RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT : I.K.V. PRUP AFBAKENING KLEINSTEDELIJK GEBIED VEURNE EINDRAPPORT

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT : I.K.V. PRUP AFBAKENING KLEINSTEDELIJK GEBIED VEURNE EINDRAPPORT"

Transcriptie

1 RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT : I.K.V. PRUP AFBAKENING KLEINSTEDELIJK GEBIED VEURNE EINDRAPPORT Initiatiefnemer: Provincie West-Vlaanderen Projectnummer Dienst Ruimtelijke Planning Provinciehuis Boeverbos 8200 Sint-Andries Oktober 2011

2 INHOUDSOPGAVE NIET TECHNISCHE SAMENVATTING AFKORTINGENLIJST 0. RAPPORTGEGEVENS Administratieve gegevens Doelstelling Structuur van het rapport 4 1. ALGEMEEN DEEL Inleiding Doelstellingen en Krachtlijnen Inleiding Korte omschrijving DeelRUP s Gewenste ruimtelijke structuur voor de relevante DeelRUP s en RUP Beschrijving en vergelijking alternatieven Suikerfabriek Gasthuisstraat RISICO S ZWARE ONGEVALLEN Inleiding Omkadering Aandachtsgebieden Seveso-inrichtingen Methodieken Inleiding tot externe veiligheid Toepassing in een Ruimtelijk Veiligheidsrapport Inleiding Methodiek Beschrijving studiegebied Afbakening en Situering Aandachtsgebieden Externe gevarenbronnen...21 SGS Belgium NV Oktober 2011

3 2.5 Evaluatie Seveso-inrichtingen op het geplande bedrijventerrein Identificatie geplande bedrijventerrein Seveso-inrichtingen op de geplande bedrijventerreinen Seveso-inrichtingen domino-effecten Milieurisico s Evaluatie bijkomende aandachtsgebieden op De bestaande (zones voor) Seveso-bedrijven Analyse van de stedenbouwkundige voorschriften Inleiding Stedenbouwkundige voorschriften Besluit en aanbevelingen LEEMTEN IN DE KENNIS ALGEMEEN BESLUIT Inleiding Samenvatting en besluit Directe mensrisico s Indirecte mensrisico s Domino-effecten Milieurisico s Analyse van eventuele bijkomende inplantingen...4 BIJLAGE 1 : OVERZICHTSKAART : AFBAKENINGSLIJN + AANDUIDING PLANGEBIEDEN DEELRUP S BIJLAGE 2 : KAARTENBUNDEL BIJLAGE 3 : ZONERINGSKAARTEN BIJLAGE 4: METHODIEK SGS Belgium NV Oktober 2011

4 AFKORTINGENLIJST BPA BLEVE BS CPR Dienst VR KLIM EC EG EEC EEG GRS LNE LPG Bijzonder Plan van Aanleg Boiling Liquid Expanding Vapour Explosion Belgisch Staatsblad Commissie voor Preventie van Rampen met gevaarlijke stoffen Dienst VeiligheidsRapportering Federaal Kabels en Leidingen Informatie Meldpunt European Community Europese Gemeenschap European Economic Community Europese Economische Gemeenschap Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan (Departement) Leefmilieu, Natuur en Energie (van de Vlaamse overheid) Liquefied Petroleum Gas MB Ministeriëel Besluit MW Mega Watt (plan) MER (plan) Milieu Effecten Rapport P1-product Vloeistoffen met een vlampunt < 21 C P2-product Vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 21 C en lager of gelijk aan 55 C P3-product Vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 55 C en lager of gelijk aan 100 C P4-product Vloeistoffen met een vlampunt hoger dan 100 C en lager of gelijk aan 250 C QRA Kwantitatieve Risico Analyse (P)RUP (G)RUP RSV RVR RVT SGS SWA TNT TWOL VR (Provinciaal) Ruimtelijk Uitvoerings Plan (Gewestelijk) Ruimtelijk Uitvoerings Plan Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen Ruimtelijk Veiligheidsrapport Rust- en VerzorgingsTehuis Société Générale de Surveillance SamenWerkingsAkkoord tussen de federale staat, het Vlaams Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken. 2,4,6-TriNitroTolueen Toegepast Wetenschappelijk Onderzoek Leefmilieu Veiligheids Rapport SGS Belgium NV Oktober 2011

5 NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Ruimtelijk Veiligheidsrapport I.K.V. PRUP AFBAKENING KLEINSTEDELIJK GEBIED VEURNE EINDRAPPORT Initiatiefnemer: Provincie West-Vlaanderen Projectnummer Dienst Ruimtelijke Planning Provinciehuis Boeverbos 8200 Sint-Andries Oktober 2011

6 1. INLEIDING BESCHRIJVING VAN HET PROJECTGEBIED BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED SITUERING AANDACHTSGEBIEDEN BINNEN HET STUDIEGEBIED INLEIDING GEBIEDEN MET WOONFUNCTIE KWETSBARE LOCATIES DOOR PUBLIEK BEZOCHTE GEBOUWEN EN GEBIEDEN, INCLUSIEF RECREATIEGEBIEDEN MILIEURELEVANTE ASPECTEN HOOFDTRANSPORTWEGEN EXTERNE GEVARENBRONNEN DEELONDERZOEKEN EXTERNE VEILIGHEID IN HET RVR MENSRISICO S T.G.V. SEVESO-INRICHTINGEN ZONERINGSMETHODIEK M.B.T. SEVESO-ACTIVITEITEN RESULTATEN ZONERINGMETHODIEK MOGELIJKHEID TOT DOMINO-EFFECTEN MILIEURISICO S BEOORDELING EN BESLUIT... 17

7 1. INLEIDING In het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zijn stedelijke gebieden geselecteerd. Stedelijke gebieden zijn gebieden waar een beleid van groei, concentratie en verdichting gewenst is. De provincie is verantwoordelijk voor de afbakening van de kleinstedelijke gebieden in overleg met de gemeenten en het Vlaams Gewest. Dit houdt in dat de provincie hiervoor een ruimtelijk uitvoeringsplan opmaakt (PRUP). In het kader van de afbakening van het Klein Stedelijk gebied Veurne wordt een PRUP (provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan) opgesteld. Het afbakeningsvoorstel bevat een actieprogramma ter uitvoering van het stedelijk gebiedenbeleid. Het PRUP geeft uitvoering aan de acties op Provinciaal niveau. Naast het PRUP m.b.t. de afbakening van het kleinstedelijk gebied zijn tevens diverse DeelRUP s opgenomen, deze hebben te maken met regionale bedrijvigheid in het stedelijk gebied. Concreet zijn volgende DeelRUP s opgemaakt : 1. DeelRUP Afbakeningslijn 2. DeelRUP 3. DeelRUP Gasthuisstraat In de nabije toekomst zal een gedeelte van de site van de voormalige Suikerfabriek dat aansluit bij het industrieterrein Veurne I, ontwikkeld worden als regionaal bedrijventerrein. Gezien deze locatie pal binnen het kleinstedelijk gebied valt, wordt deze toekomstige ontwikkeling mee beschouwd in dit rapport. Voor de Suikerfabriek zelf dient nog een afzonderlijk RUP opgesteld te worden. In het kader van het ruimtelijk uitvoeringsplan wordt een PlanMER en Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) opgesteld. Onderhavig rapport betreft het Ruimtelijk Veiligheidsrapport. SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 1

8 2. BESCHRIJVING VAN HET PROJECTGEBIED In dit RVR dient rekening gehouden te worden met : Mogelijke vestiging van categorieën Seveso-bedrijven in het projectgebied; Mogelijke vestiging van categorieën Seveso-bedrijven in het industriegebied Veurne I, daar deze bedrijvenzone een geografische verbinding vormt tussen de twee deelgebieden Suikerfabriek en van het projectgebied; De impact van de nieuwe Seveso-bedrijven op mogelijk toekomstige relevante ontwikkelingen (bv woongebied) in de omgeving van het projectgebied; Analyse van de mogelijke domino-effecten tussen nieuwe bedrijven / nieuwe externe gevarenbronnen en bestaande Seveso-bedrijven / bestaande externe gevarenbronnen. In het kader van het afbakeningproces wordt de behoefte aan bijkomende ruimte voor regionale bedrijvigheid geraamd 35 ha voor de periode In het voortraject van het PRUP Afbakening Kleinstedelijk gebied Veurne en het Masterplan Suikerfabriek, zijn geschikte locaties aangegeven voor de ontwikkeling van nieuwe bedrijventerreinen, dit aan de hand van volgende methodiek: 1. stap 1 : aanduiding van potentiële locaties Bij de zoektocht naar nieuwe bedrijventerrein werd in de eerste plaats gekeken naar de uitbreiding van het bestaande bedrijventerrein Veurne I. Los van het DeelRUP (ca 20 ha aansluitend ten noordwesten van Veurne I) wordt er ook 15 ha uitbereiding voorzien op de site van de Suikerfabriek, dewelke binnen de afbakening van het gewestplan voor industriezone ligt. 2. stap 2 : evaluatie van de potentiële locaties In deze stap werden beide locaties geëvalueerd in functie van de gewenste structuur en de grensstellende elementen. Beide locaties werden ook behouden voor uitbreiding regionale bedrijfsactiviteiten. 3. evaluatie van locaties geschikt voor regionale bedrijvigheid een regionaal bedrijventerrein moet op zichzelf of in aansluiting met een bestaande zone een aaneengesloten oppervlakte van minstens 20 ha hebben. Beide voorgestelde locaties voldoen beide aan deze vereiste. SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 2

9 3. BESCHRIJVING VAN HET STUDIEGEBIED 3.1 SITUERING In het kader van de evaluatie van het projectgebied op de omgeving, is de bespreking van het studiegebied van belang. Het studiegebied in het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportering wordt afgebakend door een perimeter van 2 km rondom het projectgebied. Met betrekking tot externe veiligheid zijn de hierboven besproken aandachtsgebieden van belang. De afbakening van het projectgebied en studiegebied wordt op kaart 1 en 3 visueel weergegeven op respectievelijk de topografische kaart en het gewestplan. Deze kaarten zijn opgenomen in bijlage 2 (kaartenbundel). Het DeelRUP grenst aan : Woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied in het westen; landschappelijk waardevol agrarisch gebied in het noorden; landschappelijk waardevol agrarisch gebied in het oosten buffergebied (ter buffering van het aanwezige regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter), woongebied en woonuitbreidingsgebied in het zuiden. De site van de Suikerfabriek is bevindt zich volledig binnen het bestaande industrieterrein ten zuidwesten van het centrum van Veurne en grenst aan : Woongebied en gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut in het westen; Woongebied in het noorden; Woongebied, industriegebied en gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut in het oosten Industriegebied in het zuiden. In onderhavig hoofdstuk worden de relevante aspecten met betrekking tot externe veiligheid binnen het studiegebied besproken. Als belangrijkste informatiebron zullen de ruimtelijke structuurplannen en gemeentediensten van de betreffende gemeenten gehanteerd worden. Er zal eveneens getracht worden rekening te houden met gekende, mogelijk relevante toekomstige ontwikkelingen in de omgeving van het projectgebied. SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 3

10 3.2 AANDACHTSGEBIEDEN BINNEN HET STUDIEGEBIED Inleiding Met betrekking tot externe veiligheid zijn de zogenaamde aandachtsgebieden van belang 1 : a) gebied met woonfunctie: 1. woongebied, bepaald volgens artikel 5 en 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening; 2. groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in goedgekeurde onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen, in andere gebieden dan vermeld in 1); b) kwetsbare locaties: alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen bevinden; c) waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden: één van de volgende gebieden: 1. de speciale beschermingszones, de definitief vastgestelde gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone en de waterrijke gebieden van internationale betekenis in overeenstemming met het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu; 2. natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; d) door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden, waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn; e) hoofdtransportwegen: 1. wegverkeer: de wegen behorende tot de categorieën hoofdwegen en primaire wegen van categorie I uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; 2. spoorwegverkeer: de spoorwegen behorende tot de categorie hoofdspoorwegen voor het personenvervoer uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; 3. luchthavenverkeer in verband met het luchthaventerrein van Zaventem; f) externe gevarenbron: een element in de omgeving die de oorzaak kan vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting zoals pijpleidingen, windturbines, hoogspanningsleidingen, LPG-tankstations,... In het RVR werden bovenstaande aandachtsgebieden geïnventariseerd en besproken. Hierbij wordt rekening gehouden met mogelijk toekomstige projecten, zoals weergegeven in de ruimtelijke structuurplannen en verdere informatie bekomen van gegevensbronnen van de stad Veurne (GRS, gemeentediensten, ed) en de Vlaamse Overheid ( 1 Aandachtsgebieden zoals gedefinieerd in het Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage (BS 19/06/2007) SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 4

11 3.2.2 Gebieden met woonfunctie Gebied met woonfunctie In de omgeving van het projectgebied en binnen het studiegebied is ongeveer de volledige stadskern van Veurne aanwezig. De binnenstad wordt gekenmerkt als een gemengde woonomgeving. Wonen komt er gemengd voor met de stedelijke voorzieningen, handelsactiviteiten, groengebieden, etc. Binnen het studiegebied is tevens het dorp Steenkerke aanwezig, maar geen gebieden met woonfunctie van de stad Koksijde. Binnen het studiegebied zijn er verschillende BPA s of RUP's aanwezig. Enkel BPA s of RUP s die een invloed uitoefenen op gebieden met woonfunctie worden als relevant beschouwd (zie kaart 9, relevante gebieden,bijlage 2). Ten noordwesten van het DeelRUP is het RUP Proostdijkstraat aanwezig. Hiervan werd een definitieve plan MER op 15 juni 2010 gepubliceerd, maar de opmaak van het RUP is nog niet afgerond. Met de afbakening van deze nieuwe woonzone werd wel reeds rekening gehouden bij de opmaak van de zoneringskaarten in bijlage 3. In de onmiddellijke omgeving van het projectgebied is het RUP Zannekinlaan (MB ) gelegen, dit betreft een gedeeltelijke herbestemming van het BPA Zannekinlaan in functie van de reconversie van een aantal oude leegstaande bedrijfsruimten. Aangrenzend ten westen van het projectgebied is het BPA Zuidburgweg-Vaartstraat gelegen. In dit BPA wordt gezocht naar een passende invulling van de ruimte aan het water en naar een geschikte bestemming voor de verlaten bedrijfsgebouwen. Deze bedrijfsgebouwen kunnen een invulling krijgen op het vlak van kleinhandel. Het gebied tegenover de jachthaven wordt ontwikkeld als stedelijke woonomgeving. Gebied met woonfunctie zoals gedefinieerd in punt a2 (Zonevreemde woongebieden) Met betrekking tot de zonevreemde woonclusters worden enkel die woonclusters besproken en geïdentificeerd die invloed hebben op de resultaten van dit ruimtelijk veiligheidsrapport. Voor de bepaling van relevantie voor het RVR wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van volgende definitie : groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in goedgekeurde onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen (maximale afstand van 50 m tussen de gebouwen) 2. Echter zonevreemde woningen die niet voldoen aan de hierboven vermelde definitie, maar gelegen zijn in de directe nabijheid van het projectgebied werden eveneens in beschouwing genomen. Verder wordt ook nog rekening gehouden met de ligging van mogelijk relevante zonevreemde woonclusters t.o.v. het projectgebied. Enkel deze waarbij geen gebied met woonfunctie gelegen is tussen de zonevreemde wooncluster en het projectgebied worden als relevant beschouwd. Verspreide woonbebouwing in de open ruimte, is volgens het GRS van Veurne, beperkt en heeft overwegend een agrarische functie (hoeves). In het GRS worden twee woonlinten onderscheiden. Het woonlint Steengracht is gesitueerd ten zuidwesten van Steenkerke. Het woonlint bestaat uit ca. 13 percelen met woningen in een cluster (op basis van de luchtfoto). 2 Volgens Richtlijnenboek voor veiligheidsrapportages (RLBVR), deel RVR, bijlage 3 SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 5

12 Verder is er een Noordelijke uitloper van de woonkern Steenkerke langsheen de Steenkerkestraat. Het betreft een 5 tal woningen (al dan niet met agrarische functie) die aansluitend aan het woongebied zijn gesitueerd. Ten zuiden van de Albert I laan zijn tevens 5 woningen gelegen in een cluster binnen agrarisch gebied. Het gebied maakte deel uit van het DeelRUP Gasthuisstraat. Centraal binnen de Suikerfabrieksite is langs de Brikkerijstraat tevens een wooncluster gelegen. Het betreft ca. 15 à 20 woningen en blijven behouden in het RUP Suikerfabriek. Toekomstige projecten Zoals reeds aangehaald zijn in het studiegebied enkele relevante BPA s of RUP s aanwezig. Met name het RUP Proostdijkstraat, m.b.t. een stedelijke woonontwikkeling, is nog in opmaak. Verder wordt opgemerkt dat in het project Suikerfabriek tevens een bijkomend gebied met woonfunctie is voorzien. Beide locaties werden meegenomen in het zoneringsproces voor gevaarlijke stoffen (zie punt 2.5), daar deze in de onmiddellijke nabijheid liggen van de projectgebieden. In het GRS wordt tevens melding gemaakt van het herbestemmen van openruimte gebied naar woonuitbreidingsgebied. Enkel twee delen woonuitbreidingsgebied ter hoogte van Steenkerke kunnen mogelijks relevant zijn. De betrokken locaties hebben een opppervlakte van respectievelijk 1,4 ha (Steenkerke wijk) en 2 ha (Steenkerke kerk). Momenteel is de herbestemming nog niet gebeurd en wordt er in onderhavige RVR geen rekening mee gehouden. SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 6

13 3.2.3 Kwetsbare locaties In het kader van externe veiligheid wordt bijzondere aandacht besteed aan kwetsbare locaties. Met deze term wordt verwezen naar locaties waar zich personen bevinden die moeilijker zelfstandig kunnen evacueren dan een gemiddeld persoon. Dit geldt in het bijzonder voor scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorginginstellingen. Binnen het studiegebied zijn zowel ziekenhuizen, RVT s en scholen aanwezig. In Tabel 3-1 worden de kwetsbare locaties opgelijst met aanduiding van hun afstand tot het projectgebied, hun ligging wordt voorgesteld op Kaart 6 (zie bijlage 2). Deze informatie werd bekomen via informatie van Tabel 3-1 : gegevens van kwetsbare locaties binnen het studiegebied Nr op kaart 6 Kwetsbare Locatie 1 Vrije Kleuterschool Haenestraat Veurne 2 Vrije Basisschool College Zuidkapelweg Veurne 3 Vrije Lagere School voor Buitengewoon onderwijs t Brugje Lindendreef Veurne 4 Vrije Lagere School voor Buitengewoon onderwijs t Brugje Min. Afstand (km) tot Suikerfabriek en Veurne I 0,66 km zuiden 0,35 km westen 0,35 km noordwesten 0,55 km noordwesten 1,75 km zuiden 1,70 km zuidwesten 1,5 km westen 1,45 km westen Bisschoppelijk College der Onbevlekte Ontvangenis Karel Coggelaan veurne 5 Vrije Basisschool College Houtmarkt Veurne 6 Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Noordstraat Veurne 7 Vrije Basisschool Annuntiata Blauwe Nonnenstraat 8630 Veurne 8 Vrije Basisschool Annuntiata Daniel de Haenelaan Veurne 9 Vrije Basisschool Nieuwstad Bulskamp Brugsesteenweg Veurne 10 Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Brugsesteenweg Veurne 0,48 km noordwesten 0,79 km noordwesten 0,97 km noordwesten 0,83 km noordwesten 0,8 km noorden 0,2 km noorden 1,37 km westen 1,46 km westen 1,6 km westen 1,8 km westen 0,7 km westen 0,16 km westen SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 7

14 Nr op kaart 6 Kwetsbare Locatie 11 Vrij technisch Instituut Iepersesteenweg Veurne 12 Annuntiata Instituut Vleeshouwerstraat Veurne 13 Koninklijk Atheneum Smissestraat Veurne A Katholieke Bejaardenzorg Westhoek Huize Maria Troost Iepersesteenweg 98 a 8630 Veurne B Sint Augustinus Veurne Iepersesteenweg Veurne C Katholieke Bejaardenzorg Westhoek Service flat Suytcapelle Iepersesteenweg Veurne D Katholieke Bejaardenzorg Westhoek Serviceflat Soror Nigra Daniel de Haenelaan Veurne E Woon- en zorgcentrum ter Linden Kaaiplaats Veurne F OCMW Veurne Rusthuis Ter Linden Heldenplein Veurne Min. Afstand (km) tot Suikerfabriek en Veurne I 0,17 km westen 0,8 km noordwesten 0,88 km noordwesten 0,3 km westen 0,24 km westen 0,3 km westen 1,0 km noordwesten 0,3 km noordwesten 0,78 km noordwesten 1,7 km zuidwesten 1,8 km westen 1,5 km westen 1,8 km zuidwesten 1,8 km zuidwesten 1,8 km zuidwesten 1,9 km westen 1,5 km westen 1,8 km westen SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 8

15 3.2.4 Door publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden Binnen het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportage zijn tevens door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden van belang. Plaatsen waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn dienen hierbij onderzocht te worden. Recreatieve voorzieningen (voetbalstadion, atletiekpiste, oefenvelden, tennisvelden, krachtbalvelden, skeelerpiste, boogschuttervereniging, jeugdcentrum en speelterrein) op het niveau van de stadskern zijn geconcentreerd in een gebied langs de Noordstraat. Op loopafstand van de binnenstad is de jachthaven gelegen. Het is een relatief kleinschalige voorziening. In de onmiddellijke omgeving van de jachthaven liggen een aantal woonboten. De jachthaven vormt het vertrekpunt van enkele recreatieve activiteiten (waterrecreatie en fietstoerisme). Verwacht wordt echter dat dit gebied niet voldoet aan de hierboven gestelde definitie en dus niet relevant is voor dit RVR. Het werd dan ook niet meegenomen als risicoparameter in de opmaak van de zoneringskaarten. Binnen het DeelRUP is de hoeve Duyvecoote gelegen, dewelke bewaard zal blijven. De locatie zal worden gebruikt als centrum voor seminaries, vergaderingen,.verwacht wordt dat de criteria voor kwetsbare locatie (ttz 200 personnen dagdagelijks aanwezig of 1000 personen bij piekmomenten) niet van toepassing zijn op de hoeve Duyvecoote. SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 9

16 3.2.5 Milieurelevante aspecten Natuurgebieden Volgende gebieden dienen beschouwd te worden : natuurreservaat; vogelrichtlijngebied : de Vlaamse regering (Besluit dd. 17/10/1988) heeft 23 vogelrichtlijngebieden aangewezen; het betreft speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2/4/1979 inzake het behoud van de vogelstand; habitatrichtlijngebied : deze gebieden zijn een gevolg van de Europese richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Deze richtlijn heeft tot doel de biodiversiteit in de lidstaten te behouden en streeft naar de instandhouding en het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. Hiertoe worden speciale beschermingszones afgebakend. Ramsar-gebied : deze gebieden zijn een gevolg van de overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor watervogels, vastgelegd te Ramsar (Iran) op 2/2/1971; in Vlaanderen zijn 5 Ramsar-gebieden aangeduid (Wet van 22/2/1979). Binnen het studiegebied komen geen vogelrichtlijn, habitatrichtlijn- en Ramsar-gebieden voor. Ook erkende natuurreservaten zijn niet aanwezig. Oppervlaktewater Veurne behoort grotendeels tot het hydrografisch bekken van de IJzer Een aantal kleinere kanalen (Kanaal Veurne-Nieuwpoort, Kanaal Duinkerke-Veurne, Bergenvaart en de Lovaart) komen samen in Veurne. Deze waterwegen hebben vooral een toeristisch-recreatieve betekenis. De kanalen en vesten met hun groene oevers nemen een natuurfunctie op en fungeren als stedelijk natuurelement. Het water neemt tevens een beperkte woonfunctie op (woonboten). De betekenis van de waterwegen als vervoersweg is omwille van de geringe tonnenmaat eerder beperkt. Grenzend aan het projectgebied is de gelegen. De kan ontwikkeld worden als natuurlijke begrenzing van het nieuwe bedrijventerrein. De ligging van de kanalen en de wordt weergeven op kaart 5 in bijlage 2. SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 10

17 3.2.6 Hoofdtransportwegen Autoweg De belangrijkste as is de A18 die Veurne met de stedelijke gebieden Brugge, Oostende en Duinkerken verbindt. Op het grondgebied van Veurne bevinden zich twee aansluitingscomplexen: een aansluiting met de N8 en een aansluiting met de N330. De A18 bevindt zich ten zuiden van de stedelijke morfologie en vormt een landschappelijke grens. Veurne vormt ook een knooppunt van regionale wegen die de stad verbinden met Ieper en Koksijde (N8), met Diksmuide en De Panne (N35) en met Nieuwpoort en Duinkerke (N39). Veurne vormt een onderdeel van de kamstructuur ter ontsluiting van de kuststrook naar het hoger wegennet. De N8 ontsluit Koksijde en de N330 Oostduinkerke. Enkel de A18 is een hoofdtransportweg, zoals gedefinieerd in punt e, en is bijgevolg relevant voor het RVR. De ligging van het wegennet in de omgeving van het projectgebied wordt voorgesteld op Kaart 8 in bijlage 2. Spoorweg Veurne wordt doorsneden door de spoorlijn De Panne-Gent. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) selecteert de lijn als een van de alternatieven voor de uitbouw van de IJzeren Rijn. In het RSV is opgenomen dat onderzocht moet worden of de te verlengen en te herwaarderen IJzeren Rijn (Duinkerken De Panne Gent Antwerpen Lier Mol Neerpelt Weert) in aanmerking moet komen als een hoofdspoorwegverbinding voor personenvervoer. Luchthavenverkeer Luchthavenverkeer in verband met het luchthaventerrein van Zaventem is niet relevant voor onderhavig RVR Externe gevarenbronnen In een deelonderzoek uitgevoerd in het RVR is het toekomstige bedrijventerrein geëvalueerd met betrekking tot het mogelijk optreden van domino-effecten bij een zwaar ongeval. Deze analyse is uitgevoerd punt- en lijnbronnen en meerbepaald : Gevaarlijk transport over de weg, spoor en water; Luchtverkeer; Hoogspanningslijnen Bestaande Seveso inrichtingen Windturbines LPG-station binnen de perimeter van 850 meter voor domino-effecten SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 11

18 4. DEELONDERZOEKEN EXTERNE VEILIGHEID IN HET RVR In het onderzoek naar mogelijke inplanting van Seveso-inrichtingen op het projectgebied zijn volgende deelonderzoeken uitgevoerd: analyse van de directe mensrisico s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein; een domino-effectenanalyse tussen enerzijds Seveso-bedrijven en tussen externe gevarenbronnen anderzijds; onderzoek naar mogelijke milieurisico s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten; 4.1 MENSRISICO S T.G.V. SEVESO-INRICHTINGEN In het rapport werd een methodiek uiteengezet die de mogelijkheid biedt om toekomstige ontwikkelingen van Seveso-inrichtingen te evalueren vanuit het oogpunt externe veiligheid. Het betreft een stapsgewijze selectiemethodiek van een mogelijke inplantinglocatie voor Sevesoinrichtingen bij investeringen Zoneringsmethodiek m.b.t. Seveso-activiteiten Op basis van berekeningen is een methodiek ontwikkeld om een scheidingsafstand te bepalen tussen de betreffende installatie(-groep) en de mogelijke schadedragers. De scheidingsafstand wordt gedefinieerd als de maximale afstand die gerespecteerd moet worden tussen de perceelsgrens van de risicobron (bv het bedrijf) en de perceelsgrens van de schadedrager. Aan de hand van deze scheidingsafstanden worden zoneringskaarten opgemaakt. Deze zoneringskaarten geven een eerste inschatting van de mogelijkheden op het bedrijventerrein. De zoneringskaarten zijn opgebouwd uit zones die aangeven wat de maximale aanwezigheid van een gevaarlijk product in de inrichting binnen de zone mag bedragen. Indien meerdere gevarengroepen (brandgevaarlijk, toxisch, explosief, ) van toepassing zijn op de inrichting dient voldaan te worden aan de zone die voor elke groep de van toepassing zijnde hoeveelheid toelaat. SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 12

19 In het rapport zijn voor volgende groepen zoneringskaarten opgemaakt voor het projectgebied: Bovengrondse brandgevaarlijke gassen (propaan )3 Ondergrondse brandgevaarlijke gassen (propaan) Brandgevaarlijke vloeistoffen (pentaan) Toxische gassen (chloor) Toxische vloeistoffen (broom) Opslagmagazijnen 4 Ontplofbare stoffen (TNT) Toxische vloeistoffen (Acrylonitril) Toxische gassen (Ammoniak) Zoneringskaarten worden op basis van generieke risicoberekeningen voor een bepaald gebied opgesteld, rekening houdende met een aantal representatieve stoffen en hoeveelheden. Indien de gewenste inplantinglocatie volgens de zoneringmethodiek niet mogelijk is, kan overgegaan worden naar een algemene methodiek. De algemene methodiek voorziet in een verfijndere methode voor het bepalen van scheidingsafstanden die dienen gehandhaafd te worden tussen aandachtsgebieden en Seveso-activiteiten. De scheidingsafstanden worden geschat op basis van de uitgevoerde risicoberekeningen op basis van meer specifieke data (bv van hoeveelheid en product) i.p.v. op representatieve data. Verder wordt opgemerkt dat SGS de methodiek heeft verwerkt in een software-toepassing, waarmee aan de hand van een specifieke input eenvoudig afstandsregels kunnen bepaald worden. Deze toepassing is terug te vinden op Figuur 1 geeft schematisch deze stapsgewijze methodiek weer. 3 4 de gehanteerde representatieve producten staan tussen haakjes. Met betrekking tot opslagmagazijnen wordt geen representatieve stof gehanteerd, maar wordt het risico ingeschat op basis van aanwezige blussystemen en de maximale oppervlakte conform de Nederlandse PGS-15 methodiek. SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 13

20 Figuur 1 : schematische voorstelling van evaluatiemethodiek Aanvraag tot inplanting van een Seveso-bedrijf kansrijke zone voor inplanting OK Toetsing van de aanvraag aan de zoneringskaarten Niet OK kansrijke zone voor inplanting OK Toetsing van de aanvraag aan de scheidingsafstand bekomen via softwaretool Niet OK geschikte zone voor inplanting OK Verder studiewerk dmv een gedetailleerde QRA Niet OK Aanpassing aanvraag en/of locatie Seveso-Hoge Drempel inrichtingen dienen steeds een QRA uit te voeren in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de Seveso- Lage Drempel inrichtingen kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie. Voor de kansrijke zones wordt omtrent de aanvaardbaarheid geen knelpunt verwacht, m.a.w. er wordt verwacht dat er voldaan wordt aan de in Vlaanderen geldende criteria. Inrichtingen die ingeplant wensen te worden in een geschikte zone hebben reeds een QRA uitgevoerd waaruit blijkt dat ze in deze zone voldoen aan de in Vlaanderen geldende risicocriteria. Met betrekking tot inplanting van gebieden met kwetsbare locaties/woonfunctie, dient rekening gehouden te worden met scheidingsafstanden tot Seveso-inrichtingen zoals die bepaald kunnen worden via de zoneringmethodiek SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 14

21 4.1.2 Resultaten zoneringmethodiek Met de zoneringmethodiek werd onderzocht of de aanwezigheid van Seveso-stoffen op het bedrijventerrein vanuit het oogpunt directe mensrisico s mogelijk zijn. Op basis van de zoneringkaarten, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het projectgebied of delen ervan mogelijk zijn. Wel kan opgemerkt worden dat de mogelijkheden naar Seveso-activiteiten het grootst zijn in twee zone gelegen op het bestaande industrieterrein en Blauwpoort. Beperkingen situeren zich steeds rondom de aanwezige woongebieden op en in de directe nabijheid van het projectgebied. Opgemerkt dient te worden dat De zoneringskaarten geen zone aanduiden waarin Seveso-bedrijven zonder beperkingen kunnen toegelaten worden, maar zij richtinggevend zijn voor mogelijkheden van aanwezigheid van gevaarlijke stoffen binnen bepaalde zones. het overschrijden van de zonegrenzen niet betekent dat deze activiteit a priori uitgesloten is. De zoneringskaarten geven een ruwe aanduiding i.v.m. de mogelijkheden tot het inplanten van Seveso-inrichtingen. Aan de hand van een gedetailleerde QRA kan nog aangetoond worden of voldaan wordt aan de criteria met betrekking tot externe veiligheid. Niet alle Seveso-inrichtingen hebben gevaarlijke stoffen op hun terrein aanwezig die grote veiligheidsrisico s inhouden. Inrichtingen met belangrijke hoeveelheden milieu-gevaarlijke stoffen kunnen ook tot de Seveso-inrichtingen behoren, terwijl het risico voor de externe omgeving meestal beperkt is t.g.v. de aanwezigheid van milieugevaarlijke stoffen. Seveso-Hoge Drempel inrichtingen steeds een QRA dienen uit te voeren in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de Seveso-Lage Drempel inrichtingen kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie. De opgestelde zoneringskaarten geen uitspraak geven aangaande het groepsrisico. Indien noodzakelijk, zal het groepsrisico apart moeten onderzocht worden. 4.2 MOGELIJKHEID TOT DOMINO-EFFECTEN In het rapport werd een analyse uitgevoerd of tengevolge van externe gevarenbronnen de kans/effect op/van zware ongevallen verhoogd wordt. Met andere woorden er werd nagegaan of er domino-effecten kunnen optreden als gevolg van het optreden van een incident. De analyse werd uitgevoerd voor puntbronnen en lijnbronnen, in het bijzonder: Invloed van het weg- en spoortransport op het projectgebied; Invloed van de hoogspanningsleiding op het projectgebied. Invloed van een LPG opslagplaats op het projectgebied; Invloed van een bestaand Seveso-bedrijf op het projectgebied; SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 15

22 Met betrekking tot de wisselwerking van gevarenbronnen en het projectgebied, werden voorlopig geen knelpunten vastgesteld. Voor de mogelijke toekomstige inplanting van windturbines wordt aanbevolen dat indien Seveso-installaties worden ingeplant binnen 250 m van windturbines (tot 3 MW) of omgekeerd een domino-analyse moet uitgevoerd worden. Wat betreft de inplanting in de onmiddellijke omgeving van hoogspanningsleidingen Vanzelfsprekend zal in het kader van de vergunningsprocedure van een Seveso-Hoge Drempel inrichting een dergelijke analyse met detailgegevens worden uitgevoerd in het omgevingsveiligheidsrapport. 4.3 MILIEURISICO S In het rapport werden aan de hand van een kwalitatieve analyse de mogelijke aandachtspunten met betrekking tot milieurisico s tengevolge van toekomstige Seveso-inrichtingen op het bedrijventerrein geïdentificeerd. Hierbij werd aandacht besteed aan de milieurelevante aspecten zoals opgenomen in Aanbevolen wordt dat eventuele Seveso-bedrijven voldoende maatregelen treffen om ongevallen met effecten naar het milieu te vermijden en de gevolgen ervan te beperken. Dit kan enerzijds gebeuren door technische maatregelen als door organisatorische maatregelen. Bovendien dienen de nodige interventiemiddelen aanwezig te zijn teneinde de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken. SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 16

23 5. BEOORDELING EN BESLUIT In dit RVR werd onderzocht of Seveso-inrichtingen op het bedrijventerrein vanuit het oogpunt directe mensrisico s mogelijk zijn. Met betrekking tot het DeelRUP en het RUP Suikerfabriek kunnen volgende aanbevelingen met betrekking tot de stedenbouwkundige voorschriften en de projectnota van het PRUP voorgesteld worden: Bij het onderzoek naar inplanting van nieuwe bedrijven kunnen de zoneringskaarten gebruikt worden als hulpmiddel. Deze kaarten geven een snelle screening m.b.t. de eventuele mogelijkheden van hoeveelheden aan gevaarlijke stoffen. Bij twijfel of wanneer niet voldoen wordt aan de scheidingsafstanden bekomen uit de zoneringskaarten kan aan de hand van een gedetailleerde QRA onderzocht worden of de criteria met betrekking tot externe veiligheid niet overschreden worden. Op basis van de zoneringskaarten blijkt dat voor brandgevaarlijke gassen (propaan) bovengronds, giftige gassen (chloor) en giftige vloeistoffen (broom) de opslagmogelijkheden vrij beperkt zijn. Omdat vooral de hoeveelheden aan giftige producten zeer laag zijn, werd tevens de oefening gemaakt voor ammoniak (toxische gassen) en acrylonitril (toxische vloeistoffen). Voor ammoniak kan met tot 10 maal meer opslaan dan chloor, voor acrylonitril geldt een factor van 5 à 7 keer meer dan broom. Bij ingebruikname van het bedrijventerrein en in het bijzonder indien Seveso-activiteiten worden voorzien, dienen noodroutes (evacuatie/interventie) uitgewerkt te worden in overleg met de interventiediensten. Uit de domino-analyse blijkt dat met betrekking tot de hoogspanningsleiding en windturbines aandacht dient besteed te worden aan de inplanting onderling en ten opzichte van Sevesoactiviteiten tijdens de ontwikkeling van het terrein. Neem in de stedenbouwkundige voorschriften op dat er rekening dient gehouden te worden met de resultaten van dit RVR. Er dienen voldoende technische en organisatorische maatregelen getroffen te worden om ongevallen met effecten naar het milieu te vermijden en de gevolgen ervan te beperken, dit in het bijzonder naar verontreiniging van het oppervlaktewater. SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / pagina 17

24 BIJLAGE BIJ NIET TECHNISCHE SAMENVATTING : KAARTENBUNDEL kaart 1 : topografische kaart kaart 3 : gewestplan kaart 5 : waterlopen Veurne kaart 6 : kwetsbare locaties kaart 9 : relevante gebieden SGS Belgium NV Oktober 2011 NTS / B

25 LEGENDE kleinstedelijk gebied Veurne Studiegebied = 2 km DeelRUP's Kaart 1: Situering projectgebied en studiegebied op topografische kaart Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebeid Veurne

26 LEGENDE kleinstedelijk gebied Veurne DeelRUP's studiegebied = 2 km Kaart 3 : Situering projectgebied en studiegebied op gewestplan Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

27 LEGENDE kleine waterlopen grote waterlopen studiegebied = 2 km Deel RUP's Kaart 5 : Waterlopen binnen projectgebied Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht Kanaal Veurne - - Nieuwpoort Lovaart Kanaal Duinkerke - Veurne Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart

28 LEGENDE Kwetbare locaties Zieken- en ouderenzorg Scholen Domino perimeter (850 m) Projectgebied No Window Studiegebied = 2 km 8 7 D F E 9 10 Puntbronnen Deva-Fyto LPG Station No Window I I 2 A, C 11 B J Kaart 6: Kwetsbare locaties binnen studiegebied 1 Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebeid Veurne

29 LEGENDE Relevante (Deel) RUP's Suikerfabriek Gasthuisstraat Petit-Paris No Window Zannekinlaan Proostdijkstraat Relevante BPA's Wulpendammestraat Zannekinlaan Zuidburgweg Rodestraat Rodestraat Industrieterrein Veurne I Hoeve Duyvecoote Studiegebied 2 km Kaart 9: Situering relevante deelgebieden kleinstedelijk gebied Veurne Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebeid Veurne

30 DEEL 0. RAPPORTGEGEVENS

31 INHOUD 0. RAPPORTGEGEVENS ADMINISTRATIEVE GEGEVENS DOELSTELLING STRUCTUUR VAN HET RAPPORT... 4

32 0.1 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS Opdrachtgever: contactpersoon: Provincie West-Vlaanderen Dienst Ruimtelijke Planning Provinciehuis Boeverbos 8200 Sint-Andries Bart Verbeke Ruimtelijk planner Dienst Ruimtelijke Planning Provincie West-Vlaanderen tel. : Opdrachthouder: SGS Belgium N.V. Division Environmental Services Haven 407 Polderdijkweg 16 B-2030 Antwerpen Projectleider: Auteur: Medeauteur: Bob Gorrens Erkend VR-deskundige Erkenningsnummer 2010/VR058 (tot 31/12/2015) Bob Gorrens Erkend VR-deskundige Erkenningsnummer 2010/VR058 (tot 31/12/2015) Stefan Vandenberghe Projectleider Industriële Veiligheid Document: Oktober 2011 SGS Belgium NV oktober 2011 Deel 0 / pagina 1 Projectnummer:

33 0.2 DOELSTELLING In het kader van de Seveso II-richtlijn ( Richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen 96/82/EG van 9 december 1996 betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, aangevuld met richtlijn 2003/105/EG) hebben de Lid-Staten de verantwoordelijkheid om (artikel 12) : er zorg voor (te dragen) dat de ten doel gestelde preventie van zware ongevallen en beperking van de gevolgen van dergelijke ongevallen in hun beleid inzake de bestemming of het gebruik van de grond en/of in andere toepasselijke takken van beleid in aanmerking worden genomen. Zij streven de verwezenlijking van die doelstellingen na door toezicht op:. a) de vestiging van nieuwe inrichtingen; b) de in artikel 10 bedoelde wijzigingen van bestaande inrichtingen; c) nieuwe ontwikkelingen rond bestaande inrichtingen zoals verbindingswegen, openbare locaties, woongebieden, wanneer de plaats van vestiging ervan of de ontwikkelingen zelf het risico van een zwaar ongeval kunnen vergroten of de gevolgen ervan ernstiger kunnen maken. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat er in hun beleid inzake de bestemming of het gebruik van de grond en/of andere toepasselijke takken van beleid alsmede de procedures voor de uitvoering van die takken van beleid rekening wordt gehouden met de noodzaak om op een langetermijn basis voldoende afstand te laten bestaan tussen de onder deze richtlijn vallende inrichtingen enerzijds en woongebieden, door het publiek bezochte gebieden, waardevolle natuurgebieden en bijzonder kwetsbare gebieden anderzijds, en, voor bestaande inrichtingen, aanvullende technische maatregelen te treffen overeenkomstig artikel 5, teneinde de gevaren voor personen niet te vergroten. De Lid-Staten dragen er zorg voor dat alle bevoegde autoriteiten en alle diensten die bevoegd zijn beslissingen op dit gebied te nemen passende adviesprocedures invoeren om de tenuitvoerlegging van de (hierboven) vastgestelde beleidsmaatregelen te vergemakkelijken. Deze bepalingen werden overgenomen door het Samenwerkingsakkoord van 21 juni 1999 tussen de Federale Staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest betreffende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken, en aanpassing die op 26/04/2007 verschenen is in het Belgisch Staatsblad houdende instemming met het Samenwerkingsakkoord 2006 tot wijziging van het Samenwerkingsakkoord SGS Belgium NV oktober 2011 Deel 0 / pagina 2 Projectnummer:

34 Op 18/12/2002 keurde de Vlaamse Regering de aanpassing van het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid goed dat voorziet in titel IV een hoofdstuk IV over Veiligheidsrapportage over Ruimtelijke Uitvoeringsplannen. In artikel wordt voorzien dat er Ruimtelijk Veiligheidsrapporten moeten opgemaakt worden. Het Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage (dd 26/01/2007) stelt dit hoofdstuk 4 van titel IV in werking. In het kader van de afbakening van het kleinstedelijk gebied Veurne wordt een PRUP (provinciaal ruimtelijk uitvoeringsplan) opgesteld. Het afbakeningsvoorstel bevat een actieprogramma ter uitvoering van het stedelijk gebiedenbeleid. Het PRUP geeft uitvoering aan de acties op Provinciaal niveau. Naast het PRUP m.b.t. de afbakening van het kleinstedelijk gebied zijn drie DeelRUP s opgenomen. Concreet zijn volgende DeelRUP s opgemaakt : 1. DeelRUP Afbakeningslijn 2. DeelRUP 3. DeelRUP Gasthuisstraat In het kader van het ruimtelijk uitvoeringsplan wordt een PlanMER opgesteld. In dat PlanMER wordt naast het DeelRUP ook de site van de oude Suikerfabriek beschreven. Deze laatste maakt weliswaar deel uit van een apart planproces en zal in dan ook in een afzonderlijk RUP worden opgenomen. Echter, gezien er op de site van oude Suikerfabriek tevens nieuwe woonfunctie zal worden gecreëerd alsook nieuwe terreinen voor regionale bedrijvigheid worden voorzien, zal het RUP oude Suikerfabriek een rechtstreekse invloed uitoefenen op bovenstaand PRUP. Het is dan ook relevant om dit gegeven mee te nemen in het RVR dat samenhangt met bovenstaand PRUP en het Plan MER. Bovendien sluiten de te ontwikkelen regionale bedrijventerreinen en oude Suikerfabriek nauw aan met het bestaande industrieterrein Veurne I. Om deze reden zullen we in de risicoanalyse die leidt tot de zoneringskaarten, deze drie gebieden als één entiteit beschouwen. Deze globale aanpak heeft het voordeel dat onderlinge interacties gegroepeerd worden, en er eenduidige conclusies kunnen getrokken naar de inplanting van potentiële risicovolle inplantingen van nieuwe activiteiten. Onderhavig rapport betreft het Ruimtelijk Veiligheidsrapport. SGS Belgium NV oktober 2011 Deel 0 / pagina 3 Projectnummer:

35 0.3 STRUCTUUR VAN HET RAPPORT Het RVR is opgemaakt op basis van de richtlijnen van de Dienst VR voor het opstellen van een RVR. Deel 1 geeft algemene inlichtingen zoals een beschrijving en de krachtlijnen van het planningsproces, een overzicht van de motieven voor het planningsproces, een beschrijving van de in beschouwing genomen alternatieven. Deel 2 verstrekt informatie over de invloed van de beslissingen in het planningsproces op de risico s op zware ongevallen voor mens en milieu. Deel 3 bevat een opgave van de moeilijkheden, technische leemten of ontbrekende kennis bij het verzamelen en verwerken van de vereiste informatie en de daaruit voortvloeiende implicaties voor de wetenschappelijke onderbouwing van het rapport. Deel 4 omvat het algemeen besluit vanuit het oogpunt externe veiligheid en dominoeffecten. Tenslotte zal het eindrapport een niet-technische samenvatting bevatten van de delen 1 tot en met 4. SGS Belgium NV oktober 2011 Deel 0 / pagina 4 Projectnummer:

36 DEEL 1. ALGEMEEN DEEL

37 INHOUD 1. ALGEMEEN DEEL INLEIDING DOELSTELLINGEN EN KRACHTLIJNEN INLEIDING KORTE OMSCHRIJVING DEELRUP S GEWENSTE RUIMTELIJKE STRUCTUUR VOOR DE RELEVANTE DEELRUP S EN RUP BESCHRIJVING EN VERGELIJKING ALTERNATIEVEN PROOSTDIJKVAART SUIKERFABRIEK GASTHUISSTRAAT... 9

38 1.1 INLEIDING Onderhavig document kadert in de opmaak van het Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) in functie van het ruimtelijk uitvoeringsplan van het PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne. In dit PRUP zijn drie DeelRUP s opgenomen. Bovendien is het essentieel voor dit RVR dat de plannen gerelateerd aan regionale bedrijvigheid en de valorisatie van de oude Suikerfabriek in het stedelijk gebied, worden meegenomen in de studie. Een volledig overzicht van de afbakeningslijn en situering van de plangebieden van de DeelRUP s wordt weergegeven in bijlage 1. Tevens worden de meest recente gegevens over de site van de oude Suikerfabriek meegenomen. Een grafisch overzicht van de herbestemming van deze laatste site wordt weergegeven op kaart 4 in bijlage 2. In onderstaande paragrafen is een korte beschrijving opgenomen van de verschillende DeelRUP s en de site van de oude Suikerfabriek. De relevantie van deze gebieden in het kader voor het opstellen van een RVR binnen dit plangebied wordt onderzocht. 1.2 DOELSTELLINGEN EN KRACHTLIJNEN Inleiding Met de afbakening van de kleinstedelijke gebieden wordt een invulling gegeven aan de bindende bepalingen van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen (RSV). Het afbakenen betekent het concreet geografisch invullen van de ruimtelijke opties uit het RSV en uit het Provinciaal Ruimtelijk Structuurplan (PRS) inzake stedelijk beleid. De afbakening heeft tot doel aan te duiden in welke delen van de door het RSV geselecteerde gemeenten in West- Vlaanderen, het beleid van groei, concentratie en verdichting van toepassing is. Veurne wordt in het RSV geselecteerd als kleinstedelijk gebied op provinciaal niveau. Veurne heeft een verzorgende rol voor de Westkustruimte en vormt tevens de schakel tussen de badplaatsen van de Westkust en de achterliggende Westelijke polderruimte. Het kleinstedelijk gebied Veurne is het belangrijkste tewerkstellings- en verzorgingscentrum van de Westkustruimte. De stad heeft een stevige industriëel-economische structuur. In complementariteit met de opties voor de bedrijvigheid in de Kustruimte, kan Veurne een belangrijke rol spelen in de versterking van de bedrijvigheid. Het kleinstedelijk gebied Veurne is dan ook een economisch knooppunt op provinciaal niveau. In het RSV staan volgende ontwikkelingsperspectieven voorop met betrekking tot kleinstedelijke gebieden. 1. het kleinstedelijk gebied krijgt een taakstelling op het vlak van wonen waarbij gestreefd wordt naar differentiatie, verbetering en aangroei van de woning voorraad met oog voor een minimale woondichtheid (25 woningen per ha); 2. voorzien van bijkomende ruimte voor economische activiteiten; SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 1 / pagina 1

39 Op provinciaal niveau worden volgende ontwikkelingsperspectieven voor stedelijke gebieden naar voor geschoven. Hierbij worden enkel deze met mogelijke relevantie in het kader van externe veiligheid opgenomen: 1. realiseren van bijkomende woongelegenheden; 2. streven naar een minimale woningdichtheid; 3. versterken van de multifunctionaliteit; 4. Optimaliseren van de aanwezige recreatieve en toeristische voorzieningen; Op basis van voorgaande taakstelling/programma-elementen in combinatie met de behoefte en het aanbod, werd in het afbakeningsproces voor Veurne een planningsopgave geformuleerd. In deze planningsopgave zijn volgende onderdelen in het kader van het RVR relevant: De aanduiding van 12 ha bijkomend woongebied; De compensatie voor regionale bedrijvigheid tengevolge de inname van de Suikerfabriek door andere functies; De invulling van de behoefte voor grootschalige kleinhandel; Korte omschrijving DeelRUP s Ter uitvoering van de planningsopgave zijn 3 provinciale DeelRUP s opgemaakt. 1. DeelRUP Afbakeningslijn 2. DeelRUP 3. DeelRUP Gasthuisstraat Een volledig overzicht van de afbakeningslijn en situering van de plangebieden van de DeelRUP s wordt weergegeven in bijlage 1. In bijlage 1 is tevens per DeelRUP het grafisch plan en bijhorende stedenbouwkundige voorschriften opgenomen. Gezien de oude Suikerfabriek integraal deel uitmaakt van dit RVR, worden de beschikbare gegevens mee opgenomen in bijlage 1. Er zijn tot op heden echter nog geen stedenbouwkundige voorschriften gepubliceerd in het kader van een RUP. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 1 / pagina 2

40 DeelRUP Afbakeningslijn In het voorstel van afbakening van het kleinstedelijk gebied Veurne is een hypothese van de gewenste ruimtelijke structuur uitgewerkt die de basis vormt voor de afbakening. Het kleinstedelijk gebied wordt in het zuidwesten en zuidoosten afgebakend door de N8 en de E40. In het noorden wordt het gebied begrensd door de nieuwste stedelijke ontwikkelingen. De afbakeningslijn geeft aan binnen welk gebied een stedelijk gebiedsbeleid zal gevoerd worden. Een ruimtelijk veiligheidsrapport is niet vereist voor dit DeelRUP DeelRUP Het gebied wordt na een grondige evaluatie (zie ook alternatieven) aangeduid als een nieuw regionaal bedrijventerrein. In het kader van de ontwikkeling van Veurne als een economisch knooppunt met regionale bedrijfsactiviteiten, wordt er ook ruimte voorzien voor herlocalisatie van kleinhandelszaken die veel verkeer genereren. Het gebied is gelegen langs de N35 tot aan de intersectie met de E40. Daarom is dit gebied uitermate geschikt om te dienen als locatie voor bedrijven die veel extra verkeer genereren. De E40 kan bereikt worden hetzij via de N390, hetzij de N330. De nabijheid van grote verkeersaders zal er voor zorgen dat de extra verkeersdrukte vlot kan worden afgevoerd. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 1 / pagina 3

41 Het betrokken gebied kent vandaag een hoofdzakelijk agrarisch gebruik en heeft een open karakter. Er zijn drie hoeves aanwezig in het gebied waarbij vooral de Duyvecoote hoeve als waardevol voor de omgeving wordt weerhouden. In de plannen voor de ontwikkeling van dit project, zal daar ook dan ook rekening mee gehouden worden. Gezien de aanwezigheid van gebieden met woonfunctie in de onmiddellijke omgeving van het plangebied en geen uitsluiting van Seveso-inrichtingen op het bedrijventerrein is opgenomen, is voor het DeelRUP de opmaak van een RVR noodzakelijk RUP Suikerfabrieksite Het gebied Suikerfabrieksite bevindt zich ten zuidoosten van de stadskern en kort bij het station en beslaat 47,5 ha. De bestemming van het gebied situeert zich op drie niveaus 1 : wonen (5 ha voor 2017 en daarna wordt er bijkomend 8,5 ha voorzien) parkgebied en natuurpark, waarbij de bezinkingsbekkens van de oude Suikerfabriek als groenelement waardevol zijn, maar ook een belangrijke aantrekkingskracht uitoefenen op vogels. Dit gedeelte kan in combinatie met het stadspark en het Vaubanpark opgaan in een stedelijk groengebied het meest zuidelijk gelegen gedeelte (15 ha) wordt gereserveerd voor regionale bedrijfsactiviteiten, waarbij via de N 390 een vlotte aansluiting met de E40 kan worden gerealiseerd. Voor dit RUP is de opmaak van een RVR noodzakelijk, daar er mogelijks in de toekomst er Seveso-inrichtingen gerealiseerd kunnen worden. Bovendien wordt binnen de site een bijkomend gebied met woonfunctie ingepland. Deze inplanting geschiedt op minder dan 2 km van bestaande/mogelijk toekomstige Seveso-bedrijven DeelRUP Gasthuisstraat Het betrokken gebied ligt ter hoogte van het op- en afrittencomplex van de E40 met de N8 en wordt beschouwd als poort tot de stad. Omwille van zijn belangrijke zichtlocatie vraagt dit gebied om een invulling met hoogwaardige functies van een bovenlokaal niveau en wordt daarom in niet opgenomen binnen de behoeften aan regionale bedrijvigheid. Voor dit DeelRUP is de opmaak van een RVR niet noodzakelijk, daar er een bestendiging is van de huidige invulling. Het gebied wordt gereserveerd door middel van de bestendiging als bouwvrije ruimte. 1 Toelichting afbakening kleinstedelijk gewest Veurne( juni 2011), pagina 43 SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 1 / pagina 4

42 Besluit Onderhavig RVR omvat de DeelRUP s en Gasthuisstraat, opgenomen in het PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne, alsook de site van de oude Suikerfabriek. Dit RVR dient de externe veiligheidsaspecten op te nemen waarmee rekening moet gehouden worden, bij enerzijds de locatie van bedrijven of anderzijds bij de locatie van aandachtsgebieden ten opzichte van bedrijven of inrichtingen (die vallen onder toepassing van het Samenwerkingsakkoord van 21 juli 1999 tussen de federale staat, het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk gewest betreffende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoffen zijn betrokken). Dit in het kader van de Seveso-richtlijn, waarin duidelijk opgenomen is dat de lidstaten de verantwoordelijkheid dragen om tijdens het ruimtelijk ordeningsbeleid rekening te houden met de noodzaak om voldoende afstand te bewaren tussen Seveso-inrichtingen en aandachtsgebieden. In dit RVR dient rekening gehouden te worden met : Mogelijke vestiging van categorieën Seveso-bedrijven in het projectgebied; De impact van de nieuwe Seveso-bedrijven op mogelijk toekomstige relevante ontwikkelingen (bv woongebied) in het projectgebied en in de omgeving ervan; De impact van nieuwe aandachtsgebieden in de omgeving van bestaande (zones voor) Seveso-bedrijven; Analyse van de mogelijke domino-effecten tussen nieuwe bedrijven / nieuwe externe gevarenbronnen en bestaande Seveso-bedrijven / bestaande externe gevarenbronnen Gewenste ruimtelijke structuur voor de relevante DeelRUP s en RUP Voor het DeelRUP zal de huidige ruimtelijke structuur (ttz agrarisch gebied) herbestemd dienen te worden naar regionale bedrijvenzone. In het betrokken geval heeft het merendeel van de gronden een hoge agrarische waarde die gecompenseerd dient te worden. De gewenste ruimtelijke structuur voor het DeelRUP zal voorzien in bijkomende regionale bedrijvigheid en centralisatie van kleinhandel. Beide door de herbestemming van overwegend landbouwgebied naar zone voor regionale bedrijvigheid. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 1 / pagina 5

43 Figuur 1 : Ruimtebalans projectgebied [bron : PRUP Afbakening Kleinstedelijk gebied Veurne, Grontmij, juni 2011] SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 1 / pagina 6

44 RUP Suikerfabrieksite Het RUP Suikerfabriek voorziet in bijkomende woongelegenheid en regionale bedrijvigheid, naast integratie van bepaalde delen van de site in landschap en omgeving. De site ligt volledig in industriegebied en dient dus gedeeltelijk herbestemd te worden. Dit verklaart onder andere de invulling van de zone als bijkomend regionaal bedrijventerrein. Figuur 2 : Ruimte-invulling projectgebied Suikerfabriek [bron : PRUP Afbakening Kleinstedelijk gebied Veurne, Grontmij, juni 2011] DeelRUP Gasthuisstraat Het DeelRUP Gasthuisstraat ligt momenteel in agrarisch gebied. Er dient geen herbestemming van de gronden gerealiseerd te worden. Figuur 3 : Ruimtebalans projectgebied Gasthuisstraat [bron : PRUP Afbakening Kleinstedelijk gebied Veurne, Grontmij, juni 2011] SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 1 / pagina 7

45 1.3 BESCHRIJVING EN VERGELIJKING ALTERNATIEVEN Tijdens het afbakeningsproces werden de verschillende taakstellingen verder uitgewerkt. Hierbij werden telkens verschillende mogelijke zones per functie in beschouwing genomen. Op basis van de gewenste ruimtelijke structuur en kenmerken werden voor de verschillende zones de functies verder ingevuld. In onderstaande paragrafen worden de argumenten voor het betreffende DeelRUP beknopt besproken In het afbakeningproces werden verschillende alternatieven onderzocht voor wat betreft bedrjivigheid. De voorkeur gaat uit naar een gebied aansluitend op het bestaande gebied voor regionale bedrijven. Bovendien krijgt de Suikerfabrieksite deels een andere invulling waardoor de functie in het kader van regionale bedrijven hier niet kan ondervangen worden. Verder werd in beschouwing genomen dat als gevolg van het functioneren van de agrarische structuur de impact van het nieuwe terrein op de bestaande landbouwgebieden zo beperkt mogelijk diende gehouden te worden. Naast regionale bedrijvigheid wordt tevens een deel gereserveerd voor lokale bedrijven. Gezien de samenhang met de Proosdijkstraat worden beide gebieden binnen de samenhangende visie gekoppeld. Ondanks de herbestemming tot agrarisch gebied, is uit een intern onderzoek van de stad Veurne gebleken dat de betrokken locatie het beste aansluit bij de noden tot ontwikkelen van regionale bedrijfsactiviteiten. Het gebied sluit perfect aan bij het industriepark Veurne I, is voldoende ver gelegen van bestaande en te ontwikkelen woonkernen en is optimaal gelegen wat betreft van de extra verkeersbewegingen die gecreëerd gaan worden. Omwille van de landschapswaarde van de hoeve Duyvecoote, zal deze met zijn aanhorigheden bewaard blijven binnen het project. Tevens zal het gedeelte gelegen aan de Brugseweg kunnen dienen als locatie voor kleinhandelspraktijken en kan op die manier het centrum van Veurne ontlast worden van overtollige verkeersbewegingen. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 1 / pagina 8

46 1.3.2 Suikerfabriek Als locatie diende hier geen alternatief gezocht te worden. Het maakt deel uit van de geschiedenis van de stad en kan op de voorgestelde manier van bestemming, een meerwaarde betekenen voor het stadsbeeld en een nieuwe functie verkrijgen. Initieel was in dit project ook ruimte voorzien voor kleinhandelspraktijken. Uit mobiliteitsoverwegingen in het stedelijk gebied en naar potentiële last naar het woonaspect toe, werd besloten een alternatieve locatie te zoeken voor deze kleinhandelspraktijken. Voor de invulling van de site werd een masterplan opgemaakt. In dit masterplan werden de verschillende opties/alternatieven onderzocht vanuit het oogpunt van verschillende disciplines. Op basis van deze onderzoeken werd een ontwikkelingsvisie bekomen. Als gevolg van een aantal bijkomende onderzoeken in het kader van het afbakeningsproces werd het uiteindelijk scenario bijgestuurd tot de gekozen invulling. In tegenstelling tot de DeelRUP s Proostdijkstraat en Gasthuisstraat, werd er voor de Suikerfabriek nog geen RUP opgesteld en is er tot op het ogenblik van de redactie van dit document nog geen verordenend deel gepubliceerd, waarin de stedenbouwkundige voorschriften voor dit RUP worden beschreven Gasthuisstraat Gezien zijn ligging (zicht, mobiliteit) is deze locatie ideaal om een invulling te geven met hoogwaardige functies van een bovenlokaal niveau en wordt daarom in niet opgenomen binnen de behoeften aan regionale bedrijvigheid (zie ook motivatie ). Deze zone blijft in reserve door het bevestigingen van de bestaande toestand als open ruimte. Dit zal gebeuren door de invoering van een bouwvrij karakter. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 1 / pagina 9

47 DEEL 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN

48 INHOUD 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN INLEIDING Omkadering Aandachtsgebieden Seveso-inrichtingen METHODIEKEN Inleiding tot externe veiligheid TOEPASSING IN EEN RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT Inleiding Methodiek BESCHRIJVING STUDIEGEBIED Afbakening en Situering Aandachtsgebieden Externe gevarenbronnen EVALUATIE SEVESO-INRICHTINGEN OP HET GEPLANDE BEDRIJVENTERREIN Identificatie geplande bedrijventerrein Seveso-inrichtingen op de geplande bedrijventerreinen Seveso-inrichtingen domino-effecten Milieurisico s EVALUATIE BIJKOMENDE AANDACHTSGEBIEDEN OP DE BESTAANDE (ZONES VOOR) SEVESO- BEDRIJVEN ANALYSE VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inleiding Stedenbouwkundige voorschriften Besluit en aanbevelingen...46 Tabel 2-1 : criteria voor het plaatsgebonden risico 7 Tabel 2-2 : gegevens van kwetsbare locaties binnen het studiegebied 16 Tabel 2-3 : effectafstanden relevant voor het wegtransport 33 Tabel 2-4 : berekende grenswaarden wegtransport m.b.t. domino-effecten 37 Tabel 2-5 : berekende grenswaarden spoorwegtransport m.b.t. domino-effecten 38 Figuur 2-1 : criteria voor het groepsrisico 7 Figuur 2-2 : schematische voorstelling van evaluatiemethodiek 11

49 2.1 INLEIDING Omkadering Zoals wordt besproken in paragraaf 0.2 van onderhavig rapport, voorziet de Seveso-richtlijn in de verantwoordelijkheid voor de lidstaten om tijdens het ruimtelijk ordeningsbeleid rekening te houden met de noodzaak om voldoende afstand te bewaren tussen Sevesoinrichtingen en aandachtsgebieden. De aandachtsgebieden worden in Vlaanderen gedefinieerd in het Besluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage (BS 19/06/2007). Eveneens werd in deel 0 vermeld dat de Vlaamse Regering gevolg heeft gegeven aan deze verantwoordelijkheid door te voorzien in een Ruimtelijk Veiligheidsrapport bij bestemmingswijzigingen van gebieden. In dergelijk rapport moet de invloed van de bestemmingswijziging op de externe risico s geëvalueerd worden. In onderhavig hoofdstuk wordt de ontwikkeling van het regionale bedrijventerrein geëvalueerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. In het bijzonder komen volgende elementen in dit hoofdstuk aanbod: Bespreking van de methodieken die gebruikt worden met betrekking tot de bepaling en evaluatie van de impact van de ontwikkeling op het externe risicobeeld; Inventarisatie en bespreking van de relevante objecten gelegen binnen het projectgebied en omgeving (studiegebied); Evaluatie van de ontwikkelingen met betrekking tot het risicobeeld van eventueel bestaande Seveso-bedrijven; Evaluatie van de mogelijkheid tot inplanting van toekomstige Seveso-inrichtingen in de nieuwe bedrijvenzones; Aanbevelingen met betrekking tot de ontwikkeling vanuit het oogpunt externe veiligheid; Samenvatting en algemene evaluatie van de ontwikkeling van het bedrijventerrein vanuit het oogpunt externe veiligheid. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 3

50 2.1.2 Aandachtsgebieden Aandachtsgebieden zijn één van de volgende gebieden: a) gebied met woonfunctie: 1. woongebied, bepaald volgens artikel 5 en 6 van het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de gewestplannen, en de ermee vergelijkbare gebieden vastgesteld in de ruimtelijke uitvoeringsplannen met toepassing van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening; 2. groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in goedgekeurde onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen, in andere gebieden dan vermeld in 1); b) kwetsbare locaties: alle terreinen waarop zich scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen bevinden; c) waardevolle of bijzonder kwetsbare natuurgebieden: één van de volgende gebieden: 1. de speciale beschermingszones, de definitief vastgestelde gebieden die in aanmerking komen als speciale beschermingszone en de waterrijke gebieden van internationale betekenis in overeenstemming met het decreet van 21 oktober 1997 betreffende het natuurbehoud en het natuurlijke milieu; 2. natuurgebieden met wetenschappelijke waarde en de ermee vergelijkbare gebieden, aangewezen op plannen van aanleg en de ruimtelijke uitvoeringsplannen van kracht in de ruimtelijke ordening; d) door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden, waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn; e) hoofdtransportwegen: 1. wegverkeer: de wegen behorende tot de categorieën hoofdwegen en primaire wegen van categorie I uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; 2. spoorwegverkeer: de spoorwegen behorende tot de categorie hoofdspoorwegen voor het personenvervoer uit het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen; 3. luchthavenverkeer in verband met het luchthaventerrein van Zaventem; f) externe gevarenbron: een element in de omgeving die de oorzaak kan vormen van een zwaar ongeval bij een Seveso-inrichting zoals pijpleidingen, windturbines, hoogspanningsleidingen, LPG-tankstations, Seveso-inrichtingen Een Seveso-inrichting is een inrichting die onder het toepassingsgebied van de Europese Seveso II-richtlijn valt (of van het Samenwerkingsakkoord (SWA)), aangezien het SWA het resultaat is van de omzetting van de Seveso II-richtlijn in Belgisch recht). Het gaat om inrichtingen die een bepaalde hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen op hun terrein aanwezig hebben. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 4

51 Welke stoffen in het kader van de Seveso II-richtlijn beschouwd moeten worden, is opgenomen in Bijlage I, Deel 1 en Deel 2, bij de Seveso II-richtlijn. Enerzijds bestaat deze uit een lijst van categorieën stoffen en preparaten (Bijlage I, Deel 2) en anderzijds uit een lijst van met naam genoemde stoffen (Bijlage I, Deel 1), beiden gekoppeld aan een grenswaarde waarboven de voorschriften van de richtlijn gelden. Voor het bepalen van het toepassingsgebied wordt dus in eerste instantie uitgegaan van een systematische lijst met algemene gevarencategorieën (zoals toxisch, ontvlambaar, milieugevaarlijk, enz.). Voor de definitie van deze categorieën wordt verwezen naar de Europese richtlijnen die van toepassing zijn voor het indelen, verpakken en etiketteren van gevaarlijke stoffen, preparaten en bestrijdingsmiddelen. Alle producten die in één of meer van deze categorieën kunnen worden ondergebracht, worden in de richtlijn beschouwd als een "gevaarlijke stof". De indeling van de stoffen in categorieën gebeurt op basis van de R-zinnen die aan een bepaalde gevaarlijke stof toegekend zijn. Voor de correcte aanduiding van de R-zinnen van een stof wordt verwezen naar de Richtlijn Gevaarlijke Stoffen (67/548/EEC 27 juni 1967) of de Richtlijn Gevaarlijke Preparaten (1999/45/EC 31 mei 1999). Aan deze lijst van gevarencategorieën werd een nominatieve lijst toegevoegd met een beperkt aantal producten ( Bij naam genoemde stoffen ). Dit zijn stoffen die of niet in één van de categorieën kunnen ingedeeld worden (bv. enkele carcinogenen) of waarvan een kleinere of grotere drempelwaarde toegekend werd dan deze van de categorie waartoe ze behoren (bv. broom, chloor, methanol, ). Bij elke gevarencategorie en bij elke met naam genoemde stof worden twee drempelwaarden opgegeven. Als uitgangspunt wordt aangenomen dat het risico voor een zwaar ongeval vergroot met toenemende hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen. De richtlijn legt daarom meer verplichtingen op aan inrichtingen boven de tweede drempelwaarde dan aan deze die enkel de eerste drempel overschrijden. Door deze twee drempelwaarden worden alle inrichtingen ingedeeld in drie groepen : inrichtingen met gevaarlijke stoffen in hoeveelheden onder de laagste drempelwaarde vallen volledig buiten de richtlijn inrichtingen met gevaarlijke stoffen in hoeveelheden tussen de eerste en tweede drempelwaarde vallen onder de richtlijn, maar de verplichtingen zijn beperkt (dit zijn de zgn. lage drempel of drempel 1 inrichtingen ) inrichtingen met gevaarlijke stoffen in hoeveelheden boven de tweede drempelwaarde moeten aan alle verplichtingen van de richtlijn voldoen (dit zijn de zgn. hoge drempel of drempel 2 inrichtingen ) SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 5

52 2.2 METHODIEKEN In volgende paragrafen wordt in het kort de gebruikte methodiek voorgesteld. Een meer uitgebreide beschrijving van de methodiek is weergegeven in bijlage Inleiding tot externe veiligheid Het al dan niet verzoenbaar zijn van de inplanting (of ontwikkeling) van een Sevesoinrichtingen met de omgeving, is afhankelijk van het externe veiligheidsrisico. Enerzijds zal het externe veiligheidsrisico bepaald worden door de risicobronnen die aanwezig zijn op het terrein van het betreffende bedrijf en anderzijds van de aanwezigheid van schadedragers (aandachtsgebieden) in de omgeving van het bedrijf. Algemeen kan worden gesteld dat de analyse in het kader van externe veiligheid bestaat uit drie grote delen: Mensrisico s; Milieurisico s; Externe gevarenbronnen. In onderstaande paragrafen wordt de invulling van de analyses van mensrisico s besproken Mensrisico s De analyse van de externe mensrisico s als gevolg van industriële activiteiten gebeurt in Vlaanderen door middel van een kwantitatieve risicoanalyse. In deze studie worden niet alleen de risico s voor individuen geanalyseerd, maar eveneens de impact van zware ongevallen op de samenleving als gevolg van het ontwrichtende effect van een ramp met een groot aantal slachtoffers. De berekening resulteert in twee risicoparameters : plaatsgebonden risico het plaatsgebonden risico van een bepaalde activiteit is de kans per jaar, op een bepaalde plaats, dat een continu aanwezig gedachte persoon die onbeschermd is overlijdt als gevolg van een zwaar ongeval met die activiteit. Doorgaans worden de punten met een gelijk plaatsgebonden risico met elkaar verbonden en op een kaart weergegeven als IsoRisico Contouren (IRC). groepsrisico het groepsrisico is de kans per jaar dat in één keer een groep mensen overlijdt bij een zwaar ongeval met de betrokken activiteit. Dit risico wordt weergegeven in een grafiek (de zogenaamde fn-curve ) waarin op de horizontale as het aantal slachtoffers (N) is uitgezet en op de verticale as de cumulatieve frequentie (f) op dat aantal slachtoffers. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 6

53 Beide parameters dienen in Vlaanderen te voldoen aan bepaalde criteria. In onderstaande tabel worden de risicocriteria voor het plaatsgebonden risico weergegeven. Tabel 2-1 : criteria voor het plaatsgebonden risico Locatie IRC (kans op overlijden.jaar -1 ) Grens van de inrichting 10-5 Gebied met woonfunctie 10-6 Gebied met kwetsbare locatie (scholen, ziekenhuizen, rust- en verzorgingstehuizen.) 10-7 De definitie van woongebieden en kwetsbare locaties is weergegeven in Het criterium voor de groepsrisicocurve voor Seveso-inrichtingen wordt weergegeven in de onderstaande figuur. Het criterium voor het groepsrisico is weergegeven als een lijn in de grafiek, onder de lijn wordt voldaan aan het groepsrisicocriterium. Figuur 2-1 : criteria voor het groepsrisico Cumulatieve frequentie (per jaar) 1.00E E E E E E E E E E E E E E+04 ( aantal slachtoffers) SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 7

54 Ten behoeve van de bepaling van het groepsrisico wordt een studie gemaakt van de omliggende populatie (in het bijzonder de aandachtsgebieden). Aandachtsgebieden van belang voor het groepsrisico zijn : gebieden met woonfunctie (definitie : zie hoger) Kwetsbare locaties (definitie : zie hoger) door het publiek bezochte gebouwen en gebieden (definitie : zie hoger) hoofdtransportwegen Voor de berekening van het groepsrisico moet de dichtheid aan personenvervoer van de hoofdtransportwegen opgenomen worden. De A18 grenzend aan het projectgebied behoort tot de hoofdtransportwegen. Echter de methodieken voor ruimtelijke veiligheidsrapporten, momenteel voorhanden, voor de bepaling van de risico s van mogelijke Seveso-inrichtingen op de externe omgeving hebben enkel betrekking op het plaatsgebonden risico en niet op het groepsrisico. Dit betekent dat in onderhavig RVR de hoofdtransportwegen niet in beschouwing worden genomen voor de risicoanalyse. Voor de volledigheid van de beschrijving van het studiegebied worden de aanwezige hoofdtransportwegen wel in het rapport beschreven (zie ). Indien noodzakelijk, zal het groepsrisico apart moeten onderzocht worden. Algemeen zal het groepsrisico slechts aan bod komen indien in dit verband verwacht wordt dat niet voldaan zal worden aan het criterium, wat m.n. mogelijk is bij grote personendichtheden in de nabijheid van Seveso-inrichtingen en/of bij het sterk overschrijden van de criteria voor het plaatsgebonden risico. 1 De ervaring leert dat personenvervoer zelden een probleem oplevert in het kader van het groepsrisico. 1 Cfr Richtlijnenboek voor veiligheidsrapportages (RLBVR), deel RVR, bijlage 1 SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 8

55 2.3 TOEPASSING IN EEN RUIMTELIJK VEILIGHEIDSRAPPORT Inleiding In onderhavige paragraaf wordt een methodiek uiteengezet die de mogelijkheid biedt om toekomstige ontwikkelingen van Seveso-activiteiten te evalueren vanuit het oogpunt externe veiligheid. Het betreft een stapsgewijze selectiemethodiek van een mogelijke inplantinglocatie voor Seveso-inrichtingen bij investeringen. Deze methodiek heeft als doel, de bevoegde diensten een hulpmiddel te geven om voldoende ruimtelijke scheiding te handhaven tussen risicobronnen (Seveso-inrichtingen) en potentiële schadedragers (in het bijzonder de aandachtsgebieden). Opgemerkt dient te worden dat in onderhavig rapport enkel een evaluatie dient te gebeuren van de nieuwe bedrijventerreinen gezien er geen Seveso-inrichtingen in het relevante studiegebied gelokaliseerd zijn (zie ). De dichtstbijzijnde Seveso-inrichting bevindt zich op ca 770 meter van het DeelRUP en op ca 280 m van de site Suikerfabriek. Het betreft Deva-Fyto behorende tot de Seveso-Lage Drempel inrichtingen. De evaluatie zal gebeuren voor het plaatsgebonden risico Methodiek Zoneringmethodiek Aangezien installaties in veel variaties kunnen voorkomen dient de voorgestelde methodiek flexibel te zijn zodat een variatie aan potentiële activiteiten geëvalueerd kunnen worden. De systematiek is bijgevolg gebaseerd op het berekende plaatsgebonden risico voor generieke installaties en stoffen. Op basis van deze berekeningen is een methodiek ontwikkeld om een scheidingsafstand te bepalen tussen de betreffende installatie(-groep) en de mogelijke schadedragers. De scheidingsafstand wordt gedefinieerd als de minimale afstand die gerespecteerd moet worden tussen de perceelsgrens van de risicobron (bv het bedrijf) en de perceelsgrens van de schadedrager. Aan de hand van deze scheidingsafstanden worden zoneringskaarten opgemaakt. Deze zoneringskaarten geven een eerste inschatting van de mogelijkheden op het bedrijventerrein. De zoneringskaarten zijn opgebouwd uit zones die aangeven wat de maximale aanwezigheid van een gevaarlijk product in de inrichting binnen de zone mag bedragen. Indien meerdere gevarengroepen (brandgevaarlijk, toxisch, explosief, ) van toepassing zijn op de inrichting dient voldaan te worden aan de zone die voor elke groep de van toepassing zijnde hoeveelheid toelaat. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 9

56 Het bepalen van de afstanden waarop de zoneringskaarten gebaseerd zijn, is in regel met de Vlaamse richtlijnen en criteria betreffende kwantitatieve risicoanalyse in veiligheidsrapportering. Voor de uitvoering van de risicoberekeningen wordt verwezen naar de richtlijnen terzake uitgevaardigd door de Dienst Veiligheidsrapportering van LNE. Met betrekking tot de ongevalscenario s en generieke installaties wordt uitgegaan van de generieke faalscenario s met bijhorende faalfrequenties zoals beschreven in het Handboek Faalfrequenties 2009 (HBFF 2009). Voor een beschrijving van de gebruikte methodiek wordt verwezen naar bijlage 4. Met betrekking tot de inhoud van de installaties spreekt het voor zich dat elke stof op zich een ander gevaarsgraad met zich meebrengt. Enkele belangrijke parameters die dit inherent gevaar bepalen zijn de dampspanning, het vlampunt, de toxiciteit,.... Ten behoeve van de generieke risicoberekeningen zijn een aantal productcategorieën gedefinieerd met elk een representatief product waarna per productcategorie een zoneringskaart wordt opgemaakt. Ten behoeve van de risicoberekeningen worden volgende productcategorieën en bijhorende producten in beschouwing genomen: toxische gassen chloor en ammoniak toxische vloeistoffen broom en acrylonitril brandgevaarlijke gassen propaan brandgevaarlijke vloeistoffen pentaan ontplofbare stoffen TNT (trinitrotolueen) In bijlage 3 zijn voor volgende groepen zoneringskaarten opgemaakt voor het projectgebied: Bovengrondse brandgevaarlijke gassen (propaan) 2 Ondergrondse brandgevaarlijke gassen (propaan) Brandgevaarlijke vloeistoffen (pentaan) Toxische gassen (chloor, ammoniak) Toxische vloeistoffen (broom, acrylonitril) Opslagmagazijnen 3 Ontplofbare stoffen (TNT) Zoneringskaarten worden op basis van generieke risicoberekeningen voor een bepaald gebied opgesteld, rekening houdende met een aantal representatieve stoffen en hoeveelheden. Indien de gewenste inplantinglocatie volgens de zoneringmethodiek niet mogelijk is, kan overgegaan worden naar een algemene methodiek. De algemene methodiek voorziet in een verfijndere methode voor het bepalen van scheidingsafstanden die dienen gehandhaafd te worden tussen gebieden met woonfunctie, aandachtsgebieden en Seveso-inrichtingen. De scheidingsafstanden worden geschat op basis van de 2 3 de gehanteerde representatieve producten staan tussen haakjes. Met betrekking tot opslagmagazijnen wordt geen representatieve stof gehanteerd, maar wordt het risico ingeschat op basis van aanwezige blussystemen en de maximale oppervlakte conform de Nederlandse PGS-15 methodiek. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 10

57 uitgevoerde risicoberekeningen op basis van meer specifieke data (bv van hoeveelheid en product) i.p.v. op representatieve data. Verder wordt opgemerkt dat SGS de methodiek heeft verwerkt in een softwaretoepassing, waarmee aan de hand van een specifieke input eenvoudig afstandsregels kunnen bepaald worden. Deze toepassing is terug te vinden op Opgemerkt dient te worden dat het niet voldoen aan de scheidingsafstanden bekomen uit voorgaande methodieken niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat een gedetailleerde QRA moet aantonen of de criteria met betrekking tot externe veiligheid niet overschreden worden. Figuur 2-2 geeft schematisch deze stapsgewijze methodiek weer. Figuur 2-2 : schematische voorstelling van evaluatiemethodiek Aanvraag tot inplanting van een Seveso-bedrijf kansrijke zone voor inplanting OK Toetsing van de aanvraag aan de zoneringskaarten Niet OK kansrijke zone voor inplanting OK Toetsing van de aanvraag aan de scheidingsafstand bekomen via softwaretool Niet OK geschikte zone voor inplanting OK Verder studiewerk dmv een gedetailleerde QRA Niet OK Aanpassing aanvraag en/of locatie Seveso-Hoge Drempel inrichtingen dienen steeds een QRA uit te voeren in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de Seveso-Lage Drempel inrichtingen kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie. Voor de kansrijke zones worden betreffende de aanvaardbaarheid geen knelpunten verwacht, m.a.w. er wordt verwacht dat er voldaan wordt aan de in Vlaanderen geldende criteria. Inrichtingen die ingeplant wensen te worden in geschikte zones hebben reeds een QRA uitgevoerd waardoor deze zeker voldoen aan de in Vlaanderen geldende criteria. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 11

58 2.4 BESCHRIJVING STUDIEGEBIED Afbakening en Situering In bijlage 2 zijn de relevante kaarten m.b.t. afbakening en situering opgenomen. De omschrijving van het projectgebied wordt weergegeven in deel 1. Het betreft de ontwikkeling van een nieuw lokaal en regionaal bedrijventerrein (DeelRUP ), gelegen op het grondgebied van de stad Veurne (kaart 1 in bijlage 2 betreft het topografisch plan). Het te herbestemmen projectgebied heeft momenteel volgens het gewestplan (landschappelijk waardevol) agrarisch gebied als bestemming. Verder wordt opgemerkt dat het afbakeningsproces tevens een aantal wijzigingen voorziet ter hoogte van de Suikerfabrieksite. Deze wijzigingen werden besproken in deel 1 en worden weergegeven op kaart 4 in bijlage 2. De site is momenteel voorzien als regionaal bedrijventerrein. Naast het behoud van de functie als regionaal bedrijventerrein, wordt een deel van deze site herbestemd tot woonzone, een ander gedeelte tot groenzone. Deze herbestemming heeft een invloed op de mogelijkheden van de resterende oppervlakte regionaal bedrijventerrein. Hoewel er nog geen uitdrukkelijk RUP betreffende de Suikerfabriek voorhanden is (wel een plan MER), wordt op basis van de gegevens die voorhanden zijn, de site van de Suikerfabriek beschouwd als een deel van het projectgebied en derhalve mee opgenomen in dit RVR. In het kader van de evaluatie van het projectgebied op de omgeving, is de bespreking van het studiegebied van belang. Het studiegebied in het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportering wordt afgebakend door een perimeter van 2 km rondom het projectgebied. Als projectgebied wordt de DeelRUP en de site van de Suikerfabriek gezamenlijk beschouwd en het studiegebied is gebaseerd op de resultante van beide gebieden. In de evaluatie van de externe veiligheid wordt de invloed van het projectgebied op de hierboven besproken aandachtsgebieden verder uitgewerkt. Om een correcte inschatting te krijgen naar zonering voor gevaarlijke stoffen, worden de locaties Suikerfabriek en gecombineerd met het bestaande industrieterrein Veurne I, hetwelk geografisch gezien de verbinding vormt tussen beide deelgebieden. De afbakening van het projectgebied en studiegebied wordt onder andere op kaarten 1 (topografisch) en 3 (gewestplan) visueel weergegeven. Deze kaarten zijn opgenomen in bijlage 2 (kaartenbundel). SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 12

59 Het DeelRUP grenst aan : Woongebied en landschappelijk waardevol agrarisch gebied in het westen; landschappelijk waardevol agrarisch gebied in het noorden; landschappelijk waardevol agrarisch gebied in het oosten buffergebied (ter buffering van het aanwezige regionaal bedrijventerrein met openbaar karakter), woongebied en woonuitbreidingsgebied in het zuiden. De site van de Suikerfabriek is bevindt zich volledig binnen het bestaande industrieterrein ten zuidwesten van het centrum van Veurne en grenst aan : Woongebied en gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut in het westen; Woongebied in het noorden; Woongebied, industriegebied en gebieden voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut in het oosten Industriegebied in het zuiden. In onderhavig hoofdstuk worden de relevante aspecten met betrekking tot externe veiligheid binnen het studiegebied besproken. Als belangrijkste informatiebron zal het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan worden gehanteerd. Tevens zullen we trachten rekening te houden met mogelijk toekomstige relevante ontwikkelingen in de omgeving van het projectgebied. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 13

60 2.4.2 Aandachtsgebieden Kaart 2 : Situering van aandachtsgebieden gerelateerd aan populatie (zie bijlage 2) Gegevensbronnen De in dit hoofdstuk vermelde aandachtsgebieden zijn afkomstig van gegevensbronnen van de stad Veurne (GRS, gemeentediensten, ed) en de Vlaamse Overheid ( De aandachtsgebieden worden voorgesteld op kaart 2 (bijlage 2) Gebieden met woonfunctie Opgemerkt dient te worden dat in het kader van onderhavig rapport, gebieden met woonfunctie worden opgedeeld in 3 blokken, namelijk: Gebied met woonfunctie zoals gedefinieerd in punt a1; Gebied met woonfunctie zoals gedefinieerd in punt a2; Toekomstige projecten. De bewoning wordt visueel voorgesteld op kaart 2 (zie bijlage 2). Hieronder wordt binnen het studiegebied voor elk van bovenstaande types een beschrijving gegeven. Gebied met woonfunctie zoals gedefinieerd in punt a1 In de omgeving van het projectgebied en binnen het studiegebied is ongeveer de volledige stadskern van Veurne aanwezig. De binnenstad wordt gekenmerkt als een gemengde woonomgeving. Wonen komt er gemengd voor met de stedelijke voorzieningen, handelsactiviteiten, groengebieden, etc. Binnen het studiegebied is tevens het dorp Steenkerke aanwezig, maar geen gebieden met woonfunctie van de stad Koksijde. Binnen het studiegebied zijn er verschillende BPA s of RUP's aanwezig. Enkel BPA s of RUP s die een invloed uitoefenen op gebieden met woonfunctie worden als relevant beschouwd. Ten noordwesten van het DeelRUP is het RUP Proostdijkstraat aanwezig. Hiervan werd een definitieve plan MER op 15 juni 2010 gepubliceerd, maar de opmaak van het RUP is nog niet afgerond. Met de afbakening van deze nieuwe woonzone werd wel reeds rekening gehouden bij de opmaak van de zoneringskaarten in bijlage 3. In de onmiddellijke omgeving van het projectgebied is het RUP Zannekinlaan (MB ) gelegen, dit betreft een gedeeltelijke herbestemming van het BPA Zannekinlaan in functie van de reconversie van een aantal oude leegstaande bedrijfsruimten. Aangrenzend ten westen van het projectgebied is het BPA Zuidburgweg-Vaartstraat gelegen. In dit BPA wordt gezocht naar een passende invulling van de ruimte aan het water en naar een geschikte bestemming voor de verlaten bedrijfsgebouwen. Deze bedrijfsgebouwen kunnen een invulling krijgen op het vlak van kleinhandel. Het gebied tegenover de jachthaven wordt ontwikkeld als stedelijke woonomgeving. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 14

61 Gebied met woonfunctie zoals gedefinieerd in punt a2 (Zonevreemde woongebieden) Met betrekking tot de zonevreemde woonclusters worden enkel die woonclusters besproken en geïdentificeerd die invloed hebben op de resultaten van dit ruimtelijk veiligheidsrapport. Voor de bepaling van relevantie voor het RVR wordt in eerste instantie gebruik gemaakt van volgende definitie : groepen van minstens 5 bestaande, niet onteigende of in goedgekeurde onteigeningsplannen opgenomen wooneenheden, die een ruimtelijk aaneengesloten geheel vormen (maximale afstand van 50 m tussen de gebouwen) 4. Echter zonevreemde woningen die niet voldoen aan de hierboven vermelde definitie, maar gelegen zijn in de directe nabijheid van het projectgebied werden eveneens in beschouwing genomen. Verder wordt ook nog rekening gehouden met de ligging van mogelijk relevante zonevreemde woonclusters t.o.v. het projectgebied. Enkel deze waarbij geen gebied met woonfunctie gelegen is tussen de zonevreemde wooncluster en het projectgebied worden als relevant beschouwd. Verspreide woonbebouwing in de open ruimte, is volgens het GRS van Veurne, beperkt en heeft overwegend een agrarische functie (hoeves). In het GRS worden twee woonlinten onderscheiden. Het woonlint Steengracht is gesitueerd ten zuidwesten van Steenkerke. Het woonlint bestaat uit ca. 13 percelen met woningen in een cluster (op basis van de luchtfoto). Verder is er een Noordelijke uitloper van de woonkern Steenkerke langsheen de Steenkerkestraat. Het betreft een 5 tal woningen (al dan niet met agrarische functie) die aansluitend aan het woongebied zijn gesitueerd. Ten zuiden van de Albert I laan zijn tevens 5 woningen gelegen in een cluster binnen agrarisch gebied. Het gebied maakte deel uit van het DeelRUP Gasthuisstraat. Centraal binnen de Suikerfabrieksite is langs de Brikkerijstraat tevens een wooncluster gelegen. Het betreft ca. 15 à 20 woningen die behouden blijven binnen de site van de Suikerfabriek. 4 Volgens Richtlijnenboek voor veiligheidsrapportages (RLBVR), deel RVR, bijlage 3 SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 15

62 Toekomstige projecten Zoals reeds aangehaald zijn in het studiegebied enkele relevante BPA s of RUP s aanwezig. Met name het RUP Proostdijkstraat, m.b.t. een stedelijke woonontwikkeling, is nog in opmaak. Verder wordt opgemerkt dat in het project Suikerfabriek tevens een bijkomend gebied met woonfunctie is voorzien. Beide locaties werden meegenomen in het zoneringsproces voor gevaarlijke stoffen (zie punt 2.5), daar deze in de onmiddellijke nabijheid liggen van de projectgebieden. In het GRS wordt tevens melding gemaakt van het herbestemmen van openruimte gebied naar woonuitbreidingsgebied. Enkel twee delen woonuitbreidingsgebied ter hoogte van Steenkerke kunnen mogelijks relevant zijn. De betrokken locaties hebben een oppervlakte van respectievelijk 1,4 ha (Steenkerke wijk) en 2 ha (Steenkerke kerk). Momenteel is de herbestemming nog niet gebeurd en wordt er in onderhavige RVR geen rekening mee gehouden Kwetsbare locaties In het kader van externe veiligheid wordt bijzondere aandacht besteed aan kwetsbare locaties. Met deze term wordt verwezen naar locaties waar zich personen bevinden die moeilijker zelfstandig kunnen evacueren dan een gemiddeld persoon. Dit geldt in het bijzonder voor scholen, ziekenhuizen en rust- en verzorginginstellingen. Binnen het studiegebied zijn zowel ziekenhuizen, RVT s en scholen aanwezig. In Tabel 2-2 worden de kwetsbare locaties opgelijst met aanduiding van hun afstand tot het projectgebied, hun ligging wordt voorgesteld op Kaart 6 (zie bijlage 2). Deze informatie werd bekomen via informatie van Tabel 2-2 : gegevens van kwetsbare locaties binnen het studiegebied Nr op kaart 6 Kwetsbare Locatie 1 Vrije Kleuterschool Haenestraat Veurne 2 Vrije Basisschool College Zuidkapelweg Veurne 3 Vrije Lagere School voor Buitengewoon onderwijs t Brugje Lindendreef Veurne 4 Vrije Lagere School voor Buitengewoon onderwijs t Brugje Bisschoppelijk College der Onbevlekte Ontvangenis Min. Afstand (km) tot Suikerfabriek en Veurne I 0,66 km zuiden 0,35 km westen 0,35 km noordwesten 0,55 km noordwesten 1,75 km zuiden 1,70 km zuidwesten 1,5 km westen 1,45 km westen Karel Coggelaan Veurne SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 16

63 Nr op kaart 6 Kwetsbare Locatie 5 Vrije Basisschool College Houtmarkt Veurne 6 Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Noordstraat Veurne 7 Vrije Basisschool Annuntiata Blauwe Nonnenstraat 8630 Veurne 8 Vrije Basisschool Annuntiata Daniel de Haenelaan Veurne 9 Vrije Basisschool Nieuwstad Bulskamp Brugsesteenweg Veurne 10 Basisschool van het Gemeenschapsonderwijs Brugsesteenweg Veurne 11 Vrij technisch Instituut Iepersesteenweg Veurne 12 Annuntiata Instituut Vleeshouwerstraat Veurne 13 Koninklijk Atheneum Smissestraat Veurne A Katholieke Bejaardenzorg Westhoek Huize Maria Troost Iepersesteenweg 98 a 8630 Veurne B Sint Augustinus Veurne Iepersesteenweg Veurne C Katholieke Bejaardenzorg Westhoek Service flat Suytcapelle Iepersesteenweg Veurne D Katholieke Bejaardenzorg Westhoek Serviceflat Soror Nigra Daniel de Haenelaan Veurne E Woon- en zorgcentrum ter Linden Kaaiplaats Veurne F OCMW Veurne Rusthuis Ter Linden Heldenplein Veurne Min. Afstand (km) tot Suikerfabriek en Veurne I 0,48 km noordwesten 0,79 km noordwesten 0,97 km noordwesten 0,83 km noordwesten 0,8 km noorden 0,2 km noorden 0,17 km westen 0,8 km noordwesten 0,88 km noordwesten 0,3 km westen 0,24 km westen 0,3 km westen 1,0 km noordwesten 0,3 km noordwesten 0,78 km noordwesten 1,37 km westen 1,46 km westen 1,6 km westen 1,8 km westen 0,7 km westen 0,16 km westen 1,7 km zuidwesten 1,8 km westen 1,5 km westen 1,8 km zuidwesten 1,8 km zuidwesten 1,8 km zuidwesten 1,9 km westen 1,5 km westen 1,8 km westen SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 17

64 Door publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden Binnen het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportage zijn tevens door het publiek bezochte gebouwen en gebieden, inclusief recreatiegebieden van belang. Plaatsen waarbij de gemiddelde aanwezigheid minstens 200 personen per dag is of waarbij op piekmomenten minstens 1000 personen aanwezig zijn dienen hierbij onderzocht te worden. Recreatieve voorzieningen (voetbalstadion, atletiekpiste, oefenvelden, tennisvelden, krachtbalvelden, skeelerpiste, boogschuttervereniging, jeugdcentrum en speelterrein) op het niveau van de stadskern zijn geconcentreerd in een gebied langs de Noordstraat. Dit gebied is binnen het studiegebied gelegen, maar tussen deze locatie en de betrokken bedrijfsterreinen ligt de stadskern van Veurne. Op loopafstand van de binnenstad is de jachthaven gelegen. Het is een relatief kleinschalige voorziening. In de onmiddellijke omgeving van de jachthaven liggen een aantal woonboten. De jachthaven vormt het vertrekpunt van enkele recreatieve activiteiten (waterrecreatie en fietstoerisme). Verwacht wordt echter dat dit gebied niet voldoet aan de hierboven gestelde definitie en dus niet relevant is voor dit RVR. Het werd dan ook niet meegenomen als risicoparameter in de opmaak van de zoneringskaarten. Binnen het DeelRUP is de hoeve Duyvecoote gelegen, dewelke bewaard zal blijven. De locatie zal worden gebruikt als centrum voor seminaries, vergaderingen,.verwacht wordt dat de criteria voor publiek bezocht locaties (ttz 200 personen dagdagelijks aanwezig of 1000 personen bij piekmomenten) niet van toepassing zijn op de hoeve Duyvecoote. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 18

65 Milieurelevante aspecten Natuurgebieden Volgende gebieden dienen beschouwd te worden : natuurreservaat; vogelrichtlijngebied : de Vlaamse regering (Besluit dd. 17/10/1988) heeft 23 vogelrichtlijngebieden aangewezen; het betreft speciale beschermingszones in de zin van artikel 4 van de Richtlijn 79/409/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2/4/1979 inzake het behoud van de vogelstand; habitatrichtlijngebied : deze gebieden zijn een gevolg van de Europese richtlijn 92/43/EEG inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna. Deze richtlijn heeft tot doel de biodiversiteit in de lidstaten te behouden en streeft naar de instandhouding en het herstel van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna die hiervan deel uitmaken. Hiertoe worden speciale beschermingszones afgebakend. Ramsar-gebied : deze gebieden zijn een gevolg van de overeenkomst inzake watergebieden die van internationale betekenis zijn, in het bijzonder als woongebied voor watervogels, vastgelegd te Ramsar (Iran) op 2/2/1971; in Vlaanderen zijn 5 Ramsargebieden aangeduid (Wet van 22/2/1979). Binnen het studiegebied komen geen vogelrichtlijn, habitatrichtlijn- en Ramsar-gebieden voor. Ook erkende natuurreservaten zijn niet aanwezig. Oppervlaktewater Veurne behoort grotendeels tot het hydrografisch bekken van de IJzer Een aantal kleinere kanalen (Kanaal Veurne-Nieuwpoort, Kanaal Duinkerken-Veurne, Bergenvaart en de Lovaart) komen samen in Veurne. Deze waterwegen hebben vooral een toeristisch-recreatieve betekenis. De kanalen en vesten met hun groene oevers nemen een natuurfunctie op en fungeren als stedelijk natuurelement. Het water neemt tevens een beperkte woonfunctie op (woonboten). De betekenis van de waterwegen als vervoersweg is omwille van de geringe tonnenmaat eerder beperkt. Grenzend aan het projectgebied is de gelegen. De kan ontwikkeld worden als natuurlijke begrenzing van het nieuwe bedrijventerrein. De ligging van de kanalen en de wordt weergeven op kaart 5 in bijlage 2. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 19

66 Hoofdtransportwegen Autoweg De belangrijkste as is de A18 die Veurne met de stedelijke gebieden Brugge, Oostende en Duinkerken verbindt. Op het grondgebied van Veurne bevinden zich twee aansluitingscomplexen: een aansluiting met de N8 en een aansluiting met de N330. De A18 bevindt zich ten zuiden van de stedelijke morfologie en vormt een landschappelijke grens. Veurne vormt ook een knooppunt van regionale wegen die de stad verbinden met Ieper en Koksijde (N8), met Diksmuide en De Panne (N35) en met Nieuwpoort en Duinkerken (N39). Veurne vormt een onderdeel van de kamstructuur ter ontsluiting van de kuststrook naar het hoger wegennet. De N8 ontsluit Koksijde en de N330 Oostduinkerke. Enkel de A18 is een hoofdtransportweg, zoals gedefinieerd in punt e, en is bijgevolg relevant voor het RVR. De ligging van het wegennet in de omgeving van het projectgebied wordt voorgesteld op Kaart 8 in bijlage 2. Spoorweg Veurne wordt doorsneden door de spoorlijn De Panne-Gent. Het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) selecteert de lijn als een van de alternatieven voor de uitbouw van de IJzeren Rijn. In het RSV is opgenomen dat onderzocht moet worden of de te verlengen en te herwaarderen IJzeren Rijn (Duinkerken De Panne Gent Antwerpen Lier Mol Neerpelt Weert) in aanmerking moet komen als een hoofdspoorwegverbinding voor personenvervoer. Luchthavenverkeer Luchthavenverkeer in verband met het luchthaventerrein van Zaventem is niet relevant voor onderhavig RVR. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 20

67 2.4.3 Externe gevarenbronnen Kaart 7 : Externe gevarenbronnen binnen het studiegebied (zie bijlage 2) Externe gevarenbronnen kunnen opgedeeld worden in twee groepen, namelijk punt- en lijnbronnen. Met betrekking tot puntbronnen spreken we over vaste installaties/inrichtingen zoals bedrijven, ontspanstations, enz. De lijnbronnen betreffen transportstromen zoals weg, water en spoorverkeer, pijpleidingen, hoogspanningslijnen en luchtverkeer. In onderstaande paragrafen wordt een overzicht gegeven van de externe gevarenbronnen binnen het studiegebied. In het kader van veiligheidsrapportage zijn de gevarenbronnen op minder dan 850 meter van het projectgebied van belang. Dit is immers doorgaans de afstand waarbinnen mogelijke domino-effecten bij een noodsituatie kunnen optreden (cfr ). De bespreking zal dus voornamelijk gebeuren binnen een perimeter van 850 meter rond het projectgebied Lijnbronnen Zoals reeds hiervoor besproken, zijn de relevante lijnbronnen in het kader van een RVR: Gevaarlijk transport over de weg, spoor en water; Luchtverkeer; Leidingstraten met betrekking tot het transport van gevaarlijke stoffen door ondergrondse leidingen; Hoogspanningslijnen. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 21

68 Gevaarlijk transport over de weg, spoor en water Gevaarlijk wegverkeer Doorheen het studiegebied, relevant voor domino-effecten is de N8, A18, N35 en de N390 aanwezig. De A18 en N35 grenzen aan het Deel RUP (respectievelijk ten zuiden en ten oosten), de N390 doorkruist het projectgebied. De N8 is op ca. 600 m ten westen van de Suikerfabrieksite gelegen. De A18 loopt vanaf de splitsing van de E40 in Jabbeke, via Veurne tot aan de Franse grens, waar de snelweg aansluit op de Franse A16. De A18 valt samen met een deel van het traject van de E40. De N8, N390 en N35 zijn gewestwegen. De N390 verbindt in Veurne de N8 met de N35 en maakt deel uit van de grote ringweg rond Veurne. De ontsluiting van de bestaande bedrijventerreinen in Veurne gebeurt via de N8, de N35 en de N390. Gevaarlijk spoorverkeer De spoorlijn De Panne-Gent wordt aangeduid als alternatief voor de ontwikkeling van de IJzeren Rijn, een goederenspoorlijn die een goede verbinding moet verzekeren tussen de Vlaamse havens en hun achterland. Gevaarlijk transport via scheepvaart Binnen het studiegebied, relevant voor domino-effecten, is de Lovaart gesitueerd De Lovaart is gesitueerd ten westen langsheen het deelgebied de Suikerfabrieksite. Het kanaal is niet relevant voor de projectgebieden en oude Suikerfabriek. Wel dient opgemerkt te worden dat de tonnenmaat op de Lovaart beperkt is voor wat betreft goederenvervoer Luchtverkeer Binnen het studiegebied zijn geen vliegvelden gelegen die relevant zijn in het kader van domino-effecten. Op ruimere afstand van het projectgebied is de Vliegbasis van Koksijde gelegen. Dit is een militair vliegveld van de Belgische luchtmacht, het is de thuisbasis van het 40ste smaldeel, dat opereert met Sea King-helikopters voor zijn Search and Rescueopdracht. Tevens fungeert de basis als helikopterhaven van de marine Gevaarlijk transport via pijpleidingen Via een zoekopdracht op KLIM blijkt dat er geen relevante leidingen aanwezig zijn binnen het studiegebied, relevant voor domino-effecten. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 22

69 Hoogspanningslijn Binnen het studiegebied, relevant voor domino-effecten zijn verschillende hoogspanningsleidingen aanwezig Puntbronnen Seveso-inrichtingen Binnen het studiegebied, relevant voor domino-effecten, bevindt zich het lage drempel Seveso bedrijf Deva-Fyto (ca. 770 m ten zuiden van en ca. 280 ten zuidoosten van de Suikerfabrieksite) Windturbines Binnen het studiegebied voor domino-effecten zijn momenteel geen windturbines gelegen. Er is reeds enige tijd sprake dat men in het kleinstedelijk gebied Veurne windturbines zou wensen in te planten. Indien dit in de toekomst gebeurt, dient men rekening te houden met de vigerende wettelijke bepalingen naar veiligheidsafstanden toe in relatie met bestaande installaties LPG-stations Binnen het studiegebied relevant voor domino-effecten is een LPG-station aanwezig. Het betreft een station ter hoogte van de koning Albert I laan 38 op ca. 280 m ten zuiden van de Suikerfabrieksite en 1600 m ten zuidwesten van het DeelRUP. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 23

70 2.5 EVALUATIE SEVESO-INRICHTINGEN OP HET GEPLANDE BEDRIJVENTERREIN Identificatie geplande bedrijventerrein Zoals reeds werd aangehaald, houdt het project de ontwikkeling in van een nieuw regionaal bedrijventerrein. In deze paragraaf zal getracht worden de ontwikkelingen te evalueren vanuit het oogpunt externe veiligheid. In het bijzonder zal nagegaan worden welke Sevesoinrichtingen mogelijk zijn binnen het projectgebied ( en Suikerfabrieksite). Naast mensrisico s (inclusief domino-effecten) zal tevens aandacht worden besteed aan milieurisico s. Ook de invloed van het bestaande Seveso-bedrijf Deva-Fyto op de site Veurne I voor regionale bedrijvigheid wordt meegenomen in het RVR. Verder wordt een analyse gemaakt van de stedenbouwkundige voorschriften vanuit het oogpunt externe veiligheid zoals deze momenteel zijn opgenomen in het ontwerp GRUP Seveso-inrichtingen op de geplande bedrijventerreinen Inleiding Dit RVR beslaat drie onafhankelijke sites binnen het kleinstedelijk gebied Veurne. De site Gasthuisstraat wordt uitgesloten voor industriële activiteiten en dus de facto voor Seveso bedrijvigheid. De site van de Suikerfabriek wordt ten dele gereserveerd voor regionale bedrijfsactiviteiten, maar gezien de nabijheid van woonzones en kwetsbare locaties kan men intuïtief Seveso activiteiten uitsluiten. Verder in dit rapport zal dit ook uit de zoneringstudie naar voor komen. De site, alsook de al bestaande locatie voor regionale bedrijfsactiviteit langsheen de Albert I laan (N 390), kunnen zich wel lenen voor dit type activiteiten. In onderhavig rapport wordt gebruik gemaakt van een zoneringmethodiek die gebaseerd is op de risicoparameter plaatsgebonden risico. In bijlage 4 wordt de methodiek in detail toegelicht. Aan de hand van deze methodiek wordt het projectgebied (meerbepaald de site ) voor een aantal representatieve activiteiten gezoneerd. Voor de betreffende activiteit zullen de mogelijke inplantinglocaties aan de hand van een zoneringkaart weergegeven worden. Deze zoneringskaart is gebaseerd op de risicocriteria voor Seveso-inrichtingen m.b.t. het plaatsgebonden risico. In paragraaf 2.2 zijn deze risicocriteria besproken, de relevante omgevingsfactoren werden besproken in paragraaf 2.4 en worden visueel voorgesteld op kaarten 2 en 7 SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 24

71 Voor volgende activiteiten werd een zoneringkaart opgemaakt: bovengrondse brandgevaarlijke gassen; ondergrondse brandgevaarlijke gassen; brandgevaarlijke vloeistoffen; toxische gassen (chloor, ammoniak); toxische vloeistoffen (broom, acrylonitril); ontplofbare stoffen (TNT); opslagmagazijnen. De zoneringkaarten zijn weergegeven in bijlage 3 en worden besproken in volgende paragrafen Evaluatie zonering bedrijventerreinen In onderstaande alinea s wordt voor elke activiteit de zoneringkaart(-en) kort besproken. Er wordt telkens aangegeven wat de mogelijkheden zijn voor elke activiteit op het projectgebied (dit aan de hand van maximale hoeveelheden die kunnen aanwezig zijn). Opgemerkt dient te worden dat de maximale hoeveelheid mogelijk slechts op een gedeelte van het projectgebied mogelijk is. 5 Indien zones elkaar overlappen waardoor op de kaart niet elke onderzochte hoeveelheid zichtbaar is, is telkens de zone overeenkomende met de grootste hoeveelheid aangeduid. Beide inplantingen voor nieuwe regionale bedrijfsactiviteiten ( en oude Suikerfabriek) grenzen beide aan het bestaande industrieterrein Veurne I. We hebben voor onderstaande risicoanalyse ervoor gekozen om beide nieuwe ontwikkelingen samen met de bestaande situatie te koppelen. Los van een duidelijker en overzichtelijker resultaat naar zonering, heeft deze aanpak het voordeel dat eventuele aanpassingen naar Sevesoactiviteiten op het bestaande bedrijventerrein onmiddellijk kwalitatief kunnen geëvalueerd worden naar potentiële risico s. Toch zijn er enkele belangrijke beperkingen aanwezig, die gerelateerd zijn aan de woonfuncties in het westen en gedeeltelijk in het zuiden tot aan het kruispunt N390/N35. Ten noorden van het terrein bevinden zich een aantal woningen en agrarische bedrijven met woonfunctie. Bovendien bevinden zich op het bedrijfsterrein een aantal hoeves met woonfunctie, waarvan de hoeve Duyvecoote op het terrein bewaard blijft gezien zijn landschapswaarde.. De grootste beperkingen bevinden zich aan de westelijke kant van het bedrijfsterrein omwille van de bestaande woonfunctie en de te ontwikkelen woonfuncties binnen het kader van het RUP met woonuitbreiding aan de Proostdijkstraat. Er zijn nog een aantal andere woonuitbreidingen voorzien in de westelijke omgeving (Zannekinlaan, Zuidburgweg/Vaartstraat en Petit Paris ), die evenwel op een grotere afstand dan de bestaande en de door het Proostdijkstraat RUP voorziene woonfunctie worden beschreven. Om risico s met betrekking tot de eventuele inplanting van Seveso bedrijven te minimaliseren, werd reeds vanuit de stad Veurne aangegeven dat het 5 De betreffende zones zijn weergegeven op de relevante zoneringkaart. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 25

72 westelijke gedeelte van het bedrijfsterrein voorbehouden wordt voor kleinhandelsactiviteiten. Opgemerkt moet worden dat de niet ingekleurde zones op de zoneringskaarten niet a priori uitgesloten zijn van Seveso-activiteiten of aanwezigheid van Seveso-stoffen. Deze zone geeft aan dat, volgens de zoneringmethodiek, de minimale grenswaarde van het gekozen referentieproduct niet mogelijk is. Echter er wordt geen uitspraak gedaan over de aanwezigheid van het gekozen referentieproduct in een hoeveelheid kleiner dan de gekozen minimale drempelwaarde. Tevens zal de aanwezigheid van milieugevaarlijke producten, die ook tot de Seveso-stoffen kunnen behoren, een beperkte invloed uitoefenen op het externe mensrisico. Verder dient opgemerkt te worden dat het overschrijden van de zonegrenzen volgens de zoneringmethodiek niet betekent dat deze activiteit uitgesloten is, maar dat aan de hand van een gedetailleerde QRA aangetoond moet worden dat voldaan wordt aan de vooropgestelde criteria (zie schema Figuur 2-2). Per activiteit (zie ) werd er voor dit tussentijds rapport één enkele simulatie gemaakt. Naargelang van één of meer concrete situaties in de toekomst, kan er steeds een evaluatie op maat worden gemaakt voor zover we beschikken over de noodzakelijke gegevens Bovengrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen Uit de kaart met betrekking tot de zonering van ontvlambare gassen bovengronds blijkt dat én voor het bestaande bedrijfsterrein én voor de te ontwikkelen locatie er voldoende mogelijkheden zijn om brandgevaarlijke gassen bovengronds op te slaan, zolang de totale opslagcapaciteit de 750 ton niet overschreden wordt. Binnen de site van de Suikerfabriek is de capaciteit voor bovengrondse opslag van deze producten minimaal en eerder te vermijden. Indien de totale opslag de 200 ton nominaal niet overschrijdt, kan men los van de terreinen op de site van de Suikerfabriek vrij algemeen brandbare gassen bovengronds opslaan Ondergrondse opslag van brandgevaarlijke gassen Voor deze oefening werd als nominale maximumcapaciteit 500 ton aan ondergrondse opslag vooropgesteld. Indien nodig kan de simulatie voor nog grotere tonnages worden hernomen. Uit de bekomen resultaten blijkt dat quasi de totaliteit van de bestaande terreinen met industriële activiteit een belangrijke ondergrondse opslag van brandgevaarlijke producten toelaat. Ook het te ontwikkelen terrein aan de laat een dergelijke opslag toe in het deelgebied dat voorzien is als bedrijfsterrein. Op de betrokken zoneringskaart wordt SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 26

73 bevestigd dat de bestemming van het westelijk gedeelte van als kleinhandelszone i.p.v. regionaal bedrijfsterrein een goede inschatting is gebleken. De site van de Suikerfabriek is geschikt voor de opslag van dergelijke producten, maar beperkt tot 100 à 200 ton afhankelijk van de exacte inplanting deze opslagcapaciteit. De zoneringskaarten voor de ondergrondse opslag van brandgevaarlijke gassen is min of meer gelijklopend als deze voor de bovengrondse aanwezigheid van brandbare gassen. Bij productieactiviteiten (die doorgaans bovengronds verlopen) wordt als vuistregel aangenomen dat ca. 10 % van de capaciteit van de ondergrondse opslag daadwerkelijk bovengronds aanwezig is in de procesinstallaties (zie ook methodiek Ruimtelijke Veiligheidsrapportage, bijlage 4 in dit rapport). In het kader van deze studie komt naar voor dat de bovengrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen eerder de beperkende factor zal zijn in relevante veiligheidsanalyses voor een concrete situatie. Het is daarom niet onbelangrijk om voor een specifiek project de bovengrondse aanwezigheid van brandgevaarlijke gassen geval per geval te bekijken en afhankelijk van het resultaat deze oefening, de inplanting van de installatie grondig te evalueren Brandgevaarlijke vloeistoffen Uit de relevante kaart komt naar voor dat net zoals op het reeds bestaande bedrijfsterrein voor industriële activiteiten, ook het regionaal bedrijfsterrein een opslag aan brandgevaarlijke vloeistoffen tot 1000 ton toelaat. Voor grotere hoeveelheden kan indien gewenst een simulatie worden gemaakt, gebruik makend van dezelfde methodiek als voor deze studie gebruikt/ Ook op het regionaal en lokaal bedrijfsterrein op de site van de Suikerfabriek kunnen in tegenstelling tot de brandgevaarlijke gassen - belangrijke hoeveelheden van deze stofklasse worden opgeslagen Toxische gassen (chloor, ammoniak) Met betrekking tot toxische producten is de correlatie tussen de opgeslagen (aanwezige) hoeveelheden, de vluchtigheid en de inherente toxiciteit naar inhalatie van belang. Een manier om de toxiciteit van een stof m.b.t. inhalatie te meten is de LC50-waarde. De LC50 ( Lethal Concentration 50 ) is de concentratie in de atmosfeer waardoor bij inademen 50 % van de blootgestelde proefdieren na een bepaalde tijd sterft. Een hogere LC50-waarde betekent een lagere toxiciteit, dit aangezien men blootgesteld mag worden aan een hogere concentratie van het betreffende product. De zonering voor de aanwezigheid van giftige gassen werd opgemaakt met chloor als voorbeeld. Uit de bekomen zonering komt naar voor dat binnen het grootste gedeelte van de bestaand en te ontwikkelen bedrijfsterrein niet meer dan 5 ton chloor mag opgeslagen worden. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 27

74 Het is vrij duidelijk dat de meest geschikte locaties voor activiteiten die verband houden met de opslag van giftige gassen zich situeren in het oosten en zuidoosten van de respectievelijke bedrijfsterreinen. De site van de Suikerfabriek is helemaal niet geschikt voor opslag van toxische producten.. Hierbij dient benadrukt te worden dat de zonering sterk afhankelijk is van de inherente toxiciteit van de betrokken stof (zie methodiek), en dat bijgevolg stoffen met een lagere toxiciteit dan chloor (hogere LC50-waarde) meer mogelijkheden hebben. Anderzijds bieden stoffen met een hogere toxiciteit (lagere LC50-waarde) geen of nog minder mogelijkheden. Ter illustratie worden de zoneringskaarten voor ammoniak ook in bijlage 3 opgenomen. Ammoniak heeft een lagere toxiciteit dan chloor en derhalve zijn de mogelijkheden groter. Vergeten we niet dat ammoniak dikwijls als koelvloeistof wordt gebruikt ter vervanging van freonen in magazijnen die een bewaring bij lagere temperatuur verzorgen. Uit de betreffende kaarten blijkt duidelijk dat de mogelijkheden naar opslag van ammoniak veel groter zijn. Toekomstige projecten waarbij toxische gassen betrokken zijn, moeten steeds geanalyseerd worden met de zoneringmethodiek zoals beschreven in paragraaf 2.3.2, m.a.w. de mogelijkheden voor toxische gassen dient steeds geëvalueerd te worden gebruikmakend van deze softwaretool Toxische vloeistoffen (broom, acrylonitril) Voor dit type activiteit is de oefening uitgevoerd met broom als model vloeistof. Broom is een zeer giftige en vluchtige vloeistof. De eigenschappen zijn sterk gelijklopend met deze van chloor. Uit kaart in bijlage blijkt dat voor activiteiten gerelateerd aan een dergelijke vloeistof een zonering oplevert die analoog is aan die voor toxische gassen met chloor als modelverbinding. De betrokken kaart voor broom is bijgevoegd in bijlage 3. Het gegeven dat de totale hoeveelheden voor opslag aan broom lager liggen dan die voor toxische gassen met als typevoorbeeld chloor, heeft vooral te maken met de lagere vluchtigheid van broom ten opzichte van chloor. Eventuele lekken van broom hebben daardoor een langdurigere impact en het effect per gewichtseenheid zal ook belangrijker zijn. Voor minder toxische vloeistoffen werd de casus van acrylonitril verder belicht in een aparte zoneringskaart. Daaruit blijkt dat er voor dit product 5 à 7 maal meer mag opgeslagen worden binnen het industriegebied ten zuiden/oosten van Veurne. Toekomstige projecten waarbij toxische vloeistoffen betrokken zijn, moeten steeds geanalyseerd worden met de zoneringmethodiek zoals beschreven in paragraaf 2.3.2, m.a.w. de mogelijkheden voor toxische vloeistoffen dient steeds geëvalueerd te worden gebruikmakend van deze softwaretool. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 28

75 Ontplofbare stoffen Naar zonering in verband met ontplofbare stoffen werd trinitrotolueen (TNT) als modelstof in de simulatie gebruikt. Op de bekomen kaart is het duidelijk dat op het bestaande industrieterrein alsook op de te ontwikkelen site van de hoeveelheden springstof tot 25 ton aan TNT equivalent opgeslagen kunnen worden. Geschikte locaties daarvoor bevinden zich in het zuidoosten en het oosten van de betrokken sites. De te ontwikkelen locatie van de Suikerfabriek is duidelijk veel minder geschikt voor dergelijke activiteiten al dient men de opslag van kleinere hoeveelheden ontplofbare stoffen niet a priori uit te sluiten. Voor de (beperkte) hoeveelheden verwijzen we naar de betreffende zoneringskaart Opslagmagazijnen De kaart bij deze activiteit is opgemaakt rekening houdende met het scenario brand inclusief de vorming van toxische rookgassen. Hierbij werd het gemiddelde stikstofpercentage binnen de opgeslagen producten beperkt tot beneden 1,5 massaprocent. Indien toxische gassen of vloeistoffen binnen het magazijn worden opgeslagen dient tevens voldaan te worden aan de zonering voor toxische gassen of toxische vloeistoffen. Betreffende de maximale oppervlakte voor magazijnen met chemicaliën wordt binnen de methodiek uitgegaan de CPR richtlijnen uit Nederland. Daar wordt een maximum van 2500 m² vooropgesteld. Binnen deze evaluatie hebben we een zonering opgesteld, rekening houdend met deze maximale oppervlakte, evenals met de mogelijkheden en snelheid van brandinterventie. Opslagmagazijnen voorzien van een automatische sprinklerinstallatie kunnen overal op de betrokken bedrijfsterreinen worden ingeplant. Wanneer de mogelijkheid en snelheid van interventie minder efficiënt worden, dient de inplanting van de betrokken gebouwen verder weg van bestaande woonzones en kwetsbare locaties te gebeuren. In Vlaanderen is er vanuit externe veiligheid geen oppervlaktebeperking opgelegd. Doch dient opgemerkt te worden dat de adviezen van de bevoegde brandweerdiensten een mogelijke beperking van de maximale brandoppervlakte opleggen door middel van compartimentering. Dit advies is afhankelijk van de bevoegde brandweerdiensten Besluit De uitgevoerde simulaties in dit rapport tonen aan dat op het bestaande bedrijfsterrein langs de Albert I laan (N 390) en het te ontwikkelen bedrijfsterrein Seveso activiteiten op verschillende niveaus mogelijk zijn. Naargelang de aard en de grootte van de risico s, blijkt dat de meest geschikte locaties voor ontplooiing van dergelijke activiteiten gelegen zijn in het oosten van het terrein en in het zuidoosten van het bestaande terrein langsheen de Albert I laan (N 390). SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 29

76 De te ontwikkelen regionale bedrijfssite Suikerfabriek leent zich minder tot helemaal niet om Seveso activiteiten in planten. Los van de resultaten uit de zoneringmethodiek die werd toegepast, lijkt dit logisch gezien de nabijheid van gebieden met woonfunctie en kwetsbare gebieden in de nabije omgeving (Sint-Augustinus Ziekenhuis, scholen, rust-en verzorgingscentra). Opgemerkt dient te worden dat: De zoneringskaarten geen zone aanduiden waarin Seveso-bedrijven zonder beperkingen kunnen toegelaten worden, maar zijn richtinggevend voor mogelijkheden van aanwezigheid van gevaarlijke stoffen binnen bepaalde zones. het overschrijden van de zonegrenzen niet betekent dat deze activiteit a priori uitgesloten is. De zoneringskaarten geven een ruwe aanduiding i.v.m. de mogelijkheden tot het inplanten van Seveso-inrichtingen. Aan de hand van een gedetailleerde QRA kan nog aangetoond worden of voldaan wordt aan de criteria met betrekking tot externe veiligheid. Niet alle Seveso-inrichtingen hebben gevaarlijke stoffen op hun terrein aanwezig die grote veiligheidsrisico s inhouden. Inrichtingen met belangrijke hoeveelheden milieugevaarlijke stoffen kunnen ook tot de Seveso-inrichtingen behoren, terwijl het risico voor de externe omgeving meestal beperkt is t.g.v. de aanwezigheid van milieugevaarlijke stoffen. Seveso-Hoge Drempel inrichtingen steeds een QRA dienen uit te voeren in het kader van de SEVESO-wetgeving zelfs indien de zoneringskaarten de activiteit toelaten. Ook de Seveso-Lage Drempel inrichtingen kunnen door de overheid een QRA opgelegd krijgen als onderdeel van een veiligheidsstudie. De opgestelde zoneringskaarten geen uitspraak geven aangaande het groepsrisico. Indien noodzakelijk, zal het groepsrisico apart moeten onderzocht worden. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 30

77 2.5.3 Seveso-inrichtingen domino-effecten Inleiding In het kader van kwantitatieve risicoanalyse voor industriezones dient rekening gehouden te worden met de mogelijke verhoging van de kans op faling voor een installatie als gevolg van de nabijheid van externe gevarenbronnen. Het falen van een installatie als gevolg van een extern incident in de omgeving van de installatie wordt een domino-effect genoemd. Het eindrapport van het TWOL-project Onderzoeksopdracht Domino-effecten van en naar Seveso-inrichtingen 6, opgemaakt in opdracht van de dienst VR, wordt gehanteerd als leidraad voor de verdere bespreking van deze paragraaf. Deze referentie wordt verder leidraad document genoemd. Tevens wordt gebruik gemaakt van het document Methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten 7, opgemaakt in opdracht van het Federale Ministerie van Tewerkstelling en arbeid (het huidige FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg). In het kader van ruimtelijke veiligheidsrapportage, wordt de mogelijke wisselwerking onderzocht tussen de bestaande gevarenbronnen en mogelijk toekomstige ontwikkelingen op het nieuwe bedrijventerrein. Tijdens de studie wordt aandacht geschonken aan lijnbronnen (bv. leidingen, wegtransport,...) en puntbronnen (Seveso-inrichtingen, windturbines, ) Criteria voor afbakening Het leidraad document bevat een paragraaf ( ), waarin voor verschillende ongevalscenario s (plasbrand, tankbrand, BLEVE, gaswolkexplosie,...) de maximale effectafstanden afgeleid werden waarbinnen relevante materiële schade aan installaties kan optreden. In de Methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten wordt vastgesteld dat de grootste weergegeven schade-afstanden 850 meter bedragen. Deze afstand stemt overeen met het scenario uitworp van brokstukken over grote afstanden door explosie in hoge distillatiekolommen. Bijgevolg wordt onderzocht welke mogelijke externe gevarenbronnen aanwezig zijn binnen een perimeter van 850 m rondom het projectgebied. Deze aanwezige externe gevarenbronnen zijn weergegeven op kaart 7 in bijlage 2. Volgende externe gevarenbronnen werden geïdentificeerd : 6 7 TWOL-project Onderzoeksopdracht Domino-effecten van en naar Seveso-inrichtingen, uitgevoerd door SGS, finaal eindrapport, april Methodologie voor het identificeren en evalueren van domino-effecten, Faculté Polytechnique de Mons, dr.ir. Ch. Delvosalle, CRC/MT/003, Eerste Druk, September 1998 SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 31

78 Wegtransport : grenzend aan de zuidelijke grens van het bedrijventerrein Veurne II is de E40 (A18) gelegen, verder zijn de gewestwegen naar de bedrijventerreinen N8, N390 en N35 binnen het studiegebied van domino-effecten gelegen; Spoorweg : de spoorlijn De Panne-Gent is gesitueerd langsheen de Suikerfabrieksite en en bijgevolg te beschouwen; Scheepvaart : de Lovaart is langsheen de Suikerfabrieksite gesitueerd en bijgevolg binnen het studiegebied relevant voor domino-effecten; Hoogspanningsleidingen : er loopt een bovengrondse hoogspanningsleiding dwars over het bedrijfsterrein. In de onmiddellijke omgeving bevinden zich nog drie andere hoogspanningsleidingen. LPG opslagplaats : Albert I laan, 38, 8630 Veurne Andere Seveso-bedrijven : er bevindt zich een laagdrempel Seveso bedrijf (Deva-Fyto) binnen de te beschouwen zone van 850 meter rondom de betrokken nieuwe bedrijfsterreinen. Van de hierboven geïdentificeerde externe gevarenbronnen zal nagegaan worden of de maximale effectafstand tot aan het bedrijventerrein reikt. De gebruikte effectafstanden zijn afgeleid in het TWOL-project dat als leidraad wordt gebruikt. Indien de maximale effectafstand van de externe gevarenbron niet reikt tot over de terreingrens van het bedrijventerrein kan besloten worden dat de externe gevarenbron geen aanleiding zal geven tot domino-effecten. Wanneer de ruimtelijke scheiding tussen de externe gevarenbron en het bedrijventerrein kleiner is dan de maximale effectafstand kunnen domino-effecten niet uitgesloten worden Bepaling mogelijke domino-effecten Wegtransport Grenzend ten zuiden aan het bedrijventerrein is de E40 (A18) autosnelweg gelegen. De A18 is één van de belangrijkste goederencorridors van Vlaanderen. Er is een rechtstreekse verbinding tussen Nederland en Antwerpen en Noord-Frankrijk in het algemeen, Calais in het bijzonder. Zoals reeds gesteld zijn in het leidraad document (TWOL-project Onderzoeksopdracht Domino-effecten van en naar Seveso-inrichtingen ) maximale effectafstanden afgeleid per type effect. Volgende tabel geeft de relevante effectafstanden m.b.t. wegtransport weer. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 32

79 Tabel 2-3 : effectafstanden relevant voor het wegtransport Type transport Vervolggebeurtenis (*) Effectafstand (m) Gastankwagens BLEVE 270 fakkelbrand 100 Vloeistoftankwagens plasbrand 95 (*) Voor wegtransport wordt enkel rekening gehouden worden met effectafstanden voor warmtestraling. Dit omdat geen insluiting van een gaswolk verwacht wordt en aangenomen wordt dat ontsteking nabij de vrijzetting zeer waarschijnlijk is. Bijgevolg wordt voor wegtransport het scenario gaswolkexplosie (overdruk) niet verder weerhouden Ook domino-effecten t.g.v. brokstukken worden niet weerhouden, enerzijds omdat het falen van een secundaire installatie t.g.v. de impact van brokstukken niet waarschijnlijk (kleine trefkans) wordt geacht en anderzijds omdat beschermingsmaatregelen moeilijk te voorzien zijn. De E40 is op ca. 500 m ten zuiden van de Suikerfabrieksite gesitueerd. Gelet op de effectafstanden zoals weergegeven in vorige tabel, wordt dit niet als relevant geacht voor dit deelgebied. Gezien de ruimtelijke scheiding tussen de E40 en de zuidelijke grens van het bedrijventerrein minimaal is, overschrijden de in Tabel 2-3 opgenomen effectafstanden de grens van het bedrijventerrein. Bijgevolg zal verder onderzoek uitgevoerd worden in het kader van dit deelgebied. Nagegaan zal worden of de kans van een gebeurtenis die kan leiden tot een domino-effect de faalkans van de getroffen Sevesoinstallatie beïnvloedt. Indien de generieke faalkans van de Seveso-installatie niet of nauwelijks beïnvloed wordt door de kans op de vervolggebeurtenis van het domino-effect wordt het domino-effect als niet relevant beschouwd. Aangenomen wordt dat een dominoeffect relevant is indien t.o.v. de generieke faalkans er meer dan 10% bijdrage tengevolge domino-effecten berekend wordt. De kansverhoging van Seveso-installaties gelegen binnen de schadeperimeter van de plaats van het incident kan voor iedere situatie berekend worden op voorwaarde dat er gegevens m.b.t. het gevaarlijke transport voorhanden zijn. Indien echter geen gegevens over de aanwezige transporten aanwezig zijn, kan het aantal transporten berekend worden die nodig zijn om relevant te zijn voor domino-effecten. A.d.h.v. de methodologie kunnen de stromen van transporten berekend worden die zullen bijdragen aan de generieke faalkansen van de Seveso-installaties gelegen langs de transportstroom. Voor bovenstaande effecten (plasbrand, fakkelbrand, BLEVE) zal in onderstaande paragrafen berekend worden vanaf welke transportdichtende een mogelijke kansverhoging bij secundaire installaties te verwachten is. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 33

80 Als referentie voor de secundaire installatie wordt een druktank gebruikt, gezien de generieke faalkans (die als referentie wordt gebruikt) lager is bij een druktank dan bij een atmosferische tank. Alhoewel de faalkans van een procesinstallatie onder druk een factor 10 hoger is dan een opslagtank onder druk, wordt verwacht dat het grootste effect veroorzaakt zal worden door het falen van een opslagtank. Dit omdat in een opslagtank meestal een grotere massa aanwezig is. Ook bevinden opslagtanks zich meestal in een open gebied, terwijl procesinstallaties in een gebouw gelegen zijn en/of meer geconcentreerd zijn in het midden van bedrijfsterreinen. Omdat het gevolg van de secundaire gebeurtenis groter moet zijn dan de initiële gebeurtenis (volgens definitie domino-effect) wordt als secundaire installatie gekozen voor opslag. In het kader van de definitie van een domino-effect worden enkel breuken (inclusief 10 minuten uitstroom) en grote lekken weerhouden als secundair gevolg, dit omdat het gevolg voor de secundaire installatie groter moet zijn dan de initiële gebeurtenis. Met andere woorden de kans op schade wordt vergeleken met de generieke faalcijfers voor de scenario s groot lek en breuk (inclusief uitstroming in 10 minuten). Voor opslagtanks onder druk bedraagt dit 1,74E-06 / jr. Verder wordt aangenomen dat enkel breuken en grote lekken aanleiding kunnen geven tot eventuele domino-effecten bij secundaire installaties (m.a.w. kleine en middelmatig grote lekken van de secundaire installatie worden niet aanzien als domino-effecten). Fakkelbrand Directe ontsteking van een groot lek aan een gastankwagen zal aanleiding geven tot een fakkelbrand. Een maximale schadeafstand van 100 meter is afgeleid voor installaties tengevolge van warmtestraling bij een fakkelbrand. Het HBFF2009 beveelt een ontstekingskans van 0,7 aan voor directe ontsteking van een continue vrijzetting van meer dan 100 kg/s. De generieke faalkans van een druktank (groot lek, uitstroom in 10 min, breuk) bedraagt 1,74E-06 per jaar. Een kansverhoging van deze generieke faalkans wordt verwacht indien er meer dan 10% bijdrage tengevolge domino-effecten berekend wordt, nl. 1,74E-07 per jaar. Het aantal gastankwagens die het studiegebied mogen doorkruisen, alvorens een significante faalkans verhoging t.g.v. fakkelbrand optreedt, wordt als volgt berekend : Aanwezigheid tankwagens (uur/jaar) = [kans op 10%-bijdrage / (kans op groot lek van de tankwagen x directe ontsteking] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag. Aanwezigheid tankwagens = [1.74E-7/jaar / (1,1E-06/jaar x 0,7)]x(365 dagen/jaar x 24 uur/dag) = 1980 uur/jaar SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 34

81 Dit kan omgerekend worden naar een aantal tankwagens per dag. Indien verondersteld wordt dat er 90 km/uur gereden wordt en er een afstand van 0,2 km (2 x schadeperimeter fakkelbrand van 100 m) langsheen het bedrijfsterrein afgelegd wordt. De trajectlengte wordt bekomen door de maximale schadeperimeter van het incident te vermenigvuldigen met 2. Dit is immers de afstand waarover de mobiele installatie een secundaire installatie (puntbron) kan beschadigen. Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van gastankwagens x snelheid/ trajectlengte = 1980 uur/jaar x (90 km/uur/ 0,2 km) / 365 dagen/jaar = 2441 tankwagens/dag Indien er meer dan 2441 gastankwagens/dag met ontvlambare producten langsheen het terrein met Seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat de faalkans van de Seveso-installatie verhoogd wordt t.g.v. een fakkelbrand als gevolg van het falen van een gastankwagen in de nabijheid. BLEVE Enkel directe ontsteking van een instantane vrijzetting van een gastankwagen kan aanleiding geven tot een BLEVE. Voor directe ontsteking van LPG-installaties van instantane vrijzettingen van meer dan kg wordt door het HBFF2009 een factor 0,7 toegekend. Onderstaande berekening geeft het aantal tankwagens weer die het studiegebied mogen doorkruisen, alvorens een significante faalkans verhoging t.g.v. een BLEVE optreedt. Aanwezigheid tankwagens (uur/jaar) = [kans op 10%-bijdrage / (kans op groot lek van de tankwagen x directe ontsteking] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag. Aanwezigheid tankwagens = [1,74E-7/ (6,4E-07/jaar x 0,7) ] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = 3402 uur/jaar Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van gastankwagens x snelheid/ trajectlengte (= 2 x schadeperimeter BLEVE van 270 m = 3402 uur/jaar x (90 km/uur/ 0,54 km) / 365 dagen/jaar = 1553 tankwagens/dag Indien er meer dan 1553 gastankwagens/dag met ontvlambare producten langsheen het terrein met Seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat de faalkans van de Seveso-installatie verhoogd wordt t.g.v. een BLEVE als gevolg van het falen van een gastankwagen in de nabijheid. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 35

82 Plasbrand Op een analoge manier wordt het eventuele optreden van warmtestraling door een plasbrand als gevolg van het falen van een vloeistoftankwagen berekend. De relevante faalkans voor een vloeistoftankwagen (groot lek, uitstroom in 10 min, breuk) bedraagt 2.3E-4 per jaar. De ontstekingskansen wordt analoog aan het HBFF2009 gelijk gesteld aan 0,13 (cfr HBFF2009 Effect E1, E2 en E3). Uit de methodologie wordt een maximale effectafstand van 95 meter vanaf de rand van de plas bepaald. Aanwezigheid tankwagens = [1,74E-07/jaar / (2,3E-04/jaar x 0,13] x 365 dagen/jaar x 24 uur/dag = 51 uur/jaar Dit kan omgerekend worden naar een aantal tankwagens per dag. Indien verondersteld wordt dat er 90 km/uur gereden wordt en er een afstand van 0,19 km (2 x schadeperimeter plasbrand van 95 m) langsheen het bedrijfsterrein afgelegd wordt. Aantal tankwagens/jaar = Aanwezigheid van vloeistoftankwagens x snelheid/ trajectlengte = 51 uur/jaar x (90 km/uur/ 0,19 km) / 365 dagen/jaar = 66 tankwagens/dag Indien er meer dan 66 vloeistoftankwagens/dag met brandgevaarlijke producten langsheen het terrein met Seveso-installaties rijden kan er redelijkerwijze verondersteld worden dat warmtestraling als gevolg van het falen van een vloeistoftankwagen in de nabijheid de faalkans van de Seveso-installatie verhoogt. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 36

83 Besluit In onderstaande tabel worden de resultaten van voorgaande bespreking kort samengevat. De tabel geeft de transportdichtende aan brandgevaarlijke bulkgoederen weer die resulteren in een mogelijke faalkansverhoging voor secundaire installaties. Deze benadering is conservatief gelet op het gegeven dat voor de secundaire installatie een lage faalkans (groot lek + uitstroming in 10 min + breuk van een druktank) als referentie is gehanteerd. Bij de aannames is ook uitgegaan van de producten met de conservatiefste eigenschappen, zoals bv P1-vloeistoffen. Tabel 2-4 : berekende grenswaarden wegtransport m.b.t. domino-effecten Referentie-installatie Aantal Tankwagens (per dag) Vloeistoftankwagen Gastankwagen Plasbrand Fakkel BLEVE Druktank In de nabijheid van het projectgebied is de autosnelweg E40 gelegen. Met betrekking tot het transport van gevaarlijke goederen over de weg zijn momenteel geen gegevens beschikbaar. Bovendien brengt de inplanting van Seveso-inrichtingen automatisch transport van gevaarlijke goederen met zich mee. Uit Tabel 2-4 blijkt echter dat met name voor gastankwagens er een groot aantal bewegingen kunnen plaatsvinden voordat enige faalkansverhoging dient toegepast te worden. Voor de vloeistoftankwagens is echter het aantal transportbewegingen niet zo groot om invloed te hebben op de secundaire installatie. Hierbij kunnen wel volgende bemerkingen gegeven worden : bij het berekenen van bovenstaande transportdichtheden is enkel rekening gehouden met zogenaamde P1-vloeistoffen (ontvlambare vloeistoffen met een vlampunt < 21 C). Voor de andere ontvlambare vloeistoffen (P2, P3 en P4-vloeistoffen) worden veel hogere waarden bekomen (ontstekingskans is bij deze producten veel kleiner). Daarom is het aantal van 66 transportbewegingen een overschatting van het aantal transportbewegingen dat mag plaats vinden zonder een noodzakelijke faalkansverhoging. De mogelijke effecten van warmtestraling op secundaire installaties blijven zeer beperkt. Slechts een klein gedeelte van het Bedrijfsterrein wordt beïnvloed door het scenario plasbrand. Hier dient trouwens ook opgemerkt te worden dat de beschouwde secundaire installatie een druktank betreft. Druktanks zijn in de regel beter bestand tegen warmtestraling dan atmosferische installaties. Indien als secundaire installatie een atmosferische tank was gekozen, was het aantal transportbewegingen ook veel hoger uitgevallen, aangezien de faalcijfers voor atmosferische installaties veel hoger zijn dan deze voor installaties onder druk. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van volgend voorbeeld. Als referentie secundaire installatie wordt een opslagtank gebruikt, de generieke faalkans bedraagt in dit geval 2,3E-4 per jaar (groot lek = 2,2E-4/jaar + volledige SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 37

84 uitstroom in 10 minuten = 5,0E-6/jaar + catastrofale breuk = 5E-6/jaar). Indien op een identieke wijze het aantal transportbewegingen voor vloeistoftankwagens m.b.t. warmtestraling wordt berekend, wordt een totaal aantal van 8308 vloeistoftankwagens/dag bekomen. [2,3E-5 / (2,3E-4/jaar 0,13] 365 dagen/jaar 24 uur/dag = uur/jaar uur/jaar (90 km/uur/0,2) / 365 dagen/jaar = 8308 tankwagens / dag Rekening houdende met het groot aantal transportbewegingen voor gastankwagens en bovenstaande bemerkingen voor vloeistoftankwagens kan aangenomen worden dat domino-effecten tengevolge van het wegtransport over E40 (A18) ter hoogte van het projectgebied niet verwacht worden Spoorwegen Ten noorden van de grens van het bedrijfsterrein Suikerfabrieksite en 200 m ten zuiden van de grens van het deelgebied loopt de spoorweg die De Panne met Gent verbindt. Voor is de interactie met de spoorweg gezien de afstand irrelevant. Onderstaande berekening geldt voor de Suikerfabrieksite. In voorgaande paragraaf werd een afleiding gemaakt gerelateerd aan wegtransport. Voor spoortransport wordt dit op een analoge manier bepaald. Opgemerkt wordt dat de snelheid op het spoor voor goederenvervoer wordt vastgelegd op 30 km/u. Tabel 2-5 : berekende grenswaarden spoorwegtransport m.b.t. domino-effecten Referentie-installatie Aantal Tankwagons (per dag) Vloeistoftankwagon Gastankwagon Plasbrand Fakkel BLEVE Druktank Uit Tabel 2-5 blijkt echter dat met name voor gastankwagons er een groot aantal bewegingen kunnen plaatsvinden voordat enige faalkansverhoging dient toegepast te worden. Voor de vloeistoftankwagons is echter het aantal transportbewegingen niet zo groot om invloed te hebben op de secundaire installatie. Hierbij kunnen wel volgende bemerkingen gegeven worden : bij het berekenen van bovenstaande transportdichtheden is enkel rekening gehouden met zogenaamde P1-vloeistoffen (ontvlambare vloeistoffen met een vlampunt < 21 C). Voor de andere ontvlambare vloeistoffen (P2, P3 en P4-vloeistoffen) worden veel hogere waarden bekomen (ontstekingskans is bij deze producten veel kleiner). Daarom is het aantal van 66 transportbewegingen een overschatting van het aantal transportbewegingen dat mag plaats vinden zonder een noodzakelijke faalkansverhoging. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 38

85 De mogelijke effecten van warmtestraling op secundaire installaties blijven zeer beperkt. Slechts een klein gedeelte van de Suikerfabrieksite wordt beïnvloed door het scenario plasbrand. Hier dient trouwens ook opgemerkt te worden dat de beschouwde secundaire installatie een druktank betreft. Druktanks zijn in de regel beter bestand tegen warmtestraling dan atmosferische installaties. Indien als secundaire installatie een atmosferische tank was gekozen, was het aantal transportbewegingen ook veel hoger uitgevallen, aangezien de faalcijfers voor atmosferische installaties veel hoger zijn dan deze voor installaties onder druk. Dit wordt geïllustreerd aan de hand van volgend voorbeeld. Als referentie secundaire installatie wordt een opslagtank gebruikt, de generieke faalkans bedraagt in dit geval 2,3E-4 per jaar (groot lek = 2,2E-4/jaar + volledige uitstroom in 10 minuten = 5,0E-6/jaar + catastrofale breuk = 5E-6/jaar). Indien op een identieke wijze het aantal transportbewegingen voor vloeistoftankwagens m.b.t. warmtestraling wordt berekend, wordt een totaal aantal van 8308 vloeistoftankwagens/dag bekomen. [2,3E-5 / (2,3E-4/jaar 0,13] 365 dagen/jaar 24 uur/dag = uur/jaar uur/jaar (30 km/uur/0,2) / 365 dagen/jaar = 2769 tankwagons / dag Rekening houdende met het groot aantal transportbewegingen voor gastankwagons en bovenstaande bemerkingen voor vloeistoftankwagons kan aangenomen worden dat domino-effecten tengevolge van het spoorwegtransport ter hoogte van de Suikerfabriek niet verwacht worden Scheepstransport De Lovaart is een secundaire waterweg met een beperkte functie gerelateerd aan goederenvervoer. Het bedrijventerrein is en zal niet ontsloten worden op de Lovaart dit omwille van de afstand tot het hoofdwaternet en de beperkte tonnenmaat (tot 300 ton). Gelet op voorgaande gegevens, worden relevante dichtheden aan gevaarlijke goederen en bijgevolg domino-effecten tengevolge van dit kanaal niet verwacht Hoogspanningsleiding Aangezien er een hoogspanningsleiding doorheen het bedrijfsterrein loopt, dient men rekening te houden met de risico s, inherent aan een hoogspanningsleiding. Breuk van een dergelijke leiding kan resulteren in materiële schade aan installaties die getroffen worden door de vallende kabel. Aanbevolen wordt om geen installaties (met gevaarlijke stoffen) onder de hoogspanningsleidingen te lokaliseren. Hierbij dient opgemerkt te worden dat in het kader van nieuwe installaties in de nabijheid van hoogspanningsleidingen, de voorschriften van het AREI (Algemeen Reglement op de Elektrische Installaties) terzake dienen gevolgd te worden LPG opslagplaats De LPG opslagplaats ligt op ongeveer 1600 meter verwijderd van het bedrijfsterrein en 250 m van de Suikerfabrieksite. Gelet op het gegeven dat enkel breukscenario s aanleiding kunnen geven tot dergelijke effectafstanden, wordt een SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 39

86 kansverhoging tengevolge van het LPG-station op het deelgebied van de Suikerfabrieksite niet verwacht. Bijgevolg wordt besloten dat geen relevante risicoverhoging/domino-effecten als gevolg van het LPG-station dient verwacht te worden Bestaande Seveso-bedrijven Het laag Seveso bedrijf Deva-Fyto ligt op een afstand van ca. 280 meter van de Suikerfabrieksite gesitueerd en 770 m van. Op basis van de kennisgeving in het kader van het Samenwerkingsakkoord kan besloten worden dat geen ontvlambare gassen aanwezig zijn bij het bedrijf. Aangenomen wordt dat de ruimtelijke scheiding tussen het bedrijf en de deelgebieden voldoende is om te besluiten dat geen domino-effecten dienen verwacht te worden Besluit en aanbevelingen In deze paragraaf worden alle DeelRUP s van het kleinstedelijk gebied Veurne (in het bijzonder het DeelRUP ) en Suikerfabrieksite geëvalueerd met betrekking tot het mogelijk optreden van domino-effecten bij een zwaar ongeval. De analyse werd uitgevoerd voor puntbronnen en lijnbronnen, in het bijzonder: Invloed van het wegtransport op E40; Invloed van het scheepstransport op de Lovaart; Invloed van spoortransport; Invloed van hoogspanningsleidingen; Invloed van LPG-tankstation; Invloed van Deva-Fyto Met betrekking tot de wisselwerking van gevarenbronnen en het projectgebied, werden voorlopig geen knelpunten vastgesteld. Voor de mogelijke inplanting van leidingen (bv. aardgas) wordt aanbevolen geen Seveso-installaties binnen 50 meter van de ondergrondse leidingstraat in te planten Tevens willen we er op wijzen dat indien windturbines (tot 3 MW) binnen de 250 meter van een Seveso-installatie worden ingeplant, een domino-analyse moet uitgevoerd worden. Vanzelfsprekend zal in het kader van de vergunningsprocedure van een Seveso-Hoge Drempel inrichting een dergelijke analyse met detailgegevens worden uitgevoerd in het omgevingsveiligheidsrapport. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 40

87 2.5.4 Milieurisico s Naast een beschrijving van de humane risico s die gepaard gaan met verschillende industriële activiteiten is het nodig een bespreking met betrekking tot de milieurisico s van gevaarlijke producten in onderhavig rapport te geven. Doordat er tot op heden geen toetsingskader bestaat voor milieurisico s zullen milieuaspecten in dit RVR enkel kwalitatief beschouwd worden. In het bijzonder worden volgende milieurelevante aspecten besproken: aanwezigheid van vogel- en habitatrichtlijngebieden; aanwezigheid van Ramsar-gebieden erkende natuurreservaten in de nabije omgeving; oppervlaktewater. De aanwezige gebieden worden besproken in paragraaf Aanwezigheid van erkende natuurreservaten, Ramsar-, vogel- en habitatrichtlijngebieden; In het studiegebied rond het projectgebied Veurne zijn geen relevante natuurgebieden geïdentificeerd Aanwezigheid van oppervlaktewater Zoals in vermeld zijn er in het kleinstedelijk gebied Veurne een aantal middelgrote en kleinere kunstmatige waterlopen aanwezig (Kanaal Nieuwpoort-Veurne-Duinkerken, de Lovaart,.). De Lovaart bevindt zich naast het de Suikerfabrieksite. Het regionaal bedrijvencentrum wordt in het noorden begrensd door de gelijknamige kunstmatige waterloop, die in feite een afwatering is van de noordelijk gelegen polders. Hierdoor dienen de risico s van de bedrijven naar het milieu toe bekeken te worden, in het bijzonder naar verontreiniging van het oppervlaktewater. Het is immers duidelijk dat ongevallen waarbij milieugevaarlijke producten het water van de aanwezige beken kunnen vervuilen, vermeden moeten worden. Dit kan enerzijds gebeuren door technische maatregelen (bv het gebruik van vloeistofdichte inkuipingen) of een opvang voor het verbruikte water alvorens het in de waterlopen verdwijnt. Anderzijds zullen eveneens organisatorische maatregelen getroffen moeten worden. In het intern noodplan en veiligheidsbeheersysteem van het bedrijf dienen procedures opgenomen te worden om te kunnen anticiperen op eventuele ongevallen met milieuschade tot gevolg. Bovendien dienen de nodige interventiemiddelen aanwezig te zijn teneinde de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 41

88 Tevens dienen de nodige voorzieningen getroffen te worden opdat producten afkomstig van eventuele lekkages of grotere lekken niet in het grondwater kunnen terechtkomen gezien de kwetsbaarheid van het betrokken grondwatergebied Besluit en aanbevelingen In bovenstaande paragrafen werd het aspect milieurisico s voor het projectgebied en Suikerfabrieksite besproken. Aanbevolen wordt om voldoende technische en organisatorische maatregelen te voorzien om contaminatie van het aanwezige oppervlaktewater te vermijden/beperken. 2.6 EVALUATIE BIJKOMENDE AANDACHTSGEBIEDEN OP DE BESTAANDE (ZONES VOOR) SEVESO-BEDRIJVEN In het deelgebied Suikerfabrieksite wordt een gedeelte voorzien voor woonfunctie. Het betreft een herbestemming van industriegebied. Zoals eerder besproken is binnen het studiegebied het Lage drempel Seveso-bedrijf Deva Fyto NV gesitueerd. In onderhavige paragraaf wordt de impact van dit bijkomend aandachtsgebied op de toetsing van de externe veiligheidsrisico s voor Deva-Fyto NV geëvalueerd. Deva-Fyto NV heeft zich gespecialiseerd in fyto-farmaceutische producten en beschikt hiervoor over een aantal opslagmagazijnen met betrekking tot opslag van Sevesoproducten. Het bedrijf is gesitueerd op ca. 560 m van een bestaande woonzone. De bijkomende gebieden met woonfunctie op de Suikerfabrieksite zijn gesitueerd op tenminste 850 m van het bedrijf. Rekening houdende met voorgaande gegevens wordt geen relevante impact van de nieuwe gebieden met woonfunctie op de evaluatie van de externe risico s van Deva-Fyto NV verwacht te worden. Opgemerkt wordt dat momenteel niet duidelijk is of gebieden met kwetsbare locaties toegelaten worden in het gebied met woonfunctie. De meest nabij gelegen kwetsbare locatie is gesitueerd op ca. 750 m ten noorden van het bedrijf, basisschool Veurne. Via de methodiek beschreven in 2.3 wordt een maximale afstand bepaald tot kwetsbare locaties van 930 m (magazijnen 2500 m² zonder sprinkler). Hierbij wordt opgemerkt dat het bijkomende gebied binnen deze perimeter is gesitueerd. Bijgevolg wordt aanbevolen om bij inplanting van een kwetsbare locatie binnen 930 m van Deva-Fyto NV een gedetailleerde QRA uit te voeren/te gebruiken voordat de kwetsbare locatie wordt gerealiseerd. Eventueel kan in dit deelgebied de mogelijke ontwikkeling van kwetsbare locaties uitgesloten worden teneinde de mogelijkheden van het bestaande industriegebied te maximaliseren. Opgemerkt wordt dat de inplanting van het gebied met woonfunctie in het deelgebied Suikerfabrieksite de ontwikkelingsmogelijkheden van het bestaande/behouden industriegebied ten zuiden van dit gebied beperkt. Deze beperking is opgenomen in de zoneringskaarten in paragraaf Verder wordt opgemerkt dat binnen het deelgebied de hoeve Duyvecoote behouden blijft. Er wordt tevens aangegeven dat nieuwe functies zoals congresruimtes, autonome kantoren of vrije beroepen mogelijk zijn. Gelet op deze nieuwe functies en de SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 42

89 initiële functie als agrarische hoeven, wordt dit gebied niet beschouwd als een gebied met woonfunctie zoals opgenomen in beschrijving van paragraaf Een evaluatie van de herbestemming naar nieuwe functies van deze locatie, naar totaal aantal aanwezigen is uiteraard noodzakelijk. Dagpopulaties van méér dan tweehonderd personen of piekpopulaties van meer dan 1000 personen liggen niet in de lijn van de verwachtingen op basis van de ons beschikbare gegevens. Deze activiteiten werken niet onmiddellijk beperkend voor wat het plaatsgebonden risico betreft en heeft bijgevolg geen invloed op de zoneringskaarten. Doch dient opgemerkt te worden dat de aanwezigheid van een groep personen invloed heeft op de parameter groepsrisico dewelke tevens geëvalueerd dient te worden in het kader van Sevesobedrijven. Het groepsrisico kan slechts kwantitatief geëvalueerd worden indien een gedetailleerde kwantitatieve risicoanalyse wordt uitgevoerd voor een specifieke inrichting. Bijgevolg kan in het kader van onderhavig RVR geen uitspraak gedaan worden over de exacte beperkingen van deze bestemming op de potenties van het bedrijventerrein. 2.7 ANALYSE VAN DE STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inleiding Het bedrijfsterrein (met uitzondering van het meest westelijk gelegen deel, hetgeen wordt gereserveerd voor kleinhandelsactiviteiten) en ten dele oude Suikerfabriek zijn aangeduid als te ontwikkelen locaties voor de vestiging van bedrijven van regionaal belang. In onderstaande paragrafen wordt een analyse gemaakt van de voorgeschreven stedenbouwkundige voorschriften vanuit het oogpunt externe veiligheid. Eventuele voorwaarden vanuit externe veiligheid kunnen opgenomen worden in de toelichtingnota van het RUP en bij de verdere ontwikkeling van het terrein Stedenbouwkundige voorschriften DeelRUP Het gebied (met uitzondering van het meest westelijk gelegen deel, hetgeen wordt gereserveerd voor kleinhandelsactiviteiten) en ten dele oude Suikerfabriek worden ontwikkeld als regionaal bedrijventerrein. In de bijhorende voorschriften wordt aangehaald dat autonome kantoren en kleinhandel niet toegelaten zijn op het terrein. Vanuit het oogpunt externe veiligheid is dit een gunstige beperking aangezien kantoorgebouwen meestal een hoge aanwezigheid van personeel hebben waardoor eventuele risico s van naburige Seveso-activiteiten onaanvaardbaar worden. In het bijzonder de parameter groepsrisico wordt hierdoor nadelig beïnvloed. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 43

90 In het DeelRUP is momenteel het voorschrift opgenomen dat Sevesobedrijven toegelaten zijn zover zij voldoen aan de geldende criteria inzake externe veiligheidsrisico s. Dit voorschrift strookt met het principe om geen algemeen verbod op eventuele Seveso-activiteiten op te nemen. Immers de risico s van een Seveso-bedrijf worden bepaald door de aard en hoeveelheid van de aanwezige stoffen. Belangrijk om te weten is, dat niet alle Seveso-inrichtingen grote veiligheidsrisico s inhouden naar de externe omgeving. Bedrijven met belangrijke hoeveelheden milieugevaarlijke stoffen, behoren ook tot de Seveso-inrichtingen, terwijl het risico voor de externe omgeving in de meeste gevallen beperkt is. Deze bedrijven dienen wel bijzondere maatregelen te treffen om milieuschade te beperken. Een beperking op Seveso-activiteiten zou dus ook inhouden dat bedrijven met een belangrijke hoeveelheid aan milieugevaarlijke stoffen zich niet kunnen vestigen op het bedrijventerrein. Tevens kan een evolutie in de Seveso-wetgeving of daarmee gekoppelde wetgevingen aanleiding geven tot het wijzigen van de Sevesostatus van een bedrijf. Bedrijven die onder de huidige wetgeving niet ingedeeld zijn als Seveso, kunnen door een wijziging in de wetgeving later wel Seveso worden. Hierdoor kan het bedrijf zonder uitbreiding, mogelijks zonevreemd worden als gevolg van een geactualiseerde Seveso-wetgeving. Onderhavig rapport kan als richtinggevend instrument gehanteerd worden om een inzicht te verkrijgen waar bedrijven met Seveso-gevaarlijke producten al dan niet ingeplant kunnen worden. Er wordt tijdens de analyse gebruik gemaakt van stofcategorieën en hoeveelheden van deze productgroepen om de mogelijkheden voor Seveso-inrichtingen weer te geven. Via deze methode wordt gewerkt vanuit een maximum risiconiveau in plaats van de Sevesostatus. Vanuit het oogpunt externe veiligheid dient opgemerkt te worden dat de bedrijven in geval van een noodsituatie gemakkelijk bereikbaar dienen te zijn voor de interventiediensten en dat de nodige evacuatieroutes (afhankelijk van windrichting) beschikbaar dienen te zijn. Bij ingebruikname van het bedrijventerrein en in het bijzonder indien Seveso-activiteiten worden voorzien dient een dergelijke noodroute uitgevoerd te worden in overleg met de interventiediensten. In het DeelRUP is een dergelijke noodontsluiting voorzien wat als positief wordt beoordeel. Verder wordt opgemerkt dat de zone voor kleinhandel tevens fungeert als buffer ten opzichte van het meest nabije woongebied. Waardoor de mogelijkheden voor de ruimte voor regionale bedrijvigheid wordt geoptimaliseerd. Verder wordt vastgesteld dat de hoeve Duyvecoote en de huidige functie blijft behouden. Individuele agrarische woningen worden momenteel niet beschouwd als gebieden met een woonfunctie met betrekking tot de toepassing van de risicocriteria. Het DeelRUP wijzigt aan de huidige toestand van de hoeve niets voor wat het voorgaande betreft, enkel worden toekomstige bijkomende functies voorzien, zoals congrescentrum, kantoren,... Bijgevolg wordt besloten dat deze zone geen impact heeft op het bedrijventerrein met betrekking tot de toetsing van externe risico s. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 44

91 Suikerfabrieksite Momenteel zijn nog geen stedenbouwkundige voorschriften voorhanden. In onderstaande paragraaf worden de voorziene functies geëvalueerd ten opzichte van de ruimtelijke invulling zoals opgenomen in het masterplan. De relevante zones zijn het gebied met woonfunctie en het gebied voor regionale bedrijvigheid. Met betrekking tot regionale bedrijvigheid wordt verwezen naar de motivatie opgenomen onder het deelgebied. Hoewel de mogelijkheden in deze zone beperkt zijn, wordt toch voorgesteld om geen algemeen verbod op te nemen. Zoals eerder aangegeven betreft het toepassingsgebied niet enkel bedrijven met mensrisico s maar ook bedrijven met enkel milieurisico s kunnen onder het toepassingsgebied vallen. Bovendien is de wetgeving met betrekking tot indeling van producten en de Seveso-regelgeving zelf sterk onderhevig aan wijzigingen waardoor een bedrijf door wijziging van deze Europese wetgeving kan wijzigen van niet Seveso-bedrijf tot een Seveso-bedrijf. Een verbod op Seveso-bedrijven in combinatie met een wijzigende wetgeving zou aanleiding kunnen geven tot zonevreemdheid van bedrijven. Vanzelfsprekend dienen Seveso-bedrijven steeds te voldoen aan de geldende criteria met betrekking tot externe veiligheidsrisico s. In het plan wordt een parkgebied voorzien tussen het regionaal bedrijventerrein en de woonzones. Dit zal bufferend werken waardoor de zone voor regionale bedrijvigheid wordt geoptimaliseerd. Deze buffer resulteert tevens in het grotendeels behoud van de mogelijkheden van de bestaande bedrijvenzone Veurne II. Op basis van de zoneringskaarten kan besloten worden dat de bijkomende woonzone op de site slechts een beperkte impact heeft, gelet op het gegeven dat momenteel de wooncluster ter hoogte van de Brikkerijstraat al beperkend werkt voor de invulling van de bedrijventerreinen (Veurne II) nabij dit gebied. Bovendien is tevens het Sint-Augustinus ziekhuis en het woongebied Zannekinlaan nabij de bestaande bedrijventerreinen Veurne II gelegen dat tevens beperkend werkt. De woonzones kunnen resulteren in een hogere populatie in het bijzonder s nachts dan in het geval dat het gebied regionale bedrijvigheid als functie heeft. Dit kan mogelijks beperkend werken op het groepsrisico. Indien tevens kwetsbare locaties in het gebied kunnen ingeplant worden, zal dit wel leiden tot grotere beperkingen. Aanbevolen wordt, tevens gelet op het bestaande Seveso-bedrijf Deva-Fyto NV om in de woonzones op de Suikerfabriek site geen kwetsbare locaties (scholen, RVT, ziekenhuizen, verzorgingsinstellingen, ). Op deze wijze blijven de huidige mogelijkheden van de bestaande bedrijventerreinen zo optimaal mogelijk behouden vanuit het oogpunt externe veiligheid en dient er geen hernieuwde evaluatie naar de zonering voor de aanwezige bedrijventerreinen te gebeuren. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 45

92 Ook hier wordt aanbevolen om met de interventiediensten de noodroutes uit te werken en te voorzien in de verschillende deelzones van de Suikerfabrieksite Besluit en aanbevelingen Met betrekking tot de Suikerfabrieksite en het DeelRUP kunnen volgende aanbevelingen met betrekking tot de stedenbouwkundige voorschriften en de projectnota van het RUP voorgesteld worden: Aanbevolen wordt om geen algemeen verbod of beperking op eventuele Sevesoinrichtingen op te nemen, maar de mogelijkheid tot inplanting/ontwikkeling van deze bedrijven te koppelen aan het risiconiveau dat gepaard gaat met de betreffende activiteit. Onderhavig rapport kan als richtinggevend instrument gehanteerd worden om een inzicht te verkrijgen waar bedrijven met Seveso-gevaarlijke producten al dan niet ingeplant kunnen worden. Bij het onderzoek naar inplanting van nieuwe bedrijven kunnen de zoneringskaarten gebruikt worden als hulpmiddel. Deze kaarten geven een snelle screening m.b.t. de eventuele mogelijkheden van hoeveelheden aan gevaarlijke stoffen. Bij twijfel of wanneer niet voldoen wordt aan de scheidingsafstanden bekomen uit de zoneringskaarten kan aan de hand van een gedetailleerde QRA onderzocht worden of de criteria met betrekking tot externe veiligheid niet overschreden worden. Op basis van de zoneringskaarten blijkt dat voor brandgevaarlijke gassen (propaan) bovengronds, giftige gassen (chloor) en giftige vloeistoffen (broom) de opslagmogelijkheden vrij beperkt zijn. Omdat vooral de hoeveelheden aan giftige producten zeer laag zijn, werd tevens de oefening gemaakt voor ammoniak (toxische gassen) en acrylonitril (toxische vloeistoffen). Voor ammoniak kan met tot 10 maal meer opslaan dan chloor, voor acrylonitril geldt een factor van 5 à 7 keer meer dan broom. Bij ingebruikname van het bedrijventerrein en in het bijzonder indien Seveso-activiteiten worden voorzien, dienen noodroutes (evacuatie/interventie) uitgewerkt te worden in overleg met de interventiediensten. Aanbevolen wordt om geen kwetsbare locaties toe te laten in de woonzones op de Suikerfabrieksite teneinde de huidige mogelijkheden van het bedrijventerrein optimaal te behouden. De parkzones ter hoogte van de Suikerfabrieksite en de zone voor kleinhandel ter hoogte van de werken bufferend tussen de zones voor regionale bedrijvigheid en woonzones. Deze ruimtelijke invulling resulteert in een optimalisering van de mogelijkheden van de bedrijventerreinen voor regionale bedrijvigheid. Neem in de stedenbouwkundige voorschriften op dat er rekening dient gehouden te worden met de resultaten van dit RVR SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 2 / pagina 46

93 DEEL 3. LEEMTEN IN DE KENNIS

94 i.k.v. Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne In onderhavig hoofdstuk zullen de moeilijkheden, technische leemten of ontbrekende kennis die tijdens de opmaak van dit dossier naar voor zijn gekomen, besproken worden. Ondanks de aanwezigheid van onderstaande leemten in de kennis kan het voorliggend RVR gebruikt worden bij de indeling van het onderzoeksgebied in het PRUP. De opgestelde zoneringskaarten geven een indicatie van mogelijkheden naar Seveso-inrichtingen op het bedrijventerrein. Volgende leemten in de kennis werden vastgesteld: Gebrek aan richtlijnen met betrekking tot de opmaak van een Ruimtelijk Veiligheidsrapport. (methodologische leemte) In het Decreet Algemene Bepalingen inzake Milieubeleid wordt melding gemaakt van Ruimtelijke Veiligheidsrapporten maar een algemene methodiek voor de opmaak van een RVR blijft tot op vandaag onbestaande. De aanpak is bijgevolg geheel afhankelijk van de erkend veiligheidsdeskundige. De grote variatie aan mogelijke gevaarlijke producten/activiteiten die aan de basis van de Sevesoplicht liggen. De risico s van een inrichting zijn sterk afhankelijk van de aard en hoeveelheid aan gevaarlijke stoffen in de inrichting. Bovendien wordt het risico sterk beïnvloed door de proces- /opslagomstandigheden. Het is vanzelfsprekend dat deze gegevens voor de nog te ontwikkelen inrichtingen niet gekend zijn tijdens de opmaak van het RVR. Bovendien werd in de voorgestelde methodiek geen rekening gehouden met eventuele voorziene veiligheidsmaatregelen. Gebrek aan gegevens m.b.t. transport van gevaarlijke goederen via de weg, spoor en schip. (leemte met betrekking tot gegevens, methodologische leemte) Een Seveso-inrichting betekent een zeker veiligheidsrisico naar de omgeving toe. Naast deze inrichting heeft het transport aan gevaarlijke goederen van en naar deze inrichting eveneens een bepaald risicobeeld. Tot op heden is in Vlaanderen geen methodiek voorhanden met betrekking tot het inschatten van risico s tengevolge van transportstromen. In het rapport werd gebruik gemaakt van de aanpak/criteria zoals gebruikt wordt voor inrichtingen. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 3 / pagina 1

95 i.k.v. Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne De aanwezigheid van hetero-atomen in magazijnen De aanwezigheid van hetero-atomen (bv. chloor, stikstof, zwavel,.) in magazijnen zal bij brand toxische rookgassen tot gevolg hebben met grote effect- en risico-afstanden. In het kader van deze studie is het onmogelijk om een representatief product of een standaard percentage aan hetero-atomen vast te leggen voor de berekening van schade-afstanden tengevolge toxische rookgassen bij brand in magazijnen. Het is wel nodig om bij de inplanting van magazijnen rekening te houden met de aanwezigheid van hetero-atomen en de mogelijke impact bij brand van deze magazijnen. De berekeningen voor magazijnen in onderhavige studie zijn uitgevoerd met een maximale aanwezigheid van 1,5 % stikstof zoals vastgelegd in de CPR-15. Gebrek aan criteria voor milieurisico s (methodologische leemte) Door een gebrek aan criteria voor milieurisico s is het niet mogelijk dit risico kwantitatief in te schatten. Bovendien is er in Vlaanderen tot op vandaag geen richtlijn met betrekking tot een kwantitatieve risico-analyse van milieurisico s. Milieurisico s zijn afhankelijk van de gevaarlijke producten en de getroffen veiligheidsmaatregelen op een bedrijf. Het is dan ook onmogelijk om een overzicht te geven van alle milieugevaarlijke producten en de mogelijk te treffen veiligheidsmaatregelen. Uit ervaring is echter geweten dat bepaalde maatregelen niet of minder goed genomen worden, deze zijn opgenomen in onderhavige studie en vormen tevens een handig toetsingselement voor vergunningsverleners. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 3 / pagina 2

96 DEEL 4. ALGEMEEN BESLUIT

97 INHOUD 4. ALGEMEEN BESLUIT INLEIDING SAMENVATTING EN BESLUIT Directe mensrisico s Indirecte mensrisico s Domino-effecten Milieurisico s Analyse van eventuele bijkomende inplantingen...4

98 i.k.v. Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne 4.1 INLEIDING In onderhavig rapport wordt het PRUP m.b.t. de afbakening van het kleinstedelijk gebied Veurne worden twee verschillende DeelRUP s en Gasthuisstraat, alsook de site van de Suikerfabriek geëvalueerd vanuit het oogpunt externe veiligheid. In onderhavig deel wordt een samenvatting gegeven van de aanbevelingen betreffende externe veiligheidsrisico s. Aandachtspunten en aanbevelingen vanuit externe veiligheid kunnen opgenomen worden in de toelichtingnota bij het PRUP en de verdere installaties. 4.2 SAMENVATTING EN BESLUIT Wat betreft het DeelRUP Gasthuisstraat werd voorlopig binnen de stad Veurne besloten om de bestaande situatie te bestendigen en voorlopig geen nieuwe ontwikkelingen op het terrein te voorzien. Binnen het DeelRUP wordt langs de westelijke zijde de ontwikkeling van een kleinhandelszone voorzien. De resterende ruimte op het terrein zal worden ingenomen door de ontwikkeling van een regionaal bedrijfsterrein, waarbij de realisatie van Seveso-activiteiten verder onderzocht werd. Het project Suikerfabriek omvat naast de uitbouw van regionale bedrijfsactiviteiten, die aansluiten bij het zuidelijk gelegen al bestaande industrieterrein, ook de verdere valorisatie als woon- en groengebied. In het onderzoek naar mogelijke huisvesting van Seveso-activiteiten binnen de relevante gedeelten van de projectgebieden, zijn volgende deelonderzoeken uitgevoerd: analyse van de directe mensrisico s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten op het bedrijventerrein; een domino-effectenanalyse tussen enerzijds Seveso-bedrijven en tussen externe gevarenbronnen anderzijds; onderzoek naar mogelijke milieurisico s als gevolg van toekomstige Seveso-activiteiten; Directe mensrisico s In dit deelonderzoek werd onderzocht of Seveso-inrichtingen op het bedrijventerrein vanuit het oogpunt directe mensrisico s mogelijk zijn. Opgemerkt dient te worden dat rekening dient gehouden te worden met de beperkingen van de gebruikte methodiek (zie deel 2). Op basis van de zoneringkaarten, geeft de evaluatie aan dat Seveso-activiteiten op het projectgebied of delen ervan mogelijk zijn. Daaruit komt duidelijk naar voor dat de gebieden die SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 4 / pagina 1

99 i.k.v. Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne het verst verwijderd zijn van bestaande woongebieden en kwetsbare locaties het meest geschikt zijn voor de ontwikkeling van Seveso activiteiten. De terreinen gelegen op de Suikerfabrieksite lenen zich het minst tot de inplanting van Sevesoactiviteiten, gezien hun geografische ligging dicht bij kwetsbare locaties en woongebied. De terreinen op het nieuwe terrein lenen zich het beste voor de inplanting van een dergelijke activiteit, zolang deze in het oostelijk gedeelte van het projectgebied worden gerealiseerd. De toewijzing van het westelijk gedeelte van dit gebied naar kleinhandelsactiviteiten, is in die optiek een goede à priori inschatting. Opgemerkt dient te worden dat rekening dient gehouden te worden met enkel beperkingen van de gebruikte methodiek. Aan de hand van de zoneringskaarten kan geen zone afgebakend worden waar Seveso-bedrijven zonder beperkingen kunnen toegelaten worden. De zoneringskaarten zijn richtinggevend en geven een aanduiding m.b.t. de mogelijkheden naar aanwezigheid van gevaarlijke stoffen binnen bepaalde zones. Belangrijk om tevens te vermelden is dat binnen zones waar volgens de zoneringskaarten geen mogelijkheden naar Seveso-activiteiten bestaan, niet voetstoots kan besloten worden dat alle Seveso-inrichtingen uitgesloten zijn. De zoneringskaarten geven een ruwe aanduiding i.v.m. Seveso-mogelijkheden. Aan de hand van een gedetailleerde QRA kan nog steeds aangetoond worden of voldaan wordt aan de criteria met betrekking tot externe veiligheid. Verder is ook belangrijk om te weten, dat niet alle Seveso-inrichtingen grote veiligheidsrisico s inhouden naar de externe omgeving. Bedrijven met belangrijke hoeveelheden milieugevaarlijke stoffen, behoren ook tot de Seveso-inrichtingen, terwijl het risico voor de externe omgeving in de meeste gevallen beperkt is. Deze bedrijven dienen wel bijzondere (preventieve) maatregelen te treffen om milieuschade te beperken Indirecte mensrisico s Domino-effecten In dit deelonderzoek wordt het projectgebied geëvalueerd met betrekking tot het mogelijk optreden van domino-effecten bij een zwaar ongeval. De analyse werd uitgevoerd voor de aanwezige puntbronnen en lijnbronnen binnen de perimeter waarin Domino-effecten dienen geëvalueerd te worden (850 m), in het bijzonder: Invloed van het wegtransport op het projectgebied; Invloed van spoortransport op het projectgebied; Invloed van hoogspanningsleidingen op het projectgebied Invloed van een LPG station op het projectgebied Invloed van een aanwezig Lage drempel Seveso bedrijf Uit de evaluatie van Domino-effecten ten gevolge van wegtransport op de E40 (A18) blijkt dat de berekening naar het aantal bewegingen van gastankwagens die moeten plaatsgrijpen alvorens men enige faalkansverhoging dient toe te passen zeer groot is (BLEVE > 1553 en fakkelbrand > 2441 bewegingen per dag). Voor vloeistoftankwagens is het bekomen cijfer (> 66 bewegingen per dag) binnen de dagdagelijkse verwachtingen. We dienen echter op te merken SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 4 / pagina 2

100 i.k.v. Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne dat berekeningen zeer conservatief zijn uitgevoerd (ttz met P1 vloeistoffen die en vlampunt < 21 C hebben). Het is onwaarschijnlijk dat er dagelijks zoveel bewegingen zijn met P1 vloeistoffen. Bovendien is slechts een klein gedeelte van het bedrijfsterrein onderhevig aan gevolgen van een dergelijk incident. Voor spoortransport zijn gelijkaardige berekeningen gemaakt, weliswaar aangepast voor maximum snelheden op het spoor. Gelet op dichtheden bekomen voor wegvervoer worden relevante Domino-effecten niet verwacht. Door de aanwezigheid van bovengrondse hoogspanningsleidingen is de lokalisatie van een Seveso-activiteit onder de hoogspanning te vermijden. De aanwezige LPG opslagplaats is te ver verwijderd van het bedrijfsterrein. Ook de afstand tot de site Suikerfabriek resulteert niet in een relevante risicoverhoging. Het laagdrempel Sevesobedrijf Deva-Fyto heeft geen opslag voor ontvlambare gassen. Derhalve kan besloten worden dat de ruimtelijke scheiding voldoende is om geen Dominoeffecten te verwachten. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 4 / pagina 3

101 i.k.v. Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne Milieurisico s In dit deelonderzoek werd het aspect milieurisico s onderzocht. Aangegeven werd dat tot op heden geen toetsingskader bestaat met betrekking tot milieurisico s. In dit RVR worden dan ook enkel aandachtspunten op kwalitatieve basis geïdentificeerd en besproken. Aanbevolen wordt dat eventuele Seveso-inrichtingen voldoende maatregelen treffen om ongevallen met effecten naar het milieu te vermijden en de gevolgen ervan te beperken, dit in het bijzonder naar verontreiniging van het oppervlaktewater. Dit kan gebeuren zowel door technische maatregelen als door organisatorische maatregelen. Bovendien dienen de nodige interventiemiddelen aanwezig te zijn teneinde de gevolgen van een eventueel ongeval te beperken Analyse van eventuele bijkomende inplantingen Momenteel bevinden zich geen ondergrondse hoge druk leidingen met brandbare gassen, in het projectgebied. Bij eventuele realisatie van dergelijke leidingen in de toekomst wordt aanbevolen om tenminste een scheidingsafstand van 50 meter te hanteren. Indien deze ruimtelijke scheiding niet gerespecteerd wordt, dient een gedetailleerde domino-analyse uitgevoerd te worden. Hoewel er momenteel geen windturbines in de onmiddellijke nabijheid aanwezig zijn, bestaan er sedert enkele jaren plannen om windturbines te plaatsen in de omgeving van Veurne. Er is sprake van locaties langs de E40 (A18) en langs de Lovaart. Met betrekking tot die mogelijke inplanting van windturbines, willen we er op wijzen dat indien windturbines (tot 3 MW) binnen de 250 meter van een Seveso-installatie worden ingeplant, een domino-analyse moet uitgevoerd worden. Verder dient opgemerkt te worden dat tussen windturbines en ondergrondse leidingen met Seveso-producten eveneens een scheidingsafstand dient gerespecteerd te worden. Faling van de windturbine kan immers leiden tot het falen van de ondergrondse leiding. Indien de ruimtelijke scheiding tussen de ondergrondse leiding en de windturbine mast kleiner is dan de masthoogte, dient een detail studie uitgewerkt te worden. De hedendaagse 2-3MW turbines hebben een typische masthoogte van ca. 100 m. Indien er in de toekomst aanleg van ondergrondse leidingen wordt ingepland, dienen er vooraf berekeningen te worden gemaakt om de effecten op bestaande Seveso-inrichtingen te evalueren. Met de resultaten van die berekeningen dient er rekening gehouden te worden bij de aanleg van die ondergrondse leidingen. In het gebied dat wordt afgebakend door een perimeter van 850 meter, met betrekking tot evaluatie van potentiële Domino-effecten, bevinden zich geen andere externe gevarenbronnen dan hierboven beschreven. Indien deze naderhand toch worden voorzien, dient men bij de uitvoering van de plaatsingswerken rekening te houden met de geldende voorschriften. Bijvoorbeeld voor hoge druk leidingen met brandbare gassen dient men een afstand van minimaal 50 meter tot de op dat ogenblik reeds ingeplante Seveso-bedrijven in acht nemen. SGS Belgium NV Oktober 2011 Deel 4 / pagina 4

102 BIJLAGEN

103 BIJLAGE 1 : OVERZICHTSKAART : AFBAKENINGSLIJN + AANDUIDING PLANGEBIEDEN DEELRUP S BIJLAGE 2 : KAARTENBUNDEL BIJLAGE 3 : ZONERINGSKAARTEN BIJLAGE 4: METHODIEK SGS Belgium NV Oktober 2011 B

104 BIJLAGE 1 : OVERZICHTSKAART : AFBAKENINGSLIJN + AANDUIDING PLANGEBIEDEN DEELRUP S SGS Belgium NV Oktober 2011 B2

105 DEELRUP PROOSTDIJKVAART SGS Belgium NV Oktober 2011 B2

106 DEELRUP SUIKERFABRIEK Totaalbeeld van het project (april 2011) 1 1 Toelichting afbakening kleinstedelijk gewest Veurne( juni 2011), pagina 43 SGS Belgium NV Oktober 2011 B2

107 Opsplitsing Suikerfabriek in deelgebieden (april 2011) 2 Stedenbouwkundige voorschriften suikerfabriek Momenteel is geen Ruimtelijk Uitvoeringsplan beschikbaar voor de site van de oude Suikerfabriek. Daar deze site onlosmakelijk verbonden is met het centrum van Veurne en dus noodzakelijkerwijze dient meegenomen te worden in het RVR voor het kleinstedelijk gebied van Veurne, hebben we ons gebaseerd op de meest recente informatie 3. In de toelichting naar de afbakening van dit kleinstedelijk gebied worden de plannen zoals voorzien in april 2011 weergegeven. Het project in kwestie heeft reeds een belangrijk traject doorlopen en we gaan er voor dit RVR van uit dat de huidige bestemming definitief is. Indien er alsnog belangrijke wijzigingen bijvoorbeeld naar incorporatie van kwetsbare locaties binnen dit project, zouden optreden, dan dient er een nieuw RVR opgesteld dat rekening houdt met herbestemmingen binnen dit gebied. Voor een situering van de site van de Suikerfabriek verwijzen we naar kaart 4 in bijlage 2, waar de tot vandaag weerhouden situatie staat ingekleurd op een topografische kaart van Veurne en omgeving. 2 Toelichting afbakening kleinstedelijk gewest Veurne( juni 2011), pagina 42 3 Plan MER Afbakening kleinstedelijk gewest Veurne( mei 2011), pagina SGS Belgium NV Oktober 2011 B2

108 DEELRUP GASTHUISSTRAAT SGS Belgium NV Oktober 2011 B2

109 BIJLAGE 2 : KAARTENBUNDEL SGS Belgium NV Oktober 2011 B2

110 LEGENDE kleinstedelijk gebied Veurne Studiegebied = 2 km DeelRUP's Kaart 1: Situering projectgebied en studiegebied op topografische kaart Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebeid Veurne

111 LEGENDE Suikerfabriek Andere bestemming bijkomend woongebied Brikkerijstraat zonevreemd gebied met No Window woonfunctie Dichtstbijzijnde kwetsbare locaties (alle kwetsbare locaties zie kaart 6) Woon- en woonuitbreidingsgebied studiegebied = 2 km Projectgebied Kaart 2: Relevante aandachtsgebieden (op kaart 6 staan alle relevante kwetsbare locaties aangegeven) Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebeid Veurne

112 LEGENDE kleinstedelijk gebied Veurne DeelRUP's studiegebied = 2 km Kaart 3 : Situering projectgebied en studiegebied op gewestplan Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

113 LEGENDE toewijzing zones Suikerfabriek Afbakeningslijn Industriegebied bijkomende gebieden met woonfunctie park- en groenzone zonevreemde woningen Brikkerijstraat Kaart 4 : toewijzing zones RUP Suikerfabriek Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

114 LEGENDE kleine waterlopen grote waterlopen studiegebied = 2 km Deel RUP's Kaart 5 : Waterlopen binnen projectgebied Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht steengracht Kanaal Veurne - - Nieuwpoort Lovaart Kanaal Duinkerke - Veurne Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart Bergenvaart

115 LEGENDE Kwetbare locaties Zieken- en ouderenzorg Scholen Domino perimeter (850 m) Projectgebied No Window Studiegebied = 2 km 8 7 D F E 9 10 Puntbronnen Deva-Fyto LPG Station No Window I I 2 A, C 11 B J Kaart 6: Kwetsbare locaties binnen studiegebied 1 Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebeid Veurne

116 LEGENDE Puntbronnen Veurne Deva-Fyto LPG opslag Spoorweg Hoogspanning No Domino Window perimeter (= 850 m) DeelRUP's No Window I I J Kaart 7 : Lijn- en puntbronnen Microsoft Bing 2011 Microsoft Corporation Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebeid Veurne

117 N330

118 LEGENDE Relevante (Deel) RUP's Suikerfabriek Gasthuisstraat Petit-Paris No Window Zannekinlaan Proostdijkstraat Relevante BPA's Wulpendammestraat Zannekinlaan Zuidburgweg Rodestraat Rodestraat Industrieterrein Veurne I Hoeve Duyvecoote Studiegebied 2 km Kaart 9: Situering relevante deelgebieden kleinstedelijk gebied Veurne Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebeid Veurne

119 BIJLAGE 3 : ZONERINGSKAARTEN SGS Belgium NV Oktober 2011 B3

120 LEGENDE afbakening DeelRUP's en Suikerfabriek < 75 ton No Window < 50 ton < 20 ton < 10 ton Afbakening Veurne I Kaart : Zonering brandgevaarlijke gassen bovengronds Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

121 LEGENDE afbakening DeelRUP's en Suikerfabriek < 500 ton No Window < 200 ton < 100 ton No Window < 50 ton Afbakening Veurne I Kaart : Zonering brandgevaarlijke gassen ondergronds Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

122 LEGENDE afbakening DeelRUP's en Suikerfabriek < 1000 ton No < 500 Window ton < 250 ton No Window < 100 ton Afbakening Veurne I Kaart : Zonering brandgevaarlijke vloeistoffen Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

123 LEGENDE afbakening DeelRUP's en Suikerfabriek < 25 ton < No 10 Window ton No < 5 Window ton No < 1 Window ton Afbakening Veurne I Kaart : Zonering opslag toxische gassen (chloor) Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

124 LEGENDE afbakening DeelRUP's en Suikerfabriek < 500 ton < No 250 Window ton No < No 100 Window ton No No Window < No 50 Window ton Afbakening Veurne I Kaart : Zonering opslag toxische gassen (ammoniak) Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

125 LEGENDE afbakening DeelRUP's en Suikerfabriek < 15 ton No Window < 10 ton No < Window 5 ton No Window No Window < 1 ton Afbakening Veurne I Kaart : Zonering opslag toxische vloeistoffen (broom) Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

126 LEGENDE afbakening DeelRUP's en Suikerfabriek < 100 ton No < 50 Window ton No < 25 Window ton No No Window No < 10 Window ton afbakening Veurne I Kaart : Zonering opslag toxische vloeistoffen (acrylonitril) Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

127 LEGENDE afbakening DeelRUP's en Suikerfabriek < kg No < Window kg No < 5000 Window kg No No Window No < 2500 Window kg < 1000 kg Afbakening Veurne I Kaart : Zonering opslag ontplofbare stoffen (als TNT) Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

128 LEGENDE afbakening DeelRUP's en Suikerfabriek Brandweer ter plaatse < 15 min No Window Brandweer ter plaatse < 6 min No Window No No Window Brandweer (cat 1) ter No plaatse Window aanwezig Sprinklerinstallatie ter plaatse aanwezig Afbakening Veurne I Kaart : Zonering voor opslagmagazijnen tot en met 2500 m² Schaal : 1 / A4 Ruimtelijk Veiligheidsrapport i.k.v. PRUP Afbakening kleinstedelijk gebied Veurne

129 BIJLAGE 4 : METHODIEK a bc SGS Belgium NV Oktober 2011 B4

130 NOTA: METHODIEK RUIMTELIJKE VEILIGHEIDSRAPPORTAGE versie 2.0 SGS Belgium NV Environmental Services Polderdijkweg 16 Haven 407 B-2030 Antwerpen Tel: 03/ Fax: 03/ SGS Belgium NV Oktober 2011 B2

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Ruimtelijk Veiligheidsrapport E17/4 Eindrapport Opdrachtgever Provincie Oost-Vlaanderen Projectnummer 09.0436 DIRECTIE RUIMTE Dienst Ruimtelijke Planning W. Wilsonplein 2 juli

Nadere informatie

HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT

HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT HOOFDSTUK 4. ALGEMEEN BESLUIT INHOUD 4. ALGEMEEN BESLUIT...1 4.1 INLEIDING...1 4.2 SAMENVATTING EN BESLUIT...1 4.2.1 Directe mensrisico s...1 4.2.2 Indirecte mensrisico s Domino-effecten...2 4.2.3 Milieurisico

Nadere informatie

Ruimtelijke Veiligheid

Ruimtelijke Veiligheid Ruimtelijke Veiligheid Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Dienst Veiligheidsrapportering http://www.lne.be/themas/veiligheidsrapportage Marc Bogaert DEEL I. De dienst Veiligheidsrapportering

Nadere informatie

Ruimtelijke Veiligheidsrapportage

Ruimtelijke Veiligheidsrapportage Ruimtelijke Veiligheidsrapportage Nadere uitwerking Economisch Netwerk Albertkanaal bob.gorrens@sgs.com Ruimtelijk veiligheidsrapport ENA Basiswetgeving Ruimtelijk Veiligheidsrapport : Art. 12 van de Seveso

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Ruimtelijk Veiligheidsrapport Herstructurering bestaand bedrijventerrein Hannekenshoek Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert

Nadere informatie

DEEL 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN

DEEL 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN DEEL 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN INHOUD 2. RISICO S ZWARE ONGEVALLEN...1 2.1 INLEIDING...1 2.1.1 Omkadering...1 2.1.2 Aandachtsgebieden...2 2.1.3 Seveso-inrichtingen...2 2.2 METHODIEKEN...4 2.2.1 Inleiding

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Ruimtelijk Veiligheidsrapport Nieuw watergebonden en gemengd regionaal bedrijventerrein Heirenbroek Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Geel Liessel Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Olen Lammerdries Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel

Nadere informatie

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST

Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST Provinciaal Ruimtelijk Uitvoeringsplan AFBAKENING VAN HET STRUCTUURONDERSTEUNEND KLEINSTEDELIJK GEBIED KNOKKE-HEIST DEFINITIEVE VASTSTELLING SEPTEMBER 2011 STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN Inhoudstafel

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein met watergebonden karakter Kolenhaven Lummen Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505496 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Stekene en Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Stekene en Sint-Gillis-Waas

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1602849 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Sint-Gillis-Waas - PRUP 'Reconversie verblijfsrecreatie Sint-Gillis-Waas fase 1' Definitieve

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Antwerpen-Kanaal Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel Bedrijventerrein

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 25 september 2014 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Oude kanaalarm Puurs

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Wommelgem-Ranst Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19 bus 11 B-1210 Brussel Bedrijventerrein

Nadere informatie

Legende Afbakeningslijn deelrup Proostdijkvaart. deelrup Gasthuisstraat. Bron. Basiskaart Topografische kaart NGI 1/10.000, OC GIS-Vlaanderen

Legende Afbakeningslijn deelrup Proostdijkvaart. deelrup Gasthuisstraat. Bron. Basiskaart Topografische kaart NGI 1/10.000, OC GIS-Vlaanderen Legende Afbakeningslijn deelrup Proostdijkvaart Kaart 0.1. - RUP Afbakeningslijn Situering deelgebieden en planuitsnedes Topografische kaart NGI 1/10.000, OC GIS-Vlaanderen 0 50 100 200 m P:\240207\G\GIS\PRUP

Nadere informatie

MODULE 3. PRESENTATIE VAN DE OMGEVING

MODULE 3. PRESENTATIE VAN DE OMGEVING MODULE 3. PRESENTATIE VAN DE OMGEVING Zowel het omgevingsveiligheidsrapport als het Samenwerkingsakkoord-veiligheidsrapport dient deze module te bevatten. De te beschrijven zone wordt bepaald door de berekende

Nadere informatie

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving

Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van tot wijziging van diverse besluiten, wat betreft de oprichting van het beleidsdomein Omgeving Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 12

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Ruimtelijk Veiligheidsrapport Regionaal bedrijventerrein Lanaken Eindrapport Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1502705 Provincieraadsbesluit betreft Aalst, Berlare, Haaltert, Lede, Sint-Niklaas en Stekene - PRUP 'Reconversie zones voor verblijfsrecreatie

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 februari 2018 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakening kleinstedelijk

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Afbakeningslijn Heist-op-den-

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport Maatschappelijke zetel Kantoor Leuven Kantoor Drongen Kantoor Louvain-La-Neuve Rogierlaan 349, bus 4 Remy-site Deinsesteenweg 114 Ctre d Entreprise & d Innovation 1030 Brussel Vaartdijk 3, bus 202 9031

Nadere informatie

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN

ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN ADVIES VAN 28 JANUARI 2015 OVER HET VOORONTWERP RUP INSTEEKHAVEN LUMMEN SARO KONING ALBERT II-LAAN 19 BUS 24 1210 BRUSSEL INHOUD I. SITUERING... 2 II. ALGEMENE BEOORDELING... 3 III. UITGEBREID PLANNINGS-

Nadere informatie

LEIDRAAD KENNISGEVING

LEIDRAAD KENNISGEVING LEIDRAAD KENNISGEVING Handleiding voor het opstellen van een kennisgeving in het kader van het Samenwerkingsakkoord Versie 1.1. 01/02/2016 www.lne.be INLEIDING Volgens artikel 7 van het Samenwerkingsakkoord

Nadere informatie

LEIDRAAD KENNISGEVING

LEIDRAAD KENNISGEVING LEIDRAAD KENNISGEVING Handleiding voor het opstellen van een kennisgeving in het kader van het Samenwerkingsakkoord Versie 2.0-01/04/2019 www.omgevingvlaanderen.be INLEIDING Volgens artikel 7 van het

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 26 januari 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP De Beunt Lier voorlopige

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018 Wijgmaal Belgium Tel : (016) 31 70 80 Fax : (016) 31 70 81 E-mail : info@sertius.be http://www.sertius.be Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1505760 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Zwalm - provinciaal RUP Reconversie verblijfsrecreatie Rekegemstraat Definitieve vaststelling.

Nadere informatie

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING

NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING NIET-TECHNISCHE SAMENVATTING Ruimtelijk Veiligheidsrapport op planniveau Opdrachtgever : juli 2007 Vlaamse Overheid Departement RWO Afdeling Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw Koning Albert II-laan 19

Nadere informatie

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN

PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN " Afbakening kleinstedelijk gebied Waregem op het grondgebied Zulte " Deel 2: Grafisch plan Stedenbouwkundige voorschriften mei 2012 Deel 2: Grafisch plan en stedenbouwkundige

Nadere informatie

N16 Scheldebrug Temse-Bornem

N16 Scheldebrug Temse-Bornem gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bijlage III: toelichtingsnota tekst colofon Vlaams Ministerie Ruimtelijke Ordening, Woonbeleid en Onroerend Erfgoed Departement RWO - Ruimtelijke Planning Phoenixgebouw

Nadere informatie

Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN DEELRUP E17-1 GRAFISCH PLAN - KAARTENBUNDEL JUNI 2012 NOVEMBER 2015

Afbakening kleinstedelijk gebied Lokeren PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN DEELRUP E17-1 GRAFISCH PLAN - KAARTENBUNDEL JUNI 2012 NOVEMBER 2015 PROVINCIAAL RUIMTELIJK UITVOERINGSPLAN DEELRUP E17-1 GRAFISCH PLAN - KAARTENBUNDEL JUNI 2012 NOVEMBER 2015 Gezien en voorlopig vastgesteld door de provincieraad in vergadering van.. op bevel, De Provinciegriffier

Nadere informatie

13 Bedrijventerrein voor kantoren en kantoorachtigen en bedrijven van lokaal belang Keppekouter

13 Bedrijventerrein voor kantoren en kantoorachtigen en bedrijven van lokaal belang Keppekouter 13 Bedrijventerrein voor kantoren en kantoorachtigen en bedrijven van lokaal belang Keppekouter 84 A Relatie met het afbakeningsproces In de hypothese van gewenste ruimtelijke structuur van het regionaalstedelijk

Nadere informatie

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT. Provinciaal RUP Afbakening kleinstedelijk gebied Halle verordenend deel. Directie infrastructuur dienst ruimtelijke ordening

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT. Provinciaal RUP Afbakening kleinstedelijk gebied Halle verordenend deel. Directie infrastructuur dienst ruimtelijke ordening PROVICIE VLAAMS-BRABAT Directie infrastructuur dienst ruimtelijke ordening Vragen naar Daan Demey Telefoon fax 0-7 07 / 0- e-mail ruimtelijkeplanning@vlaamsbrabant.be Dossiernummer Ons kenmerk 000_0 Datum

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende de voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Scheldepolders Hingene in Bornem DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018 Wijgmaal Belgium Tel : (016) 31 70 80 Fax : (016) 31 70 81 E-mail : info@sertius.be http://www.sertius.be Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Nadere informatie

Veurne - Westkust. 1. Toeristisch recreatiepark (KB 6/12/76)

Veurne - Westkust. 1. Toeristisch recreatiepark (KB 6/12/76) Veurne - Westkust 1. Toeristisch recreatiepark (KB 6/12/76) 0410 De gebieden voor toeristische recreatieparken die op de kaarten welke de bestemmingsgebieden omschrijven, in oranje gekleurd en met de letters

Nadere informatie

RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN HECHTEL-EKSEL KAARTENBUNDEL

RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN HECHTEL-EKSEL KAARTENBUNDEL Provincie Limburg Arrondissement Maaseik Gemeente Hechtel-Eksel RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN HECHTEL-EKSEL KAARTENBUNDEL november 2006 Gemeente Hechtel-Eksel Don Boscostraat 5 3940 Hechtel-Eksel Tel: (011)

Nadere informatie

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR

PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR PROCEDURE SWAVR_P01 OPMAAK EN INDIENEN VAN EEN SWA-VR Versie 01/02/2017 INHOUD 1. Doel 2 2. toepassingsgebied 2 3. Tijdslijn 3 4. Aanverwante wetgeving en documenten 4 5. Verantwoordelijkheden 4 6. Werkwijze

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Openruimtegebieden Beneden-Nete DE VLAAMSE REGERING, Gelet op de Vlaamse Codex

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018 Wijgmaal Belgium Tel : (016) 31 70 80 Fax : (016) 31 70 81 E-mail : info@sertius.be http://www.sertius.be Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 24 september 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Uitvoering RSPA : PRUP Marnixdreef Lier voorlopige

Nadere informatie

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018 Wijgmaal Belgium Tel : (016) 31 70 80 Fax : (016) 31 70 81 E-mail : info@sertius.be http://www.sertius.be Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Nadere informatie

Art. 14. Art. 15. Art. 16.

Art. 14. Art. 15. Art. 16. N. 2000 2153 [C 2000/35885] 17 JULI 2000. Besluit van de Vlaamse regering tot wijziging van het besluit van de Vlaamse regering van 17 oktober 1988 tot aanwijzing van speciale beschermingszones in de zin

Nadere informatie

AMINAL-richtlijn betreffende milieurisicoanalyse in veiligheidsrapporten

AMINAL-richtlijn betreffende milieurisicoanalyse in veiligheidsrapporten AMINAL-richtlijn betreffende milieurisicoanalyse in veiligheidsrapporten Inleiding In het eindrapport van de onderzoeksopdracht Milieurisicoanalyse in veiligheidsrapporten (januari 2005) wordt voor het

Nadere informatie

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV

Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningslijn Aftakking Lokeren 150kV Bijlage III: TOELICHTINGSNOTA TEKST + KAARTEN colofon Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement Leefmilieu

Nadere informatie

Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik Van Eyck

Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik Van Eyck definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Hoogspanningsstation Kinrooi-Maaseik Van Eyck Bijlage III: TOELICHTINGSNOTA TEKST EN KAARTEN colofon Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap Departement

Nadere informatie

Roeselare - Tielt. 1. Reservegebieden voor woonwijken (KB 17/12/79)

Roeselare - Tielt. 1. Reservegebieden voor woonwijken (KB 17/12/79) Roeselare - Tielt 1. Reservegebieden voor woonwijken (KB 17/12/79) 0180 De gebieden die als "reservegebied voor woonwijken" zijn aangeduid, kunnen op initiatief van de gemeente of de vereniging van gemeenten

Nadere informatie

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING,

Vlaamse Regering DE VLAAMSE REGERING, Vlaamse Regering Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oosterweelverbinding DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/6 Uitvoering RSPA : PRUP Langveld Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Ruimtelijk Veiligheidsrapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018 Wijgmaal Belgium Tel : (016) 31 70 80 Fax : (016) 31 70 81 E-mail : info@sertius.be http://www.sertius.be Ruimtelijk Veiligheidsrapport

Nadere informatie

Besluit van de Deputatie

Besluit van de Deputatie 3e Directie Dienst 33 Ruimtelijke ordening en Stedenbouw aanwezig André Denys, gouverneur-voorzitter Besluit van de Deputatie Alexander Vercamer, Marc De Buck, Peter Hertog, Jozef Dauwe, Eddy Couckuyt,

Nadere informatie

Legende: RUP Suikerfabrieksite RUP Proosdijkvaart RUP afbakening

Legende: RUP Suikerfabrieksite RUP Proosdijkvaart RUP afbakening 0 250 500 1.000 1.500 2.000 zeer lage waardering lage waardering matige waardering hoge waardering zeer hoge waardering kaart 11: Landbouwtyperingskaart P:\240207\MER\G\GIS\kaarten\240207_MER afb Veurne_lbtk_PDR_02.mxd

Nadere informatie

LEIDRAAD AANDACHTSGEBIEDEN

LEIDRAAD AANDACHTSGEBIEDEN //////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////////// LEIDRAAD AANDACHTSGEBIEDEN Versie 1.0-01/06/2015

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 28 mei 2015 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/1 Ruimtelijke ordening. Uitvoering RSPA : PRUP Oude

Nadere informatie

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed;

DE VLAAMSE REGERING, Gelet op het decreet van 25 januari 2014 betreffende het onroerend erfgoed; Besluit van de Vlaamse Regering houdende voorlopige vaststelling van het ontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan 'Kustpolders tussen Oudenburg, Jabbeke en Stalhille' DE VLAAMSE REGERING, Gelet

Nadere informatie

Kaart 1: Ruimtelijke visie op Vlaanderen (RSV)

Kaart 1: Ruimtelijke visie op Vlaanderen (RSV) Kaart 1: Ruimtelijke visie op Vlaanderen (RSV) PRUP regionaal bedrijventerrein Kaart 2: Selectie economische knooppunten en economisch netwerk (RSV) PRUP regionaal bedrijventerrein Kaart 3: Planningsprocessen

Nadere informatie

RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent

RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent RUP Stedelijk Wonen versterkt woonbeleid Stad Gent Het Gentse stadsbestuur maakt een thematisch ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) op, het RUP Stedelijk Wonen. Daarmee wil de Stad stedenbouwkundige problemen

Nadere informatie

PlanMer Regenboogstadion Waregem Situering plangebied op macroschaal Legende

PlanMer Regenboogstadion Waregem Situering plangebied op macroschaal Legende plangebied Vijfseweg Noorderlaan Noorderlaan Oosterlaan Oosterlaan Noorderlaan Kruishoutemsew Westerlaan Zuiderlaan Expresweg Jozef Duthoystraat Westerlaan Stormestraat Meersstraat Zuiderlaan Zuiderlaan

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse Regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge

gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening regionaalstedelijk gebied Brugge Bijlage VI: Ruimtelijk Veiligheidsrapport (RVR) Definitief Definitief gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan afbakening

Nadere informatie

Situering van de gemeente Kaart 2: Vleteren ten tijde van Ferraris Datum April 2000 verschaald

Situering van de gemeente Kaart 2: Vleteren ten tijde van Ferraris Datum April 2000 verschaald Situering van de gemeente Kaart 1: Situering van Vleteren in West-Vlaanderen Datum April 2000 verschaald KOKKE-HEIST BLAKEBERGE DE HAA ZUIEKERKE DAMME BREDEE OOSTEDE BRUGGE OUDEBURG JABBEKE MIDDELKERKE

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Wetteren afdeling WETTEREN 2 AFD, sectie E met perceelnummer 0397/00P000 [42302E0397/00P000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Wetteren afdeling WETTEREN 2 AFD, sectie E met perceelnummer 0397/00P000 [42302E0397/00P000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0058751 Datum opzoeking themabestand: 6/04/2018 Referentienummer: MDK 3758 Zoekdata: Van Cromphoutstraat 23, 9230 - Wetteren

Nadere informatie

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent - Temse Verslag plenaire vergadering

voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent - Temse Verslag plenaire vergadering voorontwerp van gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Oostelijke Tangent te Sint-Niklaas - Verslag plenaire vergadering 8 juli 2015 Ruimte Vlaanderen Afdeling Gebieden en Projecten Koning Albert II-laan

Nadere informatie

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen

Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening grootstedelijk gebied Antwerpen Bijlage III d ruimtelijk veiligheidsrapport SERTIUS CVBA Environmental & Safety Services Vaartdijk3, bus 202 3018

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Hasselt afdeling HASSELT 4 AFD, sectie E met perceelnummer 0440/00F000 [71324E0440/00F000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Hasselt afdeling HASSELT 4 AFD, sectie E met perceelnummer 0440/00F000 [71324E0440/00F000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0091350 Datum opzoeking: 1/06/2018 Referentienummer: Paul Bellefroidlaan 29 Zoekdata: Paul Bellefroidlaan 29, 3500 - Hasselt

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/4 Uitvoering RSPA : PRUP Kerselaarlaan Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

Briefadvies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage

Briefadvies over het ontwerpbesluit van de Vlaamse Regering houdende nadere regels inzake de ruimtelijke veiligheidsrapportage Wetstraat 34-36, B- 1040 Brussel Tel: 02 209 01 11, fax: 02 217 70 08 www.serv.be Kliniekstraat 25, 4 de verdieping, B-1070 Brussel tel: 02/558.01.30, fax: 02/558.01.31 info@minaraad.be - www.minaraad.be

Nadere informatie

Oostende - Middenkust

Oostende - Middenkust Oostende - Middenkust 1. Toeristisch recreatiepark (KB 26/01/76) 0410 De gebieden voor toeristische recreatieparken die op de kaarten welke de bestemmingsgebieden omschrijven en oranje gekleurd en met

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1401379 Provincieraadsbesluit betreft Voorlopige vaststelling van de PRUP's Eeklo-Maldegem en E40 van Aalter tot Aalst agendering provincieraad

Nadere informatie

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004

Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier. MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgevingsdossier MER-forum 10 juni 2004 Inleiding MER-forum 10 juni 2004 Aanbevelingen voor het opstellen van een kennisgeving (project-m.e.r.) Inhoud van de

Nadere informatie

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport Ruimtelijk VeiligheidsRapport bij het voorontwerp Provinciaal Ruimtelijk UitvoeringsPlan Ooievaarsnest te Puurs in opdracht van Dienst Ruimtelijke Planning Provincie Antwerpen SERTIUS CVBA RVR\17\02 Revisie:

Nadere informatie

PRUP site Braem nv Handel in/van onderdelen en tweedehandsvrachtwagens te Handzame (Kortemark)

PRUP site Braem nv Handel in/van onderdelen en tweedehandsvrachtwagens te Handzame (Kortemark) Toelichting ontwerp PRUP site Braem nv Handel in/van onderdelen en tweedehandsvrachtwagens te Handzame (Kortemark) Infoavond 13 december 2016 Algemene toelichting i.k.v. voorlopige vaststelling door provincieraad

Nadere informatie

p r o v i n Ruimte College van burgemeester en schepenen Maastrichterstraat TONGEREN Geacht college

p r o v i n Ruimte College van burgemeester en schepenen Maastrichterstraat TONGEREN Geacht college 2015-04-16 p r o v i n Directie Ruimte College van burgemeester en schepenen Maastrichterstraat 10 3700 TONGEREN Dienst Ruimtelijke Planning en Beleid Geacht college Betreft: uw verzoek tot raadpleging

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/3 Uitvoering RSPA : PRUP Het Spek Heist-op-den-Berg

Nadere informatie

GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN ASSENEDE. ONTWERP GRS Bindend deel

GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN ASSENEDE. ONTWERP GRS Bindend deel GEMEENTELIJK RUIMTELIJK STRUCTUURPLAN ASSENEDE ONTWERP GRS Bindend deel Identificatienummer : 104792414/kja Datum Status/beschrijving revisie Paraaf 21.05.2007 Voorontwerp GRS 2007 jpa 20.03.2008 Ontwerp

Nadere informatie

Niet-technische samenvatting Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Niet-technische samenvatting Ruimtelijk VeiligheidsRapport Niet-technische samenvatting Ruimtelijk VeiligheidsRapport in het kader van het Gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Afbakening regionaalstedelijk gebied Hasselt-Genk in opdracht van Ministerie van Economie,

Nadere informatie

MODULE 24. MILIEURISICOANALYSE

MODULE 24. MILIEURISICOANALYSE MODULE 24. MILIEURISICOANALYSE Deze methode is nog gebaseerd op de Nederlandse subselectiemethode. Eenmaal de in ontwikkeling zijnde Vlaamse Selectiemethode beschikbaar is zal de dienst VR een nieuw onderzoeksproject

Nadere informatie

Resultaat opvraging perceel gelegen in Gent afdeling GENT 16 AFD, sectie K met perceelnummer 0567/00P000 [44816K0567/00P000]

Resultaat opvraging perceel gelegen in Gent afdeling GENT 16 AFD, sectie K met perceelnummer 0567/00P000 [44816K0567/00P000] Informatievraag Vlaamse Voorkooprechten Gegevens opvraging Ordernummer: O2018-0027558 Datum opzoeking themabestand: 19/02/2018 Referentienummer: MDK 3742 Zoekdata: Zonnebloemstraat 98, 9000 - Gent Datum

Nadere informatie

Provincieraadsbesluit

Provincieraadsbesluit directie Ruimte dienst Ruimtelijke Planning dossiernummer: 1205330 Provincieraadsbesluit betreft verslaggever Provinciaal RUP "Afbakening kleinstedelijk gebied Geraardsbergen" Definitieve vaststelling

Nadere informatie

Ingevolge de wet op de ruimtelijke ordening en stedenbouw dd. 29 maart Nog steeds hét juridisch planninginstrument in Watou

Ingevolge de wet op de ruimtelijke ordening en stedenbouw dd. 29 maart Nog steeds hét juridisch planninginstrument in Watou Structuurplan "De Watounaar" Bewonersplatform Watou. Ruimtelijke Ordening Watou. De diverse planinstrumenten van toepassing op het grondgebied van Poperinge. Ingevolge de wet op de ruimtelijke ordening

Nadere informatie

HANDLEIDING EXTERNE VEILIGHEID IN MER

HANDLEIDING EXTERNE VEILIGHEID IN MER Vlaamse overheid Departement Leefmilieu, Natuur en Energie Afdeling Milieu-, Natuur- en Energiebeleid Dienst Mer Koning Albert II-laan 20 bus 8 1000 BRUSSEL Tel: 02/553.80.79 e-mail: mer@vlaanderen.be

Nadere informatie

gewenste ruimtelijke structuur voor Sint-Truiden

gewenste ruimtelijke structuur voor Sint-Truiden gewenste ruimtelijke structuur voor Sint-Truiden stad sint-truiden - rup recastrip brustem - kaart 1 secundaire verbindingsweg met laanbeplanting beekvalleien te ontwikkelen als natuurlijke dragers met

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 13 december 2017 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/6 Uitvoering RSPA : PRUP Stadrandbos Greesbos

Nadere informatie

LEGENDE : Kaart 1 : Situering Wetteren AFBAKENING STEDELIJK GEBIED WETTEREN. Datum : mei Opdrachtgever : Provincie Oost-Vlaanderen.

LEGENDE : Kaart 1 : Situering Wetteren AFBAKENING STEDELIJK GEBIED WETTEREN. Datum : mei Opdrachtgever : Provincie Oost-Vlaanderen. LEGENDE : P:\245522\G\FASE 10\GIS\Kaarten\situering_A4_sdu.mxd Kaart 1 : Situering Wetteren 0100- woongebied 0105- woonuitbreidingsgebied 0200- gebied voor gemeenschapsvoorzieningen en openbaar nut 0400-

Nadere informatie

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001

RUP Decof. Procesnota. Fase: Startnota. Mei Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 RUP Decof Procesnota Fase: Startnota Mei 2017 Plan_id: RUP_36008_214_00409_0001 Opgemaakt door: Pieter Himpe, ruimtelijk planner Nagekeken door: Joachim D eigens, ruimtelijk planner RUP Decof : Procesnota

Nadere informatie

Ruimtelijk VeiligheidsRapport

Ruimtelijk VeiligheidsRapport VR 2017 1301 DOC.0014/22 Ruimtelijk VeiligheidsRapport bij het Gewestelijk Ruimtelijk UitvoeringsPlan Closing the Circle in opdracht van Ministerie van Economie, Wetenschap en Innovatie Agentschap Ondernemen

Nadere informatie

Legende Grenslijn kleinstedelijk gebied Veurne deelrup Proostdijkvaart. deelrup Gasthuisstraat. Bron

Legende Grenslijn kleinstedelijk gebied Veurne deelrup Proostdijkvaart. deelrup Gasthuisstraat. Bron Legende deelrup Proostdijkvaart Kaart 1.1. - RUP Afbakeningslijn Bestaande feitelijke toestand : topografische kaart Topografische kaart NGI 1/10.000, OC GIS-Vlaanderen 0 50 100 200 m P:\240207\G\GIS\PRUP

Nadere informatie

Legende. PlanMer De Prijkels Deinze. Situering plangebied "De Prijkels" en zoekzones op gewestplan V N V.B

Legende. PlanMer De Prijkels Deinze. Situering plangebied De Prijkels en zoekzones op gewestplan V N V.B V V G Figuur 3.1.a : Situering plangebied "De rijkels" en zoekzones op gewestplan T Ontwerp afbakeningslijn Kleinstedelijk gebied plangebied M R O Andere zoekzones voor bedrijven R T 18219809.mxd gewijzigd

Nadere informatie

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota

ZELZATE RUP EUROHAL. Procesnota ZELZATE RUP EUROHAL 01.06.2018 WWW.VENECO.BE I. COLOFON Dit document is een publicatie van Gemeentebestuur Zelzate Grote Markt 1 9060 Zelzate Planid: RUP_43018_214_00006_00001 Versie Datum Omschrijving

Nadere informatie

A. Samenvatting van het dossier

A. Samenvatting van het dossier ADVIES VLAAMSE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING Ontwerp gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan Bestaand Regionaal Bedrijf MAKRO te Antwerpen en Wijnegem A. Samenvatting van het dossier A.1. Situering

Nadere informatie

antwoord op de uitgebrachte adviezen van de screeningsnota

antwoord op de uitgebrachte adviezen van de screeningsnota antwoord op de uitgebrachte adviezen van de screeningsnota RUP Koeisteerthofdreef stad Mortsel februari 2010 NOTA Inhoud 1. Inleiding... - 3-2. Advies provincie Antwerpen... - 3-3. Advies Agentschap R-O

Nadere informatie

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING,

VLAAMSE REGERING DE VLAAMSE REGERING, VLAAMSE REGERING Besluit van de Vlaamse regering houdende definitieve vaststelling van het gewestelijk ruimtelijk uitvoeringsplan voor de afbakening van de gebieden van de natuurlijke en de agrarische

Nadere informatie

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Knesselare. In opdracht van : Gemeentebestuur van Knesselare. Bindend gedeelte

Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Knesselare. In opdracht van : Gemeentebestuur van Knesselare. Bindend gedeelte Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Knesselare In opdracht van : Gemeentebestuur van Knesselare Bindend gedeelte Inhoud 1 RUIMTELIJKE KERNBESLISSINGEN VAN UIT DE GEWENSTE DEELSTRUCTUREN... 2 1.1 RUIMTELIJKE

Nadere informatie

Kortrijk. 1. Reservegebieden voor beperkte industriële uitbreiding (KB 4/11/77)

Kortrijk. 1. Reservegebieden voor beperkte industriële uitbreiding (KB 4/11/77) Kortrijk 1. Reservegebieden voor beperkte industriële uitbreiding (KB 4/11/77) 1082 De gebieden die als "reservegebieden voor beperkte industriële uitbreiding" zijn aangeduid, kunnen op initiatief van

Nadere informatie

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN

PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN PROVINCIERAAD VAN ANTWERPEN Vergadering van 22 september 2016 Verslag van de deputatie Bevoegd deputatielid: Luk Lemmens Telefoon: 03 240 52 65 Agenda nr. 2/2 Uitvoering RSPA : PRUP Averegten Heist-op-den-Berg

Nadere informatie