5,4. Opdracht 1. Opdracht 2. Opdracht 3. Antwoorden door een scholier 1048 woorden 22 maart keer beoordeeld. Nederlands

Transcriptie

1 Antwoorden door een scholier 1048 woorden 22 maart ,4 9 keer beoordeeld Vak Methode Nederlands Eldorado Afdeling I Hoofdstuk 1. Bij het woord literatuur denk ik in eerste instantie aan erg moeilijk te lezen tekst en het zet je aan het denken. Maar als ik erbij nadenk dan hoeft het dat niet te zijn, het kan ook gewoon voor je ontspanning zijn. Opdracht 2. a. Lezen. b. Literatuur en literatuur Literatuur: heeft blijvende waarde literatuur: dient uitsluitend ter ontspanning Literatuur: zet je aan het denken. -> open plekken (onbeantwoorde vragen) Wie bepaalt wat L of l is? a) canon = overgeleverde lectuur, door alle tijden belangrijk worden gevonden. bv. Joost v.d. Vondel, Multatuli, Bordewijk, Wolkers. b) critici c) (tot op zekere hoogte) de lezer Vergelijk: tijdschriften: L bv. Vrij Nederland, Groene (Amsterdammer) l bv. Cosmo, Libelle. Radio: L radio 1. l love radio, radio 538 a. Als je leest ga je er verder over dromen en bedenk je weer iets en dan ga je daar naartoe vliegen. b. Ik vind prettig aan lezen dat je lekker kunt wegdromen, als het geen moeilijke tekst is dan. Ik zit meestal Pagina 1 van 7

2 niet echt ontspannen te lezen als het een wat moeilijkere tekst is want anders lees ik over veel woorden/zinnen heen. Opdracht 4. Het zijn zulke goede boeken dat niemand echt leest of volgt. Maar iedereen wilt er wel mee gezien worden. Opdracht 5. a. Boeken van Jan Wolkers. b. Brandende liefde. Afdeling I Hoofdstuk 2. Stijl = een manier van schrijven Afhankelijk van a) de schrijver (persoonlijke stijl) b) de groep (groepsstijl) a) persoonlijke stijl wordt bepaald door: 1. tijd 2. tekst soort (proza, poëzie) 3. publiek b) groepsstijl wordt bepaald door: 1. tijd 2. groep 3. literaire mode Stijl 1. stijlfiguren =afwijkingen in de gebruikelijke zinsbouw en woordbouw 2. tekststijlen =structuur van de tekst, en de verhoudingen tussen vorm en inhoud 3. beeldspraak Tautologie = herhaling van een bepaald begrip met woord dat dezelfde betekenis heeft bv. eenzaam en alleen alleen en verlaten Waarom? en Daarom. Pleonasme = 2x hetzelfde zeggen bv. een ronde cirkel een ongetrouwde vrijgezel het dode lijk Pagina 2 van 7

3 de witte sneeuw Metafoor: -Figuurlijk taalgebruik, -Vervangt de letterlijke betekenis, -Beeld wordt expliciet (duidelijk) genoemd, -Functie = verlevendigen van taal, -Uitdrukking = altijd alleen een metafoor. Metonymia: Figuurlijk taalgebruik, Wel verband tussen het beeld wat je gebruikt en wat je bedoelt maar geen overeenkomst. Vergelijkingen met/zonder als: 1. Met als of van = woordgroep figuurlijk gebruikt begint met als of van. Voorbeeld: a) Hij schreeuwde als een mager speenvarken. b) Als een echte chauffeur bestuurde hij een skelter (i.t.t.: als chauffeur reed hij van A naar B. c) Dat is een boom van een vent. (i.t.t. dat is Jan van de bakker). 2. Zonder als of van: = woordgroep figuurlijk gebruikt meestal naamwoordelijk deel of bijstelling. a) Giethoorn, het Venetië van het noorden, ligt in Overijssel. b) Die jongen is een barbaar Opdracht 2. a. 1. Antithese. 2. Retorische vraag. 3. Hyperbool. 4. Climax. 5. Paradox. 6. Hyperbool. 7. Opsomming, enumeratie. 8. Anti-Climax. 9. Paradox (Antithese). 10. Herhaling en paradox. 11. Herhaling. b. - Pagina 3 van 7

4 a. 1. Pleonasme 2. Cynisme. 3. Eufemisme. 4. Understatement. 5. Woordspeling. 6. Tautologie. 7. Pleonasme. 8. Eufemisme. 9. Woordspeling. 10. Tautologie. b. - Opdracht 5. -Naar de geheimen van bloemen en bijen op zoek -Voor de schoorsteenmantel. -Je lag er maar waker van zijn hij. -Haar klapperende boodschap van vrede. -Open en bloot / Iedereen kan het zien. (het figuurlijk bedoelde bloot wordt hier letterlijk opgevat. -Een koe als een oude dichter uit de sloot (is afgeleid van oude koeien uit de sloot halen). Opdracht 7. Bestudeer paragraaf 3. Opdracht 11. a. b. Vergelijking met als: Object is als beeld Vergelijking met van: Beeld van het object Bij alle vergelijkingen beeld en object. Metafoor: Alleen beeld, geen object Metonymia: Kenmerk van object Synesthesie: Vermenging zintuiglijke indrukken Personificatie: Object wordt levend, menselijk voorgesteld Opdracht Metafoor. 2. Personificatie, Synesthesie. 3. Vergelijking. 4. Vergelijking. 5. Metonymia. Pagina 4 van 7

5 6. Personificatie. 7. Synesthesie. 8. Personificatie. 9. Vergelijking. 10. Personificatie. 11. Metafoor, vergelijking. 12. Synesthesie. Afdeling I Hoofdstuk 3. Soort volksverhaal Kenmerken Voorbeeld 1. Legende Godsdienstig Marialegende, bijv. Beatrijs 2. Sage Historische kern, magie belangrijk Heldensage, bijv. Koning Arthur 3. Mythe Godenverhaal, verklarend Mythen van Homerus 4. Sprookje Goed wint van kwaad, tovenarij Volkssprookje, oud cultuursprookje, bijv. Roodkapje 5. Fabel Dierenverhaal, met een moraal Vanden vos Reynaerde 6. Parabel Verheven taalgebruik, onverwacht einde, heeft vormende waarde De barmhartige Samaritaan Maarssen-Broek was eerst een heel groot weiland, maar er kwamen steeds meer woningen. De mensen die in Maarssen-Broek woonden gingen helemaal niet met respect voor de natuur om. Eerst graasden er heleboel koeien op het weiland, maar die koeien werden afgeslacht omdat er geen ruimte voor ze was, op de meest gruwelijke wijzen. De mensen probeerden ze de koeien te doden door messen naar ze toe te gooien. Omdat niemand dicht bij ze in de buurt durfde te komen, maar ze wilden er bouwen dus die koeien moesten er weg. Door die messen werden er wel een aantal koeien gewond, maar ze werden beschermd door iets, waardoor de wonden gelijk weer dicht gingen. De mensen wisten maar niet wat het was, want op een gegeven moment werden er zelfs zwaarden gebruikt, om ze erger te verwonden. Maar niets daarvan hielp, ze kregen een snee en een paar seconden later was die snee verdwenen. Ze leken ook helemaal niet op de messen te reageren. Dat kwam omdat de koeien allemaal een beschermengel hadden gekregen van een vrouw, die bleek te kunnen toveren. Die vrouw hield zo van die koeien dat ze voor alle koeien een beschermengel toverde. Toen op een dag kwam er een man met een groot geweer, hij begon als een gek op de koeien te schieten. De koeien gilden en schreeuwden van de pijn, de beschermengelen werden ook geraakt door de kogels. Zonder dat iemand ze kon zien, de koeien overleden daardoor. De vrouw die de koeien een beschermengel had gegeven heeft een straf bedacht voor de mensen die zo onzorgvuldig met de koeien omgingen. Nu elke 16e in de maand hoor je koeien gillen en schreeuwen. Op 16 oktober onweert en regent en het dan er ook nog eens bij. De koeien laten het de mensen nooit vergeten wat ze hun hebben aangedaan Pagina 5 van 7

6 Opdracht 6. a. Bestudeer paragraaf 3. b. Romansoorten Trefwoorden Ridderroman/ avonturenroman Avonturen van de hoofdfiguur. Schelmenroman Avonturen van de slimme vrije jongen. Psychologische roman Psychisch. Tendens, strekking of ideeënroman Vanaf de 18de eeuw, uitbelding geestesleven, protest tegen misstanden. Zedenroman Zeden, vormen spelen een rol, opvoedende taak. Historische roman Vanaf 19de eeuw, speelt in de geschiedenis, vaak avontuurlijk. Oorlogsroman Over verzet, vervolging in oorlog (vaak rond ) Streekroman (regionale) Speelt in provinciale omgeving, geromantiseerd beeld van de streek, dialect. Politieroman (detective) Misdaadroman, thriller, (oplossing van) misdaad, spanning. Sciencefiction en fantasieroman Fantasiewereld in verleden en/of toekomst. Opdracht 7. Fantasy, want het is irrationeel, vol van wonderlijke krachten en de gebeurtenissen zijn niet logisch te verklaren. Opdracht 12. Naam: Lucky Luke Leeftijd: Ongeveer 25 Geslacht: Man Ras: Blanke westerling/cowboy Uiterlijk: Lang en dun, zwart haar, grote handen. Kleding: Geel shirt met zwart vestje erover, rode sjaal, blauwe spijkerbroek, bruine schoenen met sporen en een witte hoed. Maatschappelijke positie: Een cowboy die boeven vangt. Beroep: Vangt boeven, steeds dezelfde meestal. Gedrag: Rustig. Karakter: Behulpzaam, betrouwbaar. Waarden en normen: Boeven moeten achter de tralies zitten. Afdeling I Hoofdstuk 4. Bestudeer paragraaf 1. Pagina 6 van 7

7 Bestudeer paragraaf 2 en 3. Opdracht 5. a. De kamer wordt heel uitvoerig beschreven, maar niet hoe het er buiten uitziet. b. Bij dat hij mank loopt, dat maakt het verhaal wat zieliger. c. Het eerste stuk, dat wordt niet zo heel gedetailleerd beschreven. Opdracht 6. Bestudeer paragraaf 4. Opdracht 8. Bestudeer paragraaf 5. Opdracht 9. a. Ik verhaal b. Auctoriaal verhaal c. Personaal verhaal d. Omdat ze erg op elkaar lijken. Opdracht 10. Bestudeer paragraaf 7. Opdracht 11. a. Een koel, saai gebouw, zoiets als een school. b. Neonlicht, tegels, staal, vezelplaten, beton. c. Nee, het klinkt namelijk heel saai. d. Psychisch e. Hij probeert het zo saai mogelijk te omschrijven. f. Een school moet niet grauw zijn. Opdracht 12. a. Park, trappen. b. Flat. c. Personaal d. Een hond. e. Ja, het verbreekt de verhaal lijn. f. Vroeger. Pagina 7 van 7