RICHTLIJN GEODATA RICHTLIJN OVER HET AANLEVEREN VAN GEOGRAFISCHE INFORMATIE IN HET KADER VAN DE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE. Versie 4.

Transcriptie

1 RICHTLIJN GEODATA RICHTLIJN OVER HET AANLEVEREN VAN GEOGRAFISCHE INFORMATIE IN HET KADER VAN DE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE Versie /02/2017 INHOUD 1. Inleiding 3 2. Toepassingsgebeid 3 3. Administratieve aspecten Aard van de aan te leveren informatie Wijze van informatieoverdracht 4 4. Technische aspecten Organisatie van de informatie Formaat van de te leveren informatie Referentiesysteem (projectie) Thematische opdeling van de geografische objecten 5

2 4.4.1 Isorisicocontouren (plaatsgebonden mensrisico) Effectcontouren in het kader van domino-effecten Terreingrens van de inrichting Versiebeheer Bijlage: sjablonen van shape-bestanden Geodata toevoegen aan het sjabloon 9 Tabellen Tabel 4-1: Toegekende attributen van de laag docxxyy_irc... 5 Tabel 4-2: Kleur van de isorisicocontouren... 6 Tabel 4-3: Kleur van de isorisicocontouren... 6 Tabel 4-4: Toegekende attributen van de laag docxxyy_de... 7 Tabel 4-5: Toegekende attributen van de laag docxxyy_terrein

3 1. INLEIDING Onderhavige richtlijn bevat de instructies voor het opbouwen en het aanleveren van GIS-informatie in het kader van de veiligheidsrapportage. In de ontwikkeling en de uitvoering van het Vlaamse beleid betreffende de externe mensveiligheid spelen geografische informatiesystemen (GIS) immers een steeds belangrijkere ondersteunende rol. Daarom is het nodig om enkele resultaten uit de kwantitatieve risicoanalyse onder de vorm van geodata beschikbaar te hebben. 2. TOEPASSINGSGEBEID De richtlijn is in eerste instantie van toepassing op alle hogedrempelinrichtingen die het externe mensrisico kwantitatief moeten uitwerken in hun veiligheidsrapporten( het omgevingsveiligheidsrapport (OVR) en het Samenwerkingsakkoord-veiligheidsrapport (SWA-VR)). De GIS-informatie heeft voornamelijk betrekking op de isorisicocontouren van het plaatsgebonden mensrisico en op de domino-effectcontouren. Een kwantitatieve analyse van het externe mensrisico kan soms ook gevraagd worden voor andere dan hogedrempelinrichtingen, en/of uitgewerkt worden in andere (veiligheids)documenten dan een OVR of een SWA-VR (bv. in een veiligheidsstudie van een lagedrempelinrichting). Bij uitbreiding is onderhavige richtlijn ook van toepassing in alle situaties waarbij aan de dienst Veiligheidsrapportering (dienst VR) een (veiligheids)document wordt voorgelegd ter goedkeuring, ter beoordeling of ter controle, waarin een kwantitatieve risicoanalyse (volgens de richtlijnen van de dienst VR) werd uitgewerkt. 3. ADMINISTRATIEVE ASPECTEN 3.1 AARD VAN DE AAN TE LEVEREN INFORMATIE Aan elk voltooid veiligheidsrapport of enig ander (veiligheids)document waarin het externe mensrisico van een inrichting wordt bepaald d.m.v. een kwantitatieve risicoanalyse, en waarin het plaatsgebonden mensrisico wordt voorgesteld onder de vorm van isorisicocontouren, dient volgende geografische informatie toegevoegd: de isorisicocontouren van de inrichting, voor de risiconiveaus 1E-5/j, 1E-6/j, 1E-7/j en 1E-8/j, de domino-effectcontouren, de terreingrens van de inrichting. 1/02/2017 Richtlijn Geodata pagina 3 van 10

4 3.2 WIJZE VAN INFORMATIEOVERDRACHT De digitale geografische data wordt per elektronisch postbericht naar de dossierbehandelaar van de dienst VR verstuurd. In afspraak met de dossierbehandelaar van de dienst VR kunnen ook andere overdrachtsvormen aangewend worden. De GIS-bestanden dienen gegroepeerd in een map die de naam draagt van de inrichting 1. Deze map, die verschillende bestanden zal bevatten (zie verder), mag indien gewenst gecomprimeerd worden tot een zipbestand. Het zip-bestand draagt dezelfde naam als de map, echter met de extensie.zip. 4. TECHNISCHE ASPECTEN 4.1 ORGANISATIE VAN DE INFORMATIE De GIS-bestanden worden gegroepeerd in 2 mappen die de naam docxxyy_xxx dragen. Hierbij verwijst docxxyy naar het referentienummer van het veiligheidsdocument, met doc : de aanduiding van het type document, zijnde OVR voor een omgevingsveiligheidsrapport, SWAVR voor een Samenwerkingsakkoord-veiligheidsrapport, VS voor een veiligheidsstudie, AND voor andere; XX : een verwijzing naar het jaartal; YY : een volgnummer; Het referentienummer docxxyy wordt toegekend door de dienst VR en kan op eenvoudige vraag bij hem bekomen worden. De aanvulling xxx staat voor shp of kml. 4.2 FORMAAT VAN DE TE LEVEREN INFORMATIE De geografische informatie wordt aangeleverd in het shape-formaat als vlak of polygoon en is opgebouwd uit vier componenten: (ten titel van voorbeeld afhankelijk van het gebruikte programma om de gegeorefereerde informatie te genereren kan een andere samenstelling mogelijk zijn) een.shp-bestand met de ligging van de geografische objecten; een.dbf-bestand met attributen van de geografische objecten in XBase-formaat; een.shx-bestand dat voor elk geografisch object de index in het shp-bestand bevat; een.prj-bestand met de gegevens van het gebruikte coördinatenstelsel. Deze vier bestanden hebben behalve de extensie de rest van de naam gemeenschappelijk. De naamgeving wordt in deel 4.4 per type object behandeld. 1 Een spatie in de benaming wordt vervangen door een liggend streepje (vb AB_Chemicals) 1/02/2017 Richtlijn Geodata pagina 4 van 10

5 Bijkomend wordt de geografische informatie ook in een kml-bestand aangeleverd. Voor de naamgeving wordt verwezen naar deel REFERENTIESYSTEEM (PROJECTIE) De geodata dient te worden gegeorefereerd in het Belgium Datum 72 / Lambert 72 / Belge 1972 / Belgian Lambert 72 (BE_BD72/LAMB72) referentiesysteem met EPSG-code EPSG: THEMATISCHE OPDELING VAN DE GEOGRAFISCHE OBJECTEN De geografische informatie wordt gegroepeerd in verschillende GIS-lagen (shape-bestanden), als volgt: een laag met de isorisicocontouren, een laag met de effectcirkels voor domino-effecten, een laag met de terreingrens van de inrichting. De aanlevering als kml-bestand wordt als volgt gegroepeerd: een apart kml-bestand voor elk van de isorisicocontouren, een apart kml-bestand voor elk van de effectcirkels bij domino-effecten, een kml-bestand met de terreingrens van de inrichting Isorisicocontouren (plaatsgebonden mensrisico) Shape-bestanden De isorisicocontouren van de inrichting worden aangeleverd als polygoon. Alle isorisicocontouren worden in één bestand opgenomen met de naam docxxyy_irc. De kenmerken van de attributen die worden toegekend aan de laag, worden weergegeven in Tabel 4-1. Tabel 4-1: Toegekende attributen van de laag docxxyy_irc Veldnaam Type Lengte Omschrijving VRID String 6 De unieke referentie VLXXXX van de inrichting bij de dienst VR. Bedrijf String 80 De benaming van de inrichting (benaming van de vestigingseenheid zoals vermeld in KBO). Rapport String 10 Het referentienummer docxxyy van het veiligheidsdocument. IRC String 4 Het risiconiveau van de isorisicocontour (1E-5, 1E-6, 1E-7, 1E-8/j). De unieke referentie VLXXXX van de dienst VR is terug te vinden in het attribuut referentie in de laag met terreingrenzen van de Seveso-inrichtingen (zie webstek dienst VR). 1/02/2017 Richtlijn Geodata pagina 5 van 10

6 Op de website van de dienst VR is een sjabloon van shapefile voor het aanleveren van de isorisicocontouren beschikbaar. Het gebruik van dit sjabloon is verplicht. In deel 4.6 wordt uitgelegd op welke manier het sjabloon kan gebruikt worden Kml-bestanden De isorisicocontouren van de inrichting worden als aparte lijnbestanden aangeleverd. De naamgeving voor de verschillende contouren is docxxyy_1e-x met x = 5, 6, 7 of 8. De attributen zijn dezelfde als bij de shape-bestanden. Voor de weergave van de contouren worden bij voorkeur onderstaande kleuren gebruikt: Contour Tabel 4-2: Kleur van de isorisicocontouren Kleur RGB-waarde Rood Groen Blauw 1E-5/j Lichtgroen E-6/j Rood E-7/j Blauw E-8/j Oranje Kaarten in de veiligheidsdocumenten Op de kaarten in de veiligheidsdocumenten worden voor de isorisicocontouren bij voorkeur de kleuren uit Tabel 4-3 gebruikt. Tabel 4-3: Kleur van de isorisicocontouren Contour 1E-5/j 1E-6/j 1E-7/j 1E-8/j Kleur Lichtgroen Rood Blauw Oranje De isorisicocontouren worden op deze kaarten weergegeven als lijnen Effectcontouren in het kader van domino-effecten Shape-bestanden De effectcontouren worden aangeleverd als polygoon. Alle effectcontouren worden in één bestand opgenomen met de naam docxxyy_de. De kenmerken van de attributen die worden toegekend aan de laag, worden weergegeven in Tabel /02/2017 Richtlijn Geodata pagina 6 van 10

7 Tabel 4-4: Toegekende attributen van de laag docxxyy_de Veldnaam Type Lengte Omschrijving VRID String 6 De unieke referentie VLXXXX van de inrichting bij de dienst VR. Bedrijf String 80 De benaming van de inrichting (benaming van de vestigingseenheid zoals vermeld in KBO). Rapport String 10 Het referentienummer docxxyy van het veiligheidsdocument. DE String 4 Het primair effect voor overdruk (p100, p160, p450), warmtestraling (q008, q032) of andere (a000). De gebruikte codes bij de veldnaam DE staan voor overdruk (p) met bijhorende waarden 100, 160 en 450 mbar, warmtestraling (q) met bijhorende waarden 008 en 032 kw/m² en andere (a) met bijhorende waarde 000. Op de website van de dienst VR is een sjabloon van shape-bestand voor het aanleveren van de effectcontouren van domino-effecten beschikbaar. Het gebruik van dit sjabloon is verplicht. In deel 4.6 wordt uitgelegd op welke manier het sjabloon kan gebruikt worden Kml-bestanden De effectcontouren worden allemaal apart aangeleverd als lijn. De naamgeving voor de verschillende effectcontouren is docxxyy_de_xxxx met xxxx de code horend bij het weergegeven primair effect (bv. p100). De attributen zijn dezelfde als bij de shape-bestanden. Alle effectcontouren (overdruk, warmtestraling, andere) worden weergegeven in een gele kleur (RGBwaarde: R = 255, G = 255, B = 0) Terreingrens van de inrichting Voor de bestaande Seveso-inrichtingen (zowel lagedrempelinrichtingen als hogedrempelinrichtingen) is de terreingrens opgenomen in de laag met terreingrenzen van de Seveso-inrichtingen (zie website). De terreingrens dient bij elk veiligheidsdocument aangeleverd te worden, tenzij de terreingrens niet verschilt van de terreingrens zoals opgenomen in de laag van de dienst VR. De terreingrens dient ingetekend te worden op basis van het GRB (Grootschalig Referentie Bestand) in het coördinatenstelsel (EPSG:31370) zoals hierboven vermeld Shape-bestand De terreingrens van de inrichting wordt aangeleverd als een polygoon. Het bestand dient steeds de naam docxxyy_terrein te dragen. De kenmerken van de attributen die worden toegekend aan de laag worden weergegeven in Tabel /02/2017 Richtlijn Geodata pagina 7 van 10

8 Tabel 4-5: Toegekende attributen van de laag docxxyy_terrein Veldnaam Type Lengte Omschrijving VRID String 6 De unieke referentie VLXXXX van de inrichting bij de dienst VR. Bedrijf String 80 De benaming van de inrichting (benaming van de vestigingseenheid zoals vermeld in KBO). Rapport String 10 Het referentienummer docxxyy van het veiligheidsdocument Kml-bestand De terreingrens van de inrichting wordt aangeleverd als een lijn. De naamgeving en attributen zijn dezelfde als bij het shape-bestand. De kleur is wit (RGB-waarde: R = 255, G = 255, B = 255) Kaarten in de veiligheidsdocumenten Op de kaarten in de veiligheidsdocumenten is de kleur van de terreingrens wit en wordt deze weergegeven met een lijn. 4.5 VERSIEBEHEER Datum Versie Voornaamste aanpassingen 10/11/ Eerste uitgave van de richtlijn 10/12/ De richtlijn werd aangepast aan de voorschriften voor het uitwerken van domino-effecten. 14/03/ De richtlijn werd aangepast aan de nieuwe werkwijze voor het elektronisch aanleveren en verspreiden van veiligheidsrapporten. 01/02/ De richtlijn werd op enkele punten verfijnd. Er wordt nu ook gevraagd om de geodata in.kml-formaat aan te leveren. Bij de richtlijn werden twee sjablonen voor shape-bestanden gevoegd. 1/02/2017 Richtlijn Geodata pagina 8 van 10

9 4.6 BIJLAGE: SJABLONEN VAN SHAPE-BESTANDEN De dienst VR stelt twee sjablonen voor shape-bestanden ter beschikking voor het aanleveren van de isorisicocontouren en de effectcontouren van domino-effecten. In deze sjablonen werden de vereiste attribuutvelden (zoals weergegeven in Tabel 4-1 en Tabel 4-4) al aangemaakt, waardoor aanlevering van geodata op een uniforme manier mogelijk is. Deze bijlage geeft een korte handleiding bij het gebruik van deze sjablonen. De handleiding is gebaseerd op het programma QGIS. Indien een ander programma gebruikt wordt, is het mogelijk dat de aanpak verschilt met deze die hier beschreven wordt. De algemene principes zouden echter via elk programma toepasbaar moeten zijn Geodata toevoegen aan het sjabloon Onderstaande stappen worden gevolgd indien de isorisicocontouren en de effectcirkels al beschikbaar zijn als shape-bestanden: Open volgende lagen in QGIS: o het shape-bestand met het sjabloon (isorisicocontouren of domino-effecten), o het eigen shape-bestand met de isorisicocontouren of effectcontouren van dominoeffecten; Kopieer de kaartobjecten van het eigen shape-bestand; Plak de kaartobjecten in het shape-bestand met het sjabloon; Het eigen shape-bestand is nu gekopieerd in het sjabloon en enkel de attribuutvelden die overeenkomen met het sjabloon werden behouden; Kijk in de attributentabel na of alle velden (correct) ingevuld zijn en vul of pas aan indien nodig; Sla de laag op als docxxyy_irc of docxxyy_de ; De shape-bestanden zijn nu aangemaakt volgens het sjabloon. 1/02/2017 Richtlijn Geodata pagina 9 van 10

10 Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Veiligheidsrapportering Graaf de Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus Brussel seveso@vlaanderen.be