Tweede Kamer der Staten-Generaal

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Tweede Kamer der Staten-Generaal"

Transcriptie

1 Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar Premiedifferentiatie WW Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal s-gravenhage, 29 juni 2000 Hierbij doe ik u toekomen het kabinetsstandpunt premiedifferentiatie WW. De Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, J. F. Hoogervorst KST47165 ISSN Sdu Uitgevers s-gravenhage 2000 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 1

2 KABINETSSTANDPUNT PREMIEDIFFERENTIATIE WW 1. Inleiding In het regeerakkoord is aangegeven dat invoering van premiedifferentiatie in de WW overwogen kan worden, afhankelijk van de uitkomsten van de evaluatie van de verlenging van de wachtgeldperiode. Tevens is aangegeven dat prikkels om de vermijdbare instroom in de WW te beperken en de uitstroom te bevorderen waar mogelijk worden versterkt. Al eerder is door het (toenmalige) kabinet aangegeven dat invoering van premiedifferentiatie in de WW een instrument zou kunnen zijn om de instroom in de WW te beperken en mogelijk de arbeidsparticipatie van ouderen te bevorderen. In Werken aan zekerheid (Tweede Kamer, vergaderjaar , , nrs. 1 2) is aangekondigd dat het kabinet onderzoek zou doen naar de vraag of premiedifferentiatie wellicht een bruikbaar instrument is om de instroom in de WW te beperken. Inmiddels zijn twee onderzoeken met betrekking tot premiedifferentiatie WW afgerond. Het betreft in de eerste plaats de evaluatie van de verlenging van de wachtgeldperiode; de resultaten van deze evaluatie zijn gepresenteerd in «Evaluatie van de verlenging van de wachtgeldperiode in de WW» 1. In de tweede plaats is een onderzoek verricht naar de kwantitatieve gevolgen van invoering van verschillende vormen van premiedifferentiatie; de resultaten van dit onderzoek zijn gepresenteerd in «Nieuwe financieringsvormen van de WW» 2. Beide onderzoeken heb ik u 2 mei jl. doen toekomen. In zijn advies inzake de arbeidsdeelname ouderen is de SER ingegaan op de wenselijkheid van invoering van een aantal mogelijke vormen van premiedifferentiatie om de arbeidsparticipatie van oudere werknemers te bevorderen. Al deze punten zijn voor het kabinet thans de aanleiding om zijn visie op de wenselijkheid van invoering van premiedifferentiatie WW te presenteren. De opzet van dit kabinetsstandpunt is als volgt. In paragraaf 2 wordt ingegaan op de recente ontwikkelingen in de WW, die van belang zijn bij de afweging om premiedifferentiatie in te voeren. Paragraaf 3 gaat kort in op de resultaten van de twee onderzoeken naar premiedifferentiatie. In paragraaf 4 wordt de visie van de SER op premiedifferentiatie in de WW gepresenteerd. Paragraaf 5 tenslotte geeft het standpunt van het kabinet weer. 2. Ontwikkelingen in de WW Het beroep op de WW is vanaf 1994 gestaag gedaald dankzij een aanhoudend gunstige conjunctuur. Deze positieve ontwikkeling neemt niet weg dat twee trendmatige ontwikkelingen in de WW bijzondere aandacht vragen. 1 Nederlands Economisch Instituut, Economisch Instituut Tilburg, Allereerst blijkt uit een vergelijking over twintig jaar dat sprake is van een opwaartse trend in de instroom van werklozen. Niet alleen in absolute aantallen, maar ook in relatieve zin, als rekening wordt gehouden met het toenemende aantal werknemers. De kans dat werknemers instromen in de WW (het instroompercentage) is in de eerste helft van de jaren negentig gestegen tot een historisch ongeëvenaard hoog niveau. Dankzij de voortdurend hoge werkgelegenheidsgroei in de tweede helft van de jaren negentig is de instroom nadien afgenomen. Maar ondanks Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 2

3 die gunstige conjuncturele situatie en ondanks het feit dat de toegangsdrempel tot de WW in 1995 door aanscherping van de referte-eisen is verhoogd, bevond de WW-instroom zich de afgelopen drie jaar op een vergelijkbaar niveau als begin jaren tachtig, tijdens een diepe recessie. Deze ontwikkeling van het instroompercentage is in onderstaande grafiek gepresenteerd. Grafiek 1 Ontwikkeling van het instroompercentage WW * 14,0% 12,0% 10,0% 8,0% 6,0% 4,0% 2,0% 0,0% Een hoge instroom in de WW, die overigens de laatste jaren eveneens gepaard gaat met een hoge uitstroom uit de WW, is een aanwijzing voor de toegenomen flexibiliteit op de arbeidsmarkt. Op zich is dit een positieve ontwikkeling. De hoge instroom in de WW heeft echter ook een keerzijde. Het kan eveneens indiceren dat onnodig vaak gebruik wordt gemaakt van de WW tussen twee dienstverbanden of als onderbreking van een dienstverband (seizoenswerkloosheid). Instroom in de WW houdt bovendien altijd het risico in dat de werkloosheid langdurig wordt waardoor de kans op werkhervatting aanzienlijk vermindert; dit is vooral een risico als de conjunctuur omslaat. Het voorkomen van werkloosheid blijft de beste remedie tegen dit risico van langdurige werkloosheid. Tegelijkertijd moet worden geconstateerd dat de financiering van de WW thans geen (financiële) prikkel biedt voor individuele werkgevers om (kortdurende) werkloosheid te voorkomen. Dit geldt in het bijzonder voor sectoren die zich kenmerken door een seizoenspatroon van de werkzaamheden. In deze sectoren is het nog steeds gebruikelijk om werknemers in de periode dat minder werkzaamheden worden verricht een beroep te laten doen op de WW om ze vervolgens weer in dienst te nemen als de werkzaamheden aantrekken. Een aantal sectoren heeft initiatieven ontplooid om het beroep op de WW te voorkomen. Ook hier geldt echter dat een individuele stimulans voor werkgevers ontbreekt. De tweede ontwikkeling die aandacht behoeft is de instroom van oudere werknemers in de WW en vooral het relatief hoge aandeel van oudere werknemers in het totale bestand van de WW. De instroom van werknemers in de leeftijdscategorie jaar is in absolute zin weliswaar het laagste van alle leeftijdscohorten, maar relatief (in verhouding tot het aantal verzekerde werknemers in dezelfde leeftijdscategorie) stroomden oudere werknemers in 1999 het meeste in. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 3

4 Het hoge aandeel van oudere werknemers in het totale WW-bestand wordt veroorzaakt door de combinatie van hoge WW-instroom en een zeer geringe uitstroom naar werk, in samenhang met het met de leeftijd toenemende recht op WW en de ontheffing van de sollicitatieplicht. Hierdoor was eind 1999 bijna 28% van het WW-bestand ouder dan 57,5 jaar, hoewel het aantal verzekerde werknemers in deze leeftijdscategorie minder dan 3 procent bedroeg. Op de ontwikkeling van het beroep op de WW wordt in bijlage 1 uitgebreider ingegaan. 3. De onderzoeksresultaten Inmiddels zijn twee onderzoeken naar premiedifferentiatie in de WW afgerond. Het eerste onderzoek betreft de evaluatie van de verlenging van de wachtgeldperiode. Het tweede onderzoek betreft de kwantitatieve gevolgen van verschillende vormen van premiedifferentiatie. De wachtgeldperiode is per 1 januari 1998 verlengd van 13 weken naar zes maanden. Tegelijkertijd werd de wachtgeldpremie een volledige werkgeverspremie. Het doel van deze maatregelen was om werkgevers een grotere financiële prikkel te geven om de kortdurende werkloosheid te beperken. De belangrijkste conclusie uit de evaluatie is dat de verlenging van de wachtgeldperiode nog niet heeft geleid tot nieuwe initiatieven om de kortdurende werkloosheid terug te dringen. Uit het onderzoek blijkt dat in veel sectoren werkgevers nog nauwelijks op de hoogte zijn van de maatregel. Slechts in enkele sectoren, waar de kortdurende werkloosheid relatief omvangrijk is, zijn er initiatieven gericht op het beperken van de kortdurende werkloosheid. Veel van deze initiatieven waren echter al voor 1 januari 1998 in gang gezet. Het tweede onderzoek betreft de kwantitatieve gevolgen van vormen van premiedifferentiatie in de WW. Met behulp van een econometrisch model zijn verschillende varianten van premiedifferentiatie doorgerekend, variërend van verdere premiedifferentiatie binnen de wachtgeldperiode tot volledige premiedifferentiatie voor de gehele duur van de WW-uitkering. Met behulp van het model kunnen alleen kwantitatieve uitspraken worden gedaan over de effecten van premiedifferentiatie op de vraag naar arbeid, met andere woorden de gevolgen op de werkgelegenheid. Het model kent geen arbeidsaanbodkant; dit betekent dat het model niet kan aangeven welke de gevolgen van de werkgelegenheidsgroei zijn voor de uitstroom uit de WW en het aantal WW-gerechtigden. Het model geeft tenslotte alleen de gevolgen in de structurele situatie weer; geen uitspraken (kunnen) worden gedaan over de effecten gedurende de invoeringsfase. De belangrijkste conclusie van het onderzoek is dat invoering van verdergaande premiedifferentiatie leidt tot positieve effecten op de werkgelegenheid. Deze effecten zijn groter naarmate de financiële prikkel (de mate van premiedifferentiatie) groter is, aldus de onderzoekers. Cruciaal voor de beoordeling van de uitkomsten van het onderzoek is de mate, waarin de veronderstelde gedragsreacties van werkgevers, zich daadwerkelijk zullen voordoen. De centrale veronderstelling, die aan het onderzoek ten grondslag ligt, is dat werkgevers volkomen rationeelcalculerend handelen. Dit vertaalt zich in de veronderstelling dat werkgevers te allen tijde hun personeelsbestand zodanig kiezen dat de contante waarde van de winst over de gehele duur van de onderneming wordt gemaximaliseerd. Dit betekent weer dat werkgevers hun gedrag steeds bepalen, rekening houdend met de (verre) toekomst. Met betrekking tot het gehanteerde model is een aantal kanttekeningen te plaatsen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 4

5 In het model zijn in de eerste plaats de prijsgevoeligheden (elasticiteiten) van werkgevers geschat. In feite zijn hierover alleen empirische gegevens uit de Verenigde Staten voorhanden. De arbeidsmarkt in de VS verschilt echter aanzienlijk van die in Nederland. De uitkeringen zijn er laag en kortdurend, zodat de werkgever mag aannemen dat de kosten van premiedifferentiatie beperkt zullen zijn. Daarnaast kent Nederland al hoge ontslagkosten in vergelijking met de VS. Het onderzoek stelt in de tweede plaats dat de financiële risico s voor werkgevers (met name kleinere werkgevers) toenemen naarmate de doorberekening van de WW-lasten groter is, maar doet geen uitspraak of deze risico s in bepaalde gevallen te groot zouden worden en tot een zeer terughoudend aannamebeleid zouden leiden. Impliciet houden de onderzoekers zelf hiermee al rekening. Hoewel de positieve gevolgen van invoering van premiedifferentiatie het grootst zijn bij de meest vergaande vorm van premiedifferentiatie kiezen de onderzoekers zelf al voor een gematigder vorm van premiedifferentiatie. Tenslotte geeft het onderzoek alleen de resultaten op de lange termijn. Geen uitspraken kunnen worden gedaan over de effecten in de overgangsfase. Gezien de genoemde beperkingen van het onderzoek, de onzekerheid of werkgevers in de praktijk daadwerkelijk op de veronderstelde wijze zullen reageren, het ontbreken van empirische gegevens in Nederland en de risico s van vergaande vormen van premiedifferentiatie is het kabinet van mening dat de resultaten van het onderzoek een te wankele basis vormen voor introductie van vergaande vormen van premiedifferentiatie. 4. Het advies van de SER In zijn advies Arbeidsdeelname Ouderen gaat de SER ook in op premiedifferentiatie in de WW. Op voorhand dient te worden benadrukt dat het SER-advies, en dus de visie van de SER ten aanzien van premiedifferentiatie, alleen betrekking heeft op de positie van oudere werknemers. De SER wijst premiedifferentiatie op ondernemingsniveau af. De uiteindelijke gevolgen daarvan voor de werkgelegenheid en het beroep op de werkloosheidsregelingen zijn volgens de SER met zeer veel onzekerheid omgeven vanwege de tegengestelde effecten. De SER doelt daarbij met name op het negatieve effect op de werkhervattingskans van werkloze werknemers en de (financiële) risico s voor ondernemingen, met name in het midden- en kleinbedrijf. Wel acht de SER, onder voorwaarden, verdergaande sectorale premiedifferentiatie een begaanbare weg. De SER heeft in zijn advies aangegeven een voorstander te zijn van verdere premiedifferentiatie naar premiegroepen, die beschouwd kunnen worden als deelsectoren met een eigen premie. Een dergelijke wijze van premiedifferentiatie introduceert meer prikkels: de WW-lasten worden immers over een kleinere groep ondernemingen dan de volledige sector omgeslagen. Tegelijkertijd blijft een zeker niveau van verevening gewaarborgd. De mogelijkheid van invoering van risicogroepen in de wachtgeldperiode wijst de SER af vanwege de mogelijke cumulatie van onverzekerbare risico s en de beperkte beïnvloedbaarheid van het werkloosheidsrisico. 5. Het standpunt van het kabinet 5.1 Ontwikkelingen Uit paragraaf 2 blijkt dat de recente ontwikkelingen in de WW op twee terreinen nadere aandacht vragen, te weten de hoge instroom van kortdurend werklozen en het hoge (en langdurige) beroep van oudere werkne- Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 5

6 mers op de WW. Beide ontwikkelingen vergen een afzonderlijke benadering met eigen oplossingsrichtingen. Alvorens in te gaan op beide ontwikkelingen worden eerst de voor- en nadelen van invoering van premiedifferentiatie geschetst. 5.2 Voor- en nadelen van premiedifferentiatie in de WW Het belangrijkste voordeel van invoering van premiedifferentiatie is dat er een directe relatie ontstaat tussen de gegenereerde WW-last en de hoogte van de premie. Werkgevers zullen derhalve bij de afweging om werknemers te ontslaan expliciet rekening gaan houden met de kosten van dit ontslag. Dit kan tot gevolg hebben dat werkgevers afzien van ontslag van werknemers. Dit kan ook tot gevolg hebben dat, indien ontslag onvermijdelijk is, dat werkgevers eerder jongere werknemers zullen ontslaan. De WW-lasten van jongere werknemers zijn immers als gevolg van de lagere gemiddelde uitkering én de kortere duur van de WW-uitkering lager dan van oudere werknemers. Premiedifferentiatie heeft ook nadelen. In de eerste plaats zal het selectiegedrag van werkgevers toenemen. Werkgevers zullen terughoudender worden bij het aannemen van nieuw personeel; ze lopen immers het risico dat ze deze werknemers later tegen hoge kosten weer moeten ontslaan. Dit leidt tot een verstarring van de arbeidsmarkt: de mobiliteit van werknemers zal afnemen. Tevens heeft premiedifferentiatie, zonder flankerend beleid, een negatief effect op de werkhervattingskans van werkloze werknemers. Dit zou met name voor oudere werknemers, voor wie de WW-last voor de werkgever bij ontslag het hoogst is, het geval kunnen zijn. In de tweede plaats nemen de financiële risico s voor werkgevers toe. Werkgevers kunnen worden geconfronteerd met hoge premies. In dit opzicht verschilt de aard van het WW-risico wezenlijk van het WAO-risico: waar de kans dat een (relatief) groot aantal werknemers van één werkgever in de WAO komt gering is, kan zich dit bij de WW in tijden van laagconjunctuur juist wel voordoen. Het kabinet wil de nadelen van invoering van premiedifferentiatie niet veronachtzamen. Met name de mogelijke negatieve gevolgen voor de werkhervattingskansen van oudere werknemers schat het kabinet hoog in. Om deze reden dient naar het oordeel van het kabinet premiedifferentiatie gematigd en met flankerend beleid te worden ingezet. 5.3 Hoge instroom van kortdurende werkloosheid De WW kent thans geen financiële prikkels voor individuele werkgevers om het beroep op de WW te beperken. De evaluatie van de verlenging van de wachtgeldperiode laat zien dat deze niet of nauwelijks heeft geleid tot sectorale initiatieven om dit beroep te beperken. Het kabinet is dan ook van mening dat, zonder afbreuk te doen aan de flexibilisering van de arbeidsmarkt, meer prikkels wenselijk zijn om de kortdurende werkloosheid zoveel mogelijk te beperken. De SER stelt voor om binnen de wachtgeldperiode premiegroepen in te voeren. Op deze wijze worden de lasten over een kleinere groep werkgevers omgeslagen. Daarbij speelt ook een rol dat premiegroepen thans al binnen een (beperkt) aantal wachtgeldfondsen bestaan. Het kabinet deelt de visie van de SER ten aanzien van verdere invoering van premiegroepen niet. Het nadeel van de (verdere) invoering van premiegroepen, dat ook als zodanig door de SER wordt onderkend, is dat het zogenaamde «free-rider-probleem» niet wordt weggenomen: «goede» Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 6

7 ondernemingen blijven meebetalen aan «slechte» ondernemingen, vanwege de blijvende verevening binnen de te onderscheiden premiegroepen. Dit reduceert de kans dat de beoogde gedragsreacties zullen optreden aanzienlijk. Een ondernemer is immers vooral geïnteresseerd in wat zijn directe concurrent moet betalen. Daarnaast betreft de invoering van premiegroepen een vrijwillige keuze van de sectoren. Niet gegarandeerd kan derhalve worden dat deze vorm van premiedifferentiatie ook daadwerkelijk zal worden ingevoerd. Het verplicht invoeren van premiegroepen is geen werkbare oplossing: er is immers geen werkbaar indelingscriterium voor een dergelijke indeling voorhanden. Indien het indelingscriterium zou zijn dat werkgevers naar aard van hun werkzaamheden worden ingedeeld, moet worden voorgeschreven welke werkgevers in welke premiegroep komen. Dit roept direct grote discussies op bij de werkgevers: zij zullen er alles aan doen om anders ingedeeld te worden indien dit een lagere premie op zou leveren. Een dergelijke verplichte indeling versterkt derhalve in hoge mate de thans al spelende indelingsproblemen bij de wachtgeldsectoren. Het kabinet kiest daarom voor de invoering van risicogroepen binnen de wachtgeldfondsen, waaruit de eerste zes maanden van de WW worden gefinancierd. Binnen ieder wachtgeldfonds wordt een aantal risicogroepen geïntroduceerd. Iedere risicogroep kent zijn eigen premie, waarbij een aantal risicogroepen een hogere premie hebben dan de gemiddelde premie van het wachtgeldfonds en een aantal risicogroepen een lagere premie. Werkgevers worden vervolgens op basis van hun individuele WW-risico ingedeeld in een risicogroep. Werkgevers met een lager dan gemiddeld WW-risico worden ingedeeld in een risicogroep met een lagere premie, werkgevers met een hoger dan gemiddeld WW-risico in een risicogroep met een hogere premie. Het aantal risicogroepen binnen een wachtgeldfonds kan variëren, onder meer afhankelijk van de spreiding van de WW-risico s en de omvang van het wachtgeldfonds. Naarmate de spreiding van de WW-risico s in een wachtgeldfonds groter is en naarmate de omvang van het wachtgeldfonds groter is, kunnen meer risicogroepen worden geïntroduceerd. De hoogte van de premies van de risicogroepen wordt zodanig vastgesteld dat de totale premie-opbrengsten van het wachtgeldfonds toereikend zijn voor de financiering van de totale lasten van het fonds. De vaststelling van de premies van de risicogroepen geschiedt daarnaast zodanig, dat de hoogte van de premies draagbaar is. Dit systeem is in hoge mate vergelijkbaar met het systeem, zoals dit gold in de Ziektewet voor invoering van de WULBZ. Met de invoering van risicogroepen wordt het belangrijkste nadeel van de huidige financiering van de wachtgeldperiode weggenomen, namelijk het ontbreken van het onderscheid tussen concurrenten die goed presteren en die minder goed presteren (het «free-rider-probleem»). Werkgevers krijgen derhalve een directe prikkel om vermijdbaar beroep op de WW tegen te gaan en zien hun inspanningen vertaald in een lagere premie dan hun minder goed presterende concurrent. De SER stelt dat invoering van risicogroepen zou leiden tot een mogelijke cumulatie van risico s, leidend tot te hoge premies, mede gezien de beperkte beïnvloedbaarheid van het WW-risico. Het kabinet is met de SER van mening dat de introductie van risicogroepen niet mag leiden tot te hoge financiële lasten voor werkgevers. Het systeem van risicogroepen kent hiertoe voldoende mogelijkheden. Kenmerkend voor een systeem van risicogroepen is immers dat werkgevers niet volledig worden afgerekend op hun individuele WW-risico. In de premiestelling wordt derhalve altijd rekening gehouden met een bepaalde mate van verevening binnen een wachtgeldfonds. Dit betekent dat bij een neergang van de conjunctuur, die zou kunnen leiden tot hoge premies voor sommige werkgevers, een grotere mate van verevening in de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 7

8 premiestelling kan worden aangebracht. Daarnaast zal steeds bijzondere aandacht worden geschonken aan de kleinere bedrijven. In concreto betekent dit dat kleinere bedrijven, ongeacht hun individuele WW-risico, altijd ingedeeld zullen worden in een risicogroep die op of niet te ver van de gemiddelde wachtgeldpremie ligt. Het kabinet is van mening dat de invoering van deze nieuwe prikkel in de vorm van risicogroepen kan bijdragen tot een reductie van het beroep op de WW zónder dat dit leidt tot te hoge risico s voor werkgevers. 5.4 Oudere werknemers in de WW In paragraaf 2 is aangegeven dat het hoge beroep van oudere werknemers op de WW zowel voortvloeit uit een relatief hoge instroom in de WW als uit een lage werkhervattingskans van oudere werknemers. Eenmaal werkloos keert slechts een zeer gering deel van de oudere werknemers weer terug in het arbeidsproces. Naast de geringe bereidheid van werkgevers om ouderen in dienst te nemen, speelt hierbij ook een rol dat werknemers van 57,5 jaar en ouder als enige recht op WW hebben tot hun 65ste jaar terwijl zij tegelijkertijd zijn vrijgesteld van de gebruikelijke sollicitatieverplichting. Dit alles leidt ertoe dat het aandeel van oudere werknemers in het totale bestand van WW-gerechtigden zeer hoog is en voortdurend toeneemt. Het kabinet meent dat getracht moet worden om deze ontwikkeling te keren, mede vanwege het gegeven dat het kabinetsbeleid om te komen tot een andere financiering van de VUT-regelingen en tot instroombeperking bij de WAO de druk op de WW kan doen toenemen. Tegelijkertijd zou enig voorstel niet tot gevolg moeten hebben dat de werkhervattingskans van oudere werknemers, die op dit moment toch al zeer gering is, nog meer verslechtert. Vanwege de zeer specifieke positie van werknemers van 57,5 jaar en ouder meent het kabinet dat het beleid zich op deze categorie zou moeten richten in de vorm van een specifieke maatregel. Het kabinet meent dat de beste manier om dit te bereiken de introductie is van een verplicht eigen risico voor de werkgever. Het eigen risico heeft betrekking op de WW-lasten die voortvloeien uit de instroom van werknemers van 57,5 jaar en ouder. Dit eigen risico zou gemiddeld 25% (kleiner voor kleine bedrijven; groter voor grote bedrijven) van de WW-lasten moeten bedragen, zolang de WW-uitkering voortduurt (derhalve maximaal 7,5 jaar). Het eigen risico wordt door de uitvoeringsinstelling onmiddellijk bij de werkgever in rekening gebracht. Om te voorkomen dat deze forse financiële prikkel voor een klein deel van de populatie de toch al beperkte kans op werkhervatting schaadt, stelt het kabinet voor werkgevers te vrijwaren van het verplicht eigen risico indien het gaat om een werknemer die na zijn 50ste verjaardag door de betrokken werkgever in dienst is genomen. Het kabinet meent dat de voorgestelde maatregelen, de introductie van risicogroepen voor de eerste zes maanden werkloosheid en een gedeeltelijk eigen risico voor de WW-lasten van werknemers van 57,5 jaar en ouder, een doeltreffend antwoord kunnen zijn op de trendmatige ontwikkelingen die in de WW gesignaleerd zijn. Naarmate het preventieve karakter van deze specifieke maatregelen meer effect sorteert, wordt tevens een belangrijke bijdrage geleverd aan het voorkomen van langdurige werkloosheid. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 8

9 BIJLAGE 1 ONTWIKKELINGEN IN DE WW Voor de afweging ten aanzien van invoering van premiedifferentiatie en de eventuele keuze voor (vormen van) premiedifferentiatie is van belang welke ontwikkelingen zich de afgelopen jaren hebben voorgedaan. Een tweetal hoofdlijnen is in het kabinetsstandpunt reeds aan de orde geweest. In deze bijlage worden deze hoofdlijnen ander uitgewerkt en toegelicht. In onderstaande tabel is de ontwikkeling van de instroom voor de periode gepresenteerd. In het kabinetsstandpunt is de ontwikkeling van de instroom in relatieve zin, in verhouding tot het aantal verzekerden, al geschetst. Tabel 1. Instroom in de WW naar leeftijd, jaar 114,4 122,2 134,1 158,5 159, 138,6 123,2 91,6 68,8 46, jaar 109,3 127,9 151,9 191,1 215,7 209,5 204,6 181,3 153,9 113, jaar 62,1 73,9 87,0 108,2 121,3 124,1 123,3 112,2 102,3 80, jaar 32,5 39,8 49,9 65,2 78,2 77,8 81,3 78,1 74,1 59, jaar 14,0 18,2 21,6 26,3 36,5 29,1 27,6 23,0 28,4 24,2 totaal 332,3 382,0 444,5 549,3 611,3 579,1 560,0 486,2 427,5 325,3 Bron: Lisv, Kroniek van de Sociale verzekeringen 1999 Lisv, Jaaroverzicht WW 1999 Uit tabel 1 blijkt dat de instroom in de WW vanaf 1994 fors is gedaald. Desalniettemin is het aantal nieuwe WW-uitkeringen in 1999 nog steeds aanzienlijk. Als dit hoge niveau van de instroom kan worden verklaard door de toegenomen flexibilisering van de arbeidsmarkt dan zal deze thans al hoge instroom in de WW nog veel hoger worden indien de conjunctuur omslaat. samenstelling van de instroom in relatie tot vergrijzing Tevens blijkt uit tabel 1 dat de daling van de instroom vanaf 1994 zich vooral heeft voorgedaan in de jongere leeftijdscohorten. De daling van de instroom ten opzichte van 1994 (het jaar met de hoogste WW-instroom) neemt af naarmate de leeftijd toeneemt. Dit betekent dat hierin een risico kan schuilen in vergelijking met de toenemende vergrijzing. kans op langdurige werkloosheid De toegenomen flexibilisering van de arbeidsmarkt heeft tot gevolg dat meer dan voorheen personen gedurende korte tijd werkloos zijn. De verwachting van kortdurende werkloosheid kan echter misplaatst blijken. Instroom in de WW kan dan de bron worden van langer durende werkloosheid. Bovendien lopen personen, die op jonge leeftijd veel van werkgever wisselen met korte tussenpozen in de WW op latere leeftijd een risico dat ze minder aantrekkelijk worden voor een werkgever en dan langdurig werkloos kunnen raken. In onderstaande tabel wordt gepresenteerd welk deel van de instroom binnen 26 weken weer werk vindt. Daarbij is gemakshalve aangenomen dat instroom en werkhervatting in hetzelfde jaar plaatsvinden. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 9

10 Tabel 2. Aandeel van de instroom naar leeftijd dat binnen 26 weken werk hervat, t/m 24 49,6% 51,3% 56,9% 53,2% 61,6% 61,8% 58,7% 25 t/m 34 40,4% 40,3% 46,4% 47,3% 51,5% 52,9% 51,0% 35 t/m 44 36,1% 34,6% 37,4% 38,0% 44,6% 46,1% 47,4% 45 t/m 54 30,2% 28,5% 33,4% 31,8% 35,9% 39,0% 41,0% 55 t/m 64 12,4% 10,0% 14,0% 14,3% 19,2% 17,0% 19,4% Bron: Lisv Uit tabel 2 blijkt dat het aandeel van de instroom dat binnen korte tijd weer werk vindt is toegenomen in de periode Tevens blijkt echter dat een niet onaanzienlijk deel van de instroom er niet in slaagt binnen korte periode werk te hervatten, ondanks de gunstige economische situatie gedurende vele jaren. Het risico bestaat derhalve dat bij een omslag van de conjunctuur instroom in de WW leidt tot meer langdurige werkloosheid. Tevens blijkt uit de tabel dat het aandeel kortdurende werkloosheid fors afneemt naarmate de leeftijd toeneemt. b. Aandeel oudere werknemers in het totale WW-bestand Een tweede relevante ontwikkeling in de WW van de afgelopen jaren is het relatief grote en groeiende aandeel oudere werknemers in de WW. Hieronder wordt op een aantal relevante aspecten nader ingegaan. In tabel 3a is de verdeling van de instroom in de WW naar leeftijd gepresenteerd voor de jaren Tabel 3a. Verdeling van de instroom WW naar leeftijd, t/m 24 jaar 34,4% 32,0% 30,2% 28,9% 26,1% 23,9% 22,0% 18,8% 16,1% 14,4% 25 t/m 34 jaar 32,9% 33,5% 34,2% 34,8% 35,3% 36,2% 36,5% 37,3% 36,0% 35,0% 5 t/m 44 jaar 18,7% 19,3% 19,6% 19,7% 19,8% 21,4% 22,0% 23,1% 23,9% 24,9% 45 t/m 54 jaar 9,8% 10,4% 11,2% 11,9% 12,8% 13,4% 14,5% 16,1% 17,3% 18,4% 55 t/m 64 jaar 4,2% 4,8% 4,9% 4,8% 6,0% 5,0% 4,9% 4,7% 6,6% 7,4% totaal% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: Lisv, Kroniek van de Sociale verzekeringen 1999 Lisv, Jaaroverzicht WW 1999 Uit de tabel lijkt af te leiden dat de instroom van werknemers in de leeftijdscategorie jaar relatief gering is. Dit vloeit voort uit het feit dat hier de omvang van de absolute instroom van ouderen (die gering is) wordt afgezet tegen de totale instroom. Dit vertekent de ontwikkelingen in zoverre dat daarmee geen inzicht wordt geboden in de ontwikkeling van de instroom in verhouding tot het aantal werkzame ouderen in dezelfde leeftijdscategorie. In het recent verschenen jaaroverzicht WW 1999 van het Lisv wordt speciale aandacht besteed aan deze relatieve positie van de leeftijdscategorie 57,5 65 jaar. Tot 1999 werd door het Lisv niet over deze categorie afzonderlijk gerapporteerd (maar over de groep jaar). Tabel 3b geeft de verhouding weer tussen de instroom en het aantal verzekerden per leeftijdsklasse. Gemiddeld was de instroom WW vorig jaar 6,0 nieuwe uitkeringen per 100 verzekerden. Deze cijfers zijn overigens niet vergelijkbaar met het in grafiek 1 gepresenteerde instroompercentage, waar de instroom wordt uitgedrukt in mensjaren en niet in personen. Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 10

11 Tabel 3b. Aantal verzekerden, aantal nieuwe uitkeringen (instroom) en aantal nieuwe uitkeringen per 100 verzekerden (instroomkans) per leeftijdsklasse in 1999 verzekerden instroom instroom per 100 verzekerden 15 t/m ,7 3,4% 25 t/m ,6 6,7% 35 t/m ,8 6,0% 45 t/m ,6 5,9% 55 t/m 57, ,4 7,1% 57,5 en ouder ,8 8,7% totaal (incl. onbekend) ,2 6,0% Bron: Lisv, Jaaroverzicht WW 1999 Uit tabel 2 bleek dat met name voor de oudere leeftijdscohorten de werkhervatting binnen korte tijd laag is. Dit betekent dat deze werknemers vaak langer werkloos zijn. Daarnaast hebben oudere werknemers langer aansprak op WW dan jongere werknemers. In termen van het aantal lopende uitkeringen is het beeld van de verdeling over de leeftijdscohorten dan ook totaal anders. Onderstaande tabellen geven het aantal lopende uitkeringen, wederom voor de jaren 1990 tot en met 1999, zowel in absolute aantallen als het aandeel per leeftijdscohort in het totale bestand. Tabel 4. Verdeling van het aantal lopende uitkeringen WW naar leeftijd, jaar 25,7 38,8 45,2 57,7 53,7 40,7 33,9 22,9 16,3 9, jaar 44,3 61,0 75,9 103,7 118,1 102,9 92,2 82,3 62,7 44, jaar 35,9 45,5 55,0 75,3 88,7 88,3 83,3 69,1 58,3 44, jaar 27,7 34,5 42,5 58,6 75,9 79,9 81,6 72,4 58,2 47, jaar 43,3 48,3 52,0 58,3 73,9 83,4 90,2 88,4 84,9 74,7 totaal 176,9 228,1 270,6 353,6 410,3 395,1 381,1 335,1 280,4 221,1 Bron: Lisv, Kroniek van de Sociale verzekeringen 1999 Lisv, Jaaroverzicht WW 1999 Uit tabel 4 blijkt dat het aantal lopende uitkeringen sinds 1994 fors is afgenomen. Deze daling heeft zich vooral voorgedaan in de jongere leeftijdscohorten. Het aantal uitkeringen van werknemers van jaar is tot 1997 voortdurend gestegen. Alleen in 1998 en 1999 heeft zich een daling voorgedaan; het niveau in 1999 is nog steeds gelijk aan dat van 1994, het jaar waarin het totale aantal WW-uitkeringen het hoogst was. Tabel 5. Aandeel van het aantal lopende uitkeringen WW naar leeftijd, jaar 14,5% 17,0% 16,7% 16,3% 13,1% 10,3% 8,9% 6,8% 5,8% 4,4% jaar 25,0% 26,7% 28,0% 29,3% 28,8% 26,0% 24,0% 24,6% 22,4% 20,0% jaar 20,3% 19,9% 20,3% 21,3% 21,6% 22,3% 21,9% 20,6% 20,8% 20,1% jaar 15,7% 15,1% 15,7% 16,6% 18,5% 20,2% 21,4% 21,6% 20,8% 21,7% jaar 24,5% 21,2% 19,2% 16,5% 18,0% 21,1% 23,7% 26,4% 30,6% 33,8% totaal 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% 100% Bron: Lisv, Kroniek van de Sociale verzekeringen 1999 Lisv, Jaaroverzicht WW 1999 Uit tabel 5 blijkt dat het aandeel van de categorie jarigen in het bestand sinds 1997 het hoogst is van alle cohorten. In termen van de Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 11

12 totale uitkeringslasten in de WW is het aandeel van de werknemers van jaar nog groter; de gemiddelde uitkering van deze groep is immers hoger dan van jongere werknemers. In tabel 6 zijn de werkhervattingskansen gepresenteerd naar leeftijd. Werkhervattingskans is daarbij gedefinieerd als het aantal beëindigingen in de WW wegens werkhervatting in een jaar gedeeld door de som van het aantal nieuwe plus lopende uitkeringen in dat jaar. Daarbij moet worden aangetekend dat sprake kan zijn van dubbeltellingen. Het is bijvoorbeeld mogelijk dat een nieuwe uitkering ontstaat, die tevens wordt geregistreerd als lopende uitkering. Dit vanwege het feit dat het aantal nieuwe uitkeringen een stroomgrootheid is, terwijl het aantal lopende uitkeringen een standgrootheid betreft. De werkhervattingskans verschilt van de in tabel 2 gepresenteerde cijfers. In tabel 2 is aangegeven welk deel van de instroom WW binnen 26 weken weer werk vindt. De werkhervattingskans geeft inzicht welk deel van de totale WW-populatie op enig moment (dus ongeacht de duur van de uitkering) weer werk vindt Onderstaande tabel geeft de werkhervattingskans weer naar leeftijdscategorie voor de jaren 1993 tot en met Tabel 6. Werkhervattingskansen naar leeftijdscategorie, t/m t/m t/m t/m t/m ,4% 48,3% 46,1% 38,3% 9,1% ,2% 48,9% 43,9% 35,7% 7,5% ,4% 46,2% 41,3% 30,5% 6,9% ,0% 42,8% 34,9% 25,9% 6,0% ,8% 43,2% 34,7% 26,3% 6,4% ,3% 35,4% 29,7% 21,6% 5,3% ,3% 32,8% 28,5% 21,5% 5,6% Bron: Lisv, Kroniek van de Sociale verzekeringen 1999 Lisv, Jaaroverzicht WW 1999 Uit tabel 6 blijkt het volgende. De werkhervattingskansen zijn voor alle leeftijdscategorieën toegenomen in de periode 1993 tot en met De werkhervattingskansen zijn hoger naarmate de leeftijd lager is. Voor alle leeftijdscategorieën uitgezonderd de leeftijdsklasse 55 tot en met 64 jaar zijn de werkhervattingskansen aanzienlijk. De leeftijdsklasse 55 tot en met 64 jaar wijkt duidelijk af ten opzichte van de overige categorieën. Beëindiging wegens werkhervatting is voor alle leeftijdscategorieën uitgezonderd de leeftijdsklasse van 55 tot en met 64 jaar de belangrijkste reden van beëindiging van de uitkering. Voor laatstgenoemde groep is het bereiken van de maximumduur de belangrijkste reden. Dit in tabel 7 geïllustreerd. Tabel 7. Beëindiging WW-uitkering naar reden, 1999 werkher. max 65 zw-ao overig 15 t/m 24 61,0% 8,0% 0,0% 4,8% 26,2% 25 t/m 34 59,3% 8,9% 0,0% 9,7% 22,1% 35 t/m 44 60,6% 9,3% 0,0% 9,7% 20,4% 45 t/m 54 58,2% 7,5% 0,0% 14,0% 20,3% 55 t/m 64 23,2% 30,2% 11,1% 12,6% 22,8% Bron: Lisv, Kroniek van de Sociale verzekeringen 1999 Lisv, Jaaroverzicht WW 1999 Tweede Kamer, vergaderjaar , , nr. 1 12

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 32 729 Evaluatie Wet inkomensvoorziening oudere werklozen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

4 Enkele kanttekeningen bij het voornemen van de minister

4 Enkele kanttekeningen bij het voornemen van de minister 4 Enkele kanttekeningen bij het voornemen van de minister Cyclische werkloosheid en WW-uitkeringen Uit gegevens van het UWV blijkt dat hoewel cyclische arbeid (en daarmee cyclische werkloosheid) eigenlijk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 268 Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met afschaffing van de vervolguitkering Nr. 4 ADVIES RAAD VAN STATE EN NADER RAPPORT 1 Hieronder

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE. Datum 8 april 2011 Betreft Evaluatie IOW > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamerder Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 29 544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 506 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID 29544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 506 Brief van de minister

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 227 Premiedifferentiatie WW Nr. 2 LIJST VAN VRAGEN EN ANTWOORDEN Vastgesteld 22 november 2000 De vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1411 Vragen van het lid

Nadere informatie

UWV Tijdreeksen 2018

UWV Tijdreeksen 2018 UWV Tijdreeksen 218 Inhoudsopgave Inleiding 2 1. WW 3 2. WIA (IVA en WGA) 4 2.1. WIA Totaal 4 2.2. IVA 5 2.3. WGA 6 3. WAO 7 4. WAZ 8 5. Wajong 9 6. Ziektewet 1 7. Uitgekeerde bedragen 11 Colofon 12 UWV

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Sociale Verzekeringen Nr. SV/F&W/05/89716 s -Gravenhage, 11 november 2005 Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Werkloosheidswet

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2001 2002 28 159 Regels betreffende openbaarmaking van gegevens per werkgever met betrekking tot verkrijging van rechten op WAO-uitkeringen door werknemers

Nadere informatie

- Achtergrond. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de heer H.G.J. Kamp Postbus LV DEN HAAG. Geachte heer Kamp,

- Achtergrond. Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de heer H.G.J. Kamp Postbus LV DEN HAAG. Geachte heer Kamp, Bezuidenhoutseweg 60 Postbus 90405 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid T.a.v. de heer H.G.J. Kamp Postbus 9080 1 2509 LV DEN HAAG 2509 LK DEN HAAG T 070-3 499 577 F 070-3 499 796 E info@stvda.nl

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Sociale verzekeringen Nr. SV/F&W/03/33404 Nader rapport inzake het voorstel van wet houdende de invoering van een bijdrage van de werkgever wiens

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2000 2001 27 400 XV Vaststelling van de begroting van de uitgaven en de ontvangsten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (XV) voor het

Nadere informatie

Modernisering Ziektewet Hoofdlijnen van de wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (BeZaVa)

Modernisering Ziektewet Hoofdlijnen van de wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (BeZaVa) Modernisering Ziektewet Hoofdlijnen van de wet beperking ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid vangnetters (BeZaVa) 1. Inleiding De overheid heeft besloten de Ziektewet (ZW) per 1 januari 2013 aan te

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI) Nr. 493 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

MKB-ondernemer geeft grenzen aan

MKB-ondernemer geeft grenzen aan M0040 MKB-ondernemer geeft grenzen aan Reactie van MKB-ondernemers op wetswijzigingen in sociale zekerheid Florieke Westhof Peter Brouwer Zoetermeer, 0 april 004 MKB-ondernemer geeft grenzen aan Ondernemers

Nadere informatie

UWV Kennisverslag

UWV Kennisverslag UWV Kennisverslag 2018-4 Ed Berendsen Coen Akkerman Frank Schreuder INKOMSTENVERREKENING IN DE WW Wat is er door de Wet werk en zekerheid veranderd? Kenniscentrum UWV Maart 2018 Het UWV Kennisverslag is

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2013 2014 29 817 Sociale werkvoorziening Nr. 131 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

UWV Tijdreeksen 2017

UWV Tijdreeksen 2017 UWV Tijdreeksen 217 Inhoudsopgave Inleiding 2 1. WW 3 2. WIA (IVA + WGA) 4 2.1. WIA Totaal 4 2.2. IVA 5 2.3. WGA 6 3. WAO 7 4. WAZ 8 5. Wajong 9 6. Ziektewet 1 7. Uitgekeerde bedragen 11 Colofon 12 UWV

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 694 Pensioenregelingen Nr. 1 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant

Aantal medewerkers Noordoost-Brabant Regio Noordoost-Brabant 1 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Noordoost-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio Noordoost-Brabant.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2010 2011 31 311 Zelfstandig ondernemerschap Nr. 83 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der

Nadere informatie

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant

Aantal medewerkers Zuidoost-Brabant Regio Zuidoost-Brabant 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn Zuidoost-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio Zuidoost-Brabant.

Nadere informatie

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar

Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen jaar Gemiddelde looptijd werkloosheidsuitkeringen nog geen Ton Ferber In de jaren 1992 2001 was de gemiddelde looptijd van een WWuitkering elf maanden. Van de 4,3 miljoen beëindigde uitkeringen was de gemiddelde

Nadere informatie

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar

(65%) Totaal Mannen Vrouwen. Totaal jaar jaar Ontwikkeling van de WW in de periode 21 24 Ton Ferber Tussen eind 21 en eind 24 is het aantal WW-uitkeringen bijna verdubbeld. Vooral het aantal uitkeringen aan mannen jonger dan 45 is sterk gestegen.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 694 Pensioenregelingen Nr. 5 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

UWV Kennisverslag

UWV Kennisverslag UWV Kennisverslag 2017-8 Ed Berendsen Peter Rijnsburger VOLUMEONTWIKKELINGEN Duiding van de ontwikkelingen in de sociale zekerheid, in het bijzonder de WIA en de WW Kenniscentrum UWV Oktober 2017 Het UWV

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 29 817 Sociale werkvoorziening Nr. 99 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer

Nadere informatie

Modernisering Ziektewet

Modernisering Ziektewet Modernisering Ziektewet 1. Inleiding Per 1 januari 2013 is de Wet Beperking Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid Vangnetters (BeZaVa) in werking getreden. Deze wet heeft tot doel het aantal vangnetters

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 31 955 Uitbreiding van de mogelijkheid om voorzieningen te verstrekken bij arbeid als zelfstandige Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN 1. Inleiding

Nadere informatie

BESLUIT: De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelet op artikel 24, zevende lid, en 26, derde lid, van de Werkloosheidswet;

BESLUIT: De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Gelet op artikel 24, zevende lid, en 26, derde lid, van de Werkloosheidswet; Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van..., nr SV/F&W/2003/90418, houdende de vrijstelling van enige verplichtingen op grond van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 29 544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 673 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Aantal medewerkers West-Brabant

Aantal medewerkers West-Brabant Regio West-Brabant 1. Werkgelegenheid Zorg en Welzijn West-Brabant In dit katern volgt een overzicht van diverse arbeidsmarktfactoren in de sector zorg en welzijn in de regio West-Brabant. Waar mogelijk

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 498 Wijziging van de arbeidsongeschiktheidswetten in verband met de wijziging van de systematiek van de herbeoordelingen (Wet wijziging systematiek

Nadere informatie

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd:

De Werkloosheidswet wordt als volgt gewijzigd: Wet van houdende invoering van een bijdrage van de werkgever wiens werknemer op of na het bereiken van de leeftijd van 57,5 jaar werkloos wordt (Wet werkgeversbijdrage werkloosheidslasten oudere werknemers)

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2014 2015 Aanhangsel van de Handelingen Vragen gesteld door de leden der Kamer, met de daarop door de regering gegeven antwoorden 1424 Vragen van het lid

Nadere informatie

D e n H a a g 12 juni 2012

D e n H a a g 12 juni 2012 Aan de voorzitter en de leden van de Vaste Commissie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG B r i e f n u m m e r 12/10.937/12-017/MF/Gau

Nadere informatie

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen

CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen CBS: Lichte toename werkenden, minder werklozen Het aantal mensen met werk is in de periode februari-april met gemiddeld 2 duizend per maand toegenomen. Vooral jongeren en 45-plussers gingen aan de slag.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1986-1987 Herziening van het stelsel van sociale zekerheid BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie

1 Inleiding. 1.1 Adviesaanvraag

1 Inleiding. 1.1 Adviesaanvraag 1 Inleiding In dit advies behandelt de Sociaal-Economische Raad (hierna: de raad) enkele kabinetsvoorstellen met betrekking tot de Werkloosheidswet (WW), in reactie op de adviesaanvraag van 19 november

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Parnassusplein 5 T 070 333

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 33 327 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2008 2009 26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI) Nr. 399 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELE- GENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2017 2018 34 352 Uitvoering en evaluatie Participatiewet Nr. 111 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van

Nadere informatie

Bijlage(n): Notitie maximering ziekengeldlasten uitzendsector

Bijlage(n): Notitie maximering ziekengeldlasten uitzendsector De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40 33

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 368 Evaluatie Wet modernisering Ziektewet (BEZAVA) Nr. 2 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1997 1998 25 617 Wijziging van de Werkloosheidswet, houdende onder meer verlenging van de periode gedurende welke de uitkeringen ten laste van een wachtgeldfonds

Nadere informatie

Factsheet Open teelten Landbouw Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013

Factsheet Open teelten Landbouw Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 Factsheet Open teelten Landbouw 2014 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt in 2013 Colland Bestuursbureau, 14 oktober 2014 Pagina 2 27 Inhoudsopgave Toelichting

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 29 544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 364 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Eerste Kamer der Staten-Generaal

Eerste Kamer der Staten-Generaal Eerste Kamer der Staten-Generaal 1 Vergaderjaar 2008 2009 30 370 Wijziging van de Werkloosheidswet en enige andere wetten in verband met de wijziging van het WW-stelsel (Wet wijziging WW-stelsel) K VERSLAG

Nadere informatie

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages

Nadere informatie

Factsheet Groothandel in Bloembollen Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt

Factsheet Groothandel in Bloembollen Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt Factsheet Groothandel in Bloembollen 2013 Ontwikkelingen in de sector op basis van de administratie van Colland Arbeidsmarkt Colland Bestuursbureau, 5 februari 2014 Pagina 2 26 Inhoudsopgave Toelichting

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 drs. W. van Ooij MarktMonitor Januari 2015 Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013 . Kengetallen Mobiliteitsbranche 2003-2013

Nadere informatie

Modernisering Ziektewet [BeZaVa] Poortwachtercentrum / Land van Horne Weert

Modernisering Ziektewet [BeZaVa] Poortwachtercentrum / Land van Horne Weert Modernisering Ziektewet [BeZaVa] Poortwachtercentrum / Land van Horne Weert 12-03-2013 2 Wet Beperking Ziekteverzuim en Arbeidsongeschiktheid Vangnetters (BeZaVa) Ingangsdatum 01-01-2013 en later 3 Stapsgewijze

Nadere informatie

constaterende dat er onduidelijkheid is over het effect van de gekozen aanscherpingen;

constaterende dat er onduidelijkheid is over het effect van de gekozen aanscherpingen; Moties ingediend bij het Wetsvoorstel wijzigingen van de Ziektewet en enige andere wetten om ziekteverzuim en arbeidsongeschiktheid van vangnetters te beperken (Wet beperking ziekteverzuim en Nr. 14 MOTIE

Nadere informatie

M200510 MKB-ondernemers negatief over verantwoordelijkheden bij ziekte werknemers

M200510 MKB-ondernemers negatief over verantwoordelijkheden bij ziekte werknemers M200510 MKB-ondernemers negatief over verantwoordelijkheden bij ziekte werknemers drs. F.M.J. Westhof Zoetermeer, december 2005 MKB-ondernemers negatief over verantwoordelijkheden bij ziekte werknemers

Nadere informatie

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 29544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 514 Brief van de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Den Haag, 7 april 2014 Bijgaand treft u het rapport

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 30 982 Beleidsdoorlichting Sociale Zaken en Werkgelegenheid Nr. 33 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 26 726 Wijziging van de Werkloosheidswet in verband met wijziging van de instroom in de wachtgeldfondsen alsmede enkele andere wijzigingen in de

Nadere informatie

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016

Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Aantal huisartsen en aantal FTE van huisartsen vanaf 2007 tot en met 2016 Werken er nu meer of minder huisartsen dan 10 jaar geleden en werken zij nu meer of minder FTE? LF.J. van der Velden & R.S. Batenburg,

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2012 2013 31 311 Zelfstandig ondernemerschap Nr. 101 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Op 4 juni 2008 is de regeling Zelfstandig

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2016 2017 34 766 Wijziging van enkele wetten van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Verzamelwet SZW 2018) Nr. 4 ADVIES AFDELING ADVISERING

Nadere informatie

De Grote Uittocht Herzien. Een nieuwe verkenning van de arbeidsmarkt voor het openbaar bestuur

De Grote Uittocht Herzien. Een nieuwe verkenning van de arbeidsmarkt voor het openbaar bestuur De Grote Uittocht Herzien Een nieuwe verkenning van de arbeidsmarkt voor het openbaar bestuur Aanleidingen van deze update van De Grote Uittocht - een rapport van het ministerie van BZK en de sociale partners

Nadere informatie

2. Globale analyse 2015

2. Globale analyse 2015 2. Globale analyse 2015 2.1. Tekort 2015 We zien dat de economie aantrekt. Dat zien we ook terug in Enschede. We nemen groei en dynamiek waar van bedrijven op de toplocaties (met name Kennispark en de

Nadere informatie

De Dagloonregels Invoeringswet stelselherziening

De Dagloonregels Invoeringswet stelselherziening Wijziging dagloonregels Invoeringswet stelselherziening SZW Regeling houdende wijziging van de regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 20 april 1967, nr. 61524 (Stcrt. 126) en

Nadere informatie

Premiedifferentiatie en eigenrisicodragen van Ziektewet- en WGA-uitkeringen van vangnetters

Premiedifferentiatie en eigenrisicodragen van Ziektewet- en WGA-uitkeringen van vangnetters Casemanagers met de advocaten van Kantoor Mr. van Zijl erachter! Premiedifferentiatie en eigenrisicodragen van Ziektewet- en WGA-uitkeringen van vangnetters Op 4 oktober 2012 is de Wet beperking ziekteverzuim

Nadere informatie

UWV Kennisverslag

UWV Kennisverslag UWV Kennisverslag 2016-8 Marcel Spijkerman DE DALENDE ARBEIDSPARTICIPATIE VAN WGA ERS VERKLAARD Over de invloed van vergrijzing en uitkeringsduur Kenniscentrum UWV September 2016 Het UWV Kennisverslag

Nadere informatie

Meerdere keren zonder werk

Meerdere keren zonder werk Meerdere keren zonder werk Antoinette van Poeijer Ontvangers van een - of bijstandsuikering en ers worden gestimuleerd (weer) aan de slag te gaan. In veel gevallen is dat succesvol. Er zijn echter ook

Nadere informatie

Actualiteiten Arbeidsrecht

Actualiteiten Arbeidsrecht Actualiteiten Arbeidsrecht Matchpoint@Work 28 november 2012 mr. C.A.F. Haans advocaat T +31 164 70 71 72 F +31 164 70 71 11 c.haans@boz.haansadvocaten.nl 1 Haans Advocaten - Vestigingen in Bergen op Zoom

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 28 467 Wijziging van de Wet arbeid en zorg en enige andere wetten in verband met het tot stand brengen van een recht op langdurend zorgverlof en

Nadere informatie

Beroepsbevolking 2005

Beroepsbevolking 2005 Beroepsbevolking 2005 De veroudering van de beroepsbevolking is duidelijk zichtbaar in de veranderende leeftijdspiramide van de werkzame beroepsbevolking (figuur 1). In 1975 behoorde het grootste deel

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2011 2012 29 544 Arbeidsmarkbeleid Nr. 339 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage W&I/IBA/03/17448

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage W&I/IBA/03/17448 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a 2513 AA s-gravenhage Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 1985-1986 18813 Wijzigingen van bepalingen in de Algemene Bijstandswet die betrekking hebben op het verhaal van kosten van bijstand Nr. 16 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS

Nadere informatie

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar

Langzaam maar zeker zijn ook de gevolgen van de economische krimp voor de arbeidsmarkt zichtbaar In de vorige nieuwsbrief in september is geprobeerd een antwoord te geven op de vraag: wat is de invloed van de economische situatie op de arbeidsmarkt? Het antwoord op deze vraag was niet geheel eenduidig.

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 1998 1999 22 187 Ziekteverzuim en arbeidsongeschikheid Nr. 91 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID Aan de Voorzitter van de

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2005 658 Besluit van 12 december 2005 tot wijziging van het Besluit SUWI betreffende het gegevensverkeer met verzekeraars en overheidswerkgevers Wij

Nadere informatie

Verwerking wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte in CEP 2004

Verwerking wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte in CEP 2004 CPB Memorandum Sector : 2 Afdeling/Project : Sociale Zekerheid Samensteller(s) : Hans Stegeman Nummer : II/2004/03 Datum : 22 maart 2004 Verwerking wet Verlenging Loondoorbetaling bij Ziekte in CEP 2004

Nadere informatie

Het advies van de Raad van State geeft aanleiding tot de volgende reactie.

Het advies van de Raad van State geeft aanleiding tot de volgende reactie. Datum 22 februari 2008 Onderwerp Nader rapport inzake het voorstel van wet tot wijziging van de Wet arbeid en zorg in verband met een uitkering aan zelfstandigen bij zwangerschap en bevalling en een verruiming

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2015 2016 26 448 Structuur van de uitvoering werk en inkomen (SUWI) 29 544 Arbeidsmarktbeleid Nr. 570 BRIEF VAN DE MINISTER VAN SOCIALE ZAKEN EN WERKGELEGENHEID

Nadere informatie

S A M E N V A T T I N G

S A M E N V A T T I N G 5 6 Samenvatting Is het wenselijk de ontslagvergoeding voortaan te verrekenen met de WW-uitkering? De SER beantwoordt die vraag ontkennend. De verrekening die het kabinet voorstelt, heeft een aantal negatieve

Nadere informatie

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013

Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 Regionale Arbeidsmarkt Informatie Limburg update juni 2013 1. Inleiding In 2012 hebben Etil en Research voor Beleid in opdracht van de Provincie Limburg de ontwikkeling van de Limburgse arbeidsmarkt onderzocht

Nadere informatie

Achterblijvers in de bijstand

Achterblijvers in de bijstand Achterblijvers in de Paula van der Brug, Mathilda Copinga en Maartje Rienstra Van de mensen die in 2001 in de kwamen, was 37 procent eind 2003 nog steeds afhankelijk van een suitkering. De helft van deze

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Artikel I, onderdelen A en B, treedt in werking met ingang van 1 januari 2017.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds Artikel I, onderdelen A en B, treedt in werking met ingang van 1 januari 2017. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 50456 27 september 2016 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 19 september 2016, 2016-0000192144,

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 489 Besluit van 7 november 2000 tot wijziging van het Besluit vaststelling premiepercentage wachtgeldfondsen in verband met wijziging van de

Nadere informatie

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013

Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 2004/ 2013 Profiel van de UVW-WZ: vergelijking 24/ 213 Dienst Studies Studies@rva.be Inhoudstafel: 1 INLEIDING 1 2 METHODOLOGIE 1 3 PROFIEL VAN DE UVW-WZ IN 24 EN IN 213 VOLGENS HET GEWEST 2 3.1 De -5-jarigen die

Nadere informatie

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden

Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Staatsblad van het Koninkrijk der Nederlanden Jaargang 2000 360 Besluit van 29 augustus 2000, houdende wijziging van het Aanwijzingsbesluit verzekerden Zfw in verband met voortzetting ziekenfondsverzekering

Nadere informatie

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3

Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting Economie Werk hoofstuk 1 t/m 3 Samenvatting door H. 1812 woorden 16 juni 2013 6 4 keer beoordeeld Vak Methode Economie LWEO Economie samenvatting Werk hoofdstuk 1, 2 en 3 Hoofdstuk 1. Werken

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal Vergaderjaar 0 0 33 37 Wijziging van verschillende wetten in verband met de vereenvoudiging van de uitvoering van deze wetten door het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen

Nadere informatie

Datum : 12 juni 2009 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Ministerie van Financiën

Datum : 12 juni 2009 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Ministerie van Financiën CPB Notitie Datum : 12 juni 2009 Aan : Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid; Ministerie van Financiën Budget deeltijd-ww 1 Inleiding Per 1 april 2009 is de regeling deeltijd-ww tot behoud van

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2007 2008 31 520 Wijziging van de WAO en de WAZ om uitkeringsgerechtigden te stimuleren arbeid te gaan verrichten Nr. 3 MEMORIE VAN TOELICHTING ALGEMEEN

Nadere informatie

pagina 1 18 onderwerp Factsheet Loonwerk 2010 aan Sectorcommissie Loonwerk Documentnummer 20111098N datum 29 november 2011 van Daniella van der Veen

pagina 1 18 onderwerp Factsheet Loonwerk 2010 aan Sectorcommissie Loonwerk Documentnummer 20111098N datum 29 november 2011 van Daniella van der Veen pagina 1 18 aan Sectorcommissie Loonwerk onderwerp Factsheet Loonwerk 2010 Documentnummer 20111098N van Daniella van der Veen datum 29 november 2011 Inleiding Het Colland Bestuursbureau voert jaarlijks

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2003 2004 29 497 Wijziging van de Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen en enige andere wetten in verband met de beëindiging van de toegang

Nadere informatie

Tussenrapportage Toetstijden FVT DJI per februari 2012

Tussenrapportage Toetstijden FVT DJI per februari 2012 TGO TOEGEPAST GEZONDHEIDS ONDERZOEK Tussenrapportage Toetstijden FVT DJI per februari 2012 dr. Roel Bakker dr. G.J. Dijkstra TGO A. Deusinglaan 1, Gebouw 3217 Postbus 58285 9713 AV Groningen (050) 3632857

Nadere informatie

S A M E N V A T T I N G

S A M E N V A T T I N G 5 6 Samenvatting Adviesaanvraag, opvattingen kabinet In dit advies reageert de SER op een drietal voorgenomen maatregelen van het kabinet om de toetredingsvoorwaarden van de WW aan te scherpen. Het betreffen:

Nadere informatie

Tweede Kamer der Staten-Generaal

Tweede Kamer der Staten-Generaal Tweede Kamer der Staten-Generaal 2 Vergaderjaar 2002 2003 26 727 Wet inkomstenbelasting 2001 (Belastingherziening 2001) Nr. 130 BRIEF VAN DE STAATSSECRETARIS VAN FINANCIËN Aan de Voorzitter van de Tweede

Nadere informatie