PARKEERGARAGE MET. Bouwmethode in relatie tot bestaande bebouwing 15 SEPTEMBER AUGUSTUS 2017

Transcriptie

1 PARKEERGARAGE MET CONGRESRUIMTE PARKEERGARAGE NOORDWIJK MET Bouwmethode CONGRESRUIMTE in relatie tot bestaande NOORDWIJK bebouwing Bouwmethode in relatie tot bestaande bebouwing 15 SEPTEMBER AUGUSTUS 2017

2 Contactpersonen ING P. (PETER) PETTER Projectmanager M E peter.petter@arcadis.com Arcadis Nederland B.V. Postbus AE Amersfoort Nederland 2

3 INHOUDSOPGAVE 1 INLEIDING 5 2 ONTVANGEN STUKKEN EN UITGANGSPUNTEN Ontvangen stukken 6 Appartementencomplex Zeewijck 6 Appartementencomplex VVE de Wijcken 6 Huis Ter Duin Uitgangspunten 7 3 SITUATIE 8 4 GEOTECHNISCHE SITUATIE 10 5 BOUWPUT Wanden Bouwmethoden 12 6 RELATIE BOUWPUT MET BESTAANDE BEBOUWING Appartementencomplex Zeewijck Noordelijke bouwdeel zeezijde Noordelijk bouwdeel kopzijde Middelste bouwdeel Zuidelijk bouwdeel Appartementencomplex VVE de Wijcken Huis Ter Duin Minimale lengte bouwputwand 21 7 ONTWERP EN UITVOERING BOUWPUT Ontwerp Onafhankelijke toetsing ontwerp Uitvoeringscontroles Corrigerende maatregelen 23 3

4 8 AANDACHTSPUNTEN VOOR HET VERVOLG 24 9 CONCLUSIES 25 4

5 1 INLEIDING Aan de zeezijde van Huis ter Duin alsmede de appartementencomplexen ten noorden en ten zuiden hiervan zijn er plannen voor het ontwikkelen van een parkeergarage, gecombineerd met een congresruimte. Figuur 1: Dwarsdoorsnede ter plaatse van appartementencomplex Zeewijck (aan noordzijde) De gewenste breedte van de garage bedraagt, afhankelijk van de variant, respectievelijk ca 37 of ca 45 m. Aan de zeezijde moet hiervoor een dijkversterking gerealiseerd worden, met daaraan verbonden een beschermingszone aan de landzijde. Het bouwwerk mag vooralsnog niet binnen het voor de zeekering vereiste profiel inclusief beschermingszone steken. Het bouwwerk moet daarom zo dicht mogelijk tegen de bestaande bebouwing geschoven worden. Hoofddoel van voorliggend rapport is te onderzoeken hoe dicht het bouwwerk tegen de bestaande bebouwing kan worden aangelegd, waarbij ook gekeken wordt naar de relatie met de bouwmethode. 5

6 2 ONTVANGEN STUKKEN EN UITGANGSPUNTEN 2.1 Ontvangen stukken Ten behoeve van voorliggend onderzoek is verstrekt tekening Schetsvoorstel congrescentrum in het duin van KVDK Architecten, blad SO-S00, dd Tevens zijn verstrekt de tekening Doorsneden Dijk en Duin, variant A blad SO-DO1 en de tekening Doorsneden Dijk en Duin, variant B blad SO-DO2. Van de bestaande toestand zijn verstrekt: Appartementencomplex Zeewijck Palenplan Plattegronden blad 852 t/m 855, 858 t/m 860, 863 t/m 864, 866 t/m 869, 871, 873 t/m 876 Dit complex bestaat uit drie bouwdelen, verder genoemd noord, midden en zuid, met naar het zuiden oplopende hoogte. Onderstaande tabel geeft de verdeling van de tekeningen weer. Noord Noord Noord Midden Midden Midden Zuid Zuid Zuid Nivo Peil (in cm) Blad Nivo Peil (in cm) Blad Nivo Peil Blad Appartementencomplex VVE de Wijcken Gelegen tussen appartementencomplex Zeewijck en Huis Ter Duin Palenplan Plattegronden Nivo 00 t/m Nivo 11 Huis Ter Duin Palenplan d.d

7 2.2 Uitgangspunten Een belangrijk uitgangspunt is dat de zeewering gerealiseerd is bij start bouw. Uitweking van de zeekering valt buiten de scope van deze rapportage. 7

8 3 SITUATIE Op basis van onderstaande situatie blijkt dat appartementencomplex Zeewijck het meest richting de Noordzee gelegen is en daarmee maatgevend is. Figuur 2: Plattegrond gebouw en bebouwde omgeving Alle bestaande gebouwen blijken op palen gefundeerd te zijn, aan de zeezijde paalpuntniveau op NAP + 7,00m à NAP +6,50 m. Peil van gebouw Zeewijck ligt op NAP m, de Wijcken op NAP +19,60 m en Huis ter Duin ook op NAP +19,60 m. De appartementencomplexen Zeewijck en de Wijcken hebben aan de zeezijde een met toenemende hoogte terugspringende buitengevel. Op de onderste verdieping vormen de terrassen de buitenste begrenzing. Figuur 3: Terrassen begane grond appartementencomplex Zeewijck 8

9 Uit onderstaande figuur blijkt dat een deel van het terras buiten het gebouw is aangelegd. Figuur 4: Terrassen appartementen Zeewijck 9

10 4 GEOTECHNISCHE SITUATIE Op basis van sonderingen op de in hoofdstuk 2 genoemde tekeningen, aangevuld met informatie ontleend aan het Dino-loket ( is de onderstaande geotechnische beschrijving opgesteld. Vanaf het maaiveld, gelegen op NAP + 17 à +19 m, wordt tot de verkende diepte van circa 25 m hoofdzakelijk zand aangetroffen. De vastheid van het zand verloopt met de diepte van losgepakt onder maaiveldniveau naar vastgepakt vanaf een diepte van circa 20 m. In het zandpakket komen lokaal enkele stoorlagen voor die mogelijk veen, klei en leem bevatten. Deze lagen hebben echter een geringe dikte en zijn overwegend zeer lokale insluitingen. In alle onderzoeken wordt op een niveau onder NAP + 0 m een teruggang in de conusweerstand aangetroffen die duidt op een zandige leem- of kleilaag met een dikte van circa 1 m. Deze stoorlaag zal gezien de diepteligging en stijfheid van de laag niet van betekenis zijn voor het draagvermogen van de fundering van de parkeergarage. De grondwaterstand op de projectlocatie is ontleend aan een kortdurende peilbuisreeks op een nabijgelegen locatie in het duin ten noorden van de bouwlocatie. Figuur 5: Locatie peilbuis en meetreeks Uit de meetreeks uit 1971 is af te leiden dat de grondwaterstand naar verwachting op NAP + 2 à + 3 m aangetroffen zal worden. Geadviseerd wordt in een vervolgfase nader onderzoek uit te voeren. 10

11 5 BOUWPUT 5.1 Wanden Het te realiseren bouwwerk komt aan de zijde van de bebouwing meer dan 16 m onder maaiveld te liggen. Over een grote lengte wordt het bouwwerk dicht tegen de bestaande bebouwing gesitueerd en zal een grondkerende bouwputwand noodzakelijk zijn. De bouwputwand zal een puntniveau moeten hebben van ca 5 m onder het ontgravingsniveau, dus ca NAP -4,0m. Voordeel is dat de bouwputwand nauwelijks water hoeft te keren, daar de verwachtte grondwaterstand relatief gering boven het ontgravingsniveau ligt.. Mogelijke oplossingen zijn: Stalen damwanden + stempels. Gezien de lengte van de planken en de conusweerstanden die met name dieper dan op 10 m worden verwacht, zijn deze waarschijnlijk niet te drukken, en zullen dus getrild moeten worden. Dit leidt tot risico op verlies van draagvermogen van de hoger geplaatste palen, met name bij appartementencomplex Zeewijck. Bovendien veroorzaakt het trillen hinder voor de bewoners. Indien de afstand van de bouwputwand tot de bestaande bebouwing meer dan orde 10 m bedraagt kan eventueel wel voor een tijdelijke en te verwijderen stalen damwand worden gekozen. Wel zal in dat geval mogelijk in de uitvoering gekozen moeten worden voor het toepassen van trilling reducerende technieken (bijvoorbeeld voorboren ) om het risico op trilling schade en -hinder tot een minimum te beperken. Diepwanden. Deze worden trillingvrij geïnstalleerd. De wanden kunnen een permanente en dragende functie vervullen. De kosten zijn vrij hoog. Voor 2000 m3 ca 550,- / m3, voor m3 ca 475,-/m3 (wanden zijn ongeveer 1 meter dik dus m3=m2). Indien er over 100 m lengte aan de noordzijde een diepwand gemaakt moet worden, dan heeft deze een inhoud van ca 2000 m3 geldt dus de hoge eenheidsprijs Schroefpalenwand Ook hierbij is sprake van een trillingvrij systeem. De palen worden om en om gewapend. Ze kunnen tegen elkaar geplaatst worden of versneden worden. De diameter van de palen (gelijk aan de wanddikte bedraagt ca 600 à 750 mm). Aandachtspunt bij deze wandtechniek is de goede aansluiting tussen de aaneensluitend te plaatsen palen Gezien de hoogte van de grondkering verdient het aanbeveling de palenwand te realiseren met de uitvoeringsmethode waarbij gebruik wordt gemaakt van de verbuisde schroefpalenmethode. Bij deze methode wordt gebruik gemaakt van een tijdelijke casing waardoor de diameter van de paal geborgd wordt. Bovendien wordt door te kiezen voor de verbuisde uitvoering de impact op de belendingen geminimaliseerd. De kosten zijn ca /m2, en zijn daarmee aanzienlijk lager dat voor een diepwand. Vooralsnog lijkt een verbuisde schroefpalenwand een goede en economische oplossing. Als uitgangspunt wordt gehanteerd dat de buitenzijde van de wand 0,5 m wordt gesitueerd naast het terras van het noordelijke bouwdeel van Zeewijck, zie onderstaande figuur. 11

12 Figuur 6: Plaats bouwputwand 5.2 Bouwmethoden In deze paragraaf worden mogelijke bouwmethoden toegelicht. De eerste methode onderscheidt zich van de volgende methoden door de bouwvolgorde. Bij de eerste methode van boven naar beneden (top-down), bij de volgende meer traditioneel van beneden naar boven. 1) Wanden-dak methode Aan weerszijden van de bouwput worden wanden geïnstalleerd. Aan de zeezijde kan eventueel gekozen worden voor een ander (goedkoper) type, bijv. stalen damwanden. Er wordt daarna top-down gebouwd: het dak wordt gerealiseerd, hieronder ontgraven, de bovenste tussenvloer gestort etc. De vloeren fungeren dus tijdens de bouwfase ook als stempels tussen de beide bouwputwanden. Bovendien wordt het maaiveld weer snel toegankelijk. Aan de zeezijde lijkt vooralsnog een blijvende bouwputwand te leiden tot verschuiving van het dijkprofiel of versmallen van de nieuwbouw. Dit is het geval indien het Hoogheemraadschap geen bouwputwand binnen de beschermingszone toestaat. Een tijdelijke bouwputwand lijkt hier wel mogelijk, waardoor de wanden-dakmethode technisch uitvoerbaar is. Een tijdelijke bouwputwand aan de zeezijde houdt wel in dat de dak- en tussenvloeren hier tijdelijk door palen ondersteund moeten worden. Dit werkt kostenverhogend. Deze methode lijkt daarmee vooralsnog niet de meest economische bouwmethode. 2) Verankerde bouwputwanden aan de landzijde Direct naast de belendende bestaande bebouwing kan een verankerde wand worden toegepast. De verankering van de wand dient alleen tijdens de bouw te functioneren. Desgewenst kunnen de ankers verwijderd worden uit de grond, waarbij ook de ankerlichamen verbrijzeld kunnen worden. Zoals in de vorige paragraaf aangegeven zal de wand trillingvrij moeten worden ingebracht. Aan de zijzijde kan, binnen de eisen gesteld aan het functioneren van het dijkprofiel, ontgraven worden onder talud. Ook is aan de zeezijde een tijdelijke verankerde damwand een optie, uiteraard ook weer binnen de eisen welke het Hoogheemraadschap hieraan stelt. Opgemerkt wordt dat het plaatsen van een tijdelijke damwand in de beschermingszone mogelijk wel toegestaan zal worden door het Hoogheemraadschap. De put kan van bovenaf geheel ontgraven worden. Gecontroleerd moet worden of de plaatsing van de verankering van de wand mogelijk is in verband met de locatie van de bestaande paalfunderingen. In het volgende hoofdstuk zal dit worden onderzocht. 3) Open ontgraving met waar mogelijk taluds 12

13 Daar waar de belendende bebouwing zich op grotere afstand bevindt, is een open ontgraving mogelijk. Naar verwachting zal een ontgraving onder talud van 1:1,5 mogelijk zijn. Een steiler talud is niet aan te bevelen in verband met de grote ontgravingsdiepte en het risico van stabiliteitsverlies door oppervlakte erosie. Aanvullend dienen maatregelen op het talud getroffen te worden om aanzienlijke erosie bij extreme neerslag te voorkomen, zoals het afdekken van talud met folie of aanbrengen van plasbermen voor opvangen van neerslag en meekomend zandtransport. In het laatste geval zal de benodigde ruimte tussen parkeergarage en belendingen moeten worden vergroot met enkele meters (uitgaande van een plasberm per 5 à 6 m hoogte is 3 à 4 m extra ruimte benodigd). Bij een ontgraving van 16 m betekent dit dat de minimale horizontale afstand tot de bebouwing 24 m dient te bedragen om inpasbaar te zijn. 4) Gestempelde bouwputwanden Bij deze methode wordt zowel aan de zeezijde als aan de landzijde een bouwputwand (tijdelijk of definitief) gerealiseerd. Hierbij gelden de eisen en randvoorwaarden als eerder genoemd onder 2). Vervolgens worden tussen de wanden stempels aangebracht. Vanwege de grote breedte van het bouwwerk van 45 m, zullen deze stempels 1 à 2 keer ondersteund moeten worden tegen knik. Vanwege de kosten en het raakvlak met de zeedijk lijkt deze methode hier op voorhand niet de meest optimale. Op basis van bovenstaande verkenning van de mogelijkheden lijkt een combinatie van 2) en 3) een economische oplossing. 13

14 6 RELATIE BOUWPUT MET BESTAANDE BEBOUWING In dit hoofdstuk wordt de ruimtelijke relatie van de bouwputwand met de naastliggende bebouwing onderzocht. 6.1 Appartementencomplex Zeewijck Dit complex bevindt zich aan de noordzijde en heeft de kleinste afstand met de beoogde bebouwing. Figuur 7: Appartementencomplex Zeewijck Binnen het complex kan onderscheid gemaakt worden tussen drie bouwdelen: noord, midden en zuid. Van elk bouwdeel wordt de relatie in kaart gebracht Noordelijke bouwdeel zeezijde Onderstaande figuur geeft de plattegrond van het onderste niveau weer. Op basis van het palenplan zijn hierin met rode vierkantjes de palen ingetekend. In blauw is de beoogde bouwputwand aangegeven, op een halve meter vanaf de gemetselde muurtjes van het terras. 14

15 Figuur 8: Plattegrond Zeewijck noord met palen aan bouwputzijde Op basis van de plattegrond is in de volgende figuur schematisch de doorsnede getekend met hierin de onderste vloer van het appartementencomplex en de paalfundering. Aan de rechterzijde is de parkeergarage ingetekend met een tussenruimte van 0,5 m tot het terras. Ook zijn op basis van inschatting 3 rijen ankers met een tijdelijke functie ingetekend (deze kunnen desgewenst aan het einde van de bouw verwijderd worden. Zichtbaar wordt dat de bovenste ankerrij hooguit conflicteert met de twee palenrijen aan de zeezijde. Uit de vorige figuur volgt dat deze palenrijen zich uitsluitend onder de dragende wanden bevinden. Volgens de tekeningen is de hart op hart afstand van deze wanden 6,0 m. Om beïnvloeding van het draagvermogen van de bestaande paalfundering te voorkomen dient de hart op hart afstand tussen de palen en de ankers minimaal ca 2,0 m te bedragen. Midden tussen de palen blijft dus nog een zone over van 2,0 m waarin de ankers geplaatst kunnen worden. Een oplossing kan gevonden worden door de bovenste rood getekende ankerrij in Figuur 9 te vervangen door de twee groen gestippelde rijen. Deze dan te boren over de breedte van 2,0 m midden tussen de palen. Hiermee is het conflict zonder risico voor de paalfundering oplosbaar. 15

16 Figuur 9: Schematische dwarsdoorsnede Zeewijck bouwdeel noord Noordelijk bouwdeel kopzijde Aan de kopzijde van het noordelijk bouwdeel van appartementencomplex Zeewijck wordt de toegang tot de parkeergarage gesitueerd. Hen niveau van de boulevard ligt op ca NAP+6,0 m, de toegang tot de garage komt op de bovenste parkeerlaag NAP +5,20 m. Vanaf de boulevard moet dus een gering hoogteverschil van 0,80 m overbrugd worden. 16

17 Figuur 10: Situatie noordzijde Aan de noordzijde van het appartementencomplex is een steil talud aanwezig van ca NAP +13,20 m naar het boulevard niveau. De toegang van de garage komt in dat talud, en zal dus aan beide zijden voorzien moeten worden van grondkerende wanden. De constructie van de toegang heeft als voordeel dat het talud beter gestabiliseerd kan worden dan nu het geval is. 17

18 6.1.3 Middelste bouwdeel Uit onderstaande figuren volgt dat hier alleen de buitenste palenrij nog conflicteert met de ankers. Ook hier staan de palen onder de dragende wanden en is hier met de positionering van de ankers rekening te houden. Figuur 11: Plattegrond Zeewijck midden met palen aan bouwputzijde Figuur 12: Schematische dwarsdoorsnede Zeewijck bouwdeel midden 18

19 6.1.4 Zuidelijk bouwdeel Op basis van onderstaande figuren is te concluderen dat de ankers in bouwdeel zuid niet meer kunnen conflicteren met de palen van dit bouwdeel. Figuur 13: Plattegrond Zeewijck zuid met palen aan bouwputzijde Figuur 14: Schematische dwarsdoorsnede Zeewijck bouwdeel zuid 19

20 6.2 Appartementencomplex VVE de Wijcken Dit complex ligt tussen complex Zeewijck en Huis Ter Duin. Figuur 15: Appartementencomplex VVE de Wijcken Op basis van de verkregen tekeningen is niet nauwkeurig in te schatten op welke afstand dit complex ligt vanaf de beoogde bebouwing. Wel is het zeer waarschijnlijk dat er geen raakvlakken tussen de verankeringen van de bouwputwand met de bestaande paalfundering zullen ontstaan. Voorwaarde is wel dat de palen volgens tekening geheid zijn. Daar waar de afstand van de bouwputwand meer dan 24 m bedraagt vanaf de bestaande bebouwing en deze bebouwing op palen is gefundeerd kan met een natuurlijk talud gewerkt worden. Bij gebouw-onderdelen die op staal zijn gefundeerd is bij deze afstand schade door verzakking niet uit te sluiten, en is een veilige afstand van 32 m noodzakelijk om ontoelaatbare deformaties te voorkomen. Op basis van de verstrekte gegevens is dat hier niet aan de orde. Bij een afstand van meer dan 10 m kan eventueel een tijdelijk functionerende stalen damwand worden toegepast. Dit is de economisch meest voordelige oplossing. 6.3 Huis Ter Duin Op basis van verschalen van de tekening van de architect is in onderstaande figuur de afstand van de beoogde bebouwing tot de gevel van Huis Ter Duin bepaald. 20

21 Hieruit volgt dat ter plaatse van de half ronde uitbouw nog een verankerde bouwputwand noodzakelijk is en ter plaatse van de rechte gevel met een open ontgraving kan worden gewerkt Figuur 16: Afstand tussen bestaand en nieuw ter plaatse van Huis Ter Duin 6.4 Minimale lengte bouwputwand Op basis van bovenstaande bevindingen moet minimaal de in onderstaande figuur met een rode lijn aangegeven lengte worden uitgevoerd middels een bouwputwand. Figuur 17: Inschatting lengte bouwputwand 21

22 7 ONTWERP EN UITVOERING BOUWPUT 7.1 Ontwerp In het vorige hoofdstuk is inzichtelijk gemaakt waar de bouwputwand aan de zijde van de bebouwing geplaatst kan worden. In deze paragraaf wordt het ontwerpproces van de bouwput toegelicht. Het doel van de bouwputwand is het keren van het grondmassief buiten de bouwput. In dit massief is de paalfundering van de bestaande bebouwing aanwezig, de belasting uit de palen leidt tot een extra belasting op de bouwputwand. Op basis van een analyse van de constructie van de bestaande bebouwing wordt vastgelegd wat de maximaal toegestane verplaatsing is van de bestaande palen binnen het invloedsgebied van de bouwputwand. De eigenschappen van de bouwputwand worden bepaald uit de combinatie van de eigenschappen van de wand zelf met de eigenschappen van de verankering (aantal ankers en eigenschappen per anker). Uiteraard zal middels berekening aangetoond gaan worden dat de bouwputwand voldoende sterkte heeft. Voor de bouwputwand in de nabijheid van de bestaande bebouwing zal niet de sterkte, maar de vereiste stijfheid de dimensies gaan bepalen. Des te stijver de wand is, des te minder vervormt de wand in horizontale richting. Dat is van groot belang, omdat vervorming van de wand in horizontale richting zal leiden tot horizontale en verticale verplaatsingen van het grondmassief achter de wand. En daarmee van de paalfundering onder de bestaande gebouwen. Hoe groter de stijfheid, hoe kleiner de invloed op het grondmassief achter de wand en dus op de paalfundering van de bestaande bebouwing. Het zal noodzakelijk zijn een geïntegreerde berekening te maken. Hierin wordt de bouwputwand met het grondmassief buiten de bouwput, inclusief de paalfundering van de bestaande bebouwing gemodelleerd. Hiervoor is het geavanceerde computerprogramma PLAXIS het meest geschikt. Aangetoond moet worden dat de verplaatsingen van de bestaande paalfundering binnen de eerder vastgestelde grenzen blijven. Dit is een beproefd rekenprogramma, waarmee ook de zo belangrijke vervormingen buiten de bouwput nauwkeurig te berekenen zijn. Hiermee zijn reeds vele bouwputten betrouwbaar berekend, denk bijvoorbeeld aan bouwputten direct naast kwetsbare bebouwing in stedelijke omgeving. Onderstaande foto laat een bouwputwand van een dergelijke schroefpalenwand naast kwetsbare bebouwing zien. Indien noodzakelijk zullen middels genoemde rekenmethode ook gevoeligheidsanalyses gemaakt worden teneinde de betrouwbaarheid van de uitkomsten te vergroten. 22

23 Figuur 18: Voorbeeld van een bouwputwand middels schroefpalen naast kwetsbare bebouwing 7.2 Onafhankelijke toetsing ontwerp Het ontwerp van de bouwput kan met betrekking tot beïnvloeding van de bestaande bebouwing ter toetsing worden voorgelegd aan een derde onafhankelijke partij met aantoonbare expertise op dit gebied. Daarmee is de kwaliteit van het ontwerp geborgd. 7.3 Uitvoeringscontroles Als beheersmaatregel zal tijdens de uitvoering geïnvesteerd worden in controlemaatregelen. Met betrekking tot de beïnvloeding van de bestaande bebouwing zullen in ieder geval de volgende controlemaatregelen worden geïmplementeerd. 1. Uitvoeringscontrole maken schroefpalenwand De aannemer dient schriftelijk aan te tonen dat de wand voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen 2. Uitvoeringscontrole maken ankers Ook de ankers worden uitgevoerd volgens een schriftelijk bij te houden uitvoeringscontrole 3. Monitoringsplan optredende vervormingen Tijdens de ontgraving zal de bestaande bebouwing gemonitoord worden met betrekking tot optredende vervormingen. Ook het grondmassief en de bouwputwand zullen met regelmaat gemeten worden qua horizontale vervormingen. Gedacht kan worden aan het installeren van hellingmeetbuizen waarmee horizontale grondverplaatsingen nauwkeurig in kaart gebracht kunnen worden. 7.4 Corrigerende maatregelen Ondanks bovenstaande zorgvuldige ontwerpproces en uitvoering, is er een minimale kans dat uit de monitoring tijdens de uitvoering (ontgraving) van de bouwput blijkt dat de beïnvloeding van de bestaande bebouwing groter is dan berekend is. In dat geval wordt de ontgraving gestopt en worden corrigerende maatregelen uitgevoerd om de vervormingen weer te laten voldoen aan de gestelde eisen. 23

24 8 AANDACHTSPUNTEN VOOR HET VERVOLG De bouwputwand kan mogelijk nog ca 1 à 1,5 m richting de bebouwing worden geschoven indien deze niet direct naast, maar in het bestaande terras wordt geplaatst van het noordelijke bouwdeel van Zeewijck. Dit gedeelte van het terras lijkt op basis van de verkregen tekeningen geen deel uit te maken van de constructie en is dus gemakkelijk te verwijderen en terug te plaatsen. De grondwaterstand ligt waarschijnlijk rond NAP +2 à + 3 m. Nader onderzoek d.m.v. peilbuiswaarneming om een beter inzicht te krijgen in de grondwaterstand en de fluctuatie daarin, wordt aanbevolen. Het aanlegniveau van de nieuwe bebouwing zal ongeveer NAP +0,50 m bedragen. Dat houdt in dat de grondwaterstand tijdens de bouw 2 à 3 m verlaagd moet worden (tot ca 0,50 m onder het aanlegniveau). Omdat onder het niveau van de grondwaterstand geen zettingsgevoelige lagen aanwezig zijn is zettingsschade door een tijdelijke bemaling niet te verwachten. Wel dient onderzocht te worden of er in de omgeving andere bij het grondwaterbeheer betrokken belangen zijn (zoals natuur, bodemkwaliteit, waterwinning) die het toepassen van een bemaling niet mogelijk maken. Vanwege de vorige bullit verdient het aanbeveling te onderzoeken of het aanlegniveau nog wat omhoog gebracht kan worden teneinde de kosten van grondwaterstandverlaging te reduceren. Dit streven kan conflicteren met de eerste bullit. Aan de landzijde is de horizontale druk groter dan de tegendruk aan de zeezijde. Dat betekent dat de horizontale stabiliteit van de nieuwbouw onderzocht moet worden. Met het Hoogheermaadschap moet nadere afstemming plaatsvinden over het wel of niet mogen toepassen van een tijdelijke bouwputwandwand in de beschermingszone. Daarbij vragen om een nadere onderbouwing aan het Hoogheemraadschap van nadere onderbouwing van de (on)mogelijkheden. Uit kostenoogpunt verdient het aanbeveling te onderzoeken of het aanlegniveau omhoog kan worden gebracht. 24

25 9 CONCLUSIES De bestaande bebouwing is op palen gefundeerd. Bovendien staat de buitenste rij palen ongeveer onder de buitengevel. De uit de gevel stekende woning scheidende wanden kragen uit, hier staan geen palen onder. Anders gezegd: onder het buitenterras bevinden zich geen palen. Daarmee is de afstand tussen de beoogde bebouwing en de bestaande fundering dus altijd al minimaal de breedte van het terras (ca 5 m). Dit heeft een gunstig effect op de eisen welke gesteld moeten worden aan de vervormingen van de bouwputwand, en ook op de risico s voor de fundering van de bestaande bebouwing. Uitgaande van een rechte achterwand van de beoogde bebouwing (conform het vigerend ontwerp van de architect) is het noordelijke deel van appartementencomplex Zeewijck qua raakvlak tussen bestaand en nieuw maatgevend. De minimale afstand van de buitenzijde van de bouwputwand tot de bestaande bebouwing (zijkant terras) bedraagt 0,5 m, mits de bouwputwand trillingvrij wordt ingebracht. De binnenzijde van de garage komt derhalve op 1,5 à 2 m vanaf de zijkant van het terras. Aangezien het terras ca 1,40 m voorbij de woning scheidende wanden doorloopt, is het mogelijk de gehele nieuwbouw nog over deze maat landinwaarts te verschuiven, mits de noordelijke terrassen van complex Zeewijck tijdelijk verwijderd worden en worden terug gebouwd boven het toekomstig dak. Qua bouwmethode lijkt binnen 24 m vanaf de bestaande bebouwing de keuze voor een definitieve schroefpalenwand (trillingvrij) in combinatie met tijdelijke ankers een economische keuze. Aan de zeezijde en bij een grotere afstand dan 24 m aan de landzijde, kan een talud worden toegepast, mits er maatregelen getroffen worden tegen uitspoeling. Het risico op schade aan de bestaande bebouwing wordt gekwalificeerd als gering, mits zowel het ontwerp als de uitvoering zorgvuldig worden voorbereid en ook tijdens de bouw de in dit rapport beschreven controles worden uitgevoerd. Nadere afstemming met het Hoogheemraadschap moet inzicht geven in de mogelijkheden tijdelijk de beschermingszone te benutten voor de bouw. 25

26 Arcadis Nederland B.V. Opgesteld door: Ing. P. (Pieter) Bout RO Adviseur Constructies en Ir. P. (Peter) Schouten Adviseur Geotechniek Postbus AE Amersfoort Nederland +31 (0) Onze referentie: A.3 26