

Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren Ondanks dat het in Nederland niet is toegestaan om alcohol te verkopen aan jongeren onder de 16 jaar, drinkt een groot deel van deze jongeren alcohol. Dit proefschrift laat zien dat de meerderheid van

Nadere informatie

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie

Samenvatting. Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese. Een 3-jarige follow-up studie * Samenvatting Beloop van dagelijkse activiteiten bij adolescenten met cerebrale parese Een 3-jarige follow-up studie Samenvatting Tijdens de periode van groei en ontwikkeling tussen kindertijd en volwassenheid

Nadere informatie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie

Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Seksuele inhibitie en excitatie: een verkennende studie van factoren die samenhangen met variatie in excitatie en inhibitie Wouter Pinxten (contact: Wouter.Pinxten@UGent.be) Prof. Dr. John Lievens Achtergrond

Nadere informatie

Samenvatting, conclusies en discussie

Samenvatting, conclusies en discussie Hoofdstuk 6 Samenvatting, conclusies en discussie Inleiding Het doel van het onderzoek is vast te stellen hoe de kinderen (10 14 jaar) met coeliakie functioneren in het dagelijks leven en wat hun kwaliteit

Nadere informatie

VOOR ANTROPOMETRISCHE VETMASSA BIJ KINDEREN

VOOR ANTROPOMETRISCHE VETMASSA BIJ KINDEREN VLAAMSE REFERENTIECURVEN VOOR ANTROPOMETRISCHE PARAMETERS VAN DE ABDOMINALE VETMASSA BIJ KINDEREN Dr. Sarah Begyn Promotor: Prof. Jean De Schepper Co-promotor: Prof. Mathieu Roelants Kadering BMI-curven

Nadere informatie

1. Lichaamslengte. Doel: Beschrijving van de test: Uitleg voor de sporter: Aandachtspunten testleider: Scorebepaling: Notatie: ***,* Materiaal:

1. Lichaamslengte. Doel: Beschrijving van de test: Uitleg voor de sporter: Aandachtspunten testleider: Scorebepaling: Notatie: ***,* Materiaal: 1. Lichaamslengte Lichaamslengte De sporter staat blootsvoets met de beide voeten samen tegen de verticale meetwand van de stadiometer. Hielen, kuiten, zitvlak en schouderbladen dienen de verticale meetwand

Nadere informatie

A c. Dutch Summary 257

A c. Dutch Summary 257 Samenvatting 256 Samenvatting Dit proefschrift beschrijft de resultaten van twee longitudinale en een cross-sectioneel onderzoek. Het eerste longitudinale onderzoek betrof de ontwikkeling van probleemgedrag

Nadere informatie

Dutch Summary. (Nederlandse Samenvatting) Tim Takken

Dutch Summary. (Nederlandse Samenvatting) Tim Takken Dutch Summary (Nederlandse Samenvatting) Tim Takken 9 In Hoofdstuk 1 wordt een inleiding gegeven over algemene fitheid en algehele gezondheid. Uit diverse studies blijkt dat er een relatie bestaat tussen

Nadere informatie

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING

Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology NEDERLANDSE SAMENVATTING Risk factors for the development and outcome of childhood psychopathology EDERLADSE SAMEVATTIG 157 Het komt regelmatig voor dat psychiatrische klachten clusteren in families. Met andere woorden, familieleden

Nadere informatie

Trainingsanalysetool Testen en meten. Daniël van Leeuwen, PhD

Trainingsanalysetool Testen en meten. Daniël van Leeuwen, PhD Trainingsanalysetool Testen en meten Daniël van Leeuwen, PhD Even voorstellen ALO (HvA) Bewegingswetenschappen (VU) PhD bewegingswetenschappen (VU) Sportwetenschapper Sprinttrainer en trainingscoördinator

Nadere informatie

5.3. Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari keer beoordeeld. Inleiding

5.3. Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari keer beoordeeld. Inleiding Opdracht door Iris 2624 woorden 28 januari 2015 5.3 15 keer beoordeeld Vak LO Inleiding Met BSM hebben wij de opdracht gekregen om een trainingsschema te maken om jezelf te verbeteren op verschillende

Nadere informatie

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief

Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Samenvatting Autobiografisch geheugen in longitudinaal perspectief Stabiliteit en verandering in gerapporteerde levensgebeurtenissen over een periode van vijf jaar Het belangrijkste doel van dit longitudinale,

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De adolescentie is lang beschouwd als een periode met veelvuldige en extreme stemmingswisselingen, waarin jongeren moeten leren om grip te krijgen op hun emoties. Ondanks het feit

Nadere informatie

METING TANITA INNERSCAN. NAAM:. LEEFTIJD:. LENGTE cm:. GESLACHT: M / V. Gewicht. Vetpercentage. Watergehalte % Spiermassa.

METING TANITA INNERSCAN. NAAM:. LEEFTIJD:. LENGTE cm:. GESLACHT: M / V. Gewicht. Vetpercentage. Watergehalte % Spiermassa. METING TANITA INNERSCAN NAAM:. LEEFTIJD:. LENGTE cm:. GESLACHT: M / V DATUM DATUM DATUM DATUM Gewicht Vetpercentage Watergehalte % Spiermassa Lichaamsbouwtype Basismetabolisme Metabolische leeftijd Botmassa

Nadere informatie

- 172 - Prevention of cognitive decline

- 172 - Prevention of cognitive decline Samenvatting - 172 - Prevention of cognitive decline Het percentage ouderen binnen de totale bevolking stijgt, en ook de gemiddelde levensverwachting is toegenomen. Vanwege deze zogenaamde dubbele vergrijzing

Nadere informatie

nederlandse samenvatting Dutch summary

nederlandse samenvatting Dutch summary Dutch summary 211 dutch summary De onderzoeken beschreven in dit proefschrift zijn onderdeel van een grootschalig onderzoek naar individuele verschillen in algemene cognitieve vaardigheden. Algemene cognitieve

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Het is een uitdaging om ouderen te identificeren die baat kunnen hebben bij een interventie gericht op de preventie van beperkingen in het dagelijks leven op het moment dat dergelijke

Nadere informatie

Het voorspellen van de kans op vallen de hoeveelheid en kwaliteit van het alledaags lopen als risicofactoren

Het voorspellen van de kans op vallen de hoeveelheid en kwaliteit van het alledaags lopen als risicofactoren amenvatting 123 amenvatting 125 Het voorspellen van de kans op vallen de hoeveelheid en kwaliteit van het alledaags lopen als risicofactoren Vallen is één van de meest belangrijke oorzaken van letsel

Nadere informatie

Dutch summary (samenvatting)

Dutch summary (samenvatting) Dutch summary (samenvatting) Externe belasting tijdens voetbaltraining: de waarde van versnelling en vertraging Het monitoren van de trainings- en wedstrijdbelasting met behulp van geautomatiseerde positiemeetsystemen

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Proefschrift_LVerburgh211214.indd 171 21-12-2014 16:46:37 172 Samenvatting ACHTERGROND DEEL A: DE RELATIE TUSSEN BEWEGING EN NEUROCOGNITIEF FUNCTIONEREN Ondanks bewezen gezondheidseffecten

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) * 132 Baby s die te vroeg geboren worden (bij een zwangerschapsduur korter dan 37 weken) hebben een verhoogd risico op zowel ernstige ontwikkelingproblemen (zoals mentale

Nadere informatie

1 G>=>KE:G=L> Dutch summary

1 G>=>KE:G=L> Dutch summary 1 Dutch summary * - nederlandse samenvatting Alhoewel cerebrale parese (CP) wordt gezien als een non-progressieve aandoening treden er wel degelijk secundaire complicaties op zoals afname van beweeglijkheid,

Nadere informatie

Auteur: Afra Jennifer Walden. Juntos Football Management Testen en meten

Auteur: Afra Jennifer Walden. Juntos Football Management Testen en meten Auteur: Afra Jennifer Walden Juntos Football Management Testen en meten Aanleiding De laatste jaren toont wetenschappelijk onderzoek aan dat voetbal de laatste jaren een opvallende fysieke ontwikkeling

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/38701 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Visschedijk, Johannes Hermanus Maria (Jan) Title: Fear of falling in older patients

Nadere informatie

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht

Figuur 1. Intelligentiescores (numerieke, spatiale, verbale en algemene) per geslacht Tweede luik "Het verschil in schools presteren tussen jongens en meisjes" (literatuurstudie en emprirsche studie) (Jan Van Damme & Agnes De Munter- K.U.Leuven) 1. Welke sekseverschillen in prestaties?

Nadere informatie

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult

Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participation in leisure activities of children and adolescents with physical disabilities Maureen Bult Participatie in vrijetijdsactiviteiten van kinderen en adolescenten met een lichamelijke beperking

Nadere informatie

Fysieke training in praktijk

Fysieke training in praktijk Fysieke training in praktijk Ralf Kosters 18 juni 2016 Tafeltennistrainers congres Verwachtingsmanagement Workshop van vandaag: 1. Te kort 2. Te weinig diepgang 3. Beperkt 4. Leren van elkaar 5. Nieuwsgierig

Nadere informatie

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt

Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt Nederlandse samenvatting (Dutch summary) Waarom doen sommige personen wel aan sport en anderen niet? In hoeverre speelt genetische aanleg voor sportgedrag een rol? Hoe hangt sportgedrag samen met geestelijke

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2-5 Hoofd- stuk 2 en 3 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 en 5

Hoofdstuk 1 Hoofdstuk 2-5 Hoofd- stuk 2 en 3 Hoofdstuk 2 Hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 en 5 Patella tendinopathie (ook wel jumper s knee of springersknie genoemd) is een veel voorkomende blessure in sporten waarin veel wordt gesprongen, zoals basketbal en volleybal. In top- en recreatieve basketballers

Nadere informatie

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden?

Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Hoe goed of slecht beleeft men de EOT-regeling? Hoe evolueert deze beleving in de eerste 30 maanden? Auteur: Ruben Brondeel i.s.m. Prof. A. Buysse Onderzoeksvraag Tijdens het proces van een echtscheiding

Nadere informatie

Doelstelling en protocol

Doelstelling en protocol STUDIE OVER DE INVLOED VAN CURREX SOLES OP DE VOETBELASTING EN OP SPRONGTESTEN BIJ VOLLEYBALLERS Door Sportmedisch Testcenter RUNNING AND MORE Uit enquêtes bij onze huidige gebruikers van de Currex-zolen

Nadere informatie

Hoe ziek word je van zitten?

Hoe ziek word je van zitten? Hoe ziek word je van zitten? Evi van Ekris EMGO + Instituut afd. Sociale Geneeskunde VU Medisch Centrum Er is altijd wat te doen Naast het stimuleren van sporten is het belangrijk bewegen meer te integreren

Nadere informatie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie

Samenvatting Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Beloop van beperkingen in activiteiten bij oudere patiënten met artrose van heup of knie Zoals beschreven in hoofdstuk 1, is artrose een chronische ziekte die vaak voorkomt bij ouderen en in het bijzonder

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Bij de ontwikkeling van metabole ziekten zoals overgewicht, type 2 diabetes en Anorexia Nervosa spelen omgevingsfactoren zoals dieet en fysieke activiteit een belangrijke rol. Er zijn echter grote individuele

Nadere informatie

vragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen

vragenlijsten. Er werd geen verschil gevonden tussen de twee groepen wat betreft het verloop in de tijd van de interveniërende variabelen Samenvatting Samenvatting De toenemende vraag naar totale heuparthroplastieken (THA) en totale kniearthroplastieken (TKA) leidt tot groeiende wachtlijsten. Om dit probleem het hoofd te bieden hebben veel

Nadere informatie

De wijde wereld in wandelen

De wijde wereld in wandelen 127 De wijde wereld in wandelen Valrisico schatten door het meten van lopen in het dagelijks leven Om een stap verder te komen in het schatten van valrisico heb ik het lopen in het dagelijks leven bestudeerd.

Nadere informatie

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting

Samenvatting. Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid Samenvatting Samenvatting Gezond zijn of je gezond voelen: veranderingen in het oordeel van ouderen over de eigen gezondheid 2 2 3 4 5 6 7 8 Samenvatting 161 162 In de meeste Westerse landen neemt de levensverwachting

Nadere informatie

Jacques van Rossum Positief coachen brengt talenten dichter bij de top

Jacques van Rossum Positief coachen brengt talenten dichter bij de top Jacques van Rossum Positief coachen brengt talenten dichter bij de top Bij talentontwikkeling gaat het om kwaliteiten en mogelijkheden van jonge sporters, zoals in het vorige hoofdstuk is beschreven. Maar

Nadere informatie

Walking with Knee Osteoarthritis 2012

Walking with Knee Osteoarthritis 2012 Walking with Knee Osteoarthritis 2012 Hoofdstuk 1: Inleiding Veel mensen van boven de 40 jaar lijden aan artrose ( osteoarthritis ) van de knie. Osteoarthritis van de knie is een degeneratieve ziekte van

Nadere informatie

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad Master in Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad Master in Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Faculteit Geneeskunde en Gezondheidswetenschappen Opleiding Lichamelijke Opvoeding en Bewegingswetenschappen Academiejaar 2011 2012 Longitudinale opvolging van morfologische, fysieke en coördinatieve ontwikkeling

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen

Samenvatting (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen (Summary in Dutch) Het Belang van Leeftijdsgenoten: Sociale Problemen in de Kleuterklas en de Ontwikkeling van Psychische Problemen 141 Als kinderen psychische problemen ontwikkelen zoals gedragsproblemen

Nadere informatie

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008

Examen Statistische Modellen en Data-analyse. Derde Bachelor Wiskunde. 14 januari 2008 Examen Statistische Modellen en Data-analyse Derde Bachelor Wiskunde 14 januari 2008 Vraag 1 1. Stel dat ɛ N 3 (0, σ 2 I 3 ) en dat Y 0 N(0, σ 2 0) onafhankelijk is van ɛ = (ɛ 1, ɛ 2, ɛ 3 ). Definieer

Nadere informatie

Consortium K.U. Leuven U. Gent V.U. Brussel. Gaston Beunen, K.U. Leuven Promotor - Coördinator

Consortium K.U. Leuven U. Gent V.U. Brussel. Gaston Beunen, K.U. Leuven Promotor - Coördinator Consortium K.U. Leuven U. Gent V.U. Brussel Gaston Beunen, K.U. Leuven Promotor - Coördinator Overerving Fysieke activiteit vrije tijd werktijd andere o.a. huishoudelijk werk en tuinieren Gezondheidsgerelateerde

Nadere informatie

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104

SAMENVATTING bijlage Hoofdstuk 1 104 Samenvatting 103 De bipolaire stoornis, ook wel manisch depressieve stoornis genoemd, is gekenmerkt door extreme stemmingswisselingen, waarbij recidiverende episoden van depressie, manie en hypomanie,

Nadere informatie

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen

218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongen Samenvatting 217 218 SAMENVATTING De prevalentie van overgewicht en obesitas bij kinderen is de laatste jaren sterk toegenomen. In Nederland hebben 12.8% van de jongens en 14.8% van de meisjes overgewicht,

Nadere informatie

Samenvatting. Introductie

Samenvatting. Introductie 143 Introductie Werpers spelen een belangrijke rol in honkbalwedstrijden en hebben een groot aandeel in het wedstrijdresultaat. Het succes van een werper wordt voor een belangrijk deel bepaald door diens

Nadere informatie

Krachttraining bij ouderen

Krachttraining bij ouderen Krachttraining bij ouderen Elke Eelbode 1, Ivan Bautmans 1, 2, Tony Mets 1, 2 1 Frailty in Ageing research (FRIA) & Gerontology (GERO) department,, Vrije Universiteit Brussel 2 Geriatrics department, Universitair

Nadere informatie

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT

EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES & ACADEMISCH ZELFCONCEPT Dockx J, De Fraine B. & Vandecandelaere M. EFFECTEN VAN VERANDERING VAN ONDERWIJSVORM OP SCHOOLSE PRESTATIES &

Nadere informatie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie

Samenvatting. Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Opvoeding en thuis omgeving als aangrijpingspunten in de preventie van overgewicht bij kinderen: resultaten van de ChecKid studie Overgewicht is een snel groeiend wereldwijd probleem en is geassocieerd

Nadere informatie

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in

Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in Samenvatting In hoofdstuk één van dit proefschrift worden verscheidene theoretische perspectieven beschreven die relevant zijn voor de vraag in hoeverre de psychosociale ontwikkeling gerelateerd is aan

Nadere informatie

INTERVENTIESTUDIE. Fitkids, a Nationwide exercise therapy program in the Netherlands: is it effective?

INTERVENTIESTUDIE. Fitkids, a Nationwide exercise therapy program in the Netherlands: is it effective? INTERVENTIESTUDIE Fitkids, a Nationwide exercise therapy program in the Netherlands: is it effective? Tim Takken; Janke de Groot; Lex Winkler; Elles Kotte DOEL Inzicht in het effect van het beweegprogramma

Nadere informatie

Sportparticipatie en fysieke (in)activiteit van de Vlaamse bevolking: huidige situatie en seculaire trend ( )

Sportparticipatie en fysieke (in)activiteit van de Vlaamse bevolking: huidige situatie en seculaire trend ( ) Sportparticipatie en fysieke (in)activiteit van de Vlaamse bevolking: huidige situatie en seculaire trend (2003-2009) Onderzoeksgroepen Johan Lefevre, Jeroen Scheerder Stijn De Baere Renaat Philippaerts

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het

Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het Samenvatting Hoofdstuk 1 is de algemene inleiding van dit proefschrift. Samenvattend, depressie is een veelvoorkomende stoornis met een grote impact op zowel het individu als op populatieniveau. Effectieve

Nadere informatie

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs

Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs Nationaal geluksonderzoek. Deel 3: opvoeding en onderwijs TECHNISCH RAPPORT 30 augustus 2018 Dit document is een technisch rapport van het onderzoek naar het verband tussen kenmerken van de jeugdjaren

Nadere informatie

hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3

hoofdstuk 1 hoofdstuk 2 hoofdstuk 3 SAMENVATTING Dit proefschrift is gewijd aan Bouwen aan Gezondheid : een onderzoek naar de effectiviteit van een leefstijlinterventie voor werknemers in de bouwnijverheid met een verhoogd risico op hart

Nadere informatie

Doorstroom mbo-hbo en uitval in het hbo. Evidence-based aanbevelingen.

Doorstroom mbo-hbo en uitval in het hbo. Evidence-based aanbevelingen. Doorstroom mbo-hbo en uitval in het hbo. Evidence-based aanbevelingen. Kristof De Witte, Sofie Cabus, Eline Sneyers en Cornel Nessler (Maastricht University) Conferentie 1 juni 2017 Context Europese Horizon

Nadere informatie

1 ONTWIKKELINGSTESTEN

1 ONTWIKKELINGSTESTEN 1 ONTWIKKELINGSTESTEN INLEIDING Ontwikkelingstesten in de clubs hebben een dubbele functie. Enerzijds blijft dit de eerste fase in de talentdetectie, anderzijds is dit een ideale tool om de progressie

Nadere informatie

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4

hoofdstuk 3 hoofdstuk 4 Lichamelijke activiteit is erg belangrijk om de algemene gezondheid van mensen met een dwarslaesie in stand te houden. Door de beperking van de onderste extremiteiten is dit bij mensen met een dwarslaesie

Nadere informatie

TNO Runalyser; real time monitoring van looptechniek. John Willems

TNO Runalyser; real time monitoring van looptechniek. John Willems TNO Runalyser; real time monitoring van looptechniek John Willems Inhoud Korte intro TNO Wat is runalyser? Waarom runalyser? Voorbeeld data runalyser Onderzoek naar running economy Toekomst 2 TNO personal

Nadere informatie

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting

Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting xvii Invloed van IT uitbesteding op bedrijfsvoering & IT aansluiting Samenvatting IT uitbesteding doet er niet toe vanuit het perspectief aansluiting tussen bedrijfsvoering en IT Dit proefschrift is het

Nadere informatie

SAMENVATTING Schadelijk gebruik van alcohol staat wereldwijd in de top vijf van risicofactoren die tot ziekte, arbeidsongeschiktheid of overlijden kunnen leiden. Het alcoholgebruik is stabiel of neemt

Nadere informatie

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven.

Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie. Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven. * Cerebrale parese en de overgang naar de adolescentie Beloop van het functioneren, zelfwaardering en kwaliteit van leven In dit proefschrift worden de resultaten van de PERRIN CP 9-16 jaar studie (Longitudinale

Nadere informatie

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B.

ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID. Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J. & De Fraine B. ONDERWIJSVORMEN EN WERKLOOSHEID Dockx J.& De Fraine B. Promotor: B. De Fraine Research paper SONO/2018.OL1.1/09 Gent, januari 2018 Het Steunpunt

Nadere informatie

Bijlage 2: 3.2 onderzoek

Bijlage 2: 3.2 onderzoek Bijlage : 3. onderzoek Ik heb een onderzoek gedaan naar de fitheid van de kinderen van groep 7 en 8 van de Sint Lambertus school in Asten. Ik heb eerst een enquête afgenomen, en heb daarna testjes afgenomen

Nadere informatie

Spel in training. Tom De Gersem Pijpelheide 9 juni

Spel in training. Tom De Gersem Pijpelheide 9 juni Spel in training Tom De Gersem Pijpelheide 9 juni 2012 http://dvkm.wordpress.com/ Inhoud VIDEO Reflectie Motorisch leren evenwicht spelvormen kracht lenigheid snelheid uithouding Video Chinese turnmethoden

Nadere informatie

1 ONTWIKKELINGSTESTEN

1 ONTWIKKELINGSTESTEN 1 ONTWIKKELINGSTESTEN INLEIDING Ontwikkelingstesten in de clubs hebben een dubbele functie. Enerzijds blijft dit de eerste fase in de talentdetectie, anderzijds is dit een ideale tool om de progressie

Nadere informatie

Sport en Innovatie. Mentaal talent kan fysiek tekort compenseren

Sport en Innovatie. Mentaal talent kan fysiek tekort compenseren Mentaal talent kan fysiek tekort compenseren Sport en Innovatie De één scoort fluitend doelpunt na doelpunt, de ander krijgt slappe knieën bij het nemen van een strafschop. De één vliegt over de horden

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Dit proefschrift gaat over de invloed van inductieprogramma s op het welbevinden en de professionele ontwikkeling van beginnende docenten, en welke specifieke kenmerken van inductieprogramma s daarvoor

Nadere informatie

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals

Omdat uit eerdere studies is gebleken dat de prevalentie, ontwikkeling en manifestatie van gedragsproblemen samenhangt met persoonskenmerken zoals Gedragsproblemen komen veel voor onder kinderen en adolescenten. Als deze problemen ernstig zijn en zich herhaaldelijk voordoen, kunnen ze een negatieve invloed hebben op het dagelijks functioneren van

Nadere informatie

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5

hoofdstuk 3 Hoofdstuk 4 Hoofdstuk 5 SAMENVATTING 117 Pas kortgeleden is aangetoond dat ADHD niet uitdooft, maar ook bij ouderen voorkomt en nadelige gevolgen kan hebben voor de patiënt en zijn omgeving. Er is echter weinig bekend over de

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting INTRODUCTION Kinderen en jongeren met cerebrale parese (CP) kunnen vaak niet zo goed lopen, rennen of traplopen. Dat kan komen door spierzwakte. Spierzwakte wordt vaak gemeten als de kracht die kinderen

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting De nadelige gezondheidsrisico s/gevolgen van roken en van depressie en angststoornissen zijn goed gedocumenteerd, en deze aandoeningen doen zich vaak tegelijkertijd voor. Het doel

Nadere informatie

Beleid Talentontwikkeling 2012-2020

Beleid Talentontwikkeling 2012-2020 Beleid Talentontwikkeling 2012-2020 Datum: Thursday 15 December 2011 Auteur: Boudewijn van Opstal en Jeroen Spaans Inhoudsopgave Aanleiding 1. Ambitie KNRB en doel talentontwikkeling 2. Begrippen 3. Visie

Nadere informatie

Nederlandse Samenvatting

Nederlandse Samenvatting Nederlandse Samenvatting Het onderwerp van dit proefschrift is depressieve en angst symptomen in chronische dialyse patiënten en andere patiënten. Het proefschrift bestaat uit twee delen (deel A en deel

Nadere informatie

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale

Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Antwoordsleutel vraag 2 t/m 9 IOF al la carte Pediatric Balance Scale Hieronder staan de antwoorden beschreven voor de vragen die jullie beantwoord hebben tijdens de IOF bijeenkomst. Mochten jullie naar

Nadere informatie

Summary & Samenvatting. Samenvatting

Summary & Samenvatting. Samenvatting Samenvatting De meeste studies na rampen richten zich op de psychische problemen van getroffenen zoals post-traumatische stress stoornis (PTSS), depressie en angst. Naast deze gezondheidsgevolgen van psychische

Nadere informatie

Appendix. Nederlandstalige samenvatting (Dutch summary)

Appendix. Nederlandstalige samenvatting (Dutch summary) Appendix Nederlandstalige samenvatting (Dutch summary) 93 87 Inleiding Diabetes mellitus, kortweg diabetes, is een ziekte waar wereldwijd ongeveer 400 miljoen mensen aan lijden. Ook in Nederland komt de

Nadere informatie

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Factsheet: De beleving van een vroege eerste geslachtsgemeenschap Katrien Symons (contact: Katrien.Symons@UGent.be) Prof. Dr. Mieke Van Houtte Dr. Hans Vermeersch ACHTERGROND Een vroege eerste geslachtsgemeenschap

Nadere informatie

in Sport Sportcafé Fysiotherapie Jeurissen & van den Ingh

in Sport Sportcafé Fysiotherapie Jeurissen & van den Ingh Testen en Meten in Sport Sportcafé Fysiotherapie Jeurissen & van den Ingh Mulder Smeekens Verschil 0.012 sec Phelps Cavic Verschil??? Real Madrid Atletico Madrid 3 e minuut blessuretijd Verweij Brodka

Nadere informatie

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers

Summery. Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers ummery amenvatting Effectiviteit van een interventieprogramma op arm-, schouder- en nekklachten bij beeldschermwerkers 207 Algemene introductie Werkgerelateerde arm-, schouder- en nekklachten zijn al eeuwen

Nadere informatie

8 Samenvatting Samenvatting Het is alom bekend dat te weinig bewegen schadelijk is voor de gezondheid van zowel kinderen als volwassenen. Ondanks dat de positieve effecten van een actieve jeugd talrijk

Nadere informatie

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/35287 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Poortvliet, Rosalinde Title: New perspectives on cardiovascular risk prediction

Nadere informatie

Motorisch functioneren in Noonan syndroom: Een interview met Noonan syndroom personen en/of hun ouders

Motorisch functioneren in Noonan syndroom: Een interview met Noonan syndroom personen en/of hun ouders Motorisch functioneren in Noonan syndroom: Een interview met Noonan syndroom personen en/of hun ouders Ellen Croonen, AIOS kindergeneeskunde Radboudumc Inhoudsopgave Achtergrond Doel Methode Resultaten

Nadere informatie

Cover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date:

Cover Page. Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued smoking and smoking cessation Date: Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/57383 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Meijer, Eline Title: This is [not] who I am : understanding identity in continued

Nadere informatie

Growing into a different brain

Growing into a different brain 221 Nederlandse samenvatting 221 Nederlandse samenvatting Groeiend in een ander brein: de uitkomsten van vroeggeboorte op schoolleeftijd De doelen van dit proefschrift waren om 1) het inzicht te vergroten

Nadere informatie

Samenvatting (summary in Dutch)

Samenvatting (summary in Dutch) Samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting (summary in Dutch) Één van de meest voorkomende en slopende ziektes is depressie. De impact op het dagelijks functioneren en op de samenleving is enorm,

Nadere informatie