ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk OBN foto Marijn Nijssen

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk OBN foto Marijn Nijssen"

Transcriptie

1 ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk OBN foto Marijn Nijssen JAARPLAN 2017

2 Inhoud Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Inleiding 3 2 Het Kennisnetwerk OBN Doel en aard van het kennisnetwerk Organisatie van het kennisnetwerk Jaarcyclus Aandachtspunten Onderzoeksprojecten in Kennisagenda Nieuwe onderzoeksprojecten Beekdallandschap Droog zandlandschap Duin- en kustlandschap Heuvellandschap Laagveen- en zeekleilandschap Nat zandlandschap Rivierlandschap Cultuurlandschap 13 4 Kennisverspreiding en kennis delen Inleiding Communicatie Kennisnetwerk OBN Kennisverspreiding door de DT s 17 5 Begroting Kennisnetwerk OBN Financiering Uitgaven Werkzaamheden Deskundigenteams Kennisverspreiding en kennisdelen Werkzaamheden VBNE Inkomsten en uitgaven Kennisnetwerk OBN Bijlagen 1. Afwikkeling onderzoek periode in Stand van zaken onderzoeken uit jaarplannen Lopende onderzoeksprojecten ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Het Kennisnetwerk Ontwikkeling Beheer Natuurkwaliteit: is een onafhankelijk en innovatief platform waarin beheer, beleid en wetenschap op het gebied van natuurherstel en -beheer samenwerken; ontwikkelt en verspreidt kennis met als doel het structureel herstel en beheer van natuurkwaliteit.

3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Inleiding Door BIJ12 en EZ zijn in een samenwerkingsovereenkomst met de VBNE voor de periode 2014 t/m 2018 afspraken gemaakt over de doelstelling, aansturing, de werkwijze en de ondersteuning van het Kennisnetwerk OBN. De provincies hebben een budget van ,- per jaar ter beschikking gesteld voor de financiering van innovatief onderzoek in relatie tot natuurherstel dat op basis van de Kennisagenda OBN wordt uitgevoerd. Met het ministerie EZ is een subsidieovereenkomst over de basisfinanciering ( ,-/jaar) van het Kennisnetwerk OBN te besteden aan de activiteiten van de Deskundigenteams, communicatie en kennisverfoto Cora de Leeuw Het Kennisnetwerk Ontwikkeling en Beheer Natuurkwaliteit (OBN) is een onafhankelijk en innovatief platform waarin beheer, beleid en wetenschap op het gebied van natuurherstel en beheer samenwerken. Het kennisnetwerk heeft als centrale missie de ontwikkeling en verspreiding van kennis over strategieën en maatregelen met als doel het structureel herstel en beheer van natuurkwaliteit. BIJ12 heeft de verantwoordelijkheid voor de aansturing van het Kennisnetwerk OBN. De coördinatie van het kennisnetwerk is in handen van de Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE). spreiding (rapporten, nieuwsbrief, brochures, bijeenkomsten, website), monitoring, de aanbesteding van onderzoek en de werkzaamheden van de VBNE. De VBNE ondersteunt het Kennisnetwerk OBN. De concrete onderzoeksen communicatieprojecten worden (openbaar) aanbesteed en uitgevoerd door een breed scala aan kennisinstituten zowel uit Nederland als het buitenland en diverse zzp-ers (communicatie, ICT, vormgeving). Dit Jaarplan beschrijft de activiteiten die het Kennisnetwerk OBN in 2017 zal uitvoeren. Hierin worden twee inhoudelijke pijlers onderscheiden: kennisontwikkeling (nieuwe en lopende onderzoeksprojecten in resp. Hoofdstuk 3 en bijlagen 1 t/m 3) en de activiteiten ten behoeve van kennisverspreiding en kennis delen (Hoofdstuk 4). Hoofdstuk 2 geeft een korte beschrijving van het Kennisnetwerk OBN en een update van de betrokkenheid van BIJ12/de provincies bij het netwerk en de jaarcyclus in In Hoofdstuk 5 worden de inkomsten en uitgaven voor 2017 weergegeven. Voor een meer uitgebreide beschrijving van het Kennisnetwerk OBN en haar prioriteiten voor onderzoek wordt verwezen naar het Jaarverslag 2015 en de Kennisagenda

4 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Het Kennisnetwerk OBN foto Cora de Leeuw 2.1 DOEL EN AARD VAN HET KENNISNETWERK Het Kennisnetwerk OBN heeft als doel de ontwikkeling, ontsluiting, verspreiding en benutting van kennis over natuurherstel en -beheer in de breedste zin ten behoeve van Natura 2000, PAS, leefgebiedenbenadering, ontwikkeling van nieuwe natuur (het Nationaal Natuurnetwerk) en het cultuurlandschap. De vier doelen waar het bij OBN-kennisontwikkeling en -kennisverspreiding om draait zijn: 1. Effectief en efficiënt bos- en natuurbeheer; 2. Wegnemen van belemmeringen voor de economie: de kennisontwikkeling over herstel- en beheermaatregelen creëert ruimte voor ontwikkelingen (benutten en beleving); 3. Behalen van Europese doelen voor Natura 2000, biodiversiteit en KRW; 4. Benutten van de kansen voor de koppeling van natuurdoelen met andere maatschappelijke belangen: waterveiligheid, klimaatverandering, waterkwaliteit en waterkwantiteit, recreatie. De aard van het onderzoek dat door het OBN wordt uitgevoerd kenmerkt zich door probleem-gestuurd, langjarig en experimenteel onderzoek op veldschaal, gericht op de ontwikkeling en toetsing van innovatieve en praktijkgerichte maatregelen voor het herstel en beheer van natuurkwaliteit. Het onderzoek is vraag gestuurd omdat in coproductie door eigenaren/ beheerders van bos, natuur en cultuurgronden, overheden en onderzoekers kennislacunes worden geïdentificeerd, kennisvragen worden geformuleerd en vervolgens onderzoeksprojecten ontwikkeld. Deze tripartite samenwerking is de de gouden driehoek van de sector bos en natuur. Met de kennis uit het onderzoek worden evidence based maatregelen geformuleerd voor herstel, ontwikkeling en beheer van bos, natuur en cultuurgrond, die door beheerders/eigenaren kunnen worden toegepast in de dagelijkse (beheer)praktijk. Dit type onderzoek is voor een efficiënt en effectief natuurbeheer hoogst noodzakelijk. Dat is het ook voor beleid omdat de realisatie van beleidsdoelstellingen voor bijv. N2000 en de PAS afhangt van inzicht in effectieve maatregelen. Door een (openbaar) aanbestedingstraject wordt het onderzoek op de markt gebracht. De onderzoeksprojecten worden uitgevoerd door een breed scala aan kennisinstituten uit Nederland alsook uit het buitenland. De ontwikkelde kennis wordt op diverse manieren naar gebruikers (beheerders en beleidsmakers) verspreid. Dit zorgt voor toegang tot een groot (wetenschappelijk) kennisreservoir, aansluiting op kennisbehoefte en borging van kennis. Deze samenwerking maakt het Kennisnetwerk OBN (ook internationaal) tot een uniek kennisarrangement. Het Kennisnetwerk OBN is hiermee een onafhankelijk en innovatief platform waar men elkaar ontmoet, en waar kennis en meningen worden uitgewisseld. Enerzijds heeft het een duidelijke structuur met afspraken over organisatie en werkwijze. Anderzijds is het ook een netwerk waarvan de deelnemers elkaar goed kennen en vanuit deze informele kant snel kunnen schakelen en handelen. Beide kanten, formeel en informeel, zijn belangrijk voor het netwerk.

5 2. Kennisnetwerk OBN Kennisnetwerk OBN JAARPLAN ORGANISATIE VAN HET KENNISNETWERK Het Kennisnetwerk OBN heeft een organisatiestructuur met afspraken over haar werkwijze (zie de notitie Organisatie en werkwijze Kennisnetwerk OBN, juni 2014). Tegelijkertijd is het ook een netwerk waarin de deelnemers elkaar goed kennen en vanuit deze informele kant snel kunnen schakelen en handelen. Beide kanten, formeel en informeel, zijn belangrijk voor het netwerk. Het Kennisnetwerk bestaat uit een Adviescommissie en (sinds september 2015) met de oprichting van het nieuwe DT Cultuurlandschap, uit acht Deskundigenteams (DT s). De Adviescommissie functioneert als een stuurgroep die het bestuur van de VBNE adviseert zowel over de kennisagenda en de jaarplannen als over de werkwijze en de ontwikkeling van het netwerk en haar activiteiten. De motor van het Kennisnetwerk OBN zijn de 8 DT s waarin ca. 140 experts op het gebied van beheer, beleid en onderzoek vanuit een verscheidenheid van ca. 120 organisaties (terreineigenaren, beleidsmakers en onderzoekers) met elkaar samen werken. De DT s hebben als taken het opstellen van onderzoeksvoorstellen en het begeleiden van het onderzoek en daarnaast ook de verspreiding van de kennis naar de achterban. Het Kennisnetwerk OBN De Deskundigenteams (DT s) zijn voor hun werkgebied ingedeeld naar landschap (de zogenaamde Fysisch Geografische Regio s; FGR s), omdat veel kennisvragen voor herstel en beheer van natuurkwaliteit opgelost moeten worden door een aanpak op landschapsschaal: Beekdallandschap: beken en beekbegeleidende wateren, moerassen, graslanden en (broek)bossen (alle binnen FGR Hogere Zandgronden). Cultuurlandschap: richt zich op het beheer van de 4 leefgebieden open grasland, open akkerland en natte en droge dooradering, de agrarische beheertypen en de specifiek beschermde doelsoorten van het cultuurlandschap; Droog zandlandschap: met name stuifzand, droge heide, droog schraalgrasland, droge bossen (alle binnen FGR Hogere zandgronden). Duin- en kustlandschap: alle wateren, moerassen, graslanden en bossen van FGR Duinen, zilte inlagen (FGR Zeekleigebied) en kwelders (FGR Getijdengebied). Heuvellandschap: alle type van FGR Heuvelland, met name hellinggraslanden en -bossen, en snelstromende beken met begeleidende graslanden, poelen en bossen. Laagveen- en zeekleilandschap: alle (kleine en grote) wateren, moerassen, graslanden en bossen van FGR Laagveengebied en Zeekleigebied (behalve zilte inlagen) en Afgesloten Zeearmen (behalve zoute meren). Nat zandlandschap: hoogveen, hoogveenbos, natte heide, vennen, vochtige bossen en vochtige (hei)schrale graslanden (alle binnen FGR Hogere Zandgronden). Rivierenlandschap: alle wateren, moerassen, graslanden en bossen van FGR Rivierengebied (binnen- en buitendijks). Naast de deskundigenteams is voor de kennisuitwisseling, coördinatie en ondersteuning van het faunaonderzoek een Expertisegroep Fauna actief. De deskundigenteams vormen een gemêleerd gezelschap van bos- en natuurterreineigenaren en beheerders; beleidsmakers van provincies, waterschappen en RWS en onderzoekers afkomstig van kennisinstituten, universiteiten en adviesbureaus. Vrijwel alle provincies zijn sinds 2016 in het Kennisnetwerk OBN vertegenwoordigd en betrokken bij (de cofinanciering van) onderzoeksprojecten (zie tabel 1). 2.3 JAARCYCLUS De activiteiten van het Kennisnetwerk OBN komen tot uitvoering in een jaarcyclus. Bepalend daarvoor zijn de in de overeenkomsten met de financiers BIJ12/EZ vastgelegde data over de aanlevering en goedkeuring van Jaarplan en Jaarverslag. Tabel 2 op de volgende pagina geeft hiervan een overzicht en daarbij de betrokkenheid van de (individuele) provincies en BIJ12. (Zie tabel 2 op blz. 6). Tabel 1 (par. 2.2) Deskundigenteams en de betrokkenheid van de provincies Deskundigenteam Droog Zandlandschap Nat Zandlandschap Laagveen- en Zeekleilandschap Landschappelijke link met provincies Gelderland, Overijssel, Drenthe, Noord- Brabant, Limburg, Utrecht, Noord-Holland Gelderland, Overijssel, Drenthe, Noord- Brabant, Limburg, Friesland Overijssel, Noord-Holland, Zuid-Holland, Utrecht, Zeeland, Noord-Brabant, Friesland, Groningen Lidmaatschap uit provincies (per 1 okt. 2016) Noord-Brabant en Gelderland Noord-Brabant, Friesland en Overijssel Groningen, Overijssel, Flevoland en Utrecht Cofinanciering door provincies (okt. 2016) Noord-Brabant en Gelderland Friesland, Noord-Brabant, Drenthe Groningen, Noord-Holland, Overijssel Heuvellandschap Limburg Limburg Limburg Duin- en Kustlandschap Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Holland, Friesland, Groningen Noord-Holland Zeeland, Zuid-Holland, Noord- Holland en Friesland Rivierenlandschap Gelderland, Limburg, Zuid-Holland, Overijssel, Gelderland Gelderland (en RWS) Utrecht Beekdallandschap Drenthe, Overijssel, Gelderland, Noord- Brabant, Limburg Drenthe

6 2. Kennisnetwerk OBN Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Tabel 2 (par. 2.3) Actviteiten Kennisnetwerk OBN voor 2017 met betrokkenheid provincies, BIJ12 en EZ. Wanneer OBN Kennisnetwerk Provincies/BIJ12/EZ Januari Start aanbesteding onderzoeken die voor 2017 zijn goedgekeurd Januari - april Deskundigenteams (DT s) ontwikkelen nieuwe onderzoeksvoorstellen voor 2018 op basis van input van beheerder en beleidsmakers over (urgente) beheerproblemen/pas-kennisagenda Bespreking in AC van communicatieprojecten. 1 april Jaarverslag 2016 en jaarrekening inleveren bij BIJ12/EZ Medewerkers van provincies maken deel uit van de DT s en hebben inbreng in de ontwikkeling van de onderzoeksvoorstellen van de DT s 1 april BIJ12/EZ geven hun wensen aan voor het onderzoek in 2018 April Bijeenkomst OBN Adviescommissie: - 1 e bespreking onderzoeksvoorstellen April - juni Deskundigenteams gaan verder met selecteren en uitschrijven onderzoeksvoorstellen en nemen hierin de wensen van BIJ12/EZ mee 1 Juni BIJ12/EZ verleent decharge aan de VBNE voor de financiën 2016 Juni Bijeenkomst OBN Adviescommissie: - 2 e bespreking onderzoeksvoorstellen - bespreken wensen BIJ12/EZ onderzoek 2018 Juni - september Deskundigenteams ronden onderzoeksvoorstellen 2018 af Medio September Bijeenkomst OBN Adviescommissie: - scoren van de onderzoeksvoorstellen; dit leidt tot een advies voor prioritering van de onderzoeksvoorstellen voor het jaarplan Oktober Voorleggen Jaarplan 2018 aan bestuur VBNE 15 Oktober Voorleggen Jaarplan 2018 aan BIJ12/EZ 15 December Reactie en besluit vanuit BIJ12/EZ op Jaarplan AANDACHTSPUNTEN 2017 Het nog sterker verbeteren van de inbreng van de provincies en EZ in de ontwikkeling en de prioritering van onderzoek (bijv. op basis van de PAS-kennisagenda) en zo de bijdrage van kennis aan het natuurbeleid van de provincies. De financiering van het in 2015 opgerichte Deskundigenteam Cultuurlandschap voor na 2017 continueren. De samenhang van natuurherstel met andere maatschappelijke opgaven (waterveiligheid, waterberging, CO 2 -vastlegging, beleving) versterken door samenwerking met andere kennisprogramma s en kennispartijen als STOWA en Deltaprogramma/NKWK in gezamenlijke projecten, publicaties of een symposium. De aanbevelingen uit de tussentijdse evaluatie van het Kennisnetwerk OBN over de werkwijze (de formulering van onderzoeksvoorstellen en de wijze van prioritering) vertalen in concrete stappen. Het in 2016 opgestarte project om de opzet van de OBN website te vernieuwen en de inhoud geheel te actualiseren, in 2017 voortzetten en in september 2017 met de nieuwe website online gaan. Screenshot van TV-uitzending EenVandaag, Avro.

7 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Onderzoeksprojecten in 2017 foto Marijn Nijssen 3.1 KENNISAGENDA Richtinggevend voor het onderzoek van het Kennisnetwerk OBN in 2017 (en 2018) is de OBN Kennisagenda De OBN Kennisagenda omschrijft een ambitieus programma en zal niet in zijn geheel uitgevoerd kunnen worden. Elk jaar vindt op basis van de kennisagenda, de kwaliteit van de voorstellen, de wensen van BIJ12/de provincies (en via hen EZ) en het beschikbaar budget, een selectie van de onderzoeksprojecten plaats die in dat jaar worden aanbesteed. In de Kennisagenda zijn vier strategische thema s gekozen voor de OBN onderzoeksprojecten in de periode : Thema I. Herstel en beheer van natuurgebieden (Natura 2000); Thema II. Ontwikkelen van Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) herstelstrategieën; Thema III. Soortgericht beheer; Thema IV. Natuurnetwerk Nederland: duurzaam benutten en beleven. Als context voor het in 2016 nieuw op te starten onderzoek wordt verwezen naar de uitwerking van deze kennisagenda die voor elk landschapstype in het Jaarplan 2015 is opgenomen. 3.2 NIEUWE ONDERZOEKSPROJECTEN 2017 Door de Deskundigenteams zijn voor onderzoeksvoorstellen ingediend met een minimaal benodigd budget van ongeveer 1,5 miljoen en maximaal meer dan 1,7 miljoen. Dit overschreed het beschikbare budget voor 2017 ( ,-) ruim met een factor 2 en dus moest een prioritering en selectie worden gemaakt. De voorstellen zijn door de Adviescommissie OBN op basis van criteria (door de AC in november 2013 vastgesteld en in juni 2014 bijgesteld) gescoord om de beste voorstellen voor het jaarplan te selecteren. Als selectiecriteria zijn gebruikt: de relevantie en toepasbaarheid voor beheer en beleid (met name voor de PAS, maar ook voor Natura2000 en het natuurnetwerk) en de wetenschappelijke kwaliteit; kansen op cofinanciering/samenwerking met (nieuwe) partijen; een hoge gemiddelde score van beheerders, onderzoekers én beleidsmakers (> 40 punten) op deze criteria; dus de beste combinatie van bruikbaarheid én kwaliteit; projecten met een gemiddeld te lage score (< 40) vallen af voor aanbesteding in 2017 (maar kunnen in aangepaste vorm weer meedoen voor 2017/2018); bij grote verschillen in score tussen de beheerders, onderzoekers en/ of beleidsmakers (> 4 punten), maar gemiddeld voldoende, moet in het Deskundigenteam nog een gesprek plaatsvinden en bijstelling om partijen op één lijn te krijgen ; liefst heeft elk DT in nieuw onderzoek i.v.m. voldoende gevulde werkvoorraad (ook de lopende projecten in een DT is hierop van invloed). Uit het resultaat van de scores door de AC-leden bleek dat 5 projecten een gemiddeld voldoende hoge score (>40 punten) hebben om in het

8 3. Onderzoeksprojecten in 2017 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Jaarplan 2017 op te nemen. Bij 3 van deze voorstellen is een te grote discrepantie in de beoordeling tussen beheer/onderzoek en beleid. Een zesde voorstel zit gemiddeld onder de 40-punten grens vanwege een groot verschil >4 punten tussen beheerders/onderzoekers en beleidsmakers en wordt alleen een eerste fase van dit onderzoek opgenomen in het jaarplan. De beleidsrelevantie en toepasbaarheid van de voorstellen is door de provincies en EZ beoordeeld en die komt sterk overeen met de prioritering door de AC: alle 6 voorstellen die door de provincies hoog worden geprioriteerd zitten in de lijst van 6 voorstellen; EZ scoort 3 van de 6 voorstellen hoog. Met de financiers van OBN (BIJ12 en EZ) en in overleg met de deskundigenteams zullen alle 6 onderzoeksvoorstellen vóór de aanbesteding nog worden aangescherpt. Met deze 6 voorstellen hebben de DT s Laagveen en zeeklei en DT Rivierenlandschap geen nieuwe onderzoeken in Gezamenlijk vragen deze 6 projecten iets meer van het OBN-budget dan in 2017 beschikbaar is ( ,-). De maximaal ,- overschrijding kan gaandeweg de aanbesteding (in 2 ronden) worden beperkt door lagere inschrijvingen dan het nu gereserveerde budget en/of door een grotere cofinanciering (N.B. voor 5 voorstellen moet de mogelijkheid daarvoor nog worden verkend en geregeld voordat aanbesteding mogelijk is). De kernelementen van de voor het Jaarplan 2017 geselecteerde onderzoeksvoorstellen worden onderstaand, op volgorde van de in het OBN gebruikte indeling in landschapstypen (en Deskundigenteams), beschreven. In bijlage 3 worden alle in 2017 doorlopende onderzoeksprojecten beschreven. 3.3 BEEKDALLANDSCHAP Invloed van vermest grondwater op kwelafhankelijke beekdalecosystemen Probleemstelling Verontreiniging van toestromend grondwater vormt een potentieel ernstige bedreiging voor grondwaterafhankelijke habitattypen zoals blauwgraslanden, trilvenen, dotterbloemhooilanden en broekbossen. In beekdalen zijn zulke ecosystemen voor hun voorbestaan vaak afhankelijk van kwel. Grondwater is in het recente verleden en wordt nog steeds sterk vervuild met nitraat door (over)bemesting en door veel invang van atmosferische N-depositie in bossen. Door omzettingen in de ondergrond kunnen ook hoge sulfaatconcentraties ontstaan, die bij transport naar de standplaats een minstens zo groot nadelig effect kunnen hebben. Ook kunnen de concentraties van fosfaat, ijzer, calcium en de alkaliniteit sterk beïnvloed worden door biogeochemische processen in de (ondiepe) ondergrond. De aanvoer van nitraat en/of sulfaat houdend grondwater heeft daarom niet alleen invloed op de trofietoestand van grondwaterafhankelijke systemen maar ook op de zuurbuffering en beschikbaarheid van toxische stoffen. Effecten van nitraat of sulfaat op standplaatscondities zijn in bepaalde situaties afhankelijk van de concentraties van beide stoffen. In een analyse van de effecten van grondwatervermesting op kwelafhankelijke ecosystemen dienen daarom nitraat en sulfaat in hun onderlinge samenhang bekeken te worden en ook in relatie tot biogeochemische processen in de ondergrond van kwelgebieden. Het huidige beleid (o.a. KRW) richt zich nog niet op de sulfaatproblematiek in het grondwater (Aggenbach et al. 2008) en normen voor nitraat zijn niet afgestemd op vereisten die kwelafhankelijke natuur stelt aan de grondwaterkwaliteit. Relevantie voor beleid en beheer Uit een quickscan analyse van Natura 2000-gebieden is gebleken dat aanvoer van verontreinigd grondwater (samen met verdroging) een bedreiging is voor de instandhouding en ontwikkeling van waardevolle grondwaterafhankelijke habitattypen in beekdalen, maar ook in het natte zandlandschap. Het terugdringen van vermesting van grondwater Tabel 3 (par. 3.2) Onderzoeksprojecten 2017 Nr. Onderzoeksprojecten 2017 Budget OBN Thema OBN Kennisagenda DK Herstel konijnenpopulaties Thema 1 en 2 Mogelijkheden cofinanciering Friesland, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland 2 NZ Acrotelmvorming Thema 2-3 DZ Kansen oude heide Thema 1 en 2-4 HE Lijnvormige elementen Thema 3 en 4-5 DZ Verbetering strooiselafbraak Thema 2 6 BE Vermest grondwater Thema 1 en 3 Totale bijdrage uit OBN-budget uit PAS-gelden provincies? vanuit Stowa en/of Waterschappen?

9 3. Onderzoeksprojecten in 2017 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN foto Tim Termaat in intrekgebieden wordt in PAS-herstelstrategieën als een belangrijke randvoorwaarde onderkend voor functioneel herstel van kwelafhankelijke habitattypen. Kennis over de omvang van de vermesting van grondwater op gebiedsniveau en de effecten op standplaatscondities en vegetatie zijn daarom van belang om te kunnen bepalen wat de risico s zijn van grondwatervermesting en welke maatregelen kunnen worden genomen om de dreiging weg te nemen of de effecten te mitigeren. Het onderwerp sluit nauw aan bij de thema s I en II uit de OBN Kennisagenda Aard van het onderzoek Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen: bijeenbrengen achtergrondinformatie: opstellen kennisoverzicht over processen en mechanismen die optreden bij vermesting van grondwatersystemen die beekdalen en het aangrenzende natte zandlandschap voeden. Het preadvies Beekdallandschappen (2008) biedt hier een goede basis voor, maar aanvulling met recente inzichten is gewenst; ontwikkeling beoordelingsmethode effecten van vermest grondwater: formuleren van hypothesen op basis van de chemische samenstelling van het toestromende grondwater en de biogeochemische karakteristieken van de ondergrond en bodem in kwelgebieden in welke gevallen vermest grondwater een knelpunt is voor habitats (en hoe zo n evaluatie praktisch kan worden uitgevoerd (type metingen, hoe kwantificeren); formuleren kansrijke maatregelen hoe de effecten kunnen worden gemitigeerd: kan worden ingegrepen in de grondwatertoevoer, de ondiepe ondergrond (omzettingsprocessen) en/of het beheer van het habitattype. Mogelijk dat in een vervolgonderzoek kan worden ingezoomd op voorbeeldgebieden: de hydro- en geochemie, chemische omzettingsprocessen, de ecologische effecten en maatregelen. 3.4 DROOG ZANDLANDSCHAP Kansen voor oude droge heide Probleemstelling Oude heide is heide op bodems met een goed ontwikkeld humusprofiel, dus langdurig niet-geplagde en/of niet-gechopperde heide (extensief beheerde heide). Pas recent is aandacht voor de natuurkwaliteit van langdurig ongeplagde ( oude ) heide vooral door de hoge structuur- en soortdiversiteit en door de gunstige effecten van een dik humusprofiel op de vochthuishouding ( heide met een dikke H ). Onderzoek aan chronosequenties op verschillende gronden (vaag-, leemarme humuspodzol-, moderpodzolen leemgronden) leverde het inzicht hoe droge heide zich verschillend ontwikkelt afhankelijk van de bodem. De leeftijd van het heidesysteem (dikte van het humusprofiel) bepaalt vervolgens in hoeverre bosbesheide en vochtvarianten ontstaan, zoals levermosrijke heide en vochtige heide met dophei codominantie en veenbies. Het hele plantensociologisch spectrum van droge heide is hiermee onderwerp van onderzoek. In 2011 verscheen een OBN-studie waaruit bleek dat de nutriëntenbalans in zowel de bodem als in de heidevegetatie sterk is verschoven ten gunste van stikstof en ten nadele van nutriënten die door verwering van mineralen beschikbaar komen, zoals basische kationen (kalium, calcium) en fosfaat. Door een lange historie van plaggen en anderszins verschralen is in veel droge heide daardoor de productiviteit sterk gedaald en is de voedselkwaliteit voor kleine fauna sterk afgenomen. Tegelijkertijd is het gehele spectrum van vormen van droge heide sterk verschoven naar betrekkelijk jonge en door struikhei gedomineerde droge heide. Beide inzichten hebben geleid tot aanbevelingen om zeer terughoudend te zijn met plaggen, wat tot voor kort een algemeen geaccepteerde beheermaatregel was, en in te zetten op een beheer waarbij het humusprofiel zich kan herstellen als vochtbuffer en nutriëntenvoorraad. Ook de PAS-herstelstrategie voor Droge heiden is in dit opzicht aangepast. Doordat het heidebeheer terughoudender is geworden met plaggen en chopperen, is de onzekerheid toegenomen over eventuele effecten van

10 3. Onderzoeksprojecten in 2017 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN een gestage accumulatie van stikstof. Het humusprofiel van droge heide blijkt stikstof uit depositie voor een aanzienlijk deel te immobiliseren waardoor het effect van N-depositie op de soortensamenstelling van oudere heidevegetaties minder groot is dan verwacht. Hoewel tegelijkertijd het humusprofiel, met name de H-laag, blijft toenemen in dikte en daarmee in opslagcapaciteit voor stikstof, is onbekend of en zo ja wanneer de capaciteit voor de immobilisatie van stikstof wordt bereikt. Dit onderzoek richt zich daarom op de vragen hoe snel deze processen verlopen en in welke mate de capaciteit van verschillende heidebodems in dit opzicht al is bereikt. Voor de belangrijkste bodemtypen (vaag-, humuspodzol- en moderpodzolgronden) zijn geen referenties beschikbaar van nutriëntenbudgetten van oude ontwikkelingsstadia van droge heide op min of meer intacte bodems. Relevantie voor beleid en beheer Het onderzoek is de operationalisering van de kennisvraag uit de Kennisagenda OBN : De dynamiek en stabiliteit van oude heiden en de rol van plaggen en bekalking mede in relatie tot bodemchemie. Het sluit ook aan op de prioritaire kennisvraag uit de PAS hoe de ontwikkeling in nutriëntenhuishouding is in oude successiestadia op heiden. Het onderzoek is relevant voor de habitattypen H4030 Droge heiden, H2310 Stuifzandheiden met struikhei en H2320 Binnenlandse kraaiheibegroeiingen. Vanuit het beheer speelt de vraag welke grootschalig toepasbare maatregelen er zijn voor aangetaste, droge heide om herstel te realiseren (bekalken leidt tot onbalans in nutriënten of het voedselrijker worden van het systeem; met steenmeel is nog onvoldoende ervaring). Bij beheerders is zeer dringend behoefte aan een compleet overzicht van beheeropties (inclusief niets doen) met te verwachten ontwikkeling met voor- en nadelen om goede afwegingen te kunnen maken in welke omstandigheden welke maatregelen het meest zinvol zijn. Aard van het onderzoek Het onderzoek omvat de volgende onderdelen: inventarisatie van oude (= vele decennia niet-geplagde) droge heide op leemarme humuspodzolen en moderpodzolen in gebieden die verschillen in N-depositie en het. (voor nader onderzoek) selecteren van chronosequenties van heideontwikkeling na plaggen; bepaling van nutriëntenvoorraden van relevante horizonten van bodem en humusprofiel en van kenmerkende soorten van de kruidlaag in chronosequenties van heide- en humusprofielontwikkeling; experimenteel onderzoek naar de efficiëntie van immobilisatie in oude heidebodems bij wekelijkse additie van hoge N-doses in intacte bodemkolommen; synthese van literatuur, van beschrijvingen en analyses uit het onderzoek tot opties voor ontwikkeling en beheer van extensief beheerde droge heide, afhankelijk van bodemtype en niveau van N-depositie. Met concrete referenties en ontwikkelingsreeksen als best practices voor het beheer. Hoe kan verbetering van de strooiselafbraak de kwaliteit van de bosopstand vergroten? Probleemstelling Oude eikenbossen op zeer voedselarme zandgronden (Natura 2000 habitat 9190) en Beuken-eikenbossen met hulst (Natura 2000 habitat 9120) worden bedreigd door doorgaande verzuring door N-depositie. Ook bosopstanden op zandgronden met een productiedoeleinde (Grove den, Fijnspar, Douglasspar en Amerikaanse eik) kennen dezelfde bodemprocessen (verzuring, verrijking). Door verhoging van de depositie van N is er een toenemende plantengroei met een koeler en vochtiger foto Arnold van den Burg microklimaat in de kruidlaag en een verschuiving in de soortensamenstelling naar meer grassen en minder kruiden. De verandering in de verhouding van voedingsstoffen kan doorwerken in de voedselketen. Al enige decennia worden aantastingen gezien in arme bossen op zandgronden als deficiëntieverschijnselen bij Sperwers en Koolmezen tot sterfte van eiken. Afvoer van de extra N of buffering van de extra verzuring zijn tot op heden geen operationele herstelmaatregelen. In de herstelstrategieën van de PAS worden deze dan ook als kennislacunes aangegeven. Voor de relevante VHR soorten (Korhoen, Nachtzwaluw, Zwarte specht, Draaihals en de typische soorten Matkop en Wespendief) wordt onveranderlijk afname beschikbaarheid prooien aangegeven. Dit kan ook worden gelezen als afname van de voedselkwaliteit van prooien, bv. door deficiënties aan Ca, sporenelementen of aminozuren. De plantengroei, zowel de opstand als de ondergroei, zijn voor hun nutriëntenbehoefte afhankelijk van de efficiëntie en snelheid van decompositie van organisch materiaal (strooiselafbraak) als de minerale bodem niet veel (meer) bevat, waarbij met name de bodemfauna een stimulerende rol speelt. Door een haperende decompositie komen herbivore insecten in lagere dichtheden voor en/of hebben een lager gehalte aan specifieke bestanddelen, waardoor predatoren op hun beurt in de problemen komen. Er zijn aanwijzingen dat bosmieren die grote kolonies maken (Formica rufa en F. polyctena) deze grote kolonies niet meer kunnen maken door voedselgebrek. Grote onbekende of black box is de rol die het bodemleven speelt in het ecologisch functioneren van bosecosystemen op de droge zandgronden via decompositieprocessen. Door verzuring en ammoniakdepositie zijn hierin allerlei verschuivingen opgetreden en is het cruciaal om te weten hoe dit bodemleven hersteld kan worden. De verwachting is dat het herstel van het bodemleven de sleutel is voor het opheffen van het knelpunt van de afname van prooibeschikbaarheid bij de in de probleemstelling genoemde voor VHR relevante soorten. Gezien het recent positieve herstel door het toevoegen van P aan verarmde heidebodem en van de bodemfauna (microarthropoden), zal het onderzoek zich ook met name richten op het meten van de P-beschikbaarheid in de verschillende bodemlagen. In dit project wordt de focus gezet op de relatie tussen een lagere C/N ratio (door N depositie) en een hogere N:P ratio (door verzuring, versnelde verwering en uitspoeling).

11 3. Onderzoeksprojecten in 2017 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Relevantie voor beleid en beheer Het onderzoek sluit zowel aan bij beleidsvragen van de PAS als actuele beheerproblemen zoals hoe om te gaan met enerzijds grotere (biomassa)oogsten en anderzijds in een aantal gevallen verlaagde vitaliteit van de huidige opstanden. Beleidsmatig is het onderzoek de operationalisering van de kennisvragen en programmatische speerpunten uit de thema s I Herstel van habitats en II Ontwikkelen van PAS herstelstrategieën van de Kennisagenda OBN betreffende het herstel van de mineralenbalans van macro- en micronutriënten (sporenelementen),de rol van afbraakprocessen in interactie met schimmels/mycorrhiza en bodemmesofauna en de doorwerking in de voedselkwaliteit en daarmee de voedselketen. Beheerders willen graag weten of de slechte vitaliteit van de eikenopstand te wijten is aan manco s in het bodemleven (en hoe het aangetaste bodemleven in arme bossen hersteld kan worden) of louter een leeftijdseffect van de opstand (en verjonging van de opstand wel succes kan hebben). Aard van het onderzoek Het onderzoek is opgebouwd uit een aantal onderdelen: veldonderzoek naar de biodiversiteit van microarthropoden van een relevant aantal boslocaties met uniforme strooiselopbouw. Locaties worden aangevuld met locaties uit het bodembiologisch meetnet en al eerder bemonsterde boslocaties; bemonstering van bodemmateriaal en boombladeren ter bepaling van enerzijds totale hoeveelheden macronutriënten en anderzijds totale hoeveelheden micronutriënten (sporenelementen) en vitaliteit van de opstand; uitvoeren van een full-factorial experiment in één bestandstype (zomereik) met replica s, waarbij ofwel P, ofwel steenmeel, ofwel extra bodemfauna wordt toegevoegd, dus in een eerste opstand van zomereik (relatief jonge bosbodem) wordt in een deel bodemfauna geherintroduceerd uit een oude bosbodem, in beide delen worden plots uitgezet met P+/S+, P+/S-, P-/S+ en P-/S- (deelplotgrootte ca. 1 are). In het onderzoek moet ook een plek krijgen hoe mogelijke oplossingen zich verhouden tot de referentiesituatie (= natuurlijke oude bosgroeiplaatsen op matig mineraalrijke en kalkarme bodems, zonder geschiedenis van zuurdepositie, zoals bv. in de Morvan (F)). Zo kan van alles toe gevoegd worden wat uiteindelijk tot een veel voedselrijker bos kan leiden dan op deze groeiplaats verwacht zou worden als er geen antropogene verzuring en stikstofdepositie was geweest. 3.5 DUIN- EN KUSTLANDSCHAP Herstel konijnenpopulaties in de kustduinen Probleemstelling Konijnen vormen door hun begrazing en het holen graven, waarmee zij kalkrijk zand omhoog brengen en kleinschalige verstuiving bevorderen, een sleutelfactor in het duinecosysteem. De invloed van grazen en graven door gezonde konijnenpopulaties is essentieel voor de instandhouding en herstel van het prioritaire habitattype Grijze duinen (H2130A, B en C). Knelpunten hier zijn vergrassing en verstruweling als gevolg van hoge stikstofdepositie en tegelijk gebrek aan dynamiek én afgenomen konijnbegrazing. Door o.a. habitatverandering en de virusziekten myxomatose en RHD is het aantal konijnen sinds de jaren 90 enorm afgenomen. Populaties regenereren goed in veel, vooral kalkrijke, duingebieden aan de Hollandse kust. Sommige kalkarme duingebieden kennen daarentegen al lang zeer lage dichtheden, ondanks habitatherstel. In sommige terreinen komen hoge en lage dichtheden naast elkaar voor. Nog steeds is grotendeels onbekend waarom populaties zo verschillend reageren op nieuwe uitbraken van virusziekten en zo verschillend herstellen na sterke afname. Factoren die een bepalende rol zouden kunnen spelen zijn habitatkwaliteit, facilitatie door grote grazers, populatieomvang, genetische diversiteit, resistentie tegen virusziekten en predatie. Door het gebrek aan inzicht in deze complexe populatiedynamiek is onvoldoende duidelijk welke maatregelen duinbeheerders kunnen nemen om konijnenpopulaties te versterken om bij te dragen aan het herstel en instandhouding van de Grijze duinen. Bij duinbeheerders en duinprovincies is grote behoefte aan deze kennis. Het bijplaatsen van konijnen wordt wel genoemd als mogelijkheid om de konijnenpopulatie te herstellen. Maar daar zitten, juist ook door de verschillende virussen, risico s aan. De laatste 10 jaar zijn in drie Nederlandse duingebieden konijnen bijgeplaatst. Deze bijplaatsingen zijn wel gevolgd, maar tot nu toe niet goed geëvalueerd. Relevantie voor beleid en beheer Het herstel van konijnenpopulaties is als maatregel opgenomen in veel Natura 2000 beheerplannen van duingebieden voor de realisatie van de Natura 2000 doelen in het bijzonder voor het prioritaire habitattype Grijze duinen (H2130A, B en C) en kan een bijdrage leveren aan herstel (ook van andere duinhabitattypen) in het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS). Het hier voorgestelde onderzoek past zeer goed in de OBN-Kennisagenda en sluit aan op twee programmatische speerpunten daarvan: Wat zijn systeembottlenecks bij het herstel van de grijze duinen en duinheiden? Wat zijn de sleutelprocessen in de meer kleinschalige dynamiek van onze kustsystemen en hoe kunnen deze bijdragen aan het behoud van karakteristieke biodiversiteit? Het konijn speelt in beide vragen een belangrijke rol. Aard van het onderzoek Het onderzoek is opgebouwd uit een aantal onderdelen: 1. synthese buitenlandse kennis (Spanje e.a.) om op de relevante factoren voor herstel van konijnenpopulaties te kunnen focussen; 2. analyse/evalueren van de resultaten van bijplaatsingen van konijnen in Voornes duin, Zwanenwater en Forteiland (overleving, populatieherstel, virusresistentie, genetische diversiteit); 3. kwalitatieve en kwantitatieve (trend)analyse van konijnenpopulaties en langjarige transecttellingen in Natura 2000 duingebieden en binnenland te relateren aan relevante factoren (besmetting door en resistentie tegen virussen, genetische diversiteit, populatiestructuur, habitatkwaliteit, populatiegrootte en isolatie, predatiedruk en beheer); 4. ontwikkeling van beheeradviezen ten behoeve van konijnenpopulaties. 3.6 HEUVELLANDSCHAP Effectiviteit lijnvormige elementen als verbindingszones Probleemstelling Een belangrijk knelpunt voor het behoud en herstel van biodiversiteit in soortenrijke (kalk)graslanden, naast de vermesting/n-depositie, vormt de geringe ruimtelijke samenhang, waardoor populaties van kenmerkende planten en dieren worden geconfronteerd met genetische

12 3. Onderzoeksprojecten in 2017 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN verarming, verminderde vitaliteit en een verhoogde kans op uitsterven. Doordat deze achterliggende processen voor veel soorten langzaam verlopen blijven de effecten vaak lang onopgemerkt. Problemen door een geringe ruimtelijke samenhang spelen in heel Nederland, maar zijn met name urgent voor de sterk gefragmenteerde hellingschraallanden in het Heuvelland. De Zuid-Limburgse schraallanden herbergen meer bijzondere planten- en diersoorten dan welk ander ecosysteem in Nederland dan ook. Nog nooit is voor een relevante selectie van deze soorten nagegaan wat de meest (kosten-)effectieve mogelijkheden zijn om door aanpassingen van het landschap dispersie te bevorderen. Dit onderzoek moet een veel concretere invulling van verbinding geven dan tot nu toe. Als het succesvol is ligt een vertaling naar ecosystemen en soorten elders in Nederland voor de hand. De effectiviteit van lijnvormige elementen als verbindingszones voor planten en minder mobiele dieren (o.a. ongewervelden en herpetofauna) staat echter nog altijd ter discussie. Welke inrichting en configuratie voor verschillende soorten optimaal is blijft vooralsnog onduidelijk. Een beter inzicht in het relatieve belang van de diverse factoren voor verschillende soorten is nodig om de afweging tussen verschillende maatregelen te kunnen maken hoe effectieve verbindingszones kunnen worden gerealiseerd die voor effectieve dispersie zorgen. De kennislacune is benoemd in de herstelstrategie voor de PAS, de gebiedsanalyses voor de Bemelerberg en het Geuldal en in eerder OBN-onderzoek. Het onderzoek past binnen de kennisagenda van OBN in Thema I (Herstel en beheer van natuurgebieden). Het is mogelijk om aan te sluiten op eerder OBN-onderzoek aan zowel lijnvormige elementen als het beheer van hellingschraallanden. Relevantie voor beleid en beheer De biodiversiteitsdoelen voor soortenrijke hellingschraallanden in het Heuvelland (drie prioritaire Natura 2000 habitattypen: heischraal grasland H6230, kalkgrasland H6210 en pionierbegroeiingen op rotsbodems H6110) staan nog steeds onder druk door vermesting en versnippering. Dit laatste vraagt om maatregelen buiten Natura 2000 gebieden zoals het behoud en herstel van lijnvormige elementen. De extra aandacht voor lijnvormige elementen in het Heuvelland sluit goed aan bij plannen van de Provincie Limburg om de kwaliteit van het Nationaal Landschap Zuid-Limburg te verbeteren door de aanleg van zo n 50 ha nieuwe landschapselementen. Een beter inzicht in het functioneren van lijnvormige elementen als verbindingszones kan de effectiviteit van deze plannen versterken. Aard van het onderzoek Het onderzoek bestaat uit de volgende onderdelen: een bureaustudie waarin bestaande kennis wordt geïntegreerd en wordt geplaatst binnen het actuele kader van de beheerpraktijk in het Heuvelland. Op basis van literatuurstudie van soorteigenschappen zal een overzicht worden opgesteld van dispersiemechanismen voor een selectie van zowel kenmerkende als ook beleidsrelevante soorten planten en dieren van hellingschraallanden en kalkrotsen; vertaling van deze dispersiemechanismen in knelpunten voor uitwisseling tussen deelpopulaties in het Heuvelland, waarbij de grootte van bronpopulaties mede bepalend kan zijn. Hieruit volgt een selectie van prioritaire soorten waarvoor dispersielimitatie urgent is (dan wel door nader onderzoek onderbouwd dient te worden); koppeling van knelpunten aan kansrijke maatregelen voor beheer en inrichting van lijnvormige landschapselementen voor de prioritaire soorten in het Heuvelland; ontwikkeling van een plan van aanpak voor implementatie van de aanbevolen maatregelen en een advies voor de onderbouwing van de noodzaak van de lijnvormige elementen in het algemeen. 3.7 LAAGVEEN- EN ZEEKLEILANDSCHAP Naar verwachting zal onderstaand onderzoek worden gefinancierd door provincies aanvullend op het OBN budget; dit onderzoek is daarom niet in tabel 3 opgenomen. Herstel van hoogveenbossen in laagveengebieden Probleemstelling Een groot aantal laagveengebieden in Nederland zijn onderdeel van het Natura 2000 netwerk. In veel van deze gebieden komen hoogveen(-achtige) vegetaties voor die kwalificeren als Natura 2000 habitattypen (Veenmosrietland (7140B); Vochtige heide (H4010B); Hoogveenbos (H91D0*, prioritair type). Al deze vegetaties zijn de laatste decennia in oppervlak en foto Marijn Nijssen

13 3. Onderzoeksprojecten in 2017 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN in kwaliteit achteruit gegaan waar te nemen als de verhaarmossing van Veenmosrietlanden en de verruiging van Hoogveenbossen, met varens en bramen. De oorzaken die genoemd worden zijn verbossing (logischerwijs is dit geen probleem voor Hoogveenbos), opkomst exoten, vermesting (met name stikstof) en verdroging. Het probleem van de verdroging speelt steeds sterker aan het eind van de successie, wanneer de dikker wordende kraggen steeds minder goed in staat zijn mee te bewegen met het waterpeil. Wanneer er sprake is van wegzijging zal het verdrogingseffect groter zijn. Dit leidt tot twee problemen: onvoldoende vorming van kwalitatief goede hoogveen(-achtige) vegetaties en het versneld verdwijnen van kwalitatief goede hoogveen(-achtige vegetaties). De negatieve effecten van verdroging kunnen (deels) worden voorkomen door ervoor te zorgen dat de grondwaterstanden onder de hoogveen(- achtige)vegetatie niet te ver weg zakken. Dit zou kunnen door in te grijpen in het regionale grondwatersysteem (vermindering wegzijging) en mogelijk ook door het herstel van de lokale hydrologie. Met dit laatste wordt bedoeld dat er via sloten en/of greppels zorg voor wordt gedragen dat de grondwaterverliezen als gevolg van de wegzijging en verdamping via deze watergangen worden aangevuld. Relevantie voor beleid en beheer In verschillende laagveen N2000-gebieden zijn instandhoudingsdoelstellingen vastgesteld voor de genoemde habitattypen. Het behoud/herstel van deze vegetaties is dus een landelijke opgave. Het hier beschreven onderzoeksvoorstel is opgenomen in de PAS-gebiedsanalyse van De Wieden en De Weerribben als onderzoeksmaatregel. In de gebiedsanalyse van het Natura 2000 gebied Naardermeer wordt ook het graven van nieuwe sloten als mogelijke herstelmaatregel genoemd voor hoogveenbos en is een onderzoeksmaatregel opgenomen in het beheerplan. De uitkomsten zijn relevant voor alle laagveen N2000-gebieden met een aanwijzing voor een van deze vegetaties. Aard van het onderzoek Het onderzoek is opgebouwd uit een aantal onderdelen: 1. modellering van het hydrologische effect van wateraanvoer (ter onderbouwing van onderdeel 2); 2. experimenten op veldschaal om na te gaan óf en onder welke randvoorwaarden het graven van watergangen kan bijdragen aan het behoud of herstel van de hoogveenbossen; 3. literatuuronderzoek, aangevuld met expert judgement. 3.8 NAT ZANDLANDSCHAP Maatregelen ter versnelling van de acrotelmontwikkeling Probleemstelling Hoogveenherstel begint bij het herstel van de hydrologische randvoorwaarden. Voor de hydrologische zelfregulatie van een actief hoogveen is een goed functionerende acrotelm, bestaande uit licht verteerde en levende bultvormende veenmossoorten, essentieel. Een goed functionerende acrotelm dempt de waterpeilfluctuaties en beschermt het hoogveen tegen uitdrogen, randvoorwaarden voor veel karakteristieke hoogveenflora en -fauna. Herstel van de hydrologische randvoorwaarden in hoogveenrestanten heeft tot nu toe geleid tot ca. 7 hectare waar de acrotelmontwikkeling op gang is gekomen (2013). Tegelijkertijd zijn er ook vele hectaren waar de groei van bultvormende veenmossen en daarmee ook de acrotelmontwikkeling niet op gang komt of niet door zet, ondanks het creëren van gunstige hydrologische uitgangssituaties. Om de Natura 2000 doelstellingen te halen dient verdere acrotelm-uitbreiding gestimuleerd te worden. Er doen zich twee knelpunten voor: I. De veenmosontwikkeling komt in het geheel niet op gang. Bij diepe inundatie in grote compartimenten met lage CO 2 spanning kan waterveenmos zich niet vestigen. Bij plas-dras vernatting droogt het veenoppervlak teveel uit, zodat directe vestiging van bultvormers bemoeilijkt wordt. II. De veenmosontwikkeling komt op gang, maar blijft steken in een fase met Fraai veenmos (Sphagnum fallax). De successie naar bultvormende soorten, zoals Sphagnum magellanicum en Sphagnum papillosum, wordt belemmerd door competitie en/of vestigingsproblemen. Op het moment ontbreekt de kennis over welke praktische maatregelen geschikt zijn om deze knelpunten te overwinnen. Relevantie voor beleid en beheer In het kader van Natura 2000 ligt er een belangrijke opgave voor kwaliteitsverbetering van het habitattype Herstellend hoogveen (H7120) en uitbreiding van het habitattype Actief hoogveen (H7110-A). Een succesvolle ontwikkeling van een acrotelm is daarbij cruciaal. Aard van het onderzoek Het onderzoek omvat drie onderdelen: literatuuronderzoek waarin bestaande (praktijk)kennis uit binnen- en buitenland wordt gebundeld; veldonderzoek van locaties met en zonder spontane acrotelmvorming, waarbij de tijdsperiode na hydrologisch herstel bij voorkeur vergelijkbaar is, om onderliggende succes- en faalfactoren van maatregelen te verkennen waarin landschaps- en standplaatsfactoren worden gekarakteriseerd en waarin lopende praktijkproeven worden gemonitord en geanalyseerd; kleinschalige experimenten ter aanvulling op de lopende praktijkproeven om de onderliggende mechanismen voor succes te testen. De resultaten van deze drie elementen komen samen tot een diagnostische sleutel waarin op toegankelijke wijze de randvoorwaarden voor de hydrologie, waterchemie, substraat en de te herintroduceren bultvormende veenmossoorten worden afgewogen. 3.9 RIVIERLANDSCHAP In 2017 zal geen nieuw onderzoek worden opgestart CULTUURLANDSCHAP In september 2015 is het Deskundigenteam Cultuurlandschap opgericht en heeft een 4-tal eerste prioritaire onderzoeksprojecten geformuleerd die in 2016/2017 worden aanbesteed afhankelijk van de beschikbare financiën. Effectief beheer wordt voor een groot deel bepaald door de type maatregel, de intensiteit, de variatie en configuratie van de beheermaatregelen. Afstemming van het beheer op bestaande landschapselementen en nabijgelegen natuurgebieden heeft daar ook effect op. Bij alle leefgebieden zitten hier nog kennislacunes. Met name voor de leefgebieden open akkers, droge dooradering en natte dooradering en de nieuwe doelsoorten ontbreekt kennis over de inrichting van een effectief netwerk waarin de te beschermen doelsoorten kunnen foerageren en voortplanten. Binnen een leefgebied moeten nu maatregelen worden

14 3. Onderzoeksprojecten in 2017 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN uitgevoerd waarvan meerdere soorten kunnen profiteren. Praktisch toepasbare kennis over beheermaatregelen voor nieuwe doelsoorten is nog weinig doorontwikkeld. Daarnaast zijn in het werkprogramma voor de verschillende leefgebiedtypen meer specifieke onderwerpen onderscheiden. Leefgebied Open grasland Voor dit leefgebiedtype is reeds veel onderzoek gedaan, met name voor de grutto. Analytisch is er over de belangrijke factoren veel bekend. Er is met name nog behoefte aan inzicht in de minimaal te realiseren omstandigheden (bijv. minimaal te realiseren kuikenland per gezin). Vragen liggen er met name op het ontwerpend vlak: hoe is de inpasbaarheid te verbeteren. Daarnaast is er ook behoefte aan toetsend onderzoek: treden de verwachte veranderingen inderdaad op? Leefgebied Open akker De laatste jaren is er verkennend analytisch en ontwerpend onderzoek op gang gekomen naar de mogelijkheden voor akkervogels in moderne bedrijven. Gedetailleerd inzicht in het terreingebruik door de verschillende soorten biedt hiervoor de bouwstenen. Deze inzichten dienen verder verdiept te worden. Het uitwerken van diversificatie op bedrijfs- en landschapsniveau, zaaidichtheden en aanbod van braakliggende delen, gebruik van bestrijdingsmiddelen zijn belangrijke elementen. Gewenst is ook een relatie te leggen met de bevordering van ecosysteemdiensten zoals bestuiving, plaagbestrijding en het functioneren van de bodem (watervasthoudend vermogen, drainerende werking, ziektewering en nutriëntenvoorziening). Leefgebied Droge dooradering Aan dit leefgebiedtype zijn vele soorten verbonden, met onderling sterk uiteenlopende ecologische randvoorwaarden. Deze soorten stellen niet alleen eisen aan de dooradering zelf, maar ook aan het aangrenzende grasland of bouwland. De uitdaging is om tot vuistregels voor de ruimtelijke rangschikking en het beheer te komen die zoveel mogelijk soorten ten goede komen. De eerste behoefte is bestaande kennis te ordenen, met name gericht op de praktische context van het agrarisch natuurbeheer. Later kan worden bezien op welk vlak verdiepend analytisch onderzoek wenselijk is. Het gaat om een groot aantal doelsoorten en dus een diversiteit aan eisen die deze doelsoorten stellen aan het leefgebied. Aan de habitateisen van deze doelsoorten is tot dusver relatief weinig specifiek ecologisch onderzoek gedaan. Leefgebied Natte dooradering Natte dooradering is het leefgebiedtype waar tot dusverre vanuit het agrarisch natuurbeheer het minste aandacht aan is besteed. Er is weliswaar het een en ander aan ecologisch onderzoek uitgevoerd, maar de beheer- en beheersbaarheid is weerbarstig. De verantwoordelijkheden van het beheer liggen over verschillende partijen verdeeld. Sterker dan bij de andere leefgebiedtypen geldt dat er een grote afhankelijkheid is van andere actoren in het gebied. De noodzaak tot een gebiedsdekkende benadering doet zich hier sterk voelen. Er is met name behoefte aan ontwerpend onderzoek, waarin de mogelijkheden voor natuurgerichte inrichting en beheer op polder- of stroomgebiedniveau worden uitgewerkt. Ook hier is de uitdaging dit zo te doen dat een maximaal aantal soorten hiervan kan profiteren. In later stadium kan specifiek soortgericht onderzoek aan de orde komen. foto Fabrice Ottburg

15 4. Kennisverspreiding en kennis delen Kennisnetwerk OBN JAARPLAN foto Fabrice Ottburg 4.1 INLEIDING Doel van het Kennisnetwerk OBN is niet alleen het ontwikkelen van (nieuwe) kennis maar ook het ontsluiten en delen van bestaande dan wel nieuwe kennis: kennisverspreiding en kennis delen is daarom de tweede poot waar het Kennisnetwerk OBN voor staat. Ook hiervoor hebben de Deskundigenteams een taak. Om de communicatie over en door het netwerk te borgen is in 2014 een communicatieplan opgesteld. Communicatie in en door het Kennisnetwerk OBN heeft twee doelen: 1. Een brede naamsbekendheid genereren voor het Kennisnetwerk OBN zodat de meerwaarde van een onafhankelijke en deskundige partij bij de doelgroepen bekend is; 2. Het versterken van de wederzijdse kennisdeling en -verspreiding binnen de driehoek van onderzoekers, beheerders en beleidsmakers. Voor 2017 is gekozen voor 3 hoofdlijnen voor kennisverspreiding: 1. de vernieuwing en de actualisering van de website van het OBN; 2. doorgaan met de succesvol gebleken formules: brochures die inzichten van een landschap, habitat of thema samenvatten (stuifzanden, heide, bossen, vogels (met VB), hoogveen); nieuwe brochure over Laagveen-landschap; symposia als Duin & Kust (28/8/2015) en Beekdalen (20/9/2016) (in combi met brochure); nieuw symposium over Laagveen en Droge bossen; (digitale) beheersleutels (zoals vennen en beekvissen); nieuwe sleutels over: omgang met stikstof, opbrengen van bodem en/of maaisel. 3. de internationale toegankelijkheid van OBN-kennis verbeteren (mede voor de SER Kennisbank) en de Engelstalige samenvattingen van OBN-rapporten als zelfstandige publicaties op de website publiceren. 4.2 COMMUNICATIE KENNISNETWERK OBN Schriftelijke communicatie OBN nieuwsbrief In het Vakblad Natuur Bos en Landschap (oplage 1.800) verschijnt 4 keer per jaar een katern (4 pagina s) met korte samenvattingen van nieuw verschenen rapporten, interviews met beheerders die de resultaten toepassen in hun beheer, nieuws over activiteiten van het Kennisnetwerk OBN. De nieuwsbrief wordt tevens digitaal verspreid onder geïnteresseerden en wordt op de website natuurkennis.nl geplaatst. OBN Jaarverslag 2016 Het Kennisnetwerk OBN verantwoordt jaarlijks aan haar financiers BIJ12 en EZ in een jaarverslag de activiteiten ondernomen door het Kennisnetwerk OBN, zowel op het gebied van kennisontwikkeling als op het gebied van kennis delen. Het OBN jaarverslag biedt een actueel overzicht van het Kennisnetwerk OBN. Het jaarverslag van OBN is te vinden op de website van de VBNE en op natuurkennis.nl en wordt (nog) in ruime oplage verspreid. Rapporten Elk OBN-onderzoek resulteert in een eindrapport; hierin een duidelijke samenvatting en een hoofdstuk met aanbevelingen voor beheer en/ of beleid. Elk rapport bevat een Engelstalige samenvatting en ook de onderschriften van tabellen, figuren en kaarten zijn in het Engels. De gedrukte oplage is beperkt (30-60 ex.) want de focus ligt op een digitale verspreiding. De OBN kennissite wordt veel gebruikt om rapporten te downloaden. Voor druk van rapporten is daarom maar een beperkt budget beschikbaar uit de begroting van het Kennisnetwerk OBN.

16 4. Kennisverspreiding en kennis delen Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Artikelen Over elk OBN-onderzoek dat wordt afgesloten is in de opdracht de verplichting opgenomen om een artikel te publiceren in een vaktijdschrift dat door de doelgroep breed gelezen wordt (bijvoorbeeld De Levende Natuur of Vakblad Bos, Natuur en Landschap, H 2 O(-online), Natuurhistorisch Maandblad). Engelstalige wetenschappelijke publicaties zijn een bijdrage aan de internationale verspreiding van de door OBN ontwikkelde kennis; voor open access artikelen is een beperkte bijdrage beschikbaar (10 maal 300 per jaar). Publicatielijst OBN 2000 t/m 2016 (> 16 jaar!) Een compleet overzicht van alle publicaties van het kennisnetwerk (rapporten, populaire brochures, artikelen zowel Nederlandstalig als Engels) wordt afgerond en als (digitale) publicatie op de website gepubliceerd. Publiciteit Uit de onderzoeken komen vaak leuke en interessante resultaten die via de nieuwsbrief van de VBNE en/of via Natuurbericht (Nature Today) worden gecommuniceerd. Publiciteit over rapporten kan actiever worden opgepakt door persberichten of (beter!) contacten met journalisten (dagbladen, tijdschriften als Landeigenaar, Roots, Nieuwe Veluwe, Bionieuws). Een lijst van perscontacten is aangelegd. Kennissite Alle publicaties (rapporten, beheeeradviezen, brochures, verslagen) van OBN zijn te vinden op de website Ook is informatie over beheermaatregelen te vinden per natuurtype en per landschapstype. Doelgroep van deze website zijn beheerders, beleidsmakers en onderzoekers. In het OBN Communicatieplan uit 2014 is al het plan opgenomen om deze website grondig te herzien. In 2016 is met de grootschalige aanpassing van de website van start gegaan: de tekst van 2/3 van de beheertypen (30 stuks) is herschreven tot bondige teksten die beter aansluiten bij wat OBN voor de doelgroep aan kennis te bieden heeft. In 2016 is in de nieuw op te zetten website totaal ,- besteed; naar verwachting vraagt deze herziening in 2017 nog eens ,-. Om de nieuwe website te ontwikkelen die zo breed mogelijk wordt gebruikt door de doelgroep is een werkgroep opgericht met verschillende disciplines (beheer, onderzoek, communicatie, vormgeving etc.). De ambities van de grootschalige vernieuwing zijn één op één aansluiting bij de Index natuur en landschap op het Portaal Natuur&Landschap; actualiseren (en inkorten!) van alle teksten op de OBN site; de OBN-rapporten koppelen aan de beheertypen en de adviezen; op de Engelstalige pagina tekst over het OBN en natuurbeheer in Nederland en het beschikbaar stellen van pdf s van de Engelse samenvattingen van de OBN-rapporten; via de website inschrijven voor een digitale nieuwsbrief van OBN; de bekendheid van de website vergroten. Beheersleutels De actualisatie van de vennensleutel in 2014 is een grote vooruitgang in de communicatie over herstel en beheer van natuur. Daarom wordt de voor de vennensleutel nieuw ontwikkelde software inhoudelijk voor meerdere habitat/beheertypen toegepast zoals voor beekvissen (in 2016 gepubliceerd) en mogelijk onderwerpen als omgang met stikstof en/of hoogveen. Films De ambitie is om over elk landschapstype een filmpje te produceren met een algemene inleiding op OBN, met afwisselende beelden en korte gesprekken met een beheerder, een onderzoeker en beleidsmedewerker. Vooralsnog ontbreekt voldoende budget dus zal eerst in beeld worden gebracht wat de doelgroep is, bij welke gelegenheden filmpjes gebruikt kunnen worden (internet, symposia ) en wat de toegevoegde waarde is. Interactieve communicatie Digitale communicatie Enerzijds om kosten te besparen en anderzijds om mee te gaan met de tijd, wordt steeds meer gebruik gemaakt van digitale vormen van communicatie zoals sociale media en app s. Specifieke kennisprojecten Naast het delen van specifieke kennis per OBN-onderzoek of per landschapstype (zie veldwerkplaatsen en activiteiten van de deskundigenteams in 4.3) is het zinvol om jaarlijks minstens een maal het Kennisnetwerk OBN zelf onder de aandacht te brengen. In het kader van de overeenkomst met BIJ12 en EZ zal in 2018 een evaluatie plaats vinden (gericht op het vervolg in 2019) en het maken van een Kennisagenda OBN in het jaar 2017/2018. In 2017 zal een internationale bijeenkomst worden georganiseerd voor kennisnetwerken in andere Europese landen.

17 4. Kennisverspreiding en kennis delen Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Beheerdersdag De Beheerdersdag op de laatste vrijdag van september, wordt georganiseerd door de Unie van Bosgroepen, de VBNE en anderen. Het is dé landelijke ontmoetingsdag op het gebied van het beheer van bos, natuur en landschap, met zo n deelnemers. Het Kennisnetwerk OBN presenteert zich elk jaar op de informatiemarkt met een stand en verzorgt de inhoud van meerdere workshops. Zo mogelijk worden ook presentaties gegeven op andere door derden georganiseerde bijeenkomsten, zoals het symposium van Ecologica (april) en de SOVON-dag (november). Veldwerkplaatsen De resultaten van OBN-onderzoek worden in veldwerkplaatsen gepresenteerd en bediscussieerd. In 2017 zal weer een gevarieerd aanbod van minimaal 8 OBN gerelateerde veldwerkplaatsen georganiseerd worden. Veldwerkplaatsen zijn een succesvolle formule gebleken om beheerders op de hoogte te brengen van nieuwe inzichten in het bos- en natuurbeheer. Op de website is de actuele informatie over de programmering van de veldwerkplaatsen te vinden. De veldwerkplaatsen worden aangekondigd door een digitale nieuwsbrief en via diverse andere kanalen (mails, websites). Internationaal Op de begroting staat een beperkt budget voor internationale activiteiten bijv. in het kader van het door de Europese Commissie opgezette New Biogeographical process N2000 (o.a. met internationale workshops in de Atlantische regio, als een van de Biogeografische regio s in Europa). Het ECNC heeft de opdracht van de EC om een communicatieplatform Natura2000 te ontwikkelen om Europese kennisuitwisseling beter te organiseren. Het OBN heeft aangeboden om aan dat project medewerking te geven. OBN zal bijvoorbeeld participeren in het internationale heidesymposium dat in 2017 in Nederland zal plaatsvinden. Op de website van het OBN is een Engelstalige pagina geopend. Deze pagina zal in 2017 worden gevuld met algemene informatie over het OBN en de diverse deskundigenteams en thema s en een ingang vormen voor de OBN-rapporten die sinds 2013 van een Engelse samenvatting zijn voorzien. Hiermee moet de internationale toegankelijkheid van de OBN kennis worden vergroot. In 2016 is een nieuwe Engelstalige brochure over het Kennisnetwerk OBN geproduceerd. Duin en kust Voorzetting van de communicatie (o.a. een Nieuwsbrief) over het project Kleinschalige verstuiving (wellicht in combinatie met het onderzoek naar konijnenpopulaties) ten behoeve van de maatregelen in de diverse PAS-gebiedsplannen. Laagveenmoerassen In het Laagveenlandschap zijn de afgelopen jaren enkele grote onderzoeken uitgevoerd naar een aantal essentiële ecologische ontwikkelingen als verbrakking, verlanding, bevloeiing, flexibel peilbeheer. Voor beheerders, inrichters en beleidsmakers zal een kennisdag worden georganiseerd met presentaties van de recente resultaten met het doel om inzicht te krijgen in de kansen op systeemherstel en de effectiviteit van (PAS-)maatregelen in het laagveengebied: welke herstelmaatregelen zijn onderbouwd en welke zijn hypothetisch? Wat betekent dit voor de toekomstige prioriteiten in onderzoek? Wat betekent dit voor huidig beheer? Nat zandlandschap Naar aanleiding van de opgestelde handboek Ecohydrologische systeemanalyse zullen met Stowa een aantal communicatieactiviteiten georganiseerd worden om de resultaten te verspreiden. Gestart is met het schrijven van een hoogveenboek waarin alle verzamelde kennis van de afgelopen 15 jaar wordt weergegeven in een actueel overzicht. Droge bossen Om de nieuw in de belangstelling komende beheerproblemen (oogst, verjonging, boomsterfte) en de relatie met stikstofdepositie helder te maken is in 2015 een brochure gepresenteerd (Arme bossen verdienen beter). N.a.v het verschijnen van deze brochure zal de inhoudelijke strekking hiervan (effecten stikstofdepositie op bosecosysteem en PAS herstelmaatregelen) in een aantal bijeenkomsten worden gepresenteerd, b.v. de doelgroep provincies. Daarnaast zal een aantal veldwerkplaatsen, naar aanleiding van lopend of recent afgesloten onderzoeken worden georganiseerd. Artikelen in (Nederlandstalige) tijdschriften naar aanleiding van lopende of recent afgesloten onderzoeken ( Voedselkwaliteit en biodiversiteit bossen, Akkers in heide en Fosfaattoevoeging heide) zullen worden gepubliceerd. 4.3 KENNISVERSPREIDING DOOR DE DT S De afzonderlijke DT s organiseren geregeld communicatie-activiteiten zoals bijeenkomsten, werkbijeenkomsten of minisymposia om hun opgedane kennis te delen en te verspreiden. Voor deze activiteiten is in de begroting een budget ter grootte van euro opgenomen. Themanummers LANDSCHAP Om de ontwikkelde OBN-kennis samenvattend te presenteren en inhoudelijk te reviewen zal het werk van een aantal OBN Deskundigenteams in het wetenschappelijk tijdschrift Landschap worden gepresenteerd. In 2016 is het Nat zandlandschap aan de orde komen. Het werk van het Deskundigenteam Droog zandlandschap volgt in 2017 en Laagveen- en Zeekleilandschap in Onderzoek van de andere Deskundigenteams zijn in de Levende Natuur al eerder aan de orde geweest, namelijk Rivierenlandschap, Heuvellandschap en Beekdallandschap. Hiermee willen we al het OBN onderzoek in de OBN periode inhoudelijk presenteren en reviewen.

18 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Begroting 2017 foto Cora de Leeuw 5.1 FINANCIERING Het budget dat beschikbaar is voor het Kennisnetwerk OBN en haar activiteiten (onderzoek, bijeenkomsten, vacatie, communicatie) bestaat in 2017 in totaal uit 1,7 miljoen euro. De financiering wordt gevormd door 2 geldstromen: ,- van IPO/BIJ12 voor het uit te voeren onderzoek en een subsidie van ,- van het ministerie EZ voor communicatie en de instandhouding van het netwerk. Vanaf 2016 wordt door EZ gedurende 2 jaar ,- specifiek beschikbaar gesteld voor het Deskundigenteam Cultuurlandschap. Met het budget van ,- dat in 2017 structureel beschikbaar is voor kennisontwikkeling is de kritische grens voor het functioneren van het kennisnetwerk als inspirerende en innoverende omgeving bereikt. Onder deze kritische grens zijn voor de deelnemers onvoldoende prikkels om te investeren in het netwerk. Voor de komende jaren is het daarom noodzakelijk om in te zetten op het vergroten van het budget voor het kennisnetwerk. Deze strategie bestaat uit twee pijlers. De eerste pijler is het verbeteren van de positie van kennisontwikkeling door het netwerk in het hernieuwde natuurbeleid van de provincies. Onze visie is dat 1-2 procent van het budget voor bijv. uitvoering van de PAS, inrichting van het nationaal natuurnetwerk en agrarisch natuurbeheer, wordt besteed aan kennisontwikkeling. Dat is noodzakelijk voor de kwaliteit en de innovatie van een beleidsveld. Dit gaat ook op voor de opgaven voor een effectief en efficiënt natuurherstel en beheer (SNL). Het ontwikkelen en benutten van die benodigde kennis is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van overheden en uitvoerende partijen en kan efficiënt gebundeld worden op landelijk niveau. De tweede pijler is het zoeken naar allianties met andere maatschappelijke opgaven waarbij een wederzijds voordeel te behalen is, zoals bijvoorbeeld waterveiligheid (kust en grote rivieren), zoetwatervoorziening (water bergen en water sparen), klimaatbestendige steden, grotere benutting (biomassa, CO 2 -opslag, recreatie). Voor deze maatschappelijke opgaven is een veelvoud van het natuurbudget beschikbaar en hier kan een (gedeelde) kennisagenda een extra vraag naar kennis over natuurherstel en beheer genereren en uitmonden in gezamenlijke financiering en/of samenwerking. In totaal is door OBN in de afgelopen jaren ca ,-/jaar cofinanciering ontvangen waarmee de totale omzet van het Kennisnetwerk ca. 2-2,2 miljoen euro is. 5.2 UITGAVEN In de begroting van het Kennisnetwerk OBN worden vier groepen van uitgaven onderscheiden. De uitgaven voor kennisontwikkeling betreffen de geselecteerde onderzoeksprojecten (zie hoofdstuk 3) en deze worden geheel gefinancierd door IPO/BIJ12 (of met cofinanciering door andere externe partijen). Financiering van noodzakelijke monitoringprojecten (als beperkte voortzetting van eerdere OBN-onderzoeken) is vanaf 2015 gevonden door een herschikking van de posten in de subsidie van het ministerie van EZ. De andere drie uitgavenposten betreffen: de productieve werkzaamheden van de deskundigenteams voor de ontwikkeling en begeleiding van het onderzoek, monitoring en advisering (1e poot van het kennisnetwerk OBN); de producten en activiteiten voor de kennisverspreiding (2e productieve poot van het kennisnetwerk OBN); de organisatiekosten voor aanbestedingen en coördinatie (totaal ca ; ca. 13% van de totale omzet). Deze drie uitgavenposten worden gefinancierd uit de subsidie van het ministerie EZ Werkzaamheden Deskundigenteams Een effectief en voorop lopend kennisnetwerk is gebaseerd op de passie en inzet van mensen in de deskundigenteams. De DT s hebben een 2-ledige taak: onderzoeksvoorstellen ontwikkelen en de onderzoeken tot en met eindrapport begeleiden; de verspreiding van de resultaten en nieuwe opgedane kennis onder de doelgroepen. Dit vraagt een aanzienlijke inzet met name van de bestuursleden van de deskundigenteams. Voor de DT s is daarom een budget beschikbaar.

19 5. Begroting Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Vergoedingen (vice)voorzitters en secretarissen Om de motor van het Kennisnetwerk OBN, de acht deskundigenteams en de EG Fauna, goed te laten draaien, heeft het Kennisnetwerk OBN een vergoedingsregeling: de (vice)voorzitters en de secretarissen krijgen een vergoeding zodat ze zich actief kunnen inzetten voor het Kennisnetwerk OBN. De omvang van de beschikbare vergoeding voor de (vice)voorzitters is vanaf 2015 verlaagd. Met het budget is ruimte om 8 DT besturen en het bestuur van de EG Fauna een vergoeding te betalen. Bijeenkomsten Deskundigenteams: vacatiegeld Er is een vacatievergoeding beschikbaar voor de onderzoekers die lid zijn van de deskundigenteams. Deze vergoeding borgt dat onderzoekers onafhankelijk kunnen opereren in het kennisnetwerk en geen aanspraak kunnen maken op de onderzoekopdrachten die voortkomen uit hun inzet binnen een specifiek deskundigenteam. Bijeenkomsten Deskundigenteams: werkbudget De deskundigenteams komen ca. vijf keer per jaar bijeen. De teams streven er naar de kosten voor de bijeenkomsten, zoals zaalhuur etc. zo veel mogelijk in kind te organiseren. Dit lukt echter niet altijd en ook zijn de bijeenkomst vaak op locatie omdat ze gekoppeld zijn aan een veldbezoek. Daarom is voor de bijeenkomst van de DT s in de begroting een werkbudget opgenomen van 8.000,- in totaal voor alle deskundigenteams. Monitoring en advisering De werkzaamheden van de deskundigenteams betreffen ook het in de tijd volgen van uitgevoerd onderzoek in de vorm van vervolg-monitoring en het op verzoek van beheerders of beleidsmakers geven van concrete gebiedsgerichte adviezen. Van beide activiteiten worden de resultaten in een rapport op de OBN website gepubliceerd. Voor beide activiteiten is in de begroting opgenomen (zie tabel 5.4) Kennisverspreiding en kennisdelen Op de begroting van het OBN Jaarplan 2017 staat voor communicatie Algemeen ,- (zie tabel 5.1) en voor communicatie door DT s ,- (zie tabel 5.2). Naast deze 2 posten is budget beschikbaar voor de nieuwsbrief, rapporten, jaarverslag en te besteden uren. Voor de uitvoering van de communicatie-activiteiten (website, beheerdersdag, films) worden maximaal 40 productieve dagen/per jaar ingezet. De Tabel 5.1 Communicatieactiviteiten algemeen Project Status Budget Natuurkennis.nl Herziening en actualisering van de OBN website (zie ook tabel 5.2) Internationaal Deelname aan internationale bijeenkomsten in kader van NBP (organisatie door ECNC Tilburg) en/ of SER (in 2016 Engelstalige brochure, deelname SWS- en/of SER(E)- congressen; minder benodigd in 2017) Engelstalige site Engelse samenvattingen uitbreiden en apart als pdf publiceren Beheerdersdag Algemene subsidie en sprekers Overig Reservering voor kleine uitgaven die elk jaar nodig blijken (bv. opmaak, verslag symposium, stands, artikelen) Totaal veldwerkplaatsen worden opgenomen in een programma en apart gefinancierd. Gedrukte producten Jaarlijks worden ca. 8 eindrapporten gepubliceerd en in een kleine oplage gedrukt; er zal bij elk rapport een actieve verspreiding plaatsvinden op basis van een verzendlijst gericht op de betrokkenheid bij het onderwerp. De rapporten worden voorzien van een zelfstandig leesbare Engelstalige samenvatting en onderschriften bij figuren en tabellen; deze samenvattingen worden gepubliceerd op natuurkennis.nl en op de site van de internationale Society for ecological restoration SER). Website OBN 1n 2017 is in totaal ,- gereserveerd voor de actualisering van de website van OBN. (zie tabel 5,1 en tabel 5.2). Daarnaast is structureel elk jaar ruim ,- gereserveerd voor het actueel houden van de inhoud van de website. Voor een volledige herziening en actualisering van alle beheertypen en de overige onderdelen; bouw en de overzet- Tabel 5.2 Communicatieactiviteiten DT s Algemeen/DT Project Budget Motivatie Droog Zand Themanummer Landschap Vastgelegd en in gang gezet Laagveen en zeeklei Laagveen en zeeklei Droog Zand Duin en Kustlandschap Natuurkennis.nl Kennisdag/symposium over resultaten onderzoeken verbrakking, Nog niet in gang gezet verlanding en flexibel peil Brochure Nieuw in combinatie met symposium Symposium/bijeenkomsten voor provincies over problematiek In 2016 nog niet in gang gezet stikstof in droge bossen (presentatie van Landschap) Kennisverspreiding kleinschalige verstuiving Vervolg op 2016 Kleinschalige initiatieven vanuit DT s (workshops, presentaties, folders, etc) Herziening en actualisering van de OBN website natuurkennis.nl (zie ook tabel 5.1) Totaal In 2016 in uitvoering genomen; in 2017 voort te zetten: rest beheertypen, overige onderdelen; bouw nieuwe site en overzetten

20 5. Begroting Kennisnetwerk OBN JAARPLAN ting: in totaal is naar schatting in 2017 minstens ,- nodig (overig budget dus elders te vinden!). Een naar verwachting (kleine) overschot van 2016 zal daarom gereserveerd worden voor de nieuwe website. Hiermee is voor de website voldoende financiering beschikbaar. Veldwerkplaatsen De kosten voor de inzet van sprekers op de veldwerkplaatsen worden betaald uit het OBN-project waar de veldwerkplaats een deel van is. De uitgaven voor de veldwerkplaatsen worden gedekt door de financiële bijdrage van de deelnemers en subsidies door Colland Fonds Arbeidsmarkt, Staatsbosbeheer, van Hall/Larenstein, de Unie van Bosgroepen, Stowa en Natuurpunt. Daarom drukken de veldwerkplaatsen niet op het communicatiebudget van OBN. Communicatieactiviteiten 2017 DT s Van het beschikbare budget is toegezegd voor het 2 e Themanummer van LANDSCHAP in 2017 over het Droog zandlandschap (2018 Laagveen en Zeekleilandschap); de gelegenheidsredactie is al aan de slag. Er zijn enkele voornemens van DT s in 2016 niet van start gegaan die evenwel goed passen in de hiervoor geformuleerde hoofdlijnen; deze zullen alsnog in 2017 worden uitgevoerd. In 2017 zullen communicatie-acties worden uitgevoerd over laagvenen, kleinschalige verstuiving en ecohydrologische systeemanalyse in beekdallandschappen. (Zie tabel 5.2) Werkzaamheden VBNE De VBNE coördineert en ondersteunt het Kennisnetwerk OBN. Deze werkzaamheden houden o.a. in het ondersteunen van de Adviescommissie OBN, het ondersteunen van de secretarissen/dt s, het begeleiden van offertetrajecten (aanbestedingen), het begeleiden van de onderzoeken, het coördineren van de kennisontsluiting en -verspreiding en de communicatie zoals in voorgaande hoofdstukken beschreven. De personele inzet hiervoor is begroot op uren door een programmaleider; uren door een programmamedewerker en 180 uren ondersteuning door een administratief medewerker (zie onderstaande tabel voor nadere onderverdeling van de uren). (externe en onafhankelijke) leden van de Beoordelingscommissies van de offertes ( 1.000,-/lid; maximaal 10 maal). Boekhouding, facturatie en jaarrekening De boekhouding van het Kennisnetwerk OBN omvat ongeveer 300 facturen per jaar. Daarnaast dient een jaarrekening te worden opgemaakt. De boekhouding wordt uitbesteed voor een bedrag van 7.250,-. De jaarrekening wordt met het jaarverslag aangeboden aan BIJ12/ EZ met verzoek om decharge over de financiën. De Jaarrekening OBN wordt gecontroleerd door een onafhankelijk accountant; de kosten bedragen 5.000,-. Reservering voor 2019 en verder voor integrale afwikkeling projecten Elk jaar wordt ,- gereserveerd om het mogelijk te maken om projecten die langer lopen dan de periode van de subsidieovereenkomsten, namelijk tot na 2018, integraal af te kunnen wikkelen. Dit is een vereiste van de accountant. 5.3 INKOMSTEN EN UITGAVEN KENNISNETWERK OBN 2017 De begroting van het Kennisnetwerk OBN is vrijwel overeenkomstig de herziene begroting voor 2016 (en door ministerie EZ goedgekeurd). Het resultaat van de begroting van 2016 is per 15 oktober 2016, met nog 1 kwartaal te gaan, niet in detail bekend. Grote verschuivingen in de begroting 2017 in vergelijking met 2016 worden aan EZ voorgelegd. Een (naar verwachting zeer klein) overschot van 2016 kan leiden tot reserveringen voor 2017 en aanpassing van een enkele begrotingspost. In dat geval zal in de communicatie-activiteiten (zie hoofdstuk 4) extra budget worden gereserveerd voor de nieuwe website of voor monitoring van lopend onderzoek (zie hoofdstuk 3). Werkzaamheden rondom aanbestedingen De VBNE gaat uit van openbare aanbesteding omdat het OBN-onderzoek met publiek geld wordt gefinancierd en voor publieke doelen (natuurherstel) worden uitgevoerd. Alleen als er zwaarwegende argumenten zijn wordt afgezien van openbare aanbesteding. De aanbestedingsprocedure wordt (juridisch) ondersteund door een externe partij (ca per traject) en er is een vergoeding voor de Tabel 5.3 Activiteiten Uren Programma-leider Uren Programmamedewerker Algehele coördinatie en Adviescommissie OBN Begeleiden offertetrajecten Begeleiden onderzoeken Redigeren en opmaak rapporten 100 Begeleiden activiteiten voor kennis delen Organisatorische ondersteuning symposia en veldwerkplaatsen TOTAAL Uren Administratief medewerker Alle bedragen in de begroting zijn in euro s en inclusief 21% BTW

21 5. Begroting Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Tabel 5.4 Inkomsten en uitgaven Kennisnetwerk OBN 2017 Alle bedragen in de begroting zijn in euro s en inclusief 21% BTW INKOMSTEN Toegekende financiering (netwerk, communicatie, coördinatie) door Ministerie van EZ Toegekende financiering kennisontwikkeling door IPO/BIJ Toegekende financiering DT Cultuurlandschap door Ministerie EZ Cofinanciering kennisontwikkeling door provincies, derden p.m. Aanvullende opdrachten? Cofinanciering adviesaanvragen Cofinanciering derden TOTAAL p.m. p.m p.m. UITGAVEN Kennisontwikkeling Onderzoeksprojecten DK Herstel konijnenpopulaties NZ Acrotelmvorming DZ Kansen oude heide HE Lijnvormige elementen DZ Verbetering strooiselafbraak BE Vermest grondwater DT Cultuurlandschap Totale bijdrage uit OBN-budget (in aanbesteding inverdienen) max b. Reserveprojecten c. Monitoringprojecten TOTAAL Kennisontwikkeling maximaal max Werkzaamheden Deskundigenteams Per uur/stuk # uren/n 2.1 Vergoedingen voorzitters (max. 96u/jr/DT * 8) 100, , Vergoedingen vicevoorzitters (max. 64u/jr/DT * 8) 100, , Vergoeding secretarissen (max. 160u/jr/DT * 7) 90, , Vergoeding per bijeenkomst voor onderzoekers in DT s (max. 8 DT s, 4 bijeenkomsten en max. 7 onderzoekers / DT) 150, , Werkbudget DT s ( 250/bijeenkomst; max.4/jaar/dt * 8) 250, ,00 TOTAAL Werkzaamheden Deskundigenteams ,00 vervolg volgende pagina>

22 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Kennisverspreiding en kennisdelen 3.1 OBN nieuwsbrief: digitaal en katern in Vakblad NBL , Jaarverslag/jaarboek , Begeleiden, redigeren en opmaken 10 rapporten Per uur/stuk # uren/n 10 Engelstalige samenvatting/onderschriften 800, ,00 reproductiekosten 10 eindrapporten 1.500, , Ontwikkelen en beheer website OBN Technisch onderhoud 1.500,00 Redactie/actualisatie website , Kennisverspreiding door de DT s (zie tabel 5.2) , Inzet communicatiemedewerker 80, , Kennisverspreiding algemeen door het Kennisnetwerk OBN (congres, evaluatie, internationaal etc.) (zie tabel 5.1) , Advisering door DT s ,00 TOTAAL Kennisverspreiding en kennisdelen ,00 4. Werkzaamheden VBNE 4.1 Personele kosten (integraal uurtarief) Uurtarief Inzet uur Inzet programmaleider 98, ,00 Inzet programmamedewerker 82, ,00 Inzet secretariaat 60, , Werkzaamheden rondom aanbestedingen # Trajecten Kosten per traject ( ) Eenmalige aanpassing aanbestedingsstukken Begeleiding aanbestedingen door adviseur Vergoeding leden Beoordelingscommissies , , , Boekhouding, facturatie en opstellen jaarrekening 7.250, Accountantsverklaring 5.000, Reservering voor 2019 voor afwikkeling ,00 TOTAAL Werkzaamheden VBNE ,00 TOTAAL Uitgaven Kennisontwikkeling Werkzaamheden Deskundigenteams Kennisverspreiding en kennisdelen Werkzaamheden VBNE TOTAAL , , , , ,00

23 Bijlage 1 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Afwikkeling onderzoek periode OBN onderzoeksprojecten verplichtingen 2017 Projectnr Projectnaam 2017 kasreservering Integraal natuurherstel in beekdalen door ontwikkeling van diffuse afvoersystemen, OBN gedempte afvoerdynamiek en genuanceerd beekprofielherstel Ontwikkeling van droge heischrale graslanden op voormalige landbouwgrond in het OBN zandlandschap Fase OBN Verbrakking in het laagveen- en zeekleilandschap: van bedreiging naar kans Totaal onderzoeksprojecten

24 Bijlage 2 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Stand van zaken onderzoek Jaarplannen en kasreservering BIJ Overzicht 2014 Projectnr Projectnaam Totaalbedrag Kasreservering 2017 OBN DZ Heideherstel door slow release mineralengift OBN DK Regenmetingen project Noordwestkern, Zuid Kennemerland afgerond OBN NZ Evaluatie omgang effecten overmatige voedingsstoffen afgerond OBN LZ Onderzoek effecten van stikstof in overgangs- en trilvenen OBN RI Laag dynamische aquatische systemen in uiterwaarden afgerond OBN HE Mergelgroeven en rotsen afgerond OBN BE Hydrologie en beekdalvenen* Totaal budget onderzoeksprojecten Cofinanciering 0 Totaal verplichte onderzoeksprojecten * dit bedrag wordt aangevuld met financiering vanuit subsidie ministerie van Economische Zaken Overzicht 2015 Projectnr Projectnaam Totaalbedrag Kasreservering DK Ontwikkeling kleindschalige dynamiek d.m.v stuifkuilen* LZ Onderzoek herstelmaatregel bevloeiing trilvenen NZ Handleiding hertel hoogveenlandschap afgerond BE Herstel broekbossen DK Kwelderonderzoek DZ Herstel arme bossen d.m.v. slow release mineralengift Functionaliteit bufferzones ter voorkoming van toevoer van HE nutriënten uit landbouwgronden naar lager gelegen natuur ** Totaal budget onderzoeksprojecten Cofinanciering Totaal verplicht onderzoeksprojecten HE Kalktufbronnen (H7220): onderzoek naar een grenswaarde voor de stikstofbelasting via het grondwater*** afgerond * vanuit de provincie Zeeland, Zuid-Holland, Noord-Holland en Friesland is confinanciering toegezegd ** grootste deel financiering komt van provincie Limburg met *** dit onderzoek wordt volledig gesubsidieerd door provincie Limburg

25 Bijlage 2 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Overzicht 2016 Projectnr Projectnaam Totaalbedrag Kasreservering 2017 OBN DK Habitat overstijgende interacties Griend OBN DZ Praktijkproef heideherstel* OBN RI Herstel kwelmilieus en kwelgeulen Maas OBN NZ Boszones rond veentjes** OBN HE Veldbies Beukenbos*** OBN DZ Kruidenrijk en faunarijk grasland OBN BE Onderhoud beken**** OBN-2016 Vervolgmonitoring eerder afgerond OBN onderzoek afgerond OBN-2016 Meerwerk onderzoeken Onbesteed Totaal budget onderzoeksprojecten Cofinanciering Totaal verplicht onderzoeksprojecten OBN CU Cultuurlandschap***** * grootste deel gefinancierd door provincie Drenthe met ** cofinanciering door provincie Drenthe van *** cofinanciering door provincie Limburg van **** cofinanciering door de Stowa met ***** Onderzoek en communicatie vanuit het Deskundigenteam Cultuurlandschap wordt geheel financierd door het ministerie van Economische Zaken in de periode

26 Bijlage 3 Lopende onderzoeksprojecten in DESKUNDIGENTEAM BEEKDALLANDSCHAP Integraal natuurherstel in beekdalen Voor circa kilometer beeksysteem zijn in de komende 15 jaar herstelmaatregelen gepland, mede in het kader van de Kader Richtlijn Water (KRW), Waterbeheer 21e eeuw (WB21) en Natura2000. Deze herstelmaatregelen richten zich veelal op wijzigingen in het beekprofiel en bieden ruimte aan zeer beperkte inundaties. Inrichtingsconcepten met een integrale benadering van de aquatische en terrestrische componenten van beekdalen zijn echter nog nauwelijks uitgeprobeerd. Veel beekherstelprojecten, die sectoraal van aanpak zijn en vaak gericht op het herstel van fysische vormen, bieden daarom onvoldoende houvast voor zowel biotisch beekherstel als voor het oplossen van verdrogingsproblematiek. Er is daarom behoefte aan zowel nieuwe herstelconcepten als nieuwe kennis waarmee inrichters, waterbeheerders en natuurbeheerders hun herstelinspanningen beter kunnen laten renderen. Dit biedt ook kansen voor waterberging als ecosysteemdienst, door water langer in de haarvaten van het systeem te kunnen vasthouden. Het onderzoek richt zich op de volgende drie hoofdvragen: 1) Ontwikkelen van diffuse afvoersystemen: Hoe functioneren ze en waar zijn mogelijkheden ze te ontwikkelen?; 2) Het dempen van de afvoerdynamiek: Hoe kunnen we afvoerdynamiek verminderen, en welke rol kunnen diffuse afvoersystemen daarin spelen?; 3) Genuanceerd verondiepen en versmallen (herprofileren): Welke technieken zijn het meest geschikt om beken te verondiepen en te versmallen? Dit onderzoek is in 2013 gestart en wordt afgerond begin Financiering komt van het ministerie van Economische zaken (OBN programma ). Onderzoek hydrologie beekdalvenen Voor herstel van de biodiversiteit in aangetaste beekdalvenen is vernatting de belangrijkste maatregel. De actuele biogeochemische toestand van de bodem en het ontbreken van soorten in de lokale soortenpool zijn daarbij belangrijke knelpunten voor herstel van biodiversiteit. Een nog te sterk fluctuerende grondwaterstand is ook een groot knelpunt door de waterhuishouding van het omringende landschap (ontwatering, verdiepte beken, verminderde grondwateraanvulling inzijggebied) en de hydrologische eigenschappen van het gedegradeerde veen. In de vernatte en gedegradeerde veenbodems zorgt een fluctuerende grondwaterstand voor sterke afbraak en is daarmee een bottleneck voor voedselarme kleine zeggen-slaapmosvegetaties en veenvorming. Bij fluctuerende waterstanden lijkt ook sneller opslag van bomen en struiken op te treden. Een hoge grondwaterstandsdynamiek zou dan het handhaven van korte vegetatie zonder maaibeheer lastig realiseerbaar maken. Een lange-termijn beheerstrategie zonder maaibeheer is van belang voor de bevordering van microtopografie met bijbehorende flora- en faunadiversiteit. Onderzoek naar de hydrologie van beekdalvenen om tot herstelmaatregelen te komen sluit aan bij de thema s I (Behoud en herstel van natuurgebieden), II (Ontwikkelen PAS Herstelstrategiën) en VI (Ecosysteemdiensten Natuurbeheer) van de OBN Kennisagenda Beleidscontext Natuurherstel in het kader van Natura 2000-doelen dient enerzijds Kennisnetwerk OBN JAARPLAN te leiden tot vergroting van biodiversiteit en het versterken van de veerkracht van ecosystemen. Anderzijds is het vergroten van door het systeem geleverde ecosysteemdiensten een expliciet beleidsdoel. Voor Natura 2000 draagt vernatting van beekdalvenen bij aan herstel van habitattype H7140A Overgangs- en trilvenen (trilvenen), waarvoor in Nederland een verbeterdoel geldt (uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit). Belangrijke Natura 2000-soorten die kunnen profiteren zijn diverse moerasvogels (bv. Watersnip en Porseleinhoen als broedvogel) en de mossoort Geel schorpioenmos. Rode Lijst-soorten die voor dit habitattype kenmerkend zijn, hebben tot nu toe in herstelprojecten een beperkte vooruitgang laten zien. In de herstelstrategieën van de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) zijn vernatting en terugkeer van kwel onderkend als belangrijke maatregelen met een groot positief effect. Voor uitvoering van de PAS en ook voor verdere ontwikkeling van de Top Natuur en aanpak van verdroging in de TOPgebieden zullen daarom in beekdalen nog veel maatregelen in de waterhuishouding worden uitgevoerd. Meer kennis over effectief herstel van de waterhuishouding van beekdalvenen is daarom zeer gewenst. Andere belangrijke ecosysteemdiensten zijn bovendien de ontwikkeling van beekdallandschappen die aantrekkelijk zijn voor recreatie ( wildernis om de hoek, mooi landschap) en retentie van CO2 in veenvormende moerassen. Doel van het onderzoek Doel van de studie is: 1) het opstellen van een kennisoverzicht over de hydrologie van beekdalvenen; 2) het geven van voorlopige adviezen voor de herstelpraktijk van natuurbeheerders en waterschappen en 3) het formuleren van vervolgonderzoek om kennislacunes aan te pakken. Vervolgonderzoek moet resulteren in beter gefundeerde lange termijnherstelstrategieën die de beheerders in en rond beekdalvenen kunnen toepassen voor herstel van grondwater gevoede beekdalveenvegetaties en bijbehorende fauna. Het onderzoek moet meer kwantitatief inzicht geven in hydrologische randvoorwaarden (waterregime, waterbalans) in relatie tot natuurtypen en welke concrete maatregelen in de waterhuishouding hieraan bijdragen. Dit onderzoek is in 2015 gestart en wordt afgerond in Het wordt gefinancierd door de gezamenlijke provincies en voor klein deel door het ministerie van Economische Zaken. Ontwikkeling broekbossen Probleemstelling Broekbossen (habitattype H91E0 Alluviale bossen met Zwarte els en Gewone es) vormen een belangrijke ecosysteemcomponent in beekdalen. Ze worden gekenmerkt door een grote interne variatie aan structuren en abiotische condities, en zijn mede daardoor zeer soortenrijk. Als gevolg van verdroging en ontginning is het areaal aan goed ontwikkeld broekbos de afgelopen halve eeuw fors afgenomen. Zowel in de beekdalen als in aangrenzende laagveen- en kleigebieden is landbouwgebied aangekocht voor de ontwikkeling van nieuwe natuur, al dan niet in combinatie met doelen op het gebied van waterberging en/of CO2- vastlegging. Hier ligt een kans voor herstel van het areaal broekbossen. Echter, welke mogelijkheden liggen er voor de ontwikkeling van broekbossen op voormalige landbouwgronden; welke typen broekbossen kunnen we hier op termijn verwachten? En aan welke condities moet worden voldaan bij de inrichting en het waterbeheer om op redelijke termijn soortenrijke broekbossen te laten ontstaan die bijdragen aan de

27 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN biodiversiteit en de realisatie van Europese natuurdoelstellingen? Dit onderzoek gaat in op de invloed van waterdynamiek en nutriëntenbeschikbaarheid op de ontwikkeling van vegetatie en fauna in broekbossen in beekdalen aan de hand van drie thema s: 1. Inrichtings- en herstelstrategieën voor voormalige landbouwgronden; 2. Onbalans en herstel van de bodemchemie; 3. Koppeling ecologische en waterstaatkundige doelen landschap. Beleidscontext Het onderzoek is van belang voor de volgende beleidsonderwerpen: a. Natura 2000; Broekbossen zijn een belangrijk habitattype H91E0 (Alluviale bossen met Zwarte els en Gewone es). Vanwege de prioritaire status van de vochtige alluviale bossen is behoud én uitbreiding van dit type gewenst. b. Natuurnetwerk en Ontwikkeling van nieuwe natuur; Ontwikkeling van broekbossen zal veelal plaatsvinden op voormalige landbouwgronden die onderdeel zijn van het Natuurnetwerk Nederland. De bodemkwaliteit vormt daar mogelijk een beperkende factor. Door voormalig landbouwkundig gebruik is de bodem vaak rijk aan onder meer fosfaat. Het is van belang om te weten wat de invloed is van deze voorgeschiedenis op de ontwikkeling van nieuwe broekbossen. Het gevolg van een te rijke bodem kan zijn dat er verruiging optreedt van de vegetatie en dat doelsoorten geen kans krijgen zich te vestigen. c. Ecosysteemdiensten; Steeds meer wordt natuurontwikkeling in beekdalen gecombineerd met waterberging en soms ook met CO 2 - vastlegging. Door in nieuwe broekbosgebieden toe te staan dat bij afvoerpieken het beekdal overstroomt, kan worden voldaan aan de maatschappelijke doelstelling om meer water te bergen in bovenstrooms gelegen beekdalgebieden. Vraag is echter of soortenrijke broekbossen zich kunnen ontwikkelen en handhaven bij regelmatige overstroming met beekwater. Een eerste inventarisatie van overstroomde broekbossen in het OBN project Herstel broekbossen (Runhaar et al. 2013) laat zien dat in dergelijke situaties vaak sprake is van verruiging. Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek is om een goed inzicht te krijgen in de effecten van nutriëntenrijkdom van de bodem en de waterhuishouding (grondwaterstand en overstroming) op de ontwikkeling van broekbos-vegetatie en -fauna (soortensamenstelling en bosstructuur) op voormalige landbouwgronden. Dit stelt beleidsmakers en water- en natuurbeheerders in staat te beoordelen waar broekbosherstel kansrijk is en op welke wijze herstel van broekbossen (inrichting en beheer) zou moeten plaatsvinden. Zowel in een workshop speciaal voor beekdallandschapbeheerders (2010) als in de OBN-werkconferentie (2013) hebben beheerders het herstel van broekbossen en de daarbij behorende praktijkgerichte inrichtingsmaatregelen en valkuilen als prioritair thema voor het onderzoek naar de bestaande kennisleemten aangewezen. Dit onderzoek is in 2015 gestart en wordt afgerond in Het wordt gefinancierd door de gezamenlijke provincies. Kleinschalige beheer-en onderhoudsingrepen in beken Probleemstelling Door beheer en onderhoud te optimaliseren voor het bereiken van ecologische doelen zonder afbreuk te doen aan de waterafvoer en veiligheidsfuncties kan natuurwinst worden geboekt. Bij beheer-en onderhoudsmaatregelen kan gedacht worden aan peil- en maaibeheer, aan baggeren of het verwijderen van houtopslag uit de oever. Tot op heden zijn veel beheer-en onderhoudsmaatregelen nog gericht op de veilige afvoer van water zonder rekening te houden met kansen voor natuur. Echter minder maaien van vegetaties in beken kan bijvoorbeeld leiden tot het langer vasthouden van water, het verhogen van de lokale grondwaterstanden het vertragen van de afvoer waarbij meer voedingsstoffen in de vegetatie kunnen worden opgenomen. Bij het optimaliseren van kleinschalig beheer en onderhoud wordt gezocht naar kosteneffectieve methoden die vooral gebruik maken van het achterwege laten of slim gebruiken van beperkte kleinschalige ingrepen en gewenste omstandigheden zoveel mogelijk een gevolg laten zijn van natuurlijke processen. Bij kleinschalige ingrepen wordt gedacht aan het inbrengen van dood hout, het beschaduwen van watergangen, het lokaal aanzanden en het verwijderen van individuele stuwen en beschoeiingen. Beleidscontext Het voorstel draagt bij aan de thema s I (Behoud en Herstel natuurgebieden) en III (Ecologische aanbevelingen voor soortgericht beheer) uit de Kennisagenda OBN Voor water- en natuurbeheerders is de problematiek voor de natuur van groot belang omdat ze direct bijdragen aan verschillende beleidsonderwerpen, zoals: de grondwaterkwantiteit/vernattingen daarmee aan de natuurwaarden in beek begeleidende zones, verdrogingsbestrijding, inrichting EHS-plus, leefgebiedenbenadering en natuurherstel in vooral agrarische gebieden. de waterkwaliteit en daarmee aan de kwaliteit van inundatiewater, water innatura 2000en TOP-gebieden en intrinsieke beekwaterkwaliteit, de kwaliteit van verbindingen omdat veel beekorganismen zones tussen natuurgebieden moeten overbruggen om te kunnen uitwisselen, herstel van nat-droog gradiënt (haaks op beek) het voorkomen van natuurdoelsoorten en beek gebonden habitatrichtlijn-soorten (o.a. Beekprik en Drijvende waterweegbree)die juist vaak ook buiten natuurgebieden leven, het behalen van KRW-doelen (in de vorm van inbreng in de 3e generatie Stroomgebied beheerplannen (SGBP)) en N2000- doelen(habitattype 3260 (Beken en rivieren met waterplanten)), en de vraag hoe kleinschalige maatregelen (waaronder optimaliseren maaionderhoud) daaraan kunnen bijdragen (i.p.v. grootschalig beekherstel) Natuurlijker beheer-en onderhoud van watergangen en oevers én afstemming tussen verschillende water- en natuurbeheerders (ontwikkelen van gezamenlijke visie) ecosysteemdiensten, zoals waterberging en recreatie Beeknatuur kan dus veel voordeel hebben van aangepasten natuurlijker beheer en onderhoud. Hiervoor is het niet alleen nodig om bestaande kennis samen te vatten en beschikbaar te maken aan water- en terreinbeheerders, maar ook om aanvullend onderzoek te doen naar kansrijke nieuwe oplossingen. Het onderzoek sluit ook aan op de initiatieven van STOWA t.b.v. de ontwikkeling van Ecologische SleutelFactoren (ESF) en het Volg-en-StuurSysteem omdat kleinschalige maatregelen direct aangrijpen op ESF. Doel van het onderzoek Uitgangspunt is dat naast het nemen van herstel-of inrichtingsmaatregelen juist gericht beheer en onderhoud uitgevoerd door water- en terreinbeheerders in belangrijke mate kunnenbijdragen aan natuurherstel. Het onderzoek heeft als doel gedifferentieerde richtlijnen op te stel-

28 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN len voor kleinschalig beheer en onderhoud gebruikmakend van of inspelend op natuurlijke processen, al dan niet ondersteund door aanvullende kleinschalige maatregelen en inrichting. Deze richtlijnen beschrijven de aard, frequentie, timing en uitvoering van de benoemde handelingen. Dit project start in 2016 en zal in 2019 worden afgerond. Het wordt gefinancierd door de gezamenlijke provincies (50%) en de Stowa (50%). 2. DESKUNDIGENTEAM DROOG ZANDLANDSCHAP Ontwikkeling van droge heischrale graslanden in zandlandschap, fase 2 In het zandlandschap zijn heischrale graslanden. de vanouds grazige, meer soortenrijke locaties verrijkende elementen. Daarnaast zijn ze vanwege hun meer gebufferde bodem in een over het algemeen zuur landschap een belangrijk onderdeel in het leefgebied van veel dieren. Vaak liggen heischrale graslanden op de overgang naar het cultuurlandschap, bijvoorbeeld langs wegen door de heide en op de overgang naar beekdalen. Op landschapsniveau dragen goed ontwikkelde heischrale graslanden bij aan de geleidelijke overgang van voedselarme, zure landschappen naar voedselrijkere en sterker gebufferde biotopen. Voormalige landbouwgronden kunnen geschikt zijn voor de ontwikkeling van droge heischrale graslanden, omdat door de jarenlange bekalking de buffering van deze bodems meestal goed is. Desondanks blijkt volledig herstel van gemeenschappen van droge heischrale graslanden op voormalige landbouwgronden tot nog toe moeizaam te verlopen. Het doel van dit onderzoek is antwoord te krijgen op de vraag welke effectieve maatregelen er nodig zijn om vanuit voormalige landbouwgrond heischraal grasland te ontwikkelen. Hoe kunnen gewenste plantensoorten het beste worden aangevoerd na herinrichting, op welke manier het bodemleven kan het beste worden hersteld en zijn deze technieken ook toepasbaar op terreinen die al langer geleden opnieuw zijn ingericht? De daaraan gekoppelde vraag is in hoeverre succesvol herstel van bodem en vegetatie afdoende is voor succesvolle hervestiging van karakteristieke macrofauna. Deze vervolgfase heeft vast te stellen wat de effecten zijn van de maatregelen die genomen zijn in de eerste fase van het project op de (middel)langere termijn en of dit aanleiding geeft tot een aanpassing van de aanbevelingen voor beheer en inrichting. In 2015 wordt de eerste tussenrapportage opgesteld. Tevens zal er een workshop met heidebeheerders worden gehouden waarin de kosteneffectiviteit van te nemen maatregelen centraal zal staan (zie ook onder communicatie). Dit onderzoek is in 2013 gestart en wordt afgerond in Financiering komt van het ministerie van Economische zaken (OBN programma ). Herstel heide door slow-release mineralengift Het effect van de toegenomen depositie van N is in de afgelopen decennia bestreden door plagmaatregelen in vergraste heide. Uit recent onderzoek blijkt dat plaggen weliswaar effectief is in het verwijderen van geaccumuleerd stikstof en het verkrijgen van door heide gedomineerde vegetatie, maar dat dit nog niet heeft geleid tot functioneel herstel van deze habitattypen. Er zitten veel nadelen aan plaggen. Er ontstaan vaak heiden die arm zijn aan plantensoorten waarin plaggen niet leidt tot een verbetering van voedselkwaliteit van de planten voor de herbivore fauna. Bestrijding van verzuring door middel van bekalking is veel minder toegepast, terwijl deze maatregel zeer effectief is gebleken voor duurzaam herstel van de habitatkwaliteit. Bekalking van sterk organische bodems met uitsluitend snelwerkend monomineraal steenmeel (Dolokal) is echter niet mogelijk omdat dit leidt tot een sterke mate van verruiging. Bovendien verhoogt Dolokal alleen de concentratie van basische kationen (Ca, Mg) in de bodem. Door verzuring afgenomen gehalten bodemmineralen en sporenelementen worden niet hersteld. Er is dan ook de dringende behoefte aan onderzoek naar heideherstel via een vorm van slow release mineralengift zonder daarbij te plaggen. Met name voor de droge heiden (habitattype H4030), maar ook voor zwak gebufferde vochtige heide (habitattypen H4010A) is de huidige staat van instandhouding ongunstig tot zeer ongunstig. De Natura 2000 doelstellingen dwingen tot een significante kwaliteitsverbetering van deze habitattypen in veel gebieden in een groot aantal provincies. Ook de PAS voorziet een aanzienlijke beheerinspanning om voor deze habitattypen de landelijke doelen met betrekking tot stikstofhuishouding te behalen. Een belangrijke kennisvraag vanuit het beleid is hoe de mineralensituatie met behoud van het bodemprofiel kan worden hersteld en of dit leidt tot een verbetering van habitatkwaliteit voor fauna. Het doel van het onderzoek is om te komen tot een voor natuurbeheerders praktijkrijpe maatregel voor herstel van de mineralenstatus en daarmee kwaliteit van de heide door: 1. Identificeren welke systeemeigen mineralen in de bodem bepalend zijn (of waren) voor bufferingscapaciteit en nutriëntenhuishouding van heidebodems en in welke mate deze als gevolg van antropogeen veroorzaakte verzuring zijn verdwenen dan wel afgenomen. 2. Vaststellen in welke mate minerale (steenmeel) toediening in staat is om buffering, nutriëntlevering en plantkwaliteit te herstellen met behoud van het bodemprofiel. 3. Bepalen of de inzet van deze minerale, slow release mineralengift leidt tot verbetering van de kwaliteit van de habitattypen droge heide (H4030) en natte heide (H4010) voor flora en fauna. Dit onderzoek is in 2014 gestart en wordt afgerond in Financiering komt van de gezamenlijke provincies. Herstel loofbossen op droge zandgronden Probleemstelling In het pleistocene zandlandschap is door atmosferische depositie van N-, en voorheen ook S-verbindingen zowel bodemverzuring als vermesting opgetreden. Dit heeft tot een sterke kwalitatieve afname van de kenmerkende voedselarme en (zeer) licht gebufferde habitattypen van het droog en nat zandlandschap geleid. Door de voortschrijdende bodemverzuring (= afname buffercapaciteit) zijn kationen zoals Ca, K en Mg steeds meer uitgespoeld, en is de beschikbaarheid van Al verhoogd. Verder wordt de afbraak van organisch materiaal en vaak ook de nitrificatie geremd. Daarnaast is door de overmaat aan stikstof de mineralenbalans van de systemen op zandgrond nog verder verstoord geraakt. Ammonium is nu de dominant N-vorm voor planten, met name doordat gereduceerd N (ammoniak/ammonium) al decennia lang meer dan 75% uitmaakt van de atmosferische depositie van N. Ook de geremde nitrificatie draagt bij aan deze dominantie van ammonium in arme zandgronden. Aan deze problematiek is de laatste jaren veel aandacht besteed in verband met het herstel van de kenmerkende biodiversiteit in heiden.

29 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Echter, ook de loofbossen op voedselarme of soms iets rijkere zandbodem veelal met zomereik hebben te maken met deze problematiek. Zo is de ondergroei van veel van deze loofbossen sterk gedegradeerd. Tevens zijn er problemen met de voedselkwaliteit door de mineralenonbalans die sterk doorwerken op de fauna in de voedselketen en is er ook recent op meerdere plaatsen verminderde groei en soms zelfs veel sterfte van de zomereik waargenomen, met name waar deze onbalans groot is. Kant en klare effectieve herstelmaatregelen zijn er voor droge arme loofbossen op dit moment niet en ook gezien de omvang van het areaal hiervan is het van groot belang dat hier onderzoek naar gedaan wordt. Beleidscontext Veel bosgebieden zijn vanwege de actuele en potentiële natuurwaarde onderdeel van het N2000 netwerk (denk o.a. aan Veluwe) en vormen een cruciaal onderdeel van een vitaal natuurnetwerk. Het betreft hier ook twee Natura2000 habitattypen (H9120 Beuken-eikenbossen met hulst en H9190 Oude eikenbossen) die te maken hebben met een overmaat aan stikstof en geen bewezen herstelmaatregelen kennen. Met name in bossen met loofhoutsoorten komen veel verschillende soorten voor, terwijl de bossen zelf naast een ecologische ook een grote recreatieve (beleving), milieu (fijn stof, CO2 vastlegging) en economische (houtoogst, recreatie) functie hebben. Het probleem speelt in een groot deel van het Nederlandse bos op zandgrond. De urgentie wordt niet alleen om ecologische, economische of natuurbeschermingsredenen gevoeld: ook de veiligheid van recreanten komt in toenemende mate in het gedrang vanwege het risico van vallend dood hout (waardoor voor de beheerder extra kosten voor boomonderhoud heeft). Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek is: een analyse van de rol van bodemverzuring en N-overmaat in de degradatie van droge loofbossen op arme zandgrond (inclusief zomereiksterfte) en het opzetten gebaseerd op eerder nationaal en internationaal onderzoek- en uittesten van voor de beheerpraktijk bruikbare herstelmaatregelen (bekalking, slow release mineralengift) om de waargenomen degradatie terug te draaien, zonder bijkomende ongewenste neveneffecten als verruiging. De discussie over de bomensterfte en de effectiviteit van maatregelen raakt ook aan de discussie over de effecten van oogst van stam-, top- en takhout bij een toenemende beleidswens om meer te oogsten. Door hout te oogsten worden immers mineralen afgevoerd en dus de mineralenonbalans verder versterkt. Dit zal echter geen onderdeel van dit onderzoek zijn, maar zal elders worden onderzocht. Dit onderzoek is in 2015 gestart en wordt afgerond in Financiering komt van de gezamenlijke provincies. Zowel provincie Noord-Brabant als provincie Gelderland hebben daarnaast cofinanciering toegezegd om een extra meting in 2018 mogelijk te maken. Continuering Praktijkproef Heideherstel op voormalige landbouwgrond in het kader van het Natuurherstelproject Noordenveld (Dwingelderveld) Probleemstelling/beleidscontext De huidige staat van instandhouding van droge, voedselarme habitats zoals heide, heischrale graslanden en kalkgraslanden is in de meeste W-Europese landen ronduit slecht te noemen, zeker in het geval van heides Ook in Nederland is dit het geval. Zowel herstel van de kwaliteit van bestaande heides als ook het vergroten van de oppervlakte (goed ontwikkelde) heide binnen de EHS en Natura2000-gebieden zijn daarmee een expliciet beleidsdoel. Dit betreft zowel natte heide (H-4010; Ericetum tetralicis) als Europese droge heide (H-4030; Genisto-Callunetum). In het kader van de Programmatische Aanpak Stikstof PAS zijn en worden herstelstrategiëen voor stikstof-gevoelige habitats ontwikkeld, waaronder ook heides. Hierover is ondertussen de nodige kennis verzameld. Een groot deel van de beoogde uitbreiding moet worden gerealiseerd op voor dit doel uit productie genomen landbouwgronden en over dergelijke inrichting is veel minder bekend. Studies naar en analyses van knelpunten en mogelijke oplossingen daarvan bij omvorming van landbouwgronden naar heides zijn daarmee van bovenregionaal belang. Doel van het onderzoek Het onderzoek richt zich op een analyse van de mogelijkheden om de omvorming landbouwgronden naar heides te versnellen door actieve manipulatie van bodemchemie, vegetatie en bodembiota na ontgronding. Het betreft hier de habitattypes H4030 Droge heide, H4010 Vochtige heide en mogelijk ook H2320 Dit project loopt van 2016 tot Het grootste deel wordt gefinancierd door de provincie Drenthe. Een kleiner deel komt van de de gezamenlijke provincies. Effectief herstel kruiden- en faunarijke graslanden in het droge zandlandschap Probleemstelling Kruiden- en faunarijke graslanden vormen een steeds belangrijker element in het droog zandlandschap omdat ze kansen bieden aan een grote soortenrijkdom van vaatplanten (nectar!) die op hun beurt zorgen voor een rijke fauna en mycoflora (Ozinga et al., 2013), terwijl de diversiteit in het omringende agrarische landschap steeds verder af neemt. Dit beheertype heeft een aanzienlijke oppervlakte binnen de droge zandgronden; op veel voormalige landbouwgronden die in handen zijn gekomen van natuurbeherende instanties, wordt vaak via verschralingsbeheer geprobeerd dit beheertype te ontwikkelen. In de praktijk blijken veel pogingen om dit beheertype te realiseren echter te stranden in de successiefase met dominantie van struisgrassen of met gestreepte witbol Holcus lanatus L. ( witbolstadium ). Een te laag kaliumgehalte als gevolg van verschraling werkt dominantie van grassen, met name gestreepte witbol, in de hand. Pas na tientallen of wellicht zelfs honderden jaren zou verschralingsbeheer kunnen leiden tot waardevolle, kruiden- en faunarijke graslanden ( nl). De aanwezigheid van een vitale zaadbank dan wel de nabijheid van bronpopulaties van kenmerkende soorten speelt daarbij ook een rol. De ervaring dat het witbolstadium moeizaam met verschralingsbeheer te doorbreken is en de eerste resultaten van de verkennende onderzoeken geven aan dat een tijdelijk akkerstadium voordat kruiden- en faunarijke graslanden worden gerealiseerd al een praktijkrijp advies is in situaties waar dit mogelijk is (de net uit productie genomen landbouwgronden). Voor de al langere tijd beheerde bestaande graslanden op de droge zandgronden die in een witbolstadium blijven steken, ligt er nog een belangrijke vraag. Is er in deze graslanden met een tijdelijk akkerstadium, al dan niet in combinatie met kaliumbemesting en/ of andere maatregelen zoals inbreng van maaisel, een kruiden- en faunarijk grasland te realiseren? Het gaat hierbij dus niet om situaties waar wordt afgeplagd of waar zeer schrale heischrale graslanden moe-

30 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN ten worden gerealiseerd, maar juist om het realiseren van de relatief rijkere bloemrijke graslanden in het zandlandschap, die ook vanwege de problematiek van voedselkwaliteit in het droge zandlandschap op landschapsschaal als belangrijk element moeten worden gezien (OBN folder heidelandschap). Binnen het SNL-beheertype Kruiden- en faunarijk grasland gaat het hierbij om de bloemrijke, droge types en niet om de ruigten. Beleidscontext Voor kruiden- en faunarijke graslanden op droge zandgronden geldt een instandhoudingsdoelstelling. Goed ontwikkelde kruiden- en faunarijke graslanden spelen op landschapsschaal ook een belangrijke rol voor veel diersoorten, die een deel van hun leven ook voorkomen in habitattypen als heischrale graslanden en droge heiden en daar als belangrijke elementen voor de habitatkwaliteit worden gezien. Door verzuring en stikstofdepositie staat de kwaliteit van de heide en heischrale graslanden zeer sterk onder druk en is het voorkomen van veel fauna veel sterker afhankelijk geworden van bloemrijkere graslanden waar de nutriëntenbalans en voedselkwaliteit op orde is. Er zijn duizenden hectares voormalige agrarische gronden met een eenvormige grasmat van waaruit natuurontwikkeling naar kruiden- en faunarijk grasland kan worden gestart. De huidige beheerstrategie van verschraling blijkt niet tot weinig effectief omdat deze terreinen vaak in de witbolfase blijven hangen, waardoor de doelen niet worden bereikt. Een verbetering van de natuurkwaliteit van deze graslanden is een noodzaak. Beheerders geven aan grote behoefte te hebben aan effectievere beheermaatregelen. De beheerstrategie moet worden afgepast op de potenties van het terrein op basis van abiotische omstandigheden en wordingsgeschiedenis. Het alternatief is ontgronden wat, naast de hoge kosten, ook niet altijd wenselijk is omdat ook cruciale bodemfauna, de zaadbank en mineralen worden afgevoerd en is ook niet wenselijk vanuit cultuurhistorisch oogpunt. De kennis die in dit project opgedaan wordt, is ook van belang voor een effectief agrarisch natuur- en landschapsbeheer. Doel van het onderzoek Dit onderzoek is bedoeld om te onderzoeken hoe graslanden op de droge zandgronden die bij verschraling in een witbolstadium blijven steken effectief kunnen worden omgevormd tot bloemrijke graslanden. Tijdelijk akkeren en kaliumbemesting, al dan niet in combinatie met het inbrengen maaisel zijn hierbij de kansrijke maatregelen die in het onderzoek betrokken kunnen worden. Gecombineerd met reeds bestaande kennis en praktijkervaring worden de onderzoeksresultaten gebruikt voor een advies over hoe en waar het meest efficiënt goed ontwikkelde kruiden- en faunarijke graslanden kunnen worden gerealiseerd, waarbij zowel inleidend beheer, verschralingsbeheer als dynamisch beheer (zoals tijdelijk akkeren) worden meegenomen. Dit project loopt van 2016 tot Financiering komt van de gezamenlijke provincies. 3. DESKUNDIGENTEAM DUIN- EN KUSTLANDSCHAP Herstel Grijze Duinen door reactiveren kleinschalige dynamiek Probleemstelling De instandhouding van soortenrijke Grijze Duinen (habitattype H2130*) heeft voor beleid en beheer een zeer hoge prioriteit.grijze Duinen zijn echter zeer gevoelig voor de vermestende en verzurende werking van stikstofdepositie (KDW Kg/ha/jr), vooral nadat eolische dynamiek in kustduinen is weggevallen en konijnenpopulaties als gevolg van myxomatose en RHD gedecimeerd zijn met een sterke afname van graas-en graafactiviteit tot gevolg. Door al deze factoren heeft het habitattype Grijze Duinen de afgelopen decennia op grote schaal te lijden gehad van verruiging. Het habitattype Grijze Duinen kan langdurig standhouden, zeker wanneer het onder invloed staat van matige dan wel periodieke instuiving van vers zand. Hierdoor ontstaan er nieuwe pionierstadia van Grijs Duin en blijft de buffer capaciteit van de bodem in oude duingraslanden op peil (Ketner-Oostra& Sykora 2000,Van Haperen et al. 2009, Aggenbach et al. 2013). Zowel voor de verbetering van de kwaliteit van de huidige Grijze Duinen als om het oppervlak van Grijze Duinen te behouden, zijn maatregelen noodzakelijk. Het herstel van grootschalige dynamiek in de zeereep is hiervoor geschikt, maar de mogelijkheden zijn in veel terreinen beperkt. Daarnaast kan forse dynamiek in de zeereep zelfs leiden tot een afname van Grijze Duinen door uitbreiding van de meer dynamische Witte Duinen (Arens et al. 2012). Begrazing kan verruiging lange tijd tegenhouden, maar biedt geen oplossing tegen versnelde uitloging van de bovenste bodemlaag. Zowel de totale bedekking van kruiden, het bloemaanbod en de voedselkwaliteit van planten voor insecten wordt niet door begrazing beïnvloed of neemt zelfs verder af in kalkarme duinterreinen (Nijssen et al. 2014). Bovendien ontwikkelen duingraslanden met grote grazers zich op een geheel andere manier (o.a. in zodevorming en soortsamenstelling) dan onbegraasde of door konijnen begraasde duingraslanden (o.a. Wouters & Remke 2012). Het reactiveren van kleinschalige verstuiving wordt momenteel op verschillende plekken toegepast (o.a. Amsterdamse Waterleiding Duinen (AWD), Noord-Hollands Duinreservaat en Schiermonnikoog) en is als maatregel opgenomen in de herstelstrategieën van de PAS voor de instandhouding van Grijze Duinen. Kennis over de ecologische levensduur van kleinschalige dynamiek en de factoren die deze levensduur sturen, is noodzakelijk voor het efficiënt kunnen inzetten van deze maatregel. Met deze kennis kunnen beheerders de manier van uitvoering en fasering in ruimte (beste locaties) en tijd (frequentie) optimaliseren voor het reactiveren van kleinschalige dynamiek als maatregel om oppervlak en kwaliteit van het habitattype Grijze Duinen in stand te houden. Daarnaast is het voor beheerders noodzakelijk om te weten hoeveel (oppervlakte) stuifkuilen er per duinterrein actief moeten zijn om de ecologische effecten zo groot mogelijk te laten zijn. Beleidscontext De kalkrijke, kalkarme en heischrale Vastgelegde kustduinen met kruidvegetatie ( Grijze Duinen : H2130A*, H2130B*en H2130C*) behoren tot de prioritaire Natura 2000-habitattypen. Doel is uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit gezien de landelijk zeer ongunstige staat van instandhouding en de grote verantwoordelijkheid van Nederland voor dit habitattype in Europa. Beheermaatregelen als begrazen en maaien mitigeren deels de vermestende werking van stikstofdepositie, maar zijn niet geschikt om de aantasting van de buffercapaciteit door verzuring tegen te gaan. Verstuiving kan waarschijnlijk een deel van de verzurende invloed van stikstofdepositie wel mitigeren. Voor de Grijze Duinen is kleinschalige verstuiving op korte termijn waarschijnlijk een geschikte beheeroptie, en is dan ook als beheermaatregel opgenomen in de PAS-herstelstrategieën en een meerderheid van de PAS-gebiedsanalyses van kustduinen. Er is momenteel echter onvoldoende kennis om deze maatregel zo effectief mogelijk in te zetten. Kortom: herstel van kleinschalige dynamiek is potentieel een goede maatregel om Grijze Duinen te ontwikkelen en

31 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN verbeteren, maar alleen als meer kennis beschikbaar komt over hoe ze zo duurzaam mogelijk in stand te houden. Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is drieledig: 1) Bepalen van de invloed in tijd en ruimte van kleinschalige verstuiving op de instandhouding van Grijze Duinen ( ecologische levensduur ) op bodemchemie en diversiteit van systeemkarakteristieke planten en dieren, zowel in kalkrijke als in kalkarme duinen. 2) Achterhalen van de belangrijkste factoren die ontstaan en eolische levensduur van kleinschalige verstuivingen in kustduinen sturen. 3) Vertaling van deze kennis naar praktische beheerhandvatten voor instandhouding en nieuwe ontwikkeling van Grijze Duinendoor het reactiveren van kleine stuifkuilen. Dit project loopt van 2015 tot Financiering komt van de gezamenlijke provincies. De vier kustprovincies (Noord-Holland, Zuid-Holland, Zeeland en Friesland) hebben extra cofinanciering ingebracht. Beheer van vaste landskwelders door middel van rotatiebeheer Begrazing wordt in veel natuurgebieden toegepast als beheermaatregel. Er is echter de nodige discussie over de positieve en negatieve effecten van begrazing. Mogelijk heeft een van jaar op jaar sterk wisselende begrazing een positief effect op de bloem- en zaadproductie van planten en minder negatieve neveneffecten hebben dan een begrazing met een constante graasdruk. Een dergelijke sterk fluctuerende begrazing wordt echter nauwelijks toegepast. In is op de vastelandskwelders van Friesland een experimenteel begrazingsonderzoek uitgevoerd, gefinancierd door het Waddenfonds. Binnen dit onderzoek is één van de behandelingen een roterende runderbegrazing waarbij het ene jaar niet, en het volgende jaar wel wordt begraasd. De onderzoeksperiode van vier jaar is echter te kort om een goed beeld van de lange termijn effecten te krijgen. Daarom zal bij het Waddenfonds een vervolgaanvraag worden ingediend om het onderzoek voort te kunnen zetten. Doel van het vervolgonderzoek is het optimaliseren van het begrazingsbeheer ten behoeve van het in goede kwaliteit in stand houden van kwelders. Om deze aanvraag kansrijk te maken is cofinanciering noodzakelijk. Het onderzoek is direct van belang voor het begrazingsbeheer van kwelders. Indirect is het van belang voor het beheer van alle natuurgebieden die worden begraasd. Als een van jaar op jaar sterk wisselende dichtheid aan grazers dezelfde positieve effecten zou hebben als een van jaar op jaar stabiele graasdruk, maar de negatieve bijeffecten zijn veel kleiner, dan kan dit helpen om met begrazing een veel beter beheerresultaat te krijgen. Dit heeft relevantie voor Natura 2000, PAS, leefgebiedenbenadering en natuurherstel. Dit onderzoek is in 2015 gestart en wordt afgerond in Financiering komt van de gezamenlijke provincies. Daarnaast zijn er bijdragen van de Rijksuniversiteit Groningen en het Prins Bernard Cultuurfonds. Beheer gericht op habitat-overstijgende interacties voor natuurlijke stranden, duinen, kwelders en wadplaten in het Waddengebied Probleemstelling In het Waddengebied zijn grootschalige ingrepen gepland (zandsuppleties, gas/zoutwinning, reconstructie Afsluitdijk, aanleg/versterking eilandjes en zandplaten). Deze ingrepen kunnen grootschalige geomorfologische en ecologische veranderingen veroorzaken, en daarmee ook relaties tussen strand, duinen, kwelders en wadplaten beïnvloeden. Over de invloeden op landschapsschaal is echter weinig bekend. Kennis over ruimtelijke interacties tussen Waddenzee-deelsystemen staat nog in de kinderschoenen, en beheer van het droge en natte wad zijn onderling nauwelijks afgestemd. Recent buitenlands kustonderzoek laat echter zien dat habitat-overstijgende interacties essentieel kunnen zijn voor het functioneren van deelsystemen en van het kustlandschap als geheel. Oesterbanken in gematigde Amerikaanse estuaria beschermen bijvoorbeeld achterliggende kwelders tegen golfslag1, wat aantoont dat kwelderbeheer hier ook beheer van oesterbanken betekent. Ook in de Waddenzee laten recente onderzoeken zien dat deelsystemen mogelijk met elkaar verknoopt zijn over grote afstanden. De biodiversiteit op wadplaten onder eilandstaarten is bijvoorbeeld veel hoger vergeleken met andere wadplaten en mosselbanken kunnen het sediment, golven en bodemfauna tot aan de eilandkwelders beïnvloeden. Het onderzoek moet uitwijzen of het Waddenbeheer zich ook moet richten op interacties (via zoet/zoutwaterstromen, golfdemping, slibaccumulatie) tussen het droge (duin-kweldercomplexen) en natte wad (wadplaten), om daarmee de diversiteit en veerkracht (m.b.t. stormen, zandsuppletie) van deze deelsystemen te beschermen of herstellen. Beleidscontext Het voorgestelde onderzoek sluit nauw aan op Thema I uit de OBNkennisagenda : Herstel en beheer van natuurgebieden. In dit thema wordt als eerste speerpunt voor het Duin- en Kustlandschap benoemd: Wat zijn de sleutelfactoren in de grootschalige natuurlijke dynamiek van de N.W.-Europese kustecosystemen en waar en hoe kunnen de (cyclische) successie en regressie in de Nederlandse duinen, kwelders en schorren worden hersteld?. Dit PvEW vormt een eerste uitwerking hiervan voor het internationale Waddengebied. Bovenstaande en andere onderdelen van de OBN-Kennisagenda worden afgestemd met de kennisagenda s voor het Beleidsondersteunend Onderzoek van het ministerie EZ en de programma s van het ministerie I&M. Het gehele onderzoeksgebied maakt deel uit van het Natura 2000 netwerk. De focus van het project op de rol van natuurlijke processen is van groot belang voor de realisatie van de natuurdoelen die in de N2000-beheerplannen zijn geformuleerd. De te ontwikkelen kennis is bruikbaar voor effectrapportages van economische activiteiten (delfstoffenwinning, scheepvaart, visserij, recreatie) en over de uitvoering van herstelprojecten en natuurcompensatie. Het onderzoek sluit aan bij onderzoek voor de toekomstige kustlijnzorg (in het kader van klimaatverandering) zoals momenteel wordt vorm gegeven in het Nationaal Kennis-en innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK) en het onderzoeksprogramma Kustgenese-2 van het ministerie I&M. Doel van het onderzoek Dit onderzoek legt een basis om het huidige lokale beheer op te schalen naar proces-gestuurd landschapsbeheer: van kwelders, duinen en wadplaten naar eilanden met kombergingen. Dynamisch landschapsbeheer kan bijvoorbeeld een natuurlijker alternatief vormen voor plaggen en maaien bij duin/kwelderbeheer, en mosselbank- en zeegrasherstel faciliteren. Het onderzoek focust op relatief natuurlijke kleine Waddeneilandjes en aangrenzende wadplaten, waar habitat-overstijgende interacties en gevolgen van ingrepen goed kunnen worden getoetst. Het onderzoek is nu opportuun, omdat Griend eind 2016 wordt teruggezet in zijn geomor-

32 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN fologische en ecologische ontwikkeling (bijlage 1). Er is 500kE gereserveerd voor onderzoek op Griend, maar niet voor interacties met omliggende wadplaten. Integratie met dit Griendherstelproject geeft de unieke mogelijkheid om interacties op landschapsniveau correlatief én experimenteel te onderzoeken. Dit onderzoek is in 2016 gestart en wordt afgerond in De project wordt voor het grootste deel vanuit het Waddenfonds gefinancierd, met daarnaast bijdragen van o.a. Natuurmonumenten en Rijkswaterstaat. Cofinanciering komt vanuit de gezamenlijke provincies. 4. DESKUNDIGENTEAM HEUVELLANDSCHAP Ecohydrologie van de Zuid-Limburgse Hellingmoerassen Kernvraag voor het onderzoek aan hellingmoerassen in Limburg is: Welke nieuwe locaties zijn op termijn kansrijk voor herstel van vooral bronvenen en hellingmoerassen (kalkmoeras) en welke voor het herstel van complete gradiënten? De grote betekenis van de beekdalen in het Zuid-Limburgse Heuvelland blijkt uit de aanmelding van een respectabel aantal gebieden met beekdalen als Natura 2000 gebied. Voorbeelden zijn Bunder- en Elsloërbos, Geleenbeekdal, Geuldal, Sint Pietersberg & Jekerdal en Noorbeemden & Hoogbos. Dit op grond van diverse habitattypen, onder meer kalkmoerassen, kalktufbronnen en vochtige alluviale bossen. Daarnaast zijn de beekdalen van belang voor verschillende soorten van de Habitatrichtlijn, zoals Beekdonderpad, Beekprik, Geelbuikvuurpad, Gaffellibel en Spaanse vlag. Deze hoge biodiversiteit is een direct gevolg van de complexe en vergeleken met de rest van ons land sterk afwijkende geologie, reliëf, bodemgesteldheid en hydrologie. Het onderzoek richt zich op oplossingen voor knelpunten, vooral op hydrologisch vlak. Als Natura 2000 opgave wordt de landschappelijke samenhang en interne compleetheid van het Heuvelland gezien. Het onderzoek past in thema 1 van de kennisagenda OBN : Herstel en beheer van natuurgebieden en dan met name op landschapsschaal en de rol van water als sturende factor. De project loopt van 2013 tot begin Dit project wordt gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken. Met cofinanciering van de provincie Limburg is het onderzoek met een jaar verlengd (2016). Functionaliteit bufferzones ter voorkoming van toevoer van nutriënten uit landbouwgronden naar lager gelegen natuur In het heuvelland van Zuid-Limburg liggen veel kenmerkende Natura 2000-habitattypen (o.a. H6110, H6210, H6230, H9160B & H9120) op de hellingen terwijl aangrenzend op de bovenliggende plateaus bijna altijd percelen aanwezig zijn, die in (zeer) intensief landbouwkundig gebruik zijn. Dit betekent dat de bovenranden van veel hellingbossen, kalkgraslanden of heischrale graslanden beïnvloed worden door directe inwaai of oppervlakkige toestroom van meststoffen. Ook zijn op veel plaatsen de plateaus niet helemaal vlak en hellen dan naar de hellingen toe. Bij intensieve neerslag, waarvan frequentie en intensiteit mogelijk toe gaat nemen bij klimaatverandering, slaat de lössbodem dicht en gaat het regenwater met slib en nutriënten - oppervlakkig afstromen naar de lager gelegen, juist genoemde habitattypen. Deze eutrofiëring leidt tot een toename van verruiging van de vegetatie in graslanden en in hellingbossen komt dit tot uiting door de dominantie van storingssoorten, waaronder veel bramen. De ter plekke thuishorende vegetatie, veelal instandhoudingsdoel voor Natura2000, lijdt of verdwijnt daardoor. Afhankelijk van de expositie van de betreffende randen wordt deze problematiek nog eens versterkt door de verhoogde atmosferische N-depositie in met name bosranden. Deze problematiek is al onderkend in de preadviezen betreffende kalkgraslanden en hellingbossen, waardoor op een aantal locaties door aankoop van aangrenzend landbouwgrond bufferzones zijn gecreëerd. Er zijn duidelijke aanwijzingen dat niet alle bufferzones met de gekozen inrichting effectief zijn ter voorkoming van de toevoer van nutriënten uit boven gelegen landbouwgrond, met name in situaties waar veel toestroom van water is van het plateau door de vorm van het landschap. Ook is niet duidelijk hoe breed de bufferzones moeten zijn en hoe deze zones ingericht moeten worden, om zo effectief mogelijk de toestroom van nutriënten te beperken. Uiteraard moet bij de inrichting van deze bufferzones ook rekening worden gehouden met de bijzondere natuurwaarden van de oorspronkelijke (bos)rand. Door de vorm van het Zuid-Limburgse heuvellandschap steile, smalle hellingen met aangrenzend het plateau hebben vrijwel alle Natura 2000-gebieden in Zuid-Limburg een relatief lange bovenrand. Hierdoor is de inwaai van meststoffen en de toestroom van nutriëntrijk en slibrijk regenwater van landbouwgronden een (zeer) belangrijk knelpunt voor de kwaliteit van kenmerkende habitattypen van de hellingen (o.a. hellingbossen en kalkgraslanden). Voor deze typen geldt minimaal een handhavingsdoelstelling van de kwaliteit, maar vaak ook een uitbreidingsdoelstelling. Het probleem speelt in alle Zuid-Limburgse Natura 2000-gebieden en wordt bijvoorbeeld expliciet benoemd in de PAS-analyse herstelstrategieën voor het Natura 2000-gebied Geuldal. Onderzoek naar de functionaliteit van bufferzones wordt hierin als essentieel gekwalificeerd om te komen tot definitieve vermindering van deze aantasting van de kwaliteit van genoemde habitattypen. Het knelpunt wordt ook in vrijwel alle Natura200 (concept)beheerplannen voor Zuid-Limburg benoemd. Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek is het ontwikkelen van bufferzones, die zorgen dat de toevoer van nutriënten naar de lager gelegen habitattypen (o.a. hellingbossen en hellinggraslanden) zo efficiënt mogelijk wordt beperkt. Hierbij is het belang aandacht te besteden aan welke (minimale) breedte van bufferzone nodig is en welke inrichting en beheer optimaal is met betrekking tot de functionaliteit er van. Hierbij moet overigens wel rekening worden gehouden met eventueel aanwezige natuurwaarden in de al aanwezige (bos)randen. Vragen met betrekking tot de functionaliteit van bufferzones zijn zeer actueel omdat genoemde habitattypen ook door andere oorzaken ernstig onder druk staan en anders herstel voor de boven zone van veel van deze habitatgebieden dweilen met de kraan open is. Het onderzoek is in 2015 opgestart, en loopt tot Dit onderzoek wordt voor 75% door de provincie Limburg gefinancierd middels een subsidie, 25% komt uit OBN budget (ministerie van Economische Zaken en de gezamenlijke provincies). Uitbreiding en herstel kwaliteit van Veldbies- Beukenbossen (H9110) Probleemstelling Het habitattype Veldbies-Beukenbos heeft een hoog opschietende boomlaag en een weinig ontwikkelde struik-en kruidlaag. Volgens het

33 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN profielendocument is het habitattype optimaal ontwikkeld als Beuk domineert en tussen het dichte bladstrooisel Witte veldbies en Kussentjesmos groeien. De mosflora is rijk ontwikkeld,vooral op dood hout en wortelkluiten groeiende soorten.op plekken met een relatief dik lössdek, op hellingen en daar waar water kan stagneren, is de ondergroei soortenrijker.de bossen zijn sterk afwijkend van andere Nederlandse bossen getuige bijv. ook het regelmatig voorkomen van mispel. Het Veldbies-Beukenbos komt in grote delen van Midden-Europa voor op zure lemige bodems in heuvelland of laaggebergte, in gebieden met een relatief hoge neerslag, hoge luchtvochtigheid en gemiddeld lage temperaturen. In het Heuvelland en direct aangrenzend buitenland komt dit type voor op het zogenoemde vuursteeneluvium. Deze groeiplaatsen zijn vanuit Europees perspectief gezien atypisch door de zure bodem en de ligging aan de rand van het areaal. Het is niet geheel helder wat de beste standplaatscondities zijn in Zuid-Limburg en hoe dat zich verhoudt tot goede standplaatsen in het buitenland. Veel groeiplaatsen zijn eeuwenlang als een relatief open middenbos beheerd, met Zomer-en Wintereik als belangrijkste boomsoorten. Het is onduidelijk hoe dat beheer de bosontwikkeling ter plekke heeft beïnvloed. Goede referenties elders (nabije buitenland) en in het verleden ontbreken. Ook worden de bossen in ons land gekenmerkt door een geheel eigen vervangingsreeks van qua soortensamenstelling slecht bekende levensgemeenschappen. Al met al behoort het Veldbies-Beukenbos waarschijnlijk tot de meest onbekende beheertypen van ons land. Beleidscontext Voor het habitattype Veldbies-Beukenbos geldt als doelstelling uitbreiding oppervlakte en verbetering kwaliteit. Het onderzoeksvoorstel sluit aan bij zowel kennisthema I (Herstel en beheer van natuurgebieden) als kennisthema II (Ontwikkelen van PAS herstelstrategieën) uit de Kennisagenda van het Kennisnetwerk OBN en wordt genoemd als programmatisch speerpunt onder het eerste thema. Het richt zich daarbij op het achterhalen van effectieve herstelstrategieën en beheermaatregelen voor dit habitattype en het oplossen van specifieke kennislacunes uit de PAS. Een belangrijke onderzoeksvraag in de PAS-analyse herstelstrategieën voor het Natura 2000-gebied Geulda lis hoe een optimaal ontwikkeld Veldbies-Beukenbos er voor Nederlandse begrippen uitziet, en wat daarbij de kwaliteitskenmerken zijn. Daarnaast zullen de mogelijkheden voor herstel dienen te worden onderzocht, incl. herstel van in Nederland beschermde soorten.in deze PAS-gebiedsanalyse wordt o.a. de vraag gesteld naar herstelmogelijkheden met behulp van lichte dunning. Doel van het onderzoek Het onderzoek zal worden benut ten behoeve van het praktisch beheer van dit habitattype en het behalen van een meerwaarde in de kwaliteit ervan. Vragen ten behoeve van de uitbreiding van het habitattypezijn zeer actueel omdat door omstandigheden (letterzetter) in voormalige fijnsparbeplantingen kapvlakten zijn ontstaan die dringendevragen oproepen voor een adequaat scenario gericht op herstel van dit bijzondere habitattype. De diversiteit van deze bossen hangt vooral samen met de verscheidenheid aan ontwikkelingsstadia (open plekken en plekjes, bosranden, wortelkluiten, oude stabiele delen etc.) en beïnvloeding van de dynamiek in deze bossen is dan ook een belangrijk aandachtspunt. De bossen zijn voor grote delen in het beheer van vooral Staatsbosbeheer en (beperkt) Natuurmonumenten. Beide organisaties hebben zitting in het OBN-Heuvelland en zijn betrokken geweest bij het opstellen van de herstelmaatregelen in het kader van de PAS. Het onderzoek kan in die gebieden worden uitgevoerd. Het onderzoek is in 2016 opgestart, en loopt tot Dit onderzoek wordt gefinancierd door de gezamenlijke provincies. Cofinanciering komt van de provincie Limburg. 5. DESKUNDIGENTEAM LAAGVEEN- EN ZEEKLEILANDSCHAP Verbrakking Het onderzoek naar de effecten van verbrakking in Nederlandse laagveengebieden is in 2013 gegund. Lopend langjarig onderzoek in enclosures wordt afgerond en gerapporteerd. Daarnaast wordt in dit onderzoek verbrakking op veldschaal voorbereid, uitgevoerd en intensief gevolgd. Begin 2014 is de veldlocatie Guisveld (in het N2000 gebied polder Westzaan) definitief gekozen en is het veldonderzoek gestart. Dit onderzoek draagt bij aan twee thema s uit de OBN kennisagenda thema 1: Behoud en herstel van natuurgebieden, en thema 4: De realisatie van het Natuurnetwerk Nederland. Dit onderzoek is in 2013 gestart en wordt afgerond in 2017 en wordt gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken (OBN programma ). Onderzoek van effecten van stikstof in overgangs- en trilvenen Vastgesteld is naar aanleiding van de input van het OBN deskundigenteam bij de programmatische aanpak stikstof dat de critical loads die worden gehanteerd voor deze habitattypen beter kunnen worden onderbouwd. Voor het habitattype overgangs- en trilvenen is de werkzaamheid van 7 van de 16 genoemde hestelmaatregelen bewezen, waarbij het feitelijk maar om twee zaken gaat: het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit en om het vermijden van verbossing. Dat houdt in dat voor meer dan 50% van de maatregelen onvoldoende kennis beschikbaar is. Nader onderzoek is daarom belangrijk. Het onderzoek is een kritisch vergelijkend onderzoek waarin alle Nederlandse laagveengebieden met het habitattype overgangs- en trilvenen worden vergeleken op kwaliteit van het habitattype, standplaatsfactoren en beheer. De effecten van beheermaatregelen worden in de tweede helft van het onderzoek verdiepend geëvalueerd. Daarmee kan naar verwachting de effectiviteit van de herstelmaatregelen beter worden onderbouwd. Het onderzoeksproject is gestart in 2014 en resultaten worden in 2017 opgeleverd. Financiering komt van de gezamenlijke provincies. Bevloeiing als beheermaatregel voor behoud en herstel van basenrijke trilvenen Probleemstelling De goed-ontwikkelde vormen van het habitattype basenrijke trilvenen (H7140A) kenmerken zich door een hoge verscheidenheid aan zeldzame plantensoorten. De successie loopt van heel dunne kraggetrilvenen met veel Moeraskartelblad en Rood en Groen schorpioenmos, waarin nog geen bult-slenk patronen aanwezig zijn, tot dikkere kraggen met plaatselijk op bulten een door veenmossen gedomineerde vegetatie, op de bultranden soorten als Groenknolorchis en Sterregoudmos en in de slenken Moeraskartelblad, Klein en Plat blaasjeskruid en Schorpioenmossen. De oudere stadia zijn dus rijker aan soorten. Sturend in de successie en de patronen is de mate van isolatie van het basenrijke

34 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN oppervlakte- of grondwater. Als gevolg van de veengroei neemt deze isolatie in de loop van de tijd toe en treedt successie op naar door veenmossen gedomineerde, meestal soortenarmere vegetaties die niet tot het habitattype gerekend worden. Het lukt beheerders niet om een langzame ontwikkeling te behouden, waarin voor alle soorten voldoende tijd is om zich te vestigen. Voorkomens van dit habitatsubtype zijn dan ook zeldzaam en gaan nog steeds achteruit (Barendregt et al, 2004, Cusell et al 2013). Stikstof en fosfaat spelen hierbij een rol (zie PAS-gebiedsanalyse). Het is bekend dat hoge N- en vooral P-concentraties niet verdragen worden (Meijer 1955, Segal 1967, Kooijman 1993, Kooijman & Paulissen 2006; Antheunisse et al. 2008, Kooijman 2012). Het is ook bekend dat goede trilvenen alleen voorkomen waar regelmatig basenrijk water boven maaiveld staat (Van Wirdum 1992). Het behoud van de basenrijkdom in de bodem is van doorslaggevend belang. Indien verzuring en eutrofiëring niet gebufferd wordt door aanvoer van basen verschuift de vegetatiesamenstelling naar door veenmossen gedomineerde kraggen (Paulissen et al, 2014). Dit onderzoek gaat vooral over herstel van de buffercapaciteit als maatregel om het trilveen te behouden en zo mogelijk kwalitatief te verbeteren. Het bevloeien met schoon, basenrijk oppervlaktewater is een in principe kansrijke maatregel om de buffercapaciteit van het habitatsubtype te behouden en te herstellen. Het is echter onbekend hoe deze maatregel ingezet moet worden voor een goed resultaat. Er is nog geen duidelijk beeld in wat voor situaties en hoe inundatie kan bijdragen aan het behoud van het habitatsubtype, en in welke mate dit door bevloeiing met schoon, basenrijk oppervlaktewater gerealiseerd kan worden. De daadwerkelijke infiltratie van het basenrijk water in de kragge lijkt belangrijk, en alleen diffusie van basen is waarschijnlijk ontoereikend. Veel neerslag voorafgaand aan inundatie kan daardoor beperkend werken op de effectiviteit, net als een hoog oppervlaktewaterpeil. Nu de waterkwaliteit van het oppervlaktewater verbetert, is bevloeiing in principe een kansrijke behoud- en herstelmaatregel. Niettemin is er in de laatste tientallen jaren nauwelijks of geen nieuw trilveen door verlanding ontstaan en is de oppervlakte trilveen in bevloeide percelen waar ten behoeve van de rietteelt wordt bevloeid zeer gering. Daarnaast is de afstroming van het bevloeiingswater naar het oppervlaktewater mogelijk belastend voor de kwaliteit hiervan. In eerdere OBN-rapportages stellen Van Wirdum (2001) en Barendrecht et al. (2004) voor de perspectieven van bevloeiing nader te onderzoeken, maar zulk onderzoek is tot nu toe niet verwezenlijkt. Beleidscontext Het gaat in dit onderzoek om een nadere uitwerking van kennislacunes in het kader van Natura2000 en PAS, noodzakelijk om het habitattype H7140A te kunnen behouden. Voor veenmosrietlanden en blauwgraslanden wordt vaak genoemd dat inundatie met basenrijk water gewenst is. In het laagveen- en zeekleigebied worden voor 10 habitattypen in totaal 55 herstelmaatregelen opgesomd. Voor het habitattype basenrijke trilvenen zijn 4 van de 7 genoemde maatregelen bewezen, waarbij het feitelijk maar om twee zaken gaat: het verbeteren van de oppervlaktewaterkwaliteit en om het vermijden van verbossing. Die maatregelen blijken op zichzelf onvoldoende om basenrijke trilvenen in stand te houden. Er is dus onvoldoende kennis aanwezig over hoe basenrijke trilvenen effectief te beheren. Doel Het doel van het onderzoek is om de rol van inundaties in trilvenen beter te begrijpen en vast te stellen of en hoe de N2000-doelen met behulp van bevloeien haalbaar zijn. De rol die stikstofdepositie en stikstofaanvoer en andere nutriënten spelen is hierbij van belang. Het uiteindelijk doel is een effectief en kostenefficiënt beheer van kraggeverlandingen met als resultaat behoud en herstel van het habitattype H7140A basenrijke trilvenen. Het onderzoek wordt gevraagd door Staatsbosbeheer en Natuurmonumenten. Het onderzoek wordt uitgevoerd in de Weerribben en/of de Wieden en de Oostelijke Vechtplassen. De Stobbenribben, het waarschijnlijk best onderzochte trilveen complex in Nederland, wordt gebruikt om een referentiesituatie op te bouwen. Dit onderzoek is in 2015 gestart en wordt afgerond in Financiering komt van de gezamenlijke provincies. 5. DESKUNDIGENTEAM NAT ZANDLANDSCHAP Heideherstel door slow release mineralengift Dit onderzoek vindt voor het belangrijkste deel plaats in de droge heide, maar daarnaast worden ook de vochtige en natte heide meegenomen. Zie voor een uitgebreide beschrijving Droog zandlandschap. Veenbasis, afbraakprocessen in relatie tot hydrologie In (hoog)venen en veentjes, en het natte zandlandschap in het algemeen, is hydrologie een van de belangrijkste sleutelfactoren voor duurzaam behoud of herstel van de bijbehorende, waardevolle ecosystemen. Een voor beleid en beheer uitermate belangrijke vraag is in hoeverre direct contact tussen grondwater en veen essentieel is voor een duurzaam behoud van bestaande venen en veentjes, of een randvoorwaarde voor de reactivering en een duurzaam herstel van hoogveenrestanten. Over deze vraag wordt al meerdere decennia lang gediscussieerd onder andere in het kader van de onttrekking van grondwater voor de drinkwatervoorziening. Ook voor Natura2000 en de PAS is de beantwoording van de vragen van groot belang. Centraal staat de vraag in hoeverre de zogenaamde veenbasis afgebroken kan worden en scheurvorming kan vertonen wanneer geen direct contact is met het omliggende grondwater. Zijn veensystemen die (deels) op schijnspiegels rusten blijvend geïsoleerd en dus duurzaam veilig, of vindt op langere termijn onherroepelijk aëratie, afbraak en degradatie plaats? In hoeverre is duurzaam herstel mogelijk onder die condities? In 2013/2014 is een kennisverhelderingsactie uitgevoerd (De veenbasis: kenmerken en effecten van ontwatering, in relatie tot behoud en herstel van de Nederlandse hoogvenen. Een literatuurstudie.) waarbij op basis van literatuuronderzoek en een workshop het een en ander is uitgezocht. Een definitie van de veenbasis is opgesteld en een rangorde in typen veenbasis op grond van hun gevoeligheid voor aantasting/afbraak. De factoren en processen die een rol spelen bij mogelijke aantasting/afbraak van de veenbasis zijn uitgeschreven net als de kennisleemtes en de afbakening van het onderzoek. In 2014 is een nieuwe vraagspecificatie opgesteld waarna het onderzoek in 2015 van start is gegaan. In 2017 worden de resultaten opgeleverd. Financiering komt van het ministerie van Economische Zaken (OBN programma ). Evaluatie strategieën omgang met overmatige voedingsstoffen Bij het inrichten van natuur op voormalige landbouwgronden is de overmaat aan voedingsstoffen in de bodem als erfenis van het landbouwkundig verleden één van de grootste uitdagingen. Met name de aanwezig-

35 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN heid van hoge concentraties fosfaat (P) levert hoofdbrekens op. Enerzijds omdat op deze verrijkte bodems de natuur zich doorgaans niet optimaal kan ontwikkelen. Anderzijds omdat het verwijderen van P uit de bodem geen eenvoudige opgave is. Er zijn in de afgelopen jaar verschillende strategieën toegepast om de problematiek van overmatige voedingsstoffen te hanteren: toplaag met hoge concentraties verwijderen, uitmijnen, laten zitten en doelen bijstellen en tenslotte laten zitten en blijven verschralen. Het debat over de effectiviteit van deze strategieën wordt intensief gevoerd en er zijn inmiddels vele projecten uitgevoerd en herstelprojecten geëvalueerd. Het heeft echter nog niet geleid tot een consensus over wat nu onder welke omstandigheden de beste strategie is. Beheerders worden regelmatig geconfronteerd met tegenstrijdige adviezen van interne en externe adviseurs. Deze evaluatie beoogt enerzijds daarin meer helderheid te verschaffen, en anderzijds heldere kennisvragen te ontwikkelen voor verder onderzoek. De evaluatie richt zich op het helder beschrijven van de beschikbare kennis en deze om te zetten in beslisschema s als handreiking voor te hanteren methoden bij herstelprojecten. Het zal bijdragen aan het verbeteren van de inrichting van EHS-gronden (inclusief voormalige landbouwgebieden binnen Natura 2000-gebieden) en het bereiken van een optimale natuurkwaliteit. In het najaar van 2014 is dit onderzoek opgestart, in 2017 wordt dit afgerond. Financiering komt van de gezamenlijke provincies. Systeemgerichte bestrijding van Watercrassula Op steeds meer plaatsen in Nederland zoals in de habitattypen zeer zwak tot zwak gebufferde vennen (H3110 en H3130) duikt de invasieve exoot Watercrassula (Crassula helmsii) op. Met name in zwakgebufferde vennen kan de soort zeer talrijk worden en overwoekert daar bedreigde plantensoorten. Doordat het plantje klein is wordt het gemakkelijk gemist tijdens actieve bestrijding, waardoor uitroeien vaak erg moeilijk is. Tevens bestaat het sterke vermoeden dat de soort via ganzen wordt verspreid, waardoor het gemakkelijk vanuit andere plekken herkoloniseert. Het is daarom van het grootste belang dat snel wordt onderzocht of de soort beheersbaar is (voorkomen kan worden dat de soort dominant wordt) door aanpassing van de groeiomstandigheden in genoemde systemen. Bij voorkeur zodanig dat er zo min mogelijk negatief effect is op andere typische soorten of indien mogelijk zelfs positieve effecten. Met name voor venmilieus is deze vraag zeer urgent. Omdat op dit moment niet bekend is onder welke standplaatscondities Watercrassula niet tot dominantie kan komen, wordt een gefaseerde aanpak voorgesteld. In de eerste fase wordt een inventarisatie gemaakt van de standplaatscondities waaronder de soort voorkomt. Dit is de eerste stap in het achterhalen van sturende omgevingscondities. Om niet geheel afhankelijk te zijn van de bevindingen van deze veldstudie, worden enkele voor de hand liggende sturende factoren van andere soorten kenmerkende soorten van zwak gebufferde wateren (interactie met andere soorten, koolstofbeschikbaarheid van de waterlaag en fosfaatbeschikbaarheid in de bodem) al vast experimenteel onderzocht. Deze twee factoren lijken op basis van de hierboven beschreven observaties een logisch begin van de zoektocht naar passende beheersmaatregelen. Centrale vraag hierbij is: bij welke combinaties van temperatuur en kooldioxidegehalte heeft Watercrassula een efficiëntere fotosynthese dan een voor de hand liggende concurrent als Vlottende bies? De kennis van deze eerste fase wordt in de tweede fase vertaald naar een beheersproef. Daarin wordt met gerichte metingen in een tweetal natuurgebieden waar Watercrassula voor problemen zorgt, bepaald hoe de vennen abiotisch functioneren en via welke maatregelen de groeiomstandigheden voor Watercrassula ongunstig kunnen worden gemaakt en tevens de condities voor inheemse soorten kunnen worden verbeterd. Dit onderzoek is opgestart in 2015 en wordt afgerond in Grootste deel van de financiering komt van vanuit de Provincie Noord- Brabant en het Team Exoten van de Voedsel en Warenautoriteit. Het ministerie van Economische Zaken (vanuit OBN-budget) levert een bescheiden cofinanciering. Invloed van boszones rond heideveentjes in het nat zandlandschap Probleemstelling In het recent uitgekomen Preadvies Kleine Ecotopen werd een kennislacune gesignaleerd omtrent het al dan niet verwijderen van boszones rond kleine, open natte ecotopen (vennen, heideveentjes en soms natte heiden) in het Nat zandlandschap. Veel van deze kleine, ecotopen zijn omringd door een dichte zone van bos. Het ontbreekt aan eenduidige beheerrichtlijnen hoe met deze boszones om te gaan: kappen of juist uitbreiden om habitatkwaliteit van de open ecotoop te verbeteren?. Voor vennen en heideveentjes wordt geadviseerd om de boszone te kappen, om eutrofiëring door bladinval te voorkomen en lokale kwelstromen te stimuleren. Dit advies houdt geen rekening met de positieve invloeden van boszones. Immers, nog afgezien van hun specifieke natuurwaarden, kunnen bomen meer stikstof aan de bosrand invangen, waardoor de stikstoflast in de omsloten open kernmogelijk vermindert. Daarnaast kan een boszone zorgen voor een meer continentaal en beschut microklimaat binnen de open kern. Dit laatste aspect is met name van belang voor habitat specifieke insecten zoals de veenvlinders (Veenbesparelmoervlinder en Veenbesblauwtje),Hoogveenglanslibel en mogelijk ook de Turfloopkever die in Nederland hun areaalgrens bereiken. Welk effect van boszones (verminderen van lokale kwel en bladval versus lagere stikstoflast en continentaler microklimaat) wanneer het zwaarste weegt is onbekend. Dit belemmert de formulering van eenduidige beheerrichtlijnen. Dit onderzoek past in Thema II Ontwikkelen van Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) herstelstrategieën van de OBN Kennisagenda Beleidscontext In het kader van Natura 2000 ligt er een belangrijke opgave voor kwaliteitsverbetering van kwel gevoede kleine ecotopen als heideveentjes (H7110B)en (zeer) zwak gebufferde vennen (H3110 en H3130). Stikstofdepositie vormt voor deze habitattypen een belangrijke bedreiging, maar herstelmaatregelen moeten zorgvuldig op hun effectiviteit worden getoetst. Voor de herstelstrategie is het daarom belangrijk om te weten of het kappen van boszones rond heideveentjes en vennen winst of verlies betekent voor de habitatkwaliteit van het omsloten open gebied. In het kader van de PAS en de verdrogingsbestrijding wordt kappen van omringend bos rond kwelgevoede kleine ecotopen geadviseerd met nog onbekende gevolgen voor de kenmerkende fauna van deze ecotopen: met name de insectenfauna van heideveentjes is sterk bedreigd. Opheldering van de balans van positieve en negatieve effecten van boszones op met name de kenmerkende diersoorten van heideveentjes is daarom van groot belang voor het formuleren van herstel strategieën die ook voor bedreigde fauna effectief zijn. Doel van het onderzoek Doel van het onderzoek is om eenduidiger beheers-en inrichtingsrichtlijnen te formuleren over hoe het beste omgegaan moet worden met het kappen, omvormen of uitbreiden van boszones rond kleine, door lokaal

36 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN grondwater gevoede, open ecotopen in het natte zandlandschap, waarbij rekening wordt gehouden met het effect van boszones op zowel lokale kwelstromen, bladval, stikstofdepositie als het lokale microklimaat in de open kern. Het project heeft de looptijd Het wordt gefinancierd door de gezamenlijke provincies, met extra cofinanciering van de provincie Drenthe. 7. DESKUNDIGENTEAM RIVIERENLANDSCHAP Effecten van begrazing op het verhogen van veiligheid in de uiterwaarden en het halen van Natura2000-doelen Probleemstelling Door steeds grotere weersextremen worden de hoogwaterstanden in de Nederlandse rivieren steeds groter. Teveel struiken en bomen in de uiterwaarden kunnen de doorstroming van rivierwater naar zee belemmeren met een risico voor de veiligheid. Rijkswaterstaat onderzoekt hoe de begroeiing het beste kan worden aangepakt. Het project Stroomlijn brengt momenteel in kaart waar de vegetatie moet worden aangepast. Rijkswaterstaat gaat Service Level Agreements afsluiten met beheerders om de uiterwaarden te onderhouden. De vraag is hoe de beheerder zo effectief en efficiënt mogelijk aan de voorwaarden van deze overeenkomst kan voldoet, maar tegelijkertijd de natuurwaarden van het rivierengebied kan behouden. Concreet gaat het over een lage ruwheid van vegetatie binnen de belangrijkste stroombanen in een uiterwaard, en plaats voor een mozaïek van kale open vegetatie, korte vegetatie, ruigte, struweel en bos, zoals voor de biodiversiteit van belang is, buiten de stroombanen. Beleidscontext Een groot deel van het Nederlandse rivierengebied is aangewezen als Vogel- en/of Habitatrichtlijngebied en herbergt 2 aquatische en 6 terrestrische beschermde Natura 2000 habitattypen. Het rivierengebied is van oudsher de leefomgeving voor zeer veel diersoorten die vermeld staan op de Habitat- en Vogelrichtlijn, zoals otter, blauwborst, roodborsttapuit, rugstreeppad, gaffellibel, rivierrombout, pimpernelblauwtje en donker pimpernelblauwtje. Doel van het onderzoek Het doel van dit onderzoek is om te komen tot concrete adviezen voor beheerders over het inzetten van begrazing en het uitvoeren van aanvullend beheer, om het behalen van zowel natuur- als veiligheidsdoelstellingen in rivieruiterwaarden te optimaliseren. Fase 1 van dit onderzoek is vanuit OBN-budget gefinancierd (ministerie van Economische Zaken (OBN programma )). Fase 2 wordt vanuit Rijkswaterstaat en mogelijk de provincie Gelderland gefinancierd. Loopt van Herstel, aanleg en beheer van kwelmilieus en kwelgeulen langs de Terrassenmaas Probleemstelling In het rivierengebied is weinig aandacht voor kwelmilieus terwijl ze tot de meest bijzondere en meest zeldzame ecosystemen van onze rivierdalen behoren. Kwelmilieus komen voor waar IJssel of Maas grenzen aan droge dekzandgebieden of in de overgang van gestuwde Utrechtse Heuvelrug naar Nederrijn en Lek. In dit onderzoeksvoorstel wordt gefocussed op kwelmilieus die gevoed worden door (lang) grondwater vanuit de Maasterrassen. Inzicht in het proces en de ecologische effecten van kwelstromen vraagt specifieke gebiedskennis over de exacte geologische opbouw van de gebieden. Voor deze studie is de keuze gemaakt om voor één gebied diepgang te zoeken in plaats van een verkennende studie in alle Nederlandse gebieden met kwelmilieus. De keuze voor het Maasterrassengebied (het Maastraject tussen de Swalm en de Niers) is gemaakt omdat kwelgeulen met (langere, ijzerrijke) kwel bij uitstek kenmerkend zijn voor dit gebied en er op grote schaal herstelkansen liggen. De opgebouwde systeemkennis en de ontwikkelde methodiek is ook bruikbaar voor situaties langs de Rijntakken. Verder is er voor dit gebied een grote maatschappelijke urgentie omdat de komende jaren bij de uitwerking van het Deltaprogramma het er op aan komt of de herstelkansen ook daadwerkelijk worden benut in plaats van door economische activiteiten definitief onmogelijk worden gemaakt. Nieuwe kennis over de mogelijkheden voor het herstel van kwelmilieus in het Maasterrassengebied kan direct ingebracht worden in discussies en plannen over hoogwaterveiligheid. Urgentie is ook aanwezig omdat vanuit het bedrijfsleven op verschillende locaties plannen voor grootschalige ontzanding van worden voorbereid, die ook onderdeel kunnen worden van het Deltaprogramma. Deze plannen houden veel minder rekening met de aard van het terrassenlandschap, en worden zo aangelegd dat het herstel van het oude (kwel)geulenlandschap definitief onmogelijk wordt. De in deze PVEW behandelde kennisvragen sluiten nauw aan op de volgende thema s van het OBN Kennisagenda : thema I (Behoud en herstel van natuurgebieden) en thema IV ( De realisatie van het Natuurnetwerk Nederland ). Daarnaast is het herstel van kwalmilieus opgenomen in de PAS Kennisagenda voor het rivierenlandschap (Punt 2: Verstarring: herstel en ontwikkeling zeldzame ecotopen). Beleidscontext Veel maatregelen ten behoeve van waterveiligheid zijn gericht op het vergroten van de afvoercapaciteit en het actief verlagen van Maasterrassen, wat tot grotere rivierinvloeden en drainage van de kwelsystemen leidt (Deltaprogramma). Daarnaast wordt, in het kader van de Kaderrichtlijn Water, gezocht naar kansen voor het realiseren van kwelafhankelijke natuur. Hierbij dient aansluiting gezocht te worden bij de eigenheid van de verschillende riviertrajecten; met andere woorden, waar horen kwelmilieus echt thuis (zie o.a. de Kwaliteitshandreiking KRW van Rijkswaterstaat en de principes van project Smart Rivers werken binnen het DNA van de rivier ). Grondwatergevoede ecosystemen zijn voor de Provincie Limburg belangrijk vanuit het natuurbeleid, maar ook als het gaat om vormgeving van projecten voor hoogwaterveiligheid langs de terrassenmaas. Ten oosten van de terrassenmaas en meestal op het hoogste terras, ligt het Natura2000-gebied Maasduinen, opgebouwd uit zanden die ooit vanuit de rivier zijn opgestoven. Het grootste deel van de overstromingsvlakte bestaat uit laagterrassen, naast een smalle zone die we de recente overstromingsvlakte noemen. Op enkele plaatsen vallen ook middenterrassen binnen de begrenzing van het overstromingsgebied. Hier komen in oude rivierlopen de habitattypen Zwak gebufferde wateren (H3130) en Vochtige alluviale bossen(h91e0c) voor, beide onder invloed van toestromend grondwater. Bij herstel van de kwelmilieus is er waarschijnlijk ruimte voor ontwikkeling en kwaliteitsverbetering van Natura2000 habitattypen Wateren met Krabbescheer en Fonteinkruiden (H3150), Zwakgebufferde vennen (H3130), Vochtige alluviale bossen (H91E0C) en Grote Zeggemoeras (PAS Leefgebied LG05), met daarin Habitat- en vogelrichtlijnsoorten als Zwarte Stern, Dodaars,

37 Bijlage 3 Kennisnetwerk OBN JAARPLAN Platte Schijfhoorn (H4056), Kamsalamander (H1166), Gevlekte Witsnuit (H1042) en misschien ook Nauwe Korfslak (H1014) en Zeggekorfslak (H1016). De uitdaging is om duidelijke criteria op te stellen voor de keuze van locaties en voor de manier waarop herstel van kwelmilieus kan worden vormgegeven. De natuurorganisaties in Limburg werken aan mogelijkheden om kwelmilieus te herstellen of te ontwikkelen en hebben behoefte aan kennis op dit gebied (Peters et al., 2008) omdat maatwerk nodig is zowel in inrichting als beheer. Doel van het onderzoek Dit onderzoek dient locaties, ecologie en randvoorwaarden voor herstel en aanleg van kwelmilieus op de maasterrassen in beeld te brengen, binnen overstromingsinvloeden van de Terrassenmaas. Dit dient te leiden tot nieuwe kennis over het functioneren, de ecologie en de herstelmogelijkheden van deze kwelgeulen en kwellaagtes. Looptijd van dit onderzoek is Het wordt gefinancierd door de gezamenlijke provincies. Mogelijke volgt cofinanciering vanuit Rijkswaterstaat.

38 Kennisnetwerk OBN wordt gecoördineerd door de VBNE en gefinancierd door het ministerie van Economische Zaken en BIJ12 Vereniging van Bos- en Natuurterreineigenaren (VBNE) Princenhof Park NG Driebergen W.A. (Wim) Wiersinga Adviseur Plein van de kennis/ Programmaleider Kennisnetwerk OBN / w.wiersinga@vbne.nl M. (Mark) Brunsveld MSc Programma-medewerker OBN / m.brunsveld@vbne.nl

Kennisnetwerk OBN Aanpak en meerwaarde. 11e Symposium Waddenacademie 17 December 2013 Wim Wiersinga - Programmacoördinator OBN

Kennisnetwerk OBN Aanpak en meerwaarde. 11e Symposium Waddenacademie 17 December 2013 Wim Wiersinga - Programmacoördinator OBN Kennisnetwerk OBN Aanpak en meerwaarde 11e Symposium Waddenacademie 17 December 2013 Wim Wiersinga - Programmacoördinator OBN Inhoud presentatie wat is het Kennisnetwerk OBN? beoogd doel bereikte resultaten

Nadere informatie

Het Kennisnetwerk OBN en evidence based beheer Discussiebijeenkomst OBN

Het Kennisnetwerk OBN en evidence based beheer Discussiebijeenkomst OBN Het Kennisnetwerk OBN en evidence based beheer Discussiebijeenkomst OBN 22 juni 2017 Wim Wiersinga - Programmacoördinator OBN Inhoud presentatie Het Kennisnetwerk OBN en evidence based beheer waarom evidence

Nadere informatie

Stikstofdepositie en Natura 2000: een PASsend antwoord. Dick Bal (ministerie EZ / Natura 2000)

Stikstofdepositie en Natura 2000: een PASsend antwoord. Dick Bal (ministerie EZ / Natura 2000) Stikstofdepositie en Natura 2000: een PASsend antwoord Dick Bal (ministerie EZ / Natura 2000) Introductie Natura 2000 als kader voor de PAS (Programmatische Aanpak Stikstof) Europese wetgeving om soorten

Nadere informatie

Fauna in de PAS. Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen

Fauna in de PAS. Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen Fauna in de PAS Hoe kunnen we effecten van N-depositie op Diersoorten mitigeren? Marijn Nijssen Stichting Bargerveen De Programatische Aanpak Stikstof Natuurdoelen en economische ontwikkelingsruimte 1600

Nadere informatie

Maatregelen voor bosherstel

Maatregelen voor bosherstel Veldwerkplaats Voedselkwaliteit en biodiversiteit in bossen Maatregelen voor bosherstel Gert-Jan van Duinen Arnold van den Burg Conclusie OBN-onderzoek bossen Te hoge atmosferische stikstofdepositie Antropogene

Nadere informatie

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Holtingerveld

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Holtingerveld Hartelijk welkom Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Holtingerveld Programma Opening Opzet en doel van deze avond Even terug kijken Hoe staat het met de Programmatische Aanpak Stikstof Korte samenvatting

Nadere informatie

PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee?

PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee? PAS herstelmaatregelen en monitoring Wat kan en moet de kleine beheerder daarmee? Beheerdersdag 2015 Jan Willem van der Vegte, BIJ12 - PAS-bureau Leon van den Berg, Bosgroepen Programmatische Aanpak Stikstof

Nadere informatie

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT

AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT Richtlijn 2014/24/EU AANKONDIGING VAN EEN OPDRACHT Diensten AFDELING I: AANBESTEDENDE DIENST I.1) NAAM EN ADRESSEN Officiële benaming: Vereniging van Bos en NatuurterreinEigenaren (VBNE) Nationale identificatie:

Nadere informatie

Heidebeheer in de 21 e eeuw

Heidebeheer in de 21 e eeuw Heidebeheer in de 21 e eeuw Henk Siebel Met OBN-faunaonderzoek van Joost Vogels, Arnold van den Burg, Eva Remke, Henk Siepel Stichting Bargerveen, Radboud Universiteit Nijmegen Herstel en beheer van droge

Nadere informatie

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn Jaarplan 2015 Inhoud 2 1. Inleiding 3 2. Het kennisnetwerk OBN 4 2.1 Doel 4 2.2 Organisatie 5 2.3 Jaarcyclus 5 2.4 Internationaal 6 2.5 Aandachtspunten

Nadere informatie

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn Jaarplan 2018 Inhoud Kennisnetwerk OBN JAARPLAN 2018 2 1 Inleiding 3 2 Het Kennisnetwerk OBN 4 2.1 Doel en aard van het kennisnetwerk 4 2.2 Organisatie

Nadere informatie

Programmatische Aanpak Stikstof: PAS

Programmatische Aanpak Stikstof: PAS Programmatische Aanpak Stikstof: PAS Toelichting voorlopig programma Presentatie technische briefing Vaste commissie voor LNV van de Tweede Kamer 30 september 2010 Waarom een Programmatische Aanpak Stikstof

Nadere informatie

Accumulatie van C en N gedurende successie in kalkrijke en kalkarme duinen

Accumulatie van C en N gedurende successie in kalkrijke en kalkarme duinen Veldwerkplaats, 16 juni2015 1 Accumulatie van C en N gedurende successie in kalkrijke en kalkarme duinen Yuki Fujita & Camiel Aggenbach 2 Overzicht Wat zijn Grijze duinen? Atmosferische N-depositie en

Nadere informatie

Natuurherstel: van standplaats naar landschap

Natuurherstel: van standplaats naar landschap Natuurherstel: van standplaats naar landschap Hans Esselink (St. Bargerveen/RU) Wilco Verberk (St. Bargerveen/RU) Ab Grootjans (RU Groningen/RU Nijmegen) André Jansen (Unie van Bosgroepen) Verberk WCEP,

Nadere informatie

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn Jaarplan 2019 Inhoud Kennisnetwerk OBN JAARPLAN 2019 2 1 Inleiding 3 2 OBN Natuurkennis 4 2.1 Doel en aard van het kennisnetwerk 4 2.2 Organisatie

Nadere informatie

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk?

Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk? Het Brabantse natuurbeleid onder de loep Bijstelling noodzakelijk? Conclusie Er zijn veel ontwikkelingen in het natuurbeleid sinds 2010 Er zijn aanpassingen doorgevoerd of noodzakelijk Natuurbeleid in

Nadere informatie

Restant taakstelling verwerving Totaal te realiseren Particulier natuurbeheer *) Te realiseren Agrarisch natuurbeheer

Restant taakstelling verwerving Totaal te realiseren Particulier natuurbeheer *) Te realiseren Agrarisch natuurbeheer BIJLAGE BO-1 Beleidskader omslag van minder verwerving naar meer beheer 1. Inleiding Het kabinet heeft vastgesteld dat realisatie van de nog aan te leggen nieuwe natuurgebieden in de EHS voor een groter

Nadere informatie

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen

Hartelijk welkom. Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen Hartelijk welkom Informatieavond Beheerplan Natura 2000 Fochteloërveen Programma Opening Opzet en doel van deze avond Even terug kijken Hoe staat het met de Programmatische Aanpak Stikstof Korte samenvatting

Nadere informatie

Verzuring van bosbodems: oorzaken, gevolgen en herstelmaatregelen

Verzuring van bosbodems: oorzaken, gevolgen en herstelmaatregelen Verzuring van bosbodems: oorzaken, gevolgen en herstelmaatregelen Wim de Vries, Anjo de Jong, Rein de Waal, Popko Bolhuis (Alterra) Roland Bobbink, Maaike Weijters (B-WARE) Arnold van den Burg (St. BioSFeer)

Nadere informatie

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn Jaarplan 2014 Inhoud 2 1. Inleiding 3 2. Kennisnetwerk OBN 4 2.1 Kennisnetwerk OBN 1989-2014 4 2.2 Jaarcyclus 5 2.3 Kennisagenda 2014-2018 6 Het Kennisnetwerk

Nadere informatie

Natuurkwaliteit en bosgebruik Natura 2000. Rienk-Jan Bijlsma

Natuurkwaliteit en bosgebruik Natura 2000. Rienk-Jan Bijlsma Natuurkwaliteit en bosgebruik Natura 2000 Rienk-Jan Bijlsma Onderwerpen Habitatkaart bossen Veluwe Kwaliteitsverbetering habitattypen bos Oppervlaktevergroting habitattypen bos Habitatkaart: typen en criteria

Nadere informatie

Gebiedswijzer De Bruuk

Gebiedswijzer De Bruuk Programmatische Aanpak Stikstof Gebiedswijzer De Bruuk Nederland heeft ruim 160 natuurgebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. Samen met de andere landen van de Europese Unie werkt Nederland zo aan

Nadere informatie

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant,

Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant, Herstel biodiversiteit in Noord-Brabant, hoe doen we dat en werkt het? Wiel Poelmans Programma Natuur Provincie Noord-Brabant Wat komt er aan de orde? Positie biodiversiteit in natuurbeleid Waarom, wat,

Nadere informatie

Kwaliteit van de natuur. Hoe spoor je aantastingen op?

Kwaliteit van de natuur. Hoe spoor je aantastingen op? Kwaliteit van de natuur Hoe spoor je aantastingen op? Ecosystemen en levensgemeenschappen Zoek vergelijkende gebieden (oerbossen, intacte riviersystemen, ongerepte berggebieden, hoogveenmoerassen, etc)

Nadere informatie

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er?

Natte en Vochtige bossen. Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er? Natte en Vochtige bossen Hydrologisch herstel van natte en vochtige bossen: welke kansen liggen er? Indeling Landschappelijke positie natte en vochtige bossen Verdroging Waar liggen de kansen? Hoe te herkennen

Nadere informatie

Vrijdag 9 mei: Voedselkwaliteit en biodiversiteit in bossen op de hoge zandgronden. Nog enkele plaatsen beschikbaar!

Vrijdag 9 mei: Voedselkwaliteit en biodiversiteit in bossen op de hoge zandgronden. Nog enkele plaatsen beschikbaar! Aanmelden nieuwsbrief Afmelden nieuwsbrief Klik hier als deze e-mail niet correct wordt weergegeven Vrijdag 9 mei: Voedselkwaliteit en biodiversiteit in bossen op de hoge zandgronden. Nog enkele plaatsen

Nadere informatie

Steenmeel in de praktijk: Van bodem via planten ook effecten op dieren?

Steenmeel in de praktijk: Van bodem via planten ook effecten op dieren? Steenmeel in de praktijk: Van bodem via planten ook effecten op dieren? De bodemverzuringscascade Zure depositie Bekalken Besteenmelen Toename H + In de bodem Verlies basische kationen Verlies verweerbare

Nadere informatie

Is herstel hoogvenen succesvol? Bart van Tooren. Bjørn van den Boom, Senior beleidsmedewerker Natuurbeheer

Is herstel hoogvenen succesvol? Bart van Tooren. Bjørn van den Boom, Senior beleidsmedewerker Natuurbeheer Is herstel hoogvenen succesvol? Bart van Tooren Bjørn van den Boom, Senior beleidsmedewerker Natuurbeheer Agenda Inleiding Wat is hoogveen Degradatie van hoogveen in Nederland Herstel van hoogveen Resultaten

Nadere informatie

natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN

natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN natuurbeheer Jens Verwaerde Natuurpunt CVN indeling inleiding: voorstelling a geschiedenis van het natuurbeheer b - biotopen en soorten en hun beheer pauze c - beheer richt zich op de omgeving d - natuurbeheer

Nadere informatie

Een ongenode gast: Amerikaanse rivierkreeft

Een ongenode gast: Amerikaanse rivierkreeft Amerikaanse rivierkreeft Een ongenode gast: Opzet workshop Een ongenode gast: Inleiding (Fabrice Ottburg; WUR) Nader inzoomen op een aantal projecten (Winnie Rip; Waternet) Praktijk ervaring aanpak (Jouke

Nadere informatie

Langetermijneffecten van minerale bosbemesting: de Harderwijker proef. Roland Bobbink & Arnold van den Burg

Langetermijneffecten van minerale bosbemesting: de Harderwijker proef. Roland Bobbink & Arnold van den Burg Langetermijneffecten van minerale bosbemesting: de Harderwijker proef Roland Bobbink & Arnold van den Burg BIOGEOCHEMICAL WATER-MANAGEMENT & APPLIED RESEARCH ON ECOSYSTEMS Opbouw presentatie Korte intro:

Nadere informatie

Programma van Eisen - Beheerplannen

Programma van Eisen - Beheerplannen Programma van Eisen - Beheerplannen Eisen voor de inhoud Inventarisatie 1. Het beheerplan geeft allereerst een beschrijving van de natuurwaarden in het Natura 2000-gebied (de actuele situatie en trends,

Nadere informatie

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied

Programma. Beheerplan Elperstroomgebied Beheerplan Elperstroomgebied Alie Alserda Pietop t Hof Christina Schipper Rienko van der Schuur 1 Elperstroomgebied Natura 2000 14 mei 2013 Programma Inleiding Doelen Knelpunten Activiteiten Aanvullend

Nadere informatie

De Peelvenen. Hoogveenherstel op het randje. Gert-Jan van Duinen en vele anderen

De Peelvenen. Hoogveenherstel op het randje. Gert-Jan van Duinen en vele anderen De Peelvenen Hoogveenherstel op het randje Gert-Jan van Duinen en vele anderen 1. Op de grens van Brabant en Limburg 2. Ontstaan rondom de Peelrandbreuk De Verheven Peel op de Peelhorst: hoog en nat De

Nadere informatie

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING

Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING Programmatische Aanpak Stikstof TERSCHELLING Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS) 19.30-20.00 uur Inloop 20.00-20.05 uur Opening door voorzitter Piet Dijkstra - Programma en doel van

Nadere informatie

Rob van der Burg 6 april Vochtige bossen. Tussen verdrogen en nat gaan. bosgroepen.nl

Rob van der Burg 6 april Vochtige bossen. Tussen verdrogen en nat gaan. bosgroepen.nl Rob van der Burg 6 april 2017 Vochtige bossen Tussen verdrogen en nat gaan Hydrologische maatregelen Doel van hydrologisch herstel Uitgangspunt: systeemherstel Praktische aandachtspunten Risico s en gefaseerde

Nadere informatie

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept

Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Concept a Toekomst voor eeuwenoud bos Samenvatting van het beheerplan Norgerholt Colofon Deze samenvatting is een uitgave van de

Nadere informatie

Abiotiek en beheer: hoe werkt stikstof en hoe gaan we er mee om? BIOGEOCHEMICAL WATER-MANAGEMENT & APPLIED RESEARCH ON ECOSYSTEMS

Abiotiek en beheer: hoe werkt stikstof en hoe gaan we er mee om? BIOGEOCHEMICAL WATER-MANAGEMENT & APPLIED RESEARCH ON ECOSYSTEMS Abiotiek en beheer: hoe werkt stikstof en hoe gaan we er mee om? BIOGEOCHEMICAL WATER-MANAGEMENT & APPLIED RESEARCH ON ECOSYSTEMS De atmosfeer bestaat voor 80% uit niet-reactief stikstofgas (N 2 ) 2 Wat

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum : 8 oktober 2014 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2010-005930- gemeente Harderwijk Activiteit : Uitbreiding

Nadere informatie

Heide als landschap: historie, bodem en ontwikkeling. Rienk-Jan Bijlsma & Rein de Waal

Heide als landschap: historie, bodem en ontwikkeling. Rienk-Jan Bijlsma & Rein de Waal Heide als landschap: historie, bodem en ontwikkeling Rienk-Jan Bijlsma & Rein de Waal 1953 Nieuwe functies vragen om nieuwe beheermethoden Evenwicht tussen hei en gras wanneer ontwikkeling ongestoord verloopt

Nadere informatie

Effecten van verhoogde N- depositie op natuur: is herstel nog nodig? Roland Bobbink, Leon van den Berg, Hilde Tomassen, Maaike Weijters & Jan Roelofs

Effecten van verhoogde N- depositie op natuur: is herstel nog nodig? Roland Bobbink, Leon van den Berg, Hilde Tomassen, Maaike Weijters & Jan Roelofs Effecten van verhoogde N- depositie op natuur: is herstel nog nodig? Roland Bobbink, Leon van den Berg, Hilde Tomassen, Maaike Weijters & Jan Roelofs Opbouw presentatie Inleiding - atmosferische depositie

Nadere informatie

Veldwerkplaats vochtige bossen

Veldwerkplaats vochtige bossen Veldwerkplaats vochtige bossen Hoe kan hydrologisch herstel (vermesting), verzuring en verdroging tegen gaan? Emiel Brouwer, onderzoekcentrum BWARE Rob van den Burg, Bosgroep Zuid Nederland Bos op de pleistocene

Nadere informatie

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn

ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn ontwikkeling+beheer natuurkwaliteit Kennisnetwerk obn Jaarplan 2016 2 Inhoud 1. Inleiding 3 2. Het kennisnetwerk OBN 4 2.1 Doel en aard van het kennisnetwerk 4 2.2 Organisatie van het kennisnetwerk 5 2.3

Nadere informatie

Trosbosbes Effecten op het ecosysteem en mogelijkheden voor bestrijding

Trosbosbes Effecten op het ecosysteem en mogelijkheden voor bestrijding Trosbosbes Trosbosbes Effecten op het ecosysteem en mogelijkheden voor bestrijding GertJan van Duinen Vraagstelling Hoe beïnvloedt Trosbosbes ecosysteem? Peelvenen: veenontwikkeling, biodiversiteit Factoren

Nadere informatie

Natuurherstel in Duinvalleien

Natuurherstel in Duinvalleien Natuurherstel in Duinvalleien Kan het natuurlijker? A.P.Grootjans@rug.nl 1 Universiteit Groningen, IVEM 2 Radboud Universiteit Nijmegen Opbouw lezing Hydrologisch systeem van een duinvallei Relatie hydrologie,

Nadere informatie

Houtoogst en nutriënten op zandgronden Resultaten van het onderzoek, opzet van het adviessysteem en toepassing in de praktijk.

Houtoogst en nutriënten op zandgronden Resultaten van het onderzoek, opzet van het adviessysteem en toepassing in de praktijk. Houtoogst en nutriënten op zandgronden Resultaten van het onderzoek, opzet van het adviessysteem en toepassing in de praktijk. Anjo de Jong, Wim de Vries, Hans Kros and Joop Spijker 27-02-2019 Inhoud De

Nadere informatie

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept

Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Concept a Waardevol heidelandschap op de Hondsrug Samenvatting van het beheerplan Drouwenerzand Colofon Deze samenvatting

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 10 februari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-014947 - gemeente Arnhem Activiteit : Herinrichting

Nadere informatie

Woensdag 3 september: Vennen in een veranderend klimaat

Woensdag 3 september: Vennen in een veranderend klimaat Aanmelden nieuwsbrief Afmelden nieuwsbrief Klik hier als deze e-mail niet correct wordt weergegeven Woensdag 3 september: Vennen in een veranderend klimaat Locatie: Landschotse Heide (bij Middelsbeers)

Nadere informatie

Monitoring Wat doen we ermee? Het gebruik van gegevens in de praktijk

Monitoring Wat doen we ermee? Het gebruik van gegevens in de praktijk Monitoring Wat doen we ermee? Het gebruik van gegevens in de praktijk Lange geschiedenis Veel gebeurd 1e 3e Provinciale milieukartering Ruimtelijk beleid, Natuurbeleid, Landschap Terreinbeheerders Beheer

Nadere informatie

Gagel-en wilgenstruwelen

Gagel-en wilgenstruwelen Gagel-en wilgenstruwelen Knelpunten en beheer Bobbink et al. (2013) Preadvies kleine ecotopen in de hydrologische gradiënt. H7. Vormen en voorkomen Gagelstruweel RG Klasse der hoogveenbulten en slenken

Nadere informatie

Programmatische Aanpak Stikstof. Rottige Meenthe en Brandemeer

Programmatische Aanpak Stikstof. Rottige Meenthe en Brandemeer Programmatische Aanpak Stikstof Rottige Meenthe en Brandemeer Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS) 19.30-20.00 uur Inloop 20.00-20.05 uur Opening door voorzitter Piet Dijkstra - Programma

Nadere informatie

Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS)

Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS) Programma informatieavond Programma Aanpak Stikstof (PAS) 19.30-20.00 uur Inloop 20.00-20.05 uur Opening door voorzitter Piet Dijkstra - Programma en doel van de avond 20.05-20.20 uur Het wat en waarom

Nadere informatie

BIODIVERSITEIT. RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER. ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering

BIODIVERSITEIT. RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER. ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering BIODIVERSITEIT RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering DUURZAME ONTWIKKELING INTEGRAAL WATERBEHEER BIODIVERSITEIT Wat? Belang?

Nadere informatie

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Dit document bevat resultaten van een stikstofberekening met AERIUS Calculator. U dient dit document te gebruiken ter onderbouwing van een in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De resultaten

Nadere informatie

Motivaties in het beheer van de duinen

Motivaties in het beheer van de duinen Motivaties in het beheer van de duinen Ter gelegenheid van het Lymesymposium 1 november 2013 Marianne Snabilie Manager Onderhoud en Administratie PWN Waterleidingbedrijf Afdeling Natuur en Recreatie Inhoud

Nadere informatie

Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers

Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers Biodiversiteit in Vlaanderen: de cijfers Myriam Dumortier Natuurrapport www.natuurindicatoren.be www.nara.be www.inbo.be Haalt Vlaanderen de 2010-doelstelling? Biodiversiteit Verstoringen/bedreigingen

Nadere informatie

Onderzoekcentrum B-WARE BV

Onderzoekcentrum B-WARE BV Onderzoekcentrum B-WARE BV Opgericht in 2002 Emiel Brouwer Natuur- en waterbeheer in Nederland - Biotoopvernietiging, versnippering, atmosferische depositie, verdroging, vervuiling van grond- en oppervlaktewater,

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 18 maart 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-012117 - gemeente Ermelo Activiteit : verbreden van het

Nadere informatie

Veenvorming in beekdalen. Veldwerkplaats: Drentse Aa, 15 juni 2009 Willem Molenaar / Camiel Aggenbach

Veenvorming in beekdalen. Veldwerkplaats: Drentse Aa, 15 juni 2009 Willem Molenaar / Camiel Aggenbach Veenvorming in beekdalen Veldwerkplaats: Drentse Aa, 15 juni 2009 Willem Molenaar / Camiel Aggenbach Veensystemen in beekdalen hoogvenen regenwater, zuur, arm laagvenen hellingvenen grondwater, zuur-zwak

Nadere informatie

De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en/of stikstofoxide (NOx).

De berekening op basis van stikstofemissies gaat uit van de componenten ammoniak (NH3) en/of stikstofoxide (NOx). U heeft op grond van artikel 8 van de Regeling Programmatische aanpak stikstof een melding ingediend voor uw initiatief. Deze bevestiging van uw melding is voor uw eigen administratie en toont aan dat

Nadere informatie

Het Natura 2000 beheerplan Drentsche Aa-gebied: wat houdt het in, wat gaat er gebeuren? Programma

Het Natura 2000 beheerplan Drentsche Aa-gebied: wat houdt het in, wat gaat er gebeuren? Programma Het Natura 2000 beheerplan Drentsche Aa-gebied: wat houdt het in, wat gaat er gebeuren? Informatieavond, 9 december 2014 De Aanleg, Deurze 1 Programma 1. Welkom (Hendrik Oosterveld) 2. Doel van de avond

Nadere informatie

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG

De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof AA DEN HAAG > Retouradres Postbus 20401 2500 EK Den Haag De Voorzitter van de Eerste Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 22 2513 AA DEN HAAG Directie en Biodiversiteit Bezoekadres Bezuidenhoutseweg 73 2594 AC Den

Nadere informatie

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998.

Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998. Dit document is een bijlage bij het toestemmingsbesluit als bedoeld in artikel 19km, eerste lid, van de Nb-wet 1998., Kenmerken Emissie Depositie natuurgebieden Depositie habitattypen Verdere toelichting

Nadere informatie

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN

EFFECTEN VAN GRAZERS OP BELANGRIJKE KWELDER PROCESSEN Samenvatting INTRODUCTIE Een groot deel van het landoppervlak op aarde is bedekt met graslanden en deze worden doorgaans door zowel inheemse diersoorten als door vee begraasd. Dit leidt vaak tot een zeer

Nadere informatie

Naar herstel op landschapsniveau van beekdalen in Nederland Over leven en werk van het OBN-deskundigenteam Beekdallandschap

Naar herstel op landschapsniveau van beekdalen in Nederland Over leven en werk van het OBN-deskundigenteam Beekdallandschap Naar herstel op landschapsniveau van beekdalen in Nederland Over leven en werk van het OBN-deskundigenteam Beekdallandschap Piet Verdonschot, OBN DT Beekdallandschappen m.m.v. Uko Vegter, Rob van Dongen,

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 16 januari 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2014-015534 - gemeente Ede Activiteit : Verbreding

Nadere informatie

Ecologische meerwaarde gehoede schaapskuddes. Loek Kuiters en Pieter Slim

Ecologische meerwaarde gehoede schaapskuddes. Loek Kuiters en Pieter Slim Ecologische meerwaarde gehoede schaapskuddes Loek Kuiters en Pieter Slim Gescheperde vs. standbeweiding Sturing begrazing Verspreiding diasporen Verschraling Functionele samenhang landschapschaal Gescheperde

Nadere informatie

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Dit document bevat resultaten van een stikstofberekening met AERIUS Calculator. U dient dit document te gebruiken ter onderbouwing van een in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De resultaten

Nadere informatie

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Dit document bevat resultaten van een stikstofberekening met AERIUS Calculator. U dient dit document te gebruiken ter onderbouwing van een in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De resultaten

Nadere informatie

Gebiedswijzer Wierdense Veld

Gebiedswijzer Wierdense Veld Programmatische Aanpak Stikstof Gebiedswijzer Wierdense Veld Nederland heeft ruim 160 natuurgebieden aangewezen als Natura 2000-gebied. Samen met de andere landen van de Europese Unie werkt Nederland zo

Nadere informatie

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Berekening Situatie 1 Kenmerken Emissie Depositie Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator. U kunt dit document onder meer gebruiken voor een onderbouwing van een vergunningaanvraag in het kader van de Natuurbeschermingswet

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Documentnummer(s). inzagestukken: 02181703 ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND 1 Datum besluit : 24 augustus 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998-2015-006478

Nadere informatie

Memo. Aanleiding De Cie. m.e.r. heeft kritiek op de Passende Beoordeling voor de Structuurvisie Veere. Het gaat om het aspect stikstofdepositie.

Memo. Aanleiding De Cie. m.e.r. heeft kritiek op de Passende Beoordeling voor de Structuurvisie Veere. Het gaat om het aspect stikstofdepositie. Memo datum 15 mei 2012 aan Tim Artz Oranjewoud van Christel Schellingen Oranjewoud kopie project Passende beoordeling Structuurvisie Veere projectnummer 247734 betreft Resultaten berekeningen stikstofdepositie

Nadere informatie

Dispersieproblemen bij planten

Dispersieproblemen bij planten Dispersieproblemen bij planten Hoe kan connectiviteit verbeterd worden? Wim Ozinga Michiel Wallis de Vries, Marijn Nijssen Veldwerkplaats OBN, 12 oktober 2018 Versnippering als probleem Balans Leefgebied

Nadere informatie

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg

Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Concrete begrenzing EHS en GHS in het plangebied Voorste Stroom te Tilburg Opdrachtgever: gemeente Tilburg Maart 2009 Antonie van Diemenstraat 20 5018 CW Tilburg 013-5802237 Eac@home.nl Pagina 1 Inhoudsopgave

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 25 maart 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-017295 - gemeente Arnhem Activiteit : Aanpassingen

Nadere informatie

Tegengaan van eikensterfte door herstel van nutriëntenvoorraden met steenmeel

Tegengaan van eikensterfte door herstel van nutriëntenvoorraden met steenmeel Tegengaan van eikensterfte door herstel van nutriëntenvoorraden met steenmeel Wim de Vries (WENR) Maaike Weijters (B-WARE), Anjo de Jong (WENR), Evi Bohnen (B-WARE), Roland Bobbink (B-WARE) Aanleiding

Nadere informatie

Eco-hydrologische aspecten van beheer op landschapsniveau; Duinvalleien op de Waddeneilanden

Eco-hydrologische aspecten van beheer op landschapsniveau; Duinvalleien op de Waddeneilanden Eco-hydrologische aspecten van beheer op landschapsniveau; Duinvalleien op de Waddeneilanden Ab Grootjans, Rijksuniversiteit Groningen/ Radboud Universiteit Nijmegen E-mail; A.P.Grootjans@rug.nl Groenknolorchis

Nadere informatie

De Boswet in de nieuwe Wet natuurbescherming. Hoofdstuk Houtopstanden

De Boswet in de nieuwe Wet natuurbescherming. Hoofdstuk Houtopstanden De Boswet in de nieuwe Wet natuurbescherming Hoofdstuk Houtopstanden Door Anne Reichgelt, 29 november, 1 december, 6 december, 8 december 2016 De Boswet: even opfrissen Een simpele wet uit 1961 met als

Nadere informatie

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator.

Wilt u verder rekenen of gegevens wijzigen? Importeer de pdf dan in de Calculator. Dit document bevat resultaten van een stikstofdepositieberekening met AERIUS Calculator. U dient dit document te gebruiken ter onderbouwing van een in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998. De resultaten

Nadere informatie

Inhoudsopgave Rapport Herstelstrategieën stikstofgevoelige habitats

Inhoudsopgave Rapport Herstelstrategieën stikstofgevoelige habitats Inhoudsopgave Rapport Herstelstrategieën stikstofgevoelige habitats Voorwoord 5 Leeswijzer 9 Inhoudsopgave 11 Deel I Algemene inleiding herstelstrategieën: beleid, kennis en maatregelen 19 Hoofdstuk 1

Nadere informatie

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND BESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 2 juni 2016 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-017295 - gemeente Arnhem Activiteit : Aanpassingen van

Nadere informatie

André Jansen NecoV N-symposium Antwerpen, 26 april 2016 Beheer op standplaatsniveau: een pas op de plaats.

André Jansen NecoV N-symposium Antwerpen, 26 april 2016 Beheer op standplaatsniveau: een pas op de plaats. André Jansen NecoV N-symposium Antwerpen, 26 april 2016 Beheer op standplaatsniveau: een pas op de plaats. Doel Rode Lijst met Groene Stip Bepalen effectiviteit van effectgerichte maatregelen tegen verdroging,

Nadere informatie

Soortenherstel op de Veluwe. Veluwecongres 14 maart 2019

Soortenherstel op de Veluwe. Veluwecongres 14 maart 2019 Soortenherstel op de Veluwe Veluwecongres 14 maart 2019 Waarom dit project? Europese regelgeving bewaakt kwaliteiten bijzondere natuurgebieden Veluwe valt voor een groot deel daaronder: Natura 2000 Natura

Nadere informatie

Handreiking bij de omvorming van voormalige landbouwgronden naar natuur

Handreiking bij de omvorming van voormalige landbouwgronden naar natuur Handreiking bij de omvorming van voormalige landbouwgronden naar natuur Leo Norda Camiel Aggenbach Leo Norda Drs. C. Aggenbach Rudy van Diggelen, Tjisse Hiemstra, Ido Borkent, Matty Berg, Geert van Duinhoven,

Nadere informatie

Voorbij natuurherstel volgens het doelenboekje. Rienk-Jan Bijlsma

Voorbij natuurherstel volgens het doelenboekje. Rienk-Jan Bijlsma Voorbij natuurherstel volgens het doelenboekje Rienk-Jan Bijlsma Natuurontwikkeling op vml ideaal weiland Vrijwel vlakke weidegebieden, vooral in vlakke dekzandlandschappen en brede beekdalen. Ideaal voor

Nadere informatie

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top,

De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus AA Ede. Geldermalsen, 28 oktober Geachte heer Van den Top, De Bunte Vastgoed Oost BV T.a.v. dhr. W. van den Top Postbus 8029 6710 AA Ede Geldermalsen, 28 oktober 2015 betreft: project: referentie: behandeld door: bijlage(n): Toetsing herinrichting aan NNN en Natura-2000

Nadere informatie

WERKWIJZE ECOLOGISCHE EN FINANCIELE TOETS

WERKWIJZE ECOLOGISCHE EN FINANCIELE TOETS WERKWIJZE ECOLOGISCHE EN FINANCIELE TOETS INLEIDING Als onderdeel van de interne kwaliteitsborging voert het collectief een ecologische toets uit op het beheerplan dat in voorbereiding op de gebiedsaanvraag

Nadere informatie

Schraal schraler schraalst

Schraal schraler schraalst Schraal schraler schraalst Van landbouwgrond naar natuur. Maakt het uit hoe we dit aanpakken? Rudy van Diggelen Camiel Aggenbach Matty Berg Jan Frouz Tjisse Hiemstra Leo Norda Jan Roymans 2 Voorwaarden

Nadere informatie

Advies ontwerp provinciaal inpassingsplan PAS Westelijke Langstraat

Advies ontwerp provinciaal inpassingsplan PAS Westelijke Langstraat Advies ontwerp provinciaal inpassingsplan PAS Westelijke Langstraat 25 juli 2019 Uitgebracht aan: het College van Gedeputeerde Staten Noord-Brabant t.a.v. de heer H.J. van Herk, programmamanager Uitnodigend

Nadere informatie

Bestemmingsplan Ulvenhout, Hertespoor

Bestemmingsplan Ulvenhout, Hertespoor Bestemmingsplan Ulvenhout, Hertespoor Voorlopig toetsingsadvies over het milieueffectrapport 24 april 2015 / rapportnummer 3014 13 1. Oordeel over het MER Het college van burgemeester en wethouders van

Nadere informatie

Natuurverkenning 2030

Natuurverkenning 2030 Natuurverkenning 2030 Aanpak Terrestrische verkenning Scenario s Verlies en versnippering van leefgebied Vermesting Klimaatverandering Aquatische verkenning Scenario s Verontreiniging Versnippering van

Nadere informatie

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND

ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND ONTWERPBESLUIT NATUURBESCHERMINGSWET 1998 VAN GEDEPUTEERDE STATEN VAN GELDERLAND Datum besluit : 30 april 2015 Onderwerp : Natuurbeschermingswet 1998 2015-006073 gemeente Brummen Activiteit : het in bedrijf

Nadere informatie

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden Anjo de Jong, Wim de Vries, Hans Kros and Joop Spijker Inhoud Achtergrond: zorg over verarming van de bodem door oogst tak- en

Nadere informatie

Strategie kiezen bij omvorming van voormalige landbouwgronden naar schrale natuur

Strategie kiezen bij omvorming van voormalige landbouwgronden naar schrale natuur 1 Strategie kiezen bij omvorming van voormalige landbouwgronden naar schrale natuur OBN handreiking helpt bij daarbij! Camiel Aggenbach Rudy van Diggelen Matty Berg Jan Frouz Tjisse Hiemstra Leo Norda

Nadere informatie

Schraal schraler schraalst

Schraal schraler schraalst Schraal schraler schraalst Van landbouwgrond naar natuur. Maakt het uit hoe we dit aanpakken? Rudy van Diggelen Camiel Aggenbach Matty Berg Jan Frouz Tjisse Hiemstra Leo Norda Jan Roymans Opmerking vooraf:

Nadere informatie

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden

Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden Houtoogst in relatie tot nutriëntenvoorraden in bossen op droge zandgronden Wim de Vries, Anjo de Jong, Hans Kros and Joop Spijker Inhoud Achtergrond: zorg over verarming van de bodem door oogst tak- en

Nadere informatie

Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries,

Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries, Zijn effecten van begrazing te voorspellen? Marijn Nijssen, Toos van Noordwijk, Annemieke Kooijman, Herman van Oosten, Bart Wouters, Chris van Turnhout, Jasja Dekker, Michiel Wallis de Vries, Ingo Jansen,

Nadere informatie