Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden A&W-rapport 2335

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden A&W-rapport 2335"

Transcriptie

1 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden A&W-rapport 2335 in opdracht van

2

3 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden A&W-rapport 2335 J. de Fouw R. M.G. van der Hut

4 Foto Voorplaat: A&W J. de Fouw & R. M.G. van der Hut 2017 Effecten van ganzen in Friese Natuurgebieden. A&W-rapport 2335 Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek, Feanwâlden. Opdrachtgevers It Fryske Gea Postbus ZN Beetsterzwaag Telefoon Staatsbosbeheer Postbus AH Groningen Telefoon Wetterskip Fryslân Postbus AA Leeuwarden Telefoon Uitvoerder Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv Suderwei TZ Feanwâlden Telefoon info@altwym.nl Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek bv. Overname van gegevens uit dit rapport is toegestaan met bronvermelding. Projectnummer Projectleider Status 2740nag R. van der Hut Eindrapport Autorisatie Paraaf Datum Goedgekeurd E. Wymenga Kwaliteitscontrole E. Wymenga

5 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden Inhoud 1 Inleiding 1 2 Begrazing Inleiding Begrazing in laagveenmoerassen - literatuurstudie Begrazing in laagveenmoerassen - ervaringen van beheerders Begrazing in graslanden - literatuurstudie Begrazing in graslanden - ervaringen van beheerders Samenvatting 15 3 Guanotrofiëring Guanotrofiëring - literatuurstudie Guanotrofiëring - ervaringen van beheerders Samenvatting 18 4 Verstoring Verstoring door ganzen - literatuurstudie Verstoring door ganzen - ervaringen van beheerders Samenvatting 20 5 Overige effecten door ganzen Vertrapping en verslemping Verspreiding van planten (zaden) en ongewervelden Interacties op systeemniveau 22 6 Beheermaatregelen in Friese natuurgebieden Nestbehandeling Ruivangsten Afrastering Afschot Vegetatiebeheer 29 7 Sturende factoren Waterpeil Natuurontwikkeling Effect van vossen Geografische factoren: ligging, vorm en aangrenzende gebieden Recreatie 32 8 Synthese en conclusies Ganzen in Friese natuurgebieden Conclusies 37 9 Literatuur 39 Bijlage 1 Ganzenpopulaties in Nederland en in Fryslân 44

6 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden Dankwoord Dit rapport is tot stand gekomen dankzij de beheerders van natuurgebieden in Fryslân die hun tijd beschikbaar stelden en kun kennis over de gebieden en ganzen met ons deelden. Dank daarvoor. Voorts willen we graag de mensen bedanken die op enigerlei wijze kennis en gegevens met ons deelden: Jos Hooijmeijer (Rijksuniversiteit Groningen), Harry Boonstra (Wetterskip Fryslân), Romke Kleefstra (SOVON), Thomas Lameris (NIOO), Jan van de Winden (Jan van de Winden Ecology). Foto 1.1 Grazende Brandganzen, foto Maaike Krol (A&W).

7 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 1 1 Inleiding Achtergrond Ganzen zijn van nature en van oudsher te vinden in de Nederlandse natuurgebieden. Ze vervullen een belangrijke ecologische functie en dragen bij aan de natuurbeleving van mensen. Nederland is een belangrijk overwinteringsgebied voor ganzen die in het verre noorden broeden. Sinds een aantal jaren neemt ook het aantal broedvogels in Nederland en ook Fryslân toe. Ze broeden vooral in de nattere voedselrijke natuurgebieden. De ganzen genieten bescherming in het kader van natuurwetgeving. Ganzenpopulaties zijn de afgelopen 50 jaar internationaal enorm toegenomen en hebben zich ruimtelijk uitgebreid door nieuwe gebieden te koloniseren (Madsen et al. 1999, Fenger et al. 2016, Fox et al. 2017, Voslamber et al. 2007). Eén van de belangrijkste achtergronden van de toename is de intensivering van de landbouw in combinatie met de verminderde jachtdruk sinds de jaren zeventig (zie o.a. Ebbinge 1991, Madsen et al. 1999, Fox et al. 2005, van Eerden et al. 2005, Fox et al. 2017). De bemesting van de graslanden is toegenomen en daarmee de beschikbaarheid van eiwitrijk gras, waar ganzen van profiteren. Niet alleen de intensivering van de landbouw heeft bijgedragen aan de toename van ganzen, ook de toename van (natte) natuur in Nederland speelt de ganzen in de kaart, in het bijzonder de vogels die hier broeden (Voslamber et al. 2007). De laatste tien jaar is er veel aandacht voor overlast van ganzen in landbouwgebieden (Melman et al. 2017), vooral wat betreft de zomerganzen; in Fryslân vooral wat betreft schade van de winterganzen. Er is tot op heden minder gekeken naar mogelijke effecten van de toenemende ganzenpopulaties op natuur en waterkwaliteit. Friese natuurbeheerders hebben in toenemende mate behoefte aan inzicht in negatieve en positieve effecten van ganzen op natuurdoelen en op mogelijkheden om grip te krijgen op ongewenste effecten in het geval die er blijken te zijn. Doel Het doel van onderhavig rapport is het in beeld brengen wat er bekend is over effecten van ganzen op natuurgebieden en van waargenomen (en veronderstelde) effecten in Friese natuurgebieden. De focus ligt daarbij op de voedselrijke laagveengebieden (moerassen en graslanden). De situatie in een aantal buitendijkse en voedselarme natuurgebieden wordt voor het overzicht kort benoemd. In dit rapport geven we tevens een beknopt overzicht van welke beheermaatregelen mogelijk zijn. We gaan in deze rapportage niet of slechts globaal in op de effectiviteit van de beheermaatregelen. Aanpak Om inzicht te krijgen in de nationale en internationale kennis van de effecten van ganzen op natuurgebieden en factoren die daarin een rol spelen, is een literatuurstudie uitgevoerd. Vervolgens zijn vraaggesprekken gevoerd met terreinbeheerders om een overzicht te maken van de ecologische effecten van ganzen op de Friese natuurgebieden. Op basis van deze twee informatie bronnen zijn conclusies getrokken en worden discussiepunten opgevoerd die mogelijk tijdens een eventuele workshop kunnen worden besproken. De literatuurstudie richt zich op effecten die zijn vastgesteld (en vastgelegd!) in natuurgebieden en de factoren die daarin een rol spelen. Nationale en internationale literatuur (ontsloten via o.m. Web of Science) zowel als 'grijze' literatuur is geraadpleegd. Hoewel er specifiek gezocht

8 2 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden is naar literatuur over algemene effecten van ganzen op natuurgebieden ligt de focus in deze studie op mogelijke effecten in voedselrijke natuurgebieden (moeras, graslanden) of vergelijkbare gebieden. In de zomer van 2017 zijn interviews afgenomen met de beheerders van Friese natuurgebieden. Het doel van de interviews was om inzicht te krijgen in de ervaring van de terreinbeheerders met ganzen in de desbetreffende gebieden. Het was de intentie vooral nieuwe inzichten, die wellicht nu nog maar bij enkele beheerders bekend zijn, boven tafel te krijgen naast algemeen bekende effecten van ganzen die in de literatuurstudie naar voren zijn gekomen. Verschillende beheerders experimenteren met beheermaatregelen en ook deze ervaringen zijn in het rapport opgenomen. Ook anekdotische waarnemingen kunnen in die zin informatief zijn, vooral als deze een niet bekend patroon inzichtelijk maken dat nader onderzoek verdient. Leeswijzer Onderhavige rapportage beschrijft de literatuurstudie en de consultaties met de terreinbeheerders en opdrachtgevers van It Fryske Gea, Staatsbosbeheer en Wetterskip Fryslȃn. Voorafgaand is in overleg met de opdrachtgevers een selectie gemaakt van natuurgebieden die een representatief beeld geven van de situatie in de Friese natuurgebieden omtrent ganzen. Het rapport heeft de volgende opbouw. In de hoofdstukken 2-5 wordt de beschikbare kennis van specifieke effecten (bijvoorbeeld begrazing of guanotrofiëring) afzonderlijk behandeld, eerst op basis van literatuurbronnen en vervolgens op basis van ervaringen van beheerders in Friese natuurgebieden. In het geval van begrazing is een onderscheid gemaakt tussen effecten in laagveenmoerassen en in graslanden. Elk hoofdstuk wordt afgesloten met een samenvatting; aan het einde van hoofdstuk 5 zijn alle waargenomen effecten samengevat in een tabel. In hoofdstuk 6 is een overzicht opgenomen van mogelijke beheermaatregelen die in Fryslân of daarbuiten worden toegepast, in hoofdstuk 7 worden de sturende factoren samengevat. Aan het einde van het rapport volgt een synthese (hoofdstuk 8), waarin de link wordt gelegd met de literatuur en ervaringen van de beheerders; dit hoofdstuk wordt afgesloten met conclusies. Figuur 2.1. Besproken effecten van ganzen op basis van literatuurbronnen en ervaringen in Friese natuurgebieden. (Bron Grauwe ganzen tekening: Jos Zwarts).

9 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 3 Foto 2.1. Raster in de Saiterpolder in de Alde Feanen om begrazing van riet en andere helofyten door vooral Grauwe ganzen tegen te gaan. Foto E. Wymenga, zomer 2016.

10 4 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 2 Begrazing 2.1 Inleiding Ganzen kunnen als grazers een groot effect hebben op een ecosysteem, wat vooral te maken heeft met de manier van foerageren. Ten eerste leven ganzen als herbivoor volledig van plantenmateriaal. Ten tweede hebben ganzen een slechte verteringsefficiëntie (~35%) en moeten ze veel eten om voldoende voedingsstoffen binnen te krijgen (dagelijks ~1/3 van het lichaamsgewicht). Ten derde foerageren ganzen doorgaans in groepen; vooral winterganzen foerageren in Fryslân in zeer grote aantallen, van enkele honderden tot tienduizenden individuen. Ten vierde eten ganzen niet alleen bovengrondse biomassa (blad en stengels), maar bij schaarste ook ondergrondse plantendelen (rizhomen en wortels). Dit kan leiden tot een kaalslag van de vegetatie. In de jaren tachtig, toen ganzen en vooral Grauwe ganzen zich opnieuw vestigden als broedvogel in de Nederlandse natuurgebieden, werden ganzen overwegend gezien als een toegevoegde waarde. Begrazing door ganzen kon bijvoorbeeld snel groeiende dominante plantensoorten in toom houden, wat een positief effect kon hebben op de botanische waarde van een gebied (Wallis de Vries et al. 1998, van der Jeugd et al. 2006). Daarnaast kan een intermediaire begrazingsdruk positief zijn voor de groei van planten (McNaughton 1979, Hik & Jefferies 1990). Maar in de jaren zeventig werd ook al vastgelegd dat ganzen in Nederland een sterke invloed kunnen hebben op vegetatie in natuurgebieden. De biezenvegetatie op de Ventjagersplaten in Zeeland werd gedecimeerd; naast andere factoren waren ganzen sterk bepalend in de afname van de biezenbedekking (Zwarts 1972). Het effect van begrazing is sterk dichtheidsafhankelijk en hangt dus samen met het aantal ganzen en de grootte van het natuurgebied. Daarnaast spelen de voedselomstandigheden in de nabijgelegen gebieden een belangrijke rol. Juist de voedselomstandigheden zijn sinds de jaren zeventig sterk veranderd: met intensivering van het landbouwkundig gebruik is het aanbod aan eiwitrijk gras sterk toegenomen (Madsen et al. 1999, Fox et al. 2005, van Eerden et al. 2005). In de noordelijke (sub)-arctische natuurgebieden is veel onderzoek gedaan naar de effecten van ganzen op hun omgeving. Door het korte groeiseizoen en de spaarzame bedekking van de vegetatie zijn de effecten in deze gebieden veel sneller zichtbaar dan in gematigde voedselrijke systemen. In de jaren tachtig werden positieve effecten van ganzenbegrazing waargenomen. Locaties met intermediaire begrazingsdruk door Kleine sneeuwganzen Anser c. caerulescens in de La Perouse baai (Canada) bijvoorbeeld hadden een hogere bovengrondse productie aan het einde van het groeiseizoen dan de niet begraasde locaties (Hik & Jefferies 1990). Al sinds de jaren vijftig wordt hier onderzoek gedaan naar de interactie tussen ganzen en vegetatie (Cooke et al. 1995). De omvang van de Kleine sneeuwganzen populatie aldaar is zo groot geworden dat van positieve effecten geen sprake meer is. Wanneer ganzenpopulaties groot worden dan kan dat ingrijpende effecten hebben en zelfs leiden tot woestijn vorming (Jefferies 1988, Jefferies & Rockwell 2002, Gauthier et al. 2006, Jefferies et al. 2011). Naast het directe effect op de vegetatie zijn studies bekend die laten zien dat de vegetatiestructuur zodanig veranderd dat geschikt broedhabitat voor andere vogelsoorten verdwijnt en dat deze soorten dan ook afnemen (zie o.a. Peterson et al. 2014). Er is veel onderzoek gedaan naar effecten van ganzen op deze fragiele natuurgebieden, maar uit voedselrijkere natuurgebieden in gematigde streken is - op basis van literatuuronderzoek - veel minder bekend over de begrazingseffecten van ganzen.

11 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 5 Begrazing speelt in Friese natuurgebieden zowel in (laagveen)moerassen als op graslanden. Op kwelders en schorren langs de Friese kust en op de Waddeneilanden zijn ganzen van nature de belangrijkste grazers die effect hebben op de vegetatie. Ze hebben uiteindelijk nauwelijks effect op de vegetatiesuccessie (Kuiper 2004, zie box 2). In de zomerpolders van Noard- Fryslân bûtendyks hebben de ganzen in het voorjaar vooral de grote aantallen brandganzen die tot in mei blijven hangen (Engelmoer et al. 2001, Bos et al. 2014) wel een duidelijk effect doordat ze de vegetatie lang zeer kort houden. De beweiding met (jong)vee zorgt evenwel uiteindelijk op jaarbasis voor de instandhouding van de korte grazige vegetaties. We gaan in de volgende paragrafen vooral in op begrazing in moerasgebieden en aanpalende graslanden. Het gaat dan vooral om de zomerperiode (broedvogels, ruiers, overzomeraars) wanneer jonge scheuten en bladeren van moerasplanten verschijnen; in de graslanden wordt het hele jaar begraasd maar in het winterhalfjaar zijn de grote aantallen aanwezig. Begrazing in deze twee terreintypen wordt hier separaat behandeld. 2.2 Begrazing in laagveenmoerassen - literatuurstudie Het is algemeen bekend dat Grauwe ganzen een sterk effect kunnen hebben op oever- en waterplanten (zie o.a. Esselink et al. 1997, Coops et al. 2004, Vulink et al. 2010, Bakker 2010, Sarneel et al. 2012, Beemster et al. 2012). In effectstudies wordt vooral de focus gericht op effecten op rietvegetaties. Riet Phragmites australis heeft een belangrijke functie in de Nederlandse moerassen. Vooral waterriet vormt een belangrijk broed- en foerageerhabitat voor moerasvogels zoals Kleine- en Grote karekiet, Roerdomp maar ook voor de Grauwe gans. Daarnaast vervult Riet een belangrijke functie bij verlandingsprocessen in laagveenmoerassen. Waterriet staat in Nederland onder druk; het areaal is de laatste decennia aanzienlijk afgenomen (Graveland 1998, 1999, Graveland en Coops 1997). De situatie verschilt enigszins per locatie, maar sturend is vaak een combinatie van factoren, zoals slechte waterkwaliteit, afname peildynamiek, kadevorming (steile oevers) en vooral het laatste decennium is daar ganzenvraat bijgekomen (Bakker 2010, Graveland 1999, 1998). Vraat van Muskusratten is lange tijd onderbelicht gebleven (Van den Burg & Vermaat 2017) maar speelt recent in Fryslân bijna geen rol aangezien de populatie Muskusratten door bestrijding sterk is gedecimeerd (Bos et al. 2016). In een aantal gebieden gaat de afname van het areaal Riet gepaard met een toename aan Grauwe ganzen (Van der Jeugd et al. 2009). De afname van Riet kan moerasbroedvogels negatief beïnvloeden. In het Naardermeer bijvoorbeeld is het Riet sterk afgenomen wat gepaard ging met een afname van Kleine karekieten. Gelijktijdig zijn de Grauwe ganzen sterk toegenomen maar een causaal verband is moeilijk vast te stellen, omdat de eerder genoemde factoren ook een rol spelen in het gebied (Van der Jeugd et al. 2009). Dit geldt niet alleen voor de Kleine karekiet, in algemene zin gaat het om kwetsbare moerasbroedvogels die de laatste decennia zijn afgenomen en dus al in lage dichtheden voorkomen wat causale relaties lastig maakt (Van der Jeugd et al. 2006). Een exclosure experiment in de Vechtse plassen liet zien dat eind juni de exclosures vol stonden met vitaal hoog Riet, tot 6 meter vanaf de bestaande rietkraag (het einde van de exclosureproef), terwijl in de controlevakken buiten de exclosures al het jonge Riet was afgegraasd boven het waterniveau (Bakker 2010). Hoewel na de begrazingsperiode het Riet in de controlevakken weer ging groeien, bleef de rietgroei gedurende de rest van het jaar sterk achter (Bakker 2010). Hierin zou het vaste waterpeil (geen uitzakkend peil in de loop van het groeiseizoen) een rol kunnen spelen. De ontwikkeling van een uitgroeizone, de zone vóór de bestaande rietkraag in het water, kan geheel uitblijven als de begrazingsdruk

12 6 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden jaren aanhoudt. De wortelstokken in de bodem sterven uiteindelijk af. Waarschijnlijk komt dit doordat de tot het wateroppervlakte afgegraasd Riet niet in staat is om voldoende voedsel te transporteren en vast te leggen in wortelstokken in de bodem. Recentelijk zijn in de Vechtse plassen maatregelen genomen om de laatste rietkragen te beschermen tegen ganzenvraat. Het waterriet in de Vechtse plassen is van cruciaal belang voor één van de laatste broedpopulaties van de Grote karekiet in Nederland. Het waterriet in de Vechtse plassen zit in de knel door struikopslag, dichte beschoeiing en bebouwing, en de afgelopen tien jaar worden de laatste rietkragen zo sterk aangevreten door Grauwe ganzen dat ze dreigen te verdwijnen (Van der Winden 2016a). Net als in het Naardermeer speelt hier dat het areaal waterriet al decennia lang terrein verliest, waarbij gebrek aan peildynamiek een grote rol speelt. In de jaren negentig zijn Grauwe ganzen teruggekeerd als broedvogel en foerageren zij in het voorjaar naast de graslanden in de omgeving ook op moerasvegetaties zoals lisdodde en waterriet (Van der Winden 2016a). In de Oostvaardersplassen - een moeras op minerale bodem - is begrazing door Grauwe ganzen naast waterpeilbeheer een belangrijke sturende factor in de ontwikkeling van de oevervegetatie en vooral van Riet (Vulink et al. 2010, Beemster et al. 2012). Sinds de jaren zeventig komen Grauwe ganzen naar dit gebied om te ruien, waarbij ze massaal foerageren op het jonge uitgroeiende Riet (Loonen et al. 1991). Door de ganzenbegrazing ontstaan open plekken in het moeras, dat daardoor geschikt is voor vogelsoorten die een voorkeur hebben voor een habitat van afwisselend ondiep water en halfopen rietvegetaties (Beemster et al. 2010, Beemster et al. 2012, Vulink et al. 2009, zie box 1). Op vogelsoorten die aaneengesloten, overjarige rietvegetaties nodig hebben heeft de begrazing een negatief effect. Zij komen niet of nauwelijks voor in het Riet dat het jaar daarvoor is begraasd (Beemster et al. 2012, zie box 1). Hier is een causaal verband tussen graasactiviteiten van ganzen de verspreiding van moerasvogels duidelijk, naast andere factoren zoals waterdiepte. Op een aantal andere locaties in Nederland worden effecten van ganzen gemeld. In het Zuidlaardermeergebied (Kropswolder Buitenpolder) is vraat van moerasvegetaties door Grauwe ganzen in de ruiperiode waargenomen. Sinds 2012 zijn Roerdompen in het gebied afgenomen als gevolg van het terugdringen van opkomende jonge moerasvegetaties (Van der Hut 2015). In het Naardermeer zijn recentelijk rasters geplaatst om het (water)riet te beschermen tegen ganzenbegrazing om nestterritoria van Purperreiger te beschermen ( Ook kan graasdruk door ganzen de verlanding van petgaten vertragen of tegenhouden, hoewel nog veel onduidelijkheid is over de rol en het precieze effect van ganzen (Loeb et al. 2015). Rietontwikkeling is een van de doelstellingen die in de Natura 2000 en Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) worden gesteld. In veel natuurgebieden is rietontwikkeling daarom gewenst maar het komt niet opgang. Daarom wordt onderzoek gedaan naar de gewenste omstandigheden voor rietontwikkeling door middel van aanplanten. Planten van wortelstokken op een permanent geïnundeerde bodem ( > 5 cm) waarbij de planten in vroege levensfase werden beschermd tegen ganzenvraat waren bepalend voor succes (Lukassen et al. 2017). Ganzenvraat is bij aanplanten van riet een probleem in Nederland en er wordt daarom geadviseerd om hier rekening mee te houden tijdens de aanplant (zie bijvoorbeeld: Lukassen et al. 2017, OBN beheersadvies Dannemeer Groningen).

13 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 7 Box 1 Effecten van rietbegrazing door Grauwe ganzen op broedvogels in de Oostvaardersplassen (door Nico Beemster) Rietbegrazing door Grauwe ganzen is een van de belangrijke sturende factoren in de moeraszone van de Oostvaardersplassen. Andere belangrijke factoren zijn waterpeil, slibtransport, rietbegrazing door Rietstengelboorders (de herbivore larve van een nachtvlinder) en betreding door Edelherten (Beemster et al. 2012). Van half mei tot eind juni maken doorgaans enkele den Grauwe ganzen de vleugelrui door in het moeras (o.a. Van Eerden et al. 1998) en grazen dan het Riet af op een hoogte van ca. 40 cm boven het wateroppervlak. De laatste jaren bedraagt de oppervlakte Riet die door Grauwe ganzen wordt begraasd ca ha, ongeveer een kwart van het areaal moeras. De rietbegrazing van de ganzen beïnvloedt de structuur van de rietvegetatie (foto B.1) en daarmee de geschiktheid van het moeras voor broedvogels. Recent begraasd Riet heeft een open structuur, terwijl eenjarig Riet zeer productief is, mede doordat de infectie van Rietstengelboorders zeer laag is. Twee- en meerjarig Riet is meer gesloten en minder productief (Beemster et al. 2010). Foto B.1 Onder invloed van rietbegrazing door Grauwe ganzen en infectie van rietstengels door Rietstengelboorders ontstaat een lappendeken van verschillende riettypen. Op de foto van buiten naar binnen: recent begraasd Riet, eenjarig Riet zonder noemenswaardige infectie van Rietstengelboorders en tweejarig Riet met enige infectie van Rietstengelboorders (foto Nico Beemster, juli 1993). Door de ganzenbegrazing blijft een deel van het moeras open en daardoor geschikt voor vogelsoorten die een habitat met afwisselend ondiep water en halfopen rietvegetaties prefereren. Veel broedvogels zoeken hun voedsel bij voorkeur in of langs de rand van begraasde moerasvegetaties (reigerachtigen, Fuut, Dodaars, Meerkoet, Porseleinhoen en Baardman). In deze zone is het aanbod van jonge vis en insecten, de belangrijkste voedselbronnen in het moeras, het hoogst (Voslamber & Buijse 1996, Beemster et al. 2010). De openheid van de begraasde moerasvegetatie speelt daarbij ook een rol. Waterdiepte en helderheid van het water zijn mede bepalend voor het soortenspectrum (Beemster et al. 2002). Rietzangvogels komen gewoonlijk niet of nauwelijks voor in Riet dat het jaar ervoor door ganzen is begraasd. Waarschijnlijk is de structuur van deze vegetatie onvoldoende ontwikkeld om hier te nestelen. In Riet dat enkele jaren niet is begraasd en enige structuur heeft gekregen, broeden daarentegen juist opvallend hoge dichtheden (Beemster 1997). Eenjarig Riet produceert veel zaad en is uitermate belangrijk voor overwinterende Baardmannen (Beemster et al. 2010).

14 8 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden Het lijkt er op dat effecten (ook) sterk afhankelijk zijn van de functie van het moeras voor ganzen. Het kan verschil maken of het gaat om broedvogels die er uitsluitend broeden (en daarbuiten foerageren), of om paren met jongen die ook in het gebied zelf grazen (familieconcentraties die in het groeiseizoen helofyten begrazen), of om ruiconcentraties van grote aantallen onvolwassen vogels (die bladriet eten). Juist deze groepen hebben relatief veel effect op het moeras wanneer ze op rietscheuten grazen. In het geval van winterconcentraties worden soms wortelstokken aanvreten. Hierdoor kan de aard en omvang van effecten van gebied tot gebied sterk verschillen. 2.3 Begrazing in laagveenmoerassen - ervaringen van beheerders Begrazing van moerasvegetatie wordt door de beheerders veelvuldig waargenomen (tabel 5.2). In de gebieden waar de dichtheden aan broedende ganzen, vooral Grauwe ganzen, het hoogst zijn worden de grootste effecten waargenomen. In het overgrote deel van de laagveenmoerassen worden ganzen door de geïnterviewde beheerders gezien als onderdeel van de natuur, ze kunnen 1) vegetatie terug dringen, 2) dichtgroeiende rietmoerassen open houden en 3) door de begrazing creëren ze een open structuur waardoor er mozaïekpatronen in de vegetatiestructuur ontstaan waar verschillende moerasvogelsoorten van profiteren. In de gebieden met de hoogste aantallen aan ganzen is deze positieve houding ten aanzien van ganzen aan het omslaan of is deze al omgeslagen. De effecten zijn dermate groot dat volgens de beheerders de natuurdoelen negatief worden beïnvloed of dat het projectmatige natuurontwikkeling tegen gaat. De Alde Feanen is één van de belangrijkste broedgebieden voor Grauwe ganzen in Fryslân. De Grauwe ganzen zijn hier de laatste 20 jaar sterk toegenomen (Kleefstra et al. 2015). De effecten van begrazing worden met de jaren steeds vaker en in grotere mate waargenomen, vooral op de locaties waar natuurontwikkeling van jonge moerasstadia plaatsvindt. De uitbreiding van (water)riet is één van de doelen op een aantal locaties (bijvoorbeeld Polder van den Berg en Lytse Saiterpolder). In de herstelde en aangelegde rietvelden broeden ook Grauwe ganzen. In het vroege voorjaar wordt het overjarig Riet gebruikt voor de bouw van het nest. Rond het nest ontstaat daardoor een open cirkel waarbinnen het overjarige Riet bijna tot op het maaiveld is weggehaald (foto 2.1). Gedurende de broedperiode wordt het nieuwe opkomende jonge Riet gegeten, waardoor een sterk begraasde cirkel rond het nest aanwezig blijft. Bovendien maken ganzen paden om het nest vanaf het water te bereiken. In het voorjaar van 2017 is het Riet sterk begraasd en satelliet foto s laten duidelijk de verschillen zien tussen het voorjaar van 2016 en 2017 (figuur 2.1). Nadat het waterpeil ongeveer 25 centimeter naar beneden is gesteld en na de ruiperiode in juli heeft het riet zich behoorlijk hersteld. In de Jan Durkspolder, waar sprake is van een dynamisch waterpeil, speelt begrazing van riet en andere helofyten al jaren, en dit is in 1999 expliciet als factor benoemd die de verlanding vanaf de randen tegengaat, samen met toen nog vraat van Muskusratten (Wymenga 1999). In de ruiperiode zijn op meer locaties de negatieve effecten zichtbaar. De Saiterpolder is in 2016 nagenoeg droog gezet, er zijn rietstekken gepland en er zijn rasters geplaatst om de rietvelden te beschermen tegen begrazing door ganzen (LIFE project Booming Business, foto pagina 10). De rietstekken liepen snel uit en ook spontane ontwikkeling van Grote Lisdodde kwam op gang. Om de groei te bespoedigen is besloten om het waterpeil te verhogen. In het najaar stond het Riet in water en zijn de rietvelden sterk begraasd. In het voorjaar daarop is bijna al het Riet en Grote Lisdodde achter de rasters al zwemmend weggegeten door Grauwe

15 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 9 ganzen. Het waterpeil is daarin duidelijk sturend en maakt deze rietvelden aantrekkelijk. In de winter is op andere locaties een groot deel van de ondergrondse biomassa van Grote lisdoddenvegetaties gegeten. Ook in de Twijzelermieden is consumptie van Grote lisdodde door Grauwe ganzen in de winter waargenomen. Riet dat geschikt is voor Kleine karekieten wordt begraasd door Grauwe ganzen, bijvoorbeeld in polder Jeen van den Berg en langs de Princehof. In mei-juni begrazen ganzen jong Riet dat boven het water uitkomt, gedurende de zomer herstelt het Riet zich enigszins en in augustus is de begrazing niet goed meer zichtbaar. De groei van het Riet is echter wel vertraagd en mogelijk is de structuur zodanig aangetast, dat het niet geschikt is broedhabitat voor Kleine karekieten. In een aantal gebieden met veel legakkers worden negatieve effecten waargenomen. Op en rond de legakkers wordt de vegetatie begraasd (en vertrapt). Legakkers in laagveengebieden zijn van nature fragiel en onderhevig aan afkalving onder invloed van golfslag. Een goede vegetatiestructuur op de legakkers voorkomt of vertraagt de afkalving. Riet speelt in dit proces een belangrijke rol, maar krijgt door ganzenbegrazing niet de gelegenheid om uit te groeien. Dit is volgens de beheerders een zorgelijke situatie, omdat op deze manier de natuurlijke bescherming van de legakkers verdwijnt en daarmee ook de legakkers zelf. In bijvoorbeeld de Deelen, Brandemeer, Slushoeke en de Rottige Meente broeden op de vele legakkers vooral Grauwe ganzen en in mindere mate Brandganzen. Begraasde delen krijgen een korte maar voedselrijke vegetatie van grassen. Riet op de smallere legakkers wordt volledig afgegraasd. Er zijn legakkers met zeggepollen die in ieder geval gedurende het broedseizoen en ruiperiode consequent worden afgegraasd en in het stadium van afsterven dreigen te komen. Door de verplaatsingen van ganzen ontstaan paden en gaten in de vegetatie langs de oever en wordt nieuwe verlanding ongedaan gemaakt. Het zijn de grote aantallen die gezamenlijk een groot effect hebben. Figuur 2.1. Polder van der Berg in de Alde Feanen gedomineerd door (water) riet. Links de situatie in juni 2016 en rechts de situatie in mei 2017 (bron: Google Earth). In mei 2017 stond het gebied voor de boezem en daardoor is meer water zichtbaar (in juni 2016 niet, waardoor de drooglegging groter was). Hoewel de luchtfotó s daardoor en enigszins vertekend beeld geven, is door ganzen begrazing het oppervlak en de vegetatiestructuur sterk veranderd in 2017.

16 10 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden Foto 2.1. Foto van Grauwe ganzen nest van overjarige rietstengels in de Alde Feanen LIFE project (foto Fokke Jan de Jong ) Op één van de eilandjes in het Brandemeer met een Purperreiger kolonie werd sterke begrazing van Riet waargenomen. In 4-5 jaar namen het aantal broedende ganzen sterk toe met als gevolg dat de rietvegetatie (ook overjarig riet) werd geplukt, hergroei afgegraasd en de rietkraag kapot gemaakt werd door kanaalvorming (de ganzensporen van het nest naar het water) plus vegetatieverandering (bemesting: Gele Lis, Koninginnekruid etc.). Na vijf jaar was het overjarige riet (waar de Purperreigers nest in maken) zodanig verminderd dat er geen plek meer was voor de Purperreigers en deze noodgedwongen uitweken naar een ander rietterrein nabij met minder ganzen en dat afgezien daarvan minder geschikt lijkt. In 2016 is een raster geplaatst om het Riet om daarmee de Purperreigers weer een kans te geven. Het geplaatste raster om de ganzen te weren heeft tot dusverre geen effect op het weren van broedende ganzen op het eiland. In een aantal Friese natuurgebieden waar recentelijk Riet is aangeplant, leiden de herstelmaatregelen niet tot het gewenste resultaat, omdat het Riet wordt begraasd. In het Grutte Wielen gebied bijvoorbeeld is een nieuwe kade aangelegd rondom een baggerdepot, waarlangs in het kader van natuurherstel/moerasontwikkeling riet is aangeplant. Vanuit de oever raakt dit gebied nu wel begroeid met riet, lisdodde, mattenbies en andere moerasplanten. Riet is aangeplant om ook de ontwikkeling van rietkragen te bevorderen langs de buitenrand met stortsteen. Deze rietkragen langs de buitenkant komen slecht tot ontwikkeling, omdat deze worden begraasd door ganzen. Het betreft hier slechts enkele paartjes Grauwe Ganzen. In verschillende natuurgebieden in Fryslân is ook begrazing van Riet waargenomen zonder zichtbare negatieve effecten (o.a. Easterskar, Lindevallei, De Houtwiel; zie tabel 5.2). Het is niet direct duidelijk waardoor in het ene gebied wel en in het andere gebied geen effecten op moerasvegetaties en moerasbroedvogels optreden. Dit kan samenhangen met de aantallen ganzen, het aanbod aan (water)rietvegetaties en de groeisnelheid van Riet in samenhang met de aanwezige waterpeildynamiek. Daarnaast kan de mate van verstoring door recreatie een effect hebben op de begrazingsdruk van ganzen, of de mogelijkheid om in aanpalend grasland wel of niet te foerageren.

17 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 11 Naast begrazing van Riet is ook begrazing van andere moerasvegetaties waargenomen. Dit werd bijvoorbeeld vastgesteld in De Alde Feanen, petgaten De Feanhoop, De Deelen, het Bûtenfjild en Ottema Wiersma reservaat. De beheerders van een aantal gebieden melden vraat aan ondergedoken waterplanten, zoals Krabbenscheer en Gele plomp. In de Alde Feanen (deelgebied 40-mêd) is dit fenomeen al jaren bekend. De Grauwe Ganzen eten vooral in het voorjaar de jonggroene bladeren van de gele plomp vaak onder water al af. Grote hoeveelheden van de afgevreten bladeren drijven vervolgens naar één punt door de wind. Onduidelijk is of er ook echt op wordt gefoerageerd of dat het te maken heeft met het open houden van hun (vlucht)biotoop. Omdat de gele plomp er massaal groeit, treedt herstel op en zijn deze petgaten zomers overgroeid met gele plomp. In de Rottige Meente en Brandemeer wordt waargenomen dat Gele Plomp bladeren overzwommen of aangevreten worden; dit lijkt vooral in de nestelfase aan de orde. Observaties van begrazing aan waterplanten lijkt een nieuw fenomeen dat steeds vaker wordt waargenomen. Dit is volgens de beheerders zorgelijk, omdat in veel laagveenmoerassen juist waterplanten zoals Krabbenscheer en Gele plomp belangrijk zijn voor jonge verlandingsstadia. Het is onduidelijk op welke schaal dit plaatsvindt en wat het effect is op lange termijn. Uit beelden van camera's, geplaatst in percelen in De Houtwiel, blijkt dat families Grauwe ganzen (in totaal enkele honderden vogels) Liesgras begrazen. Deze groep ganzen wordt uit aangrenzende agrarische percelen met ondersteunend afschot verjaagd. De Friese moerassen worden door ganzen in de winter vooral gebruikt om te rusten en te slapen. Mede door de aanwezigheid van grootschalig open water hebben de Friese natuurgebieden een belangrijke slaapplaatsfunctie voor ganzen. Foerageren wordt s winters vrijwel geheel gedaan in de aangrenzende landbouwgebieden. In de polders binnen de Friese natuurgebieden grazen ook grote aantallen winterganzen; ze worden hier gedoogd en het beheer is er op toegepast. De vegetatie wordt kort gehouden; de polders met een slaapplaatsfunctie staan voor een groot gedeelte van het jaar onder water, zoals in de Wyldlannen en de Jan Durks Polder in de Alde Feanen. Tabel 2.1. Periode waarin begrazing in laagveenmoerassen aan de orde kan zijn. Br = broedvogels, Rui = groepen ruiende vogels, BrJ broedvogels en groepen jongen. In juli kunnen deze groepen nog blijven hangen. Oranje wanneer effect een rol speelt. vegetatie/terrein Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec overjarig riet (nest bouw) Br (water)riet (graas bladriet) Br BrJ, Rui BrJ?? legakkers Br BrJ, Rui BrJ waterplanten BrJ, Rui BrJ? 2.4 Begrazing in graslanden - literatuurstudie In veel Nederlandse graslanden waar weidevogels broeden, komen ook ganzen in hoge aantallen voor; andersom broeden op veel graslanden waar massaal ganzen foerageren niet of nauwelijks weidevogels, samenhangend met het intensieve agrarisch beheer. De vegetatiehoogte en -structuur is een belangrijke factor, die de terreingeschiktheid voor nestlocaties van weidevogels beïnvloed (Smart et al. 2006, Kleijn & Bos 2010). Het is daarom aannemelijk dat begrazing door ganzen via de vegetatie kan doorwerken op weidevogelpopulaties. Tot op heden zijn er in gerichte onderzoeken geen directe aanwijzingen gevonden dat ganzenbegrazing een direct effect heeft op weidevogels (Vickery et al. 1997, Kleijn et al. 2009, Kleijn & Bos 2010,

18 12 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden Kleijn et al. 2011a,b). Dit sluit niet uit dat effecten in de toekomst of nu al lokaal - geen rol kunnen gaan spelen. De huidige inzichten zijn gebaseerd op studies tot circa 2010 en in de meeste gebieden zijn sindsdien de ganzenpopulaties gegroeid. Overmatige ganzenbegrazing kan tot zeer korte vegetaties leiden, terwijl weidevogels zoals de Grutto en Tureluur een voorkeur hebben voor iets hogere vegetatie (Green et al. 1990; Schekkerman en Beintema, 2007, Kleijn et al. 2011a). Scholeksters en Kieviten hebben overwegend een voorkeur voor korte vegetatie en dus kan begrazing juist positief uitpakken (Kleijn et al. 2011a). Door het veranderde klimaat groeit het gras sneller en al vroeg in het voorjaar. In die zin kan begrazing door ganzen juist positief uitpakken voor weidevogels (Kleijn & Bos 2010). Onbekend is of er omslagpunt is, waarbij graasdruk een negatief effect heeft op weidevogels. Of daadwerkelijk effecten optreden zal ook bepaald worden door de lokale omstandigheden (hoogte waterpeil, type grasland, bemesting, graslengte in voorafgaand najaar etc.). In de media duiken regelmatig berichten op die veronderstellen dat ganzen een negatieve invloed hebben op weidevogels (bijvoorbeeld: Hiervoor is echter geen bewijs; wel kan dit lokaal spelen. Het persbericht uit 2017 van Centraal Plan Bureau Grutto gaat, Grauwe gans komt doet de feitelijke waarneming maar legt geen causaal verband tussen weidevogels en ganzen ( Klein et al. (2011a) vonden eerder een positieve associatie die mogelijk te verklaren is doordat weidevogels en ganzen dezelfde voorkeur (en afkeur) hebben voor dezelfde soort gebieden. Niet alleen weidevogels kunnen een negatief effect ondervinden van begrazing door ganzen, ook de botanische waarde van een natuurgebied kan beïnvloed worden. Een exclosure experiment in graslandreservaten op Texel liet zien dat ganzen een effect hadden op de vegetatiehoogte (Kleijn et al. 2011c). In deze studie werd voor maaien en begrazing door vee gecorrigeerd door het kippengaas van de exclosures in deze perioden te verwijderen. Hierdoor was het beheer binnen de exclosures hetzelfde als in de controleplots (Kleijn et al. 2011c). Ganzen hadden geen effect op de soortenrijkdom en het aantal rode lijst-soorten, maar de bedekking was wel hoger in de exclosures (Kleijn et al. 2011c). Hoewel er op korte termijn duidelijke effecten werden waargenomen op vegetatiehoogte kan er over de effecten op lange termijn weinig gezegd worden, aangezien dit niet onderzocht is. Bij de studie op Texel lag de focus op zomerganzen, de exclosures werden in de winter weggehaald. Een opvallende waarneming was dat de sterkste effecten zich voordeden in de winter en het vroege voorjaar. In de plas-dras graslanden foerageerden de ganzen op voedselrijke wortels en rhizomen, en op sommige locaties was hierdoor de vegetatie volledig verdwenen (Kleijn et al. 2011c). 2.5 Begrazing in graslanden - ervaringen van beheerders In natuurgebieden zijn ganzen vaak op de grazige terreindelen te vinden, hetzij op de graslandpercelen die al dan niet een beheer hebben dat gericht is op weidevogels, hetzij op stroken grasland in aanvulling op het moeras. Bemeste graslanden vaak met een weidevogelfunctie zijn het meest aantrekkelijk voor de ganzen, onbemeste graslanden vaak met een botanische doelstelling juist niet met uitzondering van zilte graslanden. Echter, ze kunnen daar wel rusten en daardoor vermesting veroorzaken (zie volgende hoofdstuk).

19 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 13 Een aantal van de geïnterviewde beheerders vinden de situatie in sommige weidevogelreservaten zorgelijk. Winterganzen houden de vegetatie kort, wat volgens hen een negatief effect zou kunnen hebben op weidevogels die over het algemeen wat langere vegetatie nodig hebben tijdens de broedperiode. Daarnaast lijkt vooral de begrazingsduur in het voorjaar door ganzen te zijn toegenomen. Vooral Brandganzen zijn de laatste twintig jaar in aantal toegenomen en maken langer gebruik van de graslanden in het voorjaar voor ze naar hun noordelijke broedgebied vertrekken (zie Eichhorn et al. 2009, Engelmoer et al. 2001). Volgens de meeste beheerders zijn er echter geen directe observaties die laten zien dat ganzen een effect hebben op de weidevogelstand. Box 2: De rol van ganzen op de kwelders De kwelders en de schorren van de Friese kust en de Waddeneilanden zijn een van de belangrijkste foerageer gebieden voor grote aantallen winterganzen. Brandganzen en Rotganzen maken hier in grote aantallen vooral gebruik van deze gebieden om op te vetten voor ze vertrekken naar hun broedgebieden in de (sub)arctic. Ganzen houden de vegetaties op de agrarische graslanden en schorren zeer kort - als een biljardlaken. Daarmee hebben ze een duidelijk effect op de vegetatie maar niet op de vegetatie successie (Kuiper 2004). De grote grazers en de hazen van de kleine grazers die jaarrond aanwezig zijn zijn sturend op de kwelders en houden de invasie van hoge planten in het vroege stadium van kweldervorming tegen (Kuijper 2004). De beweiding door grote grazers zorgen uiteindelijk voor de instandhouding van de korte grazige vegetaties en faciliteren de ganzen. Recentelijk onderzoek liet zien dat Grauwe ganzen lokaal wel een effect kunnen hebben op kwelder (Elschot et al. 2017). Grauwe ganzen eten op de kwelders wortelstokken die ze wroetend zoeken en daarmee creëren ze open plekken. Op de kale plekken op de kwelder van Saeftinghe ontstonden in de herstelfase verschillende jonge planten uit de successie fase. De wroetende ganzen hadden dus een positief effect op de plantendiversiteit doordat ze de successie terug zetten op lokale schaal (Elschot et al. 2017). Foto B.2 Brandganzen - Er zijn gevallen bekend waar de toename van ganzen parallel loopt aan de afname van weidevogels. In de Jouswierpolder bijvoorbeeld wordt een afname van weidevogels waargenomen en zijn er bij de beheerders zorgen over vooral de afname van Grutto s en de rol van Brandganzen. In de Workumerwaard foerageren grote aantallen Brandganzen (> ) in het voor-

20 14 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden jaar. De weidevogels worden hier op een aantal locaties intensief gevolgd door de beheerders en door onderzoekers van de Rijksuniversiteit Groningen (RUG; alleen grutto s). Het is overduidelijk dat Brandganzen het broedhabitat van weidevogels beïnvloeden (via vegetatie) maar of ze er ook last van hebben is de vraag. Door de intensieve begrazing door Brandganzen liggen gruttonesten meer open en bloot en het is goed voor te stellen dat ze daardoor kwetsbaarder zijn voor predatie. Aan de andere kant zijn de broedende vogels zelf minder kwetsbaar voor (grond)predatoren omdat ze die van verre aan kunnen zien komen. Kuikens lopen wellicht juist meer risico: als die uit het ei komen is er nauwelijks vegetatie om in te foerageren (en mogelijk mede daardoor minder insecten) en te schuilen. Maar de omvang van dit effect is niet gekwantificeerd en niet met zekerheid toe te schrijven aan de intensieve begrazing door ganzen. In elk geval zijn er geen aanwijzingen dat weidevogels de Workumerwaard hierdoor mijden (pers. opm. Jos Hooijmeijer, RUG). Noard-Fryslân Bûtendyks wordt ook gebruikt door grote groepen Brandganzen (> ). Hoewel de beheerders de begrazing niet als negatief ervaren zijn er wel directe en indirecte effecten van ganzen waargenomen. In de buitendijkse gebieden is vee ingeschaard tot en met 15 oktober; gebruiken de ganzen de rest van de winter en het vroege voorjaar het gebied om te foerageren en te rusten. In het vroege voorjaar wordt de eerste snede niet meer uitgevoerd, omdat het gras te kort is afgegraasd door de ganzen. De uitgestelde maaidatum zou een positief effect kunnen hebben op de overleving van weidevogelkuikens. Een neveneffect is echter dat distels zijn toegenomen in het gebied. Wat het gevolg is van de veranderde vegetatiestructuur op de natuurwaarden, vooral broedvogels, is niet duidelijk. In de Alde Feanen zijn geen aanwijzingen dat er effecten zijn op de vestiging van weidevogels in het voorjaar door de (soms massale) aanwezigheid van winterganzen. De 40-Mêd in de Alde Feanen is een gebied waar de weidevogels ook zijn afgenomen en broedende Grauwe ganzen zijn toegenomen. Het gebied was opgenomen in een onderzoek van Klein et al. (2011b) maar een significant effect van Grauwe ganzen op de afgenomen weidevogel populatie kon niet worden aangetoond, wat strookt met de ervaring van de beheerders aldaar. De afname van weidevogels in dit deelgebied heeft eerder te maken met andere factoren. Tegen de Deelen ligt een aantal percelen weidevogelgrasland waar in het verleden in het broedseizoen een structuurrijke vegetatie stond van o.a. veldzuring en boterbloemen waar Grutto s met jongen in foerageerden. Tegenwoordig worden deze percelen consequent afgegraasd door ganzen en is de vegetatie erg kort en worden hier geen tot nauwelijks Grutto s met jongen meer waargenomen. Volgens de beheerders komt dit doordat de vegetatie te kort is voor de jongen om in te schuilen en/of te weinig insecten te vinden zijn. Er zijn nog steeds enkele Grutto s die er broeden maar de alarmerende Grutto s met jongen zijn steeds vaker in de aanliggende percelen boerenland met (te) lange vegetatie te vinden. Een ander voorbeeld is een weidevogelreservaat (Lange Rypen) waar het aantal broedende ganzen (vooral Grauwe ganzen) de afgelopen jaren sterk is toegenomen. Ook lijken de Brandganzen hier langer te blijven in het voorjaar. Gevolg is dat de vraat door ganzen op de vegetatie (in broedseizoen) tot op heden nog als positief is te beschouwen (brengt microdynamiek, open plekken etc.). Echter sinds 2017, lijkt de begrazing door te slaan naar overbegrazing in de ogen van een van de pachters. Het goede gras wordt zover weggevreten dat het aandeel ruigte (Pitrus) groter wordt. In de beleving van de pachter gaat de kwaliteit van het te winnen gewas dus achteruit en neemt de animo om te maaien en af te voeren sterk af. Ook de uitwerpselen in het gras worden als negatief beschouwd. Dit alles leidt tot minder animo voor de noodzakelijke beheer, aldus de beheerders.

21 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 15 Tabel 2.2. Periode waarin ganzenbegrazing in graslanden in natuurgebieden aan de orde kan zijn. Wg = wintergasten, BrJ = broedvogels en groepen jongen. Oranje: periode waarin effect een rol speelt. activiteit / maand Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec begrazing door ganzen Wg Wg Wg Wg, BrvJ Wg Wg In het vroege voorjaar worden ook een aantal botanisch interessante hooilanden flink begraasd door vooral Grauwe ganzen. Bijvoorbeeld de zilte graslanden in de Klaarkampermeer, dit gebied is recent ontdekt door Grauwe ganzen als broedgebied. Ook de orchideeënrijke hooilanden worden begraasd hoewel extensief en daarbij worden ook de orchideeën aangevreten. Begrazing van voedselarme schraallanden wordt door beheerders overigens maar zeer beperkt gemeld, hetgeen past bij het gegeven dat ganzen een grote voorkeur hebben voor de eiwitrijke vegetaties (bemeste graslanden of jonge rietscheuten). 2.6 Samenvatting Ten aanzien van begrazing en de effecten van ganzen in Friese natuurgebieden (moerassen en graslanden) kunnen we het volgende samenvatten: Begrazing van rietkragen en waterriet wordt veelvuldig waargenomen in de Friese moerassen. Op een aantal locaties is er sprake van overbegrazing en staat het riet onder druk. Dit wordt waargenomen in zowel bestaande rietvelden als in projectmatige natuurontwikkeling. Lokaal is kaalslag van rietvelden waargenomen omdat ganzen ondergrondse vegetatie ook weg eten. Verandering van vegetatiestructuur in rietkragen kan zowel positief als negatief effect hebben op andere moerasbroedvogels (zie voorbeeld Oostvaardersplassen versus laagveenmoerassen). De situatie in de Friese moerassen is onduidelijk vooral omdat er op dit moment geen goed overzicht is van het effect op moerasbroedvogels, en daarmee geen goed beeld of het de natuurdoelen schaadt. Wel is helder dat waterriet ontwikkeling al lastig is in laagveenmoerassen en door ganzenvraat nog moeilijker van de grond komt. Begrazing van (ondergedoken) waterplanten is waargenomen maar de schaal waarop dit gebeurt is niet duidelijk. Het is ook niet duidelijk of dit in de rest van Nederland een rol speelt, in de literatuur is hier nagenoeg niks over bekend. Begrazing van graslanden speelt vooral in het winterhalfjaar. Brandganzen blijven steeds langer in het voorjaar gebruik maken van de graslanden in de weidevogelreservaten. Effecten hebben vooral met weidevogels te maken, maar een algemeen oorzakelijk verband in de Friese graslanden als in de literatuur met de achteruitgang van weidevogels is niet aangetoond. Dat wil niet zeggen dat er locale effecten kunnen zijn. Begrazing van botanisch waardevolle graslanden is zeer beperkt aan de orde, vooral om dat deze niet de voorkeur hebben van ganzen. Lokaal kan echter sprake zijn van invloed door begrazing, zo blijkt uit ervaring van beheerders. Kennisleemten In de praktijk blijkt het lastig om causale relaties te leggen tussen begrazing door ganzen en negatieve effecten op (broed)vogels en andere natuurdoelen. Er zijn lokaal duidelijke aanwijzingen voor effecten maar in veel situaties betreft is er geen eenduidig oorzakelijk verband te leggen. Er is daarom meer gericht onderzoek naar dit type effecten op gestelde natuurdoelen nodig.

22 16 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 3 Guanotrofiëring 3.1 Guanotrofiëring - literatuurstudie In zoetwatermeren speelt in veel gevallen eutrofiering een rol, als gevolg van uitspoeling van nutriënten veelal afkomstig van intensieve landbouw in de omgeving (Hahn et al. 2008, Dressborn et al. 2016). De afgelopen twintig jaar is er in Nederland, en zeker ook in Fryslân (Claassen 2014), veel geïnvesteerd om deze eutrofiering tegen te gaan. Ganzen, watervogels in het algemeen, kunnen ook bijdragen aan, vooral lokale, eutrofiering (Hahn et al. 2008). Ganzen beschikken niet over een erg efficiënt verteringssysteem, ze moeten veel eten om hun dagelijkse behoefte binnen te krijgen wat leidt tot een hoge keutelproductie die rijk is aan nutriënten. Midden winter zijn de aantallen van watervogels in het algemeen en ook van ganzen het hoogste. De piek belasting aan nutriënten is daarom ook in midden winter in januari (Hahn et al. 2008). Een belangrijk gegeven hierbij is, dat ganzen een slechte en tegelijkertijd een snelle vertering hebben. Ze produceren gemiddeld om de 3-4 minuten een keutel. Dat betekent dat de meeste voedingstoffen terecht komen op de plaats waar ze ook foerageren. Wanneer ze pendelen of heen en weer vliegen treedt er verplaatsing op van nutriënten. In het winterhalfjaar is deze verplaatsing van de voedselrijke graslanden - waar s winters overdag wordt gegraasd - over grotere afstanden naar de slaapplaatsen in natuurgebieden een algemeen verschijnsel. De verplaatsing van nutriënten is echter beperkt, omdat de ganzen in deze situatie één maal per dag (aan het einde van de daglichtperiode) van het foerageergebied naar de slaapplaats terug vliegen (Altenburg & Wymenga 1988). In het zomerhalfjaar ligt de zaak anders. Wanneer grazende ganzen over korte afstand vaker per dag heen en weer pendelen tussen agrarische graslanden en belendend natuurgebied, kan verplaatsing van voedingstoffen in sterkere mate optreden. Gericht onderzoek naar dit fenomeen is maar zeer beperkt voorhanden en wordt hieronder besproken. De impact van ganzen kan zeer locatieafhankelijk zijn is vaak lastig te kwantificeren. In een review van Dressborn et al. (2016) kwam naar voren dat de impact van ganzen vaak is gebaseerd op schattingen en aannames van alternatieve nutriëntenbronnen, die echter vaak locatie afhankelijk en moeilijk in te schatten zijn. Vooralsnog is wel duidelijk dat de impact van watervogels vooral zichtbaar is in kleine voedselarme meren, waar andere, externe factoren minder spelen (Hahn et al. 2008, Dressborn et al. 2016, Buij et al. 2017). In veel gevallen foerageren ganzen op landbouwgrond en rusten zij in de nabij gelegen natuurgebieden, waardoor nutriënteninput van buiten af plaats zal vinden (zie daarover de voorgaande opmerkingen). In een nutriëntenarm ven kan een klein aantal ganzen al een effect hebben (Van der Jeugd et al. 2006, Brouwer et al. 2009, Brouwer & van den Broek 2010). Op locaties met hoge dichtheden aan ganzen in voedselarme systemen zijn sterke aanwijzingen voor eutrofiering van het water en van de oevers gevonden (Brouwer et al. 2009, Brouwer & van den Broek 2010). Een onderzoek naar de eutrofiëring door ganzen in duinplassen op Texel liet echter geen duidelijk verband zien. Er waren wel aanwijzingen dat duinplassen op Texel door Grauwe ganzen zijn beïnvloed door eutrofiering, maar dit kon ook (mede) door andere watervogels zijn veroorzaakt (Kleijn et al. 2011c). In de duinvalleien op Terschelling zijn wel sterke aanwijzingen dat dat Grauwe ganzen effect hebben op de vegetatiesamenstelling via eutrofiering in combinatie met begrazing (Zumkehr 2012). In nutriëntrijke systemen zoals laagveenmoerassen zijn de effecten van ganzen waarschijnlijk minder goed zichtbaar.

23 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 17 De meeste laagveenmoerassen worden buiten het broedseizoen, wanneer de aantallen ganzen het hoogst zijn, gebruikt als slaapplaats en wordt er in de nabij gelegen agrarische gebieden gefoerageerd. Hoewel ganzen de meeste keutels uitscheiden in het foerageergebied, zal er wel degelijk een deel terecht komen in de natuurgebieden. Deze bemesting is relatief beperkt (Altenburg & Wymenga 1988), maar het effect is afhankelijk van de lokale omstandigheden. Afhankelijk van de hoeveelheid ganzen kan de import van externe nutriënten via ganzen gedurende het seizoen aanzienlijk zijn. 3.2 Guanotrofiëring - ervaringen van beheerders In de meeste natuurgebieden in Fryslân liggen slaapplaatsen, die door ganzen tussen september en april worden gebruikt. Gedurende de dag foerageren de ganzen in de nabij gelegen agrarische gebieden en komen externe nutriënten binnen via ganzenkeutels. Er zijn aanwijzingen dat in De Deelen op een aantal plekken op de legakkers de vegetatie verandert door ganzenmest. Op het land nemen soorten zoals Braam en Brandnetel toe, in petgaten blijft de uitbreiding van verlandingsvegetaties mogelijk achterwege door een slechte waterkwaliteit. In de Rottige Meente zijn delen van veenmosrietland onder invloed van ganzenvraat en ontlasting veranderd in vegetatiesamenstelling: van meer schrale omstandigheden naar eutrofe omstandigheden. In de Deelen, Brandemeer en Rottige Meente zien de beheerders in het veld dat in de wateren waar veel ganzen verblijven (zomer en winter) als gevolg van vermesting veel meer algenbloei optreedt van blauwalgen. In De Deelen is opvallend dat in de directe omgeving van paden, waar ganzen door recreanten verstoring ondervinden, waterplanten zich beter ontwikkelen. Een causaal verband ganzen en waterkwaliteit en waterplanten lijkt hier aannemelijk. Volgens de beheerders is de kwaliteit van het voedingswater (o.a. Friese boezem) verbeterd de afgelopen jaren terwijl de waterkwaliteit in de plassen met veel ganzen juist is verslechterd in diezelfde periode. In een aantal gebieden met nieuw gerealiseerde moerassen ontwikkelt de ondergedoken waterplantenvegetatie zich gestaag. In bijvoorbeeld Sneekermeergebied, Wite en Swarte Brekken en It Swin ontwikkelt deze vegetatie zich echter slecht, wat mogelijk toe te schrijven is aan de slechte waterkwaliteit. Het effect van ganzen op de waterkwaliteit in de voedselrijke veengebieden is vooralsnog onduidelijk. En daarmee zijn ook effecten van ganzen via guanotrofiëring in de Friese moerassen niet duidelijk. Dat wil echter niet zeggen dat er geen effecten zijn en gezien de grote aantallen winterganzen en ruigroepen is er behoefte bij beheerders aan inzicht. Vooral ook omdat vanuit bijvoorbeeld de agrarische sector in toenemende mate vragen worden gesteld aan de beheerders. Om bovenstaande reden is Wetterskip Fryslan recentelijk begonnen met een watersysteemanalyse met behulp van de ecologische sleutelfactoren voor de 24 KRW-waterlichamen in het beheergebied (STOWA, 2014). In deze watersysteemanalyses wordt de invloed van watervogels op de waterkwaliteit meegenomen. Voor De Deelen zijn de eerste voorlopige resultaten bekend. Voor de analyse is gebruik gemaakt van de meest recente monitoringgegevens ( ) en watervogelaantallen (Kleefstra 2016, N2000 beheerplan). Voor de berekening van de P-belasting is uitgegaan van de helft van het aantal genoemde vogels. De voorlopige resultaten laten zien dat de inlaat van boezemwater en de aanwezigheid van ganzen de belangrijkste posten zijn voor P-belasting. In de winter wanneer geen water wordt ingelaten is deze belasting vooral toe te schrijven aan ganzen. Hoewel nutriëntenbelasting van De Deelen relatief

24 18 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden laag is, kunnen veranderingen in zowel de bron van het inlaatwater als aantallen ganzen bepalend zijn voor het niet behalen van het omslagpunt van troebel naar een helder systeem in De Deelen (pers. med. Harry Boonstra Wetterskip Fryslan). Een algemene conclusie trekken over het effect van ganzen op de waterkwaliteit is nog een stap te ver; een causaal verband zou beter onderzocht moeten worden. Vermoedelijk speelt een belangrijke rol of de waterkwaliteit zich nabij het omslagpunt bevindt van troebel naar helder water. In dat geval zou mestproductie door ganzen een omslag naar algen kunnen veroorzaken, of de gewenste omslag naar waterplanten kunnen tegenhouden. De schaal van het gebied en de kwaliteit van de omgeving zou ook een rol kunnen spelen. Kleine gebieden, omringd door intensief beheerde graslanden (met relatief grote aantallen ganzen) kunnen extra gevoelig zijn. Tabel 3.1. Periode waarin ganzen effecten kunnen hebben door middel van guanotrofiëring. Br = broedvogels, Rui = groepen ruiende vogels, BrJ = broedvogels en groepen jongen, Wg = Wintergasten. Oranje: periode waarin effect een rol speelt. gebied of terreintype / maand Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec open water (waterkwaliteit) Wg Wg Wg Wg BrJ, Rui BrJ Wg Wg legakkers Br BrJ, Rui BrJ zomerpolders (geïnundeerd)??? 3.3 Samenvatting Ten aanzien van guanotrofiëring door ganzen in Friese natuurgebieden (moerassen en graslanden) kunnen we het volgende samenvatten: In een aantal Friese natuurgebieden zijn aanwijzingen dat guanotrofiëring een effect heeft op de waterkwaliteit. In gebieden met veel ganzen komt ondergedoken waterplantenvegetatie niet of langzaam op gang en de uitbreiding van verlandingsvegetaties stagneert. Op het land lijken de effecten kleinschaliger maar er zijn gevallen bekend waar de vegetatiesamenstelling onder invloed van ganzen verandert van schrale naar eutrofe omstandigheden. Vooral de legakkers zijn hier kwetsbaar. In de meeste gevallen zijn deze effecten niet aanwijsbaar toe te schrijven aan ganzen en is het directe effect van guanotrofiëring nog onduidelijk. In de literatuur zijn vooral voorbeelden te vinden over de effecten in nutriëntenarme systemen. Om uitspraken te kunnen doen over het effect van ganzen op de waterkwaliteit is meer inzicht nodig, hetgeen wordt onderschreven door zowel de beheerders als Wetterskip Fryslân. Daarom is Wetterskip Fryslan recentelijk begonnen met watersysteemanalyse voor de Friese meren om een beter beeld te krijgen van de invloed van watervogels op de waterkwaliteit. Kennisleemten Een van de belangrijkste kennis leemtes is de kwantificering van het effect van ganzen, watervogels in het algemeen, op de waterkwaliteit. Over de effecten van guanotrofiëring van ganzen in laagveenmoerassen is veel onduidelijk.

25 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 19 4 Verstoring 4.1 Verstoring door ganzen - literatuurstudie Ganzen kunnen door hun fysieke aanwezigheid andere dieren verstoren. Tijdens de vestigingsfase in broedhabitat kunnen ganzen territoriaal zijn. Ook tijdens de kuikenfase hebben vooral ganzenfamilies veelvuldig interacties met elkaar waarbij het er soms luidruchtig aan toe kan gaan (Kleijn et al. 2011b). In weidevogelbroedgebieden waar ganzen in hoge dichtheden voorkomen is het aannemelijk dat bijvoorbeeld weidevogels verstoord worden tijdens de vestigingsfase doordat ganzen ze afschrikken. Ook tijdens de broedfase is het mogelijk dat ganzen broedende weidevogels verstoren. Kleijn & Bos (2010) vonden geen relevant aanwijsbaar ecologisch effect van Brandganzen op weidevogels tijdens de nestfase (Grutto en Kievit). Maar deze auteurs konden ook niet uitsluiten dat het een effect heeft op vestiging en nestlocatiekeuze. Zij vonden echter wel een effect op het broedgedrag: in de nabijheid van ganzen bleven de vogels langer op het nest zitten. Theoretisch kan dit een effect hebben, omdat broedende vogels daardoor minder tijd overhouden om te foerageren. Dit effect was waarschijnlijk te verwaarlozen, omdat ganzen niet continu aanwezig waren (Kleijn & Bos 2010). Ganzen kunnen een negatief effect hebben op vogels die broeden op drijvende waterplanten of op kunstmatig uitgelegde vlotjes, die fungeren als nestlocatie. Grauwe ganzen bijvoorbeeld verplaatsen zich over het water van hun foerageerlocatie naar het open water, waar ze rusten gedurende de nacht. Grote groepen rondzwemmende ganzen kunnen op deze manier (onbewust) op waterplanten of vlotjes broedende vogels verstoren. Zwarte sterns broedden in het verleden in Nederland op drijvende waterplanten zoals Krabbenscheer. Op veel plaatsen zijn vlotjes geplaatst die dienen als alternatief, voor verdwenen drijvende vegetatiestructuren die geschikt als nestplaats. Zwarte sterns broeden ook in gebieden waar vaak veel ganzen voorkomen en in gebieden met veel Grauwe ganzen hadden Zwarte sterns vaak een lager broedsucces (Van der Winden 2010). Het bleek dat de Grauwe ganzen gedurende de nacht door de sternkolonies zwommen en de broedende Zwarte sterns verstoorden door de nesten op de vlotjes omver te zwemmen (Van der Winden 2010). Dit fenomeen is nog steeds aan de orde, maar het plaatsen van grof gaas aan de rand van de vlotjes bleek het broedsucces te verhogen (Van der Winden 2016b). Verstoring van ander moerasvogels door ganzen is uit de literatuur niet bekend. 4.2 Verstoring door ganzen - ervaringen van beheerders Zwarte sterns broeden in een aantal gebieden hoofdzakelijk op uitgelegde vlotjes, omdat drijvende waterplanten zoals Krabbenscheer zijn verdwenen of in te lage dichtheden voorkomen. laatselijk wordt op Gele plomp (drijvende wortelstokken) gebroed. In de Alde Feanen, Rottige Meente en De Deelen worden Zwarte sterns op vlotjes volgens informatie van de beheerders inderdaad verstoord door Grauwe ganzen en eenden. Op een aantal locaties zijn daarom de vlotjes voorzien van grof gaas, zodat deze niet meer betreden kunnen worden door andere watervogels. Dit lijkt ook hier een positief effect te hebben op het broedsucces. In de Lendevallei en het Easterskar lijkt het broedsucces van op vlotjes broedende Zwarte sterns normaal.

26 20 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden Hoewel directe observaties ontbreken, zijn er zorgen bij een aantal beheerders over het verstorende effect van grote groepen winterganzen op weidevogels in het voorjaar, zowel tijdens de vestigingsfase als tijdens broedseizoen. Brandganzen verblijven tegenwoordig langer in Nederland in het voorjaar voor ze naar hun broedgebieden in het noorden vertrekken en daardoor is de kans op interacties met weidevogels groter geworden. In de Alde Feanen zijn interacties tussen broedende Grauwe ganzen en Bruine kiekendieven waargenomen; dit zou potentieel de vestiging van Bruine kiekendieven negatief kunnen beïnvloeden. Van andere gebieden is dit niet bekend. Tabel 4.1. Periode waarin verstoring van (andere) broedvogels door ganzen aan de orde kan zijn. Wg = wintergasten, Br = broedvogels, Rui = groepen ruiende vogels, BrJ broedvogels en groepen jongen. Oranje: periode waarin effect een rol speelt. soort(en)groep / maand Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec Zwarte stern Br, BrJ, Rui weidevogels Wg Br, BrJ, Rui 4.3 Samenvatting Ten aanzien van verstoring door ganzen in Friese natuurgebieden (moerassen en graslanden) kunnen we het volgende samenvatten: Verstoring door ganzen lijkt niet substantieel. Op een aantal plekken is bekend dat ganzen onbewust broedende Zwarte sterns verstoren. Dit fenomeen is in de literatuur uitgebreid beschreven en voor Zwarte sterns zijn maatregelen genomen en lijken effectief. Verstoring van andere moerasvogels door ganzen is uit de literatuur niet bekend. Terreinbeheerders melden mogelijk verstoring van Bruine kiekendieven in de vestigingsfase. Directe interactie tussen (Brand)ganzen en weidevogels worden niet of nauwelijks waargenomen. Onderzoek naar deze interacties in een pilot studie kon geen directe verstoring waarnemen, het is niet met zekerheid te zeggen of ganzen geen effect hebben op weidevogel. Kennisleemten Er zijn niet direct relevante kennisleemten. De overlap van aanwezigheid van Brandganzen en weidevogels in het voorjaar lijkt echter nog steeds toe te nemen en het is daarom wenselijk deze ontwikkeling om dit te blijven volgen en alert te zijn op verstoring van weidevogels.

27 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 21 5 Overige effecten door ganzen 5.1 Vertrapping en verslemping Literatuurstudie Ganzen komen vaak in hoge aantallen op kleine oppervlakten bij elkaar om te rusten, bijvoorbeeld op een slaapplaats. Wanneer ganzen in hoge dichtheden bij elkaar komen bestaat er de kans dat de vegetatie wordt vertrapt en in combinatie met natte omstandigheden kan dit leiden tot verslemping en verdwijnen van de vegetatie. Verslemping kan vervolgens inklinking van bodems waarop vaak water blijft staan tot gevolg hebben. Het optreden van landbouwschade door vertrapping en verslemping is echter omstreden en niet aangetoond (zie review Fox et al. 2017). Er zijn zover ons bekend geen studies gepubliceerd over het effect van vertrapping en verslemping in natuurgebieden. Ervaringen van beheerders In het centrale merengebied van Fryslân wordt in een aantal zomerpolders met grote slaapplaatsen een effect van ganzen waargenomen door vertrapping. De vegetatiestructuur verandert door vertrapping in combinatie met inundatie; dit leidt tot verslemping. Dit ziet men bijvoorbeeld in delen van de zomerpolders in de Polder Meinesleat, Witte en Zwarte brekken. Door de grote aantallen ganzen en langdurig natte omstandigheden verdwijnt de vegetatie en hebben delen van dit gebied in het voorjaar bijna een slikkig karakter met pioniervegetatie (Moerasdroogbloem, Greppelrus, Moeraszoutgras). Deze zeer korte en kale gronden met pioniervegetatie trekt ook bijbehorende broedvogels aan, zoals Bontbekplevier en heel soms Bonte strandloper. In andere delen krijgt evenwel Rietgras de overhand. In zomerpolders met nog een kenmerkende vegetatie van dotterbloemgraslanden en kleine zeggen (bv. Wildlanden en Laban in de Alde Feanen) treedt het beschreven proces minder of niet op. Ganzen hebben door vertrapping ook een effect op legakkers en aangelegde ribben. Smalle legakkers van veengrond zijn kwetsbaar voor erosie; in de verveningsgebieden zijn legakkers op een aantal plaatsen (deels) verdwenen of dreigen zij te verdwijnen. In De Deelen, Brandemeer, Slushoeke en Rottige Meente staan de kwetsbare legakkers extra onder druk door vertrapping van ganzen. De in- en uittredende ganzen beschadigen de oevers. Deze zijn daardoor vatbaarder voor afkalving onder invloed van regen, wind en golfslag. In de Graverijpolder, Sneekermeergebied zijn ribben aangelegd als oeverbescherming. De ribben staan onder druk door golfslag, maar lijken nu sneller te verdwijnen doordat ganzen de ribben vertrappen. Tabel 5.1. Periode waarin vertrapping en verslemping aan de orde kan zijn. activiteit / maand Jan Feb Mrt Apr Mei Jun Jul Aug Sep Okt Nov Dec vertrapping en verslemping Samenvatting Vertrapping heeft in algemene zin geen groot effect (afgemeten naar oppervlakte en natuurdoel), maar in laagveenmoerassen met legakkers kan vertrapping een serieus probleem worden met grote gevolgen (wegslaan van legakkers, toename erosie in resterend gebied). Bovendien noopt dit risico de beheerder tot het nemen van oeverbeschermende maatregelen.

28 22 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 5.2 Verspreiding van planten (zaden) en ongewervelden Literatuur Er zijn enkele studies die laten zien dat ganzen zaden en ongewervelden verspreiden (Buij et al. 2017). De omvang van dit effect is onbekend. Toth et al. (2016) concluderen dat de Grauwe gans en ander ganzensoorten een belangrijke rol kunnen spelen in de verspreiding van zaden in en tussen gebieden waar zij foerageren. De bijdrage van ganzen is echter lastig te scheiden van die van andere watervogelsoorten, die ook vector kunnen zijn. Onderzoek aan Wintertaling, Wilde eend en Meerkoet in Denemarken, Engeland en Frankrijk bijvoorbeeld wijst er op dat zij effectief waterorganismen verspreiden, namelijk zaden van helofyten, sporen van kranswieren en eieren van watervlooien (Charalambidou & Santamaría 2005). Ervaringen van terreinbeheerders In de Friese natuurgebieden helpen ganzen ongetwijfeld bij het verspreiden van zaden, plantendelen en ongewervelden maar hier is niets van bekend. Ook zijn er geen aanwijzingen dat dit een rol van betekenis is die nader dient te worden onderzocht. 5.3 Interacties op systeemniveau Grote aantallen ganzen zijn op systeemniveau van groot belang, al was het maar vanwege de enorme aantallen die in het ecosysteem aanwezig zijn en daarin een rol spelen als consument. Het zijn herbivoren ten voeten uit, en die effecten zijn hiervoor uitvoerig beschreven. Daarbuiten willen we twee aspecten noemen van een rol op systeemniveau, die weliswaar niet groot zijn, maar wel noemenswaardig. De toenemende aantallen ganzen in de zomerperiode vormen een voedselbron voor roofdieren. In elk geval de Vos en de Zeearend zijn mogelijke predatoren. De aantallen die gegeten worden hebben echter geen impact op de populatie. Het is interessant om na te gaan of bij een toename van deze predatoren, ook een gedrag van mijding onder ganzen gaat ontstaan. Dat zal op termijn moeten blijken. Een tweede fenomeen dat we willen noemen is de foerageerassociatie tussen ganzen en reigers. Reigers zowel Blauwe reigers en Grote zilverreigers blijven een voorkeur te hebben om te foerageren in grote groepen ganzen. De kans om succesvol op veldmuizen te jagen neemt dan toe, verdubbelt zelfs (Prop 2008). Dit fenomeen is veelvuldig in de Friese graslanden te zien. Ganzen dragen op deze wijze bij aan het foerageersucces van reigers en dempen de aantallen veldmuizen. Dat laatste effect is mogelijk een onderschatte rol van de ganzen, zeker in het licht van de klimaatveranderingen. De graslanden worden in de winter kort gehouden door de ganzen, terwijl veldmuizen juist een voorkeur hebben voor langere vegetaties (Wymenga et al. 2016).

29 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 23 Tabel 5.2. Overzicht van waargenomen effecten van ganzen in Friese natuurgebieden gebaseerd op gesprekken met de beheerders, situatie Gebied Effecten door begrazing Effecten door verstoring Effecten door guanotrofiëring Grote Wielen zomerganzen: algemeen geen negatief effect, begrazing van aangeplante rietkragen; winterganzen (slaapplaats) geen effect geen effect niet zichtbaar Bûtenfjild Zomerganzen: begrazing aan Krabbenscheer waargenomen geen effect niet zichtbaar Noard-Fryslân Bûtendyks Zomerganzen: geen effect; winterganzen: sterke begrazing voorjaar, mogelijk negatieve beïnvloeding van weidevogels geen effect geen effect Alde Feanen zomerganzen: sterke begrazing Riet. Winterganzen: sterke begrazing van lisdodde. Verstoring van broedende Zwarte sterns op vlotjes mogelijk Petgatten de Feanhoop Zomerganzen: begrazing waterplanten (Gele plomp) Geen effect mogelijk Kraanlannen Zomerganzen: begrazing riet Geen effect niet zichtbaar Lendevallei zomerganzen: positief, ganzen brengen variatie (mozaïek) aan in ruigere graslanden en rietlanden (aanvullend op begrazingbeheer); winterganzen: geen effect geen effect geen effect Easterskar zomerganzen: positief, ganzen brengen variatie (mozaïek) aan in ruigere graslanden en rietlanden (aanvullend op begrazingbeheer); winterganzen: geen effect geen effect geen effect Makkumerwaarden zomerganzen: geen effect, geen effect nvt Workurmerwaard Aldegeaster Brekken en Fluezen De Houtwiel Zwagermieden zomerganzen: geen effect; winterganzen: korte vegetatie in voorjaar mogelijk negatief voor weidevogels Mogelijk effect van Brandganzen in het voorjaar geen effect Zomerganzen: geen effect; winterganzen: geen effect geen effect geen effect zomerganzen: intense begrazing hooilanden, hier mogelijk effect botanische waarden (bloemrijk), laatste jaren graas van Liesgras april-juni; winterganzen: geen effect zomerganzen: tot op heden geen zichtbaar effect; winterganzen: flinke toename maar geen duidelijk effect geen effect op moerasvogels geen zichtbaar effect geen effect zichtbaar effect, sloten groeien dicht met o.m. moerashertshooi geen zichtbaar effect

30 24 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden Gebied Effecten door begrazing Effecten door verstoring Effecten door guanotrofiëring Jouswierpolder Klaarkampermeer Sneekermeer gebied winterganzen: geen negatief effect zomerganzen: recentelijk als broedgebied in gebruik, negatief effect op orchideeën in de hooilanden zomerganzen: mogelijk op waterplanten winterganzen: geen effect afname in Grutto's, wat is de rol van brandganzen in voorjaar? geen effect?? Onduidelijk Mogelijk effect op waterplanten (slechte ontwikkeling ondergedoken waterplanten) in geïsoleerde delen Wite en Swarte Brekken zomerganzen: mogelijk op waterplanten winterganzen: geen effect geen effect Mogelijk effect op waterplanten (slechte ontwikkeling ondergedoken waterplanten) Terkaplester puollen Winterganzen en zomerganzen: geen effect geen effect geen effect It Swin zomerganzen: mogelijk op waterplanten winterganzen: geen effect geen effect Mogelijk effect op waterplanten (slechte ontwikkeling ondergedoken waterplanten) Sondeler Leijen winterganzen en zomerganzen: geen effect geen effect geen effect Brandemar (N+Z) zomerganzen: lokaal sterke begrazing Riet en andere vegetatie, aantasting nestlocaties Purperreiger winterganzen: effect begrazing op legakkers verstoring van broedende Zwarte sterns op vlotjes mogelijk effect in geïsoleerde delen (Brandemar Noord) Rottige Meente zomerganzen: lokaal sterke begrazing Riet; winterganzen: effect begrazing op legakkers geen effect verandering van vegetatie door eutrofiering (legakkers en bepaalde veenmosrietlandjes) De Deelen zomerganzen: begrazing van land vegetatie, begrazing van drijvende waterplanten; winterganzen: effect begrazing op legakkers Verstoring van broedende Zwarte sterns op vlotjes, mogelijk verstoring van Grutto verandering van vegetatie door eutrofiering (legakkers en bepaalde veenmosrietlandjes) Vrieswijkpolder zomerganzen: vegetatie, waterplanten in kleinere deelgebieden winterganzen: geen effect geen effect verandering van vegetatie door eutrofiering (legakkers en bepaalde veenmosrietlandjes) Slúshoeke zomerganzen: vegetatie, waterplanten in kleinere deelgebieden winterganzen: effect begrazing op legakkers geen effect verandering van vegetatie door eutrofiering (legakkers en bepaalde veenmosrietlandjes) Duurswouderheide Zomerganzen: begrazing van vegetatie negatief winterganzen: nvt geen effect Vermesting langs de randen, vertroebeling van water. Wijnjeterper Skar Zomerganzen: begrazing van vegetatie negatief winterganzen: nvt geen effect Vermesting langs de randen, vertroebeling van water.

31 Foto 5.1 Ganzen rustend aan een oever van een waterpartij, foto Maaike Krol (A&W). A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 25

32 26 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 6 Beheermaatregelen in Friese natuurgebieden In Nederland, en zeker ook binnen natuurorganisaties, is er momentaal veel discussie over hoe om te gaan met effecten van ganzen op de natuur en de te nemen beheermaatregelen. Dat is ook passend bij een nieuw fenomeen, waarbij tegelijkertijd regelgeving en gewenst beheer elkaar in de weg kunnen staan. Vooralsnog worden de beheermaatregelen in Nederland genomen om landbouwschade zoveel mogelijk te reduceren (Melman et al. 2017). De vraag wordt gesteld of het noodzakelijk is om beheermaatregelen toe te passen tegen effecten van ganzen op natuurwaarden. In dit hoofdstuk worden beheermaatregelen besproken die tijdens de interviews aan bod zijn gekomen (tabel 6.1). Het betreft een beknopt overzicht van beheermaatregelen die in de Friese natuurgebieden genomen zijn en de ervaringen van de beheerders. Voor een uitgebreide bespreking van beheermaatregelen wordt verwezen naar bestaande literatuur (zie bijvoorbeeld: Van der Jeugd et al. 2006, Ganzen gereedschapskist 2013). In dit hoofdstuk stippen we de verschillende mogelijke maatregelen aan om een goed overzicht te geven van actuele ingrepen gericht op toenemende aantallen ganzen en al dan niet geconstateerde effecten in gebieden. Het is uitdrukkelijk niet de bedoeling van dit overzicht om uitputtend in te gaan op de effectiviteit van maatregelen of een voorkeur uit te spreken voor een bepaalde handeling. 6.1 Nestbehandeling In Nederland worden met wisselend succes verschillende methoden gebruikt om eieren van ganzen onklaar te maken. Het prikken van eieren wordt veelvuldig toegepast (Van der Jeugd et al. 2006). Het prikken van eieren zorgt er voor dat eieren niet meer uitkomen. Omdat de eieren in het nest blijven liggen worden ze bebroed en er wordt geen nieuw nest gebouwd. Het gevolg is dat de gans met behandeld legsel dat jaar geen nakomelingen produceert. De maatregel heeft alleen effect wanneer het overgrote deel van de nesten wordt gevonden en behandeld. Wegens terreinomstandigheden is dit voor sommige natuurgebieden lastig te realiseren. De maatregel is daarom het meest effectief bij kleine populaties en toegankelijke gebieden (zie details Ganzen gereedschapskist 2013). In bijna alle gebieden in Fryslân worden eieren van (Grauwe) ganzen geprikt (tabel 6.1) met als doel om de populatie en de landbouwschade te laten afnemen. Er is veel discussie over de effectiviteit van de maatregel zowel binnen de organisaties als tussen de organisaties. In een recentelijk onderzoek in een aantal terreinen van het Fryske Gea kon het effect van de maatregel niet worden aangetoond (zie details Kleefstra et al. 2015). Ondanks intensief onklaar maken van nesten in De Deelen in 2016 bleef het aantal jongen op het peil van voorgaande jaren (Kleefstra 2016), ongeacht de aard en omvang van beheeringrepen. De jongenproductie bleek wel te laag om de broedpopulatie in stand te houden, maar onduidelijk was welke factoren daarin sturend zijn. In de Friese natuurgebieden zijn de beheerders over het algemeen van mening dat prikken van eieren op de totale Friese populatie geen effect heeft, maar zij ervaren wel een lokaal effect. Dit is echter niet aangetoond. In veel gevallen wordt aangenomen dat het een remmend effect heeft op de populatiegroei. Daarnaast zien de meeste beheerders dat ganzen meer verspreid en verborgen gaan nestelen, zodat de nesten moeilijker te vinden zijn, wat vervolgens de effectiviteit verlaagt. De indruk bestaat dat ganzen zich verplaatsten naar locaties waar niet geprikt wordt, bijvoorbeeld gebieden in beheer van de provincie en/of gemeenten.

33 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 27 Tabel 6.1.Overzicht van ganzenbeheermaatregelen in Friese natuurgebieden; situatie Afgeleid uit vraaggesprekken met de beheerders van de betreffende natuurgebieden. Gebied Nestbehandeling Ruivangsten Verjaging/afschot Afrastering Vegetatiebeheer Grote Wielen sinds 2012 nee ja Bûtenfjild sinds 2012 nee Nee nee Nee Noard-Fryslân Bûtendyks nee nee nee nee ja Alde Feanen sinds 2010 Ja (1x) ja ja nee Petgatten De Feanhoop Kraanlannen 2010 nee nee nee nee 2010 nee Ja, koppelafschot nee nee Lendevallei sinds 2012 nee nee nee nee Easterskar sinds 2010 nee nee nee nee Makkumerwaarden sinds 2010 nee ja nee Workurmerwaard Sinds 2012 nee nee nee Aldegeaster Brekken en Fluezen (SBB deel) sinds 2012 nee nee nee nee De Houtwiel sinds 2016 nee in aangrenzend agrarisch gebied april-juni nee nee Zwagermieden Jouswier polder ja nee nee ja nee nee nee nee nee nee Klaarkampermeer nee nee nee nee nee Sneekermeer gebied Sinds 2007 Ja, Tjebbepolder koppelafschot vanaf nee nee nee 2015 Wite en Swarte Brekken Sinds 2009 Terkaplester puollen It Swin Sondeler Leijen Brandemar (N+Z) Rottige Meente De Deelen Vrieswijkpolder Slúshoeke Duurswouderheide Wijnjeterper Skar nee nee nee Ja, De Staten vanaf 2009 Sinds 2012 nee nee nee nee Sinds 2010 nee nee nee nee Sinds 2012 nee nee nee nee Ja (eiland purperreigers) Ja (jaarlijks)?? nee Ja (jaarlijks) nee nee?? Nee ( proef met Ca. 20 jaar geleden Ja, afschot van afrasteren om eenmalige proef met Ja (jaarlijks) koppelvormers in het ganzen binnen kort gras als foerageerweide voorjaar van 2016 de Deelen te nee houden Ja (jaarlijks) nee nee?? Ja (jaarlijks) nee nee?? nee nee nee nee nee nee nee Nee nee nee Nee nee nee nee

34 28 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden De prikintensiteit binnen de verschillende gebieden en organisaties in Fryslân verschilt sterk. Ook dit is bepalend voor de beeldvorming omtrent de nut en noodzaak van prikken. Er zijn gebieden/organisaties waar 1x wordt geprikt, niet wordt geprikt of zelfs 2-3 in het seizoen wordt geprikt. Deze intensiteit, dus hoe consequent de maatregel wordt uitgevoerd, is erg bepalend voor het eindresultaat volgens de beheerders. 6.2 Ruivangsten Ganzen maken na het broedseizoen een volledige vleugelrui door, zodat ze in deze periode niet kunnen vliegen. Niet-broedende ganzen ruien doorgaans iets eerder. De periode hangt af van de soort maar is doorgaans tussen half-mei tot met juli. Hoewel ruiende ganzen in de regel wat schuwer zijn is het relatief simpel om deze vogels bij elkaar te drijven en te vangen met behulp van netten en een fuik (zie voor details Van der Jeugd et al. 2006, Ganzen gereedschapskist 2013). Vervolgens is vergassing een efficiënte en relatief diervriendelijke manier om grote aantallen ganzen te doden. In het westen van Nederland wordt dit veelvuldig toegepast. De maatschappelijke reactie op deze manier van ganzenreductie verschilt in Nederland sterk tussen provincies en organisaties. In het verleden heeft deze methode tot zeer veel discussie geleidt, zo ook in Fryslân. In de Alde Feanen zijn in juni 2015 in de Jan Durkspolder (waarvan 66 jonge) Grauwe ganzen gevangen en vergast. Hoewel dit een groot deel van de (onvolwassen/adulte) vogels betrof die voorafgaand aan de vangactie waren waargenomen, werden een maand daarna weer onvolwassen/adulte vogels geteld. De betrokken vangactie lijkt nauwelijks effectief te zijn geweest (Kleefstra et al. 2015). Een aspect dat daarbij speelt is dat niet goed bekend is waar de groepen ruiers vandaan komen. Zijn het werkelijk alleen lokale vogels, of komen ze ook van elders. En waar komen de groepen vandaan die daarna weer worden gezien. De ruimtelijke interacties tussen gebieden maakt dat gebiedgerichte acties niet vaak een helder gebiedspecifiek effect hebben. 6.3 Afrastering Afrasteren van specifieke locaties met behulp van grof gaas (schapenraster) van ongeveer één meter hoog heeft als doel om vegetaties te beschermen tegen ganzenvraat maar kan ook worden ingezet met als doel populatieregulatie. In het laatste geval wordt er specifiek een scheiding aangebracht tussen broed- en foerageergebied. Afhankelijk van het gebied en aanvullende maatregelen kan dit een effectieve methode zijn (zie details Ganzen gereedschapskist 2013). De maatregel wordt steeds vaker ingezet om binnen natuurgebieden delen te beschermen tegen begrazing van ganzen. In veel gevallen gaat het om Riet. Bij natuurontwikkeling wordt deze maatregel steeds vaker geadviseerd, vooral bij aanplanten van Riet (Lukassen et al. 2017, OBN beheersadvies Dannemeer Groningen). In een aantal Friese natuurgebieden is ervaring opgedaan met het afrasteren van moerasbroedgebied dat grenst aan intensief beheerde graslanden waar ganzen in groot aantal grazen (De Deelen). Ook zijn op verschillende plaatsen al beheermaatregelen genomen in de vorm van afrastering om Riet te beschermen tegen ganzenbegrazing. Op een aantal plekken heeft dit tot het gewenste resultaat geleid en zijn de rietkragen hersteld. De afrastering lijk vooral effectief te zijn in combinatie met het verlagen van het waterpeil (zie foto op blz. 10) omdat ganzen doorgaans vanaf het water de rietkragen begrazen.

35 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden Afschot Afschot van dieren is van oudsher een van de meest toegepaste middelen om een populatie te reguleren. Bij ganzen en watervogels in het algemeen wordt deze methode veelvuldig toegepast, met name op landbouwgronden. Er is veel discussie over deze maatregel, zowel wat betreft de maatschappelijk draagvlak als de effectiviteit (zie o.a. Van der Jeugd et al. 2006, Melman et al. 2017). In Friese natuurgebieden wordt dit vooralsnog niet op grote schaal toegepast (tabel 6.1) voornamelijk omdat dit veel verstoring met zich mee brengt en niet wenselijk is in natuurgebieden. In een aantal gebieden van zowel It Fryske Gea als Staatbosbeheer (tabel 6.1) wordt als proef het schieten van koppelvormers toegepast. Koppelvomers zijn ganzen die zich afzonderen van de groep en zich nabij een potentieel broedgebied ophouden. Afschot van deze koppelvormers zorgt er voor dat deze ganzen geen nageslacht produceren. In het kader van nieuw provinciaal beleid (in 2017 nog niet in uitvoering) is het doel om verjaging met ondersteunend afschot van ganzen sterk op te voeren. Het ligt in de lijn der verwachting, dat daarbij ook steeds vaker in de directe omgeving van natuurgebieden wordt gewerkt. Dat kan leiden tot een lager gebruik van het natuurgebied door ganzen (als gevolg van verstoring in het natuurgebied), maar ook tot een toename van ganzen in natuurgebied (verstoring in de omgeving, waardoor ganzen de natuurgebieden opzoeken). 6.5 Vegetatiebeheer In het Zuidlaardermeer is het aantal broedende Grauwe ganzen beperkt en het broedresultaat is gering (mond. med. M. Krol). Dit zou veroorzaakt kunnen worden door het extensieve beheer van aangrenzend gebied; de jongenproductie wordt mogelijk hierdoor beperkt. Het is de vraag in hoeverre locale broedpopulaties - en daarmee effecten van de ganzen - beperkt kunnen worden door het realiseren van extensief beheerde bufferzones rond moerasgebieden.

36 30 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 7 Sturende factoren Effecten verschillen sterk van gebied tot gebied. Dit hangt samen met de functie van het gebied voor ganzen (broedgebied, foerageergebied, ruigebied, slaapplaats), met het peilbeheer in het moeras, natuurontwikkeling, invloed van vossen, gebruik en ganzenbeheer van/in de directe omgeving. Naast beheermaatregelen in hoofdstuk 6 worden daarom ook sturende factoren besproken die tijdens de interviews met de beheerders aan bod zijn gekomen en mogelijk een rol spelen bij het effect van ganzen in natuurgebieden. Het betreft hier geen compleet overzicht, omdat de focus van deze rapportage ligt op een inventarisatie van waargenomen en veronderstelde effecten van ganzen. 7.1 Waterpeil Het effect van ganzen in moerasgebieden hangt voor een belangrijk deel samen met het waterpeil en de bodemvruchtbaarheid (Kleijn et al. 2011d, van den Wyngaert et al. 2003). Met een laag zomerpeil en een hoog winterpeil kan in principe begrazing van Riet en andere helofyten gestuurd worden, omdat ganzen moerasvegetatie in ondiep water begrazen; valt een oeverzone droog, of is de waterdiepte groter dan ca. 50 cm dan wordt begrazing voorkomen (Vulink et al. 2010). Ruiconcentraties houden zich (in de maanden mei-juni) op in afgesloten waterrijke gebieden met Riet en ondiep water, met een diepte tot ca 50 cm. Dit geldt ook in de winter. In een deelgebied van De Alde Feanen hebben Grauwe ganzen de in ondiep water massaal opgekomen Grote lisdoddenvegetatie in de winter van 2016/2017 geconsumeerd (wortelstokken vormen een goede voedselbron in de winter). Dit kan voorkomen worden door in de winter het gebied droog te laten vallen. Dit is vanzelfsprekend alleen mogelijk in deelgebieden waar het waterpeil afzonderlijk van de boezem ingesteld kan worden. De ervaringen in verschillende deelgebieden in De Alde Feanen en ook elders met rietontwikkeling laten zien dat het sturen van waterpeil en ganzenvraat zeer nauw luistert (pers. med. W. Altenburg, project Booming Business). Enerzijds moet het peil bij de opkomst/uitgroei van Riet en andere helofyten laag zijn (zie hiervoor) maar tegelijkertijd dient inwaai en opkomst van wilgenzaad voorkomen te worden. De praktijk is dan ook, dat van gebied tot gebied de ontwikkeling van riet, wilgen e.d. nauwlettend in de gaten gehouden moet worden, en actief via waterbeheer of rasters gestuurd moet worden. 7.2 Natuurontwikkeling Natte natuurontwikkeling faciliteert het ganzen. Dat is op veel plaatsen aan de orde, deels in natuurgebieden deels in natte natuur die in het kader van ruimtelijke ontwikkeling ontstaat of doelbewust wordt aangelegd. Dat laatste gebeurt regelmatig (ook in Fryslân), omdat dit type natuur vanuit biodiversiteitsperspectief en doelen KRW wenselijk is. Grauwe ganzen hebben vaak maar een kleine oppervlakte als nestplaats nodig, indien eiwitrijk gras in de directe omgeving rijkelijk aanwezig is. Een fraai voorbeeld is de Klyndobbe, nabij De Houtwiel, in het Bûtefjild. In een zeer nat deel (2 ha) van dit recent aangelegde gebied ( ), gelegen naast een fietspad, broeden sinds 2016 enkele tientallen Grauwe ganzen, in de beschutting van hoge pitruspollen die in het water staan.

37 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 31 In veel laagveenmoerassen worden beheermaatregelen getroffen om jonge moerasstadia te stimuleren, die uitermate geschikt zijn als broedgebied voor ganzen. Dit geldt in het bijzonder voor de gebieden waar het beheer gericht is op rietontwikkeling. Dit is bij de beheerders een bron van zorg (zie ook hiervoor), niet alleen ten aanzien van de natuurwaarden van het gebied, maar ook omdat ze door de boeren worden aangesproken op het scheppen van broedgelegenheid voor ganzen en daarmee de populatiegroei stimuleren. Dit laatste speelt vooral als in de directe omgeving voedselrijke graslanden aanwezig zijn, waar ganzen met hun kuikens kunnen foerageren. 7.3 Effect van vossen In gebieden waar vossen actief zijn en toegang hebben tot potentieel broedhabitat vindt men doorgaans minder ganzen. Ganzen wijken dan uit naar andere gebieden of locaties die minder toegankelijk zijn voor vossen (legakkers, eilandjes etc.). De toegankelijkheid en/of het gebied aantrekkelijk maken voor vossen kan een goed inrichtingsmaatregel zijn tegen ganzen (Ganzen Gereedschapskist 2013). Dit betekent echter wel, dat ook andere grondbroeders met meer predatie worden geconfronteerd 1. Dit noopt tot een zorgvuldige afweging voor de beheerder. In de Friese natuurgebieden worden bij het prikken van ganzeneieren door beheerders regelmatig predatiesporen van vossen aangetroffen, zoals doodgebeten ganzen of aangevreten eieren. In een aantal gebieden lijkt de vos een sturende factor te zijn in de verspreiding en het aantal broedende Grauwe ganzen. It Swin, de Sondeler Leijen en de Samenvoeging lijkt de Vos de reproductie en de aantallen te beperken. Ook in de Grutte Wielen, Bouwepet, Alde Feanen, Easterskar en Lendevallei is er waarschijnlijk een rol voor de Vos weggelegd volgens de beheerders. Op de Makkumer Noardwaard nemen de broedparen sterk af, wat volgens de beheerders te maken heeft met de vestiging van een Vos. Ook in het Lauwersmeer speelt de Vos een rol bij predatie van nesten van Grauwe ganzen (N. Beemster, R. Kleefstra). In de Jan Durks polder hebben vossen in combinatie met ratten er waarschijnlijk voor gezorgd dat de kolonie Brandganzen is afgenomen en zich heeft verspreid over de Alde Feanen. In De Houtwiel is geen effect zichtbaar op het aantal broedende Grauwe ganzen, dat zich sterk uitbreidt. Hier kan een rol spelen dat in een groot deel van gebied water op het maaiveld staat in het broedseizoen, zodat ganzennesten moeilijker bereikbaar zijn dan op bijvoorbeeld de Makkumer Noordwaard. De aanwezigheid van Vossen kan ganzen er toe aanzetten in dieper water te gaan broeden, waar Vossen moeilijker uit de voeten kunnen. In gebieden met rietvegetaties in relatief diep water zou het effect van Vossen daarom geringer kunnen zijn. Al deze ervaringen en waarnemingen leveren geen duidelijk beeld op of de Vos een sturende rol kan spelen; de inrichting van het terrein en het waterpeil spelen daarin mee. Ganzen kunnen door hun aantrekkingskracht voor predatoren ook een indirect effect hebben op andere broedvogels. Tijdens de vraaggesprekken met beheerders is geopperd dat ganzennesten en/of -kuikens vossen (of andere predatoren) aantrekken, waardoor de predatiedruk op andere vogels wordt verhoogd. In de arctische gebieden ziet men dat broedende ganzen predatoren aantrekken, waardoor de kans op predatie van steltlopers hoger was dichterbij de ganzenkolonie (Lamarre et al. 2017). Het omgekeerde zou ook het geval kunnen zijn, omdat het aanbod aan ganzenkuikens toeneemt en predatoren zoals vossen andere broedvogels met rust laten. De beheerders plaatsen daarom ook kanttekeningen bij de aanwezigheid van vossen. De vraag wordt gesteld of het mogelijk is dat Grauwe ganzen vossen aantrekken en daardoor een indirect negatief effect heben op andere broedvogels (die ook predatiedruk ondervinden). 1 Een aantal jaren geleden werd bij inrichting van moerasgebieden vaak het tegenovergestelde gedaan, nl. gebieden ontoegankelijk maken voor de Vos, om het broedsucces van grondbroeders als eenden, Fazant, Roerdomp, Purperreiger en Bruine kiekendief te vergroten.

38 32 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 7.4 Geografische factoren: ligging, vorm en aangrenzende gebieden De laagveengebieden binnen Fryslân verschillen in potentie voor ganzen. De schaal van een gebied, de ligging ten opzichte van bijvoorbeeld agrarische landbouwgrond foerageergebied voor ganzen is mede bepalend voor de geschiktheid als broedgebied. Wanneer het aandeel open water t.a.v. het terrestrische deel relatief klein is zijn minder ganzen te verwachten en negatief te beoordelen randeffecten ook minder. Daar waar het aandeel open water juist relatief hoog (zoals Deelen en petgaten Rottige Meente) zijn meer ganzen te verwachten en zijn de randeffecten op het kleinere aandeel terrestrisch gebied groter (zoals legakkers). Ook wat betreft doorstroming/isolatie van water is er veel verschil in de gebieden. Dit heeft ook weer effect op de verblijftijd van het water en de (mogelijke) effecten van ontlasting op het systeem. Dit zou nader onderzocht moeten worden, omdat waarnemingen in het veld reden tot zorg geven. De beheerders investeren veel tijd en energie in beheermaatregelen met betrekking tot zomerganzen (zie tabel 6.1). De beheerders hebben de indruk dat op een aantal locaties de ganzen zich verplaatsten om te broeden in omringende gebieden waar geen actief ganzenbeheer plaatsvindt. Uiteindelijk komen deze ganzen wel ruien in de Friese natuurgebieden (dit zijn veelal gebieden in het beheer van provincie en gemeenten), waarbij negatieve effecten op kunnen treden. 7.5 Recreatie Actieve recreatie in natuurgebieden brengt in alle gevallen een zekere verstoring met zich mee, en daardoor hebben recreatieve activiteiten een zekere invloed op het gedrag van vogels. Dat geldt ook voor ganzen. Vooral wandelrecreatie, al dan niet met (aangelijnde) honden kan een factor zijn bij de keuze waar ganzen zich als broedvogels vestigen, of welke gebieden ze meer of minder frequent bezoeken als foerageergebied. Vaarrecreatie kan een rol spelen bij de keuzen voor de geschiktheid als ruigebied.

39 A&W-rapport 2335 Effecten van ganzen in Friese natuurgebieden 33 8 Synthese en conclusies In de hoofdstukken 2 t/m 5 is door middel van een literatuurstudie een overzicht gegeven van effecten van ganzen in natuurgebieden in binnen- en buitenland en is er een eerste verkenning gedaan naar de effecten in de Friese natuur op basis van interviews met beheerders. In hoofdstuk 6 en 7 zijn beheermaatregelen en sturende factoren kort besproken. Deze effecten en interventies zijn in figuur 8.1. schematisch samengevat. In deze afsluitende synthese maken we een dwarsdoorsnede van veldervaringen en door middel van onderzoek onderbouwde kennis en informatie. We doen dat aan de hand van een aantal vragen. Dit rapport wordt afgesloten met een aantal conclusies. Figuur 8.1. Schematisch overzicht van sturende factoren, (mogelijke of uitgevoerde) beheeractiviteiten (rood: negatief, groen: positief) en effecten (oranje: aanwezig, groen: afwezig in specifiek maand) met betrekking tot ganzen in natuurgebieden. Effecten van ganzen zijn qua tijd in het jaar samenvattend, zie details aan het einde van de hoofdstukken over effecten. Bron ganzen tekening: Jos Zwarts.

Vogels en vraat in eutrofe rietmoerassen. Ruud P.B. Foppen

Vogels en vraat in eutrofe rietmoerassen. Ruud P.B. Foppen Vogels en vraat in eutrofe rietmoerassen Ruud P.B. Foppen Begrazing moeras en vogels????? Begrazing door wat? - Grote herbivoren (koeien, paarden, herten) - Vogels (ganzen, zwanen) - Evertebraten Vogels

Nadere informatie

Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156

Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156 Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156 in opdracht van Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2015 A&W-rapport 2156 N. Beemster Foto Voorplaat Het optimale

Nadere informatie

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN Samenvatting INTRODUCTIE Een groot deel van het landoppervlak op aarde is bedekt met graslanden en deze worden doorgaans door zowel inheemse diersoorten als door vee begraasd. Dit leidt vaak tot een zeer

Nadere informatie

Wetland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Wetland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Moeras met Lisdodde in de Krimpenerwaard Wetland Wetland is een mozaïek van open water, drijvende waterplanten, planten die met hun voeten in het water staan, riet dat in het water

Nadere informatie

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen.

De inrichting en het beheer van de kwelders sluit aan bij het Kwelderherstelprogramma Groningen. Beschrijving kwelderherstelmaatregelen 1 1.1 Inleiding Aan de noordkust van Groningen heeft Groningen Seaports, mede ten behoeve van RWE, circa 24 ha. kwelders aangekocht. Door aankoop van de kwelders

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving

Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving Natura 2000 gebied 10 Oudegaasterbrekken, Fluessen en omgeving (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Status: Site code: Beschermd natuurmonument: Beheerder: Provincie: Gemeente: Oppervlakte:

Nadere informatie

WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD.

WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD. WERKPROTOCOLLEN VOOR WERKZAAMHEDEN IN HET KADER VAN BESTENDIG BEHEER EN ONDERHOUD. In onderstaande werkprotocollen geeft de tabel aan waneer de werkzaamheden kunnen worden uitgevoerd. In de tabel wordt

Nadere informatie

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment

Greppel plas dras op Texel. Resultaten van een driejarig experiment Greppel plas dras op Texel Resultaten van een driejarig experiment ANLV De Lieuw Texel Siebold van Breukelen September 2015 ANLV De Lieuw Texel - Ottersaat 5-1792 CC Oudeschild - tel 0222 314072 -E mail

Nadere informatie

De kern ligt bij plasdras

De kern ligt bij plasdras 7-3-2014 Inleiding presentatie Weidevogelbeheer Vereniging Noardlike Fryske Wâlden Weidevogelaantallen 2009-2012 Plasdras voor meer weidevogels Netwerken voor vitale populaties De kern ligt bij plasdras

Nadere informatie

Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W

Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W Tegast in een vervreemd landschap? Eddy Wymenga, A&W planologisch Hoog dynamische gebieden Stedelijk gebied, infrastructuur, economische zones, ontwikkelzones voor bedrijventerreinen, transportzones Laag

Nadere informatie

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen

Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Attie F. Bos Pim Vugteveen Rijksuniversiteit Groningen Wetenschapswinkel Biologie Rapport 67 Kraaiachtigen een bedreiging voor weidevogels? Een literatuuronderzoek naar de rol van kraaiachtigen als predator en de invloed daarvan

Nadere informatie

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen

Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Symposium Op reis op de Boschplaat, 30 mei 2017 Over (broed)vogels in veranderende landschappen Kees Koffijberg Sovon Vogelonderzoek Nederland 2 / 23 Boschplaat op reis, 30.05.2017 Vogels zijn belangrijke

Nadere informatie

EemlandE. Weidevogelland

EemlandE. Weidevogelland EemlandE Weidevogelland Completering Natuurgebied 2001 1 Samen het verschil maken Robuust Uitgifte Gronden NM u Onder voorwaarden u Aan lokale agrariërs u Deelname agrarisch natuurbeheer op bedrijf u Op

Nadere informatie

Op zoek naar het Porseleinhoen. Handreikingen voor inrichting en beheer

Op zoek naar het Porseleinhoen. Handreikingen voor inrichting en beheer Op zoek naar het Porseleinhoen Handreikingen voor inrichting en beheer Een duistere ontmoeting. Huidige Verspreiding (max per atlasblok, bron Sovon) Porseleinhoen A&W 31 januari 2015 Trend en aantal in

Nadere informatie

Zijn moerasvogels te beheren? Jan van der Winden

Zijn moerasvogels te beheren? Jan van der Winden Zijn moerasvogels te beheren? Jan van der Winden Terug naar Nederland Nederland, moerassenland Tegenwoordig ongeveer 45.000 hectare moeras aanwezig, waarvan de helft verlandingstypen waar typische

Nadere informatie

Minder schade en minder dode ganzen, kan dat?

Minder schade en minder dode ganzen, kan dat? Minder schade en minder dode ganzen, kan dat? De Friese ganzenaanpak vanuit het perspectief van It Fryske Gea Chris Bakker, feb. 2016 Faunabeheer bij It Fryske Gea 5 legitieme redenen Grote landbouw- of

Nadere informatie

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2

Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Inrichtingsplan verbindingszone Weerribben-Wieden Deelgebied Noordmanen, versie 1.2 Dit inrichtingsplan is een schets van de door Staatsbosbeheer wenselijk geachte situatie voor de verbindingszone tussen

Nadere informatie

Provincie Overijssel. Postbus GB Zwolle. 20 oktober Aanlegwerkzaamheden Reevediep. Geachte heer Otten,

Provincie Overijssel. Postbus GB Zwolle. 20 oktober Aanlegwerkzaamheden Reevediep. Geachte heer Otten, Provincie Overijssel heer A.J.H. Otten Postbus 10078 8000 GB Zwolle 20 oktober 2017 Aanlegwerkzaamheden Reevediep Geachte heer Otten, Op de hoek van het Reevediep en het Drontermeer worden een rieteiland

Nadere informatie

Agrarisch Natuurbeheer: wat kost het, wat levert het op, hoe kan het beter? David Kleijn

Agrarisch Natuurbeheer: wat kost het, wat levert het op, hoe kan het beter? David Kleijn Agrarisch Natuurbeheer: wat kost het, wat levert het op, hoe kan het beter? David Kleijn Landbouwgebied Productie van voedsel en grondstoffen Natuur op boerenland Intensivering van landbouw Agrarisch natuurbeheer

Nadere informatie

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting

Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Beheerplan bijzondere natuurwaarden Broekvelden, Vettenbroek & Polder Stein Samenvatting Samenvatting van het beheerplan 2012-2017 een bijdrage aan het Europese programma Natura 2000 Het beheerplan is

Nadere informatie

It Eibertshiem Jaarverslag

It Eibertshiem Jaarverslag 1980-2015 > Al meer dan 35 jaar! En je weet niet wat je ziet, we doen tegenwoordig ook in RIET. It Eibertshiem Jaarverslag WWW.Ooievaars.nl of Facebook Ooievaars.nl H.Folkertsma, april 2016. 2015 Jubileum.

Nadere informatie

Koppel kuifeenden. Kuifeenden

Koppel kuifeenden. Kuifeenden 42 Ecologie en natuurfuncties Het IJsselmeergebied is een uniek natuurgebied van (inter-)nationale betekenis. Het is een van de zee afgesloten, benedenstrooms gelegen, zoet laaglandmeer met een relatief

Nadere informatie

Natuurontwikkeling op de de Volgermeerpolder (2012)

Natuurontwikkeling op de de Volgermeerpolder (2012) Natuurontwikkeling op de de Volgermeerpolder (2012) Presentatie voor het Burgerkomitee en bewoners Piet-Jan Westendorp (ecoloog, ACV) 29 november 2012 Inhoud Organisatie Beheer en monitoring natuurontwikkeling

Nadere informatie

Moerasvogels, rietvogels, rietbeheer en vloedvlaktesoorten

Moerasvogels, rietvogels, rietbeheer en vloedvlaktesoorten Moerasvogels, rietvogels, rietbeheer en vloedvlaktesoorten Verslag Veldwerkplaats Laagveen & zeeklei en Rivierenlandschap Tetjehorn, 23 april 2009 Inleiders: Jan van der Winden en Rogier Verbeek (Bureau

Nadere informatie

Rietvogels en beheer noordelijke randmeren

Rietvogels en beheer noordelijke randmeren Inhoud Aanpak onderzoek Soortbesprekingen deel I Roerdomp Purperreiger Snor Rietzanger Soortbesprekingen deel II Grote Karekiet Aanpak onderzoek - gegevensverwerking Bronnen Topografische kaart Luchtfoto

Nadere informatie

13.3 Meerkoet (Fulica atra)

13.3 Meerkoet (Fulica atra) 13.3 Meerkoet (Fulica atra) 1 Samenvatting Aantal en verspreiding Landelijk is het aantal broedvogels vanaf 199 niet significant veranderd, over de laatste 1 jaren is een significante afname van

Nadere informatie

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer:

Dossiernummer: 23-10-2013 Projectnummer: Bijlagen bij verordening subsidies natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen 2014: 1. Inrichtingseisen natuurvriendelijke oevers en vispaaiplaatsen; 2. Richtlijnen voor natuurvriendelijk onderhoud.

Nadere informatie

Begrazing van natuurgebieden

Begrazing van natuurgebieden Begrazing van natuurgebieden Jan Van Uytvanck Knokke 07/12/2017 Thema s 1. Grote grazers in natuurbehoud en beheer 2. Begrazing in de duinen en het Zwin 3. Begrazingsonderzoek Grote herbivoren in natuurbehoud

Nadere informatie

Natuur in het Friese veengebied van de toekomst. Eddy Wymenga, Marion Brongers, Wibe Altenburg Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek

Natuur in het Friese veengebied van de toekomst. Eddy Wymenga, Marion Brongers, Wibe Altenburg Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek Natuur in het Friese veengebied van de toekomst Eddy Wymenga, Marion Brongers, Wibe Altenburg Altenburg & Wymenga ecologisch onderzoek Friese veenweidegebied KLEI ZAND 26 mei 2016 Biologiysk Wurkferbân

Nadere informatie

Ruimte voor vogels Samenvatting van het beheerplan Leekstermeergebied. Concept

Ruimte voor vogels Samenvatting van het beheerplan Leekstermeergebied. Concept Ruimte voor vogels Samenvatting van het beheerplan Leekstermeergebied Concept a Ruimte voor vogels Samenvatting van het beheerplan Leekstermeergebied Colofon Deze samenvatting is een uitgave van de provincie

Nadere informatie

Ervaringen met begrazing in de Noordwaard

Ervaringen met begrazing in de Noordwaard Ervaringen met begrazing in de Noordwaard Beheer met grazers in een zoetwatergetijdengebied Theo Boudewijn (Bureau Waardenburg) Lijn van het verhaal: Doelstelling gebied Opzet van het beheer Ontwikkelingen

Nadere informatie

Hoe kunt u meedoen? Help

Hoe kunt u meedoen? Help Agrariërs Weidevogelwerkgroepen snest Gemeenten Weidevogelwerkgroep Binnenveld-Oost, Weidevogelwerkgroep Binnenveld-West, de initiatiefnemers van het Weidevogelplan WERV-gemeenten Wageningen, Ede, Rhenen

Nadere informatie

Maatschappelijke kosten en baten van overwinterende ganzen. Ralph Buij, Wageningen Environmental Research, 19 mei 2017

Maatschappelijke kosten en baten van overwinterende ganzen. Ralph Buij, Wageningen Environmental Research, 19 mei 2017 Maatschappelijke kosten en baten van overwinterende ganzen Ralph Buij, Wageningen Environmental Research, 19 mei 2017 Van ecosysteemfuncties naar ecosysteemdiensten Ecosysteem functies: ecologische functies

Nadere informatie

Verdiepen van het Achterwaterschap i.c.m. realisatie natuurdoelen in de Hoge Boezem van de Overwaard bij Kinderdijk

Verdiepen van het Achterwaterschap i.c.m. realisatie natuurdoelen in de Hoge Boezem van de Overwaard bij Kinderdijk Status: versie 27-01-2016 Verdiepen van het Achterwaterschap i.c.m. realisatie natuurdoelen in de Hoge Boezem van de Overwaard bij Kinderdijk Nota van Beantwoording zienswijzen en ambtshalve wijzigingen

Nadere informatie

Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG TE VOORHOUT

Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG TE VOORHOUT Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG 75-77 TE VOORHOUT Eindrapport HUISMUSSEN TER PLAATSE VAN EN DIRECT ROND JACOBA VAN BEIERENWEG 75-77 TE VOORHOUT rapportnr. 2017.2529

Nadere informatie

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg

Resultaten telling slaapplaats grutto en andere vogelsoorten 't Broek, Waardenburg NOTITIE Bosch & Van Rijn A. Schipper Groenmarkstraat 56 3521 AV Utrecht DATUM: 8 mei 2017 ONS KENMERK: 17.02976/RogVe UW KENMERK: gunning per email dd 6 februari 2017 AUTEUR: PROJECTLEIDER: STATUS: CONTROLE:

Nadere informatie

Ganzen populaties en beheer. Julia Stahl Berend Voslamber

Ganzen populaties en beheer. Julia Stahl Berend Voslamber Ganzen populaties en beheer Julia Stahl Berend Voslamber Monitoring van vogels Wetenschappelijk onderzoek Meetnetten Watervogels Broedvogels Kolonievogels Slaapplaatstellingen Coördinatie van vrijwilligers

Nadere informatie

Aantal gevonden legsels in 2008

Aantal gevonden legsels in 2008 10 1 Broedpaaraantallen 2. Reproductie Na terugkomst van weidevogels in hun broedgebied vormen zich paren en kiezen de vogels een plek om te gaan broeden: de vestiging. Daarna komen twee belangrijke reproductiefasen:

Nadere informatie

A&W-rapport 1504 Passende beoordeling Natuurboulevard 1 2 A&W-rapport 1504 Passende beoordeling Natuurboulevard 3 4 A&W-rapport 1504 Passende beoordeling Natuurboulevard 5 6 A&W-rapport 1504 Passende beoordeling

Nadere informatie

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve Rapportage natuurbeheer Weidevogels Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve 2016 1 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Weidevogels... 5 2.a.

Nadere informatie

Documentnummer AMMD ( )

Documentnummer AMMD ( ) Bijlagenboek 8.4 MEMO Kopie aan x Van x Onderwerp Telgegevens niet-broedvogels Documentnummer AMMD-002853 (17.117038) Datum 6-7-2017 Methoden voor het bepalen van de aantallen watervogels langs de dijk

Nadere informatie

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM

QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM QUICKSCAN EDESEWEG 51 WEKEROM Colofon Opdrachtgever: Tulp-Bijl B.V. Titel: Quickscan Edeseweg 51 Wekerom Status: Definitief Datum: Februari 2013 Auteur(s): Ir. M. van Os Foto s: M. van Os Kaartmateriaal:

Nadere informatie

Helofytenverjonging, verlanding en ganzenvraat in laagveenplassen

Helofytenverjonging, verlanding en ganzenvraat in laagveenplassen Helofytenverjonging, verlanding en ganzenvraat in laagveenplassen Verslag veldwerkplaats Laagveen- en zeekleilandschap Loosdrecht, 26 augustus 2009 Inleiders: Jos Verhoeven (Universiteit Utrecht), Liesbeth

Nadere informatie

Noodplan grote karekiet in de Noordelijke Randmeren

Noodplan grote karekiet in de Noordelijke Randmeren Noodplan grote karekiet in de Noordelijke Randmeren Unieke samenwerking resulteert in een reddingsplan 1. Een noodplan voor realisatie van grote karekieten hotspots Dankzij een unieke samenwerking tussen

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder

Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder Natura 2000 gebied 90 Wormer- en Jisperveld & Kalverpolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL2003054 + NL9802058

Nadere informatie

Verlanding een handje helpen gaat het dan vlotter?

Verlanding een handje helpen gaat het dan vlotter? Verlanding een handje helpen gaat het dan vlotter? Jeroen Geurts, Roos Loeb, Liesbeth Bakker, Jasper van Belle, José van Diggelen, Gijs van Dijk, Johan Loermans, Winnie Rip en vele anderen BIOGEOCHEMICAL

Nadere informatie

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen

Drasland. Groot Wilnis-Vinkeveen Groot Wilnis-Vinkeveen Drasland in de Zouweboezem, provincie Zuid-Holland Bron: provincie Utrecht Drasland Drasland is niet bemest kruidenrijk hooiland dat maximaal 30 cm boven het oppervlaktewaterpeil

Nadere informatie

Struinen door De Stille Kern

Struinen door De Stille Kern 58 Horsterwold Struinen door De Stille Kern Een 900 hectare groot natuurgebied waar natuurlijke processen volop de ruimte krijgen. Het gebied wordt begraasd door een kudde konikpaarden, die zorgen voor

Nadere informatie

Bermenplan Assen. Definitief

Bermenplan Assen. Definitief Definitief Opdrachtgever: Opdrachtgever: Gemeente Assen Gemeente Mevrouw Assen ing. M. van Lommel Mevrouw M. Postbus van Lommel 30018 Noordersingel 940033 RA Assen 9401 JW T Assen 0592-366911 F 0592-366595

Nadere informatie

De burger wil best betalen voor veenweidenatuur

De burger wil best betalen voor veenweidenatuur De burger wil best betalen voor veenweidenatuur Huidige situatie: tamelijk eenvormige weinig soortenrijke polder. Foto: Lex Broere V eenweidegebieden hebben unieke natuurwaarden en zijn vanuit internationaal

Nadere informatie

Moerasontwikkeling op voedselrijke grond

Moerasontwikkeling op voedselrijke grond Moerasontwikkeling op voedselrijke grond Verslag veldwerkplaats Laagveen- en zeekleilandschap Biddinghuizen, 25 november 2009 Inleiders: Mennobart van Eerden (Rijkswaterstaat) en Ruben Kluit (Natuurmonumenten)

Nadere informatie

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen Hartelijk welkom Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen Programma Opening Opzet en doel van deze avond Even terug kijken Hoe staat het met de Programmatische Aanpak Stikstof Korte samenvatting

Nadere informatie

Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost

Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost Particulier Natuurbeheer bloemrijk grasland in Groot Mijdrecht Noord-Oost De laatste jaren heeft de provincie in Groot Mijdrecht Noord-Oost gronden aangekocht voor de ontwikkeling van natuur. Natuurmonumenten

Nadere informatie

Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) V (2012) O.H. Brandsma

Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) V (2012) O.H. Brandsma Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) V (2012) O.H. Brandsma 2 Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) V (2012) Drs. O.H. Brandsma

Nadere informatie

Spiegelplas en Ankeveense plassen

Spiegelplas en Ankeveense plassen Spiegelplas en Ankeveense plassen Stand van de natuur en herstelmaatregelen Gerard ter Heerdt Bart Specken Jasper Stroom Floor Speet Winnie Rip Een tienminuten gesprek. Hoe staan onze kinderen er voor?

Nadere informatie

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen

Bescherming Weidevogels Zuid-Holland Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Bescherming Weidevogels Zuid-Holland 2018 Versterken, ondersteunen en stimuleren van vrijwilligerswerk in het groen Dit jaarverslag is tot stand gekomen in samenwerking met 17 actieve weidevogelgroepen

Nadere informatie

Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) III (2010) O.H. Brandsma

Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) III (2010) O.H. Brandsma Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) III (2010) O.H. Brandsma 2 Broedende en overzomerende ganzen in en rondom de Hoogwaterzone (De Wieden) III (2010) Drs. O.H. Brandsma

Nadere informatie

2013 wordt het jaar van de Patrijs.

2013 wordt het jaar van de Patrijs. 2013 wordt het jaar van de Patrijs. 1 Waarom? De soort kwam vroeger in grote aantallen voor in NL; er werd zelfs op gejaagd (en in sommige landen nog steeds) Bijna iedereen heeft de vogel wel eens gezien

Nadere informatie

Wat bepaalt de groei van ganzenpopulaties?

Wat bepaalt de groei van ganzenpopulaties? Wat bepaalt de groei van ganzenpopulaties? Henk van der Jeugd Vogeltrekstation Dutch Centre for Avian Migration and Demography NIOO-KNAW Centre for Avian Population Studies CAPS An embarrassment of riches:

Nadere informatie

Ecologische beoordeling bestemmingsplanwijziging van een landbouwperceel bij De Falom

Ecologische beoordeling bestemmingsplanwijziging van een landbouwperceel bij De Falom Ecologische beoordeling bestemmingsplanwijziging van een landbouwperceel bij De Falom Opdrachtgever Referentie Projectbureau de Centrale As Heijden, E. van der 2017. Ecologische beoordeling bestemmingsplanwijziging

Nadere informatie

Wat valt er te kiezen?

Wat valt er te kiezen? Marijn Nijssen Effecten van duinbegrazing op faunadiversiteit Begrazing Wat valt er te kiezen? Effecten van duinbegrazing op faunadiversiteit Wat valt er te kiezen? Marijn Nijssen Bart Wouters Herman van

Nadere informatie

Julia Stahl. Ganzen populaties en beheer

Julia Stahl. Ganzen populaties en beheer Julia Stahl Ganzen populaties en beheer Factoren populatiedynamiek Trends broedpopulaties NL 2012 2014 Sovon (~) KNJV Kolgans 6.100 7.000 Grauwe Gans 439.000 450.000 Soepgans 10.500? Canadese Gans 31.000

Nadere informatie

Enquête waterplanten en sportvisserij

Enquête waterplanten en sportvisserij Sportvisserij Nederland Leijenseweg 115, 37 AD Bilthoven T. -584 www.sportvisserijnederland.nl Rapport (exclusief bijlagen) Enquête waterplanten en sportvisserij Omvang van het probleem en probleemlocaties

Nadere informatie

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard

Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Bijlage 3: Notitie Aanvullend onderzoek vissen wijzigingsplannen N359, knooppunten Winsum, Húns-Leons en Hilaard Notitie aanvullend onderzoek vissen - aanpassingen kruisingen N359 De provincie Fryslân

Nadere informatie

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht

Nota van Beantwoording Zienswijzen. Ontwerpbestemmingsplan. Ruimte voor de Grecht Nota van Beantwoording Zienswijzen Ontwerpbestemmingsplan Ruimte voor de Grecht DSPDF_1CB_31313139393036373432.doc Afdeling Ruimtelijke ontwikkeling vakgroep Ruimtelijke ordening Mei 2013 Gemeente Woerden,

Nadere informatie

7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis)

7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis) 7.1 Grote Canadese gans (Branta canadensis canadensis) 1. Status De Canadese gans is een landelijk vrijgestelde soort van de verboden bedoeld in artikel 3.1 van de Wet Natuurbescherming. Zoals in paragraaf

Nadere informatie

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze

akkerbouw. Meest verbouwde gewassen zijn granen (vooral wintertarwe), aardappels, suikerbieten en uien. Bij het selecteren van de bedrijven voor deze Samenvatting Intensivering van de landbouw heeft ertoe geleid dat populaties van boerenlandvogels sterk zijn afgenomen sinds de jaren 60. Ooit veelvoorkomende soorten als patrijs (Perdix perdix) veldleeuwerik

Nadere informatie

Het belang van kruidenrijk grasland voor de Grutto Grutto-onderzoek Rijksuniversiteit Groningen

Het belang van kruidenrijk grasland voor de Grutto Grutto-onderzoek Rijksuniversiteit Groningen Het belang van kruidenrijk grasland voor de Grutto Grutto-onderzoek Rijksuniversiteit Groningen Krijn Trimbos Projectleider weidevogelbeheer Landschap Noord Holland Langjarig Demografisch Onderzoek = Burgerlijke

Nadere informatie

Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries,

Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries, Zijn effecten van begrazing te voorspellen? Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries, Ingo Jansen,

Nadere informatie

Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning

Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk Pannerden [R SIH-evp-V03-NL] ten behoeve van de beoordeling voor een NB-wet vergunning Notitie Contactpersoon Hanneke Oudega (telefoon: +31 65 46 80 79 5 / email: hanneke.oudega@tauw.nl) Datum 21 februari 2012 Kenmerk N002-4798963OJT-evp-V03-NL Aanvulling op de effectbeoordeling Regelwerk

Nadere informatie

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven

Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek in verband met de dijkversterking bij Schoonhoven Opdrachtgever Referentie Waterschap Rivierenland Meijer, K. 2014. Rapportage biotoopinschatting en veldonderzoek

Nadere informatie

Een ongenode gast: Amerikaanse rivierkreeft

Een ongenode gast: Amerikaanse rivierkreeft Amerikaanse rivierkreeft Een ongenode gast: Opzet workshop Een ongenode gast: Inleiding (Fabrice Ottburg; WUR) Nader inzoomen op een aantal projecten (Winnie Rip; Waternet) Praktijk ervaring aanpak (Jouke

Nadere informatie

Landschapsecologische visie op natuurontwikkeling bij vernatting van de Polder Zegveld

Landschapsecologische visie op natuurontwikkeling bij vernatting van de Polder Zegveld Touch Table Workshop Waarheen met het Veen? 11 december 2007 Landschapsecologische visie op natuurontwikkeling bij vernatting van de Polder Zegveld B.P. van de Riet A. Barendregt J.T.A. Verhoeven Middels

Nadere informatie

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus)

8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 8.5 Zilvermeeuw (Larus argentatus) 1. Status De zilvermeeuw is een vogelsoort als bedoeld in artikel 3.1, eerste lid, Wnb, waarvoor een provinciale vrijstelling geldt. Deze vrijstelling betreft (op basis

Nadere informatie

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer

Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer Informatiebijeenkomst concept-beheerplan Natura 2000 Lauwersmeer 1 Programma Welkom door Douwe Hollenga, voorzitter van de stuurgroep - Wat is Natura 2000 - Waar staan we: wat is geweest en wat komt Toelichting

Nadere informatie

GREIDHOEKE EN LYTSE BOUHOEKE

GREIDHOEKE EN LYTSE BOUHOEKE GREIDHOEKE EN LYTSE BOUHOEKE Broedvogelinventarisatie 2017 1 Trots op ons weidevogellandschap De grutto is uitgeroepen tot onze nationale vogel en als Kening fan e Greide onlosmakelijk verbonden met Fryslân.

Nadere informatie

GANZEN IN NEDERLAND OVERZOMERENDE GANZEN

GANZEN IN NEDERLAND OVERZOMERENDE GANZEN GANZEN IN NEDERLAND Nederland is met zijn laaggelegen graslanden, veel water en zachte winters een ideaal gebied voor vele ganzensoorten. Veel ganzen die Nederland aandoen zijn afkomstig uit het hoge noorden;

Nadere informatie

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk

Notitie. Referentienummer Datum Kenmerk november Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 254564 13 november 2014 254564 Betreft Notitie actualisatie natuuronderzoek Willevenstraat te Schaijk 1 Aanleiding en doel De ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor

Nadere informatie

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008

Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, september 2008 Monitoren van klein zeegras, Oosterschelde, 25-26 september 2008 - Wim Giesen, 2 oktober 2008 25-26 september is een bezoek gebracht aan de mitigatielocaties op Tholen (Dortsman Noord en Krabbenkreek Zuid),

Nadere informatie

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder

Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder Natura 2000 gebied 89 - Eilandspolder (Zie leeswijzer) Kenschets Natura 2000 Landschap: Meren en moerassen Status: Habitatrichtlijn + Vogelrichtlijn Site code: NL3004002 + NL4000056 Beschermd natuurmonument:

Nadere informatie

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater

De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater De functie van het Balgzand als hoogwatervluchtplaats voor wadvogels II. aantallen vogels en hun verspreiding tijdens hoogwater Rapportage van onderzoek In opdracht van Rijkswaterstaat Directie Noord-Holland

Nadere informatie

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland

Ontwikkeling en beheer van natuurgraslanden in Utrecht: Kruiden- en faunarijk grasland Provincie Utrecht, afdeling FLO, team NEL, 5 februari 2015 is het basis-natuurgrasland. Het kan overal voorkomen op alle grondsoorten en bij alle grondwaterstanden, maar ziet er dan wel steeds anders uit.

Nadere informatie

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve

Rapportage natuurbeheer. Weidevogels. Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve Rapportage natuurbeheer Weidevogels Stichting Agrarische Bedrijven Spaarnwoude (SAS) Melkveebedrijf de Ettingen Zoogkoeienbedrijf de Koningshoeve 2015 1 Inhoud 1. Inleiding... 3 2. Weidevogels... 5 2.a.

Nadere informatie

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn

Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Ecologische verbindingszone Omval - Kolhorn Watertoets Definitief Provincie Noord Holland Grontmij Nederland B.V. Alkmaar, 11 december 2009 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 4 2 Inrichting watersysteem...

Nadere informatie

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel

Quick scan ecologie. Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Quick scan ecologie Mientweg 5 & 29 te Lutjewinkel Samenvatting Inhoud H 01 Aanleiding Voor de Mientweg 5 en Mientweg 29 te Lutjewinkel wordt een ruimtelijke ontwikkeling voorbereidt. Het gaat om de ontwikkeling

Nadere informatie

Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2016 A&W-rapport 2243

Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2016 A&W-rapport 2243 Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2016 A&W-rapport 2243 in opdracht van Foeragerende kiekendieven nabij de Lage Knarsluis in 2016 A&W-rapport 2243 N. Beemster Foto Voorplaat Het foerageergebied

Nadere informatie

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis

Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis 3 april 2014 Zoon ecologie Colofon Titel Quickscan natuur Besto terrein Zwartsluis Opdrachtgever mro Uitvoerder ZOON ECOLOGIE Auteur C.P.M. Zoon Datum 3 april

Nadere informatie

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats

Notitie Flora en faunawet bestemmingsplan Centrum Best; Locatie ten noorden van begraafplaats Ecologica BV Rondven 22 6026 PX Maarheeze 0495-46 20 70 0495-46 20 79 info@ecologica.eu www.ecologica.eu Gemeente Best T.a.v. dhr. P. van den Broek Raadhuisplein 1 Postbus 50 5680 AB Best Datum: 2 april

Nadere informatie

Weidevogelbeheer 2016

Weidevogelbeheer 2016 Beheerpakketten Agrarisch Natuur- & Landschapsbeheer 2016 Versie 1.5, 1 Oktober 2015 (Wijzigingen voorbehouden) 1 Grasland met rustperiode - De beheereenheid is ten minste 0,5 hectare groot. - Cumulatie

Nadere informatie

2018 is door Sovon Vogelonderzoek en Vogelbescherming Nederland uitgeroepen tot het Jaar van de Huiszwaluw!

2018 is door Sovon Vogelonderzoek en Vogelbescherming Nederland uitgeroepen tot het Jaar van de Huiszwaluw! 2018 is door Sovon Vogelonderzoek en Vogelbescherming Nederland uitgeroepen tot het Jaar van de Huiszwaluw! 1 - Om te beginnen lichten we toe waarom de Huiszwaluw als jaar van soort is gekozen. - Ook de

Nadere informatie

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL Bekijk op https://www.youtube.com/watch?v=pgyczqy-krm voor het herinirichtingplan Sarsven en De Banen. Begin vorige eeuw kwamen plantenliefhebbers uit het hele land al naar

Nadere informatie

Aantalsontwikkeling van vogels langs het Pannerdensch kanaal in

Aantalsontwikkeling van vogels langs het Pannerdensch kanaal in Olaf Klaassen Aantalsontwikkeling van vogels langs het Pannerdensch kanaal in 2011-2015 In opdracht van: Sovon Vogelonderzoek Nederland E info@sovon.nl I www.sovon.nl Sovon-rapport 2015/47 Postbus 6521

Nadere informatie

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland

Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland Formulier ten behoeve van het indienen van schriftelijke vragen als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van Orde Verenigde Vergadering Delfland Peilbeheer en weidevogels Aanleiding De Algemene Waterschapspartij

Nadere informatie

Opbouw presentatie. Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 15 december 2011 Gerben van Geest Deltares. - Achtergrond;

Opbouw presentatie. Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken. 15 december 2011 Gerben van Geest Deltares. - Achtergrond; Opbouw presentatie - Achtergrond; Kansen voor waterplanten langs de Rijntakken - Sturende factoren voor waterplanten; - Uitleg KRW-tool. 15 december 11 Gerben van Geest Deltares Achtergrond: Maatregelen

Nadere informatie

Kievitonderzoek Landschap Noord-Holland 2016/2017

Kievitonderzoek Landschap Noord-Holland 2016/2017 Kievitonderzoek Landschap Noord-Holland 2016/2017 Wat onderzochten we precies? Verbetert het broedbiotoop van kieviten door kleinschalige maatregelen? Waarom willen we dat weten? Territoria van kievit

Nadere informatie

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014

Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Inventarisatie van ecologische waarden van het agrarisch natuurbeheer in Zeeland juni 2014 Stichting Landschapsbeheer Zeeland Lucien Calle Sandra Dobbelaar Alex Wieland 15 juli 2014 1 Inhoud Inleiding...

Nadere informatie

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug

Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Quick scan ecologie Grote Sloot te Burgerbrug Auteur Opdrachtgever Projectnummer Ingen foto omslag P.J.H. van der Linden N. Hemmers Bureau Buitenweg 13.143

Nadere informatie

Het effect van invasieve rivierkreeften op de ondergedoken waterplanten in Loenderveen- Oost, Terra Nova en de Waterleidingplas

Het effect van invasieve rivierkreeften op de ondergedoken waterplanten in Loenderveen- Oost, Terra Nova en de Waterleidingplas Het effect van invasieve rivierkreeften op de ondergedoken waterplanten in Loenderveen-, Terra Nova en de Waterleidingplas Liesbeth Bakker en Martijn Dorenbosch november 21 Afdeling Aquatische Ecologie

Nadere informatie

Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS

Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS Notitie Referentienummer Datum Kenmerk 317645.ehv.N001 14 februari 2012 SKu/RvS Betreft Risico inventarisatie ecologie voor percelen Brabantse Wal 1 Inleiding De Buisleidingenstraat N.V. onderzoekt op

Nadere informatie

Begrazingsonderzoek de Vennoot

Begrazingsonderzoek de Vennoot Begrazingsonderzoek de Vennoot W.J. Molenaar 1 Inhoudsopgave 1. Inleiding en doel van het onderzoek 3 2. Werkwijze 4 3. Resultaten en interpretatie 5 3.1. Begrazing door vee 5 3.2. Begrazing door ganzen

Nadere informatie