Title: Sociaal-economische positie en voorzieningengebruik van allochtonen en autochtonen, 1998 SPVA'98 P Steinmetz Archive documentation set

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Title: Sociaal-economische positie en voorzieningengebruik van allochtonen en autochtonen, 1998 SPVA'98 P Steinmetz Archive documentation set"

Transcriptie

1 Title: Sociaal-economische positie en voorzieningengebruik van allochtonen en autochtonen, 998 SPVA'98 P 70 Steinmetz Archive documentation set version.0 Netherlands Institute for Scientific Information Services Joan Muyskenweg P.O. Box CJ Amsterdam 090 HC Amsterdam T + (0) F + (0) E info@niwi.knaw.nl W

2 Contents report questionnaire codebook

3 Minderheden in beeld De SPVA-98 E.P. Martens I

4 Inleiding. Achtergrond van het onderzoek Sinds 986 berust bij het Instituut voor Sociologisch-Economisch Onderzoek (ISEO) de verantwoordelijkheid voor het meerjarige onderzoeksproject Toegankelijkheid en Evenredigheid (T&E). De opdrachtgever van dit project is de Directie Coördinatie Integratiebeleid Minderheden (DCIM) van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Het project is een uitvloeisel van de Minderhedennota van 98, waarin door de regering een gedetailleerd beeld wordt gegeven van het te voeren minderhedenbeleid. De hoofddoelstelling van dit beleid is: streven naar de totstandkoming van een samenleving, waarin de in Nederland verblijvende leden van minderheidsgroepen ieder afzonderlijk en als groep een gelijkwaardige plaats en volwaardige ontplooiingskansen hebben. Dit streven wordt onder meer geconcretiseerd in de doelstelling de sociale en economische achterstand van de doelgroepen van het integratiebeleid (voorheen minderhedenbeleid ) te verminderen tot het punt waar evenredigheid bestaat. Om deze evenredigheid ten opzichte van autochtone Nederlanders vast te stellen, is kennis nodig van het aandeel dat minderheidsgroepen hebben bij de verdeling van maatschappelijke goederen. Een centraal element in het T&E-project betreft de monitoring van de positie van etnische minderheden in de Nederlandse samenleving. Aanvankelijk zijn bestaande bronnen geraadpleegd. Na enige tijd bleek dat hiermee slechts in beperkte mate kon worden voorzien in de informatiebehoeften. Om die reden is de survey Sociale Positie en Voorzieningengebruik van Allochtonen (SPVA) in het leven geroepen. Voor het eerst vond een dergelijk onderzoek plaats in 988 (de SPVA-88). In 99 is dit onderzoek herhaald (de SPVA-9). De derde aflevering stamt uit 99 (de SPVA-9). De meest recente aflevering staat centraal in deze publicatie: de SPVA-98. Het belang van deze surveys is de beschrijving die hiermee kan worden gegeven van de sociaal-economische positie van de (vier grootste) etnische minderheidsgroepen in Nederland. Een specifiek element van deze surveys is de autochtone bevolkingsgroep waarover tegelijkertijd in dezelfde gemeenten gegevens zijn verzameld, zodat kan worden nagegaan in hoeverre er sprake is van evenredigheid op de verschillende terreinen. Hiermee is tevens het bijzondere karakter van de categorie autochtonen in dit bestand

5 Minderheden in beeld aangegeven; de over hen verzamelde uitkomsten zijn niet generaliseerbaar naar alle autochtonen in Nederland, want ze zijn primair bedoeld als vergelijking voor de allochtone bevolkingsgroepen in de voor de SPVA geselecteerde gemeenten. Een belangrijk verschil met de drie voorgaande surveys is dat deze aflevering tot stand is gekomen door een samenwerking tussen het ISEO en het SCP (Sociaal en Cultureel Planbureau). Het gevolg is dat de steekproef bijna twee keer zo groot gemaakt kon worden en dat de vragenlijst kon worden uitgebreid met een aantal onderwerpen, zodat er precies tien jaar na de eerste SPVA een databestand tot onze beschikking staat dat qua opzet, omvang en informatiegehalte uniek is in Nederland.. Inhoud van deze publicatie Deze eerste publicatie op basis van de SPVA-98 bevat allereerst een methodische verantwoording van het onderzoek, waarin onder andere aan de orde komen: de doelstellingen van het onderzoek, de identificatie, de steekproeftrekking, de non-respons en een vergelijking met andere bronnen. De daaropvolgende hoofdstukken bevatten de belangrijkste kerncijfers over diverse thema s rond de sociaal-economische en sociaal-culturele positie van de vier grootste minderheidsgroepen in ons land. In hoofdstuk worden gegevens over demografie en migratie gepresenteerd, waarvoor ook gegevens worden gebruikt uit de Gemeentelijke Basisadministraties (GBA s) die door het CBS zijn bijeengebracht. In de hoofdstukken, en 6 worden uiteenlopende gegevens over de sectoren onderwijs, arbeid en inkomen besproken. De huisvestingspositie staat in hoofdstuk 7 centraal. In hoofdstuk 8 komen sociale contacten met autochtonen en de Nederlandse-taalvaardigheid aan de orde. In hoofdstuk 9 behandelen we enkele aspecten van het nieuwe onderwerp normatieve integratie. In het laatste hoofdstuk zijn enkele onderwerpen bijeengebracht die niet in de andere hoofdstukken waren onder te brengen, maar die interessant genoeg bleken om over te rapporteren. Het betreft gegevens over gezondheid, gepercipieerde ontwikkelingen in de maatschappelijke positie en terugkeerverwachtingen. In deze publicatie zijn de gegevens steeds per etnische groepering weergegeven en zijn vaak uitsplitsingen gemaakt naar leeftijd, geslacht of huishoudenssamenstelling. Verdere uitsplitsingen naar bijvoorbeeld generatie, verblijfsduur of opleidingsniveau en meer verklarende multivariate analyses zullen in toekomstige publicaties centraal staan. Ook een vergelijking met voorgaande SPVA s en een analyse van het panel blijven in deze studie achterwege. 6

6 Inleiding Er is in deze publicatie dus voor een brede opzet gekozen om zoveel mogelijk gegevens uit deze survey te kunnen presenteren. Toch gaat het hier om een selectie van al het beschikbare materiaal. Met name over de onderwerpen sociale contacten, normatieve integratie en burencontacten bevat de SPVA-98 veel meer informatie. 7 Hieraan zal in specifieke studies meer aandacht worden besteed. Noten. Zie Minderhedennota 98 van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.. Zie voor een toelichting op deze term Contourennota 99 Integratiebeleid etnische minderheden van het Ministerie van Binnenlandse Zaken.. Hierover is onder andere gerapporteerd in Ankersmit, Roelandt & Veenman (989) en Veenman (red., 990)).. Zie voor een methodische verantwoording en de kerncijfers van dit onderzoek: Martens, Roelandt & Veenman (99); voor een uitgebreid statistisch overzicht: Roelandt, Roijen & Veenman (99); en voor een analytische studie op basis van deze survey: Veenman & Roelandt (red., 99).. Zie voor de methodische verantwoording en de kerncijfers van dit onderzoek Martens (99); voor een uitgebreid statistisch overzicht Dagevos, Martens & Veenman (996); voor doelgroepenstudies Martens & Verweij (996, 997a, 997b, 997c); voor een analytische studie Veenman (red., 996). 6. In de zomer verschijnt er een trendstudie deels in een vergelijkbare vorm als Participatie in perspectief, Veenman (99) waarin over een periode van tien jaar ontwikklingen worden geschetst. 7. De vragenlijst van de SPVA-98 is desgewenst bij het ISEO opvraagbaar.

7 Opzet en verantwoording van het onderzoek In dit hoofdstuk zullen we de doelstellingen en de opzet van de SPVA-98 bespreken. Aan de orde komen de definitie van de onderzoekspopulatie, de wijze van steekproeftrekking, de inhoud van de vragenlijst, het veldwerk en de non-respons. Daarna zullen enkele gegevens uit de SPVA-98 met andere bronnen worden vergeleken.. Doelstellingen van het onderzoek De doelstellingen die ten grondslag lagen aan de SPVA-98 kunnen als volgt worden geformuleerd:. Het verschaffen van inzicht in de sociaal-economische en sociaal-culturele positie van de vier grootste etnische minderheidsgroepen in ons land, te weten de Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen/Arubanen.. Het in beeld brengen van de verschillen in deze posities tussen de vier allochtone bevolkingsgroepen en de autochtonen, uitgesplitst naar achtergrondkenmerken.. Het kunnen vergelijken van gegevens in de tijd met voorgaande SPVA s. Om de eerste doelstelling te realiseren het mogelijk maken van zoveel mogelijk generaliseerbare uitspraken voor de afzonderlijke bevolkingsgroepen is een weloverwogen selectie van gemeenten gemaakt. De tweede doelstelling is gerealiseerd door in dezelfde gemeenten de autochtone bevolking bij het onderzoek te betrekken. Hierdoor is een goede vergelijking mogelijk tussen etnische minderheden en autochtonen, maar zijn de uitspraken voor de autochtonen niet naar de gehele populatie te generaliseren. De derde en laatste doelstelling is gerealiseerd door dezelfde gemeenten te selecteren als in de voorgaande SPVA, een deel van de respondenten van de SPVA-9 opnieuw te benaderen en bij het aanbrengen van veranderingen in de vragenlijst het punt van de vergelijkbaarheid niet uit het oog te verliezen.. De onderzoekspopulatie In alle voorgaande SPVA s is steeds gekozen voor de vier grootste doelgroepen van het integratiebeleid, te weten de Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen, en een vergelijkingsgroep autochtonen. Gegeven de forse toename van andere bevolkingsgroepen binnen dit beleid (denk bijvoorbeeld aan vluchtelingen uit het voormalig Joegoslavië, uit Somalië, Irak en Iran), is deze keer overwogen andere groepen bij het onderzoek te betrekken. Omdat de argumenten vóór een dergelijke keuze minder sterk

8 Minderheden in beeld bleken dan aanvankelijk werd gedacht, is uiteindelijk voor dezelfde vier bevolkingsgroepen gekozen. Hieronder zetten we de argumenten op een rijtje. Allereerst dient te worden benadrukt, dat ondanks de toename van vele andere groeperingen de vier bevolkingsgroepen van de SPVA nog altijd bijna driekwart uitmaken van alle personen die onder de werking van het integratiebeleid vallen. Binnen de totale categorie etnische minderheden is hun relatieve aandeel de laatste jaren nauwelijks afgenomen als gevolg van natuurlijke aanwas en voortgaande migratie. Door de toename van de vele groepen nieuwkomers uit alle delen van de wereld en de vele berichten over asielzoekers, wordt het blijvend grote belang van de vier grote traditionele etnische minderheidsgroepen wel eens uit het oog verloren. Een tweede argument is dat van de vergelijkbaarheid. Als bepaalde groeperingen door andere worden vervangen, gaat de mogelijkheid van vergelijking in de tijd verloren. Een derde argument komt voort uit de heterogeniteit van de categorie vluchtelingen: per bevolkingsgroep is het aantal personen relatief gering voor een afzonderlijk onderzoek, terwijl het samennemen juist bij deze groepen lastig te verantwoorden is. Een laatste argument dat uiteindelijk heeft geleid tot handhaving van de oorspronkelijke vier bevolkingsgroepen binnen de SPVA, is meer van praktische aard: onderzoek onder vluchtelingen zal waarschijnlijk veel intensiever zijn vanwege de grotere problemen bij de steekproeftrekking (adressen nog niet bekend, ook niet-vluchtelingen binnen deze bevolkingsgroepen komen in de steekproef, grote verhuisgeneigdheid) en tijdens de interviewfase (enquêteurs werven die de taal spreken, grote regionale spreiding). Recentelijk is er onder (enkele van) deze groepen een apart onderzoek gestart.. Identificatie Na het vaststellen van de bevolkingsgroepen moet nog concreter worden bepaald welke wijze van identificatie wordt gebruikt. In dit onderzoek is deze geschied met drie geboortelandcriteria: het geboorteland van de persoon zélf en dat van beide ouders. Tot de Turkse bevolkingsgroep worden al degenen gerekend die in Turkije zijn geboren plus degenen van wie één van de ouders in Turkije is geboren. Voor de andere drie geselecteerde groeperingen is een soortgelijke systematiek gehanteerd, terwijl autochtonen zijn gedefinieerd als degenen die zélf in Nederland zijn geboren en van wie beide ouders Nederland als geboorteland hebben. Gegeven de definities van de doelgroepen van het integratiebeleid, is deze wijze van identificatie te prefereren boven andere methoden. 6

9 Samenvatting. De steekproeftrekking Een steekproef is het beste generaliseerbaar als deze wordt getrokken uit de gehele Nederlandse bevolking. Gegeven het budget, de tijdsplanning en de verwachte verbetering ten opzichte van andere steekproefmethoden, is eerst een keuze van gemeenten gemaakt, alvorens uit de Gemeentelijke Basisadministraties (GBA) een steekproef te trekken. Vanuit het oogpunt van vergelijking en de geringe veranderingen in regionale spreiding van de te onderzoeken bevolkingsgroepen, zijn dezelfde gemeenten als in de SPVA-9 gekozen. Deze selectie van gemeenten heeft plaatsgevonden op basis van de spreiding van de vier te onderzoeken allochtone bevolkingsgroepen over gemeentegrootteklassen en regio s. Bij de verantwoording van het onderzoek in 99 is deze selectie van gemeenten uitgebreid besproken en voor de SPVA-9 enigszins aangepast. 6 In deze aflevering hebben precies dezelfde gemeenten als in 99 meegewerkt. Dit zijn: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Utrecht, Eindhoven, Enschede, Almere, Alphen aan den Rijn, Bergen op Zoom, Hoogezand-Sappemeer, Delft, Dordrecht en Tiel. De zojuist genoemde selectie van gemeenten heeft tot gevolg dat niet iedereen van de desbetreffende bevolkingsgroepen een kans heeft gehad om in de steekproef terecht te komen. Toch is het percentage personen dat in één van deze dertien gemeenten woonachtig is (de dekkingsgraad), tamelijk hoog te noemen. Ongeveer % van de Turkse, % van de Marokkaanse en 6% van de Surinaamse bevolkingsgroep woont in een van de gemeenten waarin de SPVA heeft plaatsgehad. Deze hoge percentages zijn het gevolg van het feit dat deze bevolkingsgroepen nogal geconcentreerd in Nederland woonachtig zijn. Voor de Antillianen geldt een lager percentage van iets minder dan 0. Respondenten die voor de SPVA-9 zijn geïnterviewd en kenbaar hebben gemaakt bij een volgende aflevering ook te willen meewerken, zijn voor de nieuwe SPVA wederom benaderd. Na de verschillende vormen van nonrespons waarmee we ook bij dit panel te maken hebben gehad, bestaat uiteindelijk een relatief klein deel van de SPVA-98 uit deze respondenten (%). Met deze groep is het mogelijk om op individueel niveau een vergelijking in de tijd te maken. Ook bevinden zich in dit panel respondenten die reeds voor de SPVA-9 zijn ondervraagd, al is hun aantal niet groot meer (slechts % van de SPVA-98). Het nieuwe cohort (87% van het databestand) is tot stand gekomen door middel van een steekproef die naar gemeente en etnische groepering is gestratificeerd. Uit de bevolkingsregisters van de geselecteerde gemeenten zijn aselect hoofden van huishoudens getrokken, die tezamen met alle binnen de desbetreffende huishoudens woonachtige personen zijn benaderd om aan het onderzoek mee te werken. 7

10 Minderheden in beeld. De vragenlijsten Bij dit onderzoek is gebruik gemaakt van twee typen vragenlijsten, namelijk een vragenlijst voor hoofden van huishoudens (hoofdvragenlijst) en een vragenlijst voor inwonende gezinsleden vanaf jaar (minivragenlijst). In de hoofdvragenlijst zijn de volgende onderwerpen opgenomen: omvang en samenstelling van het huishouden, migratie, onderwijs, arbeid, inkomen, huisvesting, gezondheid, taalvaardigheid, sociale contacten, normatieve integratie, godsdienst en burencontacten. Ten opzichte van de vorige SPVA zijn in deze aflevering enkele vragen aan zelfstandige ondernemers toegevoegd, de vragen over religie uitgebreid en de vragen over huisvesting ingeperkt. Verder zijn over de gehele lijst enkele (kleine) wijzigingen aangebracht. De belangrijkste veranderingen betreffen de toevoeging van twee nieuwe onderwerpen, namelijk normatieve integratie en burencontacten. Bij het eerste onderwerp komen opvattingen aan de orde over onder andere de zelfstandigheid van de kinderen, de rol van man en vrouw en de moderne Nederlandse samenleving. Bij het tweede onderwerp wordt nader ingegaan op de contacten in de buurt, zowel met allochtonen als met autochtonen. Ook worden de contacten met en overlast van de directe buren aan de orde gesteld. Hoewel deze twee nieuwe onderwerpen in de hoofdvragenlijst zijn geplaatst, zijn deze vragen in sommige gevallen via een doorverwijzingssysteem aan de partners en niet aan het hoofd van het huishouden gesteld. De minivragenlijst is beperkt tot de onderwerpen migratie, onderwijs, arbeid, inkomen en sociale contacten. De inhoudelijke wijzigingen ten opzichte van de vorige SPVA zijn gering. Om ook van inwonende gezinsleden iets te weten omtrent hun normatieve integratie, is aan het oudste zelf aanwezige kind van jaar en ouder een losse vragenlijst over dit onderwerp voorgelegd. Per bevolkingsgroep zijn aparte vragenlijsten gebruikt die bovendien voor de Turken en Marokkanen zowel in het Nederlands als in het Turks respectievelijk Arabisch beschikbaar waren. Inhoudelijk verschillen de vragenlijsten voor allochtonen uit verschillende groepen niet van elkaar. De vragenlijst voor de autochtonen verschilt van de rest door het ontbreken van vragen over migratie, onderwijs in het buitenland, taalvaardigheid en sociale contacten met autochtonen. In de plaats hiervan is een vijftal vragen toegevoegd waarin opvattingen over allochtonen aan de orde komen..6 Het veldwerk Het veldwerk voor deze survey is uitgevoerd door Veldkamp Marktonderzoek uit Amsterdam en heeft plaatsgevonden van februari tot en met september 998. Dit veldwerk betrof de opmaak en productie van de vragenlijsten, de 8

11 Samenvatting steekproeftrekking, het benaderen en interviewen van de respondenten en het aanleveren van het databestand. De hoofdvragenlijst werd altijd afgenomen bij het hoofd van het huishouden. De minivragenlijsten bestemd voor inwonende gezinsleden van jaar en ouder zijn zoveel mogelijk aan de desbetreffende persoon zélf gesteld. Indien deze niet aanwezig was, werd een van de anderen in het huishouden verzocht de vragen over hem of haar te beantwoorden. Dit heeft ertoe geleid dat bijna % van de gezinsleden de informatie zelf heeft verstrekt. Dit percentage verschilt per etnische groepering en positie in het huishouden. Het hoogst is dit bij de Turken (met name partners) en het laagst is dit bij andere Antilliaanse en Surinaamse inwonenden en Marokkaanse partners (zie tabel in bijlage ). Vanwege de aard van de vragen is de aparte vragenlijst over normatieve integratie altijd door de persoon zelf beantwoord. Bij het veldwerk zijn 89 enquêteurs ingeschakeld die gemiddeld negen geslaagde interviews hebben afgeleverd. Het grootste gedeelte van het enquêteurscorps bestond uit personen van Turkse, Marokkaanse, Surinaamse en Antilliaanse afkomst. Zij zijn voornamelijk ingezet om leden van de eigen groepering te interviewen, zodat voorkomen wordt dat degenen die niet goed Nederlands spreken vaker tot de non-responsgroep zouden behoren. Dit heeft er mede toe bijgedragen dat de onderkant van de populatie goed is bereikt (zie ook paragraaf.8, waarin de uitkomsten van de SPVA met de EBB worden vergeleken)..7 Niet-selectieve uitval en non-respons De steekproeven met namen en adressen zoals deze bij de gemeenten zijn getrokken, vormden tezamen met de paneladressen van de SPVA-9 de basis voor de benadering van de respondenten. Een deel van deze personen is ook daadwerkelijk benaderd en weer een deel hiervan heeft uiteindelijk de gegevens voor het onderzoek verstrekt. Met andere woorden: een gedeelte van de oorspronkelijk geselecteerde personen is niet in het uiteindelijke databestand terug te vinden. Dit deel van de steekproef zullen we in het vervolg uitval noemen. Deze uitval is relevant voor het onderzoek voorzover er sprake is van selectiviteit. We zullen daarom de uitval nader onderverdelen in niet-selectieve uitval en non-respons. Deze laatste vorm zullen we verder onderverdelen in oneigenlijke en eigenlijke non-respons..7. Niet-selectieve uitval Als we uitgaan van de totale aangevraagde steekproef, kunnen bij dit onderzoek vijf soorten niet-selectieve uitval worden onderscheiden. De eerste bestaat uit de adressen die zijn overgebleven toen de streefaantallen per 9

12 Minderheden in beeld gemeente waren bereikt. De tweede vorm bevat onvindbare of onbestaande adressen. Bij beide vormen kunnen de feitelijk bezochte adressen worden beschouwd als een aselecte substeekproef van de totale steekproef. De andere drie categorieën bestaan uit personen die () niet tot de geselecteerde etnische bevolkingsgroep bleken te behoren, () ten tijde van de benadering waren overleden en () niet zijn geïnterviewd omdat is gebleken dat de enquêteur heeft gefraudeerd. Het kenmerkende van deze categorieën is dat er nooit een feitelijke benadering van het adres of de persoon heeft plaatsgevonden..7. Non-respons In deze paragraaf behandelen we de categorie waarbij wel een benadering heeft plaatsgevonden en laten de niet-selectieve uitval buiten beschouwing. In alle gevallen waarin wel een benadering, maar geen interview heeft plaatsgevonden, spreken we van non-respons. Zoals gezegd, onderscheiden we oneigenlijke en eigenlijke non-respons. Onder de eerste vorm verstaan we de non-respons die is ontstaan omdat de respondent niet meer op het adres woonachtig is. De eigenlijke non-respons bestaat uit de niet-verkregen interviews bij personen van wie het juiste adres is vastgesteld. In tabel in bijlage is de absolute omvang van de verschillende vormen van uitval en non-respons in de SPVA-98 per etnische groepering weergegeven. Hier beperken we ons tot de relatieve omvang van de oneigenlijke en eigenlijke non-respons zoals deze onder (hoofden van) huishoudens heeft plaatsgevonden. Oneigenlijke non-respons Oneigenlijke non-respons is de non-respons die ontstaat, wanneer de desbetreffende steekproefpersoon is verhuisd. In tabel. is per etnische groepering de absolute omvang hiervan als percentage uitgedrukt van het totaal aantal benaderde adressen, waarbij bovendien onderscheid is gemaakt naar het oude en het nieuwe cohort. Tabel. Percentage onjuiste adressen (oneigenlijke non-respons), naar etnische groepering en cohort Percentage of incorrect adresses, by ethnic group and cohort % Turken Marokkanen Surinamers Antillianen autochtonen Totale bestand,7,0,,,0 Nieuwe cohort 9,8 0,9 9,,7 7,6 Oude cohort,7 9,0 0,9,9 7, 0

13 Samenvatting bron: Veldwerkverslag, Veldkamp Marktonderzoek In totaal bleek % van de geselecteerde personen niet op het aangegeven adres woonachtig te zijn. Van de adressen uit het nieuwe cohort was een tiende onjuist, terwijl van het oude cohort eenderde deel van de personen niet meer op het bij ons bekende adres aanwezig was. Dit laatste is het gevolg van verhuizingen die in de afgelopen vier jaar hebben plaatsgevonden (de periode tussen de beide SPVA s). 7 De verschillen tussen de bevolkingsgroepen onderling zijn over het algemeen gering, zij het dat bij de Antillianen een duidelijk hoger percentage onjuist bleek. Dit geldt zowel in het nieuwe (%) als in het oude cohort (%). De oorzaak hiervan is de grotere verhuisgeneigdheid onder deze bevolkingsgroep. Hoewel er bij de zojuist besproken vorm van non-respons geen feitelijke benadering van de persoon heeft plaatsgevonden, is wel het steekproefadres benaderd. De vraag is echter of deze categorie als geheel tot de non-respons moet worden gerekend of dat deze tenminste voor een deel tot de categorie uitval behoort. Een deel van deze categorie bestaat namelijk uit personen die zijn vertrokken naar een ander land of een andere gemeente en om die reden niet (meer) tot de onderzoeksgroep behoren. Deze categorie kan geschat worden op 0 à 0% van het aantal verhuisde personen. 8 Daarnaast is het zo, dat deze categorie geen aselecte groep is, maar selectief zal zijn naar bijvoorbeeld leeftijd (levensfase) en sociaal-economische positie, factoren die samenhangen met verhuisgeneigdheid. Naast dit gedeelte uitval binnen de oneigenlijke non-respons komt een een andere vorm van selectiviteit voor die nergens is terug te vinden en die te maken heeft met de fase van steekproeftrekking; mensen die in de tijd tussen de steekproeftrekking en de feitelijke interviews in de gemeente of in Nederland zijn komen wonen (of hun adres nog niet hebben doorgegeven), zijn buiten het onderzoek gebleven. Eigenlijke non-respons De tweede vorm van non-respons is de eigenlijke non-respons. Ze kan gezien haar aard als het meest selectief worden beschouwd. De twee meest voorkomende soorten zijn veelvuldige afwezigheid en weigering. Een andere, veel minder vaak voorkomende soort is de onaanspreekbaarheid van de respondent, waarvan de oorzaak kan liggen in taalproblemen of ziekte. In tabel. zijn eigenlijke non-responspercentages berekend per etnische groepering en cohort. De steekproefpersoon is hier als uitgangspunt genomen en niet het steekproefadres. Er is daarom gepercenteerd op het aantal adressen waarvan is vastgesteld dat de desbetreffende persoon daar

14 Minderheden in beeld woonachtig is. De categorie onjuiste adressen (de oneigenlijke non-respons) is hierbij dus buiten beschouwing gelaten. Tabel. Eigenlijk non-responspercentage, (weigeringen en niet thuis), naar etnische groepering en cohort Percentages non-respons (refusals and not at home), by ethnic group and cohort % Turken Marokk anen Surinam ers Antillian en autochto nen Eigenlijke non-respons 8,9, 0, 7,8, nieuwe cohort 8,8 0,8 9, 7,,7 oude cohort 9,8, 60, 9,6,0 Weigeringen,9 6, 7,, 9,0 Niet thuis 6,,,,, bron: Veldwerkverslag, Veldkamp Marktonderzoek Over het geheel genomen komt de (eigenlijke) non-respons uit op iets minder dan 0%. Bij de Turken is ze verreweg het laagst (minder dan 0%), voornamelijk vanwege het lage percentage dat niet thuis is aangetroffen. Door het grote aantal weigeringen is bij de autochtonen de non-respons het hoogst (bijna %). De verschillen in non-respons tussen het oude en het nieuwe cohort zijn alleen bij de Surinamers van betekenis; bij oude respondenten ligt deze 0 procentpunten hoger. Nu reeds voor de vierde keer een soortgelijk onderzoek is gehouden, is het interessant om de ontwikkeling in non-respons te zien die zich in de afgelopen tien jaar bij de verschillende bevolkingsgroepen heeft voorgedaan (zie tabel.). Tabel. Eigenlijke non-responspercentages in de afleveringen van de SPVA, naar etnische groepering Percentages non-respons in the editions of the SPVA, by ethnic group Turken Marokkanen Surinamers Antillianen autochtonen SPVA SPVA-9 SPVA SPVA bronnen:martens (99); Veldwerkverslag, Veldkamp Marktonderzoek Uit de cijfers blijkt dat zich met name bij de Turken en de Marokkanen een stijgende trend heeft voorgedaan. Bij de Turken is de stijging zichtbaar tussen

15 Samenvatting de afleveringen van 99 en 99, terwijl bij de Marokkanen juist in de SPVA-98 een duidelijk hogere non-respons is aangetroffen dan in de drie voorgaande onderzoeken. Bij de Antillianen is de non-respons licht gestegen tussen 988 en 99, maar ligt in deze aflevering op nagenoeg dezelfde hoogte als in 99. Bij de Surinamers en de autochtonen is de ontwikkeling in non-responspercentages verrassend stabiel. Zoals in allerlei andere onderzoeken in Nederland in de afgelopen jaren, is ook in de SPVA-onderzoeken de toenemende non-respons zichtbaar. Toch kunnen we concluderen dat de toename tussen 99 en 998 bijzonder gering is, met uitzondering van de Marokkaanse bevolkingsgroep. Voor de betekenis die aan de uitkomsten van het onderzoek kan worden toegekend, is een dergelijke conclusie echter niet voldoende. Feit blijft dat van bijna de helft van de benaderde personen geen informatie is verkregen. De vraag die dan ook moet worden gesteld, is wat de omvang en de aard van de vertekening is die hierdoor is ontstaan. Deze is uiteraard niet gemakkelijk te beantwoorden, omdat er weinig registraties of onderzoeken zijn die als referentie kunnen dienen voor een grootschalig survey als de SPVA-98. Toch zullen we voorzover mogelijk enkele vergelijkingen maken met beschikbare CBS-statistieken. Voordat we hieraan in paragraaf.7 toekomen, dient voor de volledigheid eerst nog een andere vorm van non-respons te worden besproken, namelijk de non-respons onder gezinsleden..7. Non-respons onder gezinsleden Niet alleen de steekproefpersonen, maar ook alle inwonende gezinsleden die bij dit onderzoek werden betrokken, kunnen weigeren aan het onderzoek deel te nemen. Deze non-respons is beperkter van omvang en bestaat uit drie categorieën: () het gezinslid is door de enquêteur vergeten, () de persoon heeft zélf geweigerd en () een ander uit het huishouden heeft geweigerd. De eerste twee categorieën spreken voor zichzelf. De derde categorie is ontstaan door de instructie die de enquêteurs meekregen om de informatie van de minivragenlijsten bij afwezigheid van de betrokken persoon via anderen te verkrijgen. Echter, deze andere personen kunnen weigeren om dit te doen. Een cijfermatig onderscheid tussen deze drie vormen is helaas niet mogelijk. Voor de gehele SPVA-98 ligt de non-respons voor gezinsleden op 7% (zie tabel in bijlage ). Bij de Marokkanen is dit percentage het hoogst (bijna 0%), gevolgd door de Turken met 0% en de andere groeperingen met ongeveer 0%. Van alle inwonenden scoren de partners het beste, gevolgd door de inwonende kinderen. Vergeleken met de andere bevolkingsgroepen is de non-respons bij Turkse en Marokkaanse inwonende kinderen relatief hoog

16 Minderheden in beeld (ongeveer 0%). Meer dan bij de non-respons op huishoudensniveau is bij deze cijfers een duidelijk stijgende trend waarneembaar als met voorgaande afleveringen wordt vergeleken. In de SPVA-9 lag de non-respons onder gezinsleden op slechts % en in de SPVA-9 op 8%. Een deel van deze stijging is waarschijnlijk het gevolg van de toegenomen omvang van de vragenlijsten, waardoor met name binnen grotere gezinnen interviewvermoeidheid optreedt..8 Vergelijking van de SPVA-98 met andere bronnen Na de bespreking van de wijze van steekproeftrekking en de omvang van de non-respons zullen we in deze paragraaf aandacht besteden aan een vergelijking van de SPVA-98 met andere bronnen. Aangezien het recente en op grote schaal verzamelde informatie omtrent etnische minderheden betreft, zijn de bronnen die voor een dergelijke vergelijking in aanmerking komen eigenlijk zeer beperkt. Dit zijn de Structuurtelling van het CBS, gebaseerd op de Gemeentelijke Basisadministraties, en de arbeidsmarkt- en onderwijsgegevens uit de Enquête Beroepsbevolking, eveneens door het CBS bijeengebracht. De tabellen, waarop onderstaande bespreking is gebaseerd, zijn in bijlage weergegeven..8. Vergelijking met bevolkingsgegevens De eerste vergelijkingsbron is de Structuurtelling van het CBS per januari 997, een integrale telling van de Nederlandse bevolking. 9 Voor de vier etnische minderheden kunnen populatiegegevens worden vergeleken met de uitkomsten van de SPVA. Dit wordt gedaan op de kenmerken leeftijd, geboorteland en op de combinatie van beide. Een juiste leeftijdsverdeling is belangrijk, omdat dit kenmerk bij vele sociaal-economische gegevens een rol speelt (denk aan onderwijs, arbeid en sociale contacten). Bij een groeiende omvang van de tweede generatie en verschillen in bijvoorbeeld participatie en oriëntatie tussen beide generaties, is een juiste afspiegeling naar geboorteland eveneens van belang. Leeftijd De leeftijdsverdelingen zoals deze binnen de SPVA-98 voor de vier allochtone bevolkingsgroepen zijn aangetroffen, komen nagenoeg perfect overeen met die in de bevolkingsstatistieken (zie tabel ). Bij een indeling in vijf klassen is er bij Turken, Marokkanen en Surinamers slechts in één klasse sprake van een verschil van twee procentpunten; in alle andere gevallen is dit verschil kleiner. Bij Antillianen zien we eveneens een zeer goede overeenkomst. De verschillen van drie procentpunten bij deze bevolkingsgroep duiden op een

17 Samenvatting oververtegenwoordiging in de SPVA-98 van kinderen tot jaar en een ondervertegenwoordiging van personen van tot en met 6 jaar. Geboorteland In de SPVA-98 is de vertegenwoordiging van in Nederland geboren leden van etnische minderheden goed vergelijkbaar met de bevolkingsgegevens van het CBS (zie tabel ). Het grootste verschil treffen we wederom aan bij Antillianen, hetgeen erop duidt dat in de SPVA-98 meer personen aanwezig zijn die op de Antillen of Aruba zijn geboren. Leeftijd en geboorteland Bij een combinatie van bovenstaande gegevens is eveneens een opmerkelijke overeenkomst te zien tussen beide bronnen (zie tabel 6). De belangrijkste verschillen volgen uit bovenstaande paragrafen. Zij doen zich voor bij Antillianen van tot en met 6 jaar die op de Antillen zijn geboren (vijf procentpunten minder in de SPVA-98) en Antillianen onder jaar (in beide geboortelandklassen bevat de SPVA-98 zes procentpunten meer kinderen)..8. Vergelijking met de EBB De Enquête Beroepsbevolking van het CBS (de EBB) is een grootschalige arbeidsmarktsurvey onder inwoners van Nederland. Hier maken we gebruik van de meest recente gegevens (EBB-97). 0 Verschillen in databestanden Voordat we nader ingaan op de verschillen in uitkomsten tussen de EBB-97 en de SPVA-98, is het goed om stil te staan bij de verschillen die er tussen beide databestanden bestaan. De belangrijkste verschillen komen voort uit het feit dat de EBB een generiek arbeidsmarktsurvey is en dat de SPVA specifiek voor vier allochtone bevolkingsgroepen is opgezet. Dit betekent dat in de EBB () de aantallen voor de allochtone bevolkingsgroepen waarop de percentages zijn gebaseerd bij verdere uitsplitsingen vaak gering zijn en dat () de allochtonen die minder goed Nederlands spreken zullen zijn ondervertegenwoordigd door het gebruik van Nederlandstalige vragenlijsten en overwegend autochtone enquêteurs. Een ander verschil komt voort uit () de wijze van identificatie. In de EBB zijn de etnische minderheden (nog steeds) gedefinieerd als personen die niet de Nederlandse nationaliteit bezitten en personen die de Nederlandse nationaliteit bezitten maar niet in Nederland zijn geboren. Dit betekent dat in Nederland geboren personen met de Nederlandse nationaliteit in de EBB niet tot de desbetreffende bevolkingsgroep zijn gerekend. Dit komt erop neer, dat in tegenstelling tot de SPVA-98 in de EBB van de Surinamers en Antillianen de gehele tweede

18 Minderheden in beeld generatie en van de Turken en Marokkanen vanaf jaar zo n 70 resp. 6% van de tweede generatie ontbreekt. Een ander verschil betreft () het type steekproef. In de EBB is namelijk een personensteekproef getrokken, terwijl het in de SPVA-98 een steekproef van hoofden van huishoudens betreft waarbij alle inwonenden mede zijn ondervraagd (clustersteekproef). Het gevolg hiervan is een verschil in () generaliseerbaarheid. De EBB is in principe naar de gehele Nederlandse bevolking generaliseerbaar, terwijl de SPVA-98 voor alle bevolkingsgroepen een oververtegenwoordiging kent in de grotere gemeenten. Door hun sterke concentraties in de grote steden is dit voor de allochtone bevolkingsgroepen niet zo bezwaarlijk (zie paragraaf. en paragraaf 7.7). Echter, problematisch is het vergelijken van de uitkomsten van de autochtone bevolkingsgroep. Aan de EBB kunnen hierover namelijk algemene uitspraken worden ontleend, terwijl in de SPVA-98 uitspraken worden gedaan over de autochtonen die in dezelfde gemeenten wonen als de allochtonen, namelijk de grotere gemeenten. De kenmerken waarop in deze paragraaf de vergelijking tussen beide databestanden zal worden gemaakt, zijn: de positie in het huishouden, het gerealiseerde opleidingsniveau, de arbeidsmarktparticipatie, de werkloosheid en de positie van werkenden, waaronder het beroepsniveau, de bedrijfstak en het type arbeidsrelatie. Positie in het huishouden Voor wat betreft de positie in het huishouden is er een redelijk goede overeenkomst tussen de SPVA-98 en de EBB-97 (zie tabel 7). Over het algemeen geldt dat het percentage inwonende kinderen en ouders in de SPVA groter is dan in de EBB. Het tegengestelde geldt voor alleenstaanden en gehuwden/samenwonenden zonder kinderen. Bij Turken zijn de verschillen het grootst, met name waar het gaat om het percentage alleenstaanden en paren zonder kinderen. Bij Antillianen zijn de verschillen juist zeer gering. De reden voor de gevonden verschillen moet waarschijnlijk gezocht worden in de verschillen in het type steekproef. Opleidingsniveau Over het algemeen komt het opleidingsniveau van de allochtone groepen in de SPVA-98 redelijk goed overeen met dat in de EBB, met het belangrijke verschil dat de categorie zonder diploma in de SPVA-98 steeds beduidend groter is (zie tabel 8). Het verschil in deze klasse varieert van procentpunten bij Turken tot bij Marokkanen. Ook is bij deze beide groeperingen het percentage met een vbo- of mavo-diploma hoger. 6

19 Samenvatting De gevonden verschillen zijn waarschijnlijk het gevolg van de inspanningen die in de SPVA-98 zijn gedaan om degenen die het Nederlands niet goed beheersen, ook te kunnen ondervragen. Er bestaat namelijk een relatie tussen diplomabezit en taalbeheersing. Zo blijkt dat bij degenen zonder diploma het percentage dat in een gesprek vaak of altijd problemen heeft met het Nederlands hoger is dan bij degenen met een diploma. Bij Marokkanen is het verschil het grootst (viermaal zo groot), hetgeen de verklaring voor de verschillen tussen de EBB en de SPVA onderschrijft; in de EBB zullen degenen die niet goed Nederlands spreken, oververtegenwoordigd zijn in de non-respons. Bij autochtonen treffen we in de SPVA-98 zowel meer laagopgeleiden (met maximaal bao) als meer hoog-opgeleiden aan (met hbo- of wo-diploma). Dit verschil is waarschijnlijk terug te voeren tot het feit dat de SPVA relatief veel autochtonen uit de grote steden bevat; in de grote gemeenten wonen in het algemeen meer laag- en meer hoogopgeleiden. Dit blijkt bovendien als voor de drie grote gemeenten afzonderlijk de cijfers uit beide bronnen naast elkaar worden gezet (zie tabel 9). Arbeidsmarktparticipatie De overeenkomst in arbeidsmarktparticipatie tussen de SPVA-98 en de EBB is tamelijk groot. Dit geldt voor alle bevolkingsgroepen inclusief autochtonen, zowel voor het totaal als voor mannen en vrouwen, en eveneens voor de drie onderscheiden leeftijdsklassen (zie tabel 0). Als er een verschil is, dan ligt in de meeste gevallen de participatie in de SPVA iets boven die in de EBB. Bij de Antillianen treffen we de grootste verschillen aan. Werkloosheid Anders dan voor participatiecijfers geldt voor werkloosheidspercentages dat ze gevoeliger zijn voor het tijdstip waarop ze berekend zijn. Toch blijkt bij een vergelijking van het percentage niet-werkzame personen een behoorlijke overeenkomst (zie tabel ). Bij Antilliaanse mannen en vrouwen komt de EBB op een hoger percentage uit, terwijl bij Surinaamse jongeren en Marokkaanse vrouwen de SPVA een hogere werkloosheid noteert. Aangezien het steeds relatief kleine categorieën betreft, zal een deel van de verklaring gezocht moeten worden in de relatief geringe aantallen in de EBB. Positie van werkenden De positie van werkenden is vergeleken aan de hand van verschillende kenmerken. Samenvattend kan worden gesteld dat ook hier de overeenkomsten tussen de EBB-97 en de SPVA-98 groot zijn. Voor wat betreft 7

20 Minderheden in beeld de arbeidsduur zijn de verschillen nihil (zie tabel ), terwijl we bij het percentage zelfstandig ondernemers alleen bij Turken in de SPVA een hoger percentage aantreffen. Bij de arbeidsrelatie zien we duidelijk grotere verschillen (zie tabel ). Hier komen bij alle bevolkingsgroepen met uitzondering van Antillianen in de SPVA meer personen voor die een tijdelijke arbeidsrelatie hebben. Bij Turken is het verschil bijna 0 procentpunten. De overeenkomsten in beroepsniveau zijn eveneens groter dan de verschillen (zie tabel ). Noemenswaard is wellicht het hogere percentage werkzame personen in de categorie lagere beroepen in de SPVA (met name bij Turken). Als laatste kenmerk van de werkenden is de indeling in bedrijfstakken gekozen. Hierin zien we met name bij Turken/Marokkanen en autochtonen enige verschillen (zie tabel ). In de SPVA-98 is het percentage dat werkzaam is in de industrie, enkele procentpunten lager dan in de EBB-97. De verklaring hiervan moet gezocht worden in de oververtegenwoordiging van grote gemeenten in de SPVA. In de grote gemeenten is het aandeel personen in de industrie lager dan in kleinere gemeenten. Bij bevolkingsgroepen die relatief vaak in de industrie werkzaam zijn (Turken en Marokkanen) en bij bevolkingsgroepen die relatief vaak in kleinere gemeenten woonachtig zijn (autochtonen), worden deze verschillen daarom het duidelijkst zichtbaar..8. Conclusie Voor een recent gegevensbestand onder etnische minderheden zoals de SPVA- 98 zijn weinig bronnen voorhanden waarmee de uitkomsten vergeleken kunnen worden. Voor enkele achtergrondgegevens zijn de bevolkingsstatistieken van het CBS gebruikt. Hieruit blijkt dat de SPVA-98 op de kenmerken leeftijd en geboorteland zeer representatief genoemd kan worden. Vervolgens is de SPVA-98 vergeleken met de gegevens over allochtonen zoals deze uit de EBB-97 kunnen worden gehaald. Gegeven de gemaakte kanttekeningen bij een dergelijke vergelijking, kunnen de overeenkomsten over het algemeen groot genoemd worden. Voor sommige van de gevonden verschillen zijn verklaringen aangedragen, die veelal liggen in de verschillende wijze van identificatie, de omvang van de groepen of de wijze van steekproeftrekking. De kenmerken waarop de grootste verschillen zijn gevonden zijn de positie in het huishouden en het opleidingsniveau. Voor wat betreft dit laatste zijn binnen de SPVA de lager opgeleide allochtonen naar alle waarschijnlijkheid beter bereikt dan in een generiek survey als de EBB gebeurt. 8

21 Samenvatting.9 Aantallen respondenten per onderwerp Het resultaat van alle eerder beschreven inspanningen ten behoeve van de SPVA-98 is een databestand dat informatie bevat over 7.00 huishoudens, waaronder meer dan.600 Turkse, bijna.00 Marokkaanse, ruim.800 Surinaamse, bijna.00 Antilliaanse en.00 autochtone huishoudens. Daarnaast bevat het gegevens van meer dan inwonende gezinsleden. In tabel. op de volgende pagina is voor iedere etnische groepering het aantal respondenten per categorie of onderwerp weergegeven. Hiermee wordt een indruk gegeven van de mogelijkheden van het bestand. De aantallen per etnische groepering en gemeente zijn terug te vinden in tabel in bijlage. Tabel. Aantal respondenten in de SPVA-98 naar etnische groepering, voor verschillende categorieën en onderwerpen Number of respondents in the SPVA-98, by ethnic group, for various categories and subjects Turken Marokka nen Surina mers Antilli anen autochto nen Huishoudens Alle personen Personen vanaf jaar Jongeren Ouderen jaar Eerste generatie Tweede generatie jr Niet-schoolgaanden Schoolgaanden jaar Werkzame beroepsbevolking Werkzame hoofden v. huish Zelfstandigen Geregistreerde werklozen Niet-werkzame beroepsbevolk Personen met inkomen Personen met arbeidsinkomen Huishoudens met huurwoning Contacten met autochtonen * Norm. integratie, godsdienst Burencontacten Hindostanen / Creolen jr.07 /.9 Huishoudens uit de SPVA

22 Minderheden in beeld bron: SPVA-98, ISEO & SCP * Dit zijn voornamelijk autochtone partners van etnische minderheden Als we de categorieën van deze tabel doorlopen, dan kunnen we concluderen dat in de SPVA-98 steeds voldoende respondenten per etnische groepering beschikbaar zijn om te differentiëren naar enkele achtergrondkenmerken tegelijkertijd. Ook voor subcategorieën zoals jongeren, ouderen, tweede generatie, schoolgaanden en personen met een arbeidsinkomen zijn voldoende respondenten voorhanden voor uitgebreide analyses. Het aantal allochtone zelfstandigen (per etnische groepering) en het aantal autochtone werklozen is daarentegen beperkt..0 Samenvatting In voorgaande paragrafen is een methodische verantwoording gegeven van de survey SPVA-98. Dit bestand beoogt niet alleen inzicht te verschaffen in de sociaal-economische positie van Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen in Nederland, maar ook een vergelijking te maken met de positie van autochtonen die in dezelfde gemeenten zijn gehuisvest. Ondanks toenemende aantallen personen uit andere landen, waren er belangrijke argumenten om dezelfde vier traditionele bevolkingsgroepen te kiezen als in voorgaande SPVA s, namelijk () hun in de laatste jaren nauwelijks veranderde aandeel binnen de doelgroepen van het integratiebeleid, () de vergelijkbaarheid met voorgaande SPVA s en () de heterogeniteit van de andere groeperingen. De keuze van de dertien gemeenten is bij eerdere SPVA s verantwoord en is voor de vergelijkbaarheid niet veranderd. Bovendien leveren deze gemeenten een hoge dekkingsgraad op. De SPVA-98 is gebaseerd op een steekproef van hoofden van huishoudens uit de Gemeentelijke Basisadministraties, aangevuld met de adressen van personen die in de SPVA-9 hebben aangegeven wederom te willen meewerken. Vervolgens zijn alle inwonende gezinsleden vanaf jaar bij het onderzoek betrokken. Het betreft dus een naar gemeente en etnische groepering gestratificeerde clustersteekproef. Er is gewerkt met een hoofd- en een minivragenlijst waarin vragen zijn opgenomen over het huishouden, migratie, onderwijs, arbeid, inkomen, huisvesting, gezondheid, sociale contacten, taalvaardigheid, normatieve integratie, religie en burencontacten. Er is gewerkt met vertaalde vragenlijsten en enquêteurs uit de eigen bevolkingsgroepen. Eén op de zeven gebruikte adressen in dit onderzoek bleek onjuist te zijn (van de bewaarde adressen zelfs eenderde, maar van de nieuwe adressen 0%). Het percentage onjuiste adressen ligt bij de Antillianen gemiddeld het 0

23 Samenvatting hoogst. De eigenlijke non-respons (als gevolg van weigeringen en veelvuldige afwezigheid) ligt in dit onderzoek iets onder de 0%. Turken komen in dit opzicht het beste naar voren met een non-respons van slechts 0%. Vergeleken met tien jaar geleden is de non-respons met name bij Turken en Marokkanen toegenomen. Ten opzichte van de SPVA-9 is deze verrassend vergelijkbaar, met uitzondering van Marokkanen. Een forse toename in de non-respons bij gezinsleden (nu iets meer dan een kwart) is onder andere het gevolg van de toegenomen omvang van de vragenlijsten. Bij Marokkanen is deze non-respons onder gezinsleden verreweg het grootst (bijna 0%). Een vergelijking met andere bronnen is niet gemakkelijk vanwege het recente en op grote schaal verzamelde materiaal. De vergelijking met landelijke gegevens omtrent leeftijd en geboorteland kan zeer treffend worden genoemd; de enige kleine verschillen betreffen Antillianen. De vergelijking met de arbeidsmarkt- en onderwijsgegevens van de EBB-97 geeft ons eveneens het vertrouwen dat we een gegevensbestand in handen hebben waarmee niet alleen uitgebreide analyses, maar ook goede parameterschattingen mogelijk zijn. Er is gewezen op de verschillen tussen beide databestanden in () de aantallen etnische minderheden, () de wijze van interviewen, () de wijze van identificatie, () het type steekproef en () de generaliseerbaarheid. De gevonden verschillen op het tiental kenmerken zijn gering of grotendeels verklaarbaar uit de eerder genoemde verschillen in de databestanden. De grootste verschillen zijn aangetroffen in de positie in het huishouden en het opleidingsniveau. De SPVA-98 bevat informatie over zo n 7.00 hoofden van huishoudens en hun inwonende gezinsleden. Deze aantallen volstaan om de sociaal-economische gegevens uit te splitsen naar bijvoorbeeld leeftijd, geslacht, generatie en verblijfsduur. Noten. Wanneer in het vervolg van deze studie over Antillianen wordt gesproken, worden ook de Arubanen bedoeld.. Helaas is dit aandeel niet exact vast te stellen vanwege het ontbreken van (recente) gegevens over het aantal vluchtelingen, woonwagenbewoners, zigeuners en Molukkers. Voor een overzicht van de groepen die onder dit beleid vallen, wordt verwezen naar tabel... Zo blijkt uit de cijfers van het CBS dat het aantal Turken, Marokkanen, Surinamers en Antillianen tussen 99 en 998 met is toegenomen. De toename van het aantal personen afkomstig uit de belangrijkste vluchtelingenlanden (zie voor deze selectie tabel.; incl. eerste generatie ex-joegoslaven) ligt in dezelfde periode

24 Minderheden in beeld op 6.900, hetgeen zelfs.000 lager is dan de toename bij de vier grote bevolkingsgroepen.. Dit onderzoek wordt uitgevoerd door het ITS in Nijmegen.. Zie onder andere Verweij (99). 6. Zie Martens, Roelandt & Veenman (99), p. 9-6 en Martens (99), p Omdat het zeer lastig, zeer kostbaar en soms onmogelijk is om de adressen te achterhalen van degenen die niet meer op hetzelfde adres woonachtig zijn, is er voor gekozen om deze inspanningen achterwege te laten. 8. Het aantal verhuizingen vanuit de gemeente Amsterdam naar andere gemeenten in binnen- of buitenland als percentage van het totaal aantal verhuizingen in Amsterdam lag over 997 op %. Voor Rotterdam, Den Haag, Utrecht en Eindhoven gelden respectievelijk de percentages,, en 8. Omdat de component emigratie bij allochtonen groter zal zijn dan voor de totale bevolking, zullen de genoemde percentages voor hen bovendien iets hoger zijn. Zie Verweij, Latuheru, Rodenburg en Weijers (999). 9. Voor een juiste vergelijking met bevolkingscijfers per is van de leeftijd in de SPVA-98 één jaar afgetrokken. 0. Zie Enquête Beroepsbevolking 997 (CBS, 998). Ook zijn apart aangevraagde tabellen gebruikt.. We beperken ons tot het percentage niet-werkzame personen, omdat dit cijfer minder gevoelig is voor de gebruikte definitie dan het percentage geregistreerde werklozen.

25 Bijlage Aanvullende tabellen methodische verantwoording Veldwerk Tabel Percentage gezinsleden dat de vragen uit de minivragenlijst zélf heeft beantwoord, naar etnische groepering en positie in het gezin Percentage of members of the family who answered the questions of the mini questionnaire by themselves, by ethnic group and position in the household Turken Marokka nen Surina mers Antilli anen autochto nen Totaal Partners Inwonende kinderen Anderen bron: SPVA-98, ISEO & SCP Tabel Verschillende vormen van uitval, respons en non-respons, naar etnische groepering Various forms of respons and non-respons, by ethnic group abs. Turken Marokka nen Surina mers Antilli anen autochto nen Gebruikte adressen niet-benaderde adressen geen onderzoeksgroep 6 verwijderde enquêtes benaderde adressen respons non-respons onjuiste adressen (oneig.) eigenlijke non-respons niet thuis weigering niet aanspreekbaar bron: Veldwerkverslag, Veldkamp Marktonderzoek

Bijlagen Jaarrapport integratie 2011

Bijlagen Jaarrapport integratie 2011 Bijlagen Jaarrapport integratie 2011 Redactie: Mérove Gijsberts Willem Huijnk Jaco Dagevos Bijlage bij hoofdstuk 2... 2 Bijlage bij hoofdstuk 4... 8 Bijlage bij hoofdstuk 5... 13 Bijlage bij hoofdstuk

Nadere informatie

Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. A Gebruikte databestanden... 2

Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief. A Gebruikte databestanden... 2 BIJLAGEN Het werken waard Het arbeidsaanbod van laagopgeleide vrouwen vanuit een economisch en sociologisch perspectief A Gebruikte databestanden... 2 B Bijlage bij hoofdstuk 4... 3 C Bijlage bij hoofdstuk

Nadere informatie

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken

1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1 Opzet tabellenboek, onderzoeksopzet en respondentkenmerken 1.1 Opzet tabellenboek Dit tabellenboek geeft een uitgebreid overzicht van de uitkomsten van de Leefbaarheidsmonitor 2004. Het algemene rapport,

Nadere informatie

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs

Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Steeds meer niet-westerse allochtonen in het voltijd hoger onderwijs Esther van Kralingen Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/ 2 is het aandeel van de niet-westerse allochtonen dat in het hoger onderwijs

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2016 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 20 Fact sheet april 20 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar vrijwel gelijk gebleven aan 2015. Van de 14.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010

Allochtonen op de arbeidsmarkt 2009-2010 FORUM Maart Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt 9-8e monitor: effecten van de economische crisis In steeg de totale werkloosheid in Nederland met % naar 26 duizend personen. Het werkloosheidspercentage

Nadere informatie

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding

szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding szw0001052 Aan de Voorzitter van de vaste commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid s-gravenhage, 23 november 2000 Aanleiding Naar aanleiding van vragen over de hoge arbeidsongeschiktheidspercentages

Nadere informatie

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs

7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs 7. Deelname en slagen in het hoger onderwijs Vergeleken met autochtonen is de participatie in het hoger onderwijs van niet-westerse allochtonen ruim twee keer zo laag. Tussen studiejaar 1995/ 96 en 21/

Nadere informatie

8. Werken en werkloos zijn

8. Werken en werkloos zijn 8. Werken en werkloos zijn In 22 is de arbeidsdeelname van allochtonen niet meer verder gestegen. Onder autochtonen is het aantal personen met werk nog wel licht toegenomen. De arbeidsdeelname onder Surinamers,

Nadere informatie

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging

Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Kinderen in Nederland - Bijlage B Respons, representativiteit en weging Respons thuiszorgorganisaties en GGD en In deden er tien thuiszorgorganisaties mee aan het, verspreid over heel Nederland. Uit de

Nadere informatie

2. De niet-westerse derde generatie

2. De niet-westerse derde generatie 2. De niet-westerse derde generatie Op 1 januari 23 woonden in Nederland tussen de 34 duizend en 36 duizend personen met ten minste één grootouder die in een niet-westers land is geboren. Dit is ruim eenderde

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2015 Fact sheet juni 20 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald. Van de 3.00 Amsterdamse jongeren in de leeftijd van 15

Nadere informatie

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst

Artikelen. Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Artikelen Arbeidsparticipatie van vrouwen: een vergelijking naar opleidingsniveau, leeftijd en herkomst Martijn Souren en Jannes de Vries Onder laagopgeleide vrouwen is de bruto arbeidsparticipatie aanzienlijk

Nadere informatie

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt

Alleenstaande moeders op de arbeidsmarkt s op de arbeidsmarkt Moniek Coumans De arbeidsdeelname van alleenstaande moeders is lager dan die van moeders met een partner. Dit verschil hangt voor een belangrijk deel samen met een oververtegenwoordiging

Nadere informatie

12. Vaak een uitkering

12. Vaak een uitkering 12. Vaak een uitkering Eind 2001 hadden niet-westerse allochtonen naar verhouding 2,5 maal zo vaak een uitkering als autochtonen. De toename van de WW-uitkeringen in 2002 was bij niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Arbeidsdeelname van paren

Arbeidsdeelname van paren Arbeidsdeelname van paren Johan van der Valk De combinatie van een voltijdbaan met een is het meest populair bij paren, met name bij paren boven de dertig. Ruim 4 procent van de paren combineerde in 24

Nadere informatie

Langdurige werkloosheid in Nederland

Langdurige werkloosheid in Nederland Langdurige werkloosheid in Nederland Robert de Vries In 25 waren er 483 duizend werklozen. Hiervan waren er 23 duizend 42 procent langdurig werkloos. Langdurige werkloosheid komt vooral voor bij ouderen.

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam

Jeugdwerkloosheid Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam 201-201 Factsheet maart 201 De afgelopen jaren heeft de gemeente Amsterdam fors ingezet op het terugdringen van de jeugdwerkloosheid. Nu de aanpak jeugdwerkloosheid is afgelopen

Nadere informatie

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen

Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Cohortvruchtbaarheid van niet-westers allochtone vrouwen Mila van Huis De vruchtbaarheid van vrouwen van niet-westerse herkomst blijft convergeren naar het niveau van autochtone vrouwen. Het kindertal

Nadere informatie

B1 Bijlage bij hoofdstuk 1

B1 Bijlage bij hoofdstuk 1 Mieke Maliepaard en Mérove Gijsberts, Moslim in Nederland 2012. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2012. ISBN 978 90 377 0621 5 (papier) / 978 90 377 0642 0 (e-pub) Bijlagen B1 Bijlage

Nadere informatie

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald 7. Vaker werkloos In is de arbeidsdeelname van niet-westerse allochtonen gedaald. De arbeidsdeelname onder rs is relatief hoog, zes van de tien hebben een baan. Daarentegen werkten in slechts vier van

Nadere informatie

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n) Raadsinformatiebrief (openbaar) gemeente Maassluis Aan de leden van de gemeenteraad in Maassluis Postbus 55 3140 AB Maassluis T 010-593 1931 E gemeente@maassluis.nl I www.maassluis.nl ons kenmerk 2010-4748

Nadere informatie

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009 FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 29 Groei van werkloosheid onder zet door! In het 2 e kwartaal van 29 groeide de werkloosheid onder (niet-westers)

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB09-013 17 februari 2009 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen in 2008 licht gedaald Minder sterke daling werkloosheid niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet Publicatiedatum CBS-website: 16 juli 2007 Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet Centraal Bureau voor de Statistiek Samenvatting Op 1 januari 2006 is de nieuwe Zorgverzekeringswet inwerking getreden,

Nadere informatie

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014

Factsheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014. Werkloosheid stijgt naar 24% Definities. Nummer 6 juni 2014 Nummer 6 juni 2014 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam 2014 Factsheet Ondanks eerste tekenen dat de economie weer aantrekt blijft de werkloosheid. Negen procent van de Amsterdamse beroepsbevolking is werkloos

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau en taalvaardigheid

Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau en taalvaardigheid Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 4 Opleidingsniveau

Nadere informatie

Bijlagen Bouwend aan een toekomst in Nederland

Bijlagen Bouwend aan een toekomst in Nederland Bijlagen Bouwend aan een toekomst in Nederland Pagina 1 van 24 Inhoud Bijlagen bij hoofdstuk 1 5 Bijlage B1.1 5 Bijlagen bij hoofdstuk 2 6 Figuur B2.1 6 Figuur B2.2 7 Figuur B2.3 8 Bijlagen bij hoofdstuk

Nadere informatie

EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTENONDERZOEK CURAÇAO 2005

EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTENONDERZOEK CURAÇAO 2005 EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTENONDERZOEK CURAÇAO 2005 Centraal Bureau voor de Statistiek Tel: 461 1031 Fax: 461 1696 Email: info@cbs.an Website: www.cbs.an INHOUDSOPGAVE INLEIDING... 3 SAMENVATTING...

Nadere informatie

11. Stijgende inkomens

11. Stijgende inkomens 11. Stijgende inkomens Tussen 1998 en 2000 is het gemiddelde inkomen van niet-westers allochtone huishoudens sterker toegenomen dan dat van autochtone huishoudens. De niet-westerse huishoudens hadden in

Nadere informatie

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner

FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner FLEVOMONITOR 2010 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop & Dirk J. Korf m.m.v. Bobby Steiner Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit

Nadere informatie

Arbeidsgehandicapten in Nederland

Arbeidsgehandicapten in Nederland Arbeidsgehandicapten in Nederland Ingrid Beckers In 2003 waren er in Nederland ruim 1,7 miljoen arbeidsgehandicapten; 15,8 procent van de 15 64-jarige bevolking. Het aandeel arbeidsgehandicapten is daarmee

Nadere informatie

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt

1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1 Inleiding: de metamorfose van de arbeidsmarkt 1.1 De beroepsbevolking in 1975 en 2003 11 1.2 De werkgelegenheid in 1975 en 2003 14 Halverwege de jaren zeventig van de vorige eeuw trok de gemiddelde Nederlandse

Nadere informatie

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017

Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2017 Gemeente Amsterdam Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 201 Factsheet maart 201 De totale werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is het afgelopen jaar sterk gedaald ten opzichte van 201. Van de.000 Amsterdamse

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 4 Opleiding en taal

Bijlage bij hoofdstuk 4 Opleiding en taal Jaarrapport integratie 7 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 7 Bijlage bij hoofdstuk 4 Opleiding en taal Monique Turkenburg en Mérove Gijsberts B4.1 Een vergelijking

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP)

Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele integratie Sandra Beekhoven (SCP) en Jaco Dagevos (SCP) Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 7 Sociaal-culturele

Nadere informatie

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal

x Verandering t.o.v. voorgaand jaar Totaal Ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 Cees Maas De ontwikkelingen op de arbeidsmarkt in 22 laten geen gunstig beeld zien. De werkgelegenheid nam nog wel toe, maar de groei was veel kleiner dan in voorafgaande

Nadere informatie

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners?

Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun buurtbewoners? Zijn autochtonen en allochtonen tevreden met hun? Martijn Souren en Harry Bierings Autochtonen voelen zich veel meer thuis bij de mensen in een autochtone buurt dan in een buurt met 5 procent of meer niet-westerse

Nadere informatie

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland

Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Factsheet Maatschappelijke positie van Voormalig Antilliaanse / Arubaanse Migranten in Nederland Onderwijs Het aandeel in de bevolking van 15 tot 64 jaar dat het onderwijs reeds heeft verlaten en hun onderwijscarrière

Nadere informatie

DE ETNISCHE SAMENSTELLING VAN DE BEVOLKING

DE ETNISCHE SAMENSTELLING VAN DE BEVOLKING DEMOGRAFISCH PROFIEL SURINAMERS IN NEDERLAND Op een studiedag voor het Surinaams Inspraak Orgaan in juni 2011 heeft Prof. dr. Chan Choenni een inleiding verzorgd over de demografie van de Surinaamse gemeenschap

Nadere informatie

10. Veel ouderen in de bijstand

10. Veel ouderen in de bijstand 10. Veel ouderen in de bijstand Niet-westerse allochtonen ontvangen 2,5 keer zo vaak een uitkering als autochtonen. Ze hebben het vaakst een bijstandsuitkering. Verder was eind 2002 bijna de helft van

Nadere informatie

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan

Demografische levensloop van jongeren na het uit huis gaan Carel Harmsen en Liesbeth Steenhof In dit artikel wordt de levensloop gevolgd van jongeren die in 1995 het ouderlijk huis hebben verlaten. Hierbij wordt ook aandacht besteed aan de verschillen tussen herkomstgroeperingen.

Nadere informatie

Uit huis gaan van jongeren

Uit huis gaan van jongeren Arie de Graaf en Suzanne Loozen Jaarlijks verlaten bijna een kwart miljoen jongeren het ouderlijk huis. Een klein deel van hen is al vóór de achttiende verjaardag uit huis gegaan. De meeste jongeren gaan

Nadere informatie

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid,

FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, FORUM Factsheet Jeugdwerkloosheid, @ FORUM, Instituut voor Multiculturele Ontwikkeling, september 29 Samenvatting De werkloosheid onder de 1 tot 2 jarige Nederlanders is in het 2 e kwartaal van 29 met

Nadere informatie

Jongeren op de arbeidsmarkt

Jongeren op de arbeidsmarkt Jongeren op de arbeidsmarkt Tanja Traag In 23 was 11 procent van alle jongeren werkloos. Jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben een andere positie op de arbeidsmarkt dan jongeren die wel een opleiding

Nadere informatie

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks Annemieke Benschop & Dirk J Korf Flevomonitor 2012 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld 26 Bonger Reeks FLEVOMONITOR 2012 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop & Dirk J. Korf Dit onderzoek

Nadere informatie

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming

Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming Jaarrapport integratie 27 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 27 Bijlage bij hoofdstuk 11 Wederzijdse beeldvorming Mérove Gijsberts en Miranda Vervoort B11.1 Aandeel

Nadere informatie

Meer of minder uren werken

Meer of minder uren werken Meer of minder uren werken Jannes de Vries Een op de zes mensen die minstens twaalf uur per week werken (de werkzame beroeps bevolking) wil meer of juist minder uur werken. Van hen heeft minder dan de

Nadere informatie

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018

Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Resultaten Conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2018 Chris M. Jager Inleiding In juni en juli 2018 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) bijna 360 bedrijven benaderd. Doel van deze enquête is om

Nadere informatie

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen

Sterke toename alleenstaande moeders onder allochtonen Carel Harmsen en Joop Garssen Terwijl het aantal huishoudens met kinderen in de afgelopen vijf jaar vrijwel constant bleef, is het aantal eenouderhuishoudens sterk toegenomen. Vooral onder Turken en Marokkanen

Nadere informatie

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014

Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014 1 Monitor Jeugdwerkloosheid Amsterdam over 2014 Fact sheet juni 2015 De werkloosheid onder Amsterdamse jongeren is voor het eerst sinds enkele jaren weer gedaald. Van de bijna 140.000 Amsterdamse jongeren

Nadere informatie

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders

Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne. Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtone Nederlanders Samenvatting 3-meting effectonderzoek integratiecampagne Onderzoek onder allochtonen 1) Integratiecampagne

Nadere informatie

Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001

Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie Staven Centrum voor Beleidsstatistiek i.o. Postbus 4000 2270 JM Voorburg Deelname van allochtonen aan de Wet Sociale Werkvoorziening (WSW) over 1e halfjaar 2001

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen Jaarrapport integratie 2007 Jaco Dagevos en Mérove Gijsberts Sociaal en Cultureel Planbureau, november 2007 Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen Jaco Dagevos B6.1a Nettoparticipatie naar etnische

Nadere informatie

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen

Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Thuis voelen in Nederland: stedelijke verschillen bij allochtonen Jeroen Nieuweboer Allochtonen in, en voelen zich minder thuis in Nederland dan allochtonen elders in Nederland. Marokkanen, Antillianen

Nadere informatie

Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek (AKO) Curaçao 2013

Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek (AKO) Curaçao 2013 Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek (AKO) Curaçao 2013 Datum 2 december 2013 INHOUDSOPGAVE INLEIDING... 2 SAMENVATTING... 3 METHODOLOGIE... 3 Betrouwbaarheid en onnauwkeurigheid... 3 Non-respons... 4 Steekproeftrekking...

Nadere informatie

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft

Fact sheet. Dienst Wonen, Zorg en Samenleven. Eigen woningbezit 1e en 2e generatie allochtonen. Aandeel stijgt, maar afstand blijft Dienst Wonen, Zorg en Samenleven Fact sheet nummer 1 januari 211 Eigen woningbezit 1e en Aandeel stijgt, maar afstand blijft Het eigen woningbezit in Amsterdam is de laatste jaren sterk toegenomen. De

Nadere informatie

Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar beroep en regio, pilot Barometer culturele diversiteit

Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar beroep en regio, pilot Barometer culturele diversiteit Migratieachtergrond van werknemers in Nederland naar beroep en regio, 2015-2017 pilot Barometer culturele diversiteit CBS Januari 2019 Vragen over deze publicatie kunnen gestuurd worden aan het CBS onder

Nadere informatie

Vrouwen op de arbeidsmarkt

Vrouwen op de arbeidsmarkt op de arbeidsmarkt Johan van der Valk Annemarie Boelens De arbeidsdeelname van vrouwen lag in 23 op 55 procent. De arbeidsdeelname van vrouwen stijgt al jaren. Deze toename komt de laatste jaren bijna

Nadere informatie

5. Onderwijs en schoolkleur

5. Onderwijs en schoolkleur 5. Onderwijs en schoolkleur Niet-westerse allochtonen verlaten het Nederlandse onderwijssysteem gemiddeld met een lager onderwijsniveau dan autochtone leerlingen. Al in het basisonderwijs lopen allochtone

Nadere informatie

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016

Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen. Rapportage derde meting juni 2016 Draagvlakmonitor huisvesting vluchtelingen Rapportage derde meting juni 2016 Introductie Waarom dit onderzoek? Zijn Nederlanders de afgelopen maanden anders gaan denken over de opvang van vluchtelingen

Nadere informatie

Omnibusenquête 2015. deelrapport. Studentenhuisvesting

Omnibusenquête 2015. deelrapport. Studentenhuisvesting Omnibusenquête 2015 deelrapport Studentenhuisvesting Omnibusenquête 2015 deelrapport Studentenhuisvesting OMNIBUSENQUÊTE 2015 deelrapport STUDENTENHUISVESTING Zoetermeer, 9 december 2015 Gemeente Zoetermeer

Nadere informatie

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording

VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY. Onderzoeksverantwoording VERTROUWELIJK ALLE RECHTEN VOORBEHOUDEN ONDERZOEK VRIJWILLIGERSWERK EN CIVIL SOCIETY Onderzoeksverantwoording Dongen, januari 2003 Ond.nr.: 6168.kvdr/mv Inhoudsopgave 1. Inleiding 2. Methode van onderzoek

Nadere informatie

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann

Artikelen. Overwerken in Nederland. Ingrid Beckers en Clemens Siermann Overwerken in Nederland Ingrid Beckers en Clemens Siermann In 4 werkte 37 procent de werknemers in Nederland regelmatig over. Bijna een derde het overwerk is onbetaald. Overwerk komt het meeste voor onder

Nadere informatie

Eerste Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek 2002 EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTEN ONDERZOEK CURAÇAO 2002

Eerste Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek 2002 EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTEN ONDERZOEK CURAÇAO 2002 EERSTE RESULTATEN ARBEIDSKRACHTEN ONDERZOEK CURAÇAO 2002 1 INHOUDSOPGAVE Inleiding 3 Samenvatting 4 Bonaire 4 Curacao 4 Methodologie 4 Definities 5 Bonaire 6 I Werkenden 8 I.1 Geslacht 8 I.2 Leeftijd 9

Nadere informatie

Peiling Tweede Kamerverkiezingen 2017 stemgedrag en stemmotieven van Nederlanders met een migratie-achtergrond

Peiling Tweede Kamerverkiezingen 2017 stemgedrag en stemmotieven van Nederlanders met een migratie-achtergrond Peiling Tweede Kamerverkiezingen 2017 stemgedrag en stemmotieven van Nederlanders met een migratie-achtergrond Rotterdam, Februari 2017 Versie: 2017-01 Het auteursrecht op dit rapport ligt bij de opdrachtgever.

Nadere informatie

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005

Centraal Bureau voor de Statistiek. Persbericht. Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 Centraal Bureau voor de Statistiek Persbericht PB06-015 13 februari 2006 9.30 uur Werkloosheid niet-westerse allochtonen nauwelijks toegenomen in 2005 In 2005 is de werkloosheid onder niet-westerse allochtonen

Nadere informatie

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders

Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Levensfasen van kinderen en het arbeidspatroon van ouders Martine Mol De geboorte van een heeft grote invloed op het arbeidspatroon van de vrouw. Veel vrouwen gaan na de geboorte van het minder werken.

Nadere informatie

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners

Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun partners Inkomsten uit arbeid van vrouwen en hun s Karin Hagoort en Maaike Hersevoort In 24 verdienden samenwonende of gehuwde vrouwen van 25 tot 55 jaar ongeveer de helft van wat hun s verdienden. Naarmate het

Nadere informatie

Prioritering maatschappelijke vraagstukken

Prioritering maatschappelijke vraagstukken Grote Bickersstraat 76 1013 KS Amsterdam Postbus 1903 1000 BX Amsterdam tel 020 522 59 99 fax 020 622 15 44 e-mail info@veldkamp.net www.veldkamp.net Prioritering maatschappelijke vraagstukken Veldwerkverantwoording

Nadere informatie

Onderzoeksignalement

Onderzoeksignalement Onderzoeksignalement 2017-1201 Titel Auteurs Uitgave : Gevlucht met weinig bagage : Iris Andriessen, Mérove Gijsberts, Willem Huijnk : SCP Verschijningsdatum : 1 december 2017 Binnen het kader van de meerjarige

Nadere informatie

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017

Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 2017 Kerncijfers leefstijlmonitor seksuele gezondheid 217 Over welke cijfers hebben we het? In Nederland worden gegevens over de leefstijl van de bevolking verzameld door meerdere thema-instituten die elk op

Nadere informatie

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013

Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 Factsheet Jongeren buiten beeld 2013 1. Aanleiding en afbakening Het ministerie van SZW heeft CBS gevraagd door het combineren van verschillende databestanden meer inzicht te geven in de omvang en kenmerken

Nadere informatie

Zorggebruik. 5.1 Inleiding. 5.2 Contact eerste lijn

Zorggebruik. 5.1 Inleiding. 5.2 Contact eerste lijn Dit rapport is een uitgave van het NIVEL in 2004. De gegevens mogen met bronvermelding (H van Lindert, M Droomers, GP Westert.. Een kwestie van verschil: verschillen in zelfgerapporteerde leefstijl, gezondheid

Nadere informatie

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970

CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 CBS-berichten: Veranderingen in de arbeidsparticipatie in Nederland sinds 1970 Lian Kösters, Paul den Boer en Bob Lodder* Inleiding In dit artikel wordt de arbeidsparticipatie in Nederland tussen 1970

Nadere informatie

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt

Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Met een startkwalificatie betere kansen op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Tanja Traag Van alle jongeren die in 24 niet meer op school zaten, had 6 procent een startkwalificatie, wat inhoudt dat ze minimaal

Nadere informatie

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking

Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Uitstroom van ouderen uit de werkzame beroepsbevolking Clemens Siermann en Henk-Jan Dirven De uitstroom van 50-plussers uit de werkzame beroepsbevolking is de laatste jaren toegenomen. Een kwart van deze

Nadere informatie

Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek Curacao 2009

Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek Curacao 2009 Resultaten Arbeidskrachtenonderzoek Curacao Curacao: Fort Amsterdam; Tel.: 4611031/4626226 25Hinfo@cbs.an Bonaire: Kaya Governador Debrot 41; Tel.: 0717 676; 26Hcbs.bon@telbonet.an St.Maarten: W.G.Buncamperroad

Nadere informatie

FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf

FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf FLEVOMONITOR 2006 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop, Susan Place, Marije Wouters & Dirk J. Korf Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit

Nadere informatie

DE SPVA-03 1. De vragenlijsten 2. De databestanden 3. Het codeboek

DE SPVA-03 1. De vragenlijsten 2. De databestanden 3. Het codeboek 1 DE SPVA-03 De SPVA-03 kent een ingewikkelder constructie dan de voorgaande versies, waarbij het belangrijkste is dat de gegevens van de autochtonen via een andere weg verkregen worden. Een uitgebreide

Nadere informatie

De positie van etnische minderheden in cijfers

De positie van etnische minderheden in cijfers De positie van etnische minderheden in cijfers tabel b.. Omvang van de allochtone bevolking in Nederland naar herkomst (00 en prognose voor 00 en 0), aantallen x 00, per januari Bron: CBS, Allochtonen

Nadere informatie

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen

Mannen geven veel vaker leiding dan vrouwen nen geven veel vaker leiding dan vrouwen Astrid Visschers en Saskia te Riele In 27 gaf 14 procent van de werkzame beroepsbevolking leiding aan of meer personen. Dit aandeel is de afgelopen jaren vrijwel

Nadere informatie

Survey Integratie Minderheden SIM 2006

Survey Integratie Minderheden SIM 2006 Grote Bickersstraat 76 1013 KS Amsterdam Postbus 1903 1000 BX Amsterdam tel 020 522 59 99 fax 020 622 15 44 e-mail info@veldkamp.net www.veldkamp.net Survey Integratie Minderheden SIM 2006 Veldwerkverslag

Nadere informatie

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen

Regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtonen en allochtonen Mila van Huis 1) en Petra Visser 2) Regionale verschillen in vruchtbaarheid worden vooral bepaald door regionale verschillen in de vruchtbaarheid van autochtone vrouwen. Grote verschillen komen voor. Er

Nadere informatie

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%)

Ontwikkelingen in de werkloosheid in Amsterdam per stadsdeel tussen 1 januari 2001 en oktober 2003 (%) Werkloosheid Amsterdam sterk gestegen Volgens de nieuwste cijfers van het CBS steeg de werkloosheid in Amsterdam van bijna 5% in 2002 naar 8,4% in 2003. Daarmee is de werkloosheid in Amsterdam sneller

Nadere informatie

Ouders op de arbeidsmarkt

Ouders op de arbeidsmarkt Ouders op de arbeidsmarkt Ingrid Beckers en Johan van der Valk De bruto arbeidsparticipatie van alleenstaande s is sinds 1996 sterk toegenomen. Wel is de arbeidsparticipatie van paren nog steeds een stuk

Nadere informatie

Mantelzorgers op de arbeidsmarkt

Mantelzorgers op de arbeidsmarkt ers op de arbeidsmarkt Jannes de Vries en Francis van der Mooren Een op de tien 25- tot 65-jarigen verleent zorg aan hun partner, een kind of een ouder. Vrouwen en 45- tot 55-jarigen zorgen vaker voor

Nadere informatie

FLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf

FLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf FLEVOMONITOR 2007 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop, Marije Wouters & Dirk J. Korf Dit onderzoek is uitgevoerd door het Bonger Instituut voor Criminologie van de Universiteit van

Nadere informatie

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart?

Samenvatting. Wat is de kern van de Integratiekaart? Samenvatting Wat is de kern van de Integratiekaart? In 2004 is een begin gemaakt met de ontwikkeling van een Integratiekaart. De Integratiekaart is een project van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie

Nadere informatie

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen

Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Bijlagen bij hoofdstuk 6 Arbeid en inkomen

Nadere informatie

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2

Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen Statistiek 2009 Versie 2 Centraal Bureau voor de Statistiek Divisie sociale en regionale statistieken (SRS) Sector statistische analyse voorburg (SAV) Postbus 24500 2490 HA Den Haag Kenmerk ontheffing in de Bijstands Uitkeringen

Nadere informatie

BIJLAGEN. Jaarrapport integratie 2013

BIJLAGEN. Jaarrapport integratie 2013 Jaarrapport integratie 2013 Willem Huijnk Mérove Gijsberts Jaco Dagevos BIJLAGEN Bijlage bij hoofdstuk 2... 2 Bijlage bij hoofdstuk 3... 8 Bijlage bij hoofdstuk 4... 11 Bijlage bij hoofdstuk 5... 14 Bijlage

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S-GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333 44 44 Fax (070) 333 40

Nadere informatie

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies

Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Werkloosheid in Helmond 2012 Samenvatting en conclusies Aanleiding Sinds 2006 publiceert de Gemeente Helmond jaarlijks gedetailleerde gegevens over de werkloosheid in Helmond. De werkloosheid in Helmond

Nadere informatie

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils

Artikelen. Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in Ingrid Beckers en Birgit van Gils Minder dynamiek binnen de werkzame beroepsbevolking in 23 Ingrid Beckers en Birgit van Gils In 23 vonden ruim 9 duizend mensen een nieuwe baan. Dat is 13 procent van de werkzame beroepsbevolking. Het aandeel

Nadere informatie

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015

Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Resultaten conjunctuurenquête 1 e halfjaar 2015 Inleiding Chris M. Jager In mei en juni 2015 zijn in het kader van de conjunctuurenquête (CE) een groot aantal bedrijven benaderd met vragenlijsten. Doel

Nadere informatie

Doel van het onderzoek Inzicht bieden in de gevolgen van de Wet kinderopvang voor de verschillende gebruikersgroepen.

Doel van het onderzoek Inzicht bieden in de gevolgen van de Wet kinderopvang voor de verschillende gebruikersgroepen. SAMENVATTING 1. Doel en onderzoeksopzet De invoering van de Wet kinderopvang per 1 januari 2005 heeft veel veranderingen gebracht voor de gebruikers van formele kinderopvang in kinderdagverblijven (KDV),

Nadere informatie

Werkloosheid 50-plussers

Werkloosheid 50-plussers Gemeente Amsterdam Werkloosheid 50-plussers Amsterdam, 2017 Factsheet maart 2018 Er zijn ruim 150.000 Amsterdammers in de leeftijd van 50 tot en met 64 jaar. Hiervan is 64% aan het werk. Ongeveer 6.200

Nadere informatie

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011

Sociaal-economische schets van Leiden Zuidwest 2011 Sociaal-economische schets van Zuidwest 2011 Zuidwest is onderdeel van het en bestaat uit de buurten Haagwegnoord en -zuid, Boshuizen, Fortuinwijk-noord en -zuid en de Gasthuiswijk. Zuidwest heeft een

Nadere informatie

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1

Jaarrapport Integratie Bijlagen hoofdstuk 8 1 Jaarrapport Integratie Sociaal en Cultureel Planbureau / Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum / Centraal Bureau voor de Statistiek september, 2005 Internetbijlagen bij hoofdstuk 8 Wonen,

Nadere informatie