Artikel 2. Vaststelling en wijzigingen van het managementstatuut

Transcriptie

1 Managementstatuut Stichting R.K. Onderwijs Rijsbergen Artikel 1. Begripsbepalingen In dit managementstatuut wordt verstaan onder: a. stichting de Stichting R.K. Onderwijs Rijsbergen b. statuten de statuten van de stichting c. bestuur het bestuur van de stichting d. bevoegd gezag de stichting, vertegenwoordigd door het bestuur (zie artikel 1 en 55 WPO) in formele zin e. bevoegd gezag in materiële zin de directeur, voor zover het betreft de aan hem gemandateerde bevoegdheden f. school de onder het bevoegd gezag van de stichting staande RK Basisschool St. Bavo te Rijsbergen (nummer 17 XT) g. directeur de directeur van de school h. WPO de Wet op primair onderwijs i. MR de medezeggenschapsraad van de school Artikel 2. Vaststelling en wijzigingen van het managementstatuut 1. Alvorens het managementstatuut vast te stellen dan wel te wijzigen, voert het bestuur overleg met de directeur. Het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarin, wordt vastgesteld door het bestuur in een bestuursvergadering. 2. Het bestuur stelt de directeur in de gelegenheid advies uit te brengen over de vaststelling en iedere wijziging van het managementstatuut. 3. Het bestuur stelt de directeur zo spoedig mogelijk schriftelijk en met redenen omkleed op de hoogte of en in hoeverre het aan het uitgebrachte advies gevolg wil gegeven. 4. Indien het bestuur het advies niet of niet geheel wil volgen, stelt het de directeur in de gelegenheid met hem overleg te voeren, alvorens definitief over het advies te besluiten. Het bestuur brengt het definitieve besluit zo spoedig mogelijk ter kennis aan de directeur. Artikel 3. Inwerkingtreding en werkingsduur 1. Dit managementstatuut treedt in werking op 7 december 2018 en geldt voor onbepaalde tijd, onverlet de bevoegdheid van het bestuur tot intrekking of wijziging van dit statuut. 2. Elke twee jaar wordt de werking van het managementstatuut door het bestuur geëvalueerd. Versie 6.0: december 2018 Pagina 1

2 Artikel 4. Bestuur 1. Het bestuur bestuurt de stichting en voert als zodanig het bevoegd gezag over de school, een en ander met inachtneming van de statuten en de op basis daarvan vastgestelde regelingen, alsmede met inachtneming van de op de stichting en de school van toepassing zijnde wettelijke voorschriften en op basis daarvan vastgestelde regelingen. Het bestuur is voor alle aangelegenheden betreffende de school en de organisatie eindverantwoordelijk. Het bestuur bepaalt zelf - onder behoud van die verantwoordelijkheid - welke taken en bevoegdheden het in zijn naam wil laten uitvoeren door de directeur. Dat mandaat wordt in beeld gebracht in bijlage 1 (overzicht/matrix taken en bevoegdheden) bij het managementstatuut. Met betrekking tot de gemandateerde bevoegdheden wordt de directeur aangemerkt als bevoegd gezag in materiële zin. Artikel 5. Beleidsbepalend concept en bestuurlijke kaders 1. Het bestuur richt voor de school de verdeling van taken en bevoegdheden tussen het bestuur enerzijds en de directeur anderzijds in op basis van een beleidsbepalend bestuursconcept. Daaronder wordt verstaan dat het bestuur zich bezig houdt met het bepalen van de hoofdlijnen van beleid voor de stichting en de school en dat de directeur belast is met de beleidsvoorbereiding, de beleidsuitvoering en de dagelijkse leiding van de school. Daarbij geldt voorts dat beleidsbepaling door het bestuur geschiedt in nauwe samenspraak met de directeur. 2 Het bestuur kan kaders stellen voor de uitoefening van aan de directeur toe te kennen taken en bevoegdheden. Bij het stellen van dergelijke kaders beperkt het bestuur zich tot randvoorwaarden die de hoofdlijnen van beleid betreffen. Dergelijke kaders behoeven schriftelijke vastlegging. Artikel 6. Taken en bevoegdheden bestuur 1. Het bestuur oefent alle taken en bevoegdheden uit die hem bij of krachtens de wet toekomen behoudens de in het vierde lid van dit artikel bedoelde taken en bevoegdheden. 2. Het bestuur heeft de algemene eindverantwoordelijkheid voor de instandhouding van de school, de kwaliteit van het onderwijs en de bedrijfsvoering. 3. Het bestuur stelt het strategisch meerjarenbeleid vast, waarin op hoofdlijnen in ieder geval aandacht besteed wordt aan de organisatie, het functiebouwwerk, de huisvesting, het onderwijsbeleid, het toelatingsbeleid en het personeelsbeleid van de school. 4. Het bestuur verleent de directeur mandaat met betrekking tot de taken en bevoegdheden die staan vermeld in bijlage 1. Een wijziging van deze bijlage is aan te merken als een wijziging van het managementstatuut. Versie 6.0: december 2018 Pagina 2

3 Artikel 7. Taak/volmacht directeur 1. De directeur oefent de taken en bevoegdheden uit die door het bestuur overeenkomstig de bijlage 1 aan hem zijn gemandateerd. 2. De directeur oefent de taken en bevoegdheden uit met betrekking tot de toedeling, bestemming en aanwending van de bekostiging zoals deze zijn omschreven in artikel 9 van dit statuut. 3. De directeur heeft met inachtneming van de beleids- en financiële uitgangspunten, die door het bestuur zijn vastgesteld de volgende taken en bevoegdheden: Identiteit vaststellen van het beleid rondom expliciete uitingen van de R.K. identiteit; keuze van lesmethoden in relatie tot de identiteit; onderhouden van contacten met de parochie; Onderwijs & kwaliteit vaststellen van het leerstofaanbod; vaststellen van pedagogisch-didactische aanpak; keuze van een leerlingvolgsysteem en toetsingsinstrumenten; arrangeren van schoolbegeleiding; toepassen van de Leerplichtwet; vaststellen van het schoolondersteuningsprofiel; Personeel vaststellen van het formatieplan; vaststellen van het beleid t.a.v. werving & selectie; benoemen, schorsen en ontslaan van personeel; het voeren van functionerings- en beoordelingsgesprekken; vaststellen van het beleid met betrekking tot professionele ontwikkeling; vaststellen van arbeidsomstandighedenbeleid; vaststellen van taakbeleid, taaktoedeling en een werktijdenregeling; vaststellen van beleid met betrekking tot toelating van studenten die elders in opleiding zijn voor een functie in het onderwijs; verlenen van buitengewoon verlof; Organisatie & communicatie vaststellen van de schoolorganisatie; groepsindeling; vaststellen van de schoolgids; vaststellen van schooltijden en vakantieregeling. voeren van overleg met de medezeggenschapsraad; organisatie van de ouderparticipatie; organisatie van de Tussenschoolse Opvang (TSO); externe communicatie; Financiën & beheer aangaan van financiële verplichtingen binnen de begrotingsruimte; Versie 6.0: december 2018 Pagina 3

4 Huisvesting & materieel het in medegebruik geven van schoollokalen, niet zijnde verhuur in de zin van Titel 4 van Boek 7 van het Burgerlijk Wetboek; toetsen en faciliteren van onderhoudscontracten; aanschaffen van onderwijsleerpakket en meubilair; Maatschappelijk draagvlak het initiëren en voorleggen van beleidsvoorstellen aan het bestuur; het proactief informeren en adviseren van het bestuur; het namens het bestuur beleidsvoorbereidend/besluitvormend deelnemen, aan het directeurenoverleg, het lokaal educatief overleg (LEA) op bestuurlijk en directieniveau in de gemeente en het overleg voor Passend Onderwijs. 4. De directeur kan zich bij het uitoefenen van de aan hem toebedeelde taken en bevoegdheden laten ondersteunen door personen binnen of buiten de school. Dergelijke ondersteuning laat onverlet de eindverantwoordelijkheid van de directeur ter zake. 5. De directeur voert overigens alle taken en verantwoordelijkheden uit die in de bij zijn functie behorende functiebeschrijving zijn opgenomen. Artikel 8. Kaders voor de uitoefening van taken en bevoegdheden De directeur oefent de aan hem/haar opgedragen taken en bevoegdheden uit met inachtneming van: de van toepassing zijnde wetten, regelingen en CAO-bepalingen; de binnen de stichting geldende statuten en andere door het bestuur vastgestelde regelingen (zoals het huishoudelijk reglement, dit managementstatuut, het medezeggenschapsreglement e.d.); door het bestuur vastgesteld beleid; door het bestuur te stellen kaders voor beleid zoals aangegeven in de artikelen 5 en 6; algemene beginselen van behoorlijk bestuur zoals zorgvuldigheid, redelijkheid, motivering van besluiten, gelijke behandeling van gelijke gevallen, geen misbruik van bevoegdheid en dergelijke. Artikel 9; Regeling toedeling, bestemming en aanwending van de bekostiging 1. De directeur stelt in overleg met de penningmeester van het bestuur de begroting en de jaarrekening op. Het bestuur stelt de hoofdlijnen van het meerjaren financieel beleid, de (meerjaren) begroting en de jaarrekening vast. 2. De directeur is bevoegd uitgaven te doen met inachtneming van de door het bestuur vastgestelde begroting voor de school. Versie 6.0: december 2018 Pagina 4

5 Artikel 10. Verantwoording en informatie 1. De directeur legt eigener beweging en desgevraagd verantwoording af aan het bestuur ter zake van de inhoud, alsmede van de wijze waarop de aan hem opgedragen taken en bevoegdheden worden uitgeoefend. Voorts draagt de directeur er zorg voor dat het bestuur adequaat wordt geïnformeerd over alle aangelegenheden welke voor het bestuur van belang zijn. 2. Een vertegenwoordiging van het bestuur voert ten minste tweemaal per jaar een op informatieuitwisseling gericht overleg met de medezeggenschapsraad. 3. De directeur en het bestuur respecteren bij de verantwoording en informatieverstrekking de normen van bescherming van persoonsgegevens ten aanzien van personeelsleden en leerlingen. Artikel 11. Rapportage De directeur informeert het bestuur jaarlijks door middel van een managementrapportage over het verloop en de resultaten van het gevoerde beleid van de school. Artikel 12. Advies Het bestuur kan de directeur gevraagd en ongevraagd adviseren. Evenzo kan de directeur het bestuur gevraagd en ongevraagd adviseren. Artikel 13. Toezicht 1. Het bestuur houdt uit hoofde van zijn eindverantwoordelijkheid voor de stichting toezicht op het beleid van de directeur en op de algemene gang van zaken binnen de stichting en de school, een en ander met het oog op de belangen van de stichting en de school. Het bestuur kan derhalve aangemerkt worden als het toezichthoudend orgaan in de zin van artikel 17a tot en met 17c WPO. 2. In het kader van het toezicht kan het bestuur ook naast het gestelde in artikel 10 de directie om informatie vragen en ter verantwoording roepen. Het gestelde in artikel 10 lid 3 blijft daarbij van kracht. Artikel 14. Schorsing en vernietiging van besluiten 1. Het bestuur kan besluiten van de directeur wegens strijdigheid met de kaders gesteld in artikel 8 van dit statuut en/of wegens mogelijke schade aan de belangen van de stichting of de school bij gemotiveerd besluit geheel of gedeeltelijk vernietigen. Alvorens het bestuur overgaat tot gehele of gedeeltelijke vernietiging van een besluit, vindt hierover overleg plaats met de directeur. 2. Het bestuur kan een besluit van de directeur dat naar het oordeel van het bestuur voor vernietiging in aanmerking komt, geheel of gedeeltelijk schorsen. Alvorens het bestuur overgaat tot gehele of gedeeltelijke schorsing van een besluit, vindt hierover overleg plaats met de directeur. 3. Wanneer het bestuur na schorsing van een besluit van de directeur niet besluit tot vernietiging van dat besluit vervalt de schorsing na zes weken. Versie 6.0: december 2018 Pagina 5

6 Artikel 15. Overleg 1. Het bestuur en de directeur komen regelmatig in overleg bijeen ter bespreking van de zaken als bedoeld in de voorgaande artikelen alsmede andere kwesties die de stichting of de school aangaan. Bijlage 1 dient als leidraad voor dit overleg. 2. De agendering en voorbereiding van de vergaderingen bedoeld in lid 1 berusten bij de secretaris van het bestuur, in overleg met de voorzitter en de directeur. 3. Het in dit artikel bedoelde overleg laat onverlet de bevoegdheid van het bestuur om daarnaast vergaderingen van het bestuur te beleggen. Artikel 16. Functioneringsgesprekken en beoordelingsregeling 1. Minimaal twee leden uit het bestuur (waaronder in beginsel de voorzitter), houden ten minste een maal per jaar een functioneringsgesprek met de directeur. Daarin komt ten minste aan de orde de wijze waarop de directeur de opgedragen taken en bevoegdheden (bijlage 1) heeft uitgeoefend, alsmede de opstelling van het bestuur ter zake. 2 Het bestuur kan een beoordelingsregeling, met daarin opgenomen beoordelingssancties en - criteria, opstellen voor de directeur. Beoordelingsgesprekken op basis van deze regeling met de directeur worden gevoerd door minimaal twee leden uit het bestuur (waaronder in beginsel de voorzitter). Deze leden van het bestuur brengen een advies omtrent beoordeling en toepassing van beoordelingssancties uit aan het bestuur. De beoordeling wordt vastgesteld door het bestuur. Artikel 17. Slotbepaling 1. Het managementstatuut treedt voor het eerst in werking op de dag volgend op de dag waarop dit statuut door het bestuur is vastgesteld. 2. Een tussentijdse wijziging van het managementstatuut dan wel de verlenging treedt in werking op de dag volgend op de dag waarop het bestuur tot wijziging dan wel verlenging heeft besloten. 3. In gevallen waarin dit managementstatuut niet voorziet, beslist het bestuur. 4. Het bestuur draagt er zorg voor dat een exemplaar van het managementstatuut in het gebouw van de school ter inzage beschikbaar is op een voor een ieder toegankelijke plaats. Het bestuur zendt een exemplaar van het managementstatuut, alsmede elke wijziging daarvan, zo spoedig mogelijk na de vaststelling ter kennisneming aan de onderwijsinspectie. Aldus vastgesteld en ondertekend d.d. 6 december 2018 T.H.F. de Beer voorzitter I. Witte secretaris Versie 6.0: december 2018 Pagina 6