Handleiding bij Sociaal Plannen Contourennota vervolg Focus 2006 m.b.t. aanwijzen als herplaatsingkandidaten en een eventueel daaropvolgend

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Handleiding bij Sociaal Plannen Contourennota vervolg Focus 2006 m.b.t. aanwijzen als herplaatsingkandidaten en een eventueel daaropvolgend"

Transcriptie

1 Handleiding bij Sociaal Plannen Contourennota vervolg Focus 2006 m.b.t. aanwijzen als herplaatsingkandidaten en een eventueel daaropvolgend ontslagaanvraag. (Uitleg Ontslagbesluit) 21 september 2005

2 ALGEMEEN Conform het Sociaal Plan Contourennota Focus 2006 hanteert Wageningen UR (DLO en WU) bij het aanwijzen van herplaatsingkandidaten, alsmede bij een eventueel daaropvolgend ontslag de systematiek als omschreven in het ontslagbesluit inclusief de richtlijnen zoals die ook gehanteerd worden door het CWI bij het verlenen van ontslagvergunningen op grond van bedrijfseconomische redenen. Deze notitie ziet met name op de volgende elementen uit het Ontslagbesluit: 1. Kenmerken Bedrijfsvestigingen 2. Kenmerken Uitwisselbare functies 3. Vaststelling duur dienstverband en uitzendperiodes 4. Anciënniteit en onmisbaarheid 5. Afspiegeling 6. Herplaatsinginspanningen 7. Passende arbeid

3 1. BEDRIJFSVESTIGING Inleiding Het begrip 'bedrijfsvestiging' is in het Ontslagbesluit op meerdere plaatsen terug te vinden. Om te beginnen wordt het expliciet genoemd in artikel4:2lid 1 bij de uitwerking van het anciënniteitbeginsel. Hoofdregel bij de selectie wie van de betrokken werknemers voor ontslag dient te worden voorgedragen is immers: "Per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging worden de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking gebracht". Daarnaast wordt het begrip genoemd in artikel4:2 lid 3 betreffende het afspiegelingsbeginsel. Bij het afspiegelingsbeginsel wordt immers binnen de gehele bedrijfsvestiging per leeftijdsgroep het anciënniteitbeginsel toegepast. Maar ook is het begrip van belang bij de beoordeling van de bedrijfseconomische noodzaak voor ontslag ex artikel 4:1 " die aanwezig dient te zijn voor dan wel te herleiden dient te zijn tot een afzonderlijke bedrijfsvestiging waar werknemers voor ontslag worden voorgedragen. Het begrip bedrijfsvestiging speelt derhalve een cruciale rol zowel bij het toetsen van de bedrijfseconomische noodzaak als bij het toetsen van de door de werkgever gehanteerde ontslagselectiemethode. Nu uit de praktijk blijkt dat het begrip voor meerdere uitleg vatbaar is, verdient het een nadere uitwerking. Hierna komen de volgende punten aan de orde: 1.Definitie bedrijfsvestiging 2. Hoofdcriteria: instructie SZW 3. Nadere criteria: Ontslagbesluit 4. Nadere criteria: praktijk 5. Bedrijfsvestiging en projectgebonden activiteiten 6. Aandachtspunten 7. Samenvatting werkwijze 1.Definitie bedrijfsvestiging De Toelichting op het Ontslagbesluit geeft aan dat onder bedrijfsvestiging in beginsel moet worden verstaan: ~~Elk in de maatschappij als zelfstandige eenheid optredend organisatorisch verband' 2. Hoofdcriteria: instructie SZW In een instructie van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 1995 worden de volgende criteria genoemd als uitgangspunt om te komen tot de vaststelling van een bedrijfsvestiging: -de formele werkgever; -de locatie van de vestiging en; -de bedrijfsorganisatorische eenheid. De formele werkgever kan eenvoudig worden achterhaald door bestudering van de arbeidsovereenkomst, de locatie staat vermeld in een uittreksel van de Kamer van Koophandel en de jaarcijfers van een onderneming duiden op de bedrijfsorganisatorische eenheid. Bij twijfel over de vaststelling van bedrijfsvestigingen dient de werkgever dan ook te worden verzocht om genoemde stukken over te leggen. Slechts wanneer de interpretatie van het begrip bedrijfsvestiging op grand van voornoemde hoofdcriteria tot onduidelijke of onredelijke situaties zou leiden, kan CWI overwegen om naar aanleiding van het specifieke geval een ruimere interpretatie te hanteren. Handvatten of nevencriteria zijn afkomstig van het Ontslagbesluit en van de alledaagse ontslagpraktijk. 3. Nadere criteria in het Ontslagbesluit Genoemde Toelichting op het Ontslagbesluit geeft, na verstrekking van de definitie, met voorbeelden een nadere invulling van het begrip bedrijfsvestiging. Voorop staat, dat in de praktijk steeds moet worden nagegaan of in de gegeven situatie in ieder geval aan de bedoeling van hetgeen in artikel 4:2 is voorgeschreven wordt voldaan. Met name kan ten aanzien van de vaststelling van de bedrijfsvestiging zich de vraag voordoen of, in weerwil van de officiële stukken,

4 a) twee (of meer) afzonderlijke locaties materieel redelijkerwijs als een geheel moeten worden gezien; dan wel de vraag of b) een locatie in materieel opzicht redelijkerwijs wellicht bestaat uit twee afzonderlijke bedrijfsvestigingen. In genoemde Toelichting wordt een viertal voorbeelden gegeven van aspecten die een rol spelen bij de vaststelling van een bedrijfsvestiging: -Of er sprake is van een zelfstandige eenheid kan bijvoorbeeld blijken uit het voeren van een eigen naam; -Tevens kan het aanwezig zijn van een zelfstandige eenheid blijken uit de bevoegdheid van de dagelijkse leiding om personeel aan te nemen en te ontslaan; -Voorts kunnen twee bedrijfsvestigingen die (bijvoorbeeld vanwege een lagere omzet en het oogpunt van kostenbesparing) worden samengevoegd, voor de toepassing van het anciënniteitbeginsel worden gezien als een bedrijfsvestiging; -Hetzelfde geldt voor twee bedrijfsvestigingen waar dezelfde soort werkzaamheden worden verricht, die binnen een redelijke afstand van elkaar zijn gelegen en waar het personeel van beide vestigingen op regelmatige basis onderling wordt uitgewisseld. 4. Nadere criteria afgeleid van de praktijk Aan de praktijk van uitvoering van de ontslagtaak is gaandeweg -mede met behulp van bovengenoemde handvatten -een aantal hulpvragen ontleend, ter vaststelling van het begrip bedrijfsvestiging. Onderstaande vragen zijn in overleg met het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid opgesteld, enkele eens bekrachtigd door de Nationale Ombudsman 1 en nu ook als beleid geformuleerd: 1) Betreft de entiteit een aparte/zelfstandige organisatorische eenheid? 2) Staat er een eigen directie aan het hoofd? 3) Betreft het qua huisvesting een aparte locatie? 4) Is geen sprake van structurele (andere dan door ziekte of vakantie o.i.d.) onderlinge uitwisseling van personeel met een of meer andere entiteiten binnen het gehele bedrijf? Is dit wel het geval dan dienen beide entiteiten al5 een bedrijfsvestiging te worden beschouwd! 5) Vindt er eigen zelfstandige rapportage plaats (is het bedrijfsonderdeel als zelfstandig onderdeel in de rapportage opgenomen; dit uit zich bijvoorbeeld in jaarplannen en een eigen winst & verlies verantwoordelijkheid)? 6) Neemt de entiteit zelfstandig personeel aan en ontslaat het zelfstandig personeel? 5. Bedrijfsvestiging en projectgebonden activiteiten Bij sommige ontslagaanvragen waarbij sprake is van projectgebonden activiteiten is het de vraag of, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, de landelijke organisatie, een regionaal afgebakend gebied, of een project of object moet worden aangemerkt als bedrijfsvestiging. De ene keer kennen de werkzaamheden ten behoeve van een object een vrij zelfstandig karakter en zijn de verantwoordelijkheden en bevoegdheden laag in de organisatie belegd. De andere keer is er een meer hiërarchische lijn. Die zal zich veelal uiten in een regionale indeling en aansturing van de projectlocaties in een regio, rayon, district of business-unit. Het bestaan van regiofuncties, vaak weergegeven in een individuele arbeidsovereenkomst of in de cao, kan een regionale afbakening onderstrepen. Mogelijk ook is er sprake van een functionele indeling en aansturing door een eindverantwoordelijke voor een aantal nader geduide projecten (projectleider, accountmanager etc.), die de klantcontacten onderhoudt met de opdrachtgevers, de contractonderhandelingen voert en eindverantwoordelijk is voor de dagelijkse werkzaamheden op de locaties. Dergelijke verantwoordelijkheden ontstijgen veelal het niveau van de teamleider op locatie/project. Bedoelde eindverantwoordelijken kunnen overigens mogelijk ook mobiel, dus zonder vaste werkplek, opereren. Nationale Ombudsman, rapportnummer 94/770: In casu bleek dat een businessunit van een bedrijf op een andere locatie was gevestigd dan ander bedrijfsonderdelen van de werkgeefster. Ook had de business unit een eigen directie en een eigen resultaatgebied. Op basis van dele feiten concludeerde de Nom dat de ROA tot de juiste conclusie was gekomen dat de businessunit een bedrijfsvestiging was in de zin van het Delegatiebesluit. Dat tussen de bedrijfsvestigingen soms personeelsuitwisseling plaatsvond, bracht hierin geen verandering.

5 Aan de hand van bovengenoemde (zie alinea 2, 3 en 4) aan de werkgever te stellen vragen dient de feitelijke situatie te worden achterhaald en de bedrijfsvestiging vastgesteld. Deze vragen kunnen als volgt worden toegespitst op projectgebonden activiteiten: -Wat dient binnen uw organisatie te worden aangemerkt als zelfstandige organisatorische eenheid? De landelijke organisatie, een regio/rayon/district/business-unit af aangewezen abject(en)? Kunt u dit staven aan de hand van een organogram (schematische weergave van de organisatie)? -Wat is de functiestructuur? Kunt u hiervan een organogram overleggen? -Is er binnen uw organisatie sprake van projectoverstijgende functies? Waarop duiden de individuele arbeidsovereenkomsten en de cao? Als er projectoverstijgende functies zijn, binnen welk gebied worden deze functies uitgeoefend? -Hoe en door wie vindt aansturing plaats van de verschillende objecten? Op welk niveau af binnen welk organisatieonderdeel is de bevoegdheid belegd o personeel aan te nemen en te ontslaan? -Hoe en daar wie vindt een financiële verantwoording plaats? Op welk niveau of binnen welk organisatieonderdeel vindt eigen/zelfstandige rapportage plaats hetgeen zich bijvoorbeeld uit in de winst- en verliesrekening? -Vindt er op regelmatige basis uitwisseling plaats van personeel tussen de verschillende objecten? En tussen de verschillende regio's (rayon/business-unit)? -Uit de daar u aangegeven afbakening als zelfstandige organisatorische eenheid zich ook naar buiten toe? Waar blijkt dit uit? Wordt er een aparte naam gevoerd? Daar een engere afbakening van een bedrijfsvestiging, wordt het toepassingsbereik van het anciënniteitbeginsel en daarmee de ontslagbescherming voor werknemers beperkt. Met een enge afbakening moet dan ook terughoudend worden omgegaan. De enkele constatering dat een van de vragen duidt op een bepaalde afbakening als zelfstandige organisatorische eenheid, bijvoorbeeld de omstandigheid dat geen structurele uitwisseling van personeel plaatsvindt, is onvoldoende basis voor het nemen van een conclusie. Een meerderheid van de antwoorden op bovengenoemde vragen dient de bedrijfsvestiging nader te duiden. 6. Aandachtspunten Voorts verdient het navolgende nog opmerking: -Bovengenoemde vragen staan niet in volgorde van belangrijkheid en de opsomming is niet limitatief. Indien de meerderheid van de vragen bevestigend wordt beantwoord, kan dit er op duiden dat sprake is van een bedrijfsvestiging in de zin van het Ontslagbesluit, doch het is niet per definitie zo dat a//e vragen met ja" beantwoord moeten worden; -Ook zijn uitzonderingen mogelijk, of uitbreidingen van de hulpvragen, aan de hand van de omstandigheden van het geval. Uit een bedrijfsorganisatorisch plaatje of organogram zal in ieder geval logischerwijs moeten volgen dat een bepaald bedrijfsonderdeel ook als een aparte bedrijfsvestiging moet warden beschouwd. CWI zal al met al toetsen of en in hoeverre werkgever in redelijkheid tot de vaststelling van het begrip bedrijfsvestiging kan komen; -Anticiperen op een toekomstige situatie is mogelijk. Dit wil zeggen dat als op het moment van de ontslagaanvraag is komen vast te staan dat op korte termijn (het ligt in de rede dat die termijn in ieder geval niet meer bedraagt dan zes maanden).sprake zal zijn van een andere indeling van bedrijfsvestigingen, de nieuwe indeling als uitgangspunt kan worden genomen bij de behandeling van de ontslagaanvragen. De nieuwe situatie moet wel op het moment van de ontslagaanvraag objectief en voldoende concreet vastgesteld kunnen worden (bijvoorbeeld door een advies of instemming van de OR, blauwdrukken van het bedrijf, de (veranderende) huisvesting, interne of externe contracten etcetera); -Uiteraard kan CWI nooit van tevoren toezeggen of een entiteit als een bedrijfsvestiging kan worden aangemerkt, omdat er immers ook nog verweer gevoerd moet worden en deze verweren een ander licht op de zaak kunnen werpen. Zo kan een werknemer in verweer bijvoorbeeld gemotiveerd stellen dat, in tegenstelling tot hetgeen werkgever aanvoert, er wel degelijk sprake is van structurele onderlinge uitwisseling van personeel met andere entiteiten etc. etc. 7. Samenvatting werkwijze Ter vaststelling van het begrip 'bedrijfsvestiging' in de uitvoering van de ontslagtaak van CWI dient onderstaande werkwijze te worden gevolgd: => Stap 1 : Vraag, bij twijfel en indien nog niet voor handen, de werkgever om overlegging van de arbeidsovereenkomst, een uittreksel van de Kamer van Koophandel en de jaarcijfers;

6 => Stap 2: Stel het begrip 'bedrijfsvestiging' vast aan de hand van de hoofdcriteria formeel werkgeverschap, locatie van het bedrijf en een aanwijsbare bedrijfsorganisatorische eenheid Voor de concrete uitwerking hiervan binnen Wageningen UR wordt verwezen; => Stap 3: Stel vast of er nog steeds onduidelijkheid bestaat over het begrip bedrijfsvestiging, of dat er een onredelijke situatie ontstaat. Zo ja, volg dan stap 4 en 5; => Stap 4: Vaststelling 'bedrijfsvestiging' aan de hand van de nevencriteria; de zes hulpvragen; => Stap 5: Zie de drie kanttekeningen onder de hulpvragen.

7 2. UITWISSELBARE FUNCTIES Inleiding Bij een ontslagaanvraag bij CWI wegens bedrijfseconomische redenen vindt de selectie van voor ontslag voor te dragen werknemers op grond van het anciënniteitbeginsel plaats per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging. De ontslagconsulent zal bij de beoordeling van een dergelijke ontslagaanvraag moeten vaststellen of de werkgever de categorieën uitwisselbare functies juist heeft aangegeven -en zal zich dus een oordeel moeten vormen over welke functies uitwisselbaar zijn en welke niet. Het begrip uitwisselbare functie dient onderscheiden te worden van het begrip passende functie, dat leidend is bij de herplaatsinginspanningen, die een werkgever zich in het kader van ontslag wegens bedrijfseconomische redenen dient te getroosten nadat de selectie van voor ontslag voorgedragen werknemers heeft plaatsgevonden. In deze notitie volgt een uitwerking van het begrip uitwisselbare functies, zoals genoemd in het Ontslagbesluit, en een uitwerking van de handelwijze van de ontslagconsulent bij het vaststellen van de categorieën uitwisselbare functies. De volgende punten komen hierbij aan de orde: 1.Juridisch kader 2. Definitie van uitwisselbare functies 3. Geen zelfstandige redelijkheidstoets 4. Relatie tot onmisbaarheid van de werknemer 5. Handelwijze bij vaststellen uitwisselbare functies 6. Samenvatting handelwijze 1. Juridisch kader Paragraaf 4 Ontslagbesluit ide artikelen 4:1 tot en met 4:5) is van toepassing op ontslag wegens bedrijfseconomische redenen. Artikel 4: 1 omvat de bedrijfseconomische noodzaak, artikel 4:2 de selectiecriteria van voor ontslag voor te dragen werknemers. Het ancienniteitsbeginsel, hoofdcriterium voor de selectie, is vermeld in artikel 4:2 lid 1 : Per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging worden de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking gebracht. " De ratio van het anciënniteitbeginsel is onder meer dat bij bedrijfseconomische ontslagen een zo objectief mogelijk criterium gehanteerd moet worden om werknemers te selecteren voor ontslag. Zoveel mogelijk zonder aanzien des persoons en zonder te leiden tot bevoordeling of benadeling van een bepaalde werknemer. Uitzonderingen of verbijzonderingen van het anciënniteitbeginsel zijn dan ook alleen toegestaan voor zover deze zijn genoemd in het Ontslagbesluit (afspiegeling, bijlage A of B, de hardheidsclausule, bijzondere kennis of bekwaamheden van de werknemer of een zwakke arbeidsmarktpositie). De redelijkheid kan geen uitzonderingsgrond vormen. Vanuit deze invalshoek dient ook het begrip 'uitwisselbare functies' te worden bezien. 2. Definitie van uitwisselbare functies113 Uitwisselbare functies zijn -in de ontslagpraktijk van CWI- functies die naar aard, inhoud, functieniveau, beloning en omstandigheden wederkerig vergelijkbaar en gelijkwaardig zijn. Functies Allereerst is van belang dat het gaat om de uitwisselbaarheid van functies, dus niet van medewerkers! Als een medewerker bijvoorbeeld toevallig een achtergrond heeft die hem persoonlijk geschikt maakt voor een functie die met lijn eigen functie niet uitwisselbaar is, dan hoeft naar deze achtergrond niet te worden gekeken en kan een beroep door de betreffende medewerker op uitwisselbaarheid als niet-

8 relevant worden beschouwd. De toets op uitwisselbaarheid is kortom objectief opgehangen aan de functie en niet subjectief aan de medewerker. Dit in tegenstelling tot het begrip 'passende functie', waar ook ten dele wordt gekeken naar de subjectieve mogelijkheden van de werknemer. De toets aan laatstgenoemd begrip kent minder de noodzaak voor objectiviteit, nu de selectie van voor ontslag voor te dragen werknemers (aan de hand van uitwisselbaarheid) immers al heeft plaatsgevonden. Het begrip 'passende functie' is derhalve ruimer dan het begrip 'uitwisselbare functie'. Aard Bij het vergelijken van functies dient gekeken te warden naar de aard van de functies. Bijvoorbeeld valt te denken aan: productiewerkzaamheden of juist aansturende werkzaamheden, een creërende functie of juist een uitvoerende functie. De aard van de functie van taxichauffeur bijvoorbeeld is rijden; de aard van de functie van timmerman is timmeren. Inhoud De inhoud van een functie geeft meer aan wat de aard van de werkzaamheden precies betekent voor de functie-uitoefening. Dit criterium behelst dus de kerntaken en het samenstel van de werkzaamheden. De inhoud van de functie van taxichauffeur bijvoorbeeld, is het vervoeren van personen; de inhoud van de functie van timmerman kan verschillen: het kan gaan om betontimmeren, aftimmeren of timmeren in het kader van restauratiewerkzaamheden. Zijn dezelfde soort vaardigheden vereist of gaat het om totaal andere vaardigheden? Een en ander zal doorgaans in de functiebeschrijving of de omschrijving van de werkzaamheden verwerkt zijn. Functieniveau Bij het vergelijken van functies is ook het functieniveau van belang. Het gaat hierbij om kerncompetenties en profielkenmerken. Gekeken dient te worden welk expertiseniveau vereist is, of managementkwaliteiten worden verwacht, welke opleiding vereist is, of ervaring noodzakelijk is, welke verantwoordelijkheden de functie kent et cetera. Kortom, de zwaarte van de functie. Van uitwisselbare functies dienen in ieder geval de opleidingseisen en de functie-eisen vergelijkbaar te zijn. Deze zijn doorgaans af te leiden van de opgestelde functiebeschrijvingen. Bijvoorbeeld een HBO-diploma, of het bezit van een groot rijbewijs. Mogelijk zijn uit de CAO-bepalingen ook functie-eisen af te leiden. Daarnaast is van belang hoe de verschillende functies zich tot elkaar verhouden en welke hiërarchie er in zit. Een functiegebouw/functiestructuur maakt dit inzichtelijk. Een vergelijkbaar opleidingsniveau alleen is niet genoeg. Het niveau van de functie zoals dat feitelijk is (gezien praktijk en de overige functie-eisen), dient vergeleken te worden. Ook zou gekeken kunnen worden welke vaardigheden aanwezig mogen worden geacht -ongeacht waar die zijn opgedaan (mogelijk bij eerder verrichte werkzaamheden binnen of buiten het bedrijf). Deze kunnen dan ook in de vergelijking van het niveau worden betrokken -uiteraard mits als functie-eis gesteld. Beloning In beginsel hoeft alleen naar functies te worden gekeken binnen een salarisschaal (de treden daarin kunnen uiteraard variëren). Een schaal hoger of lager impliceert toch al gauw een niveauverschil. Maar een verschil van een salarisschaal hoeft aan de uitwisselbaarheid niet in de weg te staan. Uitgangspunt is de salarisschaal die aan de functie is gekoppeld (dit is niet per sé de salarisschaal die een willekeurige werknemer met de betreffende functie daadwerkelijk is toegewezen dan wel heeft weten te bedingen). Omstandigheden Ook dient gekeken te worden naar de omstandigheden waaronder de functie dient te worden uitgeoefend. Bijvoorbeeld: wordt er overdag of 's nachts gewerkt, in groepen of solitair, gestructureerd of onregelmatig, wat zijn de geografische aspecten van het werk (internationaal, in een drukke stad of binnen hetzelfde rustige dorp), omvat de functie het werken met gevaarlijke stoffen, dient een bepaald voertuig te worden bestuurd (vrachtauto, boot), wordt er gewerkt onder hoge druk, welke mate van precisie of concentratie is vereist, wordt er buiten gewerkt af binnen, dient het werk zittend af staand te worden uitgevoerd, etcetera. De omstandigheden waarander wordt gewerkt, kunnen dus mede bepalend zijn vaar de uitwisselbaarheid van functies. De omstandigheid dat een functie part time of op een specifieke dag wordt uitgeoefend kan een aanwijzing zijn voor de uitwisselbaarheid van de functie. Het enkele feit dat er een andere

9 arbeidsomvang is of er andere werktijden zijn is echter onvoldoende. Doorslaggevend zijn de eerder genoemde criteria 'aard', 'inhoud', 'functieniveau' en 'beloning'. De arbeidsomvang of werktijden kunnen een belangrijke aanwijzing zijn voor de conform genoemde criteria vast te stellen uitwisselbaarheid van functies. Bijvoorbeeld kan gedacht worden aan een zaterdaghulp in een winkel, die niet bevoegd is de kassa op te maken en in een andere salarisschaal zit dan de reguliere winkelbedienden. Of aan twee secretaresses waarvan er een part time werkt en de andere fulltime, waarbij de fulltimer bepaalde coördinerende taken verricht en op vaste dagen verslag moet leggen van vergaderingen. In beide gevallen is er geen sprake van uitwisselbare functies. Voor een schoonmaker die op woensdag en vrijdag werkt en een schoonmaker die alle dagen werkt, terwijl exact hetzelfde werk wordt gedaan, geldt weer dat enkel en alleen de arbeidsomvang niets af kan doen aan de inwisselbaarheid van de functies die zij uitoefenen. De feitelijke situatie is steeds doorslaggevend. Vergelijkbaar en gelijkwaardig De functie-eisen en functiebeschrijvingen dienen daar de behandelend ontslagconsulent te worden vergeleken. De vergelijking zal daar de feiten uit het ontslagdossier gestaafd worden. Bij onduidelijkheden ligt het in beginsel op de weg van partijen om aannemelijk te maken dat bepaalde functies juist wel af juist niet uitwisselbaar zijn. Maar CWI heeft hierin tevens een zelfstandige toets. Het is de taak van de consulent om eventuele onduidelijkheden inzichtelijk te maken en erover zonodig vragen te stellen. Is een aanname van een der partijen (nog steeds) onvoldoende onderbouwd opgevoerd, dan toetst de ontslagconsulent met de hem ter beschikking staande gegevens en kan het opgevoerde mogelijk als niet aannemelijk worden verworpen. Wederkerig De beide functies moeten uitwisselbaar zijn met elkaar. Dus onderling en vice versa. Dat betekent dat a's de ene functie weliswaar uitwisselbaar is met de andere, maar andersom is dat niet het geval, dan is er geen sprake is van uitwisselbare functies. Voorbeeld: de functie van administratief medewerker kan gezien verschil in opleiding- en functie-eisen vervangen worden door de functie van managementassistent, maar andersom is dit gezien opleidingen functie-eisen waarschijnlijk niet mogelijk. Hetzelfde geldt voor een juridisch medewerker en een senior juridisch medewerker. Beide functies zijn in dat geval dus niet uitwisselbaar (maar mogelijk wel passend). Overdrachtsperiode Een zekere overdrachtsperiode is verdisconteerd in het begrip uitwisselbare functie, in die zin dat als twee functies over en weer een redelijke overdrachtsperiode kennen waarin de taken kunnen worden overgedragen, ze geacht worden vergelijkbaar/gelijkwaardig te zijn. De lengte van de overdrachtsperiode is mede afhankelijk van de aard en het niveau van de functie. Een te lange overdrachtsperiode duidt op te grote verschillen en zal daarnaast in redelijkheid ook niet snel van een werkgever verlangd kunnen worden. Dat een werknemer voor een andere functie opgeleid kan worden, is echter niet voldoende om tot de conclusie te komen dat bij ontslag (van toch deze werknemer) het anciënniteitbeginsel zou worden geschonden. 3. Geen zelfstandige redelijkheidtoets De redelijkheid speelt een rol bij de interpretatie van bovengenoemde criteria (functie, aard, niveau, beloning, vergelijkbaar&gelijkwaardig, wederkerig, omstandigheden).en uiteraard ook bij de interpretatie van de overige in het Ontslagbesluit opgenomen artikelen. Is er los van de opgenomen artikelen (en bijbehorende criteria) nog ruimte voor een zelfstandige redelijkheidtoets? Deze vraag moet vooralsnog ontkennend worden beantwoord. Bijvoorbeeld: bij onverkorte toepassing van het begrip uitwisselbare functies zou een werkgever mogelijk kunnen stuiten op moeilijkheden of vermeende inefficiëntie.

10 3. VASTSTELLING DUUR DIENSTVERBAND EN UITZENDPERIODES Inleiding Artikel 4:2, eerste lid, van het Ontslagbesluit, bepaalt, dat per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking worden gebracht (het zogeheten dienstjaren- of anciënniteitbeginsel). In het kader van de toetsing van bovengenoemd beginsel wordt de kolom Juridische Zaken van CWI bij ontslagaanvragen regelmatig geconfronteerd met de vraag of en in hoeverre uitzend- en/of detacheringperioden gedurende welke redelijkerwijs dezelfde werkzaamheden worden verricht, meetellen bij de bepaling van de lengte van het dienstverband in het kader van ontslag. Meer specifiek wordt gevraagd: 1. Of uitzendperiodes tot een onbeperkt verleden worden meegeteld bij de vaststelling van de anciënniteit; 2. Hoe CWI omgaat met onderbrekingen tussen bijvoorbeeld arbeidsovereenkomsten en uitzendovereenkomsten (tellen onderbrekingen wel of niet mee?); 3. Hoe CWI omgaat met situaties, waarin een werknemer met een korter dienstverband dan zijn collega niet hoeft af te vloeien, omdat hij vanwege een (lang) uitzendverleden in totaal een langere arbeidsrelatie heeft met zijn werkgever dan zijn collega. Nu het Ontslagbesluit bepaalt dat de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking worden gebracht en uitzendwerknemers een arbeidsovereenkomst (dienstverband) hebben met het uitzendbureau en niet met de inlener, zou een strikte grammaticale interpretatie van artikel 4:2, eerste lid, van het Ontslagbesluit dan ook tot de conclusie leiden dat uitzend- en/of detacheringperioden niet meetellen bij de bepaling van de lengte van het dienstverband in het kader van ontslag. Deze interpretatie leidt evenwel tot zeer onredelijke situaties 2, temeer nu sedert 1 januari 1999 werknemers voor lange(re) perioden door werkgevers kunnen worden ingeleend alvorens hen een dienstverband wordt aangeboden. Voor de beantwoording van de vraag of en in hoeverre uitzend- en/of detacheringperioden gedurende welke redelijkerwijs dezelfde werkzaamheden worden verricht, meetellen bij de bepaling van de lengte van het dienstverband in het kader van ontslag, moet dan ook aansluiting worden gezocht bij hetgeen de wetgeving (meer specifiek Boek 7, Titel 10, van het Burgerlijk Wetboek) en de jurisprudentie hieromtrent bepalen. 1. Tellen uitzend- en/of detacheringperioden mee of niet? In artikel 7:668a, tweede en vierde lid, van het Burgerlijk Wetboek is bepaald, dat uitzenden/of detacheringperioden, gedurende welke redelijkerwijs dezelfde werkzaamheden worden verricht 3, meetellen voor de bepaling van het aantal schakels in de keten, respectievelijk de bepaling van de opzegtermijn. Hierbij dient te worden opgemerkt dat voor de berekening van de opzegtermijn, uitzenden/of detacheringperioden, gedurende welke redelijkerwijs dezelfde werkzaamheden worden verricht, pas meetellen als een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd is geconverteerd in een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd. Strikt genomen tellen de bedoelde uitzend- en/of detacheringperioden dan ook niet mee als er géén conversie heeft plaatsgevonden. Niettemin heeft! " #!! $ %! " " &! & ' &!!!!!! '! (!!!!! &!! ' &! "!! &! & ' )!!!! (!!! '! (!! * +' ',, ) -.! #! & " (!!! "! & ' '! "!! # ' )/ 0!! #!!! "! & 1 2 "! & #! 0 ' '!! 1!! )3!! "!! # ' 0! &! &!!!! " "! #! "!! 14 5 # (6 7 & (#! ) ' 8 9 & (: ; ( 8 9 (: ; ( )/ #!! '! #! * # '! & + #!!!!! "! & ' '! "! # ' )

11 Advocaat Generaal Koopmans in zijn conclusie bij het arrest van de Hoge Raad d.d. 28 maart reeds opgemerkt, dat bij anciënniteit niet zozeer de formele band tussen de werkgever en werknemer van belang is, maar de periode waarin zij feitelijk met elkaar hebben samengewerkt. Gelet hierop stelt CWI zich op het standpunt, dat uitzend- en/of detacheringperioden gedurende welke redelijkerwijs dezelfde werkzaamheden worden verricht, meetellen bij de bepaling van de lengte van het dienstverband in het kader van ontslag, ongeacht of er conversie heeft plaatsgevonden of niet. Op de vraag of uitzendperiodes tot een onbeperkt verleden worden meegeteld bij de vaststelling van de anciënniteit, dient geantwoord te worden dat ook uitzendperioden, gelegen vóór 1 januari 1999, meetellen voor de vaststelling van de lengte van het dienstverband in het kader van ontslag. Uitgaande van het feit, dat bij anciënniteit niet zozeer de formele band tussen de werkgever en werknemer van belang is, maar de periode waarin zij feitelijk met elkaar hebben samengewerkt, is er geen reden voor het maken van een onderscheid tussen uitzendperioden gelegen vóór 1 januari 1999 en uitzendperioden vanaf 1 januari Voor zover werkgevers hierbij tegen het probleem aanlopen dat zij uitzendperioden van vóór 1 januari 1999 niet (goed) geregistreerd hebben omdat zij dit destijds niet hoefden, kunnen deze werkgevers de hun bekende informatie omtrent uitzendperioden (voorafgaand aan het dienstverband) voor reactie voorleggen aan de betrokken werknemer(s) alvorens definitief de anciënniteit van deze werknemer(s) te bepalen. 2. In hoeverre tellen onderbrekingen en perioden vóór de onderbrekingen mee voor de anciënniteit? Wanneer met inachtneming van het hiervoor gestelde een uitzendcontract (of een reeks uitzendcontracten die elkaar steeds binnen drie maanden opvolgen) binnen drie maanden wordt gevolgd door een arbeidsovereenkomst voor redelijkerwijs hetzelfde werk, is voor de vaststelling van de anciënniteit de datum van aanvang van het (eerste) uitzendcontract bepalend, onder aftrek van de duur van de onderbreking(en). Uitzendperioden tellen aldus mee, minus de duur van de onderbrekingen. Bedraagt de onderbreking tussen het uitzendcontract en de arbeidsovereenkomst, dan wel de onderbreking tussen twee arbeidsovereenkomsten, méér dan drie maanden, dan wordt de anciënniteit - in beginsel - bepaald door de datum van aanvang van de (laatste) arbeidsovereenkomst. Let wel, onder omstandigheden kan bij een onderbreking van meer dan drie maanden de werkperiode, gelegen vóór de onderbreking, tóch meetellen bij het bepalen van de duur van de diensttijd, minus de duur van de onderbreking. Voorbeelden van dergelijke omstandigheden zijn: voorafgaande afspraken tussen werkgever en werknemer m.b.t. een vakantie-onderbreking, of een onderbreking voor de duur van zorgverlof, waarbij tussen partijen vóóraf wordt afgesproken dat de werknemer ná de onderbreking terugkomt. Onderbrekingen van vóór 1 januari 1999 worden gewaardeerd aan de hand van het thans geldende recht Hoe gaat CWI om met situaties waarin een werknemer met een korter dienstverband dan zijn collega niet hoeft af te vloeien, omdat hij vanwege een (lang) uitzendverleden in totaal een langere arbeidsrelatie heeft met zijn werkgever dan zijn collega? Bepalend voor de ontslagvolgorde is de duur van het dienstverband. Uitzendperioden kunnen als is voldaan aan de hiervoor gestelde voorwaarden meetellen voor de duur diensttijd en aldus voor het vaststellen van de anciënniteit. De geschetste situatie kan zich inderdaad voordoen dat een werknemer met een langer rechtstreeks dienstverband met een werkgever eerder voor ontslag wordt voorgedragen dan een collega die voorafgaande aan zijn arbeidsovereenkomst eerst (voor redelijkerwijs hetzelfde werk) werkzaam is geweest via een uitzendcontract. Bij anciënniteit is immers niet zozeer de formele band tussen de werkgever en de werknemer van belang, maar de periode waarin zij feitelijk met elkaar hebben gewerkt. Afsluitend wordt opgemerkt, dat bovengenoemde toepassing beperkt blijft tot de dienstverbanden waarbij de werknemer gedurende zowel de uitzendperiode als de daaropvolgende arbeidsovereenkomst, werkzaamheden heeft verricht die redelijkerwijs hetzelfde zijn. Conclusies: Op basis van het bovenstaande kan geconcludeerd worden dat: JAR 1997, 90 < 6 7 & & ' "! " & #! & )

12 1. uitzend- en/of detacheringperioden gedurende welke redelijkerwijs dezelfde werkzaamheden worden verricht, meetellen bij de bepaling van de lengte van het dienstverband in het kader van ontslag; 2. dat voornoemde uitzend- en/of detacheringperioden pas meetellen indien zij binnen drie maanden worden gevolgd door een arbeidsovereenkomst voor redelijkerwijs hetzelfde werk; 3. dat ingeval de onderbreking méér dan drie maanden bedraagt, de werkperiode, gelegen vóór de onderbreking, in beginsel niet meetelt bij de bepaling van de lengte van het dienstverband, tenzij de onderbreking plaatsvond in het kader van bijvoorbeeld een studieverlof, een zorgverlof of een vakantie die langer is dan waar de lopende arbeidsovereenkomst recht op geeft én partijen vóóraf hebben afgesproken dat de werknemer ná de onderbreking terugkomt; 4. dat de duur van de onderbreking zélf niet meetelt voor de vaststelling van de lengte van het dienstverband; 5. dat uitzend- en/of detacheringperioden waarin redelijkerwijs hetzelfde werk werd verricht, tot een onbeperkt verleden meetellen bij de vaststelling van de anciënniteit (derhalve ook perioden, gelegen vóór 1 januari 1999).

13 4. ANCIENNITEIT EN ONMISBAARHEID Inleiding Bij ontslag op bedrijfseconomische gronden geldt zoals bekend de anciënniteitregel als voorgeschreven selectiecriterium: per categorie uitwisselbare functies van de bedrijfsvestiging worden de werknemers met het kortste dienstverband het eerst voor ontslag in aanmerking gebracht, aldus artikel 4:2 lid 1 van het Ontslagbesluit. Mogelijk wordt als verbijzondering van het anciënniteitbeginsel het afspiegelingsbeginsel, Bijlage A of Bijlage B gehanteerd als selectiecriterium. Slechts in een drietal gevallen is een uitzondering op de neergelegde selectiecriteria mogelijk: 1. De t.a.v. uitzendpersoneel of gedetacheerde werknemers ingevoerde hardheidsclausule van artikel 4:2 lid 4; 2. De zwakke arbeidsmarktpositie van artikel 4:2 lid 6 139; 3. En een werknemer die over zodanige bijzondere kennis of bekwaamheden beschikt, dat zijn ontslag voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn; de onmisbare werknemer als bedoeld in artikel 4:2 lid 5 Ontslagbesluit. Deze notitie behandelt laatstgenoemde situatie en beoogt een kader te scheppen voor de toetsing van deze uitzonderingsbepaling. 1. De toepassing van artikel 4:2 lid 5 van het Ontslagbesluit 2. Praktijksituaties 3. Samenvatting 1. De toepassing van artikel 4:2 lid 5 van het Ontslagbesluit Zoals hiervoor aangegeven, geldt de anciënniteitregel als verplichte selectiemaatstaf bij het verval van arbeidsplaatsen in geval van bedrijfseconomisch ontslag. De werkgever kan echter in voorkomende gevallen afwijken van deze regel, namelijk indien hij aannemelijk maakt dat de qua ontslagvolgorde in aanmerking komende werknemer over zodanige bijzondere kennis of bekwaamheden beschikt, dat zijn ontslag voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn. CWI kan in dat geval deze werknemer bij de toepassing van de hoofdregel (anciënniteit) buiten beschouwing laten. Dit geldt ook indien de betrokken werknemer op grond van artikel 4:2 lid 2 Ontslagbesluit voor ontslag in aanmerking zou komen. Gelet op de formulering kan in artikel 4:2 lid 5 Ontslagbesluit, is de toelaatbaarheid van afwijking van de anciënniteit geen vanzelfsprekendheid. De werkgever zal zeer helder en concreet dienen aan te geven waarin de genoemde bijzondere kennis of bekwaamheid van de onmisbare werknemer is gelegen. Het gaat immers altijd om twee of meer werknemers in dezelfde functiecategorie; doorgaans zullen deze werknemers een zelfde of vergelijkbaar opleidingsniveau hebben, en in zijn algemeenheid ook over dezelfde of vergelijkbare kwaliteiten en/of vaardigheden beschikken. De bijzondere kennis en/of vaardigheden van een onmisbare werknemer moeten er derhalve scherp uitspringen, ook ten aanzien van de frequentie waarmee er een beroep op wordt gedaan. Bij het wegvallen daarvan zou in feite het functioneren van de onderneming in gevaar komen, met als mogelijk risico een verder verval van arbeidsplaatsen. Zeker bij grote(re) bedrijven zal dit niet aanstonds aannemelijk zijn; daar is immers sprake van een grotere personeelsbezetting en diversiteit van functies, waardoor bepaalde specifieke kennis en/of vaardigheden in ruimere mate aanwezig zullen zijn, ook nadat er personeel wegens inkrimping afvloeit. De werkgever moet ook aannemelijk maken dat het gemis van de werknemer voor het functioneren van de onderneming te bezwaarlijk zou zijn. Dit wordt niet nader toegelicht, ook niet in de Toelichting bij het Ontslagbesluit. De gebruikte formulering wijst er wel op dat het om een zeer ingrijpend effect op de goede organisatorische gang van zaken binnen het bedrijf moet gaan. Gevolgen die het bedrijf voorzienbaar nog verder in de problemen zouden brengen, met weer mogelijke negatieve invloed op de resterende werkgelegenheid. Het artikel zal derhalve hoofdzakelijk een rol spelen bij personeelsreductie in kleine(re) bedrijven, waar een bredere inzetbaarheid van de medewerker(s) extra van belang is voor de goede voortgang van de werkzaamheden. Dit belang zal nog toenemen naarmate deze kleinere bezetting verder beperkt wordt. Om toch tot een zo volledig mogelijke taakvervulling in de arbeidsorganisatie te (blijven) komen, is het noodzakelijk dat het resterende kleinere aantal medewerkers deze uiteenlopende taken kan vervullen.

14 2. Praktijksituaties A) Een metaalwerkplaats waar wegens bezuiniging moet worden ingekrompen. Er vallen enkele arbeidsplaatsen in de functiecategorie van productiemedewerker weg. Er zijn in deze groep vier uitwisselbare medewerkers waarvan er twee moeten vertrekken; de anciënniteitregel is dan leidend, en schrijft voor dat de twee kortst in dienst zijnde productiemedewerkers vertrekken. Een van deze twee beschikt over een chauffeursdiploma, en verzorgt af en toe transportdiensten met de vrachtauto wanneer de vaste chauffeur afwezig is (ziekte, vakantie, etc). B) In het midden- en kleinbedrijf zou een (uitwisselbare) medewerker met korter dienstverband tevens een familieband met de werkgever kunnen hebben; deze is voorbestemd om het bedrijf op termijn over te nemen en voort te zetten. In feite zou men nog kunnen stellen dat deze medewerker ook kan worden aangemerkt als trainee, en daardoor niet meer in de categorie van uitwisselbare medewerkers valt. Deze extra vaardigheden of persoonlijke kwaliteiten maken dat de betrokken medewerker een meerwaarde vertegenwoordigt die voor het bedrijf wellicht ook op termijn - van bijzonder belang is. Dit zou zo ver kunnen gaan dat de werkgever deze werknemer zal willen passeren bij de ontslagvoordracht. Dat impliceert direct dat voor een andere productiemedewerker, met een hogere anciënniteit, ontslag zal worden aangevraagd. Hoewel het dus in principe op het moment van de personeelsreductie om uitwisselbare functies gaat, kan deze omstandigheid een afwijking van de anciënniteitregel tot gevolg hebben. In hoeverre het nu ook redelijk en gerechtvaardigd is dat hogere anciënniteitrechten worden gepasseerd, zal aan de hand van alle concrete omstandigheden en betrokken belangen moeten worden afgewogen. Een kritische en terughoudende benadering ligt daarbij voor de hand. De beoordeling blijft overigens lastig; immers de medewerker met een hogere anciënniteit voor wie dan ontslag is aangevraagd, zal in het verweer beargumenteren dat de genoemde inval chauffeursdiensten slechts heel incidenteel voorkomen, en dat daartoe zonodig ook een beroep kan worden gedaan op een externe transporteur of uitzendkrachten. Of mogelijk zal hij zich ook opwerpen om het betrokken diploma te behalen, waarmee werkgevers argument komt te vervallen. Voor wat betreft het bij ontslag sparen van een familielid, zal de werkgever kunnen betogen dat dit de continuïteit op de langere termijn moet waarborgen, nu betrokkene de beoogd opvolger van de werkgever als ondernemer is, en in dat kader uiteraard een goede inwerkperiode en kennismaking met alle facetten van het bedrijf noodzakelijk zijn. Indien dit ook voldoende aannemelijk is gemaakt, kan het gerechtvaardigd zijn om het artikel toepassing te geven. 3. Samenvatting De anciënniteitregel (en de verbijzonderingen daarvan) blijft het leidende selectiecriterium bij ontslag op bedrijfseconomische gronden. De uitzondering van artikel 4:2 lid 5 van het Ontslagbesluit behoort dan ook zeer restrictief en slechts in evidente gevallen te worden toegepast. De schijn van willekeur moet zoveel mogelijk worden vermeden. Het gaat erom dat de werkgever ter verantwoording van afwijking op de hoofdregel de feitelijke functievervulling alsook de realiteit en waardevolheid van de extra persoonlijke kwaliteiten en/of eigenschappen van de onmisbare medewerker met lagere anciënniteit zo duidelijk en objectief mogelijk aangeeft. CWI dient dit kritisch te toetsen. Voor zover het artikel toepassing zou vinden, zal zich dit voornamelijk voordoen in het midden- en kleinbedrijf. De motivering in de beschikking zal ook helder moeten aangeven dat het artikel is toegepast en waarom. Immers, de werknemer met hogere anciënniteit heeft er recht op en belang bij om te kunnen nagaan waarom zijn arbeidsverhouding, in afwijking tot de normale selectiemethode, ten einde komt. Hij wordt toch rechtstreeks in zijn persoonlijke belang getroffen. Indien deze afwijking niet afdoende is gemotiveerd, zal deze medewerker mogelijk een vordering ter zake van kennelijk onredelijk ontslag tegen de werkgever kunnen inbrengen (Artikel 7: 681 lid 2 sub d van het Burgerlijk Wetboek).

15 5. AFSPIEGELING Inleiding Indien een werkgever die voornemens is binnen een werkgebied voor 10 of meerwerknemers tegelijkertijd een ontslagaanvraag in te dienen bij de afdeling Juridische Zaken van CWI, van mening is dat onverkorte toepassing van het dienstjarenbeginsel een te onevenwichtige leeftijdsopbouw binnen het personeelsbestand (vergrijzing) tot gevolg zou hebben, kan deze werkgever ervoor kiezen zijn selectie voor ontslag te maken op basis van het afspiegelingsbeginsel. Ingeval de werkgever hiervoor kiest, dient hij het personeelsbestand van de gehele bedrijfsvestiging onder te verdelen in de leeftijdsgroepen 15 tot 25 jaar, 25 tot 35 jaar, 35 tot 45 jaar, 45 tot 55 jaar en 55 jaar en ouder. Vervolgens dient dan binnen deze leeftijdsgroepen het dienstjarencriterium te worden toegepast. Op die manier kan worden bereikt dat de afvloeiing naar evenredigheid van de omvang van het gehele personeelsbestand in die leeftijdsgroepen plaatsvindt. Vooropgesteld zij dat afspiegelen (het toepassen van het dienstjarenbeginsel per leeftijdsgroep) niet aan de orde is bij unieke functies en categorieën uitwisselbare functies die in het kader van een bedrijfseconomisch ontslag geheel komen te vervallen. Van het vervallen van deze functies behoeft alleen de bedrijfseconomische noodzaak en de mogelijkheid tot herplaatsing van de aan deze functies verbonden werknemers te worden getoetst. Stappenplan voor de werkgever De peildatum Teneinde het afspiegelingsbeginsel te kunnen hanteren wordt door de werkgever allereerst een peildatum vastgesteld. Voor CWI is dit de datum waarop de ontslagaanvragen worden ingediend, tenzij een eerdere datum objectief is aan te wijzen, welke in redelijkheid door de werkgever als peildatum mag worden gehanteerd. Ter toelichting het volgende. Aan grote reorganisaties gaat dikwijls een behoorlijke voorbereidingstijd vooraf (werknemers en vakorganisaties worden ingelicht, de ondernemingsraad wordt om advies gevraagd, er wordt een melding collectief ontslag gedaan et cetera). Al deze stappen hebben dikwijls tot gevolg dat er reeds vele mutaties in het personeelsbestand plaatsvinden vóórdat er überhaupt een ontslagaanvraag wordt ingediend. Het personeelsbestand is derhalve, zeker op deze momenten, een dynamisch geheel. Als de werkgever tot aan de dag van indiening van de ontslagaanvraag rekening moet houden met deze mutaties, verandert dikwijls ook per dag wie voor ontslag moet(en) worden voorgedragen. Dit veroorzaakt onrust onder het personeel en leidt er toe dat de werkgever voortdurend zijn lijst met voor ontslag voor te dragen werknemers moet aanpassen, met als gevolg dat de werkgever geen gericht herplaatsingsbeleid kan voeren. Om die redenen moet het mogelijk zijn om in bepaalde gevallen de peildatum te stellen op een moment, gelegen vóór de datum waarop de ontslagaanvragen worden ingediend. Na ontvangst van de ontslagaanvragen dient CWI vanzelfsprekend eerst te beoordelen of de werkgever de bedrijfseconomische noodzaak van het ontslag én het vervallen van het aantal arbeidsplaatsen aannemelijk heeft gemaakt. Vervolgens kan CWI de volgende stappen nemen om te bepalen of de werkgever volgens de regels van het afspiegelingsbeginsel voor de juiste werknemers een ontslagvergunning heeft aangevraagd. 1. Stel per peildatum het totale personeelsbestand van de bedrijfsvestiging vast; 2. Toets of de door de werkgever gehanteerde indeling in categorieën uitwisselbare functies juist is; 3. Deel het totale personeelsbestand van de bedrijfsvestiging per peildatum in de voorgeschreven vijf leeftijdsgroepen in; 4. Bepaal aan de hand van de bij stap 3. gemaakte indeling in de vijf leeftijdsgroepen hoeveel procent van het totale personeelsbestand van de bedrijfsvestiging elk van de vijf leeftijdsgroepen vertegenwoordigt; 5a. Pas de bij stap 4. bepaalde percentages toe op elke categorie uitwisselbare functies (zie voorbeeld 1a); 5b. Voor zover een bepaalde categorie uitwisselbare functies (categorie X) bijvoorbeeld slechts in twee van de vijf leeftijdsgroepen voorkomt, moeten de bij stap 4. bepaalde percentages voor categorie X dusdanig worden aangepast dat de twee leeftijdsgroepen gezamenlijk (naar rato van de bij stap 4. bepaalde percentages) weer op 100% worden gesteld (zie voorbeeld 1b);

16 5c. Voor zover er als gevolg van uitputting van een bepaalde leeftijdsgroep in de overige vier leeftijdsgroepen meer werknemers van een bepaalde categorie uitwisselbare functies moeten afvloeien, moeten de overige vier leeftijdsgroepen gezamenlijk (naar rato van de bij stap 4. bepaalde percentages) weer op 100% worden gesteld (zie voorbeeld 2). Het is mogelijk dat het bovenstaande met zich meebrengt dat de leeftijdsopbouw vóór de reorganisatie sterk afwijkt van de leeftijdsopbouw ná de reorganisatie. Dit wordt veroorzaakt doordat binnen de categorie van uitwisselbare functies niet wordt gespiegeld naar de leeftijdsopbouw van de categorie uitwisselbare functies, maar naar de leeftijdsopbouw van de gehele bedrijfsvestiging. Moeten andere wijzen van beëindiging wel of niet in de afspiegeling worden meegenomen? De vraag is of bepaalde categorieën van werknemers buiten de afspiegeling gelaten dienen te worden, zoals de tijdelijke dienstverbanders, VUT-gerechtigden (op korte termijn) en werknemers wier arbeidsverhouding op in de persoon gelegen gronden (bijv. disfunctioneren) wordt beëindigd. Voor wat betreft de categorie werknemers wier arbeidsverhouding op in de persoon gelegen gronden (bijv. disfunctioneren) wordt beëindigd dient in elk geval te worden opgemerkt, dat deze buiten de afspiegeling kunnen worden gelaten, nu het afspiegelingsbeginsel alleen van toepassing kan zijn bij ontslagen op bedrijfseconomische gronden. Bij de tijdelijke dienstverbanders en de VUT-gerechtigden ligt dit anders. De toelichting op artikel 4:2, derde lid, van het Ontslagbesluit bepaalt dat met de toepassing van het afspiegelingsbeginsel wordt beoogd dat de afvloeiing naar evenredigheid van de omvang van het gehele personeelsbestand in de leeftijdsgroepen plaatsvindt. Juridisch gezien biedt de toelichting derhalve geen ruimte de tijdelijke dienstverbanders en de VUT-gerechtigden buiten de afspiegeling te laten. Overigens is het ook redelijk dat werknemers wier dienstbetrekking in het kader van het bedrijfseconomisch ontslag op een andere wijze dan door opzegging via CWI wordt beëindigd, in de afspiegeling worden meegenomen. De reorganisatie is immers veelal de reden voor het feit dat werkgevers tijdelijke contracten niet verlengen en derhalve van rechtswege laten aflopen. Evenzo is de reorganisatie niet zelden de reden voor het feit dat werknemers vervroegd uittreden. Er bestaat derhalve dikwijls een verband tussen de reorganisatie en het op een ándere wijze dan door middel van gedwongen ontslag laten afvloeien van personeel. Werknemers wier dienstbetrekking in het kader van het bedrijfseconomisch ontslag op een andere wijze dan door opzegging via CWI wordt beëindigd, dienen dan ook in de afspiegeling te worden meegenomen. De vraag, op welke wijze de tijdelijke dienstverbanders en de VUT-gerechtigden dan moeten worden meegenomen bij de afspiegeling, dient als volgt beantwoord te worden. 1. De tijdelijke dienstverbanders, de VUT-gerechtigden en de werknemers wier dienstbetrekking in het kader van het bedrijfseconomisch ontslag zal worden beëindigd door middel van een ontbindingsprocedure via de Kantonrechter dienen, als zij op de peildatum nog deel uitmaken van het personeelsbestand (een dienstverband hebben), tezamen met de overige personeelsleden van de bedrijfsvestiging te worden ingedeeld in de voorgeschreven leeftijdsgroepen; 2. Per categorie uitwisselbare functies dient de totale krimp te worden bepaald. Dit is de optelsom van de dienstverbanden die in het kader van de reorganisatie worden beëindigd door middel van het van rechtswege laten aflopen van het tijdelijke contract, door middel van vervroegde uittreding, door middel van ontbinding via de kantonrechter of door middel van een ontslagprocedure via CWI; 3. Per categorie uitwisselbare functies waar inkrimping plaatsvindt, dient te worden bepaald welke van de daarin werkzame werknemers afvloeien door middel van het van rechtswege beëindigen van het tijdelijke dienstverband, dan wel door middel van vervroegde uittreding of ontbinding van de arbeidsovereenkomst via de Kantonrechter; 4. Stap 3. kan er toe leiden dat binnen een categorie uitwisselbare functies het maximale aantal werknemers, dat in een bepaalde leeftijdscategorie volgens de optimale afspiegeling zou mogen afvloeien, reeds is bereikt. Met andere woorden, deze leeftijdscategorie is hierdoor uitgeput. Als dit verschijnsel zich voordoet, dan zal de resterende krimp binnen deze categorie uitwisselbare functies, te weten de krimp die de werkgever wenst te bewerkstelligen door middel van een ontslagprocedure via CWI, uit die leeftijdscategorieën moeten worden gehaald, die nog niet zijn uitgeput (voorbeeld 3).

17 Voorbeeld 1a: stel bedrijfsvestiging ABC heeft op 1 januari 2003 een personeelsbestand van 200 werknemers, waarvan 60 werknemers voor ontslag worden voorgedragen. De 200 werknemers zijn als volgt over de vijf leeftijdsgroepen verdeeld: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 30 wn 40 wn 60 wn 40 wn 30 wn = totaal 200 wn De percentages van het totale personeelsbestand per leeftijdsgroep zijn dan: 15% 20% 30% 20% 15% = totaal 100% Stel dat binnen dezelfde bedrijfsvestiging ABC de categorie uitwisselbare functies X, bestaande uit 40 werknemers, met 20 werknemers moet worden ingekrompen en dat deze 40 werknemers als volgt over de vijf leeftijdsgroepen zijn verdeeld: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 5 wn 10 wn 10 wn 10 wn 5 wn = totaal 40 wn De krimp met 20 werknemers is dan, gelet op de hierboven vastgestelde percentages, als volgt over de leeftijdsgroepen verdeeld: (15% x 20=) (20% x 20=) (30% x 20=) (20% x 20=) (15% x 20=) 3 wn 4 wn 6 wn 4 wn 3 wn = totale krimp 20 wn Voorbeeld 1b: stel dat binnen dezelfde bedrijfsvestiging ABC (die van voorbeeld 1a) de categorie uitwisselbare functies X, bestaande uit 40 werknemers, met 20 werknemers moet worden ingekrompen en dat deze 40 werknemers alléén in de leeftijdsgroepen jaar en jaar voorkomen, te weten 20 werknemers in elk van de twee leeftijdsgroepen. Derhalve: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 0 wn 20 wn 20 wn 0 wn 0 wn = totaal 40 wn De hierboven vastgestelde percentages moeten in dit geval dusdanig worden aangepast dat de twee leeftijdsgroepen gezamenlijk (naar rato van de percentages van voorbeeld 1a) weer op 100% worden gesteld. Derhalve: 0% 40% 60% 0% 0% = totaal 100% De krimp met 20 werknemers is dan, gelet op de aangepaste percentages, als volgt over de leeftijdscategorieën verdeeld: (40% x 20=) (60% x 20=) 0 wn 8 wn 12 wn 0 wn 0 wn = totale krimp 20 wn Voorbeeld 2: stel dat binnen bedrijfsvestiging DEF met een personeelsbestand van 200 werknemers op bedrijfseconomische gronden 50 werknemers ontslagen moeten worden en dat werkgever het afspiegelingsbeginsel wil toepassen. De leeftijdsopbouw van de bedrijfsvestiging is: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 100 wn 20 wn 20 wn 20 wn 40 wn = totaal 200 wn De percentages van het totale personeelsbestand per leeftijdsgroep zijn dan: 50% 10% 10% 10% 20% = totaal 100% Stel dat binnen de bedrijfsvestiging de categorie uitwisselbare functies Y, bestaande uit 20 werknemers, met 10 werknemers moet worden ingekrompen en dat deze 20 werknemers als volgt over de vijf leeftijdsgroepen zijn verdeeld: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 3 wn 3 wn 10 wn 1 wn 3 wn = totaal 20 wn

18 De krimp met 10 werknemers is dan, gelet op de percentages, als volgt over de leeftijdsgroepen verdeeld: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder (50% x10) (10% x10) (10% x 10) (10% x 10) (20% x 10) 5 wn 1 wn 1 wn 1 wn 2 wn = totaal 10 wn In de leeftijdsgroep jaar dienen rekenkundig 5 werknemers af te vloeien. Er zitten echter maar 3 werknemers in deze leeftijdsgroep. Door uitputting van de leeftijdsgroep jaar verschuiven dan ook 2 werknemers naar de overige leeftijdsgroepen zodat daar niet 5 maar 7 werknemers moeten afvloeien. Dit kán op de navolgende manier plaatsvinden: uitgaande van het gegeven dat de leeftijdsgroep jaar door de vorige stap geen werknemers meer kent, dienen de overige vier leeftijdsgroepen gezamenlijk (naar rato van de bij de vorige stap bepaalde percentages) weer op 100% te worden gesteld. De personeelsbezetting binnen deze vier leeftijdsgroepen in aantallen is zoals gezegd: jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 3 wn 10 wn 1 wn 3 wn = 17 wn De percentages van de bedrijfsvestiging worden naar rato weer op 100% gesteld: 20% 20% 20% 40% = 100% Rekenkundige selectie van de 7 werknemers die nog moeten afvloeien levert dan het volgende op: jaar jaar jaar 55 jaar en ouder (20% x 7) (20% x 7) (20% x 7) (40% x 7) 1,4 wn 1,4 wn 1,4 wn 2,8 wn = totaal 7 wn Deze uitkomsten moeten vervolgens dan nog worden afgerond. Afronding kan plaatsvinden op basis van rekenkundig aanvaarde principes en de uitgangspunten van het Ontslagbesluit, waaronder de zwakke arbeidsmarktpositie. Dit leidt dan tot het onderstaande resultaat: de lijst van boventalligen, toegewezen naar de leeftijdsgroepen: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 3 wn 2 wn 1 wn 1 wn 3 wn =totale krimp 10 Ná de reorganisatie houdt bedrijfsvestiging binnen de categorie uitwisselbare functies Y de volgende leeftijdsopbouw over: 0 wn 1 wn 9 wn 0 wn 0 wn = totaal 10 wn Voorbeeld 3: stel een bedrijfsvestiging ABC heeft op 1 januari 2003 een personeelsbestand van 200 werknemers, waarvan 60 werknemers op bedrijfseconomische gronden voor ontslag worden voorgedragen. De 200 werknemers zijn als volgt over de vijf leeftijdsgroepen verdeeld: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 30 wn 40 wn 60 wn 40 wn 30 wn = totaal 200 wn De percentages van het totale personeelsbestand per leeftijdsgroep zijn dan: 15% 20% 30% 20% 15% = totaal 100% Stel dat binnen de bedrijfsvestiging ABC op bedrijfseconomische gronden de categorie uitwisselbare functies X, bestaande uit 40 werknemers, met 20 werknemers moet worden ingekrompen en dat deze 40 werknemers als volgt over de vijf leeftijdsgroepen zijn verdeeld: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 5 wn 10 wn 10 wn 10wn 5 wn = totaal 40 wn Stel dat de werkgever de krimp met 20 werknemers als volgt wil bereiken: 1. twee werknemers (die in leeftijdscategorie 1 zitten) vloeien af door middel van het van rechtswege beëindigen van het tijdelijke dienstverband; 2. drie werknemers (die in leeftijdscategorie 5 zitten) vloeien af door middel van vervroegde uittreding;

19 3. één werknemer ( die in leeftijdscategorie 3 zit) vloeit af door middel van een ontbindingsprocedure via de Kantonrechter; 4. de resterende krimp met veertien werknemers wil de werkgever bereiken door middel van een ontslagprocedure via CWI. Conform de hierboven vastgestelde percentages, moet de krimp met 20 werknemers als volgt over de leeftijdscategorieën worden verdeeld: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder (15% x 20) (20% x 20) (30% x 20) (20% x 20) (15% x 20) 3 wn 4 wn 6 wn 4 wn 3 wn = totale krimp 20 A) De door middel van 1, 2 en 3 af te vloeien werknemers zijn als volgt verdeeld over de leeftijdscategorieën: jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 2 wn 0 wn 1 wn 0 wn 3 wn B) De door middel van de CWI-procedure (4) af te vloeien resterende veertien werknemers moeten dan als volgt worden verdeeld over de leeftijdscategorieën jaar jaar jaar jaar 55 jaar en ouder 1 wn 4 wn 5 wn 4 wn 0 wn Tezamen (A + B) is dit dus: 2 wn 0 wn 1 wn 0 wn 3 wn 1 wn 4 wn 5 wn 4 wn 0 wn wn 4 wn 6 wn 4 wn 3 wn = totale krimp 20 wn

20 6. HERPLAATSINGSINSPANNINGEN Inleiding De Inspectie Werk en Inkomen heeft onderzoek gedaan naar de weigeringen van ontslagaanvragen van KPN betreffende werknemers met Vutperspectief. Voor dat onderzoek was het van belang dat er een notitie door CWI werd opgesteld waarin wordt ingegaan op de verplichting tot het verrichten van herplaatsinginspanningen, die een werkgever ten algemene heeft, alsmede hoe meer in het bijzonder wordt gehandeld ten aanzien van oudere werknemers en werknemers met een langdurig dienstverband. Bij ontslagaanvragen op grond van bedrijfseconomische redenen wordt allereerst aan de hand van artikel 4:1 Ontslagbesluit getoetst of er een deze noodzaak is voor ontslag. Vervolgens wordt aan de hand van artikel 4:2 Ontslagbesluit getoetst of de werkgever de juiste selectie heeft gemaakt van voor ontslag voor te dragen werknemers. Deze selectielijst kan overigens gewijzigd zijn of worden op grond van de uitzonderingscategorieën van artikel 4:2 Ontslagbesluit (de hardheidsclausule van lid 4, de onmisbare werknemer als bedoeld in lid 5, of de zwakke arbeidsmarktpositie als bedoeld in lid 6). Aan de hand van de definitieve selectielijst wordt in laatste instantie getoetst of de werkgever heeft voldaan aan diens herplaatsinginspanningsplicht. In deze notitie van CWI, afdeling Juridische Zaken, wordt ingegaan op de regelgeving en de toepassing van de regelgeving in de praktijk (uitvoeringsbeleid). Als zodanig is deze notitie ook leidend voor het CWI-beleid Hierna komen de volgende punten aan de orde: 1. Relevante regelgeving 2. Inspanningsverplichting tot herplaatsing 3. Relatie inspanningsverplichting met toezeggingen werkgever/sociaal Plan 4. Bijzondere aandacht werknemers met langdurig dienstverband 5. Bijzondere aandacht ouderen 6. Uitvoeringspraktijk algemeen 7. Samenvatting 1. Relevante regelgeving Artikel 3:1 van het Ontslagbesluit is de algemene CWI dient te toetsen of een voorgenomen ontslag redelijk is. CWI neemt daarbij in aanmerking de mogelijkheden en belangen van de betrokken werkgever en werknemer, en andere belangen voor zover de overige regelgeving dat meebrengt. De redelijkheidstoets vorm t daarmee de spil bij de algehele toets. De volgende items zijn in de definitie van de redelijkheidstoets te onderkennen: a) de mogelijkheden van werkgever; b) de mogelijkheden van werknemer; c) de belangen van de werknemer; d) de belangen van de werkgever; e) andere belangen (met name is te denken aan het belang van een gezonde arbeidsmarkt, het belang om zwakke doelgroepen te beschermen en het belang de belasting van de sociale zekerheidskas beperkt te houden, m.a.w. de poortwachterfunctie). Een zorgvuldige afweging van al deze belangen moet de redelijkheid van het ontslag kunnen dragen, anders dient CWI tot weigering van de ontslagaanvraag over te gaan. De belangrijkste categorieën die door de redelijkheidstoets worden geraakt zijn vastgelegd in de paragrafen 4 tot en met 6 van het Ontslagbesluit. Daarbij is specifieke regelgeving vastgesteld. Vanuit die paragrafen zijn ook de volgende bepalingen van belang: f) de werkgever moet aannemelijk maken dat arbeidsplaatsen vervallen (4:1); g) de werkgever heeft een inspanningsverplichting tot herplaatsing; h) CWI kan een ontslagaanvraag weigeren als de werknemer een zwakke arbeidsmarktpositie heeft en dat niet het geval is met andere werknemers (4:2, lid 5: zowel bij anciënniteit als binnen categorieën bi j spiegeling en daarbinnen weer de anciënniteit). Deze artikelen en toelichting daarbij vormen het kader waarbinnen de inspanningsverplichtingen van de werkgever ten aanzien van herplaatsing in het algemeen en meer in het bijzonder herplaatsing van werknemers met een lang dienstverband en ouderen moeten worden getoetst om tot een besluit over de redelijkheid te komen. Een puntsgewijze uitwerking geeft het volgende te zien. a) De mogelijkheden van de werkgever

10. AFSPIEGELINGSBEGINSEL

10. AFSPIEGELINGSBEGINSEL 10. AFSPIEGELINGSBEGINSEL Inleiding Het Ontslagbesluit regelt in paragraaf 4 de toetsingscriteria voor een ontslagaanvraag wegens bedrijfseconomische redenen. Als eerste wordt getoetst of de bedrijfseconomische

Nadere informatie

15. AFSPIEGELINGSBEGINSEL

15. AFSPIEGELINGSBEGINSEL 15. AFSPIEGELINGSBEGINSEL Inleiding Het Ontslagbesluit geeft in artikel 4:2 de regeling voor het bepalen van de ontslagvolgorde bij een personeelsinkrimping wegens bedrijfseconomische redenen. Tot 1 maart

Nadere informatie

Handleiding afspiegeling algemeen

Handleiding afspiegeling algemeen Handleiding afspiegeling algemeen Stappenplan voor de bepaling van de ontslagvolgorde Versie: 1.1 Datum: mei 2006 Deze versie vervangt de eerdere versie van januari 2006. Aan de samenstelling van de Handleiding

Nadere informatie

18. ONMISBARE WERKNEMER

18. ONMISBARE WERKNEMER 18. ONMISBARE WERKNEMER Inleiding Bij het bepalen van de ontslagvolgorde (welke werknemer komt bij een ontslag op bedrijfseconomische gronden als eerste voor ontslag in aanmerking) moet het afspiegelingsbeginsel

Nadere informatie

meest gestelde vragen over Collectief ontslag De Gier Stam &

meest gestelde vragen over Collectief ontslag De Gier Stam & meest gestelde vragen over Collectief ontslag De Gier Stam & De 10 meest gestelde vragen over Collectief Ontslag De Gier Stam & Colofon De Gier Stam & Advocaten Lucasbolwerk 6 Postbus 815 3500 AV UTRECHT

Nadere informatie

De volgende alinea wordt toegevoegd in de inleiding van hoofdstuk 7 van de Beleidsregels Ontslagtaak UWV (Bedrijfseconomische redenen):

De volgende alinea wordt toegevoegd in de inleiding van hoofdstuk 7 van de Beleidsregels Ontslagtaak UWV (Bedrijfseconomische redenen): Uitvoeringsinstructie UWV De volgende alinea wordt toegevoegd in de inleiding van hoofdstuk 7 van de Beleidsregels Ontslagtaak UWV (Bedrijfseconomische redenen): Sinds enige tijd komt het voor dat werkgevers

Nadere informatie

Artikel 9 Herplaatsing

Artikel 9 Herplaatsing Artikel 9 Herplaatsing 1. Bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer die voor ontslag in aanmerking komt, worden arbeidsplaatsen

Nadere informatie

Generiek functiegebouw in relatie tot uitwisselbaarheid. P&O netwerk bijeenkomst 5 februari 2015

Generiek functiegebouw in relatie tot uitwisselbaarheid. P&O netwerk bijeenkomst 5 februari 2015 Generiek functiegebouw in relatie tot uitwisselbaarheid P&O netwerk bijeenkomst 5 februari 2015 Inleiding Anticiperen en reageren op uitwisselbaarheid Brillen 1. Ondernemersbril. Wat moet er volgens mij

Nadere informatie

De Ontslagprocedure WERKBEDRIJF. Afdeling Arbeids Juridische Dienstverlening (AJD) Maastricht

De Ontslagprocedure WERKBEDRIJF. Afdeling Arbeids Juridische Dienstverlening (AJD) Maastricht De Ontslagprocedure UWV WERKBEDRIJF Afdeling Arbeids Juridische Dienstverlening (AJD) Maastricht BEZOEKADRES UWV WERKBEDRIJF MAASTRICHT AFDELING AJD RANDWIJCKSINGEL 22 6229 EE MAASTRICHT TEL: 043 7506200

Nadere informatie

10. AFSPIEGELINGSBEGINSEL

10. AFSPIEGELINGSBEGINSEL 10. AFSPIEGELINGSBEGINSEL Inleiding Het afspiegelingsbeginsel is het verplichte criterium om bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen te bepalen welke werknemer binnen een categorie uitwisselbare

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 34013 30 juni 2016 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 23 juni 2016, nr. 2016-0000141518,

Nadere informatie

12. UITWISSELBARE FUNCTIES

12. UITWISSELBARE FUNCTIES 12. UITWISSELBARE FUNCTIES Inleiding In geval van een ontslagaanvraag bij UWV wegens bedrijfseconomische redenen vindt de selectie van voor ontslag voor te dragen werknemers plaats op grond van het afspiegelingsbeginsel.

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 45451 17 december 2015 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 7 december 25, 2015-0000300381,

Nadere informatie

Ontslag in crisistijd

Ontslag in crisistijd Ontslag in crisistijd Valkuilen en mogelijkheden Ontbijtsessie RRA 3 februari 2010 Maud Murrer Ontslag in crisistijd RRA Advocaten N.V. Kerkstraat 4 6367 JE Ubachsberg 045-5620540 www.rra.nl RRA Advocaten

Nadere informatie

MENTOR Power Edition, Afspiegelingsmodule UWV

MENTOR Power Edition, Afspiegelingsmodule UWV MENTOR Power Edition, Afspiegelingsmodule UWV Een toelichting bij het afspiegelingsprincipe bij ontslag van het UWV & De werking van de MENTOR Power Edition afspiegelingsmodule UWV Versie 1.5 1 mei 2007

Nadere informatie

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Besluit:

De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Besluit: Regeling van de Minister van Sociale Zaken van 14 juli 2009,, tot wijziging van het Ontslagbesluit betreffende verruiming van de mogelijkheid tot afwijking van het afspiegelingsbeginsel De Minister van

Nadere informatie

Als werkgever toe aan Collectief Ontslag? Let op de volgende Spelregels

Als werkgever toe aan Collectief Ontslag? Let op de volgende Spelregels Als werkgever toe aan Collectief Ontslag? Let op de volgende Spelregels Veel ondernemers krijgen in verband met de wereldwijde economische crisis te maken met teruglopende omzetten en/of resultaten. Helaas

Nadere informatie

De ontslagtaak van UWV na invoering van de Wet Werk en Zekerheid

De ontslagtaak van UWV na invoering van de Wet Werk en Zekerheid De ontslagtaak van UWV na invoering van de Wet Werk en Zekerheid AJD-congres, 28 november 2014 mr. J. Meijer, Manager Arbeids- en Ontslagrecht Landelijke afdeling Arbeidsjuridische dienstverlening Programma

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 33286 25 november 2014 Regeling van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 17 november 2014, 2014-0000102276,

Nadere informatie

Gevolgen concept-ontslagregeling voor payrollorganisaties

Gevolgen concept-ontslagregeling voor payrollorganisaties Gevolgen concept-ontslagregeling voor payrollorganisaties Inleiding Als onderdeel van het sociaal akkoord is afgesproken dat de regels met betrekking tot ontslag van een payrollmedewerker aangepast zullen

Nadere informatie

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/007

Rapport. Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/007 Rapport Datum: 13 januari 2006 Rapportnummer: 2006/007 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) te Arnhem bij beslissing van 15 oktober 2004 aan zijn werkgever

Nadere informatie

Handleiding Afspiegelingsbeginsel gemeente Amsterdam

Handleiding Afspiegelingsbeginsel gemeente Amsterdam (ingangsdatum 22 november 2016 ZD2016-008173) Handleiding Afspiegelingsbeginsel gemeente Amsterdam Inleiding In het Sociaal Plan Amsterdam (artikel 16.15 NRGA) staat beschreven dat er binnen de gemeente

Nadere informatie

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/20105. Datum 10 maart 2003

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid AV/IR/2003/20105. Datum 10 maart 2003 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1a DEN HAAG Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4 Telefoon (070) 333

Nadere informatie

Uitspraak. RECHTBANK BREDA Sector kanton. Locatie Bergen op Zoom. zaak/rolnr.: AZ VERZ beschikking d.d. 22 juli 2009.

Uitspraak. RECHTBANK BREDA Sector kanton. Locatie Bergen op Zoom. zaak/rolnr.: AZ VERZ beschikking d.d. 22 juli 2009. Werkgever verzoekt ontbinding van de arbeidsovereenkomst met werknemer o.g.v. bedrijfseconomische omstandigheden. Werknemer betoogt dat werkgever bij de reorganisatie het afspiegelingsbeginsel op onjuiste

Nadere informatie

Payrolling. November 2009

Payrolling. November 2009 Payrolling November 2009 mr J. Brouwer De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel is noch de auteur noch Boers Advocaten aansprakelijk voor

Nadere informatie

10. AFSPIEGELINGSBEGINSEL

10. AFSPIEGELINGSBEGINSEL 10. AFSPIEGELINGSBEGINSEL Inleiding Het afspiegelingsbeginsel is het verplichte criterium om bij een ontslag om bedrijfseconomische redenen te bepalen welke werknemer binnen een categorie uitwisselbare

Nadere informatie

Nieuw Arbeidsrecht Hoe zit het nu en hoe gaat het worden?

Nieuw Arbeidsrecht Hoe zit het nu en hoe gaat het worden? Nieuw Arbeidsrecht Hoe zit het nu en hoe gaat het worden? Op 18 februari 2014 is de Wet Werk en Zekerheid aangenomen. Op internet zijn veel plukjes informatie te vinden. Hieronder volgt een overzicht van

Nadere informatie

Ontslag na doorstart faillissement

Ontslag na doorstart faillissement Ontslag na doorstart faillissement december 2006 mr De auteur heeft grote zorgvuldigheid betracht in het weergeven van delen uit het geldende recht. Evenwel noch de auteur noch kan aansprakelijk worden

Nadere informatie

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Deel 1: Beleidsregels Ontslagtaak UWV / 17

Inhoudsopgave. Voorwoord / 5. Deel 1: Beleidsregels Ontslagtaak UWV / 17 Voorwoord / 5 Deel 1: Beleidsregels Ontslagtaak UWV / 17 1. Toepassingsbereik BBA / 18 1. Is het BBA van toepassing? / 20 2. Is toestemming voor opzegging nodig? / 22 3. Kan de toestemming geëffectueerd

Nadere informatie

Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling en Milieu

Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling en Milieu Ministerie van Arbeid, Technologische Ontwikkeling en Milieu Ontslag Onderdirektoraat Juridische en Internationale Zaken Secretariaat Ontslagcommissie Wagenwegstraat no.22 Paramaribo-Suriname Tel.:475241/471940

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Wijziging Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 2012

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Wijziging Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 2012 STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 2867 4 februari 2015 Wijziging Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 2012 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Nadere informatie

HET NIEUWE ARBEIDS- EN ONTSLAGRECHT De 7 belangrijkste wijzigingen

HET NIEUWE ARBEIDS- EN ONTSLAGRECHT De 7 belangrijkste wijzigingen HET NIEUWE ARBEIDS- EN ONTSLAGRECHT De 7 belangrijkste wijzigingen Introductie Met de komst van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) vinden per 1 januari en 1 juli 2015 ingrijpende veranderingen in het arbeids-

Nadere informatie

Notitie heroverweging van het Last-in/first-out beginsel bij bedrijfseconomisch ontslag

Notitie heroverweging van het Last-in/first-out beginsel bij bedrijfseconomisch ontslag Notitie heroverweging van het Last-in/first-out beginsel bij bedrijfseconomisch ontslag 1. Inleiding Op 18 december 2003 heeft de Tweede Kamer een motie van de leden Verburg, Weekers, Bakker en Noorman-den

Nadere informatie

UWV Werkgeverscongressen

UWV Werkgeverscongressen UWV Werkgeverscongressen 2018 Het afspiegelingsbeginsel Toetsingskader bedrijfseconomisch ontslag 1. De bedrijfseconomische reden 2. De ontslagvolgorde 3. De herplaatsingsmogelijkheden Uitgangspunt bij

Nadere informatie

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814.

Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. STAATSCOURANT Officiële uitgave van het Koninkrijk der Nederlanden sinds 1814. Nr. 16614 14 augustus 2012 Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 2012 31 juli 2012 Het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen,

Nadere informatie

Nieuwe keten- en anti-draaideurbepalingen in de CAR

Nieuwe keten- en anti-draaideurbepalingen in de CAR Nieuwe keten- en anti-draaideurbepalingen in de CAR Met ingang van 1 juli 2015 treedt het gewijzigde artikel 2:4 van de CAR in werking. Dit betreft de keten- en antidraaideurbepalingen zoals die met ingang

Nadere informatie

Ontslag. Informatie voor werknemers

Ontslag. Informatie voor werknemers Ontslag Informatie voor werknemers Foto: Francis Lukombo Wanneer mag u worden ontslagen? Voor ontslag van een werknemer heeft een werkgever goede redenen nodig. U mag dus niet zomaar worden ontslagen.

Nadere informatie

De positie van de tijdelijke krachten (flexwerkers):

De positie van de tijdelijke krachten (flexwerkers): VAN : Willem van Teeseling AAN : Bestuur en leden SNF BETREFT : Vernieuwingen in wetgeving in kader Wet werk en inkomen. DATUM : 13 juni 2014 C.C. : Op 11 juni 2014 is door de Eerste Kamer de wet aangenomen.

Nadere informatie

Arbeids- en ontslagrecht 9 december 2014 Chris van Wijngaarden

Arbeids- en ontslagrecht 9 december 2014 Chris van Wijngaarden Arbeids- en ontslagrecht 9 december 2014 Chris van Wijngaarden 2 Wet Werk en Zekerheid Ingrijpende wijzigingen in de regels voor het aangaan en opstellen van arbeidsovereenkomsten Ingrijpende wijzigingen

Nadere informatie

Stappenplan. Collectief ontslag. Deze whitepaper wordt u aangeboden door www.hrpraktijk.nl, dé online kennisbank voor personeelsmanagement

Stappenplan. Collectief ontslag. Deze whitepaper wordt u aangeboden door www.hrpraktijk.nl, dé online kennisbank voor personeelsmanagement Stappenplan Collectief ontslag Deze whitepaper wordt u aangeboden door www.hrpraktijk.nl, dé online kennisbank voor personeelsmanagement Inhoudsopgave 1. Wet melding collectief ontslag...3 2. Melden UWVWERKbedrijf...4

Nadere informatie

II Het dienstverband

II Het dienstverband II Het dienstverband Voorwaarden De onderwerpen in dit boek hebben betrekking op de situaties waarbij er sprake is van een - tijdelijk of vast - dienstverband. Er is sprake van een dienstverband als er

Nadere informatie

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991

ECLI:NL:RBNHO:2016:4991 ECLI:NL:RBNHO:2016:4991 Instantie Datum uitspraak 20-06-2016 Datum publicatie 04-07-2016 Rechtbank Noord-Holland Zaaknummer 4983481 / OA VERZ 16-101 Rechtsgebieden Bijzondere kenmerken Inhoudsindicatie

Nadere informatie

Infokaart. Flexwet. voor en door professionals. Een product van De Unie

Infokaart. Flexwet. voor en door professionals. Een product van De Unie Infokaart voor en door professionals Flexwet Een product van De Unie De Wet Flexibiliteit en Zekerheid (Flexwet) is indertijd ingesteld met als doel: de werkgever de mogelijkheid te bieden meer flexibiliteit

Nadere informatie

Werknemer: degene met wie werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan en op wie een van de CAO s van AkzoNobel in Nederland van toepassing is

Werknemer: degene met wie werkgever een arbeidsovereenkomst is aangegaan en op wie een van de CAO s van AkzoNobel in Nederland van toepassing is Sociaal Plan AkzoNobel in Nederland 2014-2016 AkzoNobel en vakorganisaties streven naar het behouden van werkgelegenheid bij reorganisaties. Voor die situaties waar behoud van werkgelegenheid onverhoopt

Nadere informatie

15. ONTSLAGEN IN DE UITZENDSECTOR (BIJLAGE B)

15. ONTSLAGEN IN DE UITZENDSECTOR (BIJLAGE B) 15. ONTSLAGEN IN DE UITZENDSECTOR (BIJLAGE B) Inleiding Als onderdeel van de invoering van de Wet Flexibiliteit en zekerheid per 1 januari 1999 is voor de uitzendsector een bijzondere regeling in het Ontslagbesluit

Nadere informatie

1. Ontslag. 1.1 Inleiding. 1.2 De arbeidsovereenkomst

1. Ontslag. 1.1 Inleiding. 1.2 De arbeidsovereenkomst 1. Ontslag 1.1 Inleiding In Nederland kennen wij een duaal ontslagstelsel. Dat betekent dat een werkgever die een werknemer wil ontslaan twee wegen kan bewandelen. De werkgever kan UWV WERKbedrijf (het

Nadere informatie

Ontslagzaken na de invoering van de Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015

Ontslagzaken na de invoering van de Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015 Ontslagzaken na de invoering van de Wet werk en zekerheid per 1 juli 2015 Op 1 juli 2015 treedt het belangrijkste deel van de Wet werk en zekerheid in werking: de herziening van het ontslagrecht. Hoe die

Nadere informatie

Reorganiseren en de WWZ 11 mei 2015

Reorganiseren en de WWZ 11 mei 2015 Reorganiseren en de WWZ 11 mei 2015 Inleiding Het zal u niet zijn ontgaan. Begin dit jaar is het eerste gedeelte van de Wet Werk en Zekerheid (hierna: WWZ) in werking getreden. Zo maar een paar veranderingen:

Nadere informatie

Whitepaper Wet werk en zekerheid

Whitepaper Wet werk en zekerheid Whitepaper Wet werk en zekerheid Als gevolg van de Wet Werk en Zekerheid staat u als directeur of bestuur een aantal ingrijpende veranderingen te wachten, onder meer ten aanzien van het ontslagrecht, sociale

Nadere informatie

Veranderingen Arbeidsrecht 2015

Veranderingen Arbeidsrecht 2015 Veranderingen Arbeidsrecht 2015 De positie van de tijdelijke krachten (flexwerkers) Tijdelijke contracten, ketenbepaling Tot nu toe kon een medewerker op basis van een tijdelijk contract worden aangenomen.

Nadere informatie

Rapport. Datum: 30 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/374

Rapport. Datum: 30 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/374 Rapport Datum: 30 augustus 1999 Rapportnummer: 1999/374 2 Klacht Op 18 mei 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer B. te Hellevoetsluis, ingediend door de heer mr. T.G.M. Gersjes,

Nadere informatie

Inleiding in het ontslagrecht

Inleiding in het ontslagrecht I Inleiding in het ontslagrecht Het Nederlandse ontslagrecht kent vier wijzen waarop een arbeidsovereenkomst kan eindigen. De eerste en meest voorkomende wijze van beëindiging is de beëindiging met wederzijds

Nadere informatie

Kwaliteitsslag bij reorganisaties

Kwaliteitsslag bij reorganisaties Kwaliteitsslag bij reorganisaties Maruca Overdijk Mareine Callemeijn Roermond, 19 juni 2013 1 2 Reorganisatie Onderwerpen > Historie preventieve ontslagtoets > Getallen > Beleidsregels UWV en uitzonderingen

Nadere informatie

Het ontslagrecht per 1 juli 2015

Het ontslagrecht per 1 juli 2015 Het ontslagrecht per 1 juli 2015 Noordam Advocatuur mr. dr. A.J. Noordam Het Europese en Nederlandse arbeidsrecht biedt in grote mate bescherming aan de werknemer. Met name het ontslag van werknemers is

Nadere informatie

Wet Werk en Zekerheid

Wet Werk en Zekerheid Wet Werk en Zekerheid Wijzigingen per 1 januari 2015 De plannen om het arbeidsrecht te hervormen gaan nu concrete vormen aannemen. De Eerste en Tweede Kamer hebben ingestemd met het wetsvoorstel Wet Werk

Nadere informatie

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mr. A.J. de Geus Postbus 90801 2509 LV Den Haag. Geachte heer De Geus,

Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mr. A.J. de Geus Postbus 90801 2509 LV Den Haag. Geachte heer De Geus, Bezuidenhoutseweg 60 postbus 90405 2509 LK Den Haag tel. 070-3499 577 fax 070-3499 796 e-mail: j.hamaker@ser.nl Aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid mr. A.J. de Geus Postbus 90801 2509

Nadere informatie

10 Tips bij een reorganisatie

10 Tips bij een reorganisatie Marianne Eisma advocaat legal 10 Tips bij In het Arbeidsrecht gaat het erom het juiste proces te volgen om het uiteindelijke doel te bereiken. U moet daarvoor de tijd nemen, te snelle en niet goed voorbereide

Nadere informatie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 11 september TAZ/U / Lbr. 19/067 LOGAnr 19/ Cao Ontslagcommissie

Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad. 11 september TAZ/U / Lbr. 19/067 LOGAnr 19/ Cao Ontslagcommissie Brief aan de leden T.a.v. het college en de raad Datum 11 september 2019 Kenmerk TAZ/U201900706/ Lbr. 19/067 LOGAnr 19/08 Telefoon 070-3738393 Bijlage(n) 2 Onderwerp Cao Ontslagcommissie Samenvatting Op

Nadere informatie

Rapport. Datum: 24 september 1999 Rapportnummer: 1999/414

Rapport. Datum: 24 september 1999 Rapportnummer: 1999/414 Rapport Datum: 24 september 1999 Rapportnummer: 1999/414 2 Klacht Op 24 maart 1999 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van de heer K. te Rotterdam, ingediend door FNV Bondgenoten te Rotterdam,

Nadere informatie

Wet Werk & Zekerheid: De nieuwe ontslagprocedure via UWV

Wet Werk & Zekerheid: De nieuwe ontslagprocedure via UWV Wet Werk & Zekerheid: De nieuwe ontslagprocedure via UWV 19 mei 2015 mr. J. Meijer, Manager Arbeids- en Ontslagrecht Landelijke afdeling Arbeidsjuridische dienstverlening Programma Hoofdlijnen ontslagrecht

Nadere informatie

Ontslagrecht en dossiervorming. Corine Oerlemans 26 november 2013

Ontslagrecht en dossiervorming. Corine Oerlemans 26 november 2013 Ontslagrecht en dossiervorming Corine Oerlemans 26 november 2013 Beëindiging arbeidsovereenkomst Er zijn in principe 4 manieren om de arbeidsovereenkomst met een werknemer te beëindigen. Elk met een eigen

Nadere informatie

UWV ontslagprocedure in de Wet werk en zekerheid

UWV ontslagprocedure in de Wet werk en zekerheid UWV ontslagprocedure in de Wet werk en zekerheid Dinsdag 30 juni 2015 Transitienacht van de arbeid Mr. M.A.I. (Monique) Gerards Mr.drs. A.A.J. (Alfons) Kouwenhoven Ontslagcijfers 2009-2015 Overzicht ontslagroutes

Nadere informatie

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Amsterdam. Datum: 29 november 2011. Rapportnummer: 2011/350

Rapport. Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Amsterdam. Datum: 29 november 2011. Rapportnummer: 2011/350 Rapport Rapport over het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen uit Amsterdam Datum: 29 november 2011 Rapportnummer: 2011/350 2 Onderzoek Op 21 juli 2011 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift

Nadere informatie

Notitie Toelichting op het mobiliteitsbeleid

Notitie Toelichting op het mobiliteitsbeleid Notitie Toelichting op het mobiliteitsbeleid Aanleiding In het afgelopen schooljaar 2010-2011 is O2A5 geconfronteerd met een daling van het aantal leerlingen. Deze krimp had tot gevolg dat er voor één

Nadere informatie

HEADLINE FEATURES: WET WERK EN ZEKERHEID

HEADLINE FEATURES: WET WERK EN ZEKERHEID HEADLINE FEATURES: WET WERK EN ZEKERHEID Status augustus 2014 1. DOEL EN ACHTERGROND WETSWIJZIGING De Wet Werk en Zekerheid is inmiddels door de eerste en tweede kamer geadopteerd en zal in drie tranches

Nadere informatie

Wet werk en zekerheid

Wet werk en zekerheid Wet werk en zekerheid Ingangsdatum 1 januari 2015 Concurrentiebeding Concurrentiebeding (zonder nadere motivering) is mogelijk in arbeidscontracten voor bepaalde en onbepaalde tijd. In bepaalde tijd contracten

Nadere informatie

Beëindiging van de arbeidsovereenkomst

Beëindiging van de arbeidsovereenkomst Beëindiging van de arbeidsovereenkomst Het huidige arbeidsrecht Het arbeidsrecht kent een gesloten stelsel van ontslagrecht. Dit betekent dat een arbeidsovereenkomst alleen op de in de wet geregelde manieren

Nadere informatie

Maatwerk bij het bepalen van de ontslagvolgorde: nu en na de WWZ

Maatwerk bij het bepalen van de ontslagvolgorde: nu en na de WWZ Maatwerk bij het bepalen van de ontslagvolgorde: nu en na de WWZ Vereniging voor Arbeidsrecht Bijeenkomst 22 mei 2014 René Hampsink & Marloes Diepenbach 1 Prak:jk behoe;e aan meer flexibiliteit Wijziging

Nadere informatie

2. Regels met betrekking tot een redelijke grond voor ontslag als bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek

2. Regels met betrekking tot een redelijke grond voor ontslag als bedoeld in artikel 669 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek Ontslagregeling 1. Algemene bepalingen Artikel 1. Begripsbepalingen In deze regeling wordt verstaan onder: a. bedrijfseconomische omstandigheden: bedrijfseconomische omstandigheden als bedoeld in artikel

Nadere informatie

Werkgever & Ontslag. Informatie voor werkgevers over ontslag. 1. Inleiding

Werkgever & Ontslag. Informatie voor werkgevers over ontslag. 1. Inleiding Informatie voor werkgevers over ontslag Werkgever & Ontslag 1. Inleiding Deze folder geeft een globaal overzicht van wettelijke bepalingen voor het beëindigen van een arbeidsovereenkomst, zoals die gelden

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2006

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2006 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2006 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen juli 2007 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De gegevens

Nadere informatie

Rapport. Datum: 29 april 1998 Rapportnummer: 1998/139

Rapport. Datum: 29 april 1998 Rapportnummer: 1998/139 Rapport Datum: 29 april 1998 Rapportnummer: 1998/139 2 Klacht Op 4 december 1997 ontving de Nationale ombudsman een verzoekschrift van mevrouw T. te Roosendaal, met een klacht over een gedraging van de

Nadere informatie

Nieuwsbrief juli 2014 Wet Werk en Zekerheid

Nieuwsbrief juli 2014 Wet Werk en Zekerheid Nieuwsbrief juli 2014 Wet Werk en Zekerheid De Eerste Kamer heeft het wetsvoorstel met veranderingen in het arbeidsrecht aangenomen. Aanvankelijk zou een deel van de wijzigingen ingaan op 1 juli 2014,

Nadere informatie

Wet werk en zekerheid

Wet werk en zekerheid Wet werk en zekerheid Wijzigingen per 1 januari 2015 1. Proeftijd Een proeftijd bij een arbeidsovereenkomst voor zes maanden of korter is nietig. Hiervan kan niet bij cao worden afgeweken. Bij een arbeidsovereenkomst

Nadere informatie

Nieuwsbrief, december 2014

Nieuwsbrief, december 2014 Nieuwsbrief, december 2014 Wijzigingen arbeidsrecht in 2015 Door de invoering van de Wet Werk en Zekerheid wordt het arbeidsrecht ingrijpend gewijzigd. De wijzigingen hebben gevolgen voor het bestaande

Nadere informatie

Artikel 11 Afspiegelingsbeginsel

Artikel 11 Afspiegelingsbeginsel Artikel 11 Afspiegelingsbeginsel 1. Voor zover het bij de te vervallen arbeidsplaatsen om uitwisselbare functies als bedoeld in artikel 13 gaat, komen per leeftijdsgroep binnen een categorie uitwisselbare

Nadere informatie

Casus 13 Kom op voor je recht

Casus 13 Kom op voor je recht Casus 13 Kom op voor je recht Een werkgever kan tegenwoordig niet meer alle beslissingen nemen die hij noodzakelijk acht in het kader van zijn bedrijfsvoering. Naar de factor arbeid moet in een aantal

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Wijzigingen arbeidsrecht: de nieuwe Wet Werk & Zekerheid

Wijzigingen arbeidsrecht: de nieuwe Wet Werk & Zekerheid Onze ref: 28-mar-2-wpa Wijzigingen arbeidsrecht: de nieuwe Wet Werk & Zekerheid Welke veranderingen vinden plaats? In juli 2014 is de nieuwe Wet Werk en zekerheid aangenomen. Vanaf 1 januari 2015 worden

Nadere informatie

Model plaatsingsprocedure EUR. 1. Inleiding

Model plaatsingsprocedure EUR. 1. Inleiding Model plaatsingsprocedure EUR 1. Inleiding Als onderdeel van het reorganisatieplan wordt in het formatie plan beschreven uit welke en hoeveel functies de nieuwe organisatie zal bestaan. Op basis daarvan

Nadere informatie

Twee jaar Wet Werk en Zekerheid

Twee jaar Wet Werk en Zekerheid Twee jaar Wet Werk en Zekerheid Top 10 van wat elke werkgever inmiddels zou moeten weten juni 2017 Inhoudsopgave 1. Proeftijd 2. Concurrentiebeding 3. Ketenregeling 4. Beëindiging arbeidsovereenkomst bepaalde

Nadere informatie

Wet werk en zekerheid een overzicht 1

Wet werk en zekerheid een overzicht 1 Wet werk en zekerheid een overzicht 1 Vanaf 1 januari 2015: wijzigingen voor flexwerkers Op 1 januari 2015 veranderen de regels voor tijdelijke arbeidscontracten, oproepcontracten en payrollcontracten.

Nadere informatie

Wet Werk en Zekerheid Wijzigingen per 1 juli 2015

Wet Werk en Zekerheid Wijzigingen per 1 juli 2015 Wet Werk en Zekerheid Wijzigingen per 1 juli 2015 Op 1 juli 2015 treedt het tweede deel van de Wet Werk en Zekerheid (WWZ) in werking. Het ontslagrecht wordt gemoderniseerd, er is sneller sprake van passend

Nadere informatie

Er is sprake van een arbeidsovereenkomst wanneer aan de volgende drie voorwaarden is voldaan:

Er is sprake van een arbeidsovereenkomst wanneer aan de volgende drie voorwaarden is voldaan: Arbeidsovereenkomst Na het arbeidsvoorwaardengesprek stelt een werkgever meestal een arbeidsovereenkomst op. Klakkeloos ondertekenen is niet verstandig. Wat houdt een arbeidsovereenkomst in en wat hoort

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2005 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2005 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen april 2005 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De

Nadere informatie

Wet Werk en Zekerheid

Wet Werk en Zekerheid Wet Werk en Zekerheid Nathalie van Goor Arbeidsrecht jurist Stand van zaken Wijzigingen per 1 januari 2015: Concurrentiebeding Proeftijd Bepaalde tijd contracten deel 1 Oproepcontracten deel 1 Wijzigingen

Nadere informatie

Bijlage 1 Jurisprudentieonderzoek in het kader van de evaluatie Wet arbeid en zorg

Bijlage 1 Jurisprudentieonderzoek in het kader van de evaluatie Wet arbeid en zorg Bijlage 1 Jurisprudentieonderzoek in het kader van de evaluatie Wet arbeid en zorg 1. Inleiding In deze notitie wordt de jurisprudentie over de Wet arbeid en zorg besproken. In deze per 1 december 2001

Nadere informatie

Reorganisatiecode Universiteit Leiden

Reorganisatiecode Universiteit Leiden Reorganisatiecode Universiteit Leiden 1. Voorbereidingsfase 2. Aankondiging 3. Uitwerkingsfase 4. Centraal overleg 5. Uitvoeringsfase 1. Voorbereidingsfase De voorgenomen reorganisatie wordt door de decentrale

Nadere informatie

Transitievergoeding: vloek of zegen?

Transitievergoeding: vloek of zegen? Transitievergoeding: vloek of zegen? Op 18 februari 2014 heeft de Tweede Kamer het wetsvoorstel Werk & Zekerheid aangenomen. Dit wetsvoorstel verandert o.a. het ontslagrecht, de inzet van flex-krachten

Nadere informatie

Wijzigingen Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) i.v.m. wijziging ketenbepaling en anti- draaideurbepaling Versie 18 mei 2015

Wijzigingen Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) i.v.m. wijziging ketenbepaling en anti- draaideurbepaling Versie 18 mei 2015 Bijlage bij B&W-flap d.d. 9 juni 2015, BD2015-007302 Wijzigingen Nieuwe Rechtspositieregeling Gemeente Amsterdam (NRGA) i.v.m. wijziging ketenbepaling en anti- draaideurbepaling Versie 18 mei 2015 De tekst

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2007

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2007 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2007 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen april 2008 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De

Nadere informatie

Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 2009

Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 2009 DD-NR 0909-909 Regelingen en voorzieningen CODE 2.1.4.611 Besluit beleidsregels ontslagtaak UWV 2009 tekst + toelichting bronnen Staatscourant 2009, nr. 10475, d.d. 14.7.2009 www.werk.nl datum inwerkingtreding

Nadere informatie

LEESWIJZER SOCIAAL PLAN VOOR PLAATSELIJKE MEDEWERKERS

LEESWIJZER SOCIAAL PLAN VOOR PLAATSELIJKE MEDEWERKERS LEESWIJZER SOCIAAL PLAN VOOR PLAATSELIJKE MEDEWERKERS Bij de totstandkoming van het Sociaal Plan voor Plaatselijke Medewerkers zijn zowel de werkgevers (vertegenwoordigd door de VKB) als werknemers (vertegenwoordigd

Nadere informatie

DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE 2.1.4.61

DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE 2.1.4.61 DD-NR Regelingen en voorzieningen CODE 2.1.4.61 vervallen: het gelijknamige bericht, datumnr 0801-088 Ontslagbesluit tekst bronnen Staatscourant 1998, 238 d.d. 11.12.1998 (nadien enkele malen gewijzigd)

Nadere informatie

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE > Retouradres Postbus 90801 2509 LV Den Haag De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE 2513AA22XA Postbus 90801 2509 LV Den Haag Anna van Hannoverstraat 4

Nadere informatie

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124

Rapport. Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124 Rapport Datum: 5 april 2006 Rapportnummer: 2006/124 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Centrale organisatie werk en inkomen Zaandam: 1. zijn gemachtigde een te korte termijn heeft gegeven om te reageren

Nadere informatie

Rapport. Datum: 16 februari 2007 Rapportnummer: 2007/033

Rapport. Datum: 16 februari 2007 Rapportnummer: 2007/033 Rapport Datum: 16 februari 2007 Rapportnummer: 2007/033 2 Klacht Verzoeker klaagt erover dat de Centrale organisatie werk en inkomen (CWI) de schijn van ongeoorloofde belangenverstrengeling van het Districtshoofd

Nadere informatie

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees

het College van Bestuur van C, gevestigd te D, verweerder, hierna te noemen de werkgever gemachtigde: de heer mr. B.J. van Hees 106796 - Beroep tegen ontslag wegens opheffing van de betrekking gegrond omdat de werkgever een onjuiste afvloeiingssystematiek hanteert; BVE in het geding tussen: UITSPRAAK de heer A, wonende te B, appellant,

Nadere informatie

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004

ONTSLAGSTATISTIEK. Jaarrapportage 2004 ONTSLAGSTATISTIEK Jaarrapportage 2004 Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Directie Arbeidsverhoudingen mei 2005 Inleiding Een arbeidsovereenkomst kan op verschillende wijzen eindigen. De gegevens

Nadere informatie

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris)

Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Uitspraak Geschillencommissie Financiële Dienstverlening nr. 2019-028 (mr. B.F. Keulen, voorzitter en mr. F.M.M.L. Fleskens, secretaris) Klacht ontvangen op : 12 februari 2018 Ingediend door : Consument

Nadere informatie