Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Ruimtelijk Veiligheidsrapport"

Transcriptie

1 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Nieuw watergebonden en gemengd regionaal bedrijventerrein Heirenbroek Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel

2 INHOUDSTAFEL 0. RAPPORTGEGEVENS ADMINISTRATIEVE GEGEVENS DOELSTELLING STRUCTUUR VAN HET RAPPORT ALGEMEEN DEEL INLEIDING ALGEMENE DOELSTELLINGEN EN VERANTWOORDING VAN HET PROJECT RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN VLAANDEREN NADERE UITWERKING ECONOMISCH NETWERK ALBERTKANAAL GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR VOOR HET BEDRIJVENTERREIN HEIRENBROEK VISIE ONTSLUITING EN OVERIGE WEGENIS MOTIEVEN OPMAAK BESCHRIJVING EN VERGELIJKING ALTERNATIEVEN RISICO S ZWARE ONGEVALLEN INLEIDING METHODIEKEN INLEIDING TOT EXTERNE VEILIGHEID TOEPASSING IN EEN RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT INLEIDING METHODIEK BESCHRIJVING STUDIEGEBIED AFBAKENING EN SITUERING SITUERING OP HET GEWESTPLAN GEVOELIGE OMGEVINGSOBJECTEN EXTERNE GEVARENBRONNEN EVALUATIE SEVESO-BEDRIJVEN OP DE GEPLANDE BEDRIJVENTERREINEN IDENTIFICATIE GEPLANDE BEDRIJVENTERREINEN SEVESO-ACTIVITEITEN OP HEIRENBROEK MENSRISICO S SEVESO-ACTIVITEITEN OP HEIRENBROEK DOMINO-EFFECTEN MILIEURISICO S ANALYSE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN... 39

3 3. LEEMTEN IN DE KENNIS ALGEMEEN BESLUIT INLEIDING SAMENVATTING EN BESLUIT SAMENVATTING Directe mensrisico s Indirecte mensrisico s Domino-effecten Milieurisico s Analyse van de stedenbouwkundige voorschriften ALGEMEEN BESLUIT... 3 BIJLAGEN

4 FIGUREN Figuur 2.1: criteria voor het groepsrisico 4 Figuur 2.2 : schematische voorstelling van evaluatiemethodiek 7 TABELLEN Tabel 2.1: criteria voor het plaatsgebonden risico 2 Tabel 2.2: Bevolkingsgegevens Herentals, Grobbendonk en Herenthout. 11 Tabel 2.3: Ligging relevante BPA s in het studiegebied 13 Tabel 2.4: Bevolkingsgegevens van kwetsbare locaties binnen het studiegebied 14 Tabel 2.5: Natuurgebieden binnen het studiegebied 15 Tabel 2.6 : Overzicht relevante pijpleidingen 18 Tabel 2.7: Faaldata uit het Handboek Kanscijfers 28 Tabel 2.8 : berekende grenswaarden wegtransport m.b.t. domino-effecten 33 Tabel 2.9 : berekende grenswaarden scheepstransport m.b.t. domino-effecten 34 Tabel 2.10 : faalkansen voor ondergrondse pijpleidingen volgens het Handboek Kanscijfers (2004) 35

5 LIJST MET AFKORTINGEN ADR BLEVE BPA EEG ENA IRC LNE LPG QRA OVR RSV RUP RVR RWO SWA-VR TNT Accord Européen relative au Transport International des Marchandises Dangereuses par Route Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion Bijzonder Plan van Aanleg Europese Economische Gemeenschap Economisch Netwerk Albertkanaal IsoRisico Contouren Departement Leefmilieu Natuur en Energie Liquified Petroleum Gas Kwantitatieve Risico Analyse Omgevingsveiligheidsrapport Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Ruimtelijk UitvoeringsPlan Ruimtelijk VeiligheidsRapport Ruimtelijke Ordening, Wonen en Onroerend erfgoed Ruimtelijke Planning Veiligheidsrapport in het kader van het Samenwerkingsakkoord trinitrotolueen

6 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Economisch Netwerk Albertkanaal Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel

7 1. INLEIDING BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED SITUERING POPULATIE MILIEU-RELEVANTE ASPECTEN EXTERNE GEVARENBRONNEN DEELONDERZOEKEN EXTERNE VEILIGHEID IN HET RVR ZONERING SEVESO ACTIVITEITEN OP HET BESTAAND INDUSTRIETERREIN -MENSRISICO S DOMINO-EFFECTEN ONTWIKKELINGEN VAN SEVESO-ACTIVITEITEN MILIEURISICO S AANBEVELINGEN VOOR HET MOGELIJKE GRUP BEOORDELING EN BESLUIT ALGEMEEN AANDACHTSPUNTEN BIJLAGE 1 : OVERZICHTSKAART... 11

8 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 1. INLEIDING In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen 1 werd in september 2001 het planningsproces Nadere uitwerking van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA) opgestart. Dit proces werd afgerond in september In dit proces werd voor het ganse gebied gewerkt aan een concrete en geïntegreerde visie op de ruimtelijk-economische ontwikkeling en aan de wijze waarop netwerkvorming gestimuleerd kan worden. In functie hiervan werden plaats en rol aangeduid van nieuwe en bestaande bedrijventerreinen. Prioritair zijn er 13 bijkomende bedrijventerreinen al dan niet in samenhang met herstructurering van een bestaand terrein, geïdentificeerd. Naar aanleiding van een beslissing, genomen door de Vlaamse regering, over de nadere uitwerking van het ENA is de afdeling Ruimtelijke Planning van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) van het de Vlaamse Overheid gestart met de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP s). Een bijkomende actie, voortvloeiend uit de beslissing van de Vlaamse regering betreft de opmaak van een Ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) voor het gehele projectgebied. Het Vlaams Gewest heeft het initiatief genomen om een aanvang te maken met het opstellen van een Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR). Dit RVR beschrijft het geplande bedrijventerrein Heirenbroek te Herentals. Het regionaal bedrijventerrein Heirenbroek is een onderdeel van de gewenste ruimtelijke economische structuur en is aangeduid als te ontwikkelen locatie voor de vestiging van watergebonden en regionale bedrijven. De functie voor het gebied is vastgelegd door de ruimtevraag voor economische bedrijvigheid vanuit het RSV. Deze ontwikkelingsperspectieven worden met het in werking treden van een GRUP juridisch bindend en zullen zo de basis leggen voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. De gewenste ruimtelijke structuur voor het bedrijventerrein Hannekenshoek is in de ENA studie beschreven. Onderhavig rapport is een studie vanuit het oogpunt externe veiligheid. Een GRUP voor dit projectgebied is in de huidige situatie nog niet opgemaakt. In onderhavig rapport wordt het geplande bedrijventerrein Heirenbroek geëvalueerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. Dit terrein is een door de Vlaamse Overheid reeds definitief beslist terrein maar het RUP is nog niet gereed. In het bijzonder komen volgende elementen in deze evaluatie aanbod: Bespreking van de methodieken die gebruikt worden met betrekking tot de bepaling en evaluatie van de impact van het herstructureringsvoorstel op het externe risicobeeld; Inventarisatie en bespreking van de relevante objecten gesitueerd binnen het projectgebied en omgeving (studiegebied); SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 1 Projectnummer : EINDRAPPORT

9 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Bepaling en evaluatie van de impact van het herstructureringsvoorstel op het bestaande risicobeeld en de mogelijkheid tot inplanting van toekomstige Seveso-bedrijven in het projectgebied; Aanbevelingen met betrekking tot de uitvoering van de herstructurering vanuit het oogpunt externe veiligheid; 2. BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED In het kader van de evaluatie van de impact van het project op de omgeving, is de bespreking van het studiegebied van belang. In onderstaande paragrafen worden dan ook verschillende aspecten van de ruimtelijke situering van het bedrijventerrein Heirenbroek behandeld. Tevens zal getracht worden rekening te houden met gekende mogelijk relevante toekomstige ontwikkelingen in de omgeving van het project. Als belangrijkste informatiebron zullen de ruimtelijke structuurplannen van de betreffende gemeentes gehanteerd worden. 2.1 SITUERING Het studiegebied situeert zich in volgende gemeenten : Herentals; Herenthout Grobbendonk Vorselaar Het projectgebied is gelegen op grondgebied van Herentals. Het gebied wordt begrensd als volgt: het woongebied centrum van Herentals in het noorden aan de overzijde van het Albertkanaal; ten zuiden agrarisch gebied en woonzone Krakelaarsveld en aan de Lange Eerselstraat zonevreemde woningen en een bufferzone ten opzichte van het bedrijventerrein Klein Gent; ten oosten woonwijk St. Janneke/Veldhoven en het woonwagenterrein Heirenbroek; ten westen ligt een bestaand regionaal bedrijventerrein, de spoorlijn 15 naar Herentals en de Lierseweg (N13). Het studiegebied in het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportering wordt afgebakend door een 2 km perimeter rondom het projectgebied (zie kaart bijlage 1). 1 Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is een wetenschappelijk onderbouwde visie over hoe Vlaanderen moet omgaan met de schaarse ruimte om een zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 2 Projectnummer : EINDRAPPORT

10 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Met betrekking tot externe veiligheid zijn de zogenaamde aandachtsgebieden van belang 2 : Gebieden met woonfunctie: 1. woongebied, bepaald volgens artikels 5 en 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening (dit zijn de gebieden die op de gewestplannen, ruimtelijke uitvoeringsplannen of bijzondere plannen van aanleg geheel of gedeeltelijk rood ingekleurd zijn); 2. groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen, in andere gebieden dan vermeld onder het eerste punt (m.a.w. zonevreemde woonclusters). Met ruimtelijk aaneengesloten geheel wordt hier bedoeld dat de wooneenheden zeer dicht bij elkaar moeten gelegen zijn. Als vuistregel geldt dat de kortste afstand tussen vaste gevels van naast elkaar gelegen wooneenheden niet groter mag zijn dan 50 m. Kwetsbare locaties (alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen bevinden); Door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden, waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn (recreatiegebieden, sportstadia,...); Waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden: één van de volgende gebieden: 1. de speciale beschermingszones, de definitief vastgestelde gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone en de waterrijke gebieden van internationale betekenis overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; 2. natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; Seveso-bedrijven; Transportstromen van gevaarlijke stoffen; Externe gevarenbronnen: een element in de omgeving dat de oorzaak kan vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting zoals pijpleidingen, windturbines, hoogspanningsleidingen, LPG-tankstations, etc. Opgemerkt dient te worden dat personenvervoer eveneens een aandachtsgebied is. Evenwel kan opgemerkt worden dat personenvervoer vandaag enkel in rekening wordt gebracht bij de bepaling van het groepsrisico. Ervaring leert dat het personenvervoer zelden een probleem oplevert in het kader van het groepsrisico. Bijgevolg wordt het personenvervoer niet verder besproken in het RVR. 2 Aandachtsgebieden zoals gedefinieerd in het Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage (BS 19/06/2007) SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 3 Projectnummer : EINDRAPPORT

11 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 2.2 POPULATIE In het rapport wordt de populatie in het studiegebied besproken. Het betreft een inventarisatie van de gebieden met woonfunctie, kwetsbare locaties en door het publiek bezochte gebouwen en gebieden. Tevens wordt rekening gehouden met mogelijk toekomstige projecten, zoals weergegeven in de ruimtelijke structuurplannen van de betreffende gemeenten. In de omgeving van het projectgebied en binnen het studiegebied zijn verschillende woonkernen gelegen van Herentals, Grobbendonk en Herenthout. In het geplande bedrijventerrein Heirenbroek zijn enkele zonevreemde woningclusters gelegen. Op basis van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Grobbendonk wordt één relevante zonevreemde woningcluster geïdentificeerd. Binnen het studiegebied bevinden zich 3 mogelijk relevante gebieden bestemd volgens het gewestplan als dagrecreatiegebied. Deze 3 gebieden werden opgenomen in de analyse. Gebied 1 betreft een recreatiegebied te Herenthout waarvan geen informatie bekend is wegens het ontbreken van het GRS. Gebied 2 betreft een sportcentrum ten westen van Heirenbroek. Gebied 3 betreft een groot sportcentrum van het Bloso. Binnen het studiegebied rond het bedrijventerrein Heirenbroek zijn er enkele BPA s aanwezig. Het betreft de inrichting van twee sportzones in recreatiegebied en twee woonwagenparken waarvan één in agrarisch gebied en één in bufferzone. Binnen het studiegebied, zijn geen relevante wijzingen van recreatie in het kader van ruimtelijke veiligheid in het GRS van Grobbendonk en Herentals opgenomen. Over de gemeente Herenthout en Vorselaar is geen informatie hieromtrent bekend. In het studiegebied zijn eveneens 8 scholen, een rusthuis en een ziekenhuis gelegen. In bijlage 1 aan deze samenvatting worden de relevante gebieden weergegeven op kaart. 2.3 MILIEU-RELEVANTE ASPECTEN In het kader van veiligheidsrapportage worden volgende gebieden als milieu-relevant beschouwd in het kader van de Seveso-richtlijn erkende natuurreservaten; vogel- en habitatrichtlijngebieden; Ramsargebieden; oppervlaktewater. SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 4 Projectnummer : EINDRAPPORT

12 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Binnen het studiegebied kunnen volgende natuurgebieden onderscheiden worden: Het habitatrichtlijngebied : Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden. Er zijn geen Ramsargebieden in de omgeving van het projectgebied. Doorheen het studiegebied stromen, buiten het Albertkanaal en het Kanaal Herentals Bocholt, een groot aantal beken uit het stroomgebied van de Nete. In bijlage 1 aan deze samenvatting worden de relevante gebieden weergegeven op kaart. 2.4 EXTERNE GEVARENBRONNEN De externe gevarenbronnen zijn elementen of activiteiten in de omgeving die de oorzaak kunnen vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting (zie definitie). Voor het projectgebied werden volgende externe gevarenbronnen geïdentificeerd en besproken De Seveso bedrijven; Gevaarlijk transport over de weg, spoor en het water; Luchtverkeer; Leidingstraten met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen door ondergrondse leidingen; Hoogspanningslijnen. SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 5 Projectnummer : EINDRAPPORT

13 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 3. DEELONDERZOEKEN EXTERNE VEILIGHEID IN HET RVR In het onderzoek naar mogelijke huisvesting van Seveso-activiteiten op het projectgebied, zijn volgende deelonderzoeken uitgevoerd: evaluatie inplanting toekomstige Seveso-activiteiten; domino-effecten; onderzoek naar mogelijke milieurisico s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten; 3.1 ZONERING SEVESO ACTIVITEITEN OP HEIRENBROEK INDUSTRIETERREIN -MENSRISICO S In het rapport werd een methodiek uiteengezet die de mogelijkheid biedt om toekomstige ontwikkelingen van Seveso-activiteiten te evalueren vanuit het oogpunt externe veiligheid. Het betreft een stapsgewijze selectiemethodiek van een mogelijke inplantinglocatie voor Sevesoinrichtingen bij investeringen. In het rapport werd zowel een evaluatie van het nieuwe bedrijventerrein als een evaluatie van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van bestaande Seveso-activiteiten uitgevoerd. Op basis van berekeningen is een methodiek ontwikkeld om een scheidingsafstand te bepalen tussen de betreffende installatie(-groep) en de mogelijke schadedragers. De scheidingsafstand wordt gedefinieerd als de maximale afstand die gerespecteerd moet worden tussen de perceelsgrens van de risicobron (bv het bedrijf) en de perceelsgrens van de schadedrager. Aan de hand van deze scheidingsafstanden worden zoneringskaarten opgemaakt. Deze zoneringskaarten geven een eerste inschatting van de mogelijkheden op het bedrijventerrein. De zoneringskaarten zijn opgebouwd uit zones die aangeven wat de maximale aanwezigheid van een gevaarlijk product in de inrichting binnen de zone mag bedragen. Indien meerdere gevarengroepen (brandgevaarlijk, toxisch, explosief, ) van toepassing zijn op de inrichting dient voldaan te worden aan de zone die voor elke groep de van toepassing zijnde hoeveelheid toelaat. In het rapport zijn voor volgende groepen zoneringskaarten opgemaakt voor het projectgebied: Bovengrondse brandgevaarlijke gassen (propaan) 3 Ondergrondse brandgevaarlijke gassen (propaan) Brandgevaarlijke vloeistoffen (pentaan) Toxische gassen (chloor) Toxische vloeistoffen (broom) Opslagmagazijnen 4 Ontplofbare stoffen (TNT) 3 de gehanteerde representatieve producten staan tussen haakjes. 4 Met betrekking tot opslagmagazijnen wordt geen representatieve stof gehanteerd, maar wordt het risico ingeschat op basis van aanwezige blussystemen en de maximale oppervlakte conform de Nederlandse PGS-15 methodiek. SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 6 Projectnummer : EINDRAPPORT

14 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Zoneringskaarten worden op basis van generieke risicoberekeningen voor een bepaald gebied opgesteld, rekening houdende met een aantal representatieve stoffen en hoeveelheden. Indien de gewenste inplantinglocatie volgens de zoneringmethodiek niet mogelijk is, kan overgegaan worden naar een algemene methodiek. De algemene methodiek voorziet in een verfijndere methode voor het bepalen van scheidingsafstanden die dienen gehandhaafd te worden tussen aandachtsgebieden en Seveso-activiteiten. De scheidingsafstanden worden geschat op basis van de uitgevoerde risicoberekeningen op basis van meer specifieke data (bv van hoeveelheid en product) i.p.v. op representatieve data. Verder wordt opgemerkt dat SGS de methodiek heeft verwerkt in een software-toepassing, waarmee aan de hand van een specifieke input eenvoudig afstandsregels kunnen bepaald worden. Deze toepassing is terug te vinden op Opgemerkt dient te worden dat het niet voldoen aan de scheidingsafstanden bekomen uit voorgaande methodieken niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een gedetailleerde QRA moet aantonen of de criteria met betrekking tot externe veiligheid niet overschreden worden. Figuur 3.1 geeft schematisch deze stapsgewijze methodiek weer. Figuur 3.1 : schematische voorstelling van evaluatiemethodiek Aanvraag tot inplanting van een Seveso-bedrijf kansrijke zone voor inplanting OK Toetsing van de aanvraag aan de zoneringskaarten Niet OK kansrijke zone voor inplanting OK Toetsing van de aanvraag aan de scheidingsafstand bekomen via softwaretool Niet OK geschikte zone voor inplanting OK Verder studiewerk dmv een gedetailleerde QRA Niet OK Aanpassing aanvraag en/of locatie SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 7 Projectnummer : EINDRAPPORT

15 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Seveso-Hoge Drempel bedrijven dienen steeds een QRA uit te voeren in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de Seveso- Lage Drempel bedrijven kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie. Voor de kansrijke zones wordt omtrent de aanvaardbaarheid geen knelpunten verwacht, m.a.w. er wordt verwacht dat er voldaan wordt aan de in Vlaanderen geldende criteria. Inrichtingen die ingeplant wensen te worden in geschikte zones hebben reeds een QRA uitgevoerd waardoor deze zeker voldoen aan de in Vlaanderen geldende criteria. Op basis van de zoneringkaarten, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Heirenbroek of delen ervan mogelijk zijn. Wel kan opgemerkt worden dat de mogelijkheden naar Seveso-activiteiten het grootst zijn in de zone gelegen aan de noordelijke grens van het bedrijventerrein. Een zone gelegen aan de zonevreemde woningclusters en de scheiding naar de woonzone Krakelaarsveld laten geen Seveso-bedrijvigheid toe. Ook kan opgemerkt worden dat de potenties naar activiteiten gerelateerd aan toxische gassen of toxische (vluchtige) vloeistoffen eerder beperkt zijn. 3.2 DOMINO-EFFECTEN In het rapport werd een analyse uitgevoerd of tengevolge van externe gevarenbronnen de kans/effect op/van zware ongevallen verhoogd wordt. Met andere woorden er werd nagegaan of er domino-effecten kunnen optreden als gevolg van het optreden van een incident. De analyse werd uitgevoerd voor lijnbronnen, in het bijzonder: Gevaarlijk transport over de weg (E313, N13 en R15) en het water (Albertkanaal); Leidingstraat met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen door ondergrondse pijpleidingen; Hoogspanningslijn. Voorlopig werden praktisch geen knelpunten i.v.m. domino-effecten geformuleerd. Bij geplande inplanting van Seveso bedrijven dient rekening gehouden te worden met de ondergrondse waterstofleiding die in het noorden van het bedrijventerrein loopt en dienen de aanbevelingen met betrekking tot afstand en maatregelen van huidig rapport opgevolgd te worden. Vanzelfsprekend zal in het kader van de vergunningsprocedure van een Seveso-Hoge Drempel bedrijf een dergelijke analyse met detailgegevens worden uitgevoerd in het omgevingsveiligheidsrapport. Ook wordt aanbevolen om geen installaties met gevaarlijke goederen te bouwen onder de hoogspanningsleidingen. Faling van een dergelijke leiding kan immers relevante materiële schade aanrichten met een domino-effect (secundair ongeval) tot gevolg. SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 8 Projectnummer : EINDRAPPORT

16 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 3.3 ONTWIKKELINGEN VAN SEVESO-ACTIVITEITEN MILIEURISICO S In het rapport werden aan de hand van een kwalitatieve analyse de mogelijke aandachtspunten met betrekking tot milieurisico s tengevolge van de huidige en toekomstige Seveso-activiteiten geïdentificeerd. Aangegeven werd dat tot op heden geen toetsingskader bestaat met betrekking tot milieurisico s. In dit RVR worden dan ook enkel aandachtspunten op kwalitatieve basis geïdentificeerd en besproken. Volgende aanbevelingen met betrekking tot milieurisico s en het projectgebied worden gedaan: Gezien de dichte aanwezigheid van milieu relevante gebieden (habitatrichtlijngebied : Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden) moeten eventuele bedrijven die zich vestigen op het bedrijventerrein voldoende maatregelen treffen om ongevallen met effecten naar het milieu te vermijden en de gevolgen ervan te beperken; Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om contaminatie van het Albertkanaal, het kanaal Herentals-Bocholt en aanwezige beken te vermijden/beperken en dit zowel bij het verladen van de schepen als bij mogelijke ongevallen op het bedrijfsterrein. 3.4 AANBEVELINGEN VOOR HET MOGELIJKE GRUP Met betrekking tot het nog op te stellen RUP voor het geplande bedrijventerrein Heirenbroek, kunnen volgende aanbevelingen voorgesteld worden: Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om contaminatie van het Albertkanaal, het kanaal Herentals-Bocholt en aanwezige beken te vermijden/beperken en dit zowel bij het verladen van de schepen als bij mogelijke ongevallen op het bedrijfsterrein. In het bijzonder dient nv De Scheepvaart gecontacteerd te worden in geval van een noodsituatie; De bedrijven op het projectgebied dienen ingeplant te worden rekening houdend met de maximale afstanden zoals in onderhavig rapport besproken. Gebouwen waarin activiteiten met brandgevaarlijke en explosieve producten plaatsvinden dienen fysisch of ruimtelijk afgeschermd te worden van naburige percelen; SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 9 Projectnummer : EINDRAPPORT

17 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 4. BEOORDELING EN BESLUIT 4.1 ALGEMEEN In onderhavig rapport werd het gepland industriegebied Heirenbroek geanalyseerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. De aandachtspunten en bijhorende voorstellen die in onderhavig rapport werden geïdentificeerd, kunnen opgenomen worden in de toelichtingsnota bij het toekomstige RUP. In het bijzonder wordt in een ruimtelijk veiligheidsrapport betreffende een bijkomend bedrijventerrein, aandacht besteed aan de mogelijke inplanting van Seveso-activiteiten op dit toekomstig industriegebied. Op basis van de zoneringkaarten, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Heirenbroek of delen ervan mogelijk zijn. Ook kan opgemerkt worden dat de potenties naar activiteiten gerelateerd aan toxische gassen of toxische (vluchtige) vloeistoffen slechts zeer beperkt zijn. Met betrekking tot de milieurisico s zijn twee aandachtspunten geïdentificeerd. Sevesobedrijven, dienen aandacht te besteden aan mogelijke verontreiniging van het Albertkanaal tengevolge van bijvoorbeeld scheepsverladingen, verontreinigd bluswater,.... Tevens werd opgemerkt dat het habitatrichtlijngebied Vallei van de Kleine Nete in het studiegebied ligt. Dit aspect dient door de Seveso-bedrijven beschouwd te worden in de risico-analyses en noodplannen in het bijzonder voor de scenario s met betrekking tot de vrijstelling van toxische stoffen (rookgassen) in de lucht. 4.2 AANDACHTSPUNTEN Bij de inplanting van Seveso-bedrijven op het projectterrein dient extra aandacht besteed te worden aan de volgende punten: Er wordt aanbevolen om geen installaties met gevaarlijke goederen te bouwen onder de hoogspanningsleidingen. Faling van een dergelijke leiding kan immers relevante materiële schade aanrichten met een domino-effect (secundair ongeval) tot gevolg. Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om contaminatie van het Albertkanaal (met bestemming drinkwater) en het Kanaal Herentals Bocholt te vermijden/beperken en dit zowel bij het verladen van de schepen als bij mogelijke ongevallen op het bedrijfsterrein. SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 10 Projectnummer : EINDRAPPORT

18 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek BIJLAGE 1 : OVERZICHTSKAART SGS Belgium NV juli 2007 NTS / pagina 11 Projectnummer : EINDRAPPORT

19

20 DEEL 0. RAPPORTGEGEVENS

21 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Bedrijventerrein Heirenbroek 0.1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS Opdrachtgever: Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel Opdrachthouder: SGS Belgium N.V. Division Environmental Services Haven 407 Polderdijkweg 16 B-2030 Antwerpen Projectleiders: Bob Gorrens Erkend VR-deskundige Philippe Cornille Erkend VR-deskundige Auteur: Dries Van Hooydonk Projectmedewerker Document: Eindrapport Juli 2007 SGS Belgium NV juli 2007 Deel 0 / pagina 1 Projectnummer: EINDRAPPORT

22 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Bedrijventerrein Heirenbroek 0.2 DOELSTELLING In het kader van de Seveso II-richtlijn ( Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 96/82/EG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, aangevuld met richtlijn 2003/105/EG hebben de Lid-Staten de verantwoordelijkheid om (artikel 12) : er zorg voor (te dragen) dat de ten doel gestelde preventie van zware ongevallen en beperking van de gevolgen van dergelijke ongevallen in hun beleid inzake de bestemming of het gebruik van de grond en/of in andere toepasselijke takken van beleid in aanmerking worden genomen. Zij streven de verwezenlijking van die doelstellingen na door toezicht op:. a) de vestiging van nieuwe inrichtingen; b) de in artikel 13 bedoelde wijzigingen van bestaande inrichtingen; c) nieuwe ontwikkelingen rond bestaande inrichtingen zoals verbindingswegen, openbare lokaties, woongebieden, wanneer de plaats van vestiging ervan of de ontwikkelingen zelf het risico van een zwaar ongeval kunnen vergroten of de gevolgen ervan ernstiger kunnen maken. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat er in hun beleid inzake de bestemming of het gebruik van de grond en/of andere toepasselijke takken van beleid alsmede de procedures voor de uitvoering van die takken van beleid rekening wordt gehouden met de noodzaak om op een langetermijnbasis voldoende afstand te laten bestaan tussen de onder deze richtlijn vallende inrichtingen enerzijds en woongebieden, door het publiek bezochte gebieden, waardevolle natuurgebieden en bijzonder kwetsbare gebieden anderzijds, en, voor bestaande inrichtingen, aanvullende technische maatregelen te treffen overeenkomstig artikel 5, teneinde de gevaren voor personen niet te vergroten. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat alle bevoegde autoriteiten en alle diensten die bevoegd zijn beslissingen op dit gebied te nemen passende adviesprocedures invoeren om de tenuitvoerlegging van de (hierboven) vastgestelde beleidsmaatregelen te vergemakkelijken. Deze bepalingen werden overgenomen door het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. Op 18/12/2002 keurde de Vlaamse Regering de aanpassing van het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid goed dat voorziet in titel IV een hoofdstuk IV over Veiligheidsrapportage over Ruimtelijke Uitvoeringsplannen. In artikel wordt voorzien dat er Ruimtelijk Veiligheidsrapporten moeten opgemaakt worden. Op basis hiervan heeft het Vlaams Gewest het initiatief genomen om een aanvang te maken met het opstellen van een Ruimtelijk Veiligheidsrapport in het kader van het ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor het bedrijventerrein Heirenbroek. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 0 / pagina 2 Projectnummer: EINDRAPPORT

23 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Bedrijventerrein Heirenbroek 0.3 STRUCTUUR VAN HET RAPPORT Onderhavig rapport is het eindrapport van genoemde onderzoeksopdracht. Deel 1 geeft algemene inlichtingen zoals een beschrijving en de krachtlijnen van het planningsproces, een overzicht van de motieven voor het planningsproces, een beschrijving van de in beschouwing genomen alternatieven en een vergelijking tussen de beschreven alternatieven en de resultaten van het proces. Deel 2 verstrekt informatie over de invloed van de beslissingen in het planningsproces op de risico s op zware ongevallen voor mens en milieu. Deel 3 bevat een opgave van de moeilijkheden, technische leemten of ontbrekende kennis bij het verzamelen en verwerken van de vereiste informatie en de daaruit voortvloeiende implicaties voor de wetenschappelijke onderbouwing van het rapport. Deel 4 omvat het algemeen besluit vanuit het oogpunt externe veiligheid en dominoeffecten. Tenslotte bevat het rapport een niet-technische samenvatting van de delen 1 tot en met 4. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 0 / pagina 3 Projectnummer: EINDRAPPORT

24 DEEL 1. ALGEMEEN DEEL

25 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 1.1 INLEIDING Onderhavig document kadert in de opmaak van het Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) voor de ontwikkeling van het bedrijventerrein Heirenbroek dat deel uitmaakt van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA). De bespreking van de relevante aspecten vanuit het oogpunt externe veiligheid gerelateerd aan het project- en studiegebied zal conform de richtlijnen gebeuren in Deel 2 van onderhavig rapport. 1.2 ALGEMENE DOELSTELLINGEN EN VERANTWOORDING VAN HET PROJECT Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) is een wetenschappelijk onderbouwde visie over hoe Vlaanderen moet omgaan met de schaarse ruimte om een zo groot mogelijke ruimtelijke kwaliteit te krijgen. In uitvoering van één van de basisdoelstellingen voorziet het RSV dat in geheel Vlaanderen een aanbodbeleid van ca ha bijkomend te bestemmen bedrijventerreinen wordt gerealiseerd tegen Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wijst op het grote belang van het Albertkanaal voor de verdere ruimtelijk-economische ontwikkeling van Vlaanderen. Het Albertkanaal en de E313 zorgen voor goede transportmogelijkheden, over de weg en over het water. Er is nu reeds veel bedrijvigheid rond het Albertkanaal. Er is nog voldoende ruimte voor de groei van zowel watergebonden als niet-watergebonden economische activiteiten. Bepaalde verouderde of niet goed ontwikkelde terreinen kunnen door herstructurering of uitbreiding opnieuw aantrekkelijk gemaakt worden. Daarnaast is er ook nog ruimte beschikbaar om nieuwe en goed gelegen bedrijventerreinen aan te leggen. Deze troeven maken dat de omgeving rond het Albertkanaal bij uitstek geschikt is voor het voorzien van nieuwe regionale bedrijventerreinen. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen wijst op het belang om het Albertkanaal als een ruimtelijk samenhangend netwerk te beschouwen en om de inspanningen over de hele lengte van het Albertkanaal te coördineren van op gewestelijk niveau. Zo kunnen de economische sterkten van het gebied elkaar aanvullen en kan de economische groei gestructureerd opgevangen worden. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 1/ pagina 1 Projectnummer : EINDRAPPORT

26 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Nadere uitwerking economisch netwerk Albertkanaal In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen werd in september 2001 het planningsproces Nadere uitwerking van het Economisch Netwerk Albertkanaal (ENA) opgestart. Dit proces werd afgerond in september In dit proces werd voor het ganse gebied gewerkt aan een concrete en geïntegreerde visie op de ruimtelijk-economische ontwikkeling en aan de wijze waarop netwerkvorming gestimuleerd kan worden. In functie hiervan werden plaats en rol aangeduid van nieuwe en bestaande bedrijventerreinen. Het ENA-gebied strekt zich uit van Antwerpen tot Lanaken en concentreert zich rond de as van het Albertkanaal en de E 313. Het netwerk ligt op het grondgebied van twee provincies en 25 gemeenten. De gemeenten die de mogelijkheden van het Albertkanaal en de E313 kunnen ondersteunen worden in het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen geselecteerd als economische knooppunten. Het gaat over Antwerpen, Beringen, Bilzen, Diepenbeek, Geel, Genk, Grobbendonk, Ham, Hasselt, Herentals, Heusden-Zolder, Laakdal, Heirenbroek, Lummen, Meerhout, Olen, Ranst, Schilde, Schoten, Tessenderlo, Westerlo, Wommelgem, Wijnegem, Zandhoven en Zutendaal. Prioritair zijn er 13 terreinen geïdentificeerd die bestudeerd worden. Naar aanleiding van een beslissing, genomen door de Vlaamse regering, over de nadere uitwerking van het ENA is de afdeling Ruimtelijke Planning van het Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed (RWO) van de Vlaamse Overheid gestart met de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen (RUP s). Een bijkomende actie, voortvloeiend uit de beslissing van de Vlaamse regering betreft de opmaak van een Ruimtelijk veiligheidsrapport (RVR) voor het gehele projectgebied. De uitwerking van het ENA wordt op macroscopische schaal of planniveau geëvalueerd in een RVR op strategisch planniveau. In dit onderzoek zullen de krachtlijnen van het ENA op planniveau geanalyseerd worden vanuit het oogpunt externe veiligheid. Naast de evaluatie op planniveau dient in het kader van de verschillende RUP-procedures met betrekking tot de bestemming van de individuele bedrijventerreinen een Ruimtelijk Veiligheidsrapport per bedrijventerrein opgemaakt worden. In dit RVR dient rekening gehouden te worden met : o Mogelijke vestiging van categorieën Seveso-bedrijven in het projectgebied; o De impact van de nieuwe Seveso-bedrijven op mogelijk toekomstige relevante ontwikkelingen (bv woongebied) in de omgeving van het projectgebied; o Analyse van de mogelijke domino-effecten tussen nieuwe bedrijven / nieuwe externe gevarenbronnen en bestaande Seveso-bedrijven / bestaande externe gevarenbronnen. Dit RVR beschrijft het bedrijventerrein Heirenbroek dat deel uitmaakt van de bedrijvenstrip Herentals. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 1/ pagina 2 Projectnummer : EINDRAPPORT

27 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 1.3 GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR VOOR HET BEDRIJVENTERREIN HEIRENBROEK De gewenste ruimtelijke structuur voor het bijkomend bedrijventerrein Heirenbroek is in de ENA studie beschreven. In onderhavige paragraaf wordt een samenvatting gegeven vanuit het oogpunt externe veiligheid. Een GRUP voor dit projectgebied is in de huidige situatie nog niet opgemaakt Visie Het projectgebied Heirenbroek omvat 68 ha watergerelateerd bedrijventerrein. Het projectgebied Heirenbroek maakt deel uit van de bedrijvenstrip Herentals. De bedrijvenstrips Herentals en Geel-Punt vormen tezamen de Kempische Poort. Herentals wordt ontwikkeld als multimodale poort naar de Kempische As via water en spoor omwille van de ligging langsheen het tracé van de Ijzeren Rijn en op het knooppunt van het Albertkanaal en Kanaal Herentals-Bocholt. Binnen deze bedrijvenstrip is het gebied Heirenbroek een strategische locatie omwille van de beschikbare ruimte, de koppeling aan het stedelijk gebied en de drie modi water, spoor en weg die hoogwaardig ontwikkeld kunnen worden. Heirenbroek kan morfologisch de relatie leggen tussen de bestaande industriegebieden Wolfstee Klein-Gent, Pareinlaan, Laagland en Hannekenshoek-Dikberd-Vennen. De ontsluiting van het gebied naar het hoger wegennet is eveneens een belangrijk vraagstuk voor het gepland bedrijventerrein Ontsluiting en overige wegenis Bestaande wegenis Door het projectgebied lopen de R15 (ring rond Herentals) en de N13 richting Grobbendonk Toekomstige wegenis Momenteel is er geen informatie beschikbaar over toekomstige (bijkomende) wegenis. 1.4 MOTIEVEN OPMAAK In voorgaande paragrafen werd de visie met betrekking tot de rol van het bedrijventerrein Heirenbroek. Deze visie is tot stand gekomen in het RSV en uitgewerkt in het ENA waarvan de ontwikkeling van dit terrein het resultaat is. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 1/ pagina 3 Projectnummer : EINDRAPPORT

28 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Het regionaal bedrijventerrein Heirenbroek is een onderdeel van de gewenste ruimtelijke economische structuur en is aangeduid als te ontwikkelen locatie voor de vestiging van watergebonden en regionale bedrijven. De functie voor het gebied is vastgelegd door de ruimtevraag voor economische bedrijvigheid vanuit het RSV. Deze ontwikkelingsperspectieven worden met het in werking treden van een GRUP juridisch bindend en zullen zo de basis leggen voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. 1.5 BESCHRIJVING EN VERGELIJKING ALTERNATIEVEN Onderhavig RVR behandelt het ontwerp van het bedrijventerrein Heirenbroek. Het ontwerp van het bedrijventerrein is het resultaat van de afweging van alternatieven in de voorafgaande fase aan de opmaak van dit ontwerp. Het hoger beschreven bedrijventerrein maakt immers deel uit van een bredere ruimtelijke ontwikkeling, namelijk het ENA. De verschillende alternatieven inzake de al dan niet mogelijke inplanting van Seveso-bedrijven in het bedrijventerrein zullen vanuit het oogpunt externe veiligheid in deel 2 van dit ruimtelijk veiligheidsrapport geëvalueerd worden. Deze ontwikkelingsperspectieven worden met de inwerkingtreding van een GRUP juridisch bindend en leggen zo de basis voor de gewenste ruimtelijke ontwikkeling. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 1/ pagina 4 Projectnummer : EINDRAPPORT

29 DEEL 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN

30 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 2.1 INLEIDING Zoals reeds werd besproken onder paragraaf 0.1 van onderhavig rapport, voorziet de Seveso-richtlijn in de verantwoordelijkheid voor de lidstaten om tijdens het ruimtelijk ordeningsbeleid rekening te houden met de noodzaak om voldoende afstand te bewaren tussen Seveso-inrichtingen en aandachtsgebieden. De aandachtsgebieden worden in Vlaanderen gedefinieerd in de code van goede praktijken inzake risicocriteria voor externe mensrisico s van Seveso-bedrijven. Eveneens werd in deel 0 vermeld dat de Vlaamse Regering gevolg heeft gegeven aan deze verantwoordelijkheid door te voorzien in een Ruimtelijk Veiligheidsrapport bij bestemmingswijzigingen van gebieden. In dergelijk rapport moet de invloed van de bestemmingswijziging op de externe risico s geëvalueerd worden. In onderhavig hoofdstuk wordt de ontwikkeling van het industrieterreinterrein Heirenbroek geëvalueerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. In het bijzonder komen volgende elementen in dit hoofdstuk aanbod: Bespreking van de methodieken die gebruikt worden met betrekking tot de bepaling en evaluatie van de impact van de ontwikkeling op het externe risicobeeld; Inventarisatie en bespreking van de relevante objecten gesitueerd binnen het projectgebied en omgeving (studiegebied); Evaluatie van de ontwikkelingen met betrekking tot het risicobeeld van de bestaande Seveso-bedrijven; Evaluatie van de mogelijkheid tot inplanting van toekomstige Seveso-bedrijven in de nieuwe bedrijvenzones; Aanbevelingen met betrekking tot de ontwikkeling vanuit het oogpunt externe veiligheid; Samenvatting en algemene evaluatie van de ontwikkeling van het bedrijventerrein vanuit het oogpunt externe veiligheid. 2.2 METHODIEKEN In volgende paragrafen wordt in het kort de gebruikte methodiek voorgesteld. Een meer uitgebreide beschrijving van de methodiek is weergegeven in bijlage Inleiding tot externe veiligheid Het al dan niet aanvaardbaar zijn van de inplanting (of ontwikkeling) van een Sevesobedrijf, is afhankelijk van het extern veiligheidsrisico. Enerzijds zal het extern veiligheidsrisico bepaald worden door de risicobronnen die aanwezig zijn op het terrein van het betreffende bedrijf en anderzijds van de aanwezigheid van schadedragers (gebieden met woonfuncties, kwetsbare locaties en populatie) in de omgeving van het bedrijf. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 1 Projectnummer : EINDRAPPORT

31 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Algemeen kan worden gesteld dat de analyse in het kader van externe veiligheid bestaat uit drie grote delen: Mensrisico s; Milieurisico s; Externe gevarenbronnen; In onderstaande paragrafen wordt de invulling van de analyses van mensrisico s besproken Mensrisico s De analyse van de externe mensrisico s als gevolg van industriële activiteiten gebeurt in Vlaanderen door middel van een kwantitatieve risicoanalyse. In deze studie worden niet alleen de risico s voor individuen geanalyseerd, maar eveneens de impact van zware ongevallen op de samenleving als gevolg van het ontwrichtende effect van een ramp met een groot aantal slachtoffers. De berekening resulteert in twee risicoparameters : plaatsgebonden risico het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar op een bepaalde plaats dat een continu aanwezig gedachte persoon die onbeschermd is, overlijdt als gevolg van een zwaar ongeval met die activiteit. Doorgaans worden de punten met een gelijk plaatsgebonden risico met elkaar verbonden en op een kaart weergegeven als IsoRisico Contouren (IRC). groepsrisico het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen overlijdt bij een zwaar ongeval met de betrokken activiteit. Dit risico wordt weergegeven in een grafiek (de zogenaamde fn-curve ) waarin op de horizontale as het aantal slachtoffers (N) is uitgezet en op de verticale as de cumulatieve frequentie (f) op dat aantal slachtoffers. Beide parameters dienen in Vlaanderen te voldoen aan bepaalde criteria. In onderstaande tabel worden de risicocriteria voor het plaatsgebonden risico weergegeven. Tabel 2.1: criteria voor het plaatsgebonden risico Locatie IRC (kans op overlijden.jaar -1 ) Grens van de inrichting 10-5 Gebied met woonfunctie 10-6 Gebied met kwetsbare locatie (scholen, hospitalen, rust- en verzorgingstehuizen.) 10-7 SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 2 Projectnummer : EINDRAPPORT

32 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Als een gebied met woonfunctie wordt bedoeld: 1) de woongebieden bepaald volgens artikels 5 en 6 van het Koninklijk Besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen in toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening; 2) groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen (maximale afstand van 50 m tussen de gebouwen) 1, in andere gebieden dan deze vermeld in 1). Op te merken is dat individuele of wijd verspreide woningen, zoals geïsoleerd gelegen landbouwwoningen, en conciërgewoningen niet gevat zijn door deze definitie. De gebieden met woonfunctie zoals bedoeld onder punt 2 van bovenstaande definitie, worden in dit rapport zonevreemde woningclusters genoemd. Als een Kwetsbare locatie wordt bedoeld: alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen bevinden 1 Volgens de definitie van LNE, Dienst Veiligheidsrapportering (zie SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 3 Projectnummer : EINDRAPPORT

33 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Het criterium voor de groepsrisicocurve voor Seveso-inrichtingen wordt weergegeven in de onderstaande figuur. De criteria voor het groepsrisico zijn weergegeven als een lijn in de grafiek waaronder het aanvaardbare gebied is gesitueerd. Figuur 2.1: criteria voor het groepsrisico Cumulatieve frequentie (per jaar) 1.00E E E E E E E E E E E E E E+04 ( aantal slachtoffers) Ten behoeve van de bepaling van het groepsrisico wordt een studie gemaakt van de omliggende populatie (in het bijzonder de aandachtsgebieden). Aandachtsgebieden van belang voor het groepsrisico zijn : gebieden met woonfunctie (definitie : zie hoger) Kwetsbare gebieden (definitie : zie hoger) door het publiek bezochte gebouwen en gebieden: Gebouwen en gebieden (inclusief recreatiegebieden), waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn (recreatiegebieden, sportstadia,...); personenvervoer. Evenwel dient opgemerkt te worden dat ervaring leert dat het personenvervoer zelden een probleem oplevert in het kader van het groepsrisico, bijgevolg wordt dit niet verder opgenomen in het RVR. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 4 Projectnummer : EINDRAPPORT

34 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 2.3 TOEPASSING IN EEN RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT Inleiding In onderhavige paragraaf wordt een methodiek uiteengezet die de mogelijkheid biedt om toekomstige ontwikkelingen van Seveso-activiteiten te evalueren vanuit het oogpunt externe veiligheid. Het betreft een stapsgewijze selectiemethodiek van een mogelijke inplantinglocatie voor Seveso-inrichtingen bij investeringen. Deze methodiek heeft als doel, de bevoegde diensten een hulpmiddel te geven om voldoende ruimtelijke scheiding te handhaven tussen risicobronnen (Seveso-activiteiten) en potentiële schadedragers (in het bijzonder de aandachtsgebieden). Opgemerkt dient te worden dat in onderhavig rapport zowel een evaluatie dient te gebeuren van nieuwe bedrijventerreinen als een evaluatie van nieuwe ontwikkelingen in de omgeving van bestaande Seveso-activiteiten. Deze laatste evaluatie zal geschieden op basis van de gegevens verkregen via de kennisgeving en veiligheidsrapporten (OVR of SWA-VR) 2 van het betreffende bedrijf. Op basis van de voorspelde bewoning/aanwezigheid en locatie van de nieuwe ontwikkeling zal dan de impact hiervan op het extern risicobeeld van het betreffende bedrijf geëvalueerd worden. Deze evaluatie zal gebeuren voor zowel het plaatsgebonden risico als het groepsrisico Methodiek Zoneringsmethodiek Aangezien installaties in veel variaties kunnen voorkomen dient de voorgestelde methodiek flexibel te zijn zodat een variatie aan potentiële activiteiten geëvalueerd kunnen worden. De systematiek is bijgevolg gebaseerd op het berekende plaatsgebonden risico voor generieke installaties en stoffen. Op basis van deze berekeningen is een methodiek ontwikkeld om een scheidingsafstand te bepalen tussen de betreffende installatie(-groep) en de mogelijke schadedragers. De scheidingsafstand wordt gedefinieerd als de maximale afstand die gerespecteerd moet worden tussen de perceelsgrens van de risicobron (bv het bedrijf) en de perceelsgrens van de schadedrager. Aan de hand van deze scheidingsafstanden worden zoneringskaarten opgemaakt. Deze zoneringskaarten geven een eerste inschatting van de mogelijkheden op het bedrijventerrein. De zoneringskaarten zijn opgebouwd uit zones die aangeven wat de maximale aanwezigheid van een gevaarlijk product in de inrichting binnen de zone mag bedragen. 2 Seveso-plichtige bedrijven dienen zich kenbaar te maken door middel van een kennisgeving, zoals voorgeschreven wordt door de Seveso-richtlijn. VR-plichtige Seveso-activiteiten dienen in Vlaanderen eveneens een omgevingsveiligeheidsrapport (OVR) en een SWA-VR te laten opmaken waarin ondermeer de externe risico s tengevolge van de inrichting worden bepaald en geëvalueerd. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 5 Projectnummer : EINDRAPPORT

35 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Indien meerdere gevarengroepen (brandgevaarlijk, toxisch, explosief, ) van toepassing zijn op de inrichting dient voldaan te worden aan de zone die voor elke groep de van toepassing zijnde hoeveelheid toelaat. Het bepalen van de afstanden waarop de zoneringskaarten gebaseerd zijn, is in regel met de Vlaamse richtlijnen en criteria betreffende kwantitatieve risicoanalyse in veiligheidsrapportering (dd. november 2006). Voor de uitvoering van de risicoberekeningen wordt verwezen naar de richtlijnen terzake uitgevaardigd door de Dienst Veiligheidsrapportering van LNE. Met betrekking tot de ongevalscenario s en generieke installaties wordt uitgegaan van de generieke faalscenario s met bijhorende faalfrequenties zoals beschreven in het Handboek Kanscijfers Met betrekking tot de inhoud van de installaties spreekt het voor zich dat elke stof op zich een ander gevaarsgraad met zich meebrengt. Enkele belangrijke parameters die dit inherent gevaar bepalen zijn de dampspanning, het vlampunt, de toxiciteit,.... Ten behoeve van de generieke risicoberekeningen zijn een aantal productcategorieën gedefinieerd met elk een representatief product waarna per productcategorie een zoneringskaart wordt opgemaakt. Ten behoeve van de risicoberekeningen worden volgende productcategorieën en bijhorende producten in beschouwing genomen: toxische gassen; chloor toxische vloeistoffen; broom brandgevaarlijke gassen; propaan brandgevaarlijke vloeistoffen; pentaan ontplofbare stoffen; TNT (trinitrotolueen) In bijlage 7 zijn voor volgende groepen zoneringskaarten opgemaakt voor het projectgebied: Bovengrondse brandgevaarlijke gassen (propaan) 3 Ondergrondse brandgevaarlijke gassen (propaan) Brandgevaarlijke vloeistoffen (pentaan) Toxische gassen (chloor) Toxische vloeistoffen (broom) Opslagmagazijnen 4 Ontplofbare stoffen (TNT) 3 de gehanteerde representatieve producten staan tussen haakjes. 4 Met betrekking tot opslagmagazijnen wordt geen representatieve stof gehanteerd, maar wordt het risico ingeschat op basis van aanwezige blussystemen en de maximale oppervlakte conform de Nederlandse PGS-15 methodiek. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 6 Projectnummer : EINDRAPPORT

36 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Zoneringskaarten worden op basis van generieke risicoberekeningen voor een bepaald gebied opgesteld, rekening houdende met een aantal representatieve stoffen en hoeveelheden. Indien de gewenste inplantinglocatie volgens de zoneringmethodiek niet mogelijk is, kan overgegaan worden naar een algemene methodiek. De algemene methodiek voorziet in een verfijndere methode voor het bepalen van scheidingsafstanden die dienen gehandhaafd te worden tussen aandachtsgebieden en Seveso-activiteiten. De scheidingsafstanden worden geschat op basis van de uitgevoerde risicoberekeningen op basis van meer specifieke data (bv van hoeveelheid en product) i.p.v. op representatieve data. Verder wordt opgemerkt dat SGS de methodiek heeft verwerkt in een software-toepassing, waarmee aan de hand van een specifieke input eenvoudig afstandsregels kunnen bepaald worden. Deze toepassing is terug te vinden op Opgemerkt dient te worden dat het niet voldoen aan de scheidingsafstanden bekomen uit voorgaande methodieken niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een gedetailleerde QRA moet aantonen of de criteria met betrekking tot externe veiligheid niet overschreden worden. Figuur 2.2 geeft schematisch deze stapsgewijze methodiek weer. Figuur 2.2 : schematische voorstelling van evaluatiemethodiek Aanvraag tot inplanting van een Seveso-bedrijf kansrijke zone voor inplanting OK Toetsing van de aanvraag aan de zoneringskaarten Niet OK kansrijke zone voor inplanting OK Toetsing van de aanvraag aan de scheidingsafstand bekomen via softwaretool Niet OK geschikte zone voor inplanting OK Verder studiewerk dmv een gedetailleerde QRA Niet OK Aanpassing aanvraag en/of locatie SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 7 Projectnummer : EINDRAPPORT

37 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Seveso-Hoge Drempel bedrijven dienen steeds een QRA uit te voeren in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de Seveso- Lage Drempel bedrijven kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie. Voor de kansrijke zones wordt omtrent de aanvaardbaarheid geen knelpunten verwacht, m.a.w. er wordt verwacht dat er voldaan wordt aan de in Vlaanderen geldende criteria. Inrichtingen die ingeplant wensen te worden in geschikte zones hebben reeds een QRA uitgevoerd waardoor deze zeker voldoen aan de in Vlaanderen geldende criteria. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 8 Projectnummer : EINDRAPPORT

38 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 2.4 BESCHRIJVING STUDIEGEBIED Afbakening en Situering Kaart 1 : Situering op de topografische kaart Kaart 2 : Situering op het gewestplan In bijlage 2 is de kaartenbundel opgenomen voor de beschrijving van het studiegebied. De projectomschrijving wordt weergegeven in deel 1. Het betreft de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen en geplande niet-industriële ontwikkelingen in de omgeving van bestaande Seveso-inrichtingen. In het kader van de evaluatie van het project op de omgeving, is de bespreking van het studiegebied van belang. In onderhavige paragraaf worden dan ook de verschillende aspecten van de ruimtelijke situering van het projectgebied behandeld. Tevens zal getracht worden rekening te houden met gekende mogelijke relevante toekomstige ontwikkelingen in de omgeving van het projectgebied. Als belangrijkste informatiebron zullen de ruimtelijke structuurplannen van de betreffende gemeentes gehanteerd worden. Het projectgebied is gelegen op grondgebied van Herentals. Het gebied wordt begrensd als volgt: het woongebied centrum van Herentals in het noorden aan de overzijde van het Albertkanaal; ten zuiden agrarisch gebied en woonzone Krakelaarsveld en aan de Lange Eerselstraat zonevreemde woningen en een bufferzone ten opzichte van het bedrijventerrein Klein Gent; ten oosten woonwijk St. Janneke/Veldhoven en het woonwagenterrein Heirenbroek; ten westen ligt een bestaand regionaal bedrijventerrein, de spoorlijn 15 naar Herentals en de Lierseweg (N13). Het studiegebied in het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportering wordt afgebakend door een 2 km perimeter rondom het projectgebied. Met betrekking tot externe veiligheid zijn volgende aspecten van belang: Gebieden met woonfunctie: 1. woongebied, bepaald volgens artikel 5 en 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening; SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 9 Projectnummer : EINDRAPPORT

39 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 2. groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen, in andere gebieden dan vermeld in 1. Kwetsbare locaties (alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen bevinden); Door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden, waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn (recreatiegebieden, sportstadia,...); Waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden: één van de volgende gebieden: 1. de speciale beschermingszones, de definitief vastgestelde gebieden die in aanmerking komeb als speciale beschermingszone en de waterrijke gebieden van internationale betekenis overeenkomstig het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijk milieu; 2. natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; Seveso-bedrijven; Transportstromen van gevaarlijke stoffen; Externe gevarenbronnen: een element in de omgeving dat de oorzaak kan vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting zoals pijpleidingen, windturbines, hoogspanningsleidingen, LPG-tankstations, etc. De afbakening van het projectgebied en studiegebied wordt op kaart 1 en 2 visueel weergegeven op respectievelijk de topografische kaart en het gewestplan. Het studiegebied situeert zich in volgende gemeenten : Herentals; Herenthout Grobbendonk Vorselaar In onderhavige paragraaf worden de relevante aspecten met betrekking tot externe veiligheid binnen het studiegebied besproken. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 10 Projectnummer : EINDRAPPORT

40 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Situering op het gewestplan Het projectgebied is momenteel ingekleurd als agrarisch gebied (licht geel ingekleurd) in het westen en KMO zone in het oosten. (zie kaart 2) Gevoelige omgevingsobjecten Bewoning Omliggende bewoning Kaart 3 : Populatie binnen het studiegebied Opgemerkt dient te worden dat in het kader van onderhavig rapport, bewoning wordt opgedeeld in 3 blokken, namelijk: Bestemde woonzones; Zonevreemde bewoning; Toekomstige projecten; De bewoning wordt visueel voorgesteld op Kaart 3. Hieronder wordt binnen het studiegebied voor elk van bovenstaande types een beschrijving gegeven. Bestemde woonzones In de omgeving van het projectgebied en binnen het studiegebied zijn verschillende woonkernen gelegen van Herentals, Grobbendonk en Herenthout. In onderstaande tabel wordt een beknopt overzicht gegeven van de bevolkingsaantallen van de omliggende gemeenten Deze bevolkingsaantallen zijn verkregen via de website van de Studiedienst van de Vlaamse Regering (APS.vlaanderen.be). Tabel 2.2: Bevolkingsgegevens Herentals, Grobbendonk en Herenthout. Gemeente afstand (m) (dichtst nabijgelegen woonkern) aantal bewoners Herentals Grobbendonk Herenthout SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 11 Projectnummer : EINDRAPPORT

41 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Zonevreemde woonclusters De verspreide bewoning valt uiteen in de hiervoor vernoemde alleenstaande landbouwbedrijven met woning en zonevreemde woningen. Met betrekking tot de zonevreemde woonclusters worden enkel die woonclusters besproken en geïdentificeerd die invloed hebben op de resultaten van dit ruimtelijk veiligheidsrapport en waarbij geen gebied met woonfunctie tussen de zonevreemde wooncluster en het projectgebied ligt. De identificatie geschiedt op basis van het ontwerp Ruimtelijk Structuurplan van de betreffende gemeente(s). In het geplande bedrijventerrein Heirenbroek zijn enkele zonevreemde woningclusters gelegen die aangeduid zijn op kaart 3 in bijlage 7. Op basis van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan van Grobbendonk wordt één relevante zonevreemde woningcluster geïdentificeerd. De ligging is eveneens weergegeven op kaart 3 in bijlage Andere personenconcentraties Binnen het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportage zijn tevens door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden van belang. Plaatsen waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn dienen hierbij onderzocht te worden. Bestemde gebieden Binnen het studiegebied bevinden zich 3 mogelijk relevante gebieden bestemd volgens het gewestplan als dagrecreatiegebied. Gebied 1 betreft een recreatiegebied te Herenthout waarvan geen informatie bekend is wegens het ontbreken van het GRS. Gebied 2 betreft een sportcentrum ten westen van Heirenbroek. Gebied 3 betreft een groot sportcentrum van het Bloso. Deze 3 gebieden worden opgenomen in de analyse. Zonevreemde recreatiegebieden Binnen het studiegebied, zijn geen relevante zonevreemde recreatiegebieden gelegen. Over de gemeentes Herenthout en Vorselaar is geen informatie hieromtrent bekend. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 12 Projectnummer : EINDRAPPORT

42 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Bijkomende relevante projecten (BPA s) Binnen het studiegebied rond het bedrijventerrein Heirenbroek zijn er enkele BPA s aanwezig. Het betreft de inrichting van twee sportzones in recreatiegebied en twee woonwagenparken waarvan één in agrarisch gebied en één in bufferzone. In volgende Tabel 2.3 worden de relevante aanwezige BPA s opgelijst. De ligging ervan is aangeduid op kaart 3. Tabel 2.3: Ligging relevante BPA s in het studiegebied Naam BPA Gemeente Datum Goedkeuring Bestemming sportcentrum 2 Herentals 15/12/ sportcentrum Herentals 06/03/ woonwagenpark heirenbroek Herentals 16/06/ woonwagenpark herenthoutseweg Herentals 12/07/ In de grote hal van het sportcentrum worden geregeld grote sportevenementen georganiseerd. De ijsbaan is het druk bezochte decor voor publiek schaatsen, maar ook voor ijshockey en kunstschaatsen. De andere openluchtinfrastructuur bestaat uit een atletiekpiste, een verlichte Finse piste, een wielerparcours (voor de Vlaamse Wielerschool), drie basketvelden, drie volleybalvelden en zes graveltennisbanen. Aan de poort van het centrum starten ook nog eens bewegwijzerde mountainbikeroutes van 12, 27 en 38 kilometer. Binnen het studiegebied, zijn geen relevante wijzingen van recreatie in het kader van ruimtelijke veiligheid in het GRS van Grobbendonk en Herentals opgenomen. Over de gemeente Herenthout en Vorselaar is geen informatie hieromtrent bekend Kwetsbare locaties In het kader van externe veiligheid wordt bijzondere aandacht besteed aan kwetsbare locaties. Met deze term wordt verwezen naar locaties waar zich personen bevinden die gevoeliger zijn voor schade dan een gemiddeld persoon. Dit geldt in het bijzonder voor scholen, ziekenhuizen en rusthuizen, enz. Ook serviceflats worden beschouwd als kwetsbare locaties. Kwetsbare locaties in het bestudeerde gebied van het bedrijventerrein zijn weergegeven op Kaart 3. In Tabel 2.4 worden de kwetsbare gebieden opgelijst met aanduiding van hun afstand tot het projectgebied. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 13 Projectnummer : EINDRAPPORT

43 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Tabel 2.4: Bevolkingsgegevens van kwetsbare locaties binnen het studiegebied Naam Gemeente Nr op kaart 3 Afstand tot projectgebied (m) Scholen Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs - Leefschool De Vlindertuin HERENTALS Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs HERENTALS Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs HERENTALS Vrije Basisschool - Scheppers HERENTALS Vrije Basisschool - Scheppers HERENTALS Vrije Basisschool - Dol-fijn HERENTALS Vrije Lagere School - De Evenaar HERENTALS Vrije Basisschool - Leertuin HERENTALS Rust- en verzorgingstehuis en serviceflats SFG residentie Hof Van Bremdael HERENTALS Ziekenhuis Algemeen Ziekenhuis SintElisabeth, HERENTALS Milieurelevante aspecten Kaart 4 : Milieurelevante aspecten binnen het studiegebied Natuurgebieden Volgende gebieden dienen beschouwd te worden : - natuurreservaat; - vogelrichtlijngebied : de Vlaamse regering (Besluit dd. 17/10/1988) heeft 23 vogelrichtlijn-gebieden aangewezen; het betreft speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2/4/1979 inzake het behoud van de vogelstand; - Ramsar-gebied : deze gebieden zijn een gevolg van de overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor watervogels, vastgelegd te Ramsar (Iran) op 2/2/1971; in Vlaanderen zijn 5 Ramsargebieden aangeduid (Wet van 22/2/1979). Binnen het studiegebied kunnen volgende natuurgebieden onderscheiden worden: SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 14 Projectnummer : EINDRAPPORT

44 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Het habitatrichtlijngebied : Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden. Er zijn geen Ramsargebieden in de omgeving van het projectgebied. Volgende tabel lijst de hierboven beschreven natuurgebieden op met verwijzing naar hun ligging op kaart 4 en afstand tot het projectgebied. Tabel 2.5: Natuurgebieden binnen het studiegebied Natuurgebied Soort Gemeente Min. Afstand (m) Valleigebied van de Kleine Nete Habitatrichtlijn Herentals Grobbendonk 360 Oppervlaktewater Doorheen Herentals stromen een groot aantal beken uit het stroomgebied van de Nete. Binnen het studiegebied zijn ondermeer volgende waterwegen gelegen: Albertkanaal Kanaal Herentals-Bocholt Fermerijloop Kleine Nete Bouwensloop Greesloop Lenskensloop St Jansloop Ekel Zelse Beek De ligging van deze waterwegen wordt voorgesteld op kaart 4. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 15 Projectnummer : EINDRAPPORT

45 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Externe gevarenbronnen Kaart 5 : Externe gevarenbronnen binnen het studiegebied Externe gevarenbronnen kunnen opgedeeld worden in twee groepen, namelijk punt- en lijnbronnen met betrekking tot puntbronnen spreken we over vaste installaties/inrichtingen zoals bedrijven, ontspanstations (gasleidingen), enz. De lijnbronnen betreffen transportstromen zoals weg-, water en spoorverkeer, pijpleidingen, hoogspanningslijnen en luchtverkeer. In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de externe gevarenbronnen binnen het studiegebied. In het kader van veiligheidsrapportage zijn de gevarenbronnen op minder dan 850 meter van het projectgebied van belang. Dit is immers doorgaans de afstand waarbinnen mogelijke domino-effecten bij een noodsituatie kunnen optreden. De bespreking zal dus voornamelijk gebeuren binnen een perimeter van 850 meter rond het industrieterrein Lijnbronnen Zoals reeds hiervoor besproken, zijn de relevante lijnbronnen in het kader van onderhavig rapport: Gevaarlijk transport over de weg, spoor en het water; Aanvlieg- en vertrekroutes van vliegvelden; Leidingstraten met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen door ondergrondse leidingen; Hoogspanningslijnen; Hieronder wordt voor elke lijnbron een korte bespreking gegeven van de relevante kenmerken vanuit het oogpunt externe veiligheid Gevaarlijk transport over de weg, spoor en het water Gevaarlijk wegverkeer Doorheen het studiegebied lopen de volgend belangrijke gewestwegen: E313, N13 en R15 die aangeduid zijn op kaart 5. Gevaarlijk spoorverkeer Binnen het studiegebied, relevant voor domino-effecten zijn twee spoorlijnen gelegen die aangeduid zijn op kaart 5. De spoorlijn grenst in het westen aan het projectgebied. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 16 Projectnummer : EINDRAPPORT

46 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Gevaarlijk transport via scheepvaart Het bedrijventerrein is gelegen aan het Albertkanaal en zal worden uitgebouwd met het Albertkanaal als structuurdrager. Het Albertkanaal behoort tot het hoofdwaterwegennet en heeft een belangrijke verbindende functie tussen de haven van Antwerpen en het staalbekken van Luik. Bij de ontwikkeling van het bedrijventerrein zal een bijkomende trafiek gegenereerd worden Vliegvelden Binnen het studiegebied, relevant voor domino-effecten zijn geen vliegvelden gelegen. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 17 Projectnummer : EINDRAPPORT

47 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Gevaarlijk transport via pijpleidingen Zoals weergegeven in Kaart 5, zijn er in de omgeving van het bedrijventerrein Heirenbroek pijpleidingen gesitueerd. In Tabel 2.6 zijn de relevante pijpleidingen opgesomd. Tabel 2.6 : Overzicht relevante pijpleidingen Leiding (beheerder) Product Max. bedrijfsdruk (bar) Diameter (mm) FLUXYS LEIDING/BPC contract AARDGAS Onbekend onbekend EPDC PROPYLEEN AIR LIQUIDE WATERSTOF WATERSTOF SABIC/PALL VLOEIBARE KWS 67, SABIC; ARG ETHEEN SABIC. NMP ETHEEN /323 Door het studiegebied rond Heirenbroek loopt een EPDC-leiding aan de overzijde van het Albertkanaal. Ten zuiden van het projectgebied langs de autosnelweg E313 en ten oosten van het projectgebied liggen Fluxys leidingen. Aan de zuidzijde van het Albertkanaal loopt een waterstofleiding van Air Liquide die ook door het projectgebied loopt. Naast de autosnelweg E313 lopen enkele SABIC leidingen op een afstand van 850 m vanaf het projectgebied. Bovenstaande gegevens werden verkregen via Fluxys, EPDC, Air Liquide en SABIC Hoogspanningslijn Er loopt een hoogspanningsleiding door het projectgebied van 380KV van west naar oost., langs het Albertkanaal. Dit is duidelijk aangegeven op kaart Puntbronnen Seveso-bedrijven Binnen het studiegebied van 850 m rondom het projectterrein zijn geen hoge drempel en lage drempel Seveso bedrijven aanwezig. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 18 Projectnummer : EINDRAPPORT

48 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek LPG stations Binnen het studiegebied zijn geen LPG stations gelegen Windturbines Er zijn geen windturbines gesitueerd binnen het studiegebied. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 19 Projectnummer : EINDRAPPORT

49 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 2.5 EVALUATIE SEVESO-BEDRIJVEN OP DE GEPLANDE BEDRIJVENTERREINEN Identificatie geplande bedrijventerreinen Zoals reeds werd aangehaald, houdt het project de ontwikkeling van een nieuw regionaal bedrijventerrein in. In deze paragraaf zal getracht worden de ontwikkelingen te evalueren vanuit het oogpunt externe veiligheid. In het bijzonder zal nagegaan worden welke Sevesoactiviteiten mogelijk zijn binnen het toekomstige bedrijventerrein Heirenbroek. Naast mensrisico s (inclusief domino-effecten) zal tevens aandacht worden besteed aan milieurisico s Seveso-activiteiten op Heirenbroek mensrisico s Inleiding In onderhavig rapport wordt gebruik gemaakt van een zoneringmethodiek die gebaseerd is op de risicoparameter plaatsgebonden risico. In bijlage 5 wordt de methodiek in detail toegelicht. Aan de hand van deze methodiek wordt het bedrijventerrein Heirenbroek voor een aantal representatieve activiteiten gezoneerd. Voor de betreffende activiteit zullen de mogelijke inplantinglocaties aan de hand van een zoneringkaart weergegeven worden. Er is telkens een kaart opgemaakt aan de hand van de risicocriteria voor Seveso-inrichtingen. In paragraaf 2.2 zijn deze risicocriteria besproken, de relevante omgevingsfactoren werden besproken in paragraaf 0. Voor volgende activiteiten werd een zoneringkaart opgemaakt: bovengrondse brandgevaarlijke gassen; ondergrondse brandgevaarlijke gassen; brandgevaarlijke vloeistoffen; toxische gassen; toxische vloeistoffen; ontplofbare stoffen; opslagmagazijnen; Opgemerkt dient te worden dat het overschrijden van de zonegrenzen niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een gedetailleerde QRA voor de betreffende inrichting moet aantonen of de criteria met betrekking tot externe veiligheid niet overschreden worden. voor seveso-hoge Drempel bedrijven steeds een QRA dient uitgevoerd te worden in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de Seveso-Lage Drempel bedrijven kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 20 Projectnummer : EINDRAPPORT

50 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek De zoneringkaarten zijn weergegeven in bijlage 7 en worden besproken in volgende paragrafen Evaluatie zonering bedrijventerreinen In onderstaande alinea s wordt voor elke activiteit de zoneringkaart(-en) kort besproken. Er wordt telkens aangegeven wat de mogelijkheden zijn voor elke activiteit binnen het bedrijventerrein Heirenbroek. Opgemerkt dient te worden dat de maximale waarde mogelijk slechts op een gedeelte van het bedrijventerrein mogelijk is. 5. Verder dient opgemerkt te worden dat het overschrijden van de zonegrenzen volgens de zoneringsmethodiek niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een verdere studie genoodzaakt is (zie schema Figuur 2.2) Bovengrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen Uit figuur 2.3 van bijlage 7 blijkt dat het bedrijventerrein Heirenbroek mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan brandgevaarlijke gassen. Met betrekking tot bovengrondse aanwezigheid van brandbare gassen zijn er echter wel beperkingen aanwezig. De grootste beperking bevindt zich aan de zuidwestelijk gelegen zonevreemde woningclusters en aan het zuidoostelijk gelegen gebied met woonfunctie Krakelaarsveld. Verder geven de zoneringskaarten aan dat er gebieden zijn, waar mogelijkheid is tot inplanten van inrichtingen die een bovengrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen hebben tot 2000 ton Ondergrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen Uit de figuur 2.4 van bijlage 7 blijkt dat het bedrijventerrein Heirenbroek mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan brandgevaarlijke gassen. Met betrekking tot ondergrondse opslag van brandbare gassen zijn er net zoals bij de bovengrondse gassen beperkingen aanwezig. Op een minimaal gedeelte van het projectgebied, aan de zuidelijke grens van het projectgebied ter hoogte van de zonevreemde woningclusters, is er geen aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen ondergronds toegestaan, volgens de zoneringsmethodiek. Verder geven de zoneringskaarten aan dat er mogelijkheid is tot inplanten van inrichtingen die een ondergrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen hebben tot 2000 ton. 5 De betreffende zones zijn weergegeven op de relevante zoneringkaart. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 21 Projectnummer : EINDRAPPORT

51 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Brandgevaarlijke vloeistoffen Uit figuur 2.5 van bijlage 7 blijkt dat het bedrijventerrein Heirenbroek mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan brandgevaarlijke vloeistoffen. Net zoals bij de brandbare gassen is de aanwezigheid van brandbare vloeistoffen, volgens de zoneringsmethodiek, niet mogelijk ter hoogte van de zonevreemde woningclusters. Verder geven de zoneringskaarten aan dat er mogelijkheid is tot inplanten van inrichtingen gerelateerd aan brandgevaarlijke vloeistoffen met een maximaal brandoppervlakte tot m² Toxische gassen Voor deze activiteit is een kaart opgemaakt, uitgaande van inrichtingen met chloor als giftig gas. Uit figuur 2.6 van bijlage 7 blijkt dat het projectgebied geen mogelijkheid biedt tot inrichtingen met een aanwezigheid van toxische gassen (op basis van chloor). Verder dient aangegeven te worden dat de zonering sterk afhankelijk is van de inherente toxiciteit van de betrokken stof (zie methodiek), en dat bijgevolg stoffen met een lagere toxiciteit dan chloor mogelijk mogelijkheden hebben Toxische vloeistoffen Voor deze activiteit is figuur 2.7 opgemaakt, uitgaande van inrichtingen met broom als giftige vloeistof. Analoog aan de toxische gassen is de zonering sterk afhankelijk van de vluchtigheid en inherente toxiciteit van de betrokken stof. De kaarten werden opgemaakt voor broom, dat een zeer giftige en vluchtige vloeistof is. Uit kaart 6 van bijlage 7 blijkt dat voor activiteiten gerelateerd aan dergelijke vloeistoffen de zonering aangeeft dat er sterke beperkingen zijn op het bedrijventerrein van Heirenbroek. Net zoals voor de andere kaarten is er een zone aanwezig waar, volgens de zoneringsmethodiek, geen toxische vloeistoffen mogelijk zijn. Op het noordelijk gedeelte is er mogelijkheid tot aanwezigheid van toxische vloeistoffen die een maximale plasoppervlakte van 250 m² kunnen vormen Ontplofbare stoffen Uit figuur 2.8 van bijlage 7 blijkt dat het bedrijventerrein Heirenbroek mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan ontplofbare stoffen. Doch kan besloten worden dat de zonering aangeeft dat het bedrijventerrein slechts potenties heeft voor relatief lage hoeveelheden aan ontplofbare stoffen. Slechts een beperkt gedeelte (aan de noordelijke grens) kan ontplofbare stoffen met TNT-equivalent van 10 ton huisvesten. Hier is er eveneens een grote zone aanwezig waar geen ontplofbare stoffen mogelijk zijn. Opgemerkt dient te worden dat de zonering sterk afhankelijk is van het TNTequivalent van de betrokken stof (zie methodiek). SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 22 Projectnummer : EINDRAPPORT

52 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Opslagmagazijnen met automatisch blussysteem De figuur 2.9 van bijlage 7 is voor deze activiteit opgemaakt rekening houdende met het scenario brand inclusief de vorming van toxische rookgassen. Evenwel werd het gemiddelde stikstofpercentage binnen de opgeslagen producten beperkt tot beneden 1,5 massa-procent. Indien toxische gassen binnen het magazijn worden opgeslagen dient tevens voldaan te worden aan de zonering voor toxische gassen. Het blijkt dat het bedrijventerrein Heirenbroek mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan opslagmagazijnen met automatisch blussysteem. Op basis van de kaart is het bedrijventerrein op een voldoende afstand gelegen van kwetsbare locaties en bewoning voor het inplanten van dergelijke activiteiten waarbij de maximale oppervlakte van een magazijn 2500 m² (met automatisch blussysteem) bedraagt. Opgemerkt dient te worden dat de gehanteerde methodiek verwijst naar de CPR-richtlijnen uit Nederland. Hierin is de maximale oppervlakte beperkt tot 2500 m². Dit betekent niet dat grotere magazijnen uitgesloten zijn. In Vlaanderen is er vanuit externe veiligheid geen oppervlaktebeperking opgelegd. Doch dient opgemerkt te worden dat de adviezen van de bevoegde brandweerdiensten een mogelijke beperking van de maximale brandoppervlakte opleggen door middel van compartimentering. Dit advies is afhankelijk van de bevoegde brandweerdiensten Opslagmagazijnen met externe brandweer De figuur 2.10 van bijlage 7 is voor deze activiteit opgemaakt rekening houdende met het scenario brand inclusief de vorming van toxische rookgassen. Evenwel werd het gemiddelde stikstofpercentage binnen de opgeslagen producten beperkt tot beneden 1,5 massa-procent. Indien toxische gassen binnen het magazijn worden opgeslagen dient tevens voldaan te worden aan de zonering voor toxische gassen. Het blijkt dat het bedrijventerrein Heirenbroek mogelijkheden biedt met betrekking tot inrichtingen met activiteiten gerelateerd aan opslagmagazijnen met externe brandweer. Op basis van de kaart is het bedrijventerrein op een voldoende afstand gelegen van kwetsbare locaties en bewoning voor het inplanten van dergelijke activiteiten waarbij de maximale oppervlakte van een magazijn 2500 m² (met automatisch blussysteem) bedraagt. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 23 Projectnummer : EINDRAPPORT

53 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Besluit Op basis van de zoneringkaarten, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Heirenbroek of delen ervan mogelijk zijn. Wel kan opgemerkt worden dat de mogelijkheden naar Seveso-activiteiten het grootst zijn in de zone gelegen aan de noordelijke grens van het bedrijventerrein. Een zone gelegen aan de zonevreemde woningclusters en de scheiding naar de woonzone Krakelaarsveld laten geen Sevesobedrijvigheid toe. Ook kan opgemerkt worden dat de potenties naar activiteiten gerelateerd aan toxische gassen of toxische (vluchtige) vloeistoffen eerder beperkt zijn. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 24 Projectnummer : EINDRAPPORT

54 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Seveso-activiteiten op Heirenbroek domino-effecten Inleiding In het kader van kwantitatieve risicoanalyse voor industriezones dient rekening gehouden te worden met de mogelijke verhoging van de kans op faling voor een installatie als gevolg van de nabijheid van externe gevarenbronnen. Het falen van een installatie als gevolg van een extern incident in de omgeving van de installatie wordt een domino-effect genoemd. De Methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten 6, opgemaakt in opdracht van het Federale Ministerie van Tewerkstelling en Arbeid (het huidige FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg), wordt gehanteerd als leidraad voor de verdere bespreking van deze paragraaf. Er wordt volgens de methodologie een onderscheid gemaakt tussen het primair accident en het secundair accident. Hierbij worden voor het primair accident enkel thermische of mechanische effecten in rekening gebracht, terwijl voor het secundair accident bijkomend de toxische effecten beschouwd dienen te worden. In het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportage, wordt de mogelijke wisselwerking onderzocht tussen de bestaande gevarenbronnen en mogelijk toekomstige ontwikkelingen op het nieuwe bedrijventerrein. Tijdens de studie wordt aandacht geschonken aan lijnbronnen (bv. leidingen, wegtransport,...) en puntbronnen (Seveso-inrichtingen) Criteria voor afbakening De bovenvermelde methodologie bevat een technische bijlage ( Deel III ), aan de hand waarvan voor verschillende ongevalscenario s (plasbrand, tankbrand, BLEVE, gaswolkexplosie,...) de maximale effectafstanden kunnen bepaald worden binnen dewelke relevante materiële schade aan installaties kan optreden. Hierbij wordt vastgesteld dat de grootste weergegeven schade-afstanden 500 meter bedragen. Deze afstanden stemmen overeen met: de perimeter waarbinnen de meeste brokstukken terechtkomen tengevolge van een explosie van een druksfeer, gevuld met een reactief product (ethyleenoxide); de perimeter waarbinnen belangrijke overdrukken (> 160 mbar) gegenereerd worden tengevolge van de ontsteking van een uitgestrekte brandbare wolk. 6 Methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten, Faculté Polytechnique de Mons, dr.ir.ch. Delvosalle, CRC/MT/003, Eerste Druk, september1998. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 25 Projectnummer : EINDRAPPORT

55 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Enkel in de specifieke situatie dat op een bedrijfsterrein hoge distillatie-kolommen aanwezig zijn, dient rekening gehouden te worden met een nog grotere schade-afstand (850 meter) als gevolg van de mogelijkheid tot uitworp van brokstukken over grote afstanden. Echter de kans op catastrofale faling van een drukkolom bedraagt /kolomjaar. Verder wordt aangenomen dat een dergelijk incident in 10% van de gevallen gepaard gaat met significante uitworp van brokstukken (bijvoorbeeld als gevolg van een interne explosie). De kans op relevante uitworp van brokstukken tengevolge van het falen van een kolom bedraagt bijgevolg /kolomjaar. Deze kans dient verder nog gecombineerd te worden met de kans (impactkans) dat het brokstuk op een secundaire installatie neerkomt. Indien men deze faalkans vergelijkt met de initiële faalkansen van installaties opgenomen in het Handboek Kanscijfers kan besloten worden dat de kans op schade als gevolg van het falen van een drukkolom niet significant (< 10%) zal bijdragen tot de generieke kans op het falen van installaties aanwezig op bedrijventerreinen. Samenvattend kan worden gesteld dat in het kader van deze onderzoeksopdracht de studie naar domino-effecten wordt uitgevoerd voor zones van het bedrijventerrein die gelegen zijn in de schade-perimeter van 500 meter rond de externe gevarenbronnen Domino-effecten puntbronnen In paragraaf worden de Seveso-bedrijven en LPG stations in de omgeving van het bedrijventerrein Heirenbroek besproken. Hieruit blijkt dat in het studiegebied geen Sevesobedrijf aanwezig is. Domino-effecten ten gevolge van Seveso bedrijven en LPG stations zijn in dit studiegebied in de huidige situatie niet mogelijk Domino-effecten lijnbronnen In paragraaf worden de lijnbronnen in de omgeving van het bedrijventerrein Heirenbroek besproken. Deze groep van externe gevarenbronnen werden opgedeeld in volgende onderdelen: Gevaarlijk transport over de weg (E313, N13 en R15) en het water (Albertkanaal); Leidingstraat met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen door ondergrondse pijpleidingen; Hoogspanningslijn. Opgemerkt dient te worden dat tot op heden geen risico-analysemethodiek beschikbaar is in Vlaanderen met betrekking tot lijnbronnen. In deze paragraaf worden mogelijke dominoeffecten op het bedrijventerrein onderzocht, tengevolge van een incident op de nabijgelegen transportassen. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 26 Projectnummer : EINDRAPPORT

56 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Wegtransport Voor mobiele installaties zullen volgende perimeters zoals door de methodologie voorgeschreven toegepast worden. Voor warmtestraling is het nodig de maximale plasoppervlakte van een faling van een tankwagen of spoorwagon in te schatten. De plasoppervlakte is afhankelijk van de hoeveelheid product en de ruwheid van de ondergrond. Het plasoppervlakte op een verharde ondergrond, zoals bij tankwagens zal maximaal zijn. Uit de methodologie wordt een maximale effectafstand van 100 meter vanaf de rand van de plas bepaald. De effectafstanden tengevolge van brokstukken en fragmenten voor mobiele installaties kunnen gereduceerd worden tot 2 mogelijke installatie-onderdelen. Dit zijn de horizontale cilinders onder druk en atmosferische tanken. Voor druktankwagens zal m.b.t. brokstukken een maximale afstand van 200 meter gelden. Atmosferische tanken hebben een max. effectafstand van 100 meter. Met betrekking tot schade die optreedt tengevolge van explosies kunnen voor lijnbronnen onderstaande effectafstanden gehanteerd worden: Gering reactieve stof : 250 m Middelmatig reactieve stof: 350 m Sterk reactieve stof: 500 m De kansverhoging van seveso-installaties gelegen binnen de schade-perimeter van de plaats van het incident kan voor iedere situatie berekend worden op voorwaarde dat er gegevens m.b.t. het gevaarlijke transport voorhanden zijn. A.d.h.v. de methodologie kunnen de stromen van transporten berekend worden die zullen bijdragen aan de generieke faalkansen van de seveso-installaties gelegen langs de transportstroom. Voor bovenstaande effecten (warmtestraling, brokstukken en explosie) zal in onderstaande paragrafen berekend worden vanaf welke transportdichtheden een mogelijke kansverhoging bij secundaire installaties te verwachten is. Als referentie voor de secundaire installatie wordt een druktank gebruikt, aangezien de generieke faalkans (die als referentie wordt gebruikt) lager is bij een druktank dan bij een atmosferische tank. Verder dient opgemerkt te worden dat het Handboek Kanscijfers ook voor procesinstallaties die werken bij een verhoogde druk de faalcijfers van druktanks worden aanbevolen. In het kader van de definitie van een domino-effect worden enkel breuken (inclusief 10 minuten uitstroom) en grote lekken weerhouden als secundair gevolg, dit omdat het gevolg voor de secundaire installatie groter moet zijn dan de initiële gebeurtenis. Eveneens kan, SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 27 Projectnummer : EINDRAPPORT

57 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek om dezelfde reden, worden gesteld dat enkel breuken en grote lekken aanleiding kunnen geven tot eventuele domino-effecten op secundaire installaties. Aangezien effecten tengevolge van een incident op een naburig terrein niet steeds aanleiding zullen geven tot schade met als resultaat een catastrofale breuk van het secundaire installatie-onderdeel, maar eveneens aanleiding kunnen geven tot een groot lek, zal ten behoeve van de domino-studie aangenomen worden dat de kans op groot lek of breuk, zich verhouden zoals de generieke faalcijfers zich verhouden. Met andere woorden wordt de kans op schade vergeleken met de generieke faalcijfers voor de scenario s groot lek (inclusief uitstroming in 10 minuten) en breuk. Brokstukken De aanbevolen faaldata uit het Handboek Kanscijfers (2004) voor groot lek en catastrofaal falen van een tankwagen bedraagt: tabel 2.7: Faaldata uit het Handboek Kanscijfers Installatie Groot lek Breuk (Per jaar) (Per jaar) Atmosferische tankwagen 1,2E-05 5,0E-06 Druktankwagen 3,0E-06 3,0E-07 NOTA: gezien de beperkte hoeveelheid aanwezig in een tankwagen (circa 25 m³) wordt aangenomen dat een 100 mm lek van een tankwagen steeds aanleiding geeft tot een uitstromingsduur van minder dan 10 minuten, zodoende dient krachtens het Handboek Kanscijfers het scenario uistroming in 10 minuten niet beschouwd te worden. De ontstekingskansen met betrekking tot de vrijstelling van LPG wordt in het Handboek Kanscijfers gelijk gesteld aan 0,2 voor vertraagde ontsteking en 0,8 voor directe ontsteking. Voorgaande kanscijfers hebben betrekking op instantane vrijzettingen van meer dan 10 ton of continue debieten van meer dan 100 kg/s. Rekening houdend met de hoge dichtheid aan ontstekingsbronnen op de wegen, worden de ontstekingskansen van vloeistoffen gelijk gesteld aan deze voor gassen. Aangenomen wordt dat in 10% van de gevallen een breuk van de tankwagen gepaard gaat met een relevante uitworp van brokstukken. De impactkans van een brokstuk op een installatie wordt arbitrair gelijk gesteld aan 10%. Met betrekking tot de vloeistofwagons wordt bij het scenario brokstukken rekening gehouden met het faalscenario groot lek. Dit omwille van de mogelijkheid dat een significante brand ontstaat onder de tankwagen, die kan resulteren in een catastrofale breuk met de uitworp van brokstukken. Met behulp van de methodologie van domino-effecten kan er berekend worden hoeveel tankwagens/dag een seveso-bedrijf of bedrijf met installaties met gevaarlijke producten mag passeren alvorens er een verhoging van de kans van deze installatie nodig geacht wordt tengevolge het transport van gevaarlijke producten. gastankwagens SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 28 Projectnummer : EINDRAPPORT

58 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek De generieke faalkans van een druktank (groot lek, uitstroom in 10 min, breuk) bedraagt 9,5E-06 per jaar. Een kansverhoging van deze generieke faalkans wordt verwacht indien er meer dan 10% bijdrage tengevolge domino-effecten berekend wordt, nl. 9,5E-07 per jaar. Aanwezigheid tankwagens (uur/jaar) = [kans op 10%-bijdrage / (kans op breuk van de tankwagen x directe ontsteking x uitworp van brokstukken x impactkans] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag. Aanwezigheid tankwagens = [9,5E-07/jaar/ (3E-07/jaar (x 0,8 x 0,1 x 0,1)] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag) = uur/jaar Dit kan omgerekend worden naar een aantal tankwagens per dag. Indien verondersteld wordt dat er 60 km/uur gereden wordt en er een afstand van 0,4 km langsheen het bedrijfsterrein afgelegd wordt. De trajectlengte wordt bekomen door de maximale schadeperimeter van het incident te vermenigvuldigen maal 2. Dit is immers de afstand waarover de mobiele installatie een secundaire installatie (puntbron) kan beschadigen. Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van gastankwagens x snelheid/ trajectlengte = uur/jaar x (60 km/uur/ 0,4 km) / 365 dagen/jaar = gastankwagens/dag Indien er meer dan gastankwagens/dag met gevaarlijke producten langsheen het terrein met seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat de uitworp van brokstukken als gevolg van het falen van een gastankwagen in de nabijheid de faalkans van de seveso-installatie verhoogt. vloeistoftankwagens Voor vloeistoftankwagens zal de berekening van domino-effecten op dezelfde manier gebeuren. De impactkans van een brokstuk op een installatie wordt arbitrair gelijk gesteld aan 10%. De kans op brokstukken tengevolge van het falen van een vloeistoftankwagen kan als volgt berekend worden Aanwezigheid tankwagens = [9,5E-07/jaar/ (1,2E-05/jaar x 0,8 x 0,1 x 0,1)]x(365 dagen/jaar x 24 uur/dag) = uur/jaar Dit kan omgerekend worden naar een aantal tankwagens per dag. Indien verondersteld wordt dat er 60 km/uur gereden wordt en er een afstand van 0,2 km (2 x schadeperimeter atmosferische tankwagen) langsheen het bedrijfsterrein afgelegd wordt. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 29 Projectnummer : EINDRAPPORT

59 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van vloeistoftankwagens x snelheid/ trajectlengte = uur/jaar x (60 km/uur/ 0,2 km) / 365 dagen/jaar = tankwagens/dag Indien er meer dan vloeistoftankwagens/dag met gevaarlijke producten langsheen het terrein met seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat de uitworp van brokstukken als gevolg van het falen van een vloeistoftankwagen in de nabijheid de faalkans van de seveso-installatie verhoogt. drukeffecten gastankwagens Naast brokstukken kunnen de overdrukken tengevolge van een BLEVE of gaswolkexplosie significante schade aan installaties veroorzaken. Gaswolkexplosie Aangenomen wordt dat in 50% van de gevallen de wind ongunstig waait en de wolk in de richting van de secundaire installatie stuwt. Het Handboek Kanscijfers beveelt een ontstekingskans van 0,2 aan voor instantane vrijzettingen van meer dan kg. Voor vertraagde ontsteking is door het Handboek Kanscijfers (2004) bepaald dat de kans op explosie 0,7 bedraagt en de kans op een wolkbrand 0,3. Enkel explosie van een brandbare wolk geeft aanleiding tot de generatie van overdruk. De kans op een gaswolkexplosie tengevolge van het falen van een gastankwagen kan rekening houdend met bovenstaande gegevens als volgt berekend worden: Aantal tankwagens/jaar = 10%- bijdrage / [Groot lek of breuk x ongunstige wind x ontsteking x explosie x (1 km) traject] Aantal tankwagens = [Kans 10%-bijdrage / (3,3E-06/jaar x 0,5 x 0,2 x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = [9,5E-07/ (3,3E-06/jaar x 0,5 x 0,2 x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = uur/jaar = 5920 tankwagens per dag BLEVE Enkel directe ontsteking van een instantane vrijzetting kan aanleiding geven tot een BLEVE. Voor directe ontsteking van LPG-installaties van instantane vrijzettingen van meer dan kg wordt door het Handboek Kanscijfers een factor 0,7 toegekend. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 30 Projectnummer : EINDRAPPORT

60 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Om de maximale schade-afstand van een drukgolf t.g.v. een BLEVE te berekenen werd beroep gedaan op het Gele Boek 7, hoofdstuk 7. Een tankwagen van 25 m³ gevuld met propaan geeft met deze methode een schade-afstand van minder dan 100 m. De kans op een BLEVE tengevolge van het falen van een gastankwagen kan, rekening houdend met bovenstaande gegevens, als volgt berekend worden: Aantal tankwagens/jaar = 10%- bijdrage / [breuk x ontsteking x (0,2 km) traject] Aantal tankwagens = [Kans 10%-bijdrage / (3E-07/jaar x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = [9,5E-07/ (3E-07/jaar x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = uur/jaar = tankwagens per dag vloeistoftankwagens Op een analoge manier wordt het aantal vloeistoftankwagens berekend die het projectgebied mogen doorkruisen, alvorens een significante faalkans verhoging t.g.v. een gaswolkexplosie optreedt. De ontstekingskansen worden zoals besproken onder de titel brokstukken gelijk gesteld aan deze voor LPG. Aantal tankwagens = [Kans 10%-bijdrage / (1,7E-05/jaar x 0,5 x 0,2 x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = [9,5E-07 / (1,7E-05/jaar x 0,5 x 0,2 x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = 6990 uur/jaar = 1150 tankwagens per dag warmtestraling gastankwagens Directe ontsteking van een groot lek aan een gastankwagen zal aanleiding geven tot een fakkelbrand. De methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten geeft een maximale schadeafstand van 100 meter voor installaties tengevolge van warmtestraling bij een fakkelbrand. Het Handboek Kanscijfers beveelt een ontstekingskans van 0,7 aan voor directe ontsteking van een continue vrijzetting van meer dan 100 kg/s. De kans op een fakkelbrand tengevolge van het falen van een gastankwagen kan rekening houdend met bovenstaande gegevens als volgt berekend worden: Aanwezigheid tankwagens = [9,5E-07/jaar / (3E-06/jaar x 0,7)]x(365 dagen/jaar x 24 uur/dag) = 3963 uur/jaar 7 Gele Boek : Methods for the calculation of physical effects, Commissie Preventie van Rampen door SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 31 Projectnummer : EINDRAPPORT

61 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Dit kan omgerekend worden naar een aantal tankwagens per dag. Indien verondersteld wordt dat er 60 km/uur gereden wordt en er een afstand van 0,2 km (2 x schadeperimeter fakkelbrand van 100 m) langsheen het bedrijfsterrein afgelegd wordt. Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van gastankwagens x snelheid/ trajectlengte = 3963 uur/jaar x (60 km/uur/ 0,2 km) / 365 dagen/jaar = 3257 tankwagens/dag Indien er meer dan 3257 gastankwagens/dag met gevaarlijke producten langsheen het terrein met seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat de uitworp van brokstukken als gevolg van het falen van een gastankwagen in de nabijheid de faalkans van de seveso-installatie verhoogt. vloeistoftankwagens Op een analoge manier wordt het eventuele optreden van warmtestraling door een plasbrand als gevolg van het falen van een vloeistoftankwagen berekend. De ontstekingskansen wordt analoog aan het Handboek Kanscijfers gelijk gesteld aan 0,13 (directe + vertraagde ontsteking van benzine). Uit de methodologie wordt een maximale effectafstand van 100 meter vanaf de rand van de plas bepaald. Aanwezigheid tankwagens = [9,5E-07/jaar / (1,7E-05/jaar x 0,13)] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = 3766 uur/jaar Dit kan omgerekend worden naar een aantal tankwagens per dag. Indien verondersteld wordt dat er 60 km/uur gereden wordt en er een afstand van 0,2 km (2 x schadeperimeter plasbrand van 100 m) langsheen het bedrijfsterrein afgelegd wordt. Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van vloeistoftankwagens x snelheid/ trajectlengte = 3766 uur/jaar x (60 km/uur/ 0,2 km) / 365 dagen/jaar = 3095 tankwagens/dag Indien er meer dan 3095 vloeistoftankwagens/dag met gevaarlijke producten langsheen het terrein met seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat de uitworp van brokstukken als gevolg van het falen van een vloeistoftankwagen in de nabijheid de faalkans van de seveso-installatie verhoogt. gevaarlijke Stoffen, PGS2 SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 32 Projectnummer : EINDRAPPORT

62 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Besluit In onderstaande tabel worden de resultaten van voorgaande bespreking kort samengevat. De tabel geeft de transportdichtheden aan brandgevaarlijke bulkgoederen weer die resulteren in een mogelijke faalkansverhoging voor secundaire installaties. Deze benadering is conservatief gelet op het gegeven dat voor de secundaire installatie een lage faalkans (groot lek + uitstroming in 10 min + breuk van een druktank) als referentie is gehanteerd. Tabel 2.8 : berekende grenswaarden wegtransport m.b.t. domino-effecten Referentieinstallatie Vloeistoftankwagen Aantal Tankwagens (per dag) Gastankwagen Brokstukken Gaswolkexplosie Warmtestraling Brokstukken Gaswolkexplosie Warmtestraling BLEVE Druktank In de nabijheid van het projectgebied lopen 2 gewestwegen : N13 en R15. Op basis van transportgegevens 8 die geïnventariseerd werden door SGS, kan besloten worden dat ca. 50% van de getransporteerde gevaarlijke goederen, producten betreft die onder het toepassingsgebied van de Seveso-richtlijn vallen (met uitzondering van milieugevaarlijke stoffen). Bovendien betreft de helft van de transporten, het vervoer van goederen in bulkvorm (tankvervoer). In Vlaanderen zijn momenteel geen gegevens beschikbaar over het aandeel aan ADR-transporten van het totale wegverkeer. In Nederland wordt door de Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen 9 een dichtheid van 5% op de totale vervoerstroom aangegeven. Het aandeel aan brandgevaarlijke vloeistoffen en gassen zal in de praktijk veel lager zijn dan de berekende grenswaarden opgenomen in Tabel 2.8. Bijgevolg worden dominoeffecten tengevolge van het doorvoer wegtransport ter hoogte van het bedrijventerrein Heirenbroek niet verwacht. Met betrekking tot het transport op het bedrijventerrein zijn momenteel geen gegevens beschikbaar over de aard, hoeveelheid, modus of modi, traject met uitzondering voor pijpleidingstraten. Dit kan dus niet beschouwd worden binnen een planningscontext. Bovendien brengt inplanting van Seveso-bedrijven automatisch transport van gevaarlijke goederen met zich mee. 8 Analyse transportgegevens in het kader van ruimtelijke veiligheidsrapporten op strategisch planniveau. 9 Handreiking externe veiligheid vervoer gevaarlijke stoffen, Ministerie van Verkeer en Waterstaat (Nederland), SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 33 Projectnummer : EINDRAPPORT

63 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Scheepstransport Langsheen het Albertkanaal werd in ca. 38,3 miljoen ton goederen vervoerd. Op basis van de gegevens van nv De Scheepvaart, kan worden besloten dat langs het Albertkanaal gemiddeld 0,31 schepen/dag met brandgevaarlijke gassen varen en 2,67 schepen/dag met brandgevaarlijke vloeistoffen. Met betrekking tot domino-effecten worden enkel de (zeer) licht ontvlambare producten in beschouwing genomen. De berekening voor het scheepstransport is analoog aan deze voor het wegtransport. Het Handboek Kanscijfers geeft immers aan dat falingen inherent aan de transporteenheid voor schepen behandeld moeten worden zoals vaste installaties en leidingen. In de berekening wordt de gemiddelde snelheid van een binnenschip gelijk gesteld aan 15 km/uur (maximum snelheid Albertkanaal). Rekening houdende met voorgaande factoren en de berekening voor wegtransport, worden volgende resultaten bekomen: Tabel 2.9 : berekende grenswaarden scheepstransport m.b.t. domino-effecten Referentieinstallatie Vloeistoftankwagen Aantal Schepen (per dag) Gastankwagen Brokstukken Gaswolkexplosie Warmtestraling Brokstukken Gaswolkexplosie Warmtestraling BLEVE Druktank Rekening houdende met voorgaande tabel en met de trafiekgegevens langsheen het Albertkanaal, kan worden besloten dat de kans op schade tengevolge van een incident op het Albertkanaal niet significant (<10%) zal bijdragen tot de inherente faalkans van de secundaire installatie op het bedrijventerrein Heirenbroek Leidingstraat In paragraaf worden de leidingstraten in de omgeving van het bedrijventerrein Heirenbroek besproken. In onderstaande tabel worden de relevante leidingen opgesomd. In onderhavige paragraaf worden de mogelijke domino-effecten tengevolge van de ondergrondse leidingen geïdentificeerd. Als basis worden de scenario s voor ondergrondse pijpleidingen uit het Handboek Kanscijfers (2004) gehanteerd, namelijk : Breuk van de leiding; Gat in de leiding (lekdiameter gelijk aan de helft van de leidingdiameter); Barst in de leiding (lekdiameter gelijk aan 10 mm); 10 Jaarverslag 2004, NV De Scheepvaart, 2004 SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 34 Projectnummer : EINDRAPPORT

64 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Telkens zijn twee schadelijke effecten van toepassing, namelijk schade tengevolge van een gaswolkexplosie (overdruk) en schade tengevolge van warmtestraling. Opgemerkt dient te worden dat in het geval van een ondergrondse leiding vloeibare koolwaterstoffen geen schadelijke effecten voor installaties boven de grond worden verwacht. Gaswolkexplosie Verder dient opgemerkt te worden dat in het kader van relevante schade tengevolge van een gaswolkexplosie, de gaswolk tenminste moet bestaan uit 100 kg brandbare massa. Met behulp van het softwarepakket EFFECTS, wordt berekend dat voor de ethyleenleidingen een breuk van de leiding of een gat in de leiding aanleiding geeft tot vorming van relevante brandbare wolken. Analoog worden voor alle gasleidingen het scenario gat en breuk weerhouden met betrekking tot de domino-analyse. Voor deze scenario s worden tevens telkens warmtestraling tengevolge van een fakkelbrand behandeld. De aangegeven faalkansen voor de relevante scenario s in het handboek kanscijfers worden in onderstaande tabel weergegeven. Tabel 2.10 : faalkansen voor ondergrondse pijpleidingen volgens het Handboek Kanscijfers (2004) Installatie Gat (per meter.jaar) Breuk (per meter.jaar) Ondergrondse leiding 2,3E-08 3E-09 Analoog aan de berekeningen voor tankwagens, wordt de kans op een gaswolkexplosie tengevolge van het falen van een ondergrondse leiding als volgt berekend: faalkans x relevante lengte x ongunstige wind x ontsteking x explosie = kans op schade De relevante lengte wordt analoog aan het transport gelijk gesteld aan 2 maal de relevante schadeperimeter. Met betrekking tot de producten in de aanwezige leidingen ethyleen, en propyleen bedraagt de schadeperimeter volgens de methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten, 700 meter (2 x 350 m, schadeperimeter voor middelmatig reactieve stoffen). Het Handboek Kanscijfers beveelt een ontstekingskans van 0,1 aan voor vertraagde ontsteking van een continue vrijzetting met een debiet tussen 10 en 100 kg/s. Bijgevolg wordt volgende faalkans bekomen : 2,6E-8/leidingmeter.jaar x 700 m x 0,5 x 0,1 x 0,7 = 6,37E-7 /leidingjaar SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 35 Projectnummer : EINDRAPPORT

65 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek fakkelbrand De methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten geeft een maximale schadeafstand van 100 meter voor installaties tengevolge van warmtestraling bij een fakkelbrand. Hierbij dient opgemerkt te worden dat de methodologie aangeeft dat een fakkel in het algemeen niet langer is dan 50 meter. Verder wordt aangegeven dat de stralingswarmte relatief snel afneemt in functie van de afstand van de vlam. De methodologie stelt dat de maximale schadeafstand voor installaties met betrekking tot warmtestraling als gevolg van een fakkelbrand zich situeert op 50 meter van de vlam. Aangezien het hier om ondergrondse leidingen gaat, zal de vlam loodrecht op het grondoppervlak staan. Met ander woorden de maximale schadeperimeter voor fakkelbrand als gevolg van het falen van een ondergrondse leiding bedraagt ca. 50 meter. Alle leidingen zijn gelegen op meer dan 100 meter van het bedrijventerrein Heirenbroek en dienen bijgevolg niet weerhouden te worden met betrekking tot dit scenario. Besluit Op basis van bovenstaande paragrafen kan besloten worden dat een significante bijdrage aan het extern risico tengevolge van domino-effecten op het bedrijventerrein Heirenbroek gerelateerd aan ondergrondse leidingen niet verwacht wordt. Want indien de berekende faalkans voor de relevante gaswolkexplosies vergeleken wordt t.o.v. van de faalkansen voor enkelwandige atmosferische opslagtanks en druktanks uit het Handboek Kanscijfers (2004) wordt een bijdrage < 10% bekomen. Dit blijkt uit volgende tabel. primaire installatie waterstofleiding Leiding met Ethyleen Propyleen EPDC aardgasleiding scenario Schadeperimeter 11 secundaire installatie kans op schade faalkans secundaire installatie bijdrage m per leidingjaar per jaar % fakkelbrand 50 druktank 1.40E E gaswolkexplosie 500 druktank 9.10E E fakkelbrand 50 atmosferische tank 1.40E E gaswolkexplosie 500 atmosferische tank 9.10E E fakkelbrand 50 druktank 1.40E E gaswolkexplosie 350 druktank 6.37E E fakkelbrand 50 atmosferische tank 1.40E E gaswolkexplosie 350 atmosferische tank 6.37E E fakkelbrand 50 druktank 1.04E E gaswolkexplosie 250 druktank 4.55E E fakkelbrand 50 atmosferische tank 1.04E E gaswolkexplosie 250 atmosferische tank 4.55E E De schadeperimeters zijn bepaald op basis van de Methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten, opgemaakt door Faculté Polytechnique de Mons, dr.ir.ch. Delvosalle. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 36 Projectnummer : EINDRAPPORT

66 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Uit bovenstaande grofmazige berekening blijkt dat de kans op schade tengevolge van het falen van een ondergrondse leiding aan toekomstige Seveso-installaties op het bedrijventerrein relevant is. In het bijzonder kan de leiding met waterstof (gelegen op het bedrijventerrein) resulteren in een significante faalkansverhoging van en toekomstige Seveso-installaties op het bedrijventerrein. De leidingen ethyleen, propyleen, enz. Liggen op een grotere afstand van de grens van het bedrijventerrein namelijk ca. 850m. In het bijzonder draagt het scenario fakkelbrand in belangrijke mate bij tot de faalkans van installaties. Rekening houdende met de relevante schadeperimeter, wordt aanbevolen geen Seveso-installaties binnen de 50 meter van de ondergrondse leidingstraat in te planten. Voor installaties binnen deze perimeter dient aan de hand van een dominoeffectenanalyse voor de secundaire installaties de noodzakelijkheid van een bescherming tegen warmtestraling (sprinkler, coating, brandmuur,...) bestudeerd te worden. Op een afstand verder dan 50 meter, kan aangenomen worden dat de generieke faalkansverhoging voor een drukvat (groot lek + uitstroming in 10 min+ breuk) lager is dan 10%. Dergelijke bijdrage wordt rekening houdende met de conservatieve benadering aanvaardbaar geacht. Indien de generieke faalkans niet gebruikt wordt voor de secundaire installatie, bijvoorbeeld bij gebruik van faalkansreductie op de secundaire installatie, dan dient voorgaande evaluatie opnieuw te gebeuren Hoogspanningsleidingen Het breken van een hoogspanningsleiding kan resulteren in materiële schade aan installaties die getroffen worden door de vallende kabel. Aanbevolen wordt om geen installaties (met gevaarlijke stoffen) onder de hoogspanningsleidingen in te planten. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in het kader van nieuwe installaties in de nabijheid van hoogspanningslijnen, de voorschriften van het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) terzake dienen gevolgd te worden Besluit en aanbevelingen In deze paragraaf wordt het project ontwikkeling Heirenbroek geëvalueerd met betrekking tot het mogelijk optreden van domino-effecten bij een zwaar ongeval. De analyse werd uitgevoerd voor puntbronnen en lijnbronnen, in het bijzonder: Invloed van het wegtransport op Heirenbroek; Invloed van het scheepstransport op Heirenbroek; Invloed van de leidingstraat op Heirenbroek. Voorlopig werden praktisch geen knelpunten i.v.m. domino-effecten geformuleerd. Bij geplande inplanting van Seveso bedrijven dient rekening gehouden te worden met de ondergrondse waterstofleiding die in het noorden van het bedrijventerrein loopt en dienen de aanbevelingen met betrekking tot afstand en maatregelen van huidig rapport opgevolgd te worden. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 37 Projectnummer : EINDRAPPORT

67 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Vanzelfsprekend zal in het kader van de vergunningsprocedure van een Seveso-Hoge Drempel bedrijf een dergelijke analyse met detailgegevens worden uitgevoerd in het omgevingsveiligheidsrapport. Ook wordt aanbevolen om geen installaties met gevaarlijke goederen te bouwen onder de hoogspanningsleidingen. Faling van een dergelijke leiding kan immers relevante materiële schade aanrichten met een domino-effect (secundair ongeval) tot gevolg Milieurisico s Naast een beschrijving van de humane risico s die gepaard gaan met verschillende industriële activiteiten is het nodig een bespreking met betrekking tot de milieurisico s van gevaarlijke producten in onderhavig rapport te geven. Doordat er tot op heden geen toetsingskader bestaat voor milieurisico s zullen milieuaspecten in dit RVR enkel kwalitatief beschouwd worden. In het bijzonder worden volgende milieurelevante aspecten besproken: aanwezigheid van vogel- en habitatrichtlijngebieden; aanwezigheid van Ramsar-gebieden erkende natuurreservaten in de nabije omgeving; oppervlaktewater; De aanwezige gebieden worden besproken in paragraaf Aanwezigheid van erkende natuurreservaten, Ramsar-, vogel- en habitatrichtlijngebieden; Deze gebieden werden besproken in paragraaf Opgemerkt dient te worden dat het habitatrichtlijngebied : Valleigebied van de Kleine Nete met brongebieden, moerassen en heiden op meer dan 200 m van het projectgebied gelegen is. In het bijzonder giftige stoffen die via de lucht worden vrijgesteld, bijvoorbeeld ongevallen met giftige stoffen of toxische rookgassen als gevolg van een brand,..., dienen vermeden te worden. Besluit Toekomstige Seveso-bedrijven dienen in hun risico-analyses en noodplannen rekening te houden met het habitatrichtlijngebied. In het bijzonder ongevallen met mogelijke luchtverontreiniging tot gevolg dienen in de milieurisico-analyse beschouwd te worden. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 38 Projectnummer : EINDRAPPORT

68 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Aanwezigheid van oppervlaktewater Zoals reeds vermeld grenst het bedrijventerrein Heirenbroek aan het Albertkanaal. Verder stroomt doorheen het projectgebied de St Jans loop. Doorheen het studiegebied stromen nog een groot aantal beken uit het stroomgebied van de Kleine Nete. Het gebied Heirenbroek wordt ontwikkeld als bedrijventerrein voor watergebonden bedrijvigheid met de waterweg als economische drager. Hierbij dienen de risico s van de bedrijven naar het milieu toe bekeken te worden. Specifieke aandacht dient geschonken te worden aan het verladen van (Seveso-) gevaarlijke producten via het schip (in het bijzonder tankschepen). Het is immers duidelijk dat ongevallen waarbij deze producten het water van het Albertkanaal of aanwezige beken kunnen vervuilen, vermeden moeten worden. Dit kan enerzijds gebeuren door technische maatregelen (gebruik van laadarmen, noodstoppen,...). Anderzijds zullen eveneens organisatorische maatregelen getroffen moeten worden. Zo dient het veiligheidsbeheersysteem procedures te voorzien voor het verladen van de schepen. In het intern noodplan van het bedrijf dienen procedures opgenomen te worden om te kunnen anticiperen op eventuele ongevallen tijdens het verladen. Bovendien dienen de nodige interventiemiddelen aanwezig te zijn teneinde de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken Besluit en aanbevelingen In bovenstaande paragrafen werd het aspect milieurisico s voor het bedrijventerrein Heirenbroek besproken. Aangegeven werd dat tot op heden geen toetsingskader bestaat met betrekking tot milieurisico s. In dit RVR worden dan ook enkel aandachtspunten op kwalitatieve basis geïdentificeerd en besproken. Volgende aanbevelingen met betrekking tot milieurisico s worden gedaan: (Seveso)-bedrijven dienen rekening te houden met het habitatrichtlijngebied : Valleigebied van de Kleine Nete. In het bijzonder met betrekking tot mogelijke vrijstelling van milieutoxische stoffen; Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om contaminatie van het Albertkanaal (met bestemming drinkwater) te vermijden/beperken en dit zowel bij het verladen van de schepen als bij mogelijke ongevallen op het bedrijfsterrein. In het bijzonder dient nv De Scheepvaart gecontacteerd te worden in geval van een noodsituatie Analyse stedenbouwkundige voorschriften Voor het gebied Heirenbroek is tot op heden geen GRUP en zijn geen stedenbouwkundige voorschriften opgesteld. Een analyse ervan is momenteel dus niet mogelijk. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 2 / pagina 39 Projectnummer : EINDRAPPORT

69 HOOFDSTUK 3. LEEMTEN IN DE KENNIS

70 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek In onderhavig hoofdstuk zullen de moeilijkheden, technische leemten of ontbrekende kennis die tijdens de opmaak van dit dossier naar voor zijn gekomen, besproken worden. Volgende leemten in de kennis werden vastgesteld: Gebrek aan richtlijnen met betrekking tot de opmaak van een Ruimtelijk VeiligheidsrapporT. (methodologische leemte) In het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid wordt melding gemaakt van Ruimtelijke Veiligheidsrapporten maar een algemene methodiek voor de opmaak van een RVR blijft tot op vandaag onbestaande. De aanpak is bijgevolg geheel afhankelijk van de erkend veiligheidsdeskundige. De grote variatie aan mogelijke gevaarlijke producten/activiteiten die aan de basis van de seveso-plicht liggen. De risico s van een inrichting zijn sterk afhankelijk van de aard en hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen in de inrichting. Bovendien wordt het risico sterk beïnvloed door de proces- /opslagomstandigheden. Het is vanzelfsprekend dat deze gegevens voor de nog te ontwikkelen inrichtingen niet gekend zijn tijdens de opmaak van het RVR. Bovendien werd in de voorgestelde methodiek geen rekening gehouden met eventuele voorziene veiligheidsmaatregelen. Gebrek aan gegevens m.b.t. transport van gevaarlijke goederen via de weg, spoor en schip. (leemte met betrekking tot gegevens, methodologische leemte) Een Seveso-inrichting betekent een zeker veiligheidsrisico naar de omgeving toe. Naast deze inrichting heeft het transport aan gevaarlijke goederen van en naar deze inrichting eveneens een bepaald risicobeeld. Tot op heden is in Vlaanderen geen methodiek voorhanden met betrekking tot het inschatten van risico s tengevolge van transportstromen. In het rapport werd gebruik gemaakt van de aanpak/criteria zoals gebruikt wordt voor inrichtingen. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 3/ pagina 1 Projectnummer : EINDRAPPORT

71 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek De aanwezigheid van hetero-atomen in magazijnen De aanwezigheid van hetero-atomen (bv. chloor, stikstof, zwavel,.) in magazijnen zal bij brand toxische rookgassen tot gevolg hebben met grote effect- en risico-afstanden. In het kader van deze studie is het onmogelijk om een representatief product of een standaard percentage aan hetero-atomen vast te leggen voor de berekening van schade-afstanden tengevolge toxische rookgassen bij brand in magzijnen. Het is wel nodig om bij de inplanting van magazijnen rekening te houden met de aanwezigheid van hetero-atomen en de mogelijke impact bij brand van deze magazijnen. De berekeningen voor magazijnen in onderhavige studie zijn uitgevoerd met een maximale aanwezigheid van 1,5 % stikstof zoals vastgelegd in de CPR-15. Gebrek aan criteria voor milieurisico s (methodologische leemte) Door een gebrek aan criteria voor milieurisico s is het niet mogelijk dit risico kwantitatief in te schatten. Bovendien is er in Vlaanderen tot op vandaag geen richtlijn met betrekking tot een kwantitatieve risico-analyse van milieurisico s. Milieurisico s zijn afhankelijk van de gevaarlijke producten en de getroffen veiligheidsmaatregelen op een bedrijf. Het is dan ook onmogelijk om een overzicht te geven van alle milieugevaarlijke producten en de mogelijk te treffen veiligheidsmaatregelen. Uit ervaring is echter geweten dat bepaalde maatregelen niet of minder goed genomen worden, deze zijn opgenomen in onderhavige studie en vormen tevens een handig toetsingselement voor vergunningsverleners. Geen beschikbaarheid van GRS van de gemeente Herenthout. Door het niet beschikbaar zijn van dit GRS zijn voornamelijk de mogelijke relevante zonevreemde woningsclusters in die gemeente niet beschouwd. In die richting is tussen het geplande bedrijventerrein Heirenbroek en het centrum van Herenthout echter een industriezone gelegen. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 3/ pagina 2 Projectnummer : EINDRAPPORT

72 HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT

73 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek 4.1 INLEIDING In onderhavig rapport werd de geplande ontwikkeling van Heirenbroek geëvalueerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. In onderhavig deel wordt een samenvatting gegeven van de aanbevelingen betreffende externe veiligheidsrisico s. 4.2 SAMENVATTING EN BESLUIT Samenvatting In het onderzoek naar mogelijke huisvesting van Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Heirenbroek, zijn volgende deelonderzoeken uitgevoerd: analyse van de directe mensrisico s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten op het projectgebied; een domino-effectenanalyse tussen de externe lijnbronnen (transportstromen) en het geplande bedrijventerrein; onderzoek naar mogelijke milieurisico s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten; Directe mensrisico s In dit deelonderzoek werd onderzocht of Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein vanuit het oogpunt directe mensrisico s mogelijk zijn. Opgemerkt dient te worden dat rekening dient gehouden te worden met de beperkingen van de gebruikte methodiek (zie deel 2), waarvoor volgende aandachtspunten dienen geformuleerd te worden: Op basis van de zoneringkaarten voor de risicocriteria voor inrichtingen/uitbreidingen, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het projectterrein of delen ervan mogelijk zijn. Op basis van de zoneringskaarten zijn de beste inplantingsplaatsen voor Seveso inrichtingen het noordelijke gedeelte van Heirenbroek. Opgemerkt dient te worden dat het overschrijden van de zonegrenzen niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een verdere studie genoodzaakt is (zie schema figuur 2.2). Ook kan opgemerkt worden dat de potenties naar activiteiten gerelateerd aan toxische gassen of toxische (vluchtige) vloeistoffen eerder beperkt zijn. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 4/ pagina 1 Projectnummer : EINDRAPPORT

74 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek Indirecte mensrisico s Domino-effecten In dit deelonderzoek wordt het projectgebied geëvalueerd met betrekking tot het mogelijk optreden van domino-effecten bij een zwaar ongeval. De analyse werd uitgevoerd voor puntbronnen en lijnbronnen, in het bijzonder: Invloed van het wegtransport op het geplande bedrijfsterrein. Invloed van het scheepstransport op het geplande bedrijfsterrein. Invloed van de leidingstraat op het geplande bedrijventerrein Invloed van de hoogspanningsleiding op het geplande bedrijfsterreinen. Hieronder worden kort de resultaten van de analyse samengevat. Vanzelfsprekend zal in het kader van de vergunningsprocedure van een Seveso-bedrijf een dergelijke analyse met detailgegevens worden uitgevoerd in het omgevingsveiligheidsrapport. Met betrekking tot de wisselwerking van externe lijnbronnen en het projectgebied, werden met betrekking tot het scheepstransport en wegverkeer, geen knelpunten vastgesteld. Bij geplande inplanting van Seveso bedrijven dient rekening gehouden te worden met de ondergrondse waterstofleiding die in het noorden van het bedrijventerrein loopt en dienen de aanbevelingen met betrekking tot afstand en maatregelen van huidig rapport opgevolgd te worden. Uit de grofmazige berekening blijkt dat de kans op schade tengevolge van het falen van een ondergrondse leiding aan toekomstige Seveso-installaties op het bedrijventerrein relevant is. In het bijzonder kan de leiding met waterstof resulteren in een significante faalkansverhoging aan toekomstige Seveso-installaties op het bedrijventerrein. Op een afstand verder dan 50 meter, kan aangenomen worden dat de generieke faalkansverhoging voor een drukvat (groot lek + uitstroming in 10 min+ breuk) lager is dan 10%. Dergelijke bijdrage wordt rekening houdende met de conservatieve benadering aanvaardbaar geacht. Indien de generieke faalkans niet gebruikt wordt voor de secundaire installatie, bijvoorbeeld bij gebruik van faalkansreductie op de secundaire installatie, dan dient voorgaande evaluatie opnieuw te gebeuren. Verder wordt aanbevolen om geen installaties met gevaarlijke goederen te bouwen onder de hoogspanningsleidingen. Faling van een dergelijke leiding kan immers relevante materiële schade aanrichten met een domino-effect (secundair ongeval) tot gevolg Milieurisico s In bovenstaande paragrafen werd het aspect milieurisico s voor de bestaande en geplande bedrijventerreinen besproken. Aangegeven werd dat tot op heden geen toetsingskader SGS Belgium NV juli 2007 Deel 4/ pagina 2 Projectnummer : EINDRAPPORT

75 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek bestaat met betrekking tot milieurisico s. In dit RVR worden dan ook enkel aandachtspunten op kwalitatieve basis geïdentificeerd en besproken. Volgende aanbevelingen met betrekking tot milieurisico s en het projectgebied worden gedaan: (Seveso)-bedrijven dienen in het bijzonder rekening te houden met het erkend habitatrichtlijngebied Valleigebied van de Kleine Nete in de milieurisico-analyse en noodplannen. In het bijzonder met betrekking tot mogelijke vrijstelling van toxische stoffen; Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om contaminatie van het Albertkanaal (met bestemming drinkwater) te vermijden/beperken en dit zowel bij het verladen van de schepen als bij mogelijke ongevallen op het bedrijfsterrein. In het bijzonder dient nv De Scheepvaart gecontacteerd te worden in geval van een noodsituatie Analyse van de stedenbouwkundige voorschriften In de huidige situatie zijn geen stedenbouwkundige voorschriften opgesteld. Een evaluatie hiervan kan dus niet uitgevoerd worden. Wel kunnen volgende algemene aanbevelingen voorgesteld worden: Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om contaminatie van het Albertkanaal (met bestemming drinkwater) te vermijden/beperken en dit zowel bij het verladen van de schepen als bij mogelijke ongevallen op het bedrijfsterrein. In het bijzonder dient nv De Scheepvaart gecontacteerd te worden in geval van een noodsituatie; De bedrijven op het projectgebied dienen ingeplant te worden rekening houdend met de maximale afstanden zoals in onderhavig rapport besproken. Gebouwen waarin activiteiten met brandgevaarlijke en explosieve producten plaatsvinden dienen fysisch of ruimtelijk afgeschermd te worden van naburige percelen; Een (nood-)aansluiting op de voorziene ontsluiting dient uitgevoerd te worden om eventuele evacuatie/interventie in/vanuit westelijke richting mogelijk te maken Algemeen besluit In onderhavig rapport werd het gepland industriegebied Heirenbroek geanalyseerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. De aandachtspunten en bijhorende voorstellen die in onderhavig rapport werden geïdentificeerd, kunnen opgenomen worden in de toelichtingsnota bij het toekomstige RUP. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 4/ pagina 3 Projectnummer : EINDRAPPORT

76 Ruimtelijk Veiligheidsrapport Heirenbroek In het bijzonder wordt in een ruimtelijk veiligheidsrapport betreffende een bijkomend bedrijventerrein, aandacht besteed aan de mogelijke inplanting van Seveso-activiteiten op dit toekomstig industriegebied. Op basis van de zoneringkaarten, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein Heirenbroek of delen ervan mogelijk zijn. Ook kan opgemerkt worden dat de potenties naar activiteiten gerelateerd aan toxische gassen of toxische (vluchtige) vloeistoffen slechts zeer beperkt zijn. Met betrekking tot de milieurisico s zijn twee aandachtspunten geïdentificeerd. Sevesobedrijven, dienen aandacht te besteden aan mogelijke verontreiniging van het Albertkanaal tengevolge van bijvoorbeeld scheepsverladingen, verontreinigd bluswater,.... Tevens werd opgemerkt dat het habitatrichtlijngebied Vallei van de Kleine Nete in het studiegebied ligt. Dit aspect dient door de Seveso-bedrijven beschouwd te worden in de risico-analyses en noodplannen in het bijzonder voor de scenario s met betrekking tot de vrijstelling van toxische stoffen (rookgassen) in de lucht. SGS Belgium NV juli 2007 Deel 4/ pagina 4 Projectnummer : EINDRAPPORT

77

78

79

80 Het bedrijventerrein Heirenbroek is een definitief beslist terrein. Momenteel is (nog) geen RUP beschikbaar.

81

82 LEGENDE VORSELAAR Projectgebied Studiegebied Gemeentegrens GROBBENDONK HERENTALS OLEN HERENTHOUT Kaart 1 : Projectie op topografisch plan Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport ontwikkeling bedrijventerrein Heirenbroek

83

84 K 1 Koppelingsgebied K1

85 14 ANTWERPEN Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 1 Bijzondere voorschriften betreffende hoogte van de gebouwen 28/10/ Reservegebieden voor woonwijken 3/10/ Gebieden voor service - residentie 3/10/ Gemengde woon- en industriegebieden 3/10/ Pleisterplaats voor nomaden of woonwagenbewoners 28/10/ Oeverstrook met bijzondere bestemming 28/10/ Vliegveld van Deurne 3/10/ Bosgebieden met ecologisch belang 3/10/ Golfterrein 28/07/ Opspuitings- en ontginningsgebieden 3/10/ Bijzondere reservatiegebieden 3/10/ Bijzondere natuurgebieden 3/10/ Speelbossen of speelweiden 3/10/ Gemengd woon- en parkgebied Alternatieve reservatiegebieden 3/10/ Bijzondere industriegebieden 3/10/ Reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen 3/10/ Zone met cultuurhistorische waarde 28/10/ Gemengd gemeenschapsvoorzienings- en dienstverleningsgebied 28/07/

86 Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 20 L.O. Lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter 26/03/ Gebied voor openbare nutsvoorziening, bedrijventerrein en groenzone 26/03/ N Industriegebied met nabestemming natuurgebied 28/10/ Gebied voor kleine niet-hinderlijke bedrijven en kantoren 28/07/ R.O. Regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter 28/10/ Agrarisch gebied met ecologisch belang 28/10/ SO Gebied voor stedelijke ontwikkeling 28/10/ Industriegebied met nabestemming woongebied 28/10/ NK Natuurgebied met bijzondere voorschriften voor de kleinijverheid 28/10/ Researchpark 28/10/ RT Reservegebied voor sliblagunering 27/10/ Bijzondere reservatiegebied met specifieke voorwaarden 27/10/ HERENTALS - MOL Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 1 Agrarische gebieden met ecologisch belang 28/07/ Bosgebieden met ecologisch belang 28/07/ Stortgebieden 28/07/ OO Opspuitings- en ontginningsgebieden 28/07/ Reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen 28/07/

87 Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 6 Gebieden voor de vestiging van kerninstallaties 28/07/ JC Gebieden voor jeugdcamping 28/07/ Pleisterplaats voor nomaden, zigeuners of woonwagenbewoners 28/07/ Reservegebied voor recreatie 28/07/ AB Abdijgebieden 28/07/ Golfterrein 7/02/ M N Museumcentrum 7/02/ L.O. Lokaal bedrijventerrein met openbaar karakter 24/07/ NEERPELT - BREE Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 1 Reservegebieden voor ambachtelijke uitbreiding 22/03/ Industriegebied met bijzondere bestemming 22/03/ Gebieden voor jeugdcamping 22/03/ Agrarisch gebied met ecologisch belang 28/07/ Stortgebied voor gepollueerde gronden 28/07/ Reservegebieden voor industriële uitbreiding 28/07/ T Tijdelijk gebied voor gemeenschapsvoorziening 28/07/ O Zone voor opslagplaatsen 28/07/ HASSELT - GENK Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 1 JC Gebieden voor jeugdcamping 3/04/

88 Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 2 Agrarische gebieden met ecologisch belang 3/04/ W Gebieden voor wachtbekken 3/04/ Gebiedenen voor recreatiepark 3/04/ Pleisterplaats voor nomaden of woonwagenbewoners 3/04/ Reservegebieden voor industriële uitbreiding 3/04/ Bezinkingsgebied 3/04/ IS Industrie - stortgebieden 3/04/ Reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote on 3/04/ Reservegebied voor recreatie 3/04/ Zone voor handelsvestigingen 12/10/ Gebied voor project 27/04/ K Project - kerngebied 27/04/ DK Project - dienstverlening - kerngebied 27/04/ G Golfterrein 27/04/ Uitbreidingsgebied voor stedelijke functies 30/04/ T Transportzone 30/04/ NO Gebied voor gemeenschapsvoorzieningen, openbare nutsvoorzieningen en natuurontwikkeling 30/04/ C T Tijdelijk ontginningsgebied met nabestemming bosgebied 1/06/

89 Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 20 Gebied voor wachtbekken met ondergeschikte waterrecreatieve functie 9/07/ W 20 LIMBURGS MAASLAND Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 1 Gebieden voor jeugdcamping 1/09/ Agrarische gebieden met ecologisch belang 1/09/ Pleisterplaats voor nomaden of woonwagenbewoners 1/09/ Reservegebieden voor ambachtelijke bedrijven en kleine en middelgrote ondernemingen 1/09/ Reservegebied voor recreatie 1/09/ Uitbreiding van ontginningsgebied in waterwinningsgebied 1/09/ Reservegebieden voor ontginning 1/09/ Kleiontginningsgebieden 1/09/ Reservegebieden voor kleiontginning 1/09/ Bijzonder groengebied 1/09/ Bosgebieden met ecologisch belang 1/09/ C T Tijdelijk ontginningsgebied 1/09/ KD Zone voor Koninklijk domein 10/07/ C Ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling 14/09/ NO Zone voor natuurontwikkeling 1/12/ Uitbreidingsgebied voor stedelijke functies 1/12/ NO Uitbreiding van ontginningsgebied met nabestemming natuurontwikkeling e landbouw 1/06/

90 Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 21 ST.TRUIDEN - TONGEREN Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 1 Reservegebieden voor industriële uitbreiding 5/04/ KH Parkgebieden met semi - agrarische functie 5/04/ O Opspuitingsgebied 5/04/ L.O. Lokaalbedrijventerrein met openbaar karakter 9/07/ Landbouwgebied met culturele historische en/of estetische waarde 22/11/ Woonaansnijdingsgebieden 22/11/ R.O. Regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter 9/07/ Agrarisch gebied met ecologisch belang 9/07/

91

92

93

94 BIJLAGE 3: KANSCIJFERS INSTALLATIES 1. INLEIDING Onderstaande paragrafen vermelden voor de weerhouden installatie-onderdelen de te hanteren generieke faalkansen. De faalkansen zijn afkomstig uit het Handboek Kanscijfers 2004 van AMINABEL-Cel VR (huidige LNE Dienst VR) aan de erkende deskundige (verder kortweg HK2004 genoemd). 2. ATMOSFERISCHE OPSLAGTANKS Atmosferische tanks zijn houders die geconstrueerd zijn om te werken bij relatief lage drukken (afhankelijk van de gebruikte constructiecode kan de inwendige max. overdruk variëren tussen 35 en 350 mbar). Het HK 2004 schrijft voor dit installatie-onderdeel de volgende generieke faalkansen voor: Tabel B-1: faalkansen atmosferische tanks Scenario Atmosferische tank faaldata (/jaar) 10 mm lek 3, , , mm lek 1, , , mm lek 1, , , Uitstroming in 10 min 7, , , Breuk 7, , , DRUKHOUDERS Drukhouders zijn houders waarvan de inwendige druk substantieel groter is dan 1 bar. Onderstaande tabel vermeldt de te gebruiken generieke faalkansen voor drukhouders. Krachtens het HK2004 zijn deze cijfers toe te passen voor: opslagvaten onder druk procesvaten onder druk, zoals reactoren en distillatiekolommen Tabel B-2: faalkansen drukvaten Scenario Druktank faaldata (/jaar) 10 mm lek 2, , , mm lek 2, , , mm lek 3, , , Uitstroming in 10 min 4, , , Breuk 4, , , TANKWAGENS

95 Met betrekking tot het falen van een tankwagen tijdens het wachten of transport op het bedrijfsterrein worden onderstaande generieke faalkansen door het HK 2004 voorgeschreven. Tabel B-3: faalkansen tankwagens Scenario Druktankwagen Atmosferische tankwagen faaldata (/jaar) faaldata (/jaar) 10 mm lek 2, , , , , , mm lek 2, , , , , , mm lek 3, , , , , , Uitstroming in 10 min 4, , , , , Breuk 4, , , , FLEXIBELS EN LAADARMEN Onderstaande tabel geeft de generieke faalkansen weer met betrekking tot flexibels en laadarmen, zoals voorgeschreven in het HK [2004]. Tabel B-4: faalkansen flexibels en laadarmen Scenario Breuk Lekken* (per uur) (per uur) Vrijzetting laadarm van tankwagen, spoorwagon en schip Vrijzetting flexibel van tankwagen, spoorwagon en schip *lekdiameter = 0,1 flexibel- of laadarmdiameter en < 50 mm 6. LEIDINGEN De belangrijkste manieren waarop procesleidingen falen zijn [HK2004]: externe lekken doorheen de leidingwand of lassen blokkering tengevolge van vervorming van de leiding of door obstructie van objecten in de leiding onaanvaardbare vervorming of corrosie (zonder lekkage of blokkering) De belangrijkste oorzaken van falen bij leidingen zijn van mechanische aard (meestal door combinatie van overbelasting en onaangepast ontwerp) en door corrosie. Men vermoedt dat corrosie aanleiding geeft tot veel kleinere lekken dan oorzaken van mechanische aard [HK2004]. De aanbevolen faaldata voor transportleidingen zoals voorgeschreven door het Geactualiseerd Handboek Kanscijfers, worden in onderstaande tabel weergegeven. Tabel B-5: faalkansen leidingen Vrijzetting uit bovengrondse procesleiding Type lek Lekgrootte Voorwaardelijke kans Klein lek d* = 0,1 D** 2, L***/D Middelgroot lek d = 0,15 D 1, L/D Groot lek d = 0,36 D 0, L/D Breuk 2, L/D Vrijzetting uit ondergrondse pijpleiding

96 Type lek Lekgrootte Voorwaardelijke kans Barst d = 10 mm 5, Gat d = 0,5 D 2, Breuk * equivalente diameter in millimeter van de lekopening ** diameter in millimeter van de pijpleiding *** lengte in millimeter van de pijpleiding 7. KANS OP ONTSTEKING De ontstekingskansen worden gegeven in onderstaande tabel (Handboek Kanscijfers 2004). Met betrekking tot continue vrijstellingen wordt een onderscheid gemaakt in functie van het uitstroomdebiet. Tabel B-6: ontstekingskansen Uitstroomdebiet Continu [kg/s] Instantaan [kg] Directe ontsteking Vloeistof Vertraagde ontsteking <10 <1000 0,065 0, ,000-10,000 0,065 0,065 >100 >10,000 0,065 0,065 Uitstroomdebiet Continu [kg/s] Instantaan [kg] Gas (laag reactief) Directe ontsteking Gas (gemiddeld/hoog reactief) Directe ontsteking Vertraagde ontsteking <10 <1000 0,02 0,2 0, ,000-10,000 0,05 0,5 0,1 >100 >10,000 0,07 0,7 0,2

97 De ontstekingskansen voor UVCE en flash-fire kunnen worden bepaald aan de hand van onderstaande figuur van het VR-richtlijnenboek 1. 1 VR-richtlijnenboek, opgesteld in opdracht van AMINAL-Afdeling AMINABEL (huidige LNE), 15/09/2005.

98 BIJLAGE 4: SCHADEMODELLEN Met betrekking tot de risico s voor de mens zijn de relevante schade-afstanden in het kader van de veiligheidsrapportering die afstanden waarop nog 1% kans op doding bestaat 2. De overlijdenskans voor een individu door de blootstelling aan toxische producten (evenals door de blootstelling aan warmte of drukgolven) is evenwel niet zo eenvoudig te bepalen. Een veel gebruikte methode in de schade-analyse is het aanwenden van probit-functies. De probit (Probability Unit) is een normale verdeling met gemiddelde waarde 5 en standaarddeviatie gelijk aan 1. Via dergelijke probit-functies kan een eenvoudig verband gelegd worden tussen bepaalde karakteristieken van een ongeval en de schade die daardoor kan teweeg gebracht worden. In alle praktische gevallen is dit verband eenvoudig logaritmisch : Pr = a + b. ln (C n. t) met Pr de probitwaarde (en onrechtstreeks de kans op een bepaalde schade), a en b constanten die afhangen van het bestudeerde fenomeen en/of de betrokken stoffen en C n.t een parameter die de intensiteit van de blootstelling weergeeft (bijvoorbeeld de ingeademde dosis). Een gedetailleerde bespreking van deze methodologie wordt teruggevonden in het Groene Boek 3. Indien een kans op doding van 1% wordt verondersteld, dient een probitwaarde van 2,67 gekozen te worden. De blootstellingsduur die gehanteerd wordt voor de schadeberekeningen bedraagt krachtens het IPO 4 20 seconden bij blootstelling aan warmtestraling. Hierbij wordt verondersteld dat de personen de blootstellingsduur weten te beperken door vluchtgedrag. Ingeval van vuurballen wordt vanzelfsprekend rekening gehouden met de feitelijke brandduur (die doorgaans kleiner is dan 20 s). 2 Richtlijn Evaluatie Veiligheidsrapportering - Boek I : Leidraad voor het beoordelen van Veiligheidsrapporten / Bijlage III; AMINAL - K.U. Leuven; 28 maart Methoden voor het bepalen van mogelijke schade aan mensen en goederen door het vrijkomen van gevaarlijke stoffen ( Groene Boek ) - Hoofdstuk 5 : Inventarisatie en bewerking van toxiciteitsgegevens; Commissie Preventie van Rampen door Gevaarlijke Stoffen - CPR 16; Voorburg; Eerste Druk Handleiding voor het opstellen en beoordelen van een Extern Veiligheidsrapport (EVR) - Deel III : Instructie voor het opstellen van een EVR - Bijlage III/3.4 : Methodiek voor QRA; Interprovinciaal Overleg IPO; Den Haag; April 1994

99 Branden Voor letaliteit tengevolge van koolwaterstofbranden wordt de volgende probit-functie gebruikt (bron : "Groene Boek") : Pr = - 36,38 + 2,56 ln(t.q 4/3 ) met t in seconden en q in W/m². Deze functie houdt geen rekening met de beschermende invloed van kleding of met het vluchtgedrag. Indien voor de kans op lethaal letsel een waarde van 1% wordt vooropgesteld, dient een probit van 2,67 gekozen te worden. De blootstellingsduur wordt gelijk gesteld aan 20 seconden. Rekenend met deze blootstellingsduur bedraagt de kans op lethaal letsel 1% indien de thermische belasting 9,8 kw/m² bedraagt. Overdrukken Er bestaat een algemene overeenstemming dat de letaliteit als gevolg van een luchtschok wordt bepaald door de indirecte gevolgen van de luchtschok. Een menselijk lichaam is veel beter beschermd tegen overdrukken dan een constructie, maar is zeer slecht bestand tegen de impact van de brokstukken of fragmenten. Juist de bij lagere overdrukken ontstane schade aan gebouwen veroorzaken voor de mens gevaarlijke brokstukken en (glas)fragmenten. Overlijden als gevolg van de directe inwerking van de luchtschok en overlijden als gevolg van meesleuren en een eventuele botsing treden alleen op bij hoge overdrukken. Dergelijke hoge overdrukken zullen alleen vlakbij de explosiebron aanwezig zijn waardoor deze effecten in een externe veiligheidsrapportage van minder belang zijn. Vooral belangrijk zijn de modellen waarmee de schade aan constructies kan worden bepaald en vervolgens modellen die de letaliteit bepalen. De beschikbare modellen voor het bepalen van schade aan constructies als gevolg van de luchtschok zijn voornamelijk gebaseerd op casuïstiek en algemene indrukken. De brokstukken en fragmenten die daarbij ontstaan, kunnen niet in voldoende detail worden gekwantificeerd om de beschikbare specifieke letaliteitsmodellen voor brokstukken en fragmenten toe te passen. Ook voor het verband tussen schade aan constructies en letaliteit moet daarom worden uitgegaan van de globale informatie die bestaat vanuit de casuïstiek. Een mogelijk uitzondering daarbij vormen glasscherven. De beschikbare probitfunctie, die weliswaar gebaseerd is op zeer beperkte experimentele gegevens, kan worden toegepast in specifieke situaties. Van belang voor externe veiligheidsberekeningen is de letaliteit bij lage overdrukken. Uit de beschikbare informatie blijkt dat er in het algemeen van wordt uitgegaan dat de 1%- letaliteitsgrens ligt bij overdrukken tussen de 3 à 7 kpa. Het is niet mogelijk die grens nauwkeuriger te bepalen op basis van de huidige gegevens.

100 De keuze van de beschikbare tabellen die overdruk en schadeniveau en vervolgens letaliteit relateren, kan alleen gebaseerd zijn op de impressie die overblijft na het vergelijken en becommentariëren van die modellen. Hieruit komt naar voren dat het model uit de Richtlijn Evaluatie Veiligheidsrapporten het meest complete is en waarschijnlijk het best de werkelijkheid zal benaderen. In combinatie met de specifieke modellen voor 'longletsel' en 'meesleuren' wordt de letaliteit voor personen binnen en buiten op het momenteel best haalbare wijze bepaald. Samenvattend kan gesteld worden dat de 1% letaliteitsgrens gelegen is bij een overdruk van 40 mbar. Brokstukken en fragmenten De specifieke modellen voor deze effecten gaan er van uit dat de persoon getroffen wordt door een brokstuk of een fragment waarvan enkele parameters gekend zijn. Voor een brokstuk is dat de massa en de impactsnelheid, voor een fragment is dat een vormfactor. Voor een dergelijke situatie kan vervolgens de kans op overlijden worden berekend. Voor risicoberekeningen in het kader van externe veiligheid is de op een dergelijke wijze berekende kans waarschijnlijk zeer conservatief. De kans om getroffen te worden door een brokstuk of een fragment wordt immers gelijk gesteld aan 1. Voor een realistischer inschatting dient de brokstuk- of fragmentverdeling gekend te zijn. Op basis hiervan kan een waarschijnlijkheid worden bepaald van de trefkans van een persoon door een brokstuk of een fragment waarvan de vereiste parameters bekend zijn. Gesteld is dat het aantal brokstukken en fragmenten bij een industriële explosie zodanig klein is dat de kans op treffen te verwaarlozen is bij het bepalen van de risico's. Dientengevolge zal het letale risico tengevolge van directe brokstukken en fragmenten, afkomstig van de omhulling waarbinnen de explosie plaatsvindt, verwaarloosbaar klein zijn.

101

102 NOTA: METHODIEK RUIMTELIJKE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE SGS Belgium NV Environmental Services Polderdijkweg 16 Haven 407 B-2030 Antwerpen Tel: 03/ Fax: 03/ datum: juli 2007

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Ruimtelijk Veiligheidsrapport Herstructurering bestaand bedrijventerrein Hannekenshoek Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Geel Liessel Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan

Nadere informatie

HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT

HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT INHOUD 4. ALGEMEEN BESLUIT...1 4.1 INLEIDING...1 4.2 SAMENVATTING EN BESLUIT...1 4.2.1 Directe mensrisico s...1 4.2.2 Indirecte mensrisico s Domino-effecten...2 4.2.3 Milieurisico

Nadere informatie

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Ruimtelijk Veiligheidsrapport op planniveau Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Olen Lammerdries Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Kolenhaven Lummen Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert

Nadere informatie

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Ruimtelijk Veiligheidsrapport E17/4 Eindrapport Opdrachtgever Provincie Oost-Vlaanderen Projectnummer 09.0436 DIRECTIE RUIMTE Dienst Ruimtelijke Planning W. Wilsonplein 2 juli

Nadere informatie

Ruimtelijke Veiligheidsrapportage

Ruimtelijke Veiligheidsrapportage Ruimtelijke Veiligheidsrapportage Nadere uitwerking Economisch Netwerk Albertkanaal bob.gorrens@sgs.com Ruimtelijk veiligheidsrapport ENA Basiswetgeving Ruimtelijk Veiligheidsrapport : Art. 12 van de Seveso

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel Bedrijventerrein

Nadere informatie

Ruimtelijke Veiligheid

Ruimtelijke Veiligheid Ruimtelijke Veiligheid Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Veiligheidsrapportering http://www.lne.be/themas/veiligheidsrapportage Marc Bogaert DEEL I. De dienst Veiligheidsrapportering

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Wommelgem-Ranst Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel Bedrijventerrein

Nadere informatie

DEEL 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN

DEEL 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN DEEL 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN INHOUD 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN...1 2.1 INLEIDING...1 2.1.1 Omkadering...1 2.1.2 Aandachtsgebieden...2 2.1.3 Seveso-inrichtingen...2 2.2 METHODIEKEN...4 2.2.1 Inleiding

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Lanaken Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan

Nadere informatie

RICHTLIJN VEILIGHEIDSNOTA

RICHTLIJN VEILIGHEIDSNOTA RICHTLIJN VEILIGHEIDSNOTA Richtlijn over het gebruik van een veiligheidsnota bij vergunningsaanvragen van hogedrempelinrichtingen Versie 4.0-01/04/2019 www.omgevingvlaanderen.be INLEIDING Bij het indienen

Nadere informatie

BIJLAGE 1 : KAARTENBUNDEL GEWENSTE STRUCTUUR

BIJLAGE 1 : KAARTENBUNDEL GEWENSTE STRUCTUUR BIJLAGE 1 : KAARTENBUNDEL GEWENSTE STRUCTUUR Tessenderlo Deelruimten Ruimtelijke knopen Bedrijvenstrips Antwerpen kanaal Wommelgem-Ranst Massenhoven Antwerpen ANTWERPS POORTGEBIED Grobbendonk Herentals

Nadere informatie

Kansrijkheid voor inplanting van Sevesobedrijven. het Economisch Netwerk Albertkanaal

Kansrijkheid voor inplanting van Sevesobedrijven. het Economisch Netwerk Albertkanaal Kansrijkheid voor inplanting van Sevesobedrijven binnen het Aanvullende nota aan het RVR op planniveau voor het ENA Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning

Nadere informatie

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN SARO KONING ALBERT II-LAAN 19 BUS 24 1210 BRUSSEL INHOUD I. SITUERING... 2 II. ALGEMENE BEOORDELING... 3 III. UITGEBREID PLANNINGS-

Nadere informatie

regionaal en specifiek regionaal watergebonden bedrijventerrein Zwartenhoek te Ham

regionaal en specifiek regionaal watergebonden bedrijventerrein Zwartenhoek te Ham gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan regionaal en specifiek regionaal watergebonden bedrijventerrein Zwartenhoek te Ham openbaar onderzoek van 25 mei 2009 tot en met 23 juli 2009 informatievergadering

Nadere informatie

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR Versie 01/02/2017 INHOUD 1. Doel 2 2. toepassingsgebied 2 3. Tijdslijn 3 4. Aanverwante wetgeving en documenten 4 5. Verantwoordelijkheden 4 6. Werkwijze

Nadere informatie

LEIDRAAD KENNISGEVING

LEIDRAAD KENNISGEVING LEIDRAAD KENNISGEVING Handleiding voor het opstellen van een kennisgeving in het kader van het Samenwerkingsakkoord Versie 2.0-01/04/2019 www.omgevingvlaanderen.be INLEIDING Volgens artikel 7 van het

Nadere informatie

RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT : I.K.V. PRUP AFBAKENING KLEINSTEDELIJK GEBIED VEURNE EINDRAPPORT

RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT : I.K.V. PRUP AFBAKENING KLEINSTEDELIJK GEBIED VEURNE EINDRAPPORT RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT : I.K.V. PRUP AFBAKENING KLEINSTEDELIJK GEBIED VEURNE EINDRAPPORT Initiatiefnemer: Provincie West-Vlaanderen Projectnummer 100.383 Dienst Ruimtelijke Planning Provinciehuis

Nadere informatie

LEIDRAAD KENNISGEVING

LEIDRAAD KENNISGEVING LEIDRAAD KENNISGEVING Handleiding voor het opstellen van een kennisgeving in het kader van het Samenwerkingsakkoord Versie 1.1. 01/02/2016 www.lne.be INLEIDING Volgens artikel 7 van het Samenwerkingsakkoord

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505496 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Stekene en Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene en Sint-Gillis-Waas

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018 Wijgmaal Belgium Tel : (016) 31 70 80 Fax : (016) 31 70 81 E-mail : info@sertius.be http://www.sertius.be Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Maatschappelijke zetel Kantoor Leuven Kantoor Drongen Kantoor Louvain-La-Neuve Rogierlaan 349, bus 4 Remy-site Deinsesteenweg 114 Ctre d Entreprise & d Innovation 1030 Brussel Vaartdijk 3, bus 202 9031

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST DEFINITIEVE VASTSTELLING SEPTEMBER 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inhoudstafel

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

MODULE 3. PRESENTATIE VAN DE OMGEVING

MODULE 3. PRESENTATIE VAN DE OMGEVING MODULE 3. PRESENTATIE VAN DE OMGEVING Zowel het omgevingsveiligheidsrapport als het Samenwerkingsakkoord-veiligheidsrapport dient deze module te bevatten. De te beschrijven zone wordt bepaald door de berekende

Nadere informatie

MODULE 5. RISICOANALYSE

MODULE 5. RISICOANALYSE MODULE 5. RISICOANALYSE In de leidraad voor het opstellen van een veiligheidsrapport wordt Module 5 opgesplitst in 4 submodules. Module 5.1. behandelt de interne veiligheid en dient enkel in het Samenwerkingsakkoordveiligheidsrapport

Nadere informatie

Netwerkdag Omgevingsveiligheid. Omgevingsveiligheid in Vlaanderen. Griet Goossens. RIVM 2 oktober 2017

Netwerkdag Omgevingsveiligheid. Omgevingsveiligheid in Vlaanderen. Griet Goossens. RIVM 2 oktober 2017 Netwerkdag Omgevingsveiligheid Omgevingsveiligheid in Vlaanderen Griet Goossens RIVM 2 oktober 2017 Inhoud Wie zijn we? Omzetting van Seveso III-richtlijn in België Vergunningverlening en omgevingsveiligheid

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018 Wijgmaal Belgium Tel : (016) 31 70 80 Fax : (016) 31 70 81 E-mail : info@sertius.be http://www.sertius.be Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Nadere informatie

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12

Nadere informatie

AMINAL-richtlijn betreffende milieurisicoanalyse in veiligheidsrapporten

AMINAL-richtlijn betreffende milieurisicoanalyse in veiligheidsrapporten AMINAL-richtlijn betreffende milieurisicoanalyse in veiligheidsrapporten Inleiding In het eindrapport van de onderzoeksopdracht Milieurisicoanalyse in veiligheidsrapporten (januari 2005) wordt voor het

Nadere informatie

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen Bijlage III d ruimtelijk veiligheidsrapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018

Nadere informatie

Het voorliggend ontwerp van RUP werd voorlopig vastgesteld door de Vlaamse Regering op 15 juli 2005.

Het voorliggend ontwerp van RUP werd voorlopig vastgesteld door de Vlaamse Regering op 15 juli 2005. ADVIES VLAAMSE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING Ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Specifiek regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Beverdonk Gemeente Grobbendonk A. Samenvatting

Nadere informatie

o o 1176E 1182B 1176D 1181G 1181E 1181F 1181H 1180D 1180E 1179F 1177C 1178A 1177B 1223Y 1223X 1223T 1223V 1241G 1223S 1223R 1241D 1241B 1241A 1240_ 1242_ 1179E 1223B 1223B 1230F 1120D 1117C 1114D

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1502705 Provincieraadsbesluit betreft Aalst, Berlare, Haaltert, Lede, Sint-Niklaas en Stekene - PRUP 'Reconversie zones voor verblijfsrecreatie

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport VR 2017 1301 DOC.0014/22 Ruimtelijk VeiligheidsRapport bij het Gewestelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Closing the Circle in opdracht van Ministerie van Economie, Wetenschap en Innovatie Agentschap Ondernemen

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtegebieden Beneden-Nete DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex

Nadere informatie

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge Bijlage VI: Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) Definitief Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018 Wijgmaal Belgium Tel : (016) 31 70 80 Fax : (016) 31 70 81 E-mail : info@sertius.be http://www.sertius.be Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Nadere informatie

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Bijlage III: TOELICHTINGSNOTA TEKST + KAARTEN colofon Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Hasselt afdeling HASSELT 4 AFD, sectie E met perceelnummer 0440/00F000 [71324E0440/00F000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Hasselt afdeling HASSELT 4 AFD, sectie E met perceelnummer 0440/00F000 [71324E0440/00F000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0091350 Datum opzoeking: 1/06/2018 Referentienummer: Paul Bellefroidlaan 29 Zoekdata: Paul Bellefroidlaan 29, 3500 - Hasselt

Nadere informatie

N16 Scheldebrug Temse-Bornem

N16 Scheldebrug Temse-Bornem gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bijlage III: toelichtingsnota tekst colofon Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw

Nadere informatie

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport Ruimtelijk VeiligheidsRapport bij het voorontwerp Provinciaal Ruimtelijk UitvoeringsPlan Ooievaarsnest te Puurs in opdracht van Dienst Ruimtelijke Planning Provincie Antwerpen SERTIUS CVBA RVR\17\02 Revisie:

Nadere informatie

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport Ruimtelijk VeiligheidsRapport bij het Gewestelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Albertknoop in Lanaken in opdracht van het Agentschap Innoveren en Ondernemen SERTIUS CVBA INHOUDSTAFEL INHOUDSTAFEL AFKORTINGEN

Nadere informatie

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent - Temse Verslag plenaire vergadering

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent - Temse Verslag plenaire vergadering voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent te Sint-Niklaas - Verslag plenaire vergadering 8 juli 2015 Ruimte Vlaanderen Afdeling Gebieden en Projecten Koning Albert II-laan

Nadere informatie

BEOORDELINGSKADER WINDTURBINES

BEOORDELINGSKADER WINDTURBINES BEOORDELINGSKADER WINDTURBINES Code van goede praktijken inzake risicocriteria voor windturbines Versie 1.0 dd. 01/10/2019 www.omgevingvlaanderen.be INLEIDING Aan het falen van een windturbine zijn verschillende

Nadere informatie

D Economisch Netwerk Albertkanaal

D Economisch Netwerk Albertkanaal Coördinatieplatform Economisch Netwerk Albertkanaal December 2005 D Economisch Netwerk Albertkanaal Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen als kader voor de ontwikkeling van het Economisch Netwerk Albertkanaal

Nadere informatie

1. BESCHRIJF DE RISICO'S OP ZWARE ONGEVALLEN OF RAMPEN, MET INBEGRIP VAN DE BRANDVEILIGHEID, TEN GEVOLGE VAN DEZE AANVRAAG.

1. BESCHRIJF DE RISICO'S OP ZWARE ONGEVALLEN OF RAMPEN, MET INBEGRIP VAN DE BRANDVEILIGHEID, TEN GEVOLGE VAN DEZE AANVRAAG. Addendum E7 Risico op zware ongevallen of rampen Voeg de gegevens als bijlage E7 bij het formulier. 1. BESCHRIJF DE RISICO'S OP ZWARE ONGEVALLEN OF RAMPEN, MET INBEGRIP VAN DE BRANDVEILIGHEID, TEN GEVOLGE

Nadere informatie

CODE RISICOCRITERIA EEN CODE VAN GOEDE PRAKTIJKEN INZAKE RISICOCRITERIA VOOR EXTERNE MENSRISICO S VAN SEVESO-INRICHTINGEN. Versie 1.

CODE RISICOCRITERIA EEN CODE VAN GOEDE PRAKTIJKEN INZAKE RISICOCRITERIA VOOR EXTERNE MENSRISICO S VAN SEVESO-INRICHTINGEN. Versie 1. CODE RISICOCRITERIA EEN CODE VAN GOEDE PRAKTIJKEN INZAKE RISICOCRITERIA VOOR EXTERNE MENSRISICO S VAN SEVESO-INRICHTINGEN Versie 1.0 19/10/2006 Vlaamse overheid Departement LNE Afdeling Milieu-, Natuur-

Nadere informatie

Economisch Netwerk Albertkanaal

Economisch Netwerk Albertkanaal Economisch Netwerk Albertkanaal Economisch Netwerk Albertkanaal UPDATE 15 april 2013 Toelichting LIMBURG Economisch Netwerk Albertkanaal 15 APRIL 2013 1 Economisch Netwerk Albertkanaal 1. Korte historiek

Nadere informatie

Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik Van Eyck

Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik Van Eyck definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik Van Eyck Bijlage III: TOELICHTINGSNOTA TEKST EN KAARTEN colofon Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Wetteren afdeling WETTEREN 2 AFD, sectie E met perceelnummer 0397/00P000 [42302E0397/00P000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Wetteren afdeling WETTEREN 2 AFD, sectie E met perceelnummer 0397/00P000 [42302E0397/00P000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0058751 Datum opzoeking themabestand: 6/04/2018 Referentienummer: MDK 3758 Zoekdata: Van Cromphoutstraat 23, 9230 - Wetteren

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in De Panne afdeling DE PANNE 2 AFD, sectie E met perceelnummer 0683/00B000 [38352E0683/00B000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in De Panne afdeling DE PANNE 2 AFD, sectie E met perceelnummer 0683/00B000 [38352E0683/00B000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0012714 Datum opzoeking themabestand: 25/01/2018 Referentienummer: Astoria Zoekdata: Zeedijk 49, 8660 - De Panne Datum opzoeking:

Nadere informatie

MODULE 24. MILIEURISICOANALYSE

MODULE 24. MILIEURISICOANALYSE MODULE 24. MILIEURISICOANALYSE Deze methode is nog gebaseerd op de Nederlandse subselectiemethode. Eenmaal de in ontwikkeling zijnde Vlaamse Selectiemethode beschikbaar is zal de dienst VR een nieuw onderzoeksproject

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

Risicoanalyse transport Spoor en Vaarwegen

Risicoanalyse transport Spoor en Vaarwegen 21 augustus 2014 Risicoanalyse transport Spoor en Vaarwegen Bestemmingsplan Gemeenschapspolder E. Dolman 1 Risicoanalyse transport Spoor en Vaarwegen Bestemmingsplan Gemeenschapspolder E. Dolman Bezoekadres

Nadere informatie

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport Ruimtelijk VeiligheidsRapport bij het Gewestelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Afbakening RegionaalStedelijk Gebied Hasselt-Genk in opdracht van Ministerie van Economie, Wetenschap en Innovatie Agentschap

Nadere informatie

PAARDEN EN RUIMTELIJKE ORDENING

PAARDEN EN RUIMTELIJKE ORDENING PAARDEN EN RUIMTELIJKE ORDENING TOELICHTING BIJ DE VLAAMSE CODEX RUIMTELIJKE ORDENING EN DE UITVOERINGSBESLUITEN Veerle Strosse en Tom Van Rensbergen Departement Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend

Nadere informatie

RUP Liessel Geel

RUP Liessel Geel RUP Liessel Geel 16.01.2009 Ravenshout Genenbos RUP 11.01.08 Ravenshout Noord RUP 29.02.2008 Tervant planmer Gistel Kolenhaven-Lummen Verkeerswisselaar Lummen RUP 10.11.2006 Herstructurering Nieuw terrein

Nadere informatie

3. Hoeveel van het WUG op het gewestplan valt onder de volgende categorieën:

3. Hoeveel van het WUG op het gewestplan valt onder de volgende categorieën: SCHRIFTELIJKE VRAAG nr. 180 van LYDIA PEETERS datum: 1 december 2016 aan JOKE SCHAUVLIEGE VLAAMS MINISTER VAN OMGEVING, NATUUR EN LANDBOUW Woonuitbreidingsgebieden en woonreservegebieden - Ontwikkeling

Nadere informatie

VLAREM EN VEILIGHEID. Studiedag AMV 10 oktober Wim Francq Adviseur Buitendienst Oost-Vlaanderen

VLAREM EN VEILIGHEID. Studiedag AMV 10 oktober Wim Francq Adviseur Buitendienst Oost-Vlaanderen VLAREM EN VEILIGHEID Studiedag AMV 10 oktober 2013 Wim Francq Adviseur Buitendienst Oost-Vlaanderen Overzicht Interne veiligheid / Externe veiligheid Vlarem I en veiligheid Seveso - inrichtingen Omgevingsveiligheidsrapport

Nadere informatie

MODULE 22. POPULATIEMATRIX

MODULE 22. POPULATIEMATRIX MODULE 22. POPULATIEMATRIX Voor het berekenen van het groepsrisico moet geweten zijn hoeveel mensen in de omgeving aanwezig kunnen zijn en met welke frequentie. Dit wordt weergegeven in de populatiematrix.

Nadere informatie

HANDLEIDING EXTERNE VEILIGHEID IN MER

HANDLEIDING EXTERNE VEILIGHEID IN MER Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN " Afbakening kleinstedelijk gebied Waregem op het grondgebied Zulte " Deel 2: Grafisch plan Stedenbouwkundige voorschriften mei 2012 Deel 2: Grafisch plan en stedenbouwkundige

Nadere informatie

Quickscan externe veiligheid Landgoed 'Klein Wolfswinkel' te Renswoude

Quickscan externe veiligheid Landgoed 'Klein Wolfswinkel' te Renswoude projectnr. 172050 revisie 01 december 2008 Auteur drs. T. (Tim) Artz Opdrachtgever Boom Holding BV Hamersveldweg 109 3833 GM Leusden datum vrijgave beschrijving revisie 01 goedkeuring vrijgave december

Nadere informatie

Voorstel EV Ruimtelijke onderbouwing Harderweide deelplan 2

Voorstel EV Ruimtelijke onderbouwing Harderweide deelplan 2 Aan: Pascal Lunshof p.lunshof@odnv.nl Van: I.E. Riegman i.riegman@ovij.nl Voorstel EV Ruimtelijke onderbouwing Harderweide deelplan 2 Externe veiligheid 1 van 4 Uw kenmerk - Het beleid voor externe veiligheid

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Gent afdeling GENT 16 AFD, sectie K met perceelnummer 0567/00P000 [44816K0567/00P000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Gent afdeling GENT 16 AFD, sectie K met perceelnummer 0567/00P000 [44816K0567/00P000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0027558 Datum opzoeking themabestand: 19/02/2018 Referentienummer: MDK 3742 Zoekdata: Zonnebloemstraat 98, 9000 - Gent Datum

Nadere informatie

Briefadvies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage

Briefadvies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage Wetstraat 34-36, B- 1040 Brussel Tel: 02 209 01 11, fax: 02 217 70 08 www.serv.be Kliniekstraat 25, 4 de verdieping, B-1070 Brussel tel: 02/558.01.30, fax: 02/558.01.31 info@minaraad.be - www.minaraad.be

Nadere informatie

13 Bedrijventerrein voor kantoren en kantoorachtigen en bedrijven van lokaal belang Keppekouter

13 Bedrijventerrein voor kantoren en kantoorachtigen en bedrijven van lokaal belang Keppekouter 13 Bedrijventerrein voor kantoren en kantoorachtigen en bedrijven van lokaal belang Keppekouter 84 A Relatie met het afbakeningsproces In de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur van het regionaalstedelijk

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018 Wijgmaal Belgium Tel : (016) 31 70 80 Fax : (016) 31 70 81 E-mail : info@sertius.be http://www.sertius.be Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Kustpolders tussen Oudenburg, Jabbeke en Stalhille' DE VLAAMSE REGERING, Gelet

Nadere informatie

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE. GASTRANSPORTLEIDING N TE TONDEN, GEMEENTE BRUMMEN I De Hoven N Rondweg N-345

KWANTITATIEVE RISICOANALYSE. GASTRANSPORTLEIDING N TE TONDEN, GEMEENTE BRUMMEN I De Hoven N Rondweg N-345 KWANTITATIEVE RISICOANALYSE GASTRANSPORTLEIDING N-559-20 TE TONDEN, GEMEENTE I.012547.01 De Hoven N-559-20 Rondweg N-345 I.012547.01 De Hoven N-559-20 Rondweg N-345 N.V. Nederlandse Gasunie N.V. Nederlandse

Nadere informatie

QRA Gastransportleiding Verlegging W RLR KP5 Valkenburg Duyfrak Gasunie Transport Services B.V.

QRA Gastransportleiding Verlegging W RLR KP5 Valkenburg Duyfrak Gasunie Transport Services B.V. Opdrachtgever: Project: QRA Gastransportleidingen Gasunie Projectnummer: I.013262.01 Gasunie Projectnaam: Verl. W-535-01 RLR KP5 Valkenburg Duyfrak QRA Gastransportleiding Verlegging W-535-01 RLR KP5 Valkenburg

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505760 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Zwalm - provinciaal RUP Reconversie verblijfsrecreatie Rekegemstraat Definitieve vaststelling.

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

K 1 Koppelingsgebied K1 14 ANTWERPEN Art. Nr. SYMBOOL NAAM DEF. CODE 1 Bijzondere voorschriften betreffende hoogte van de gebouwen 28/10/1998 0111 2 Reservegebieden voor woonwijken 3/10/1979 0180 3 Gebieden

Nadere informatie

Rapportnummer: 2012/Polyplus/01

Rapportnummer: 2012/Polyplus/01 UMEO milieuadvies Wilhelminastraat 98 7462 CJ Rijssen Project: QRA Polyplus, Assen Opdrachtgever: Gemeente Assen Rapportnummer: 2012/Polyplus/01 Status: definitief Auteur: ing. H. Hiltjesdam Telefoon:

Nadere informatie

: De heer H. Draaisma : Postbus 126 : 2200 AC Noordwijk

: De heer H. Draaisma : Postbus 126 : 2200 AC Noordwijk RAPPORT betreffende een quickscan externe veiligheid Zuiddijk (ong.) te Graft-De Rijp Datum : 5 juli 2011 Kenmerk : 1105D234/DBI/rap5 Contactpersoon : De heer D.D.C.A. Bijl Auteur : Ing. J.P. Goossen Vrijgave

Nadere informatie

Verantwoording groepsrisico

Verantwoording groepsrisico Verantwoording groepsrisico Bestemmingsplan Weijpoort 21 en 21a-c Status: Definitief Datum: 4 juli 2017 Kenmerk Omgevingsdienst Midden-Holland: 2017112780 Inhoudsopgave 1. Inleiding... 3 1.1 Aanleiding...

Nadere informatie

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat

Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat Provincie Oost-Vlaanderen Gemeente Beveren Gemeentelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Wijziging BPA Kleine Kromstraat Procesnota Gemeentebestuur Beveren Stationsstraat 2 9120 Beveren Gaspar Bosteels Ruimtelijk

Nadere informatie

RICHTLIJN GEODATA RICHTLIJN OVER HET AANLEVEREN VAN GEOGRAFISCHE INFORMATIE IN HET KADER VAN DE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE. Versie 4.

RICHTLIJN GEODATA RICHTLIJN OVER HET AANLEVEREN VAN GEOGRAFISCHE INFORMATIE IN HET KADER VAN DE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE. Versie 4. RICHTLIJN GEODATA RICHTLIJN OVER HET AANLEVEREN VAN GEOGRAFISCHE INFORMATIE IN HET KADER VAN DE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE Versie 4.0-01/02/2017 INHOUD 1. Inleiding 3 2. Toepassingsgebeid 3 3. Administratieve

Nadere informatie

VR DOC.0389/1BIS

VR DOC.0389/1BIS VR 2019 2903 DOC.0389/1BIS VR 2019 2903 DOC.0389/1BIS DE VLAAMSE MINISTER VAN MOBILITEIT, OPENBARE WERKEN, VLAAMSE RAND, TOERISME EN DIERENWELZIJN NOTA AAN DE VLAAMSE REGERING Betreft: - Ontwerp van besluit

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 3e Directie Dienst 33 Ruimtelijke ordening en Stedenbouw aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt,

Nadere informatie

Risicoberekeningen Schoutenstraat te Barneveld. Risicoberekeningen Schoutenstraat Barneveld

Risicoberekeningen Schoutenstraat te Barneveld. Risicoberekeningen Schoutenstraat Barneveld Risicoberekeningen Schoutenstraat Barneveld Projectnr: Bar201328 versie 1.1 1 Projectlocatie: Schoutenstraat te Barneveld Opdrachtgever: Omgevingsdienst de Vallei Postbus 9024 6710 HM Ede Projectnr. en

Nadere informatie

Risicoanalyse transport gevaarlijke stoffen A1 en spoor Amersfoort-Deventer t.b.v woningbouwplan Bijenvlucht te Hoevelaken

Risicoanalyse transport gevaarlijke stoffen A1 en spoor Amersfoort-Deventer t.b.v woningbouwplan Bijenvlucht te Hoevelaken Risicoanalyse transport gevaarlijke stoffen A1 en spoor Amersfoort-Deventer t.b.v woningbouwplan Bijenvlucht te Hoevelaken Bezoekadres Oostzeestraat 2 Deventer Postadres 1 ste Weerdsweg 96 7412 WV Deventer

Nadere informatie

QRA Gastransportleiding Heerhugowaard W N.V. Nederlandse Gasunie

QRA Gastransportleiding Heerhugowaard W N.V. Nederlandse Gasunie Opdrachtgever: Project: QRA Gastransportleiding W-574-02 Gasunie Projectnummer: I.012153.01 Gasunie Projectnaam: GNIPA-1620 Aartswoud-Heerhugowaard Behoort bij besluit van Burgemeester en wethouders van

Nadere informatie

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING,

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING, Vlaamse Regering Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet

Nadere informatie

memo betreft: Quickscan externe veiligheid woontoren Bètaplein Leiden (120728)

memo betreft: Quickscan externe veiligheid woontoren Bètaplein Leiden (120728) memo aan: van: Green Real Estate BV Bas Hermsen c.c.: datum: 12 juni 2015 betreft: Quickscan externe veiligheid woontoren Bètaplein Leiden (120728) 1. Aanleiding De ontwikkeling in het plangebied voorziet

Nadere informatie

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 16 maart 2012 20112539-03 C. Land

Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 16 maart 2012 20112539-03 C. Land Notitie 20112539-03 Verantwoordingsparagraaf Externe Veiligheid Polanenpark Datum Referentie Uw referentie Behandeld door 16 maart 2012 20112539-03 C. Land 1 Inleiding In opdracht van Van Riezen & partners

Nadere informatie

Quickscan externe veiligheid woningbouwlocatie Beekzone in Twello

Quickscan externe veiligheid woningbouwlocatie Beekzone in Twello Notitie Contactpersoon Maaike Teunissen Datum 20 juni 2012 Kenmerk N004-4638202MTU-evp-V01-NL Quickscan externe veiligheid woningbouwlocatie Beekzone in Twello 1 Inleiding 1.1 Achtergrond en doel van het

Nadere informatie

HANDBOEK RISICOBEREKENINGEN GEPLANDE WIJZIGINGEN

HANDBOEK RISICOBEREKENINGEN GEPLANDE WIJZIGINGEN HANDBOEK RISICOBEREKENINGEN GEPLANDE WIJZIGINGEN Document ter voorbereiding van de update voorzien op 1/04/2019 Het Handboek Risicoberekeningen gaat op 1/04/2019 een grondige update krijgen. Dit document

Nadere informatie

Windturbineproject Maatheide te Lommel

Windturbineproject Maatheide te Lommel Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Milieueffectrapportagebeheer Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20, bus 8, 1000 BRUSSEL

Nadere informatie

Zoetermeer. Innovatiefabriek. Kwantitatieve risicoanalyse. 090301.1778700 14-05-2013 concept. ir. R.A. Sips. ing. J. Lauf

Zoetermeer. Innovatiefabriek. Kwantitatieve risicoanalyse. 090301.1778700 14-05-2013 concept. ir. R.A. Sips. ing. J. Lauf Zoetermeer Innovatiefabriek Kwantitatieve risicoanalyse identificatie status projectnummer: datum: status: 090301.1778700 14-05-2013 concept opdrachtleider: ir. R.A. Sips auteur: ing. J. Lauf Adviesbureau

Nadere informatie

Risico-inventarisatie Gebiedsontwikkeling Poelkampen Zandwinlocatie

Risico-inventarisatie Gebiedsontwikkeling Poelkampen Zandwinlocatie Risico-inventarisatie Gebiedsontwikkeling Poelkampen Zandwinlocatie Externe veiligheid Definitief In opdracht van: Vos Zand en Grind BV Grontmij Nederland B.V. De Bilt, 20 juli 2012 Inhoudsopgave 1 Inleiding...

Nadere informatie

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 21 december

A D V I E S Nr Zitting van woensdag 21 december A D V I E S Nr. 1.539 ----------------------------- Zitting van woensdag 21 december 2005 ------------------------------------------------------- Ontwerp van samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat,

Nadere informatie