Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie

Transcriptie

1 Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie Decreet van 22 december 2006 houdende de lokale diensteneconomie en besluit van de Vlaamse Regering van 5 oktober 2007 Inleiding OPEN OPROEP 2011 In uitvoering van het Vlaams Regeerakkoord , de beleidsnota Sociale Economie van Vlaams minister Freya Van den Bossche en het Vlaams Werkgelegenheid- en Investeringsplan (WIP) enerzijds en het ontwerp van akkoord voor een nieuw Vlaams Interprofessioneel Akkoord voor de Social Profit (VIA4) anderzijds, wordt een groeipad voor de sociale economie voorzien voor uitbreiding van de capaciteit in de sociale werkplaatsen, beschutte werkplaatsen en de lokale diensteneconomie. Dit groeipad zal nog in 2011 toegekend worden voor de periode Het uitgangspunt van de lokale diensteneconomie is tweeledig. Enerzijds wordt in opdracht van een overheid een dienstenaanbod uitgebouwd dat inspeelt op maatschappelijke behoeften. Het gaat uitsluitend over maatschappelijk verantwoorde diensten die economisch niet rendabel zijn en aangeboden worden in het algemeen belang. Anderzijds worden kansen en mogelijkheden tot bijkomende tewerkstelling gerealiseerd voor wie moeilijk zijn weg vindt naar de reguliere arbeidsmarkt. Door demografische en socio-economische ontwikkelingen ontstaan er talrijke behoeften waaraan momenteel niet of onvoldoende wordt voldaan. Lokale diensteneconomie wil hierop een antwoord bieden. Er zijn voor de periode middelen voorzien voor de bijkomende tewerkstelling van 100 VTE doelgroepwerknemers exclusief omkadering. Open oproep Er kan ingetekend worden voor: 1. De uitbreiding van een erkend initiatief lokale diensteneconomie onder de vorm van: - Een uitbreiding van het contingent en/of - Een uitbreiding van de dienstverlening, hetzij bestaande of nieuwe, binnen een bestaande suigeneris afdeling. De uitbreiding van een erkend initiatief lokale diensteneconomie door de opstart van een nieuwe sui-generis afdeling is niet voorzien. 2. De opstart van een nieuw initiatief lokale diensteneconomie tot stand gekomen via intergemeentelijke samenwerking. Hieronder dient de samenwerking begrepen te worden tussen 2 of meer lokale besturen om zelf of via een opdrachtverklaring een derde partij te gelasten met de opstart van een initiatief in de lokale diensteneconomie. Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie

2 U kan intekenen voor elke aanvullende dienstverlening, uitgezonderd de dienstverlening die vervat zit in een aantal Vlaamse klaverbladen. De dienstverlening die u wenst op te zetten, dient te voldoen aan specifieke voorwaarden. (zie handleiding pg.3, punt erkenningsaanvraag) De volgende dienstverleningen opgenomen in een Vlaams klaverblad kunnen geen onderwerp uitmaken van een aanvraag in deze oproep: - Welzijn: diensten aanvullende thuiszorg (karweihulp, poetshulp en/of oppashulp) gericht aan personen met een verminderd zelfzorgvermogen; - Wonen: de inzet van een huisbewaarder (logistieke, technische en ondersteunende taken) in een sociale huisvestingsmaatschappij; - Kinderopvang: de oprichting of uitbreiding van een gemandateerde voorziening, flexibele opvangpool van doelgroepwerknemers en lokale dienst buurtgerichte kinderopvang. Intekenen op de open oproep betekent dat u zelf de nodige financiële middelen heeft gevonden om de klaverbladfinanciering rond te krijgen. Objectieve criteria Omdat het groeipad kadert binnen een bepaald begrotingskrediet zal er, indien de vraag het aanbod overstijgt, op basis van objectieve criteria een rangschikking gemaakt worden. Deze criteria zijn, in volgorde van belangrijkheid: 1. Regionale spreiding op basis van de beschikbaarheid van de doelgroepwerknemers Vanuit beleidsmatig oogpunt is het belangrijk dat de plaatsen worden toegekend daar waar nog het grootste potentieel aan doelgroep zich bevindt. Bijgevolg wordt een regionale spreiding per provincie nagestreefd binnen het beschikbaar contingent. 2. Minimale schaalgrootte In de praktijk is vastgesteld dat het ontbreken van een bepaalde schaalgrootte gevaren kan inhouden voor de continuïteit en de kwaliteit van de dienstverlening. Er wordt bijgevolg indien het gaat over een uitbreiding voorrang gegeven aan kleinschalige initiatieven die wensen te groeien richting een schaalgrootte van 5 VTE doelgroepwerknemers. De schaalgrootte wordt bekeken op het niveau van de rechtspersoon en niet op het niveau van de sui-generis afdeling. 3. Leefbaarheid van het initiatief In het kader van lokale diensteneconomie wordt duurzaamheid nagestreefd onder andere via leefbare initiatieven. Dit aspect wordt beoordeeld aan de hand van de begroting, ruimte voor groei en een duurzame lokale inbedding (onder andere aan te tonen met een cofinanciering en opdracht van de overheid). 4. Het bevorderen van doorstroom Er wordt gekeken naar de ambities en concrete engagementen met betrekking tot: - De begeleidingsacties met als doelstelling de integratie in de reguliere arbeidsmarkt; - De optimalisatie van het persoonlijk ontwikkelingsplan (POP) zodat minstens de volgende elementen aan bod komen: nulmeting, doelstellingen, kloof tussen nulmeting en gewenste situatie, tijdsplanning, overzicht van vaardigheden/competenties/kennis nodig om doelstellingen te bereiken, weergave van elementen die ontbreken/ontwikkeld moeten worden om de doelstellingen te bereiken, concrete ontwikkelacties waarbij aandacht is voor het verwerven van Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie

3 inzicht bij de doelgroepwerknemer over de manier waarop hij/zij leert of welke acties in zijn/haar specifieke situatie haalbaar zijn. De frequentie waarmee er evaluaties worden gehouden om de realisatie van het POP te monitoren, bij te sturen. 5. Kwaliteitsverhoging Bij de beoordeling wordt rekening gehouden met de ambities van de organisatie om de kwaliteit van haar werking en dienstverlening te verbeteren. 6. De realisatie van duurzame tewerkstelling en afstemming met de reguliere sector zoals voorzien in het 3 e en 6 e inhoudelijke criterium beschreven op pg. 5 van deze handleiding. Bij de beoordeling wordt ook rekening gehouden met de invulling van reeds toegekende contingenten. Wie kan intekenen? Een erkenningsaanvraag kan ingediend worden door: 1 verenigingen zonder winstoogmerk; 2 gemeenten; 3 autonome gemeentebedrijven; 4 gemeentelijke extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm met uitzondering van vennootschappen; 5 dienstverlenende verenigingen en opdrachthoudende verenigingen, zoals bedoeld in artikel 12, 2, 2 en 3, van het decreet van 6 juli 2001 houdende de intergemeentelijke samenwerking; 6 openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 7 verenigingen van openbare centra voor maatschappelijk welzijn; 8 provincies; 9 autonome provinciebedrijven; 10 provinciale extern verzelfstandigde agentschappen in privaatrechtelijke vorm met uitzondering van vennootschappen. De erkenningsaanvraag Om in aanmerking te komen voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie dient aan de volgende voorwaarden te worden voldaan: 1. de voorwaarden verbonden aan de Europese richtlijn voor diensten van algemeen economisch belang ; 2. de 9 inhoudelijke criteria zoals bepaald in het decreet houdende de lokale diensteneconomie; 3. het voorleggen van minstens een sluitende en realistische begroting en klaverbladfinanciering. 1. De Europese richtlijn voor diensten van algemeen economisch belang (DAEB) Lokale diensteneconomie ressorteert onder de Europese richtlijn voor DAEB. Dit impliceert dat de dienstverlening in het kader van een initiatief in de lokale diensteneconomie expliciet in opdracht van een overheid wordt aangeboden. De dienstverlening dient bijgevolg gekaderd te zijn binnen de bevoegdheden van een (boven)lokaal of regionaal bestuur en wordt aangeboden aan een afgebakende klantendoelgroep. Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie

4 Deze opdracht van een overheid dient aangetoond te worden door: - een afschrift van een beslissing van het college van burgemeester en schepenen, de gemeenteraad en/of OCMW raad; - een afschrift van de notulen van de zitting van de deputatie van de provincieraad; - een afschrift van een beslissing ondertekend door een persoon die gemachtigd is het (boven) lokaal bestuur rechtsgeldig te verbinden. De volgende elementen moeten minimaal opgenomen zijn: - dat het een opdracht/verplichting van een overheid betreft; - de belaste onderneming; - het betrokken grondgebied; - de aard en de duur van de opdracht; - tot welke klantendoelgroep men zich richt; - de parameters voor de berekening en controle van de omvang van de compensatie; - de maatregelen tot terugbetaling van eventuele overcompensatie; - bepalingen met betrekking tot de toekenning van exclusieve of bijzondere rechten aan deze onderneming. 2. De negen inhoudelijke criteria zijn: 1 bijkomende tewerkstelling creëren 2 maximaal inspanningen leveren om kansengroepen aan te werven en gelijkwaardige kansen te bieden in de organisatie 3 garanties bieden inzake kwaliteit van de arbeid voor kansengroepen met het perspectief op duurzaamheid, waarbij in de organisatie van het werk, rekening gehouden wordt met de behoeften van de werknemers 4 stimuleren en bevorderen van doorstroom- en doorgroeimogelijkheden 5 ingebed zijn in het lokale socio-economische weefsel 6 aanvullend zijn ten opzichte van het reeds bestaande aanbod 7 een kwaliteitsvolle en toegankelijke dienstverlening verstrekken 8 aandacht hebben voor milieuzorg 9 sui-generis afdeling 1 bijkomende tewerkstelling creëren Enkel doelgroepwerknemers die bijkomend aangeworven worden, komen voor subsidiëring in aanmerking. Een doelgroepwerknemer mag maximaal een diploma HSO hebben en moet minstens één jaar ingeschreven zijn bij de VDAB als (uitkeringsgerechtigde) werkzoekende. Ook leefloongerechtigden en gerechtigden op financiële maatschappelijke hulp komen in aanmerking. Voor deze groep geldt geen diplomavereiste. Voor de omkadering is geen nieuwe aanwerving noodzakelijk, het volstaat dat er aangetoond wordt: - dat er bijkomende taken door de omkadering opgenomen worden en welke deze zijn; - welk deel van het takenpakket naar een collega overgedragen wordt (indien van toepassing) en wie deze collega is. 2 maximaal inspanningen leveren om kansengroepen aan te werven en gelijkwaardige kansen te bieden in de organisatie Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie

5 Naast de aanwerving van doelgroepwerknemers en omkadering, wordt het aangemoedigd om personen uit kansengroepen aan te werven. Lokale diensteneconomie biedt niet alleen werkgelegenheid aan doelgroepwerknemers, maar neemt ook in het gehele personeelsbeleid van het initiatief een voorbeeldfunctie op wat de inschakeling van kansengroepen betreft. Met kansengroepen bedoelen we bepaalde categorieën van personen waarvan de werkzaamheidsgraad lager ligt dan het gemiddelde bij de totale Vlaamse beroepsbevolking. Dit zijn personen van allochtone afkomst, kortgeschoolden, personen met een arbeidshandicap, oudere werknemers. 3 garanties bieden inzake kwaliteit van de arbeid voor kansengroepen met het perspectief op duurzaamheid, waarbij in de organisatie van het werk rekening, gehouden wordt met de behoeften van de werknemers De kwaliteit van de dienstverlening in het algemeen dient nagestreefd te worden zodat de duurzaamheid van het initiatief gewaarborgd wordt. De initiatiefnemer neemt de doelgroepwerknemer met een arbeidsovereenkomst van onbepaalde duur in dienst. De kwaliteit van de arbeid is gewaarborgd als men, in de mate van het mogelijke, rekening houdt met de problematiek en de mogelijkheden van de doelgroepwerknemer. Voorbeeld hiervan is oog hebben voor een goede combinatie arbeid/gezin, eventueel werken met deeltijdse contracten op vraag van de doelgroepwerknemer. Met het organiseren van structureel overleg is het mogelijk om een verhoogde betrokkenheid van de doelgroepwerknemer tot stand te brengen. 4 stimuleren en bevorderen van doorstroom- en doorgroeimogelijkheden Om op een gerichte manier te werken aan de doorstroom en doorgroeimogelijkheden is het een must om te werken met een geïntegreerd persoonlijk ontwikkelingsplan (POP). De opzet van het plan is op maat van de doelgroepwerknemer te werken aan de ontwikkeling van bepaalde basiscompetenties die nodig zijn om bepaalde taken of een job goed te kunnen uitoefenen en waarbij meteen ook in passende vorming, opleiding of training wordt voorzien via een interne of externe aanbieder. Het is belangrijk dat het POP regelmatig wordt geactualiseerd. 5 ingebed zijn in het lokale socio-economische weefsel Het initiatief dient afgestemd te zijn op de lokale noden en prioriteiten. Deze afstemming kan gebeuren aan de hand van een lokaal beleidsplan dat duidelijk aangeeft welke de lokale noden zijn. Is er geen lokaal beleidsplan dan dient het initiatief na te gaan hoe en op basis van welke elementen de noden werden gedetecteerd. Het initiatief mag in geen geval marktverstorend werken. Wat als marktverstorend wordt beschouwd, hangt ook af van de lokale context. U dient als initiatiefnemer bereid te zijn en in de mogelijkheid te verkeren om deel uit te maken van lokale netwerken of overlegplatformen. 6 aanvullend zijn ten opzichte van het reeds bestaande aanbod De activiteiten in het kader van de lokale diensteneconomie zijn aanvullend als ze tegelijkertijd kaderen binnen een (boven)lokaal of regionaal beleid waarbij ingespeeld wordt op reële noden die niet, niet volledig of op een niet passende manier worden ingevuld door bestaande diensten of door de reguliere markt. Vaak gaat het om een specifiek aanbod en/of een specifieke klantendoelgroep aangeboden aan een gedifferentieerde prijs. Er kan geen combinatie gemaakt worden met activiteiten in het kader van dienstencheques. 7 een kwaliteitsvolle en toegankelijke dienstverlening verstrekken Een kwaliteitsvolle dienstverlening is in overeenstemming met de opgelegde normen van de bevoegde overheden. Indien er geen opgelegde normen zijn dient de initiatiefnemer aan te tonen dat er voldoende aandacht besteed wordt aan de kwaliteit van de dienstverlening. Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie

6 Een toegankelijke dienstverlening betekent dat ze zonder onderscheid open staat voor iedereen die tot de klantendoelgroep behoort. Er moet gewerkt worden met een gedifferentieerde prijs zodat wie de prijs niet of moeilijk kan betalen ook gebruik kan maken van het aanbod. Mogelijke andere drempels kunnen van fysieke aard zijn (voorbeeld de ligging, bereikbaarheid,veiligheid ) of verband houden met de sociaal-culturele achtergrond van de klantendoelgroep, doelgroepwerknemer of buurtbewoners. 8 sui-generis afdeling Het opzetten van een sui-generis afdeling voor het initiatief lokale diensteneconomie is verplicht indien nog andere activiteiten worden aangeboden. Er dient minstens voldaan te zijn aan volgende voorwaarden: - Er is een specifieke verantwoordelijke voor het initiatief lokale diensteneconomie; - De inhoudelijke en financiële activiteiten van de lokale diensteneconomie worden afzonderlijk geregistreerd ten behoeve van de sociale overlegstructuren binnen de organisatie, de jaarlijkse opvolging door het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie en inspectie van het Departement Werk en Sociale Economie. Met betrekking tot de registratie van de financiële activiteiten dienen alle kosten en opbrengsten van de sui-generis afdeling afgesplitst te worden van de reguliere werking van de organisatie. Er dient geen afzonderlijke boekhouding gevoerd te worden maar wel afzonderlijke kostenposten gebruikt te worden. Voor kosten en ontvangsten die de suigeneris afdeling overschrijden dienen verdeelsleutels gehanteerd te worden. Indien mogelijk is de afdeling duidelijk identificeerbaar in alle communicatie en publiciteit. 9 aandacht voor milieuzorg Het initiatief organiseert de activiteiten op een manier dat ze niet milieubelastend zijn. 3. De financiering 1 de klaverbladfinanciering De financiering van de initiatieven in de lokale diensteneconomie verloopt volgens het klaverbladmodel. Het uitgangspunt bij het klaverbladmodel is dat iedereen die baat heeft bij de diensten die u aanbiedt, zijn steentje bijdraagt om het geheel te betalen. Het model is een flexibel gegeven, het kan bestaan uit drie, vier of meer blaadjes. Hierbij schetsen we enkele mogelijkheden: 1. Vanuit het beleidsdomein Sociale Economie wordt een loonpremie gegeven voor doelgroepwerknemers en een omkaderingspremie om de afstand tot de arbeidsmarkt en de tijdsinvestering in opleiding en begeleiding te compenseren. 2. Er zijn federale maatregelen zoals sine. 3. Een overheid financiert, al dan niet in het kader van de uitvoering van een opdracht. 4. Een klantenbijdrage als het gaat om individuele dienstverlening. 2 de financiering vanuit het beleidsdomein Sociale Economie Omwille van de afstand tot de arbeidsmarkt wordt een subsidiebedrag voorzien van euro per VTE doelgroepwerknemer op jaarbasis. Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie

7 De doelgroepwerknemer dient bij de aanvang van de tewerkstelling aan één van de volgende voorwaarden te voldoen: - de niet-werkende werkzoekende die houder is van ten hoogste een diploma van hoger secundair onderwijs en die gedurende 18 kalendermaanden voor de indiensttreding minstens 12 maanden als werkzoekende is ingeschreven bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding; - de uitkeringsgerechtigde volledig werkloze die houder is van ten hoogste een diploma van hoger secundair onderwijs en die in de loop van de maand van de indiensttreding en de 18 kalendermaanden, die daaraan voorafgaan, ten minste 312 dagen werkloosheids- of wachtuitkeringen heeft ontvangen; - de persoon die minstens 6 maanden gerechtigd is op het leefloon of op financiële maatschappelijk hulp en minstens 1 dag als werkzoekende is ingeschreven bij de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding; De VDAB zorgt voor de toeleiding en de attestering van de doelgroepwerknemer. Hoewel het mogelijk is voor een werknemer met statuut artikel 60 7 om in het kader van de lokale diensteneconomie tewerkgesteld te worden, is er geen loonsubsidie voorzien. Per VTE omkadering op jaarbasis wordt een maximaal subsidiebedrag voorzien van euro, dit vanaf 1 VTE tot en met 10 VTE doelgroepwerknemers. Vanaf de 11 de doelgroepwerknemer in dienst wordt het subsidiebedrag à rato berekend aan euro op jaarbasis per bijkomende VTE doelgroepwerknemer. De subsidie is voorzien voor de opleiding en begeleiding van de doelgroepwerknemer(s). Voor de omkadering is het niet nodig om een nieuwe aanwerving te doen. Het volstaat om aan te tonen dat er binnen het takenpakket nog ruimte is om bijkomende taken op te nemen of dat een deel van het takenpakket wordt opgenomen door een collega. U dient aan te tonen dat er een voltijdse beschikbaarheid is om de opleiding en begeleiding aan de doelgroepwerknemer(s) te realiseren. Vanaf de 11 de doelgroepwerknemer in dienst dient u aan te tonen dat, à rato van het aantal doelgroepwerknemers, één bijkomend persoon deeltijds beschikbaar is om omkadering op te nemen. Daarenboven dient u aan te tonen dat minstens 0,33 VTE effectief ingevuld wordt met opleiding- en begeleidingstaken. Er dient voldoende omkadering te zijn voor zowel de doelgroepwerknemer(s) als de werknemer(s) met het statuut artikel Er wordt enkel loonsubsidie voor de omkadering van de doelgroepwerknemer(s) lokale diensteneconomie voorzien. 3 de begroting Gelieve bij het invullen van de begroting rekening te houden met de volgende richtlijnen. Alle kostenposten moeten ingevuld zijn; de begroting dient minstens break-even te zijn. De kosten en opbrengsten hebben uitsluitend betrekking op het initiatief in de lokale diensteneconomie. KOSTEN Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie

8 Bij een tewerkstelling van 1 VTE tot en met 10 VTE doelgroepwerknemers geeft u de loonkost van 1 VTE omkadering aan. Het is immers verplicht om te voorzien in een voltijds beschikbare omkadering. Bij een tewerkstelling van meer dan 10 VTE doelgroepwerknemers geeft u per bijkomende VTE doelgroepwerknemer de loonkost in van 0,1 VTE omkadering. INKOMSTEN Subsidie doelgroepwerknemer: vanaf 1 juni 2011 bedraagt het geïndexeerde subsidiebedrag 8.833,08 euro per VTE op jaarbasis; Subsidie omkadering: vanaf 1 juni 2011 bedraagt het geïndexeerde subsidiebedrag ,32 euro per VTE op jaarbasis; Andere subsidie belendend beleidsdomein: Er is een eenmalige of niet-structurele subsidie voorzien gelinkt aan een bepaald beleidsdomein (bijvoorbeeld ESF projectsubsidie, federale/provinciale projectsubsidie ). Deze subsidie dient aangetoond te worden. Financiering in het kader van een overheidsopdracht De financiering wordt gegeven in het kader van een opdracht van de overheid. (Boven)Lokale financiering: Een (boven)lokaal bestuur dat los van een opdracht van de overheid toch bijdraagt tot de financiering van uw initiatief. Deze subsidie dient aangetoond te worden. Klantenbijdrage Bijdragen van de klantendoelgroep. U dient gedetailleerd weer te geven hoe de klantenbijdrage is samengesteld. Andere tewerkstellingsmaatregelen Als erkend initiatief in de lokale diensteneconomie kan je beroep doen op de SINE betoelaging. Deze federale maatregel wordt toegekend door de minister van Werk en wordt uitbetaald door de RVA. Het gaat om een loonkosttoelage van euro per VTE op jaarbasis én een RSZbijdragevermindering van euro per VTE op jaarbasis. De duur is afhankelijk van de leeftijd en de periode van inactiviteit. Meer info over de SINE-betoelaging en andere federale tewerkstellingssubsidies vind je op luik tewerkstelling. De subsidie voor de doelgroepwerknemer in het kader van de lokale diensteneconomie kan niet gecombineerd worden met een subsidie in het kader van een andere Vlaamse tewerkstellingsmaatregel. Een combinatie met federale maatregelen is mogelijk tenzij dit in de betrokken wetgeving anders is opgenomen, bijvoorbeeld activa. De subsidie voor de omkadering in het kader van de lokale diensteneconomie kan gecombineerd worden met een subsidie in het kader van een andere Vlaamse tewerkstellingsmaatregel op voorwaarde dat: Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie

9 - een VTE voor niet meer dan 0,67 VTE ingezet wordt in de andere Vlaamse maatregel (er wordt immers een minimum van 0,33 VTE aan omkadering in de lokale diensteneconomie gevraagd); - de som van deze subsidies de loonkost niet overschrijdt. Voorbeeld: voor een VTE omkadering die 100% van de arbeidstijd in de gesco maatregel wordt ingezet kan geen combinatie gemaakt worden met de subsidie in het kader van de lokale diensteneconomie. Voor een VTE omkadering die 50% van de arbeidstijd in de gesco maatregel wordt ingezet kan voor het resterende gedeelte ingezet worden voor de lokale diensteneconomie. Dit echter op voorwaarde dat de som van de subsidies in het kader van gesco en lokale diensteneconomie niet meer bedraagt dan de effectieve loonkost. Eigen inkomsten Het betreft de inzet van eigen middelen uit de moederorganisatie of de sui-generis afdeling lokale diensteneconomie. Hieronder wordt eveneens de inzet van algemene werkingsmiddelen verkregen via een structurele (bv. enveloppe) financiering vanuit de overheid begrepen. Andere inkomsten Het betreft andere inkomsten die niet vervat zijn in één van de bovengenoemde posten. Gelieve te verduidelijken over welke soort inkomsten het gaat. De procedure 1. U dient het aanvraagformulier tot erkenning in de lokale diensteneconomie ten laatste op vrijdag 4 november 2011 bij het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie in. 2. De ontvankelijke erkenningsaanvraag wordt geadviseerd door het lokaal forum werkgelegenheid of door Resoc, afhankelijk of de dienstverlening het zorggebied van de lokale werkwinkel al dan niet overschrijdt. 3. Het lokaal forum werkgelegenheid of Resoc spreekt zich in een advies uit over de beschikbaarheid van de doelgroepwerknemer in de regio, over het belang van de dienstverlening in het kader van het regionale tewerkstellingsbeleid en over het eventueel samenvallen van de dienstverlening met lokale aanbieders. 4. Het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie spreekt zich uit over de voorwaarden in het kader van de Europese richtlijn voor DAEB, de inhoudelijke criteria van het decreet lokale diensteneconomie en de begroting/klaverbladfinanciering. Indien de vraag het aanbod overstijgt zal op basis van de objectieve criteria een rangschikking gemaakt worden. Het lokaal forum werkgelegenheid of Resoc en het Vlaams Subsidieagenschap voor Werk en Sociale Economie hebben 30 kalenderdagen de tijd om een advies uit te brengen. Het Vlaams Subsidieagentschap maakt beide adviezen binnen de 20 kalenderdagen over aan de Vlaamse minister bevoegd voor Sociale Economie die binnen de 30 kalenderdagen een beslissing neemt. De volledige procedure duurt bijgevolg maximaal 80 kalenderdagen. De beslissing Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie

10 De beslissing gaat ten vroegste in op 1 januari Een nieuwe erkenning wordt in eerste instantie gegeven voor 4 jaar. Mits positieve evaluatie kan de erkenning verlengd worden voor onbepaalde duur. Elke wijziging met betrekking tot uw aanvraag dient schriftelijk meegedeeld te worden aan het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie. Ontvankelijkheidscriteria 1. De erkenningsaanvraag dient ten laatste op vrijdag 4 november 2011 op twee manieren overgemaakt te worden aan het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie: - per ter attentie van lokalediensteneconomie@wse.vlaanderen.be; - met de post naar het Vlaams Subsidieagentschap voor Werk en Sociale Economie Afdeling Tewerkstelling en Sociale Economie T.a.v. Suzanne Robijn Koning Albert II Laan 35 bus Brussel. de poststempel geldt als ontvangstbewijs. Het niet-tijdig toekomen van de aanvraag is een criterium om onontvankelijk te verklaren binnen deze oproepperiode. 2. De erkenningsaanvraag is volledig ingevuld en ondertekend en bevat de gevraagde bijlagen: - financieringsbewijzen: ontvangsten via andere subsidie belendend beleidsdomein, (boven)lokale financiering - opdracht(en) van de overheid conform de vereisten in het kader de Europese richtlijn voor DAEB. Rekening houden met de korte looptijd van de oproep is het mogelijk dat de bovengenoemde bijlagen niet in uw bezit zijn bij het indienen van de aanvraag. Deze stukken kunnen maximaal 30 dagen na het afsluiten van de oproep nagestuurd worden. Het Vlaams Subsidieagentschap kan bijkomende informatie opvragen. Indien de informatie niet binnen de 14 dagen te rekenen vanaf de vraagstelling wordt overgemaakt, wordt de aanvraag alsnog onontvankelijk verklaard. Met vragen kan u terecht bij: - Katrien Herman op het nummer 02/ of via katrien.herman@wse.vlaanderen.be; - Cédric Verschooten op het nummer 02/ of via cedric.verschooten@wse.vlaanderen.be. Handleiding bij de aanvraag voor een erkenning als initiatief in de lokale diensteneconomie