Effectmonitor Top400. Resultaten en effecten van de Aanpak Top400 in 2017

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Effectmonitor Top400. Resultaten en effecten van de Aanpak Top400 in 2017"

Transcriptie

1 Resultaten en effecten van de Aanpak Top400 in 2017 Met bijdragen van: Politie Eenheid Amsterdam Het Arrondissementsparket Amsterdam (OM) Reclassering Nederland (RN), het Leger des Heils (LdH) en Inforsa Geneeskundige en Gezondheidsdienst Amsterdam (GGD) Werk, Participatie en Inkomen (WPI) Directie Openbare Orde en Veiligheid (OOV) Resultaat Verantwoordelijk Eenheid Onderwijs Jeugd en Zorg (PIT en Bureau Leerplicht Plus) Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA) William Schrikker Groep (WSG) Stadsdelen Amsterdam Amstelland-gemeenten

2 Inhoud Samenvatting effectmonitor... 3 Conclusie... 6 Inleiding... 8 Achtergrond kenmerken Top Doelstelling 1. Verminderen (high impact) criminaliteit Recidive Ontwikkeling aanhoudingen voor en na regie Nadere analyse politieregistraties Top De Top400 en landelijke en regionale ontwikkelingen criminaliteit Ontwikkeling aantal Top400 personen in jeugdgroepen Verlenging Kleinschalige Voorziening voor jongeren in voorlopige hechtenis Doelstelling 2. Verbeteren perspectief Zelfredzaamheid bij eerste screening Ontwikkelingen in zelfredzaamheid van Top400-personen Dagbesteding, inkomen en schulden Schuldhulpverlening Resultaten inzet programma Detentie en terugkeer Doelstelling 3. Beperken instroom broertjes en zusjes GGD Vangnet...34 PIT: begeleiding minderjarige broertjes en zusjes van acht tot achttien jaar Bijlage 1. Achtergrondkenmerken Top400: betrokkenheid Raad voor de Kinderbescherming 39 Bijlage 2. Doelstelling 1: dagvaardingen Bijlage 3. Doelstelling 1: politieregistraties Bijlage 4. Infographic recidivecijfers Top

3 Samenvatting effectmonitor De Top400 is een groep jongeren en jongvolwassenen die het risico loopt in de toekomst (opnieuw) in aanraking te komen met politie voor een misdrijf. De groep wordt geselecteerd op basis van informatie van politie en jeugdbescherming. Daarnaast wordt ook informatie over schoolverzuim meegenomen bij de selectie van de doelgroep. Een jongere blijft in principe twee jaar op de lijst staan. De werkwijze is gelijk aan die van de Top600: onder regie van de Gemeente Amsterdam werken meer dan 40 verschillende partner-organisaties uit het veiligheidsdomein, zorgdomein en sociaal domein samen. Iedere persoon op de Top400-lijst krijgt een eigen regisseur, afkomstig van een van de 15 kernpartners. Deze regisseur is de smeerolie tussen alle organisaties, maakt een plan van aanpak en stuurt op doorbraken voor de persoon die hij of zij in regie heeft. De Aanpak Top400 is onder gebracht bij het Actiecentrum Veiligheid en Zorg. Kenmerken Top400 - De aanpak Top400 bestaat inmiddels ruim 2,5 jaar. In deze periode hebben 333 personen op de lijst gestaan. De groep Top400-personen die de aanpak is uitgestroomd omdat ze niet meer voldoen aan de Top400-criteria, bestaat momenteel uit 62 personen. Veertig personen zijn doorgestroomd van de Top400 naar de Top600 (waarvan er vier inmiddels alweer zijn uitgestroomd). - Eind december 2017 staan er 231 personen op de Top400 lijst. De gemiddelde leeftijd van deze personen is momenteel 18 jaar (jongste persoon is 14 jaar, de oudste persoon is 24 jaar). Doelstelling 1: verminderen van (high impact) criminaliteit - De groep personen die momenteel nog op de huidige Top400-lijst staan, zijn in de periode voordat zij in regie zijn gekomen in totaal 123 keer aangehouden. In de periode nadat ze in regie zijn genomen, is dit gedaald naar 82 aanhoudingen; een recidivevermindering van 33%. - De groep Top400-personen die uit de aanpak is gestroomd omdat ze niet meer voldoen aan de Top400-criteria, ligt de recidivevermindering fors hoger dan bij de huidige Top400 (te weten 54%).Dit is logisch, aangezien een vermindering in recidive tijdens regie de reden is dat deze personen konden uitstromen. - Van de personen die zijn doorgestroomd van de Top400 naar de Top600 is sprake van een recidivevermindering van 9% in vergelijking met de periode voor regie. Uit analyse blijkt dat ruim de helft van deze groep is doorgestroomd, omdat zij nog openstaande strafzaken hadden in de periode dat ze in de Top400 zaten. Voor deze openstaande strafzaken zijn zij veroordeeld waardoor ze aan de Top600-instroomcriteria zijn gaan voldoen. - Voor alle drie de subgroepen binnen de Top400 (huidige lijst, uitstromers en doorstromers naar de Top600) geldt dat zowel het gemiddeld aantal aanhoudingen, als dagvaardingen per persoon afneemt vanaf het eerste jaar dat een persoon in regie is. - Van de 12 meest voorkomende politieregistraties in 2017, wordt mishandeling (20%) het meest geregistreerd, gevolgd door overlast (18%) en APV overtredingen (11%). Wanneer 3

4 gekeken wordt naar de categorie overtredingen, dan valt op dat meer dan de helft van deze registraties in 2017 voor het handelen in nepdope zijn (57%). De verdeling van de 12 meest voorkomende politieregistraties in 2017 is overigens nagenoeg gelijk met voorgaande jaren. - De Top400 cijfers passen in het beeld dat landelijke en regionale cijfers laten zien, zoals de ontwikkeling van een daling van het aantal geregistreerde misdrijven en de afname in het aantal aanhoudingen voor mishandeling. - Het aantal Top400-personen dat onderdeel uitmaakt van een jeugdgroep is in de loop van 2017 stabiel gebleven. In april 2017 zaten nog 40 Top400-personen in een jeugdgroep, in oktober 2017 was dit aantal iets afgenomen tot 38. Doelstelling 2: verbeteren van perspectief - In vergelijking met eindvonnissen waarbij een gevangenisstraf tot 720 dagen is opgelegd, wordt in 2017 in 73% van de gevallen aan het eindvonnis bijzondere voorwaarden verbonden. Dit is een lichte daling ten opzichte van 2016 (toen was dit in 77% het geval). Het justitieel kader biedt een stok achter de deur en is een belangrijk middel bij het motiveren van een Top400-persoon om mee te werken aan het opgestelde Top400 plan van aanpak. - Van de in de totaal 7 afgesloten toezichten in 2017 zijn er in totaal 5 positief afgesloten, dat wil zeggen dat de persoon zich aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden of de toezichtstermijn is afgelopen. Twee toezichten zijn negatief afgesloten. - In 2017 zijn 46 Top400-personen tijdens een eerste screening door de GGD gescreend, waar het afnemen van een zogenaamde Zelfredzaamheid-Matrix (ZRM) onderdeel van uit maakt. De gemiddelde zelfredzaamheid over alle domeinen (onder andere: financiën, werk & opleiding, huisvesting, geestelijke gezondheid, justitie) van deze groep scoort tussen beperkt zelfredzaam en voldoende zelfredzaam. - Van de 223 Top400-personen in de leeftijdscategorie 16 tot 23 jaar (de leeftijd waarop iemand een startkwalificatie zou moeten hebben) hebben 14 personen (6%) op 1 januari 2018 een startkwalificatie. In het jaar daarvoor gold dit voor 2%. - Op peildatum 1 januari 2018 zijn 90 Top400-personen leerplichtig. Hiervan staan 71 personen ingeschreven op een school en met 45 personen (63%) gaat het daadwerkelijk goed (er is geen sprake van verzuim). - Voor Top400-personen biedt WPI ook begeleiding naar leerwerktrajecten, werk, scholing of dagbesteding om hun mogelijkheden op de arbeidsmarkt te vergroten. Vanaf de start van de aanpak zijn in totaal 70 begeleidingstrajecten van Top400-personen na begeleiding positief afgerond, waarvan 43 personen richting school zijn begeleid en 27 personen richting werk. In 2017 gaat het om 43 positief afgeronde begeleidingstrajecten (80% van het totale aantal begeleidingstrajecten in 2017). - Op de peildatum 1 januari 2018 zijn 28 personen aangemeld voor schuldhulpverlening en is er voor 9 personen een plan opgesteld en zijn 19 intake gesprekken gevoerd. Daarnaast zijn 7 personen aangemeld voor inkomensbeheer bij Fibu. - In 2017 zijn in totaal 58 Top400-personen uit detentie gekomen. Van de personen waarbij metingen zijn verricht (26), is in 2017 op bijna alle leefgebieden (geldig ID-bewijs, 4

5 huisvesting, inkomen, dagbesteding, zorg, schulden en motivatie) een vooruitgang te zien op de situatie ná detentie in vergelijking met de situatie vóór detentie. - Vooral de leefgebieden inkomen, dagbesteding, zorg en schulden vallen op door een relatief laag aantal personen dat voorafgaand aan detentie in een gewenste situatie zit. Bij deze leefgebieden is dan ook de meeste vooruitgang te maken en (gelukkig) ook te zien. Zo is het aantal Top400-personen met een vorm van dagbesteding toegenomen van 17 naar 23 personen. Doelstelling 3: beperken instroom broertjes en zusjes - Om te voorkomen dat minderjarige kinderen in de directe omgeving van een Top400- persoon ook in crimineel gedrag vervallen, legt de GGD huisbezoeken af (GGD Vangnet) indien er sprake is van broertjes of zusjes onder de 8 jaar en indien dit door verschillende professionals wenselijk wordt geacht. In 2017 heeft de GGD bij 30 gezinnen één of meer huisbezoeken afgelegd. In vier gevallen is het gezin vervolgens doorverwezen naar hulpverlening. Er is één keer een zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis (hier kan GGD Vangnet terecht met een zorgmelding wanneer partijen (bijv. politie, regisseur Top400) zich zorgen blijven maken en ouders/verzorgers een gesprek blijven afhouden). - Het PIT, dat zelf ook begeleiding aan kinderen en gezinnen verzorgt, zag bij instroom bij 86% van de personen problemen op één of meer leefgebieden. Het betreft hier een groep met een hoog risico, waarvan een groot deel het over de gehele linie beter gaat doen, maar waarvan een deel doorgroeit qua probleemgedrag. De leefgebieden waarop door de meeste personen vooruitgang wordt geboekt zijn school en motivatie, ondanks dat er ook personen zijn die hierop juist achteruitgang laten zien. Gezien deze resultaten is het voor de Top400-aanpak belangrijk om hier aandacht voor te houden. 5

6 Conclusie Sinds de start van de aanpak Top400 eind 2015 is steeds meer zicht gekomen op de ontwikkeling en kenmerken van de personen in de aanpak. Uiteraard blijft het lastig om de effecten één op één toe te schrijven aan de aanpak Top400, maar de resultaten laten wel zien dat de doelstellingen die zijn opgesteld grotendeels gehaald worden en de aanpak een positieve invloed heeft op de verschillende levensgebieden van personen in de aanpak. De drie subgroepen (personen op de huidige lijst, uitstromers en doorstromers naar de Top600) laten alle drie een afname in recidive zien na start van de regie in vergelijking met de situatie voor regie. Hoewel de afname van criminaliteit een regionale en landelijke trend is, is de dalende trend bij de Top400 groter. Opvallend daarbij is dat ook de doorstromers naar de Top600, op zich geen positieve ontwikkeling, al tijdens de Top400 een afname van recidive laten zien. Doorstromers onderscheiden zich echter vooraf al, doordat ze in het jaar vóór regie een hoger aantal dagvaardingen en politiecontacten hadden dan de rest van de Top400. Mogelijk kan hier een voorspellende waarde uit gehaald worden. Politiecontacten kunnen behalve over een verdachte, ook over een betrokkene of slachtoffer gaan. Bij de Top400 is het opvallend dat het aandeel van politiecontacten toeneemt waarbij een Top400 persoon de rol betrokkene heeft. In 2017 is dit in bijna een derde van alle registraties het geval. Dit kan komen doordat deze rol vooral bij mishandeling en overlast voorkomt (bij overlast zelfs vrijwel uitsluitend, omdat dit geen strafbaar feit is). Hier houdt de Top400 zich dus veel mee bezig. Ten slotte is er, net zoals in de Top600, sprake van drugs- en nepdope gerelateerde politiecontacten. Bijna alle Top400-personen (uit een analyse van 300) bleken bekend bij de Raad voor de Kinderbescherming (290 personen). Vooral voor onderzoek in strafzaken (95% ) en taakstraffen (70%, ook veel overlap dus). De jonge leeftijd waarop ze in aanraking komen met de Raad is opvallend, met een piek al op de leeftijd van 8 jaar. Het percentage bijzondere voorwaarden bij eindvonnissen (waarbij een gevangenisstraf tot 720 dagen is opgelegd) ligt bij Top400 personen in 2017 op 73%, dat is lager dan de trend van de jaren daarvoor (gemiddeld 78%). In 2017 zijn er 7 afgesloten, waarvan 5 negatief. 30 personen hadden op de peildatum een lopend toezicht. Duidelijke grenzen stellen en een consequentie verbinden aan ontoelaatbaar gedrag is, met name bij deze jonge doelgroep, van groot belang om gedragsverandering te kunnen bewerkstelligen. Ook vanuit een onvoorwaardelijke detentie is het mogelijk om vanuit een straf/ zorg kader te werken aan gedragsverandering. Of deze cijfers tot aandachtspunten leiden zal daarom moeten blijken uit vervolgonderzoek. De Kleinschalige Voorziening laat zijn nut zien voor de Top400, maar liefst een derde van de personen die in 2017 in de KV zaten, stonden op de Top400 lijst. Ook op het gebied van zelfredzaamheid is een positieve invloed van de Top400-aanpak zichtbaar. Als wordt gekeken naar de ontwikkeling van zelfredzaamheid op specifieke domeinen in 2017 dan is er een toename zichtbaar bij sociaal netwerk, dagbesteding en de geestelijke- en lichamelijke gezondheid. Tegelijkertijd is bij een derde juist sprake van achteruitgang op het domein verslaving. Ook in de Top400 is GGZ-problematiek dus nooit ver weg. 6

7 Het hebben van een startkwalificatie vergroot de kansen op de arbeidsmarkt en geeft daarmee ook een beter toekomstperspectief. Daarom wordt binnen de aanpak actief ingezet op het behalen van een startkwalificatie en het tegengaan van schoolverzuim. In 2017 bleek het aantal personen met een startkwalificatie licht gestegen (van 4 in 2016 naar 14 nu). Op een totaal van 223 startkwalificatieplichtigen is dit onderwerp echter nog steeds een grote uitdaging. Ook bij Leerplicht is geen eenduidig beeld. Van 90 leerplichtigen gaat het met de meerderheid goed (63%), maar het aandeel personen met problemen (verzuim) is nog erg hoog (37%). In 2017 is (van de trajecten waarbij Top400 personen worden begeleid naar een opleiding of dagbesteding / werk), 80% geslaagd afgerond (43 personen). Dit is een positieve ontwikkeling omdat ook zichtbaar is dat personen die negatief uitstromen (procentueel) meer HICaanhoudingen hebben. De inzet van het programma Detentie & Terugkeer heeft een positieve invloed op de leefgebieden waar het programma zich op richt. In 2017 zijn in totaal 58 personen uit detentie gekomen. Van 26 detenties is informatie beschikbaar over de vooruitgang die geboekt is op diverse levensgebieden. Op alle leefgebieden is na detentie een vooruitgang te zien in vergelijking met voor detentie. De meeste vooruitgang wordt geboekt op de leefgebieden inkomen, dagbesteding, zorg en schulden. De derde doelstelling van de Top400-aanpak betreft het beperken van de instroom van (minderjarige) broertjes en zusjes van personen in de aanpak. Alle meldingen in 2017 aan GGD Vangnet zijn opgepakt en bij alle aangemelde gezinnen zijn huisbezoeken afgelegd. In een klein aantal gevallen bleek doorverwijzing naar hulpverlening nodig. Het PIT, dat zelf ook begeleiding aan kinderen en gezinnen verzorgt, zag bij instroom bij 86% van de personen problemen op één of meer leefgebieden. Het betreft hier een groep met een hoog risico, waarvan een groot deel het over de gehele linie beter gaat doen, maar waarvan een deel doorgroeit qua probleemgedrag. De leefgebieden waarop door de meeste personen vooruitgang wordt geboekt zijn school en motivatie, ondanks dat er ook personen zijn die hierop juist achteruitgang laten zien. Gezien deze resultaten is het voor de Top400-aanpak belangrijk om hier aandacht voor te houden. 7

8 Inleiding In deze rapportage worden de resultaten en effecten van de aanpak weergegeven voor het jaar Deze worden indien mogelijk afgezet tegen de cijfers van 2016 en waar relevant wordt iets verder terug in de tijd gekeken. De resultaten en effecten worden zoals ieder jaar ook in deze monitor onderverdeeld naar de drie doelstellingen van de aanpak: (1) het verminderen van (high impact) criminaliteit, (2) het verbeteren van het perspectief van de Top400-personen en (3) het verminderen en voorkomen van in- en doorstroom van de broertjes en zusjes. Tevens is een aantal verdiepende analyses uitgevoerd naar verschillende subgroepen binnen de Top400: personen die minimaal 1 jaar in regie hebben gezeten, de zogenaamde doorstromers naar de Top600 (personen worden geplaatst op de lijst Top600 zodra zij aan de criteria van de Top600 voldoen) en personen die inmiddels niet langer onderdeel uitmaken van de aanpak (de uitstromers ). De analyse is gebaseerd op cijfers die zijn aangeleverd door de gemeente Amsterdam (directie OOV, Onderwijs Jeugd en Zorg (OJZ), de stadsdelen, Werk, Participatie & Inkomen (WPI), het Preventief Interventieteam (PIT) en Gemeentelijke Gezondheids Dienst (GGD), de Amstellandgemeenten, Politie, Openbaar Ministerie (OM), Jeugdbescherming Regio Amsterdam (JBRA), William Schrikker Groep (WSG), Reclassering Nederland (RN), Reclassering Inforsa, Leger des Heils (LdH) en de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK). Dit zijn de kernpartners van de Top400-aanpak, wat inhoudt dat zij ook regisseurs leveren die op het totaal van veiligheid en zorg sturen. Vanwege privacy beperkingen en beperkingen op het gebied van registraties kan er geen informatie worden opgenomen over de inzet van jeugdinterventies. Deze interventies zijn ingekocht door de gemeenten, dan wel worden gefinancierd door zorgverzekeraars. Het is duidelijk dat de kwaliteit van een dergelijk traject grote invloed heeft op het effect van de Aanpak Top400: in positieve zin als het goed verloopt en in negatieve zin als het niet goed verloopt. 8

9 Achtergrond kenmerken Top400 De aanpak Top400 bestaat inmiddels ruim 2,5 jaar. In deze periode hebben 333 personen op de lijst gestaan. De groep Top400-personen die uit de aanpak is uitgestroomd omdat ze niet meer voldoen aan de Top400-criteria, bestaat momenteel uit 62 personen 1. Veertig personen zijn doorgestroomd van de Top400 naar de Top600 (waarvan er vier inmiddels zijn uitgestroomd uit de Top600). Eind december 2017 staan er 231 personen op de lijst. De gemiddelde leeftijd van deze personen is momenteel 18 jaar (de jongste persoon is 14 jaar, de oudste persoon is 24 jaar). 1 Alle 62 personen zijn minimaal 2 jaar in regie geweest. 9

10 Doelstelling 1. Verminderen (high impact) criminaliteit Eén van de drie hoofddoelstellingen van de aanpak Top400 is het verminderen van misdrijven en (high impact) criminaliteit (HIC) zoals straatroven, overvallen en woninginbraken binnen de groep op de lijst. De effectiviteit van de Top400-aanpak zou daarom zichtbaar moeten zijn in de afname het aantal delicten dat wordt gepleegd door personen in de aanpak, met andere woorden een afname van de recidive van de personen in de aanpak. De berekening van de recidive wordt gebaseerd op basis van de door het Openbaar Ministerie gedagvaarde zaken en strafbeschikkingen. Gezien de minder zware instroomcriteria voor de Top400, is het voor deze doelgroep extra belangrijk om naast de harde recidivecijfers vanuit het Openbaar Ministerie, ook te kijken naar politiecijfers. Niet iedereen op de Top400-lijst is immers veroordeeld. Om een goed beeld te krijgen van het effect van de aanpak is dus (naast de ontwikkeling van het aantal dagvaardingen) ook de ontwikkeling in het aantal aanhoudingen en politieregistraties in brede zin geanalyseerd. Recidive 2 In totaal hebben sinds de start van de aanpak 333 personen op de Top400-lijst gestaan. De totale groep Top400-personen is onder te verdelen in drie subgroepen: personen die op de peildatum 1 januari 2018 nog op de Top400-lijst staan (in het vervolg de huidige lijst genoemd), personen die in november 2017 zijn uitgestroomd van de Top400-lijst (de uitstromers) en personen die van de Top400 zijn doorgestroomd naar de Top600 (de doorstromers). In figuur 1 is de recidivevermindering per subgroep te zien. De personen die momenteel nog op de huidige Top400-lijst staan, zijn in de periode voordat zij in regie zijn gekomen in totaal 123 keer aangehouden. In de periode nadat ze in regie zijn genomen, is dit gedaald naar 82 aanhoudingen, een recidivevermindering van 33%. De groep Top400-personen die uit de aanpak is gestroomd omdat ze niet meer voldoen aan de Top400-criteria, bestaat momenteel uit 62 personen 3. De recidivevermindering voor de uitstromers ligt fors hoger dan bij de huidige Top400. Dit is logisch, aangezien een vermindering in recidive tijdens regie de reden is dat deze personen konden uitstromen. De recidivevermindering na regie is 54% in vergelijking met de periode voor regie. Er zijn in totaal 40 personen doorgestroomd van de Top400 naar de Top600. Toch is de recidivevermindering bij deze groep 9% in vergelijking met de periode voor regie. Uit een analyse van de personen die zijn doorgestroomd naar de Top600 is gebleken dat ruim de helft van deze groep is doorgestroomd omdat zij nog openstaande strafzaken hadden in de periode dat ze in de Top400 zaten. Voor deze openstaande strafzaken zijn zij veroordeeld, waardoor ze aan de Top600-instroomcriteria zijn gaan voldoen. 2 Voor de berekening van de recidive is de definitie van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) gehanteerd. Dat betekent dat recidive wordt gemeten op basis van een analyse van alle door het OM gedagvaarde zaken en strafbeschikkingen, met uitzondering van sepots, nietigverklaringen, vrijspraken en overdrachten naar een ander parket. 3 Alle 62 personen zijn minimaal 2 jaar in regie geweest. Er zijn ook personen die zowel voor als na regie niet zijn gedagvaard. Hierdoor is het aantal personen dat per subgroep wordt vermeld in figuur 1 lager dan het werkelijke aantal personen dat in die groep zit. 10

11 De ontwikkeling van de recidive zal verder gevolgd worden om te monitoren of de afname van recidive na de regieperiode langdurig blijft aanhouden. Figuur 1 Recidive per subgroep: huidige lijst, uitstromers en doorstromers in absolute aantallen veroordelingen -33% -54% -9% voor 48 na huidige lijst (n= 82) uitstromers (n=54) doorstromers (n=28) Recidive per regiejaar Het is niet alleen relevant om inzicht te hebben in de ontwikkelingen van de recidive voor en na regie, maar is het ook interessant om te zien hoe de recidive zich ontwikkelt per jaar dat een persoon in regie is. De gedachte hierachter is dat het aannemelijk is dat de periode dat iemand in regie is, invloed heeft op de recidive. De hypothese is dat hoe langer een persoon in regie is in de aanpak, des te meer zijn recidive zal afnemen. Om een volledig beeld te krijgen van de ontwikkeling in delictgedrag door de jaren heen, is de ontwikkeling van recidive per regiejaar vergeleken met de periode voordat een persoon in regie is gekomen. Voor deze effectmonitor is ervoor gekozen om de periode na regie te vergelijken met de laatste twee jaar vóór regie. Omdat voor de opeenvolgende jaren sprake is van een verschillend aantal personen dat in regie is 4, wordt gebruik gemaakt van het gemiddeld aantal delicten per persoon per regiejaar om inzicht te geven in de ontwikkeling van recidive. Opvallend is dat de groep doorstromers al voor regie te onderscheiden is van de andere twee subgroepen omdat zij voor regie al gemiddeld meer dagvaardingen hebben dan de andere twee groepen. Verder zien we bij alle drie de subgroepen een flinke daling van het gemiddeld aantal dagvaardingen in het eerste jaar na regie. Grofweg kan gesteld worden dat ook door op deze manier de recidive te berekenen, de cijfers positief zijn. In de volgende effectmonitor (2018) zal alleen nog deze nieuwe analysemethode worden gebruikt om de recidive in kaart te brengen 11

12 Figuur 2. Ontwikkeling recidive per subgroep voor en na regie, gebaseerd op het aantal dagvaardingen 5 Huidige lijst (n=82)* Uitstromers (n=54) Doorstromers (n=28)* 2,25 2,00 1,1818 0,89 1,17 1,06 1,12 0,57 0,33 0,31 2e jaar voor start regie 1e jaar voor start regie 1e jaar na start regie 2e jaar na start regie Ontwikkeling aanhoudingen voor en na regie Niet elke aanhouding leidt tot een ingezonden proces-verbaal aan het OM en tot een dagvaarding. Daarom is het interessant om naast recidive gebaseerd op dagvaardingen en strafbeschikkingen bij het OM ook te kijken naar de ontwikkeling van aanhoudingen door de politie voor en na regie. Zoals eerder aangegeven in de inleiding van dit hoofdstuk is het gezien de minder zware (meer op preventie gerichte) instroomcriteria voor de Top400 voor deze doelgroep van belang om ook te kijken naar de ontwikkelingen die te zien zijn in het aantal aanhoudingen. De aanname is dat deze groep relatief minder vaak (dan de Top600) gedagvaard zal worden voor gepleegde delicten, maar wel relatief vaak met de politie in aanraking komt. Om een goed beeld te krijgen van het effect van de aanpak is daarom ook de ontwikkeling in het aantal aanhoudingen geanalyseerd. De ontwikkeling in aanhoudingen is per subgroep (personen die op de huidige lijst staan, uitstromers en doorstromers) geanalyseerd, waarbij de aanhoudingen per regiejaar zijn vergeleken met het aantal aanhoudingen in de laatste twee jaar vóór regie. Voor de personen op de huidige lijst geldt dat zij voor de start van de aanpak gemiddeld minder aangehouden zijn dan de uitstromers en doorstromers. In het jaar voor de start van de aanpak is te zien dat personen die nu nog op de huidige Top400-lijst staan gemiddeld 3,25 keer aangehouden zijn geweest voor een delict, terwijl uitstromers gemiddeld 4,57 keer en doorstromers gemiddeld 8,38 worden aangehouden als verdachte. De ontwikkeling in het aantal aanhoudingen van de huidige lijst volgt dezelfde ontwikkeling als bij de andere twee subgroepen In het eerste jaar voor regie stijgt het gemiddeld aantal aanhoudingen bij de personen op de huidige lijst in vergelijking 5 Van alle personen die op de huidige lijst staan, heeft slechts 1 persoon 2 jaar in regie gezeten. Bij de doorstromers hebben slechts 2 personen 2 jaar in regie gezeten. Op basis van deze lage aantallen kan geen gemiddelde worden berekend. Daarom is ervoor gekozen om voor deze twee groepen niks weer te geven bij 2 de jaar na start regie. 12

13 met het jaar daarvoor. In het eerste jaar na regie neemt het gemiddeld aantal aanhoudingen flink af van gemiddeld 3,3 aanhoudingen per persoon naar 1,9 aanhoudingen per persoon. 6 Voor de groep uitstromers geldt dat het aantal aanhoudingen in het jaar vóór start van de aanpak niet zoveel verschilt met het gemiddeld aantal aanhoudingen in het jaar daarvoor. In het eerste jaar na de start van de Top400-aanpak is een flinke afname zichtbaar van het gemiddeld aantal aanhoudingen van gemiddeld 4,6 aanhoudingen in het jaar voor de start, naar gemiddeld 2,2 aanhoudingen in het jaar na de start van de aanpak. Alle uitstromers hebben twee jaar in regie gezeten. Een analyse van de ontwikkeling in het gemiddeld aantal aanhoudingen in het tweede regiejaar, laat zien dat de daling in het gemiddeld aantal aanhoudingen nog verder toeneemt (van gemiddeld 2,2 aanhoudingen naar 1,0 aanhouding in het tweede regiejaar). Voor de groep die is doorgestroomd van de Top400 naar de Top600 geldt dat zij voor regie het vaakst worden aangehouden van alle groepen (in vergelijking met de huidige lijst en de doorstromers).doorstromers hebben in het jaar voor regie gemiddeld 5,3 aanhoudingen versus 2,6 aanhoudingen voor personen op de huidige lijst en 4,6 aanhoudingen voor de uitstromers. Bij de doorstromers is (net als bij de personen op de huidige lijst) in het eerste jaar voor start van de aanpak ook een stijging te zien in het gemiddeld aantal aanhoudingen in vergelijking met het jaar daarvoor. Het gemiddeld aantal aanhoudingen van de doorstromers daalt weliswaar in het eerste jaar na start van de regie maar is nog steeds erg hoog in vergelijking met de andere twee groepen. Doorstromers zijn personen die van de Top400 naar de Top600-aanpak zijn doorgestroomd omdat zij voldoen aan de zwaardere Top600-criteria. Dit betreft dus een groep die zwaarder is dan de rest van Top400. Het feit dat deze personen meer met de politie in aanraking komen is dus voor de start van de aanpak al te zien aan het feit dat deze groep gemiddeld meer aanhoudingen heeft dan de twee andere groepen. Figuur 3. Gemiddeld aantal aanhoudingen per subgroep: voor en na regie 7 gem. huidige lijst (n=131) doorstromers (n=29) uitstromers (n=60) 8,38 6,76 5,28 4,60 4,57 2,20 3,50 2,6 3,3 1,9 0,98 2 jr voor regie 1 jaar voor regie 1e jaar na regie 2e jaar na regie 6 Van alle personen die op de huidige lijst staan, heeft slechts 1 persoon 2 jaar in regie gezeten. Omdat op basis van één persoon geen gemiddelde kan worden berekend, is ervoor gekozen hier niks weer te geven. 7 Van de huidige lijst was 1 persoon langer dan 2 jaar in regie (periode in regie gebaseerd op de datum waarop het basisdossier gereed was, dit kan enkele maanden verschillen met de datum waarop iemand officieel instroomt in de Top400-aanpak). 13

14 Als gekeken wordt naar het totale aantal aanhoudingen van Top400-personen per subgroep dan is hetzelfde patroon zichtbaar als in figuur 3. Na regie is bij alle groepen een afname in het aantal aanhoudingen; procentueel gezien is deze afname het grootst bij de uitstromers en het kleinst bij de doorstromers. Figuur 4. Totaal aantal aanhoudingen per subgroep: voor en na regie % - 52% % 196 voor na huidige lijst uitstromers doorstromers Nadere analyse politieregistraties Top400 Over het algemeen worden Top400-personen minder vaak aangehouden dan Top600-personen. De verwachting is echter dat de Top400-personen nog wel in contact komen met de politie worden geregistreerd door de politie. Naast de cijfers over aanhoudingen en dagvaardingen wordt in deze effectmonitor ook nog verder inzicht gegeven in de politieregistraties van de Top400- personen. Hierbij wordt in deze verdiepende analyse vooral gekeken naar het type registratie 8 en de rol 9 van alle 333 Top400-personen 10. In figuur 5 wordt het totaal aantal registraties van alle 333 Top400-personen 11 weergegeven in de periode 2015, 2016 en Er wordt daarnaast onderscheid gemaakt in rol (verdachte, betrokkene 12 en slachtoffer). In 2015 gaat het om 285 unieke personen, in 2016 om 280 unieke personen en in 2017 om 238 unieke personen. 8 Hierbij wordt de indeling van de maatschappelijke klasse gehanteerd die Openbare Orde en Veiligheid heeft opgesteld. Hierdoor wordt niet het totale beeld van alle politieregistraties weergegeven (zo blijven verkeersovertredingen bijvoorbeeld buiten beeld). 9 Er wordt onderscheid gemaakt tussen de rollen verdachte, betrokkene en slachtoffer. 10 Hiervan staan 231 personen op de huidige lijst, zijn 62 personen in november 2017 uitgestroomd en zijn 40 personen in oktober 2017 doorgestroomd naar de Top Van deze 333 Top400-personen hebben 8 personen geen politieregistraties in de periode 2015, 2016 en Betrokkene : de persoon die met een voorval (niet zijnde delict gerelateerd) te maken heeft en op wie niet een meer specifieke rol van toepassing is (zoals verdachte, aangever, getuige, melder of slachtoffer). 14

15 Figuur 5. Totaal aantal registraties Top400-personen opgesplitst per type rol, 2015, 2016 en 2017 (n=333) verdachte betrokkene slachtoffer Van de 717 politieregistraties in 2017 van de Top400-personen (n=333) zijn 435 registraties in de rol van verdachte (61%), 229 registraties in de rol van betrokkene (32%) en 53 registraties in de rol van slachtoffer (7%). Het totaal aantal registraties in 2017 (717 registraties) ligt lager in vergelijking met 2016 (1081 registraties) en 2015 (1138 registraties). In 2017 is 61% van het totaal aantal registraties in de rol van verdachte, 32% in de rol van betrokkene en 7% in de rol van slachtoffer. Opvallend is dat, in vergelijking met 2015 en 2016, het aandeel van de registraties in de rol van betrokkene 13 in 2017 het hoogst is (2015: 17%, 2016: 25%, 2017: 32%). 13 Zie voetnoot

16 Figuur meest voorkomende type registraties in 2017 uitgesplitst per type rol (n=333) 2017 (n=333) Mishandeling Overlast 132 Overtreding (APV) 73 9 Overige vermogensdelicten* 70 9 Bedreiging 32 6 Drugshandel Straatroof Diefstal van brom-, snor-, fietsen Diefstal/ inbraak woning verdachte betrokkene slachtoffer Winkeldiefstal 22 1 Vernieling cq zaakbeschadiging Diefstal uit/ vanaf motorvoertuigen 16 1 *Hieronder vallen: (gekwalificeerde) diefstal in/uit andere gebouwen, verduistering, heling, afpersing en overige diefstallen (met geweld). Bovenstaand figuur geeft inzicht in de 12 meest voorkomende politieregistraties in 2017 (n=333). In 2017 is mishandeling (20%) de meest voorkomende politieregistratie, gevolgd door overlast (18%) en overtredingen (11%). De overlastregistraties bestaan in 2017 voor het overgrote deel uit meldingen van jeugdoverlast (89%). De overige overlastregistraties zijn voor overlast door een verward of overspannen persoon (10%) en voor overlast door zwervers (1%). Wanneer gekeken wordt naar de categorie overtredingen (APV) dan valt op dat meer dan de helft van deze registraties in 2017 voor het handelen in nepdope zijn (57%). Bij de categorie overige vermogensdelicten is te zien dat ongeveer de helft van de registraties voor heling zijn (46%). De categorie drugshandel, bestaande uit 34 registraties, bestaat voornamelijk uit registraties voor het bezit van harddrugs (44%) en de handel in harddrugs (41%). In de bijlage doelstelling 1: politieregistraties staan de 12 meest voorkomende politieregistraties voor de jaren 2015 en 2016, de verdeling in de meest voorkomende registraties is over deze jaren heen nagenoeg gelijk. 16

17 De Top400 en landelijke en regionale ontwikkelingen criminaliteit De dalende trend die zichtbaar is bij de Top400 is ook landelijk, regionaal en binnen de gemeente Amsterdam zichtbaar. De dalende trend is bij de Top400 echter groter. Hierbij moet wel worden opgemerkt dat landelijk en regionaal wordt uitgegaan van geregistreerde misdrijven (aangiftes en meldingen) om inzicht te geven in de crimininaliteitsontwikkeling. Voor de Top400 geldt dat dit beeld is dit gebaseerd op aanhoudingen en dagvaardingen. De cijfers zijn daarmee niet één-opéén vergelijkbaar maar geven wel een trend weer. Binnen de politie-eenheid Amsterdam is in 2017 een daling van vijf procent te zien in het aantal geregistreerde misdrijven. De dalende trend die zichtbaar is bij de Top400, is dus ook stadsbreed (buiten de Top400) te zien. De top 3 van feiten waarvoor Top400-personen worden aangehouden zijn overlast, mishandeling en overige vermogensdelicten. De afname in het aantal aanhoudingen voor mishandeling die bij de Top400 zichtbaar is, past ook binnen de stadsbrede trend. Het aantal geweldsdelicten daalde afgelopen jaar met 20 procent 14. Ook voor de andere HIC-delicten (met uitzondering van woninginbraken en overvallen) is stadsbreed een afname te zien in het aantal geregistreerde misdrijven. Top400-personen worden relatief weinig aangehouden voor HIC-delicten, daarom is het interessanter om de ontwikkeling op het gebied van de overige top 3 delicten (overlast en overige vermogensdelicten 15 ) te vergelijken met regionale en landelijke trends. Het aantal aanhoudingen van Top400-personen voor overlast is in de periode gedaald. Dit beeld komt overeen met regionale en landelijke ontwikkelingen. Uit een onderzoeksrapport van CBS blijkt dat de ervaren overlast in Noord-Holland in de periode is gedaald 16. In heel Nederland lijkt de overlast in dezelfde periode afgenomen te zijn of is het stabiel gebleven. Landelijke cijfers over de specifieke ontwikkeling van overige vermogensdelicten zijn niet voorhanden maar als er gekeken wordt naar de ontwikkeling binnen de overkoepelende categorie vermogensdelicten dan is er een daling van 6% te zien in 2015 ten opzichte van Bij de Top400 is in dezelfde periode een daling van 25% 17 te zien in het aantal aanhoudingen binnen de categorie overige vermogensdelicten. Ontwikkeling aantal Top400 personen in jeugdgroepen Het aantal Top400-personen dat onderdeel uitmaakt van een jeugdgroep is in de loop van 2017 stabiel gebleven. In april 2017 zaten nog 40 Top400-personen in een jeugdgroep, in oktober 2017 was dit aantal iets afgenomen tot 38. Zoals in de halfjaarmonitor Top400 al was geconstateerd, zitten in deze jeugdgroepen (naast Top400-personen) ook Top600-personen. Er zijn dus relaties tussen Top400-personen onderling en tussen Top400- en Top600-personen. Deze relaties 14 Er moet hier wel rekening worden gehouden met het feit dat de definitie van geweldsmisdrijven breder is dan alleen mishandeling. 15 Voorbeelden van delicten die in de categorie overige vermogensdelicten vallen zijn: gekwalificeerde diefstal in/ uit andere gebouwen (event. met geweld), diefstal in/ uit andere gebouwen (niet-gekwalificeerd, event. met geweld), diefstal dier, verduistering (eventueel in dienstbetrekking), heling, chantage/ afpersing, overige (eenvoudige) diefstal, overige gekwalificeerde diefstal en overige diefstallen met geweld. 16 Onderzoeksrapport CBS: Buurtoverlast Stand van zaken, trends en achtergronden. September Dit betreft een daling van 105 aanhoudingen in 2015 naar 769 aanhoudingen in Deze daling zet in 2017 door naar 48 aanhoudingen, een afname van 39% ten opzichte van Er is hier alleen gekeken naar personen die op de peildatum januari 2018 minstens een jaar in regie hebben gezeten. 17

18 beperken zich niet alleen tot de jeugdgroepen maar ook in familienetwerken. Met alle betrokken partners wordt gekeken hoe de inzet op de jeugdgroepen en de inzet vanuit de Top400 elkaar kan versterken, door bijvoorbeeld dezelfde strategie te hanteren. Verlenging Kleinschalige Voorziening voor jongeren in voorlopige hechtenis De Kleinschalige Voorziening (KV) is in 2016 gerealiseerd als alternatief voor de sluiting van de Amsterdamse Justitiële Jeugdinrichting (JJI) Amsterbaken. De KV is een gezamenlijke pilot Foto: Olivier Middendorp van de gemeente Amsterdam, het ministerie van Justitie en Veiligheid en Spirit Jeugdhulp. Sinds september 2016 kunnen jongeren (14-23 jaar) uit de regio Amsterdam tijdens de voorlopige hechtenis verblijven in de KV in Amsterdam Nieuw West, dichtbij het eigen netwerk en school of dagbesteding. In de KV werken professionals, de jongere én zijn familie/netwerk samen aan wat nodig is om de kans op (terugval in) crimineel gedrag te verkleinen. De focus ligt op continuering van zorg en school en het betrekken van het eigen netwerk. In de KV gelden strenge huisregels en tussen uur is de deur van hun kamer op slot. Om in aanmerking te komen voor plaatsing in de KV zijn criteria opgesteld. Daarnaast moet de jongere gemotiveerd zijn om te werken aan zijn toekomstperspectief. In het najaar van 2017 is de pilot geëvalueerd. De evaluatie was zeer positief over de resultaten van de KV en mede daarom hebben de Minister voor Rechtsbescherming en de gemeente Amsterdam besloten de KV in ieder geval tot en met 2018 te verlengen. Het is de bedoeling dat komend jaar een definitieve beslissing over voortzetting van de KV wordt genomen. In 2017 zijn in totaal 45 jongeren ingestroomd, waarvan 15 Top400-personen (29%). Sinds de start van de KV zijn er in totaal 18 keer Top400-personen geplaatst (15 keer gespreid over heel , 14 unieke Top400-personen). Gemiddeld zijn ze 16 jaar oud op het moment dat ze worden geplaatst en ze verblijven gemiddeld ruim een maand (40 dagen) in de KV. Figuur 7. Achtergrondkenmerken bezetting Top400 in de KV in 2017 gemiddeld 16 jaar 14 Top400- personen 15 plaatsingen 1 personen in de KV in Top400 Top600 gemiddeld 40 dagen 29 1 overig 18 Twee Top400-personen zijn in 2016 in de KV geplaatst en zijn begin 2017 uitgestroomd. 18

19 Doelstelling 2. Verbeteren perspectief Een belangrijk middel om te voorkomen dat iemand (verder) afglijdt in criminaliteit is het bieden van perspectief op betere maatschappelijke kansen. Binnen de Top400 gebeurt dit onder andere door toeleiding naar passende zorg, het in beeld brengen en betrekken van het netwerk van de persoon in de aanpak, het verbeteren van de opvoedsituatie- en omgeving en door inzet op dagbesteding of opleiding. Inzet van bijzondere voorwaarden Het justitieel kader biedt een stok achter de deur en is een belangrijk middel bij het voorkomen van recidive en het motiveren van een Top400-persoon om mee te werken aan het opgestelde Top400 plan van aanpak. De inzet van reclasseringstoezicht is een belangrijk instrument voor de combinatie van straf en zorg. Door middel van een reclasseringstoezicht kan een persoon kan met drang geprobeerd worden om mee te werken aan zorginterventies. Een bijzondere voorwaarde kan aan een voorwaardelijke straf (deel) worden verbonden om te werken aan gedragsverandering bij de veroordeelde met als doel om recidive te voorkomen. Bij de eindvonnissen waarbij een gevangenisstraf tot 720 dagen is opgelegd 19, werd in de tweede helft van 2017 in 71% van de gevallen aan het eindvonnis bijzondere voorwaarden verbonden (volgens zowel jeugd- als volwassenenstrafrecht). Dit is een lichte daling ten opzichte van het eerste half jaar van 2017 (zie figuur 8). In vergelijking met 2016, is het aandeel in 2017 licht is gedaald (73% ten opzichte van 77% in 2016). Als langer wordt teruggekeken dan is te zien dat het aandeel bijzondere voorwaarden schommelt tussen de 69% en 93%, met een gemiddelde van 78% over de gehele periode. Figuur 8. Aandeel bijzondere voorwaarden bij eindvonnissen, per half jaar, gemiddeld 78% 93% 69% 84% 75% 71% Bij een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van meer dan één jaar kunnen aan de voorwaardelijke invrijheidstelling ook bijzondere voorwaarden worden verbonden. Hiervan zijn op dit moment geen cijfers van beschikbaar. 19

20 Toezichten Indien er bijzondere voorwaarden worden opgelegd houden Leger des Heils Jeugdbescherming en Reclassering (LJ&R), Jeugdbescherming regio Amsterdam (JBRA), William Schrikker Een reclasseringswerker stimuleert, motiveert en controleert de onder toezicht gestelde om de bijzondere voorwaarden na te leven. Groep (WSG) of de drie volwassenen reclasseringsorganisaties (3RO Inforsa reclassering, Leger des Heils en Reclassering Nederland) toezicht op de uitvoering van die voorwaarden door de betreffende persoon. Het toezicht op bijzondere voorwaarden kan in verschillende vormen toezicht plaatsvinden. De belangrijkste is toezicht op voorwaarden bij een (deels) voorwaardelijke straf. Daarnaast houdt de reclassering bijvoorbeeld ook toezicht op voorwaarden bij een schorsing, een voorwaardelijke invrijheidsstelling of in het kader van een maatregel. Indien een Top400-persoon zich niet houdt aan één van de opgelegde voorwaarden, kan de reclasseringsorganisatie de overtreding bij een officier van justitie melden en adviseren het toezicht voortijdig negatief te beëindigen. Deze kan de ten uitvoerlegging van de voorwaardelijke straf bij de rechter vorderen 20. Van de 30 personen die 3RO op de peildatum onder toezicht stonden, heeft 3RO in 2017 voor drie Top400- personen (10%) één of meerdere keren het advies gegeven aan de officier van justitie om het toezicht voortijdig negatief te beëindigen. Dit betekent dat deze toezichten in afwachting waren van een vervolgbeslissing. In vergelijking met andere personen tot 24 jaar die onder toezicht staan van 3RO in regio Amsterdam maar die niet in de Top400 Aanpak zitten, krijgen Top400-personen iets vaker het advies om het toezicht vroegtijdig te beëindigen (14% ten opzichte van 10% bij Top400-personen). Delano heeft het afgelopen jaar goede veranderingen laten zien en zet de positieve lijn door. Hij zit zelf ook beter in zijn vel en zorgt zelf voor een inkomen uit werk. In de samenwerking met de partners heeft de regisseur ervoor gezorgd dat Delano, ondanks zijn wantrouwen voor jeugdzorg, de maatregel Toezicht en Begeleiding positief heeft afgerond. Daarnaast zijn er op verzoek van de regisseur gezamenlijk hernieuwde afspraken gemaakt,voor de behandeling van Delano zijn cannabisgebruik, agressieproblematiek, gamen en zelfvertrouwen bij Infora. De behandeling van Delano is onlangs met wederzijds goedvinden positief beëindigd, aangezien hij op alle gebieden vooruitgang heeft geboekt en is gestopt met blowen. Delano heeft geen strafbare feiten meer gepleegd, komt niet meer in beeld bij de politie en is uit de Top400 gestroomd. 20 Uitzondering hierop vormt een zaak die voorwaardelijk is geseponeerd door de officier van justitie met een reclasseringstoezicht als bijzondere voorwaarde. In dat geval meldt de reclasseringsorganisatie dit bij de officier van justitie, die vervolgens kan besluiten om de persoon te dagvaarden. 20

21 In 2017 is het toezicht op 7 Top400-personen afgesloten door 3RO en LJ&R in Figuur 9 laat zien dat onder andere bij LJ&R het toezicht van vier Top400-personen positief heeft afgesloten en dat geen enkel persoon een toezicht negatief heeft afgesloten in Er is sprake van een positieve afsluiting als een persoon zich bijvoorbeeld aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden of als de toezichtstermijn is afgelopen. Van een negatieve afsluiting is sprake als iemand zich niet aan de bijzondere voorwaarden heeft gehouden en het toezicht na een besluit van de rechter is opgeheven. Figuur 9. Het aantal positief en negatief afgesloten toezichten in positief negatief RO 2 LJ&R 0 Zelfredzaamheid bij eerste screening Vanuit de Top400 wordt ingezet op het screenen van alle Top400-personen na instroom op de Top400-lijst om inzicht te krijgen in hun problematiek en om daarop aansluitend passende hulpverlening/dienstverlening in te kunnen zetten. Voor de Top400 verzorgt de GGD de screening bij Top400-personen vanaf 16 jaar oud. Een vast onderdeel van de GGD screening is het afnemen van een zogenaamde Zelfredzaamheid- Matrix (ZRM). In de loop van 2017 heeft de GGD een nieuwe ZRM uitgebracht. Met de nieuwe ZRM is het aantal domeinen van 11 naar 13 gegaan 23. In 2017 zijn 46 Top400-personen gescreend, waarvan 39 personen met de vernieuwde ZRM (hierna: ZRM 2017). In figuur 10 is een beeld te zien hoe deze groep Top400-personen scoorden op de ZRM De gemiddelde zelfredzaamheid per domein is in het figuur zichtbaar gemaakt met de grijze lijn. De gemiddelde zelfredzaamheid over alle domeinen is 3,4. Het gemiddelde valt daarmee tussen beperkt zelfredzaam en voldoende zelfredzaam. In vergelijking met de ZRM 2017 scores van de Top600, verschillen de Top400-personen zoals er verwacht kan worden; de problematiek is lichter en er zijn minder problemen met justitie. Hoewel de Top400-personen meer zelfredzaam zijn op het domein justitie dan bij de Top600-personen, heeft een deel van de groep wel degelijk problemen met justitie. Van de groep is 20% beperkt zelfredzaam en is 40% onvoldoende zelfredzaam of heeft acute problematiek. 21 Eind december zijn er 137 Top400-personen (59%) onder begeleiding vanuit JBRA (n = 78), de WSG (n = 26), LJ&R (n = 3) en 3RO (n = 30). 22 Er zijn geen gegevens beschikbaar van JBRA en WSG over Het domein dagbesteding is opgesplitst in werk & opleiding en tijdsbesteding. Ook het domein Activiteiten Dagelijks Leven (ADL) is opgesplitst naar basale ADL en instrumentele ADL. Basale ADL gaat over activiteiten die je doet om lichamelijke veiligheid en welzijn te behouden (bv. persoonlijke hygiëne en voeden). Bij instrumentele ADL gaat het om het activiteiten die je doet om in je omgeving veilig en duurzaam te functioneren (zoals medicatie innemen en inkopen doen). 21

22 Figuur 10. Verdeling van de ZRM 2017-scores voor elk domein bij de eerste screening en meting 100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% Volledig zelfredzaam Voldoende zelfredzaam Beperkt zelfredzaam Onvoldoende zelfredzaam Acute problematiek Gemiddelde zelfredzaamheid Ontwikkelingen in zelfredzaamheid van Top400-personen Van de huidige Top400 is per persoon de ontwikkeling in zelfredzaamheid tussen 2016 en 2017 per domein in kaart gebracht 24. Een ZRMverschilscore wordt verkregen door de scores op de afzonderlijke domeinen tussen 2017 en 2016 (variërend van 1 t/m5) van elkaar af te trekken en kan maximaal variëren tussen -4 (maximale achteruitgang) en +4 (maximale vooruitgang). Een score van 0 betekent dat de scores op de twee meetmomenten gelijk was. Met de ZRM kan ook de ontwikkeling van zelfredzaamheid op verschillende domeinen of leefgebieden in kaart worden gebracht. Binnen de Top400 en Top600 wordt de ZRM elke zes maanden opnieuw ingevuld door de regisseur, ter verheldering van de zorg- en ondersteuningsbehoeften en om ontwikkelingen op de leefgebieden tijdens de regievoering inzichtelijk te maken. 24 In de loop van 2017 heeft de GGD een nieuwe ZRM uitgebracht. Regisseurs worden in 2018 opgeleid in het invullen van de nieuwe ZRM. Deze cijfers zijn gebaseerd op de originele ZRM. 22

23 Deze analyse geeft zicht op de domeinen waarin de zelfredzaamheid van de Top400- personen in 2017 voor -of achteruit is gegaan ten opzichte van Voor deze analyse zijn alleen ZRM s meegenomen die volledig zijn ingevuld door de regisseur (n = 30), zodat een compleet beeld over alle domeinen beschikbaar is. Als gekeken wordt naar deze verschilscores De ZRM-scores zijn hier geanalyseerd per jaar. Dat zegt iets over hoe de groep Top600 personen er als geheel in 2017 op voor- of achteruit is gegaan. Er zou ook gekeken kunnen worden naar de ontwikkeling van de ZSM-scores van start regie tot uitstroom (per persoon en dan het gemiddelde). Deze analyse is in ontwikkeling. tussen 2016 en 2017 dan is te zien dat gemiddeld de meeste vooruitgang in zelfredzaamheid wordt waargenomen op de domeinen sociaal netwerk (+40%), dagbesteding (+37%), huiselijke relaties (+37%) en geestelijke gezondheid (+37%). In vergelijking met 2016 is de zelfredzaamheid in 2017 het meest sterkst achteruit gegaan op de domeinen verslaving (-33%), justitie (-30%) en financiën (-27%) (zie figuur 11). Figuur 11. De voor-en achteruitgang in zelfredzaamheid per domein, tussen 2016 en Achteruitgang op zelfredzaamheid: 1. verslaving (-33%) 2. justitie (-30%) 3. financiën (-27%) Vooruitgang op zelfredzaamheid: 1. sociaal netwerk (+40%) 2. dagbesteding, geestelijke gezondheid en lichamelijke gezondheid (+37%) financiën dagbesteding huisvesting huiselijke relaties geestelijke gezondheid lichamelijke gezondheid verslaving activiteiten dagelijks leven sociaal netwerk maatschappelijke participatie justitie 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100% 25 De voor -en achteruitgang voor individuele personen is inzichtelijk gemaakt. Van personen waarbij de zelfredzaamheid gelijk blijft (in het geel) is niet bekend op welk niveau zij gelijk bleven (slecht niveau, gemiddeld niveau, goed niveau). 23

24 Om inzichtelijk te maken op welke domeinen de betreffende Top400-personen het meeste zelfredzaam zijn, is de totaalscore op 1 januari 2018 eveneens in kaart gebracht (zie figuur 12). Als gekeken wordt naar deze totaalscore dan valt op dat de zelfredzaamheid vooral zorgelijk is bij de domeinen financiën, dagbesteding, sociaal netwerk en justitie 26 : op het domein dagbesteding heeft 13% van de Top400- personen te maken met acute problematiek en 27% met een situatie die slecht tot niet toereikend is. Dit betekent dat 40% (volgens de regisseur) moeite heeft met het uitvoeren van dagelijkse activiteiten en/of het aanbrengen van structuur in de dag. op het domein justitie heeft 3% van de Top400- personen te maken met acute problematiek en 20% met een situatie die slecht en/of niet toereikend is. Redenen voor acute of slechte zelfredzaamheid zijn openstaande en/of lopende strafzaken en het hebben van zeer regelmatig politiecontact Figuur 12. De totale zelfredzaamheid per domein, peildatum 1 januari % 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0% volledig zelfredzaam voldoende zelfredzaam beperkt zelfredzaam onvoldoende zelfredzaam acute problematiek 26 Bevinden geven inzicht in de zelfredzaamheid van een beperkte groep van 30 personen. 24

25 Dagbesteding, inkomen en schulden Om het perspectief van Top400-personen te verbeteren wordt actief ingezet op dagbesteding en inkomen. Voor de Top400 en Top600 heeft Werk, Participatie en Inkomen (WPI) een speciaal multidisciplinair interventieteam (werk en veiligheid) ingericht dat maatwerk levert op de leefgebieden inkomen, werk, dagbesteding en/of het behalen van een startkwalificatie. Over 2017 had het interventieteam gemiddeld 84 personen in begeleiding. Voor de Top400 en Top600 heeft Leerplicht (OJZ) een speciaal Top1000 Leerplichtteam ingericht dat inzet op het behalen van een startkwalificatie door leerplichtige Top400- en Top600-personen. Positieve, neutrale en negatieve afronding van begeleiding Vanaf de start van de aanpak eind 2015 zijn in totaal 70 begeleidingstrajecten van Top400- personen na begeleiding positief afgerond, waarvan 43 personen richting school zijn begeleid en 27 personen richting werk. In 2017 zijn 43 Een positief afgerond begeleidingstraject betekent dat een persoon naar school of werk wordt begeleid. Een negatief afgerond begeleidingstraject vindt plaats als een persoon niet meewerkt of geen inlichtingen verstrekt. Een neutraal afgerond begeleidingstraject vindt plaats in geval van detentie, verhuizing andere gemeente, overlijden of indien iemand geen recht meer heeft op een uitkering vanwege voorliggende voorziening. 43 begeleidingstrajecten positief afgerond, waarvan 27 personen richting school en 15 personen richting werk zijn begeleid. Er zijn op de peildatum 1 januari 2018 acht begeleidingstrajecten neutraal afgerond en drie begeleidingstrajecten negatief afrond (beëindiging uitkering). Een traject is negatief afgerond als een Top400-persoon niet meewerkt aan dit traject en er geen recht meer is op bijstand. Voor deze personen worden diverse vervolgacties uitgezet door de regisseurs, veelal op het gebied van straf. Figuur 13. Positief, neutraal en negatief afgeronde begeleidingstrajecten in naar school 15 naar werk Begeleidingstraject positief afgerond na begeleiding 80% 8 3 positief neutraal negatief 25

26 Dagbesteding onder leerplichtigen Een jongere is leerplichtig tot 16 jaar, vanaf de leeftijd 16 tot 18 jaar is de jongere kwalificatieplichtig. Deze plicht vervalt zodra een startkwalificatie is behaald. Leerplicht is verantwoordelijk voor deze jongeren. De RMC (Regionaal Meldpuntcoördinatie) plicht start na het 18 e levensjaar mits er geen startkwalificatie is behaald. WPI is verantwoordelijk voor deze jongeren. Daarnaast wordt WPI ingezet om voortijdig schoolverlaters een dagbesteding aan te bieden. Dit kan ingezet worden door Leerplicht als de jongere nog leerplichtig of kwalificatieplichtig is. Ten tijde van de RMC plicht moet WPI hier op inzetten Behalen van startkwalificatie Het hebben van een startkwalificatie is belangrijk om later een goed, zelfstandig bestaan op te kunnen bouwen. Een startkwalificatie is minimaal een mbo-2 diploma. Voor een aantal leerlingen uit het praktijkonderwijs en het speciaal voortgezet onderwijs is het echter soms niet haalbaar om uiteindelijk een startkwalificatie te behalen, hetzij omdat ze cognitief het opleidingsniveau niet aan kunnen (bijvoorbeeld leerlingen uit het praktijkonderwijs of het voortgezet speciaal onderwijs), hetzij omdat ze dusdanige problemen hebben dat dit een succesvolle schoolcarrière belemmert. Van de 223 Top400-personen in de leeftijdscategorie 16 tot 23 jaar (de leeftijd waarop iemand een startkwalificatie zou moeten hebben) hebben 14 personen (6%) op 1 januari 2018 een startkwalificatie. Vorig jaar hadden vier personen van de 162 personen (2%) in deze leeftijdscategorie een startkwalificatie 27. Het aandeel personen met een startkwalificatie is in 2017 dus licht gestegen ten opzichte van Schoolverzuim (leerplicht) Op peildatum 1 januari 2018 zijn 90 personen leerplichtig. Hiervan staan 71 personen ingeschreven op een school en met 45 personen (63%) gaat het goed (er is geen sprake van verzuim). Bij de overige 26 personen (37%) die ingeschreven staan op school gaat het niet goed op school en is er regelmatig sprake van verzuim. Verder staan vier personen niet ingeschreven op school, acht personen hebben een vrijstelling of volgen een traject, zes personen zitten vast en volgen intern onderwijs en één persoon zit vast en volgt geen onderwijs 28. In 2017 hebben 25 van de 223 Top400-personen (11%) school voortijdig verlaten. 27 Peildatum is 1 november Vergelijking met 2016 is niet mogelijk vanwege ontbrekende cijfers. 26

27 Proces-verbaal Binnen de Top400 wordt een proces-verbaal eerst besproken in het Interventie Jeugd Overleg (IJO) van het OM. In 2017 zijn er 16 proces-verbalen opgesteld (vorig jaar 11 keer). Ahmed is 16 jaar en zit op het voortgezet speciaal onderwijs, waar hij verzuimt. Ondanks een waarschuwing van leerplicht en ondersteuning van De Waag en Lijn 5 blijft hij daarmee doorgaan. Halverwege het schooljaar krijgt Ahmed een taakstraf opgelegd wegens schoolverzuim. Het blijkt dat Ahmed het op zijn stage bij een schoonmaakbedrijf veel beter doet dan op school en eigenlijk niet meer naar school wil. De regisseur organiseert een overleg met hem, ouders, leerplicht en school om een oplossing te zoeken. Het blijkt mogelijk dat Ahmed de laatste periode van het schooljaar vier dagen (betaald) stage kan gaan lopen en nog maar één dag naar school hoeft te gaan. Dit werkt motiverend: Ahmed gaat één dag per week naar school waar hij zich met individuele ondersteuning op zijn examens voorbereidt. Met een diploma op zak werkt Ahmed fulltime in dienst bij het schoonmaakbedrijf waar hij een interne opleiding is gaan volgen. De regisseur zorgt ervoor dat er goed contact is tussen de werkbegeleider en hulpverlening, om indien nodig ondersteuning te bieden. Actieve begeleiding bij voortijdig schoolverlaters Naast de inzet van Leerplicht om schoolverzuim en schooluitval te voorkomen, biedt WPI begeleiding aan de zogenaamde voortijdige schoolverlaters in de leeftijd van 16 tot 23 jaar. In 2017 waren 223 Top400-personen jonger dan 23 jaar. Daarvan Voortijdige schoolverlaters zijn jongeren van 12 tot 23 jaar die zonder startkwalificatie het onderwijs verlaten. heeft WPI op peildatum 1 januari 2018 in totaal 79 personen (35%) actief in begeleiding, 13 personen in de leeftijdscategorie 13 tot 18 jaar en 66 personen in de leeftijdscategorie 18 tot 23 jaar. Voor de personen onder de 18 jaar geldt dat WPI verantwoordelijk is voor een leerwerktraject om toe te leiden naar school of werk. Van de overig 144 (65%) is het volgende vastgesteld: 112 personen (78%) zijn ingeschreven op school. Geen doelgroep WPI, verantwoordelijkheid Leerplicht; 8 personen (6%) hebben een startkwalificatie behaald. Geen doelgroep in het kader van de RMC-wetgeving (1 begeleiding WPI, 2 gaan naar school, 3 werken, 1 VOW en 1 dagbesteding onbekend regisseur aan zet met plan van aanpak); 6 personen (4%) zijn woonachtig buiten Amsterdam. Geen doelgroep WPI; 2 personen (1%) hebben geen BSN-nummer. Niet te beoordelen of deze personen tot de doelgroep van WPI behoren. Actieve begeleiding versus aanhoudingen Het bieden van actieve begeleiding naar werk of dagbesteding helpt Top400-personen om zelf verantwoordelijkheid te nemen over hun leven. Als de persoon een dagbesteding heeft, is de kans kleiner dat deze persoon overlast veroorzaakt, omdat de persoon dan een (meer) gestructureerde dagindeling heeft. Ook de kans op recidive wordt daarmee kleiner. Om deze reden is het interessant om te kijken naar aanhoudingen direct na beëindiging van de begeleiding door WPI. 27

28 De afgeronde begeleidingsperioden vanuit WPI zijn vergeleken met de HIC aanhoudingen gepleegd in In totaal zijn tien personen in 2017 aangehouden voor een HIC delict. Als wordt ingezoomd op aanhoudingen voor HIC-feiten binnen de eerste 6 maanden na afronding van het begeleidingstraject 29, dan val op dat er in totaal drie personen een HIC-delict hebben gepleegd: Bij een van de 43 personen die positief zijn uitgestroomd vond er binnen zes maanden na uitstroom een HIC-aanhouding plaats. Bij een van de 8 personen die neutraal zijn uitgestroomd vond er binnen zes maanden na uitstroom een HIC-aanhouding plaats. Bij een van de 3 personen die negatief zijn uitgestroomd vond er binnen zes maanden na uitstroom een HIC-aanhouding plaats. De Top400-personen in begeleidingstrajecten zijn zeven keer aangehouden voor andere strafbare feiten. Deze aanhoudingen vonden plaats voor aanvang van de uitkeringsperiode (drie aanhoudingen) of gedurende de uitkeringsperiode (vier aanhoudingen). Bij de laatste groep wordt het politieonderzoek en eventuele veroordeling afgewacht. Mocht dit leiden tot een gevangenisstraf dan zal de uitkering alsnog beëindigd worden. Schuldhulpverlening Een (problematische) schuldensituatie ontregelt het leven van een persoon enorm en vormt bovendien een extra risicofactor op recidive. Op de peildatum 1 januari 2018 zijn 28 personen aangemeld voor schuldhulpverlening, waarvan 21 in begeleiding zijn bij Puur Zuid (21 aanmeldingen). In 2017 zijn er in totaal 9 plannen van aanpak opgesteld en hebben er 19 intakes plaatsgevonden. Daarnaast is het mogelijk om budgetbeheer in te zetten via FIBU als de jongere OGGZproblematiek heeft, 2 of meer schulden heeft en minimaal 4 uur financiële begeleiding per jaar nodig heeft. In 2017 zijn 7 personen aangemeld. In alle gevallen is een budgetplan opgesteld en is inkomensbeheer opgestart. 29 In deze analyse zijn alle personen geselecteerd die minstens zes maanden de tijd hebben gehad om te recidiveren, dus minstens zes maanden geleden zijn uitgestroomd. 28

29 Resultaten inzet programma Detentie en terugkeer Om de kans op recidive van Top400-personen na detentie zo klein mogelijk te maken, wordt er tijdens detentie middels een plan van aanpak gewerkt aan het verbeteren van het perspectief op de verschillende leefgebieden. In dit plan wordt opgenomen hoe de zaken die goed lopen in iemands leven tijdens de detentieperiode behouden kunnen blijven en wat er aanvullend ingezet moet worden op de verschillende leefgebieden. Het gaat dan om een geldig ID-bewijs, dagbesteding, werk en inkomen, huisvesting, toeleiden naar zorg, de aanpak van schulden en het werken aan motivatie tot gedragsverandering. Het programma Detentie en Terugkeer coördineert en faciliteert de samenwerking tussen de regisseurs, de gemeente, de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) en (andere) straf- en zorgpartners en de benodigde extra inzet op de leefgebieden. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk dat er tijdens detentie een ID-bewijs wordt verstrekt, begeleiding plaatsvindt bij het vinden van een school, opleiding of een andere vorm van dagbesteding en dat een gedetineerde na de detentieperiode begeleiding krijgt bij de overgang naar buiten (opvang aan de poort). Dave is een jongen van 17 die kampt met ernstige hechtingsproblematiek. Sinds 2007 is Dave alleen maar strafrechtelijk of civielrechtelijk gesloten geplaatst geweest. De tijd is aangebroken dat hij moet gaan oefenen met het leven buiten detentie. Tijdens zijn laatste detentieperiode is gebleken dat hij dit het beste kan oefenen binnen de strakke kaders van een begeleid wonen traject bij Multy Plus Zorg. Om dit te kunnen realiseren moet aan een aantal voorwaarden worden voldaan: - De plaatsing in een begeleid wonen traject moet worden opgelegd door een rechter - De financiering voor het traject moet geregeld worden door de gemeente (aangezien zij verantwoordelijk zijn voor het financieren van jeugdzorg voor personen tot 18 jaar). In dit geval moest de financiering door twee gemeenten geregeld worden omdat de ene gemeente verantwoordelijkheid was voor de financiering tot 18 jaar, terwijl de andere gemeente na zijn 18 e levensjaar financieel verantwoordelijk was (woonplaatsbeginsel). Door de integrale samenwerking vanuit het Trajectberaad en het AcVZ hebben alle betrokken ketenpartners deze zaken kunnen realiseren en is Dave uiteindelijk geplaatst in het begeleid Wonen traject. Er is afgesproken dat Dave, ook na een eventuele en een nieuwe detentieperiode gewoon kan terugkomen bij het begeleid wonen traject. Alle ketenpartners zijn het erover eens dat dit traject de enige manier is waarop Dave uiteindelijk een plek in de maatschappij zal kunnen krijgen. 29

30 In deze Effectmonitor kijken we naar de resultaten van de inspanningen die tijdens detentie zijn ingezet, om zichtbaar te maken of het aandeel Top400- personen met een ID-bewijs, huisvesting, inkomen, dagbesteding, passende zorg, hulp bij schulden en de motivatie is toegenomen na detentie. In 2017 zijn in totaal 58 personen uit detentie gekomen. Dit aantal ligt fors lager dan bij de Top600: niet alleen omdat de gehele groep kleiner is, maar ook omdat de Top400-personen relatief gezien minder vaak in detentie zitten. De resultaten die hieronder zijn vermeld, zijn gebaseerd op de 26 detenties waarbij zowel de voor- als nameting volledig is ingevuld door de regisseur. Vanwege dit lage aantal moeten de resultaten met enige voorzichtigheid worden geïnterpreteerd. Samenvattend is in 2017 op bijna alle leefgebieden een vooruitgang te zien op de situatie na detentie in vergelijking met de situatie voor detentie. De beginsituatie varieert per leefgebied, wat ook het Sinds eind oktober 2016 houden de regisseurs in het AcVZ registratiesysteem VEHAA voor iedere detentie bij wat de situatie op de zes verschillende leefgebieden was voorafgaande aan de detentie, welke inzet ze hebben gepleegd en wat hiervan uiteindelijk het resultaat was (situatie op het leefgebied na afloop van de detentie). Dankzij deze manier van monitoren is meer zicht op de aandachtspunten bij de start van de detentie en op de resultaten van de geleverde inspanningen op het moment dat de gedetineerde de gevangenis verlaat. maximaal te behalen resultaat beïnvloed. Zo vallen de leefgebieden inkomen, dagbesteding, zorg en schulden op door een relatief laag aantal personen dat voorafgaand aan detentie in een gewenste situatie zit. Bij deze leefgebieden is dan ook de meeste vooruitgang te boeken en (gelukkig) ook te zien. Zo is het aantal Top400-personen met een vorm van dagbesteding toegenomen van 17 naar 23 personen. Tegelijkertijd ligt het aantal Top400-personen met een geldig ID-bewijs en een wenselijke vorm van huisvesting bij aanvang van de detentie al relatief hoog, waardoor er slechts bij enkele Top400-personen vooruitgang te realiseren is. De toename van 25 naar 26 personen met een vorm van huisvesting betekent in dit geval dat iedereen een vorm van onderdak heeft. Figuur 14. Resultaten inzet tijdens detentie op het leefgebied dagbesteding, aantallen,2017 (n=26) voor detentie 24 na detentie totaal 2017 aantal uitgestroomde personen personen met een geldig IDbewijs 2017 Resultaten inzet ID-Bewijs Over heel 2017 is het aantal personen dat na afloop van detentie in het bezit is van een geldig ID-bewijs toegenomen met drie personen in vergelijking met het aantal Top400-personen voorafgaand aan detentie. Na afloop van de detentie hebben 24 van de 26 Top400- personen een geldig ID-bewijs. Bij de overige 2 personen is het voor de regisseur net na detentie nog onbekend of de Top400-persoon in het bezit is van een geldig ID-bewijs. leeswijzer In 2017 waren voorafgaand aan detentie 21 van de 26 personen in het bezit van een geldig IDbewijs. Na detentie is dit toegenomen naar 24 van de 26 Top400-personen. 30

31 Figuur 15. Resultaten inzet tijdens detentie op het leefgebied huisvesting, aantallen,2017 (n=26) voor detentie na detentie totaal 2017 aantal uitgestroomde personen personen met een vorm van onderdak 2017 Resultaten inzet huisvesting: bij aanvang van de detentie was bij bijna alle Top400-personen sprake van een vorm van onderdak. Na detentie is dit bij álle Top400-personen het geval. Het merendeel van de Top400-personen woont bij de ouders (voor detentie: 18 personen, na detentie 19 personen), gevolgd door een vorm van begeleid of beschermd wonen (voor detentie: 4 personen en na detentie 2 personen) of wonend bij familie of vrienden (voor detentie:3 personen en na detentie: 4 personen). Figuur 16. Resultaten inzet tijdens detentie op het leefgebied inkomen, aantallen,2017 (n=26) voor detentie 12 na detentie aantal uitgestroomde personen personen met een (aantoonbare) vorm van inkomen 2017 Resultaten inzet inkomen: het aantal personen met een vorm van een (aantoonbaar) inkomen is in 2017 toegenomen tijdens detentie: voorafgaand aan detentie heeft ruim een derde een vorm van een aantoonbaar inkomen, na detentie is dit toegenomen naar bijna de helft. Van de 12 personen met een vorm van een aantoonbaar inkomen na detentie, heeft bijna de helft (5 personen) een inkomen uit werk, beschikken 4 personen over een uitkering en ontvangen 3 personen studiefinanciering. Van de 14 personen zonder een vorm totaal 2017 van een aantoonbaar inkomen worden 11 personen onderhouden door ouders en/of familie 30, hebben 2 personen geen wettelijk inkomen en is bij 1 persoon de situatie nog onbekend voor de regisseur. 30 Net zoals bij de Top600 wordt deze situatie standaard gecategoriseerd als niet wenselijk en reden tot het ondernemen van actie. Bij de jongere doelgroep van de Top400 kan dit in het licht van de leeftijd als een te strenge indeling gelden. De leeftijd van deze elf personen varieert namelijk van 14 tot 20 jaar. 31

32 Figuur 17. Resultaten inzet tijdens detentie op het leefgebied dagbesteding, aantallen,2017 (n=26) voor detentie 23 na detentie totaal 2017 aantal uitgestroomde personen personen met een vorm van dagbesteding Resultaten inzet dagbesteding: het aantal personen met een vorm van dagbesteding is toegenomen van 17 personen voor detentie naar 23 personen na detentie. De voornaamste vorm van dagbesteding na detentie is school en/of opleiding (15 personen), gevolgd door een leerwerktraject en/of stage (4 personen). Van de 26 personen hebben 3 personen na afloop van detentie geen vorm van dagbesteding. Figuur 18. Resultaten inzet tijdens detentie op het leefgebied zorg aantallen,2017 (n=26) voor detentie na detentie totaal 2017 aantal uitgestroomde zorgbehoevende personen zorgbehoevende personen met passende zorg 2017 Resultaten inzet zorg: in figuur 18 wordt weergegeven in hoeverre alle zorgbehoevenden personen hier ook passende zorg voor ontvangen. In 2017 lijkt er sprake van een kleine daling in het aantal zorgbehoevende met passende zorg (van 18 naar 17 personen), maar dit valt te verklaren doordat het totaal aantal zorgbehoevenden personen na detentie is afgenomen. Van de 20 zorgbehoevenden personen na detentie is voor 17 personen passende zorg ingezet. Dit gaat dan bijvoorbeeld om een ambulante behandeling of begeleiding (16 personen) of intramurale zorg (1 persoon). Na afloop van detentie hebben 3 zorgbehoevende personen nog geen passende zorg. 32

33 Figuur 19. Resultaten inzet tijdens detentie op het leefgebied schulden, aantallen,2017 (n=26) voor detentie 9 5 na detentie totaal 2017 aantal personen met schulden personen met schulden en hulp hierbij Resultaten inzet schulden: figuur 19 geeft inzicht in het aandeel Top400-personen dat hulp 31 ontvangt voor de aanpak van hun schulden. Het aantal Top400-personen met hulp bij hun schulden is in 2017 na afloop van de detentie afgenomen: van 6 personen voor detentie naar 5 personen na detentie. Deze persoon had voor detentie wel hulp voor zijn/ haar schulden. Dit wordt verder uitgezocht. Figuur 20. Ontwikkeling rapportcijfer motivatie, aantallen,2017 (n=24) motivatie verbeterd: 7 personen motivatie onveranderd: 13 personen motivatie verslechterd: 4 personen 2017 Resultaten inzet motivatie: onder het werken aan motivatie verstaan we het geheel aan activiteiten die zijn gericht op het bewerkstelligen van gedragsverandering. Omdat detentie een (tijdelijke) gestructureerde verblijfsplek is, is dat reden om juist tijdens detentie interventies op het leefgebied motivatie aan te bieden. Om die reden is het leefgebied motivatie inmiddels standaard onderdeel van het plan van aanpak voor alle Top600/Top400-personen. Top400-personen verblijven gedurende hun detentieperiode veelal in een Justitiële Jeugdinrichting (JJI). In een JJI is motiverende gespreksvoering en bejegening gericht op het nemen van eigen verantwoordelijkheid standaard onderdeel van de gebruikte methodiek. In de Monitor D&T wordt de ontwikkeling van de motivatie gemeten door de regisseur zowel voor als na detentie de motivatie met een rapportcijfer te laten beoordelen. In figuur 20 hierboven is te zien dat van de 24 personen bij wie de motivatie zowel voor als na de detentie is beoordeeld, bij 7 personen de motivatie na detentie is verbeterd. Van deze 7 personen wordt bij alle 7 personen de motivatie na detentie met een voldoende beoordeeld. De motivatie is bij 4 personen tijdens de detentieperiode verslechterd. Bij 2 van de 4 personen wordt de motivatie na detentie nog met een onvoldoende beoordeeld. 31 Omdat personen in detentie geen inkomen hebben, kan tijdens de detentie alleen worden gestart met de voorbereiding van de aanpak van schulden (inventariseren, aanschrijven schuldeisers, etc.). Deze voorbereiding is wel een wezenlijk onderdeel van de aanpak van schulden. Zodra een persoon na detentie enige vorm van inkomen heeft, kan gestart worden met de concrete aanpak van de schulden. 33

34 Doelstelling 3. Beperken instroom broertjes en zusjes De (minderjarige) broers van Top400-personen lopen een relatief grotere kans zelf in crimineel gedrag te vervallen 32. Tot nu toe zijn er geen broertjes en zusjes van Top400-personen in de Top400 gestroomd. Echter zijn er wel eerder broertjes en zusjes van personen in de Top600 in de Top400 ingestroomd. In totaal zijn 36 broertjes en zusjes van Top600-personen in de Top400 gestroomd. Om de instroom van deze Top400-broertjes en -zusjes te voorkomen zetten GGD Vangnet, het Preventief Interventie Team (PIT), de Jeugdbescherming Amsterdam (JBRA) en de William Schrikker Groep (WSG) actief in op het in kaart brengen van de (benodigde) hulpverlening en het actief begeleiden van minderjarige broertjes en zusjes 33 van Top400-personen. GGD Vangnet GGD Vangnet draagt bij aan het voorkómen dat minderjarige kinderen in de directe omgeving van Top400-personen zich in negatieve zin ontwikkelen richting criminaliteit. Als er sprake is van broertjes of zusjes van een Top400-persoon onder de acht jaar krijgt de GGD hier een melding van en neemt zij in alle gevallen contact op met de regisseur en, indien van toepassing, de gezinsmanager van JBRA of WSG of het PIT om af te stemmen of een huisbezoek wenselijk is. Het doel is om binnen een korte tijd via Verschillen tussen de GGD en het PIT: - GGD richt zich op kinderen onder de 8 jaar. PIT kijkt naar kinderen vanaf 8 jaar. - De GGD bezoekt alle gezinnen buiten Amsterdam, onafhankelijk van de leeftijd. PIT is alleen gericht op Amsterdam. - De GGD is primair gericht op overdragen van een gezin aan reguliere voorzieningen. PIT geeft zelf begeleiding aan gezinnen. een probleeminventarisatie van het gezinssysteem vast te stellen of kinderen zorg nodig hebben en (indien dit het geval is) hen toe te leiden naar hulpverlenende organisaties of indien zorg reeds aanwezig maar ontoereikend de bestaande zorg te coördineren. Nadat een aanmelding bij de GGD is opgepakt 34, dan gaat de GGD op huisbezoek bij het gezin. Huisbezoeken worden in de regel aangekondigd, tenzij de GGD in het belang van de zaak denkt dat het huisbezoek beter onaangekondigd kan worden afgelegd. In 2017 heeft de GGD bij 30 gezinnen één of meer huisbezoeken gedaan. 32 In vergelijking met andere kinderen. Uit eerder onderzoek blijkt dat ongeveer driekwart van jongens met een zwaar criminele broer later zelf een veroordeling krijgt. 33 GGD Vangnet richt zich op minderjarigen tot acht jaar, PIT richt zicht op minderjarigen vanaf acht jaar en JBRA en WSG werken gezinsgericht met aandacht voor broertjes en zusjes. 34 In 2017 zijn er 29 meldingen geweest die alle 29 zijn opgepakt. 34

35 huisbezoek gelukt doorverwezen naar hulpverlening zorgmelding bij Veilig Thuis De GGD bepaalt, op basis van de uitkomsten van hun onderzoek, of en waarheen doorverwezen wordt. Dit kan zowel naar volwassen- als naar jeugdhulpverlening zijn. In 2017 heeft de GGD vier keer een gezin doorverwezen naar hulpverlening. Ouders/verzorgers mogen er voor kiezen niet mee te werken aan het GGD-onderzoek en/of aan een door de GGD noodzakelijk geachte verwijzing. Wanneer partijen (bijv. Politie, regisseur Top400) zich echter zorgen blijven maken en ouders/verzorgers houden een gesprek af, kan de GGD een zorgmelding doen bij Veilig Thuis. In 2017 is één zorgmelding gedaan bij Veilig Thuis. PIT: begeleiding minderjarige broertjes en zusjes van acht tot achttien jaar Om ervoor te zorgen dat broertjes en zusjes van Top400-personen niet afglijden in de criminaliteit, houdt het Preventie Interventie Team (PIT) zich bezig met: Vroegtijdig signaleren van risicokinderen Inzetten van passende hulpverlening op basis van grondig onderzoek Bevorderen van een goede schoolgang van basisschool tot startkwalificatie Bevorderen van een gunstig thuisklimaat Het PIT geeft begeleiding aan kinderen en jongeren van 8 tot 18 jaar. De begeleiding vanuit het PIT kan bijvoorbeeld gaan om het aanjagen van de bestaande hulpverlening, nieuwe hulpverlening organiseren, screenen op sociale leerbaarheid of het onderhouden van contact met de betreffende school. Nadat een gezin actief in begeleiding is geweest (gemiddeld ongeveer twee jaar), wordt het gezin gemiddeld één jaar tot anderhalf jaar gemonitord voordat de begeleiding definitief wordt afgesloten, bijvoorbeeld tot de Top400-broertjes- of zusjes meerderjarig zijn geworden. Voor de Top400 geldt dat er voor 2016 geen cijfers zijn over de problematiek van de gezinnen die zijn aangemeld. Daarom worden in deze effectmonitor alleen de cijfers van 2017 weergegeven. Het PIT trof een multiprobleem gezin aan bestaande uit moeder met 4 kinderen, waaronder één minderjarig zusje van 7 jaar en de Top400-persoon. Het gezin woonde in een verwaarloosd uitziende woning en de kinderen sliepen op matrassen. Vader, die elders woonde, was intensief betrokken bij de opvoeding. Voor het zusje waren diverse versnipperde medische trajecten ingezet vanwege obesitas, astma en visuele problemen. Moeder kwam niet aan bij de trajecten voor het zusje omdat zij zelf overbelast was. PIT heeft de hulpverlening gereorganiseerd; specialistische jeugdzorg ingezet gericht op LVB en daarnaast werden de versnipperde medische trajecten ondergebracht in één intensief traject. Tevens werd vader in positie gezet, aangezien hij meer dan moeder, in staat bleek de hulpverleningsafspraken voor het zusje op te volgen. Het gezin profiteerde van de ingezette hulpverleningstrajecten: het gewicht van het zusje ging naar een gezond gewicht, de woning werd beter verzorgd en beide ouders zijn steeds beter in staat om de kinderen structuur en regels te bieden. 35

36 Omvang problematiek Om de begeleiding goed vorm te kunnen geven, brengt het PIT bij aanvang van elk traject in kaart op welke leefgebieden er sprake is van problemen (zie figuur 21). Bij aanvang bleek 86% problemen te hebben op één of meerdere leefgebieden 35. De leefgebieden waarop de meeste problemen worden ervaren zijn de opvoedingscapaciteiten van ouders, vrije tijdsbesteding 36 en gedrag op school. Figuur 21. Problemen op verschillende leefgebieden bij aanvang begeleiding PIT één of meerdere leefgebieden (n=221) 86% opvoeding (n=78) vrije tijd (n=147) motivatie (n=78) gedrag op school (n=147) schoolresultaten (n=146) gedrag thuis (n=147) schoolverzuim (n=138) 33% 79% 71% 61% 71% 65% 58% Vooruitgang per leefgebied na begeleiding PIT Elk half jaar scoort het PIT opnieuw de stand van zaken op eerder genoemde leefgebieden van de broertjes en zusjes die zij in begeleiding hebben. Als we kijken naar de resultaten per leefgebied van broertjes en zusjes die in 2017 gedurende 6 maanden in begeleiding waren (zie figuur 22) 37 38, dan zien we de meeste vooruitgang bij de leefgebieden schoolverzuim (63%), schoolresultaten (58%) en gedrag thuis (50%). De vooruitgang op de verschillende leefgebieden zet door na 12 maanden begeleiding van het PIT, vooral op de leefgebieden motivatie voor hulpverlening, gedrag thuis en gedrag op school. 35 Een score van lager dan 6 op een schaal van 0 tot en met Bij het leefgebied vrije tijdsbesteding kijkt de PIT-interventiepleger of het broertje/zusje bijvoorbeeld rondhangt in de buurt (wat leidt tot een lagere score op de schaal) of dat hij/zij sport of activiteiten bij het buurthuis volgt (wat leidt tot een hogere score). 37 Bij de leefgebieden opvoeding en motivatie wordt, in tegenstelling tot de overige leefgebieden, niet gekeken naar het kind zelf maar juist of de ouder(s) en/of verzorger(s) problemen ervaren op die leefgebieden. 38 De resultaten van figuur 21 en 22hebben betrekking tot de broertjes en zusjes die bij aanvang problemen had op één of meer leefgebieden. 36

37 Figuur 22. Resultaten per leefgebied, 6 en 12 maanden na start begeleiding PIT Schoolverzuim na 6 maanden (N=8) Schoolverzuim na 12 maanden (N= 4) 63% 50% 13% 50% 25% Gedrag thuis na 6 maanden (N= 23) Gedrag thuis na 12 maanden (N= 18) 50% 65% 27% 29% 23% 6% Schoolresultaten na 6 maanden (N= 22) Schoolresulaten na 12 maanden (N= 10) 58% 45% 32% 55% 11% Gedrag op school na 6 maanden (N= 31) Gedrag op school na 12 maanden (N= 18) 41% 53% 38% 24% 21% 24% Motivatie na 6 maanden (N= 17) Motivatie na 12 maanden (N= 9) 47% 78% 24% 29% 22% Vrije tijd na 6 maanden (N=32) Vrije tijd na 12 maanden (N=19) 38% 50% 31% 39% 31% 11% Opvoeding na 6 maanden (N= 15) Opvoeding na 12 maanden (N= 8) 20% 50% 40% 38% 40% 13% In figuren 23 en 24 is een weergave te zien van de voor- en achteruitgang per leefgebieden 12 maanden na start van de PIT begeleiding. Na 12 maanden in begeleiding is de meeste vooruitgang te zien in de motivatie voor hulpverlening, gedrag thuis en gedrag op school. Het gedrag op school en thuis zijn belangrijke parameters voor het succes van de aanpak. Na 12 maanden begeleiding gaat het gedrag op school er in 53% van de gevallen op vooruit. In 24% van de gevallen stabiliseert de situatie en in 24% van de gevallen verslechtert het gedrag. Figuur 23. Vooruitgang per leefgebied 12 maanden na start begeleiding PIT, procenten, % 65% 53% 50% 50% 50% 45% motivatie thuis gedrag op opvoedin vrije tijd schoolver schoolres motivatie gedrag thuis gedrag op school opvoeding vrije tijd schoolresultaten schoolverzuim school g zuim ultaten Figuur 24. Achteruitgang per leefgebied 12 maanden na start begeleiding PIT, procenten, % 13% 11% 6% 0% 0% 0% gedrag op oeding vrije tijd thuis schoolres motivatie schoolver gedrag school op school opvoeding vrije tijd thuis schoolresultaten motivatie schoolverzuim 37

38 Er is bij de broertjes en zusjes van de Top400-personen die bij voormeting voldoende scoorden in kaart gebracht hoe zij het doen op de verschillende leefgebieden. Hierbij is specifiek gekeken of het goed blijft gaan na zes maanden en 12 maanden. Tabel 3. De ontwikkeling van de leefgebieden bij broertjes en zusjes waar het in eerste instantie goed mee ging. leefgebied 1. Na zes maanden onvoldoende 2. Na 12 maanden opnieuw voldoende schoolresultaten (n=16) 4 2 schoolverzuim (n=19) 5 0 vrije tijdsbesteding (n=20) 5 2 gedrag thuis (n=22) 3 3 gedrag op school (n=14) 4 0 opvoeding (n=9) 4 1 motivatie voor hulpverlening (n=17) 5 1 In tabel 3 is te zien hoeveel broertjes en zusjes per leefgebied de meting bij aanvang voldoende was, hoeveel daarvan na zes maanden onvoldoende scoorden. Als een broertje of zusje na zes maanden alsnog problemen krijgt met een leefgebied, dan gaat het PIT inzetten op een verbetering van dit leefgebied. Dit is bijvoorbeeld te zien bij het leefgebied gedrag thuis, de drie broertjes en zusjes die na 6 maanden onvoldoende scoorden alle drie na 12 maanden opnieuw voldoende. 38

39 Bijlage 1. Achtergrondkenmerken Top400: betrokkenheid Raad voor de Kinderbescherming De Raad voor de Kinderbescherming heeft onderzocht of personen die in de Top400-aanpak zitten nu of in het verleden bekend zijn (geweest) bij hun organisatie. Dit is voor 300 Top400-personen uitgezocht. Van deze 300 personen bleek de meerderheid (290 jongeren) bekend bij de RvdK 39. Dat betekent dat bij 290 van de 300 jongeren gedurende hun leven tot en met 2017 één of meerdere onderzoeken zijn uitgevoerd. Het onderzoek kan zijn uitgevoerd in het kader van een strafzaak (naar aanleiding van een proces-verbaal), een civiel onderzoek (beschermingsonderzoek, Gezag- en Omgangsonderzoek) en/of een taakstraf 40. Tabel 4. Soorten onderzoeken RvdK Top400-personen Soort onderzoek Aantal betrokken jongeren en percentage t.o.v. totale groep (n=300) Strafzaken (onderzoeken n.a.v. een PV). 286 (95%) Dit is inclusief twee schoolverzuim onderzoeken die zijn uitgebreid naar een beschermingsonderzoek. Beschermingsonderzoeken 166 (55%) Dit is inclusief de maatregel na OTS en twee beschermingsonderzoeken ihkv schoolverzuim. Gezag- en Omgangsonderzoeken 10 (3%) Waarbij 2 jongeren bij meerdere G&O onderzoeken betrokken zijn geweest. Taakstraffen 210 (70%) Uit de analyse blijkt dat voor Top400-personen vaak meerdere en verschillende type onderzoeken zijn uitgevoerd door de RvdK. Een optelling van het aantal betrokken jongeren in tabel 4 laat zien dat meer dan de helft van de Top400-personen betrokken zijn geweest bij meerdere vormen van onderzoek (zowel civiel- als strafonderzoek (inclusief leerplichtzaken) en/of taakstraf). Zo blijkt dat voor meer dan de helft van de Top400 jongeren ( 163 van de 300) zowel een civielrechtelijke als strafrechtelijke als onderzoeken in het kader van een taakstraf (zie tabel 5) zijn uitgevoerd. 39 Van één persoon was het BSN-nummer niet goed ingevoerd, deze persoon is niet in het overzicht meegenomen. 40 Civiel onderzoek staat in deze voor een onderzoek KB-maatregel en/of een Gezag- en Omgangsonderzoek. Een strafonderzoek zijn de onderzoeken die door de RvdK zijn uitgevoerd n.a.v. een binnengekomen proces verbaal. De taakstraffen die hier worden genoemd zijn werk- en/of leerstraffen opgelegd door de rechtbank of de Officier van justitie, die worden begeleid door de RvdK. 39

40 Tabel 5. Aantal Top400-jongeren dat één of meerdere typen Raadsonderzoeken heeft gehad Type raadsonderzoek Aantal jongeren Civiel- en strafrechtelijke onderzoek(en) en één of 163 meerdere taakstraf(-fen) Strafrechtelijke onderzoek(en) en taakstraf(-fen) 87 Civiel rechtelijke onderzoek(-en) en taakstraf(-fen) 1 Strafrechtelijke onderzoek(-en) 34 Civiele rechtelijke onderzoek(-en) 4 Taakstraf(-fen) 1 Totaal 290 Eerste contact met de RvdK De RvdK heeft ook gekeken naar het eerste contact van Top400-jongeren met de RvdK en het type onderzoek waarvoor ze in aanraking zijn gekomen met deze organisatie. Voor 100 jongeren was het eerste contact met de RvdK een civielrechtelijk onderzoek en daarna (op enig moment) een strafonderzoek. Voor 63 jongeren was dit andersom. In figuur 25 wordt het aantal jongeren weergegeven met de leeftijd waarop zij voor het eerst werden gemeld bij de RvdK en een onderzoek werd gestart. Figuur 25. Leeftijd en type onderzoek eerste contact RvdK Aantal jongeren eerste onderzoek vanwege zorgen rondom de opvoedingssituatie of een Gezag- en Omgangsonderzoek Aantal jongeren eerste onderzoek n.a.v. een Proces-verbaal 41 De jongere die in de leeftijdsgroep -1 wordt vermeld, is gemeld bij de RvdK tijdens de zwangerschap van de moeder. Daarnaast zijn 8 jongeren in de leeftijd 10 en 11 jaar gemeld met een strafbaar feit en opgepakt als een strafzaak. Omdat deze jongeren onder de 12 jaar waren heeft het onderzoek zich met name gericht op de opvoedingssituatie en de ontwikkeling van de jongere. 40

41 Bijlage 2. Doelstelling 1: dagvaardingen Figuur 26. Gemiddeld aantal dagvaardingen huidige lijst voor en na regie. 1,17 1,12 0,33 2e jaar voor start regie (n=82) 1e jaar voor start regie (n=82) 1e jaar na start regie (n=82) Figuur 27. Gemiddeld aantal dagvaardingen uitstromers voor en na regie. 0,89 1,06 0,57 0,31 2e jaar voor start regie (n=54) 1e jaar voor start regie (n=54) 1e jaar na start regie (n=54) 2e jaar na start regie (n=54) Figuur 28. Gemiddeld aantal dagvaardingen doorstromers voor en na regie. 2,25 2,00 1,18 2e jaar voor start regie 1e jaar voor start regie 1e jaar na start regie 41

42 Bijlage 3. Doelstelling 1: politieregistraties Figuur 29. Overzicht politieregistraties 2015 Top 400, uitgesplitst per rol Mishandeling Overige vermogensdelicten Overtredingen (NULL) Overlast Diefstal van brom-, snor-, fietsen Straatroof Winkeldiefstal verdachte betrokkene slachtoffer Vernieling cq zaakbeschadiging Bedreiging Diefstal/ inbraak woning 42 2 Figuur 30. Overzicht politieregistraties 2016 Top 400, uitgesplitst per rol Mishandeling Overtredingen (NULL) Overige vermogensdelicten Overlast Straatroof verdachte Diefstal van brom-, snor-, fietsen betrokkene Bedreiging 47 8 slachtoffer Diefstal uit/ vanaf motorvoertuigen Winkeldiefstal 35 Vernieling cq zaakbeschadiging 32 2 Openlijk geweld (persoon)

43 Bijlage 4. Infographic recidivecijfers Top400 ge Infogra 43

Tweede halfjaarmonitor Top400

Tweede halfjaarmonitor Top400 Tweede halfjaarmonitor Top400 2016 Top400 Met de Top400-aanpak wordt ernaar gestreefd om te voorkomen dat de jongeren en jongvolwassenen op de lijst nieuwe politiecontacten krijgt en verder afglijden qua

Nadere informatie

Jeugdige recidiverende woninginbrekers

Jeugdige recidiverende woninginbrekers Jeugdige recidiverende woninginbrekers Utrecht, 17 februari 2014 Pepijn van Amersfoort en Sander Scherders Inleiding De aanpak van woninginbraken heeft prioriteit in de regio Utrecht (Regionale Veiligheidsstrategie

Nadere informatie

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT

BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT Bijlage 4 BETREFT ZRM METING EN ANALYSE en METING MAATSCHAPPELIJK RENDEMENT Voor een deel van de verantwoording voor het eerste halfjaar van 2016 is gebruik gemaakt van de ZelfRedzaamheid Matrix. Hieronder

Nadere informatie

Criminaliteit en rechtshandhaving 2013. Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting

Criminaliteit en rechtshandhaving 2013. Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting Criminaliteit en rechtshandhaving Ontwikkelingen en samenhangen Samenvatting In de jaarlijkse publicatie Criminaliteit en rechtshandhaving bundelen het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS), het Wetenschappelijk

Nadere informatie

Effectmonitor Top

Effectmonitor Top Effectmonitor Top600 Inhoud Top600... 3 Doelstelling 1. Verminderen (high impact) criminaliteit... 4 Doelstelling 2. Verbeteren perspectief... 10 Doelstelling 3. Beperken instroom broertjes en zusjes...

Nadere informatie

Veiligheidshuis Regio Utrecht. Jaarverslag Veiligheidshuis Regio Utrecht

Veiligheidshuis Regio Utrecht. Jaarverslag Veiligheidshuis Regio Utrecht Veiligheidshuis Regio Utrecht Jaarverslag - 2016 Veiligheidshuis Regio Utrecht april 2017 Het Veiligheidshuis Regio Utrecht (VHRU) - dat zijn we samen - Het VHRU is een samenwerkingsverband waarin gemeenten,

Nadere informatie

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid

Veiligheid kernthema: maatschappelijk evenwicht & veiligheid Veiligheid kernthema: De criminaliteitscijfers en de slachtoffercijfers laten over het algemeen een positief beeld zien voor Utrecht in. Ook de aangiftebereidheid van Utrechters is relatief hoog (29%).

Nadere informatie

Halfjaarmonitor Top400 Januari tot en met juni 2017

Halfjaarmonitor Top400 Januari tot en met juni 2017 Halfjaarmonitor Top400 Januari tot en met juni 2017 Inhoudsopgave Inleiding... 3 Doelstelling 1. Voorkomen en verminderen criminaliteit... 6 Doelstelling 2. Verbeteren perspectief...19 Doelstelling 3.

Nadere informatie

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ?

Samenvatting. Vraagstelling. Welke ontwikkelingen zijn er in de omvang, aard en afdoening van jeugdcriminaliteit in de periode ? Samenvatting Het terugdringen van de jeugdcriminaliteit is een belangrijk thema van het beleid van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met het beleidsprogramma Aanpak Jeugdcriminaliteit is de aanpak

Nadere informatie

Monitor 2013 Veelplegers Twente

Monitor 2013 Veelplegers Twente Monitor 213 Veelplegers Twente A. Kruize J. Snippe B. Bieleman 1. Inleiding Het thema veelplegers blijft actueel en is één van de speerpunten van beleid. Voor een goede beleidsvorming en -uitvoering voor

Nadere informatie

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen

Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen FACTSHEET Jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in Groningen In deze factsheet worden trends en ontwikkelingen ten aanzien van de jeugdcriminaliteit en jeugdveiligheid in de provincie Groningen behandeld.

Nadere informatie

Martijn Schippers, AcVZ. Ontwikkelplein informatiedeling (schakelteam verwarde personen) 28 juni 2017

Martijn Schippers, AcVZ. Ontwikkelplein informatiedeling (schakelteam verwarde personen) 28 juni 2017 Martijn Schippers, AcVZ Ontwikkelplein informatiedeling (schakelteam verwarde personen) 28 juni 2017 28 juni 2017 Inleiding (van Top600 naar AcVZ) Het regiemodel Rol van de regisseur ( poortwachter van

Nadere informatie

Versie definitief 23 februari Effectmonitor Top600

Versie definitief 23 februari Effectmonitor Top600 definitief Inhoudsopgave Samenvatting... 3 1 Het verminderen van de HIC recidive... 5 2 Het verbeteren van het toekomstperspectief... 10 3 Voorkomen van instroom broertjes en zusjes... 18 Bijlage 1: Kenmerken

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019

Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 2019 Monitor Veiligheidsbeleid Groningen januari tot april 19 JUNI 19 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 18 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 2018 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen mei - augustus 18 OKTOBER 18 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van

Nadere informatie

Samenvatting. De onderzoeksgroep

Samenvatting. De onderzoeksgroep Samenvatting In 2002 is door het WODC een onderzoek uitgevoerd naar de praktijk van de jeugdreclassering (Kruissink & Verwers, 2002). Dat onderzoek richtte zich op een steekproef uit de groep jongeren

Nadere informatie

Aantal misdrijven blijft dalen

Aantal misdrijven blijft dalen Aantal misdrijven blijft dalen Vorig jaar zijn er minder strafbare feiten gepleegd. Daarmee zet de daling, die al zeven jaar te zien is, door. Het aantal geregistreerde aangiftes van een misdrijf (processen

Nadere informatie

Samenvatting Jeugdinterventieprogramma: Nieuwe Perspectieven (NP) Lotte Loef

Samenvatting Jeugdinterventieprogramma: Nieuwe Perspectieven (NP) Lotte Loef Samenvatting Jeugdprogramma: Nieuwe Perspectieven (NP) Lotte Loef Samenvatting Jeugdprogramma: Nieuwe Perspectieven (NP) Amsterdam, 4 augustus 2011 Lotte Loef DSP groep BV Van Diemenstraat 374 1013 CR

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid Groningen september tot december 18 JANUARI 19 Elke vier maanden verzamelt de afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek informatie over de stand van zaken op het gebied van

Nadere informatie

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill.

Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. Bijna de helft van de geweldsmisdrijven wordt in de openbare ruimte gepleegd / foto: Inge van Mill. secondant #2 april 2009 7 Geweldsdelicten tussen - Daling van geweld komt niet uit de verf Crimi-trends

Nadere informatie

Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014

Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014 Veiligheidssituatie in s-hertogenbosch vergeleken Afdeling Onderzoek & Statistiek, juni 2014 Veiligheidssituatie steeds beter De veiligheidssituatie in s-hertogenbosch verbetert. Dit bleek al uit de Veiligheidsmonitor

Nadere informatie

5 Vervolging. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen

5 Vervolging. M. Brouwers en A.Th.J. Eggen 5 Vervolging M. Brouwers en A.Th.J. Eggen In 2012 werden 218.000 misdrijfzaken bij het Openbaar Ministerie (OM) ingeschreven. Dit is een daling van 18% ten opzichte van 2005. In 2010 was het aantal ingeschreven

Nadere informatie

Misdrijven en opsporing

Misdrijven en opsporing 4 Misdrijven en opsporing R.J. Kessels en W.T. Vissers In 2015 registreerde de politie 960.000 misdrijven, 4,6% minder dan in 2014. Sinds 2007 is de geregistreerde criminaliteit met ruim een kwart afgenomen.

Nadere informatie

Monitor 2006 veelplegers Twente

Monitor 2006 veelplegers Twente Monitor 2006 Twente A. Kruize J. Snippe M. van Zwieten B. Bieleman Monitor 2006 Veelplegers Twente Mei 2007 I NTRAVAL Groningen-Rotterdam COLOFON Stichting INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 9701 BT Groningen

Nadere informatie

Monitor 2007 Veelplegers Twente

Monitor 2007 Veelplegers Twente Monitor 27 Twente A. Kruize J. Snippe M. van Zwieten B. Bieleman COLOFON Stichting INTRAVAL Postadres: Postbus 1781 971 BT Groningen E-mail info@intraval.nl www.intraval.nl Kantoor Groningen: Kantoor Rotterdam:

Nadere informatie

Analyse cijfers prioriteiten Veiligheid 2012 t/m 2016

Analyse cijfers prioriteiten Veiligheid 2012 t/m 2016 Analyse cijfers prioriteiten Veiligheid 2012 t/m 2016 Delict / periode 2012 2013 2014 2015 2016 Streefwaarde MJP 2018*** Burenruzie 83 77 83 83 86 Geen Stabiel Incidenten Huiselijke geweld* Opmerking/analyse

Nadere informatie

Samenvatting. Onderzoeksvragen

Samenvatting. Onderzoeksvragen Samenvatting Om de relatief hoge recidive onder (ex-)gedetineerden terug te dringen, wordt al tijdens detentie gewerkt aan re-integratie. Een belangrijk onderdeel van het re-integratiebeleid is het werken

Nadere informatie

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG

Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus EA DEN HAAG 1 > Retouradres Postbus 20301 2500 EH Den Haag Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer Der Staten-Generaal Postbus 20301 2500 EA DEN HAAG Onderwerp Voortgang aanpak criminele jeugdgroepen 1. Inleiding De

Nadere informatie

Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie

Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie Update door- en uitstroomcijfers participatie zonder startkwalificatie Samenvatting Op basis van de geactualiseerde gegevens van het CBS zien de samenwerkende inspecties binnen Toezicht Sociaal Domein

Nadere informatie

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2014

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2014 Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2014 Gemeente Amersfoort Ben van de Burgwal januari 2015 In 2014 registreerde de politie voor Amersfoort 9.134 misdrijven. Ten opzichte van een jaar eerder

Nadere informatie

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013

Fact sheet. Veiligheidsmonitor Amsterdam-Amstelland Politie Eenheid Amsterdam. Veiligheidsbeleving buurt. nummer 4 februari 2013 Politie Eenheid Fact sheet nummer 4 februari 213 Veiligheidsmonitor -Amstelland 28-212 Deze fact sheet brengt de veiligheid in de regio -Amstelland tussen 28 en 212 in kaart. blijkt op verschillende indicatoren

Nadere informatie

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

Stadsmonitor. -thema Veiligheid- Stadsmonitor -thema Veiligheid- Modules Vermogensdelicten 2 Geweld 4 Vernieling en overlast 6 Verdachten 8 Onveiligheidsgevoelens 9 Preventie 11 Oordeel over functioneren politie en gemeente m.b.t. veiligheid

Nadere informatie

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2013

Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2013 Ontwikkeling van misdrijven in Amersfoort 2003-2013 Gemeente Amersfoort Ben van de Burgwal januari 2014 In 2013 registreerde de politie voor Amersfoort 10.249 misdrijven. Het aantal misdrijven is sinds

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Deze factsheet heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 2017 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen sept-dec 7 Elke vier maanden verzamelen wij informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid in de gemeente. Deze monitor bestaat uit drie onderdelen

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. De uitvoering van het jeugdstrafrecht. Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet Inleiding Dit memo heeft betrekking op de uitvoering van het jeugdstrafrecht na de invoering

Nadere informatie

Vervolging. N.E. de Heer-de Lange

Vervolging. N.E. de Heer-de Lange 6 Vervolging N.E. de Heer-de Lange Dit hoofdstuk beschrijft de fase van vervolging. Hierbij gaat het om de verdachten die worden vervolgd, de strafbare feiten die de basis vormen voor hun strafzaken, en

Nadere informatie

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen

Samenvatting. Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Samenvatting Achtergrond, doel en onderzoeksvragen Eén van de manieren van het ministerie van Veiligheid en Justitie om de hoge recidive onder ex-gedetineerden omlaag te brengen is door al tijdens detentie

Nadere informatie

RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 8

RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 8 RAADSBIJEENKOMST LELYSTAD SESSIE 8 Datum: 11 juni 2013. Deelsessie: 21.00 21.50 uur in de Presentatiezaal. Doel: Beeldvorming. Onderwerp: Criminaliteitsbeeld 2012. Toelichting: Het criminaliteitsbeeld

Nadere informatie

Notitie bij collegebrief RVR 2015

Notitie bij collegebrief RVR 2015 Notitie bij collegebrief RVR 2015 VVH - Openbare orde en Veiligheid Disclaimer: deze brief is ongetekend op persportal geplaatst. Aan deze versie kunnen geen rechten worden ontleend. Alleen de ondertekende

Nadere informatie

Jeugdzorg Plus. Plaatsings- en uitstroomgegevens Vijf zorggebieden. Leeswijzer. 1 Zorggebied Noord-West: de provincies Noord-Holland en Utrecht

Jeugdzorg Plus. Plaatsings- en uitstroomgegevens Vijf zorggebieden. Leeswijzer. 1 Zorggebied Noord-West: de provincies Noord-Holland en Utrecht Jeugdzorg Plus Plaatsings- en uitstroomgegevens 2018 In deze factsheet geven we u een beeld van het aantal plaatsingen in Jeugdzorg Plus instellingen in 2018, cliëntgegevens en uitstroomgegevens. De cijfers

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Hoe leefbaar en veilig is de? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft gemeente voor de tweede keer deelgenomen aan de Integrale Veiligheidsmonitor.

Nadere informatie

Via deze raadsinformatiebrief bieden wij de politie(criminaliteits)cijfers 2016 en de duiding er van ter kennisname aan.

Via deze raadsinformatiebrief bieden wij de politie(criminaliteits)cijfers 2016 en de duiding er van ter kennisname aan. RAADSINFORMATIEBRIEF 17R.00004 gemeente WOERDEN Van college van burgemeester en wethouders Datum 7 februari 2017 Portefeuillehouder(s) : Burgemeester Molkenboer Portefeuille(s) : Openbare Orde en Veiligheid

Nadere informatie

Presentatie Samen Veilig

Presentatie Samen Veilig Presentatie Samen Veilig Missie en visie Missie Wij staan voor een veiligheid in gezinnen. Wij treden op namens de overheid en de samenleving waar de veiligheid van kwetsbare burgers wordt bedreigd. Onze

Nadere informatie

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van

Aandeel van de meest frequent vervolgde daders in de strafzaken van Samenvatting De problematiek van de veelplegers staat momenteel hoog op de politieke en maatschappelijke agenda. Er is een wetsvoorstel ingediend om deze categorie delinquenten beter aan te kunnen pakken.

Nadere informatie

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet

SAMENVATTING Achtergrond Onderzoeksopzet SAMENVATTING Achtergrond De laatste jaren is er een toenemende aandacht van de overheid voor de aanpak van kindermishandeling en partnergeweld. Het kabinet heeft in 2007 het actieplan Kinderen Veilig Thuis

Nadere informatie

Van: M. van Milligen Tel nr: Nummer: 17A.00002

Van: M. van Milligen Tel nr: Nummer: 17A.00002 VOORSTEL AAN BURGEMEESTER EN WETHOUDERS & RAADSINFORMATIEBRIEF Van: M. van Milligen Tel nr: Nummer: 17A.00002 Datum: 31 januari 2017 Team: Openbare Orde en Veiligheid Tekenstukken: Ja Bijlagen: 2 Afschrift

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsrapportage. Gemeente Littenseradiel. Januari t/m december 2011

Integrale Veiligheidsrapportage. Gemeente Littenseradiel. Januari t/m december 2011 Integrale Veiligheidsrapportage Gemeente Littenseradiel Januari t/m december 2011 Gemeente Littenseradiel Openbaar Ministerie Politie Fryslân Integrale Veiligheidsrapportage gemeente Littenseradiel - januari

Nadere informatie

De rol van de reclassering. Informatie voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven en nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten

De rol van de reclassering. Informatie voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven en nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten De rol van de reclassering Informatie voor slachtoffers van ernstige gewelds- en zedenmisdrijven en nabestaanden van slachtoffers van levensdelicten Oog voor slachtoffers en nabestaanden Als slachtoffer

Nadere informatie

Vijf jaar Aanpak Top600: waar staan we nu?

Vijf jaar Aanpak Top600: waar staan we nu? 127 Vijf jaar Aanpak Top600: waar staan we nu? S. van Grinsven en A. Verwest * Het geheel is meer dan de som der delen. Interventies die los van elkaar ingezet worden, daar komen geen doorbraken van in

Nadere informatie

Strafrechtelijke reactie Vraag en antwoord

Strafrechtelijke reactie Vraag en antwoord Strafrechtelijke reactie Vraag en antwoord De Leerplichtwet Ieder kind heeft recht op onderwijs. Het biedt hen de kans om hun eigen mogelijkheden te ontdekken, te ontwikkelen en te gebruiken. Een goede

Nadere informatie

Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden

Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden Factsheet 2010-2 Nazorgproblematiek en recidive van kortgestrafte gedetineerden Auteurs: G. Weijters, P.A. More, S.M. Alma Juli 2010 Aanleiding Een aanzienlijk deel van de Nederlandse gedetineerden verblijft

Nadere informatie

Stadsmonitor. -thema Veiligheid-

Stadsmonitor. -thema Veiligheid- Stadsmonitor -thema Veiligheid- Modules Samenvatting 1 Vermogensdelicten 2 Geweldsdelicten 5 Vernieling en overlast 7 Verdachten 10 Onveiligheidsgevoelens 11 Preventie 13 Oordeel over functioneren politie

Nadere informatie

Veiligheidsbeeld gemeente Amersfoort

Veiligheidsbeeld gemeente Amersfoort Veiligheidsbeeld gemeente Amersfoort Periode januari t/m augustus 2014 Afdeling Veiligheid en Wijken September 2014 Stad met een hart Veiligheidsbeeld Amersfoort eerste acht maanden 2014 Voor u ligt het

Nadere informatie

Betreft Regionale Veiligheidsrapportage Amsterdam-Amstelland , gemeente Amstelveen

Betreft Regionale Veiligheidsrapportage Amsterdam-Amstelland , gemeente Amstelveen VVH - Openbare orde en Veiligheid De Raad van Amstelveen Postbus 4, 1180 BA Amstelveen Vermeld bij reactie ons kenmerk en datum van deze brief Disclaimer: deze brief is ongetekend op persportal geplaatst.

Nadere informatie

Monitor 2009 Veelplegers Twente

Monitor 2009 Veelplegers Twente Monitor 29 Veelplegers Twente J. Snippe G. Wolters B. Bieleman Bij diverse organisaties is het thema één van de speerpunten van beleid. Ook in het kader van het Grote Steden Beleid (GSB) is er aandacht

Nadere informatie

Tijdens de informatiebijeenkomst d.d. 12 februari 2015 heeft de politie een toelichting gegeven op deze politie(criminaliteits)cijfers.

Tijdens de informatiebijeenkomst d.d. 12 februari 2015 heeft de politie een toelichting gegeven op deze politie(criminaliteits)cijfers. RAADSINFORMATIEBRIEF 15R.00078 Cr gemeente WOERDEN Van college van burgemeester en wethouders Datum 17 februari 2015 Portefeuillehouder(s) : Burgemeester V.J.H. Molkenboer Portefeuille(s) : Openbare orde

Nadere informatie

AANGIFTE ONDER NUMMER

AANGIFTE ONDER NUMMER AANGIFTE ONDER NUMMER Implementatie, toepassing en eerste resultaten van de nieuwe regeling Aangifte onder nummer Samenvatting Monique Bruinsma Tom van Ham Manon Hardeman Henk Ferwerda Samenvatting Wanneer

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Buurtrapport Juli 202 Hoe leefbaar en veilig is de buurt? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft gemeente voor de tweede keer deelgenomen aan de Integrale Veiligheidsmonitor.

Nadere informatie

In dit hoofdstuk worden de cijfers beschreven op de volgende niveaus:

In dit hoofdstuk worden de cijfers beschreven op de volgende niveaus: Politiecijfers Dit hoofdstuk bevat politiecijfers van het gebied waarin de horeca zich vooral concentreert, namelijk het stadscentrum en de Flevoweg in Harderwijk. Het betreffen cijfers over opgenomen

Nadere informatie

Monitor 2010 Veelplegers Twente

Monitor 2010 Veelplegers Twente Monitor 2010 Veelplegers Twente J. Snippe G. Wolters B. Bieleman Bij diverse organisaties is het thema één van de speerpunten van beleid. Ook in het kader van het Grote Steden Beleid (GSB) is er aandacht

Nadere informatie

Veiligheidsbeeld gemeente Amersfoort

Veiligheidsbeeld gemeente Amersfoort Stad Veiligheidsbeeld gemeente Amersfoort Periode januari t/m december 2014 Afdeling Veiligheid & Wijken januari 2015 Stad met een hart Veiligheidsbeeld Amersfoort januari december 2014 Voor u ligt het

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Hoe leefbaar en veilig is? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft de gemeente voor de tweede keer deelgenomen

Nadere informatie

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht

Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Er is een nieuwe groep van jonge, zeer actieve veelplegers die steeds vaker met de politie in aanraking komt / foto: Pallieter de Boer. Nieuwe dadergroep vraagt aandacht Jongere veelplegers roeren zich

Nadere informatie

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010

Veiligheidsmonitor Hengelo Wijkrapport Woolde Augustus 2010 Veiligheidsmonitor Wijkrapport Augustus 2010 Wijkrapport Augustus 2010 Hoe leefbaar en veilig is Integrale Veiligheidsmonitor Inleiding Eind heeft de gemeente voor het eerst deelgenomen aan de Integrale

Nadere informatie

B A S I S V O O R B E L E I D

B A S I S V O O R B E L E I D Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 18 Elke vier maanden verzamelen wij informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid in de gemeente. Deze monitor bestaat uit drie

Nadere informatie

Veiligheidshuis Gelderland-Zuid Managementrapportage Routeeroverleg

Veiligheidshuis Gelderland-Zuid Managementrapportage Routeeroverleg Veiligheidshuis Gelderland-Zuid Managementrapportage Routeeroverleg Aantal meldingen per gemeente, leeftijdscategorie, informatieverrijking, gerouteerd naar, risicotaxatie en doorlooptijd vanaf melding

Nadere informatie

Rapportage driehoeksmonitor Lokaal Criminaliteits- en Veiligheidsbeeld Basisteam Zaanstad

Rapportage driehoeksmonitor Lokaal Criminaliteits- en Veiligheidsbeeld Basisteam Zaanstad Rapportage driehoeksmonitor Lokaal Criminaliteits- en Veiligheidsbeeld Basisteam Zaanstad Gemeente Zaanstad Datum : 23 augustus 2016 Van : Leden driehoeksoverleg basisteam Zaanstad Aan : Gemeenteraad Zaanstad

Nadere informatie

Nederland in internationaal perspectief 1

Nederland in internationaal perspectief 1 11 Nederland in internationaal perspectief 1 P.R. Smit en H. Goudriaan Nederland doet mee met de dalende trend in de geregistreerde criminaliteit in Noord- en West-Europese landen in de periode 2002-2011.

Nadere informatie

Rapportage. Politie in aanraking met veteranen. Stuurgroep Politie in aanraking met veteranen

Rapportage. Politie in aanraking met veteranen. Stuurgroep Politie in aanraking met veteranen Rapportage Politie in aanraking met veteranen Stuurgroep Politie in aanraking met veteranen Doorn 9 juni 2011 1 Aanleiding en opzet van het onderzoek In de uitvoering van haar taak komt de politie ook

Nadere informatie

WIE IS HET? LVB & Zelfredzaamheid: Een vergelijking tussen 010 & 020. Marie-Jolette Luijks & Leonie Harwig Symposium 2 juli 2015

WIE IS HET? LVB & Zelfredzaamheid: Een vergelijking tussen 010 & 020. Marie-Jolette Luijks & Leonie Harwig Symposium 2 juli 2015 WIE IS HET? LVB & Zelfredzaamheid: Een vergelijking tussen 010 & 020 Marie-Jolette Luijks & Leonie Harwig Symposium 2 juli 2015 Programma workshop Aanleiding onderzoek Doelgroep: Over wie hebben we het?

Nadere informatie

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. Prioriteitenlijst gedwongen kader

Stelselwijziging Jeugd. Factsheet. Prioriteitenlijst gedwongen kader Stelselwijziging Jeugd Factsheet Prioriteitenlijst gedwongen kader Prioriteitenlijst gedwongen kader Per 1 januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor de uitvoering van het gedwongen kader: jeugdbescherming

Nadere informatie

Zorgmonitor. Januari 2019

Zorgmonitor. Januari 2019 Zorgmonitor Januari 219 Gemeente s-hertogenbosch Afdeling Onderzoek & Statistiek Januari 219 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 1.1 Monitor in ontwikkeling... 3 1.2 Informatie op hoofdlijnen... 3 1.3 Definities...

Nadere informatie

Monitor Veelplegers 2016

Monitor Veelplegers 2016 Factsheet 2016-4 Monitor Veelplegers 2016 Trends in de populatie zeer actieve veelplegers uit de periode 2003 tot en met 2014 Auteurs: M.G.J.C. Beerthuizen, N. Tollenaar, A.M. van der Laan Juni 2016 Mensen

Nadere informatie

Trends in passend onderwijs

Trends in passend onderwijs DEFINITIEF Trends in passend onderwijs 2014-2017 DUO Informatieproducten Susan Borggreve, Daniël van Eck & Thijs Nielen 12 juni 2018 Inhoud 1 SAMENVATTING... 3 2 LEESWIJZER... 5 3 ONTWIKKELINGEN IN LEERLINGAANTALLEN...

Nadere informatie

Samenvatting. Tabel a Onderzoeksaantallen recidivemetingen ex-pupillen JJI uitgesplitst naar wettelijk kader

Samenvatting. Tabel a Onderzoeksaantallen recidivemetingen ex-pupillen JJI uitgesplitst naar wettelijk kader Welke strafrechtelijke recidive volgt er op opnames in justitiële jeugdinrichtingen? In de justitiële jeugdinrichtingen (JJI s) vindt opvang plaats van jongeren in voorlopige hechtenis en wordt uitvoering

Nadere informatie

Inzicht in de opbrengsten en effecten van Veiligheidshuizen

Inzicht in de opbrengsten en effecten van Veiligheidshuizen Rendementsanalyse Inzicht in de opbrengsten en effecten van Veiligheidshuizen Basismonitor waarmee VH zelf hun effectiviteit kunnen (laten) meten - Stappenmeter om meer zicht te krijgen op de samenwerking

Nadere informatie

Berechting. Z.C. Driessen en R.F. Meijer

Berechting. Z.C. Driessen en R.F. Meijer 6 Berechting Z.C. Driessen en R.F. Meijer In 2015 deed de rechter 102.000 misdrijfzaken af, 20% minder dan in 2007 en 5% meer dan in 2014. Vermogensmisdrijven en gewelds- en seksuele misdrijven vormden

Nadere informatie

Veiligheidshuis Gelderland-Zuid Managementrapportage Routeeroverleg

Veiligheidshuis Gelderland-Zuid Managementrapportage Routeeroverleg Veiligheidshuis Gelderland-Zuid Managementrapportage Routeeroverleg Aantal meldingen per gemeente, leeftijdscategorie, informatieverrijking, gerouteerd naar, risicotaxatie en doorlooptijd vanaf melding

Nadere informatie

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID

De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID SECONDANT #1 MAART 2011 53 De ontwikkeling van geweld in de Nederlandse samenleving VEEL MONITOREN, WEINIG EENDUIDIGHEID door Maartje Timmermans en Miranda Witvliet De auteurs werken als onderzoeker bij

Nadere informatie

De uitvoering van het jeugdstrafrecht

De uitvoering van het jeugdstrafrecht Stelselwijziging Jeugd Factsheet De uitvoering van het jeugdstrafrecht Na inwerkingtreding van de Jeugdwet De uitvoering van het jeugdstrafrecht 1 De uitvoering van het jeugdstrafrecht 2 Inleiding Deze

Nadere informatie

Factsheet Jeugd in cijfers

Factsheet Jeugd in cijfers Factsheet Jeugd in cijfers 2011-2012 Gemeente Gemeente Voorwoord Jeugd in cijfers biedt snel compacte en feitelijke beleidsinformatie over het huidige jeugdzorgstelsel in de provincie Noord- en binnen

Nadere informatie

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n)

monitor Marokkaanse Nederlanders in Maassluis bijlage(n) Raadsinformatiebrief (openbaar) gemeente Maassluis Aan de leden van de gemeenteraad in Maassluis Postbus 55 3140 AB Maassluis T 010-593 1931 E gemeente@maassluis.nl I www.maassluis.nl ons kenmerk 2010-4748

Nadere informatie

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018

Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 2018 Monitor Veiligheidsbeleid gemeente Groningen januari-april 18 Elke vier maanden verzamelen wij informatie over de stand van zaken op het gebied van veiligheid in de gemeente. Deze monitor bestaat uit drie

Nadere informatie

VEILIGHEIDSHUIS KERKRADE

VEILIGHEIDSHUIS KERKRADE VEILIGHEIDSHUIS KERKRADE toelichting op werkwijze en resultaten in 2010 ten behoeve van gemeente Gulpen-Wittem ronde tafel 17 maart 2011 inhoud van deze presentatie wat doet het Veiligheidshuis Kerkrade?

Nadere informatie

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks

Flevomonitor Annemieke Benschop & Dirk J Korf. Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld. Bonger Reeks Annemieke Benschop & Dirk J Korf Flevomonitor 2012 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld 26 Bonger Reeks FLEVOMONITOR 2012 Kwetsbare Groepen en Huiselijk Geweld Annemieke Benschop & Dirk J. Korf Dit onderzoek

Nadere informatie

NESSELANDE 2018 OVER BUURTPREVENTIE NESSELANDE WIJKPROFIEL ROTTERDAM Prettig, een fijn gevoel. dat er verbondenheid is

NESSELANDE 2018 OVER BUURTPREVENTIE NESSELANDE WIJKPROFIEL ROTTERDAM Prettig, een fijn gevoel. dat er verbondenheid is SAMENVATTING WIJKPROFIEL NESSELANDE 2018 1 NESSELANDE 2018 OVER BUURTPREVENTIE NESSELANDE Buurtpreventie Nesselande (BPN) bestaat sinds 2014 en heeft als doel om de extra ogen en oren van de politie in

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Es Juli 202 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Es Hoe leefbaar en veilig is de Es? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft gemeente voor de tweede

Nadere informatie

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11

De Eindhovense Veiligheidsindex. Eindhoven, oktober 11 De Eindhovense Eindhoven, oktober 11 Inhoud 1 Inleiding 1 2 Objectieve index: 3 2.I Inbraak 3 2.II Diefstal 4 2.III Geweld 4 2.IV Overlast/vandalisme 4 2.V Veilig ondernemen (niet in index) 5 3 Subjectieve

Nadere informatie

Omvang van verschillende sanctiegroepen; volwassen en jeugdige daders met minstens één strafzaak afgedaan in 1997

Omvang van verschillende sanctiegroepen; volwassen en jeugdige daders met minstens één strafzaak afgedaan in 1997 Welke recidive volgt er op de sancties die in Nederland worden opgelegd? Het Nederlandse strafrecht kent een uitgebreid pakket aan straffen en maatregelen, maar we weten niet goed welke uitstroomresultaten

Nadere informatie

Samenvatting en conclusies

Samenvatting en conclusies Eval uat i e Camer at oezi cht Gouda Ei ndr appor t Samenvatting en conclusies De gemeente Gouda is begin 2004 een proef gestart met cameratoezicht in de openbare ruimte op diverse locaties in de gemeente.

Nadere informatie

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden

Bij antwoord datum, kenmerk en onderwerp vermelden Postadres Postbus 16200, 3500 CE Utrecht Telefoon 030-286 10 00 Fax 030-286 12 24 www.utrecht.nl Commissie Mens en Samenleving Behandeld door Jet Smit, Tanja Heijkamp Doorkiesnummer 030-286 00 00 E-mail

Nadere informatie

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011

Integrale Veiligheidsmonitor Hengelo 2011 Integrale Veiligheidsmonitor Wijkrapport Juli 202 Hoe leefbaar en veilig is het? Integrale Veiligheidsmonitor. Inleiding In heeft de gemeente voor de tweede keer deelgenomen aan de Integrale Veiligheidsmonitor.

Nadere informatie

Recidivemeting trajecten aanpak en preventie jeugdcriminaliteit

Recidivemeting trajecten aanpak en preventie jeugdcriminaliteit Recidivemeting trajecten aanpak en preventie jeugdcriminaliteit Een recidivemeting onder trajectdeelnemers van zes Amsterdamse jeugdinterventies en de Jeugdreclassering Oberon Nauta In opdracht van Dienst

Nadere informatie

Analyse instroom

Analyse instroom Instroomontwikkeling 2016 2017 In 2016 was er een instroomtoename van 5,5% bij de hbo-bachelor- en ad-opleidingen, opgebouwd uit: Een toename van de directe doorstroom vanuit havo, mbo en vwo met 1,0%

Nadere informatie

Rhenen. ontwikkeling in de periode januari-jun 2018 t.o.v. januari-jun 2017

Rhenen. ontwikkeling in de periode januari-jun 2018 t.o.v. januari-jun 2017 Rhenen Algemeen: In de eerste zes maanden van 2018 is het totaal aantal geregistreerde misdrijven in Rhenen met -2% gedaald ten opzichte van 2017. De daling is minder sterk dan de gemiddelde ontwikkeling

Nadere informatie

Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren

Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren Fact sheet Volwassenencriminaliteit en risicofactoren nummer 1 juni 2012 Categorieën/doelgroepen First offender: een persoon van 18 jaar of ouder die voor het eerst in aanraking is gekomen met Justitie.

Nadere informatie

Directie Openbare Orde en Veiligheid

Directie Openbare Orde en Veiligheid Bezoekadres Stadhuis, Amstel 1 1011 PN Amsterdam Postbus 202 1000 AE Amsterdam Telefoon 020 552 9111 Fax 020 552 3426 www.amsterdam.nl Directie Openbare Orde en Veiligheid Retouradres: BDA, Postbus 202,

Nadere informatie

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013

Fact sheet. Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam. nummer 5 maart 2013 Fact sheet nummer 5 maart 2013 Monitor jeugdwerkloosheid Amsterdam Er zijn ruim 133.000 jongeren van 15 tot en met 26 jaar in Amsterdam (januari 2012). Met de meeste jongeren gaat het goed in het onderwijs

Nadere informatie