Hoofdstuk 2 De rehabilitatie van personen die een misdrijf hebben gepleegd: Aandacht voor risicomanagement én het zoeken naar een goed leven 1

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Hoofdstuk 2 De rehabilitatie van personen die een misdrijf hebben gepleegd: Aandacht voor risicomanagement én het zoeken naar een goed leven 1"

Transcriptie

1 Hoofdstuk 2 De rehabilitatie van personen die een misdrijf hebben gepleegd: Aandacht voor risicomanagement én het zoeken naar een goed leven 1 Tony Ward 2 Samenvatting De rehabilitatie van personen die een misdrijf hebben gepleegd, is een complex proces en omvat hun terugkeer, en uiteindelijk hun re-integratie, in lokale sociale netwerken en de bredere samenleving. Het Good Lives Model (GLM) is een sterktegerichte rehabilitatietheorie voor delictplegers, met zowel aandacht voor het risico op recidive als tegelijkertijd ook voor het bereiken van een leven dat voldoening geeft en dat voor de persoon zelf betekenisvol is. In deze paper ga ik kort in op de literatuur rond desistance, beschrijf ik de traditionele benadering van risicomanagement, en geef ik een gedetailleerde omschrijving van het GLM en de implicaties ervan voor de praktijk. 1. Inleiding De rehabilitatie van personen die een misdrijf hebben gepleegd is een complex proces en het omvat hun terugkeer, en uiteindelijk hun reintegratie, in lokale sociale netwerken en de bredere samenleving. Het is een feit dat personen die een misdrijf hebben gepleegd in therapie hard moeten werken om hun gedachten, gevoelens en gedrag in een prosociale richting te veranderen en om verantwoordelijkheid op te nemen voor de schade die ze hebben toegebracht aan hun 1 Oorspronkelijke tekst: Ward, T. (2012). The rehabilitation of offenders: Risk management and seeking good lives. Japanese Journal of Offender Rehabilitation, 1, Vertaling: Stijn Vandevelde 2 Correspondentie auteur: Prof. Tony Ward; School of Psychology, Victoria University of Wellington, PO box 600, Wellington, New Zealand; Tony.Ward@vuw.ac.nz

2 medeburgers. Het is evenwel ook zo dat de samenleving verantwoordelijk is voor de ondersteuning van deze inspanning en dit door te voorzien in sociale hulpmiddelen en mogelijkheden om delictplegers bij te staan in het proces van re-integratie. Eenmaal delictplegers hun straf hebben uitgezeten en hun schuld ten aanzien van de samenleving hebben ingelost, hebben ze recht op de mogelijkheid tot bevrijding en verzoening (Ward & Salmon, 2009). Dit laatste komt de delictpleger toe, deels omwille van de veronderstelling dat ieder mens evenwaardig is; wanneer we verkeerd gedrag stellen, dan kunnen we hier legitiem op worden aangesproken, maar eens de straf is uitgevoerd, dan dient onze morele status te worden hersteld. Verder is het zo dat de rehabilitatie van delictplegers intrinsiek waardengeladen is en ook bijdraagt tot het opbouwen van capaciteiten. De invulling van de gewenste rehabilitatie-uitkomsten, de vorm van individuele re-integratie en het plannen voor een beter leven, en de mate van beperkingen die legitiem kunnen worden opgelegd aan delictplegers die voorwaardelijk in vrijheid zijn gesteld, zijn allemaal onderhevig aan beoordelingen van wat rechtvaardig, juist, goed, veilig, schadelijk, en verkeerd is. Vanuit een praktijkgericht standpunt zijn zowel de wetenschap als de ethiek dan ook even belangrijk bij het therapeutisch werken met gedetineerden (Laws & Ward, 2011). Praktijkwerkers hebben nood aan rehabilitatietheorieën die hen helpen om te gaan met verschillende uitdagingen en problemen die onvermijdelijk zullen optreden wanneer men werkt met delictplegers die in de gevangenis of in de samenleving verblijven (Ward & Maruna, 2007). Het kan helpen om deze theorieën te beschouwen als conceptuele landkaarten die de contouren uittekenen van het grotere verhaal, waar hulpverleners in de praktijk naar toe werken. Concreet gaat dit om mogelijke kaders die richting geven m.b.t. belangrijke thema s, zoals de algemene doelen van een interventie, de invulling van wat risico inhoudt, de algemene oorzaken van criminaliteit, hoe het best met personen om te gaan en te werken, en hoe de noden van de delictpleger in evenwicht te brengen met de belangen van de samenleving. De meest algemeen verbreide rehabilitatietheorie van de afgelopen dertig jaar is het Risk-Need-Responsivity (RNR) Model, een benadering die voornamelijk gericht is op inspanningen van

3 praktijkwerkers m.b.t. het aanpakken en managen van dynamische risicofactoren (Andrews & Bonta, 2010). Meer recent zijn evenwel sterktegerichte of op herstel gerichte benaderingen voor het werken met delictplegers geformuleerd, als alternatief voor RNR (Ward & Maruna, 2007). Waar de focus van risicomanagement benaderingen, zoals RNR, ligt op het detecteren en veranderen van dynamische risicofactoren (i.e. criminogene factoren/behoeften ( criminogenic needs )), streven sterktegerichte benaderingen naar het creëren van competenties en het aanwenden van de interesses van de persoon en zijn sterktes met een focus op het verminderen van het recidiverisico. Het Good Lives Model (GLM) is een sterktegerichte rehabilitatietheorie die gericht is op het aanpakken van het risico op recidive, én tegelijkertijd op het ondersteunen van delictplegers bij verwerven van een leven dat meer voldoening geeft en dat voor de persoon zelf betekenisvol is. In deze paper ga ik kort in op de criminologische literatuur rond desistance (psychosociale factoren die gelinkt zijn aan het stoppen met het verder plegen van feiten ), beschrijf ik de traditionele benadering van risicomanagement, geef ik een gedetailleerde omschrijving van het GLM en bediscussieer ik de implicaties ervan voor de praktijk. Het GLM omvat de voordelen van een risicomanagement benadering en heeft tegelijkertijd aandacht voor de beperkingen ervan. Het kan worden beargumenteerd dat het praktijkwerkers binnen een justitiële context een meer omvattend kader biedt dat richtinggevend kan zijn voor het werken met hun cliënten. Vooraleer te starten met mijn analyse, wil ik evenwel de opportuniteit benutten om de Japanese Association of Offender Rehabilitation geluk te wensen met de start van het Japanese Journal of Offender Rehabilitation. Ik ben zeer blij en vereerd dat ik uitgenodigd werd voor het schrijven van een paper voor de eerste editie van dit nieuwe en uitdagende initiatief. Ik heb er vertrouwen in dat dit tijdschrift in de komende jaren een belangrijke mogelijkheid zal bieden voor het publiceren van empirische, theoretische en praktijkgerichte artikelen en dat het een internationaal bekend forum zal worden voor innovatief en gedegen onderzoek.

4 2. Desistance Er is veel criminologisch onderzoek met betrekking tot psychologische, sociale en omgevingsfactoren die een positieve invloed hebben op de mogelijkheden van personen om succesvol te stoppen met het verder plegen van criminele feiten (zie Laws & Ward, 2011). Een bijzonder significante bevinding in de literatuur is dat delictplegers gevoelig zijn voor hulpverleners die interesse laten blijken in hen en die geloven in hun mogelijkheid om hun leven een andere wending te geven (McNeill, Batchelor, Burnett & Knox, 2005). Het behandelen van delictplegers met respect en fatsoen, eerder dan als mogelijke bronnen van besmetting die in quarantaine moeten worden geplaatst, biedt mogelijkheden voor een grotere betrokkenheid in hulpverleningsprogramma s en in de veeleisende opdracht om hun levens een andere wending te geven. In tegenstelling tot de literatuur binnen de forensische en correctionele psychologie, die focust op individuele factoren en hun rol in crimineel gedrag en recidive, is desistance literatuur erop gericht veranderingsprocessen m.b.t. de levensstijl gerelateerd aan het stoppen met criminaliteit te identificeren (zie bvb. Laws & Ward, 2011; Serin & Lloyd, 2009). Veronderstellen dat enkel een vermindering van dynamische risicofactoren een verklaring biedt voor het stoppen met crimineel gedrag, strookt niet met de vaststellingen omtrent de menselijke natuur. Eerder dan passief gecontroleerd te worden door externe gebeurtenissen, zijn mensen actief op zoek naar uitkomsten die voor hen persoonlijk betekenisvol en gewaardeerd zijn (Ward & Maruna, 2007). De desistance literatuur m.b.t. onderzoek van het re-integratieproces, wijst op de unieke inbreng van individuele agency en van sociale ondersteuning. Het kan verder ook verklaren op welke manier psychologische factoren interageren met sociale opportuniteiten, zoals het aanbod van tewerkstelling of het tot stand komen van een persoonlijke relatie. Het is eenvoudigweg niet voldoende dat delictplegers nieuwe vaardigheden verwerven en leren omgaan met hun dynamische risicofactoren er moeten ook mogelijkheden zijn waarin ze deze kunnen gebruiken in hun zoektocht naar een betekenisvol en sociaal geaccepteerd leven. Dit is de reden waarom desistance een perspectief biedt dat niet vanzelfsprekend is, zowel binnen forensische en

5 correctionele psychologie als binnen onderzoek (Laws & Ward, 2011; McNeill, 2006). De beschikbare wetenschappelijke evidentie toont aan dat er een aantal sociale en psychologische factoren zijn die het desistance proces faciliteren (Laws & Ward, 2011). Deze factoren worden collectief benoemd als keerpunten ( turning points ) (Laub & Sampson, 2003; Sampson & Laub, 2003), aansluiting voor verandering ( hooks for change ) (Giordano, Schroeder, & Cernkovich, 2007), een verandering in narratieve identiteit ( change in narrative identity ) (McNeill, et al., 2005), of het goed maken ( making good ) (Maruna, 2001). Laub en Sampson (2001; Sampson & Laub, 1993) voerden een uitgebreide en veelomvattende followupstudie uit van mannen die deelnamen aan het mijlpaal-onderzoek van Sheldon en Eleanor Glueck m.b.t. variabelen die geassocieerd zijn met desistance (Glueck & Glueck, 1950, 1968). Zij trachtten variabelen te identificeren die differentieerden tussen ernstig en persistent criminele jongens en een gematchte groep van niet-delinquente jongens. Laub en Sampson ontdekten dat conventionele, volwassen sociale banden, zoals een huwelijk en tewerkstelling, verschillen verklaarden in criminaliteit bij hun steekproef, terwijl variabelen, zoals moeilijkheden in de kindertijd, niet voorspellend waren m.b.t. het opnieuw plegen van feiten. Meer specifiek vonden zij dat sterke sociale banden, bijvoorbeeld een sterke huwelijksband en werkstabiliteit, veranderingen in levensstijl kunnen faciliteren die noodzakelijk zijn voor desistance van criminele feiten. De bevindingen van Laub en Sampson werden gerepliceerd in de desistance literatuur (bijvoorbeeld Maruna, 2001, zie hieronder) en gelijkaardige bevindingen zijn gerapporteerd in de literatuur m.b.t. forensische en correctionele psychologie (bijvoorbeeld Hanson & Harris, 2000; Hanson & Morton-Bourgon, 2005). Laub en Sampson bevestigden ook de reeds gedurende lange tijd aanwezige bevinding in de criminologie dat de frequentie van crimineel gedrag afneemt met de leeftijd (zie bijvoorbeeld Gottfredson & Hirschi, 1990). Verder bevestigden ze het belang van agency (i.e., zelfgestuurde actie die het gevolg is van zelfreflectie en evaluatie) bij desistance, waarbij ze aangaven dat mannen die stopten met het plegen van criminele feiten een actieve rol opnamen door het maken van expliciete keuzes om met dit crimineel gedrag te stoppen. De bevindingen van Laub & Sampson

6 rond het belang van sociale binding werden bevestigd door Maruna (2001), die in zijn onderzoek ook vond dat agency of cognitieve transformatie (i.e, de ontwikkeling van een nieuw, meer adaptief, selfnarrative ) een cruciaal element van desistance uitmaakt. Wanneer we de uitgebreide literatuur rond desistance samenvatten, dan lijken zowel externe (bijvoorbeeld sociale ondersteuning, toegang tot tewerkstellingsmogelijkheden) als interne (bijvoorbeeld het nemen van een weloverwogen beslissing om een ander leven te willen) factoren noodzakelijk te zijn voor het creëren van veranderingen in levensstijl gelinkt aan desistance. Ik meen dat desistance de centrale doelstelling moet zijn van initiatieven die gericht zijn op de rehabilitatie van personen die een misdrijf hebben gepleegd. In de rest van dit hoofdstuk zal de risico management benadering en de moeilijkheid om dit te betrekken op desistance onderzoek vergeleken worden met een recent sterktegericht rehabilitatiemodel, het Good Lives Model of Offender Rehabiliation. 3. De risicomanagement benadering bij de rehabilitatie van personen die een misdrijf hebben gepleegd De huidige invloed en dominantie van de risicomanagement benadering bij de rehabilitatie van personen die een misdrijf hebben gepleegd, begon mogelijkerwijze met het baanbrekende onderzoek en gedachtengoed van Andrews en Bonta, en de publicatie van hun boek (en de talrijke edities ervan), The Psychology of Criminal Conduct (PCC, Andrews & Bonta, 2010). Het PCC startte met het verklaren van het ontstaan en het verder zetten van crimineel gedrag via empirisch afgeleide voorspellende factoren voor recidive, gebruik makend van wat Andrews en Bonta een algemeen persoonlijkheids- en sociaal psychologisch perspectief noemen ( general personality and social psychology perspective ). Het wordt mogelijkerwijze, omwille van de nadruk op de psychologie van crimineel gedrag, verondersteld dat personen die een misdrijf hebben gepleegd voornamelijk het amalgaam van risico op recidive zijn, en dat de enige doelstelling van rehabilitatie van delictplegers er dus in bestaat dit risico op recidive te verminderen door de RNR-principes trouw in acht te nemen. Het risicoprincipe geeft aan dat de dosering of intensiteit van interventies

7 in overeenstemming moeten zijn met het risiconiveau van de delictpleger. Voor low-risk delictplegers zouden dan ook geen of minder intensieve interventies moeten worden voorzien, terwijl voor high-risk delictplegers zeer intensieve interventies zouden moeten worden opgezet. Het behoefte( need )-principe stipuleert dat interventies gericht moeten zijn op criminogene behoeften, die ook als dynamische risicofactoren worden benoemd. Deze factoren zijn causaal gerelateerd met crimineel gedrag en zijn veranderbaar. Dynamische risicofactoren omvatten antisociale attitudes en antisociale bondgenoten (Andrews & Bonta, 2010), en in het geval van seksuele misdrijven, deviante seksuele interesses en zelfregulatieproblemen (bijvoorbeeld Hanson & Morton- Bourgon, 2005). Het doel van de behandeling bestaat erin dynamische risicofactoren te verminderen, in overeenstemming met het behoefteprincipe. Interventies die zijn gericht op niet-criminogene behoeften, zijn niet effectief. Niet-criminogene behoeften, zoals bv. een laag zelfwaardegevoel en een verleden van slachtofferschap, dienen in een behandeling niet te worden aangepakt, omdat ze niet gelinkt zijn met recidive (Andrews & Bonta, 2010; Hanson & Morton-Bourgon, 2005). Het responsiviteitsprincipe tenslotte verschaft informatie over de eigenlijke uitvoering van de interventies teneinde de effectiviteit ervan zo maximaal mogelijk te maken. Het responsiviteitsprincipe omvat het afstemmen van de stijl en de manier van interveniëren op de leerstijl en mogelijkheden van de persoon die een misdrijf heeft gepleegd (Andrews et al., 1990). Algemene responsiviteit pleit voor het inzetten van gestructureerde cognitieve gedragstherapie ( cognitive behaviour therapy, CBT), omdat de evidentie erop wijst dat deze empirisch de best mogelijke ondersteunde behandeling voor seksuele delinquenten is (bijvoorbeeld Hanson et al., 2002). Voor het in de hand werken van specifieke responsiviteit bij het uitvoeren van interventies, is het nodig om rekening te houden met verschillende factoren, zoals iemands cognitieve mogelijkheden, leerstijl, persoonlijkheidsprofiel, en cultuur. RNR is, terecht, internationaal zeer invloedrijk geweest met betrekking tot rehabilitatie-initiatieven en vormde de basis van behandeling in gevangenissen sinds het ontstaan ervan in de jaren 80 en begin jaren 90 van de vorige eeuw. Hoewel meta-analyses ondersteuning vonden voor de effectiviteit van op RNR-gebaseerde behandelingsprogramma s gericht op het

8 verminderen van recidive bij zowel personen die zowel seksuele als andere misdrijven hebben gepleegd (bijvoorbeeld Andrews & Dowden, 2005; Andrews et al., 1990; Hanson, Bourgon, Helmus, & Hodgson, 2009; Hanson et al., 2002; Lösel & Schmucker, 2005), geven sommige onderzoekers aan dat de beschikbare evidentie onvoldoende is om te besluiten dat de onderzochte behandelprogramma s weldegelijk effectief zijn (bijvoorbeeld Margues, Wiederanders, Day, Nelson, & Van Ommeren, 2005; Rice & Harris, 2003). De moeilijkheid is dat men wel goede redenen heeft om te concluderen dat interventies in overeenstemming met RNR effectief zijn, maar dat we niet weten waarom deze de prevalentie van recidive verminderen. Verder is het zo dat evaluatieonderzoek aantoont dat een significant aantal delictplegers dat een behandeling heeft doorlopen, verder feiten pleegt ondanks het feit dat ze deelnamen aan goed opgezette en goed uitgevoerde programma s in overeenstemming met RNR (bijvoorbeeld Hanson et al., 2002). Hieronder ga ik meer uitgebreid in op de beperkingen van RNR, maar om al wat vooruit te lopen op mijn conclusies, wil ik al aanduiden dat er een aanzienlijke marge is voor initiatieven gericht op het verbeteren van rehabilitatie en reintegratie. Ik meen dat het Good Lives Model (GLM) een meerwaarde biedt voor het bestendigen van de effectiviteit van rehabilitatie van personen die een misdrijf hebben gepleegd, door beperkingen van de risicogerichte benadering aan te pakken en sterktes ervan te integreren. 4. Beperkingen van het risicomanagement model Ik zou duidelijk willen maken dat ik RNR en onderzoek dat het nut van de principes ondersteunt zeer belangrijk vind en dat ik zeker niet wil pleiten voor (a) behandeling die het risico negeert, en (b) interventies die geen rekening houden met responsiviteit en behoeften. Het omgekeerde is waar. Mijn voornaamste bezorgdheid is dat, bekeken als een rehabilitatietheorie, RNR-principes onvoldoende zijn om interventies aan te sturen en, daarenboven, dat de onderliggende theoretische basis inconsistent en te eng qua focus is (zie Laws & Ward, 2011; Ward & Maruna, 2007).

9 Het meest duidelijke probleem met de toepassing van het RNR model is de moeilijkheid om delictplegers te motiveren voor en te betrekken in het rehabilitatieproces (bijvoorbeeld Mann, 2000; Ward & Maruna, 2007). Zo is uitval bij behandelingsprogramma s van seksuele delictplegers bijvoorbeeld bijzonder hoog met gerapporteerde cijfers van 30 tot 50% (bijvoorbeeld Ware & Bright, 2008), die toegeschreven werden aan een lage behandelingsbetrokkenheid (bijvoorbeeld Beyko & Wong, 2005). Hiermee houdt de evidentie verband dat mannen die uitvallen uit een behandeling voor seksuele delictplegers, meer kans lopen om nieuwe feiten te plegen dan mannen die de behandeling hebben voltooid (bijvoorbeeld Hanson et al., 2002; Marques et al., 2005) en dat in vergelijking met de niet-behandelde groepen (Hanson et al., 2002). Zonder in te gaan op het probleem van uitval in behandeling, slagen de huidige programma s er niet in om behandeling aan te bieden aan diegenen die de behandeling het meeste nodig hebben (Beyko & Wong, 2005) en voldoen ze zodoende niet aan het risicoprincipe. Dus, hoewel empirisch afgeleid, is het risicoprincipe in de realiteit moeilijk om aan tegemoet te komen. Een voor de hand liggende vraag is waarom een risicogerichte benadering problemen ondervindt bij het betrekken van cliënten in behandelingsprogramma s. Het is duidelijk dat programma s georiënteerd op risicomanagement substantieel verschillen van therapeutische modellen die gebruikt worden bij andere cliëntpopulaties (bijvoorbeeld bij de behandeling van geestelijke gezondheidsproblemen) met betrekking tot de aard van de behandelingsdoelen (i.e. bescherming van de maatschappij eerder dan het welzijn van de cliënt), de mate van samenwerking tussen cliënt en therapeut (i.e. werken aan doelstellingen die samen tot stand zijn gekomen), en de aandacht voor problemen die niet causaal gerelateerd zijn aan het probleemgedrag (i.e. in het geval van delictgedrag niet-criminogene behoeften zoals zelfwaardegevoel of persoonlijk onwelzijn). Ik heb niet de ruimte om diep in te gaan op deze problemen of op bijkomende beperkingen van het RNR-model (zie daarvoor Laws & Ward, 2011; Ward & Maruna, 2007) en ik wil mezelf beperken tot een klein aantal korte, kritische bemerkingen. Ingaand op het eerste thema, zijn het design en de implementatie van risicomanagement interventies voornamelijk gebaseerd op het formuleren van

10 vermijdingsdoelen. Deze behandelingen moedigen delictplegers, en hulpverleners, aan om zeer waakzaam te zijn voor gevaren op herval en om therapeutische inspanningen te concentreren op het verminderen van dynamische risicofactoren (Mann, 2000). Daartegenover staat dat toenaderingsdoelen verwijzen naar resultaten die individuen willen bereiken, zoals het verwerven van een bepaalde job, of het bevestigen van een intieme relatie; in essentie voorzien zij richting aan individuen gekoppeld aan zijn of haar doelstellingen. Het is inderdaad zo dat onderzoek aangeeft dat individuen die inspanningen doen om specifieke positieve resultaten na te streven (i.e. toenaderingsdoelen) over het algemeen langer doorzetten dan zij die gestuurd worden door vermijdingsdoelen. Deze laatsten lijken zich voornamelijk bezig te houden met bedreigingen voor hun doelstellingen en voor hun welbevingen (bijvoorbeeld Higgins, 1996). Het herkaderen van de overkoepelende doelstelling van behandeling (i.e. het beperken van het risico op recidive) naar een toenaderingsdoel zou kunnen leiden tot to become someone who lives a satisfying life that is always respectful of others (Mann, 2000, p. 194). Dit toenaderingsdoel blijft consistent met het vermijden van herval, maar is duidelijk een meer effectieve manier om dit resultaat te bereiken. Het uiteindelijke, abstracte, doel van recidive-vermijding kan opgedeeld worden in persoonlijk betekenisvolle subdoelstellingen die delictplegers concrete begeleiding bieden bij het ten uitvoer brengen van een constructief levensplan, bijvoorbeeld, met het verwerven van relevante tewerkstellingsvaardigheden. Dus, via het gebruik van toenaderingsdoelen, kan behandeling delictplegers helpen om een beter, meer bevredigend leven te leiden -niet enkel een minder schadelijk-, op manieren die persoonlijk betekenisvol en sociaal aanvaardbaar zijn en risico-verminderend (Mann, 2000; Ward & Maruna, 2007). Het lijkt eigenlijk waarschijnlijk dat de combinatie van toenaderings- en vermijdingsdoelen nodig is voor succesvolle desistance. Een evenwicht tussen iets waarop wordt gehoopt een beter leven en iets dat gevreesd wordt i.e. recidive zou (op theoretische en empirische gronden) meer effectief moeten zijn met betrekking tot het ultieme doel, met name uit de gevangenis te blijven. De hieruit voortvloeiende motivatie kan als aanvullend beschouwd worden, gezien het vermijdings- en toenaderingsdoelen omvat (Paternoster & Bushway, 2009). Het onderzoek van Mann, Webster, Schofield en Marschall (2004) onthulde inderdaad dat een

11 op een toenaderingsdoel gefocuste interventie bij seksuele delictplegers de behandelbetrokkenheid verhoogde in vergelijking met een traditionele, op een vermijdingsdoel georiënteerde interventie. Een tweede punt is het gevaar dat behandelingsdoelen in de risicomanagement benadering beschouwd zullen worden als opgelegd aan delictplegers eerder dan als het resultaat van een gezamenlijke en gelijkwaardige discussie (Mann, 2000). Het probleem met dit soort van gepercipieerde dwang ( imposition ) is dat het de kwaliteit van de behandelrelatie, een cruciaal aspect van effectieve interventies, in het gedrang brengt. Marshall en zijn collega s (bijvoorbeeld Marshall et al., 2003; Serran, Fernandez, Marshall & Mann, 2003) ontdekten dat een confronterende therapeutische stijl een negatieve impact had op de attitude en de gedragsveranderingen van een delictpleger. Daartegenover is het zo dat uitingen bij de therapeut van empathie, warmte, aanmoediging, en een zekere mate van directiviteit een positief effect hadden op de behandelingsresultaten. Dit suggereert dat zorgvuldige aandacht voor de therapeutische relatie behandelingsbetrokkenheid zou kunnen verhogen. De in zeker mate didactische, strikt geformaliseerde aard van de risicomanagement benadering, laat daarentegen weinig ruimte voor het versterken van de therapeutische relatie. Theoretici en onderzoekers hebben erop gewezen dan een uitsluitende focus op criminogene behoeften bij het werken met personen die een delict hebben gepleegd, behandelingsbetrokkenheid in de weg kan staan of kan verzwakken. Het lijkt evident dat op sommige momenten aandacht voor niet-criminogene behoeften noodzakelijk zal zijn om een werkrelatie met een delictpleger aan te gaan, en door zo te handelen, hem of haar aan te moedigen om actief aan het behandelingsprogramma te participeren. Aandacht hebben voor niet-criminogene noden, zoals persoonlijk onwelzijn of een laag zelfwaardegevoel kan, met andere woorden, een noodzakelijke stap zijn voor het creëren van een omgeving waarbinnen een delictpleger zich kan inzetten voor het moeilijke veranderingsproces. Dit kan resulteren in een sterke band en kan een delictpleger het gevoel geven gehoord en begrepen te worden (Ward & Maruna, 2007). Zo zullen pogingen om criminogene behoeften aan te pakken binnen een context van persoonlijk onwelzijn of een financiële crisissituatie

12 (beide niet-criminogene behoeften) waarschijnlijk tot weinig uitkomsten leiden wanneer meer acute aspecten niet voldoende in rekening worden gebracht (Ward & Maruna, 2007). Een andere algemene beperking van de risicomanagement benadering is de minimale aandacht voor aspecten met betrekking tot terugkeer en re-integratie (naast het identificeren en dan actief vermijden van hoge risicosituaties). De desistance literatuur legt de nadruk bij het stoppen met crimineel gedrag op de doorslaggevende rol van systemen uit de omgeving, zoals dichte, ondersteunende relaties en tewerkstelling (bijvoorbeeld Laub & Sampson, 2003). In het licht van dit onderzoek dienen het opbouwen en versterken van mogelijkheden, krachtbronnen en ondersteuning in de omgeving beschouwd te worden als centrale elementen bij de rehabilitatie en reintegratie van delictplegers, zoals dit ook het geval is bij psychologische behandeling. Daarenboven kunnen omgevingsfactoren, in het geval van behandelde delictplegers, het verderzetten van behandelingsgerelateerde verandering met betrekking tot dynamische risicofactoren faciliteren of beperken. Wanneer een delictpleger, bijvoorbeeld, in een criminele subcultuur die misdrijfgerelateerde overtuigingen bekrachtigt, is ondergedompeld, dan is het weinig waarschijnlijk dat de effecten van cognitieve herstructurering van langdurige aard zullen zijn. De uitdagingen waar de risicomanagement benaderingen voor staat m.b.t. de participatie van delictplegers in het rehabiliatieproces is wellicht terug te brengen tot de theoretische onderbouwing van dit model, of vooral het gebrek daaraan (voor een gedetailleerde discussie, zie Ward & Maruna, 2007), die voorbij lijkt te gaan aan de aard van de mens als taxerende, doelgerichte wezens. Het is moeilijk om precies te weten komen waarom dit zo is, maar ik denk dat dit gedeeltelijk te wijten is aan de manier waarop het geoperationaliseerd is geworden in correctionele settings en gedeeltelijk ook aan de onderliggende theorie. Het lijkt er op dat een kader dat hoofdzakelijk berust op de bescherming van de samenleving te beperkt is om voor delictplegers aantrekkelijk te zijn. Een verwant ethisch aspect is dat, terwijl RNR terecht wijst op de verplichtingen van de delictpleger ten aanzien van de samenleving, het voorbijgaat aan hun rechten op aandacht voor hun basisinteresses en hun recht op een nieuwe start, eens ze gestraft zijn. Met andere woorden, een risicomanagement

13 benadering lijkt te mechanistisch en reductionistisch te zijn er is de impliciete overtuiging dat delictplegers kunnen hersteld worden naar hun optimaal functionerende staat, door het repareren van gebreken. Mensen zijn evenwel geen eenvoudige clusters van mechanismen, maar zijn ook personen met een pallet van waarden. Daarom is het simpelweg niet voldoende om persoonlijke beperkingen te corrigeren, of om criminogene behoeften te reduceren, en te verwachten dat delicplegers zo gerehabiliteerd zullen zijn. Het is belangrijk te erkennen dat de feiten vaak gepleegd werden in het licht van een verkeerd nastreven van subjectief gewaardeerde resultaten. Met andere woorden: het theoretisch onderbouwen vanuit risicomanagement, eerder dan vanuit het verbeteren van het leven van delictplegers, bemoeilijkt cliënt-betrokkenheid en hun mogelijkheid tot verandering (Ward & Maruna, 2007). Samengevat argumenteren critici dat de RNR-benadering, die zeer actueel is binnen rehabilitatie en re-integratie, een noodzakelijke, maar niet voldoende grond biedt voor effectieve interventies ( Ward & Maruna, 2007; Ward & Stewart, 2003). Het is essentieel om delictplegers interventies te laten volgen die empirisch ondersteund zijn. Er is evenwel nog steeds veel werk te verzetten in het correctionele domein en ik meen dat de theorie en het onderzoek rond desistance goede ideeën en praktijken kan leveren aan personen die met delictplegers werken. Het is overtuigend beargumenteerd dat de rehabilitatie van delictplegers nood heeft aan een dubbele focus: het terugdringen van risico, maar ook het bevorderen van menselijke behoeften en waarden door middel van toenaderingsdoelen, waarbij delictplegers in het behandelingsproces worden betrokken (Ward & Brown, 2004). Het GLM werd ontwikkeld als een alternatieve, meer omvattende rehabilitatiebenadering, met de mogelijkheid om een dubbele focus na te streven. 5. Het Good Lives Model of Offender Rehabilitation Het Good Lives Model (GLM), voor het eerst voorgesteld door Ward en Stewart (2003) en verder ontwikkeld door Ward en zijn collega s (bijvoorbeeld Ward & Gannon, 2006; Ward & Marshall, 2004) is een sterktegerichte benadering voor de rehabilitatie van delictplegers die

14 beantwoordt aan de eigen interesses, mogelijkheden en aspiraties van delictplegers. Het model vraagt ook van praktijkwerkers om expliciet interventieplannen ( good lives plans ) uit te werken, waarvan kan worden aangenomen dat ze delictplegers ondersteunen bij het verwerven van mogelijkheden om resultaten en kwaliteiten die persoonlijk betekenisvol en ook sociaal aanvaardbaar zijn, te bereiken. In essentie is het zo dat hulpverleners die het GLM gebruiken, RNRconsistente cognitief-gedragstherapeutisch interventies rond de meest belangrijke persoonlijke doelen wikkelen ( wrap ). Zo dient een delictpleger, bijvoorbeeld, die wil deelnemen aan een workshop in de gevangenis om houtbewerking te leren, wellicht eerst te leren hoe om te gaan met zijn agressie en zijn gemoedstoestanden en hoe mee ontvankelijk te zijn voor de interesses van andere gedetineerden. Het niet bereiken van deze doelen zou kunnen betekenen dat hij een risico betekent voor andere mensen wanneer hij toegang tot gereedschap zou hebben. Het feit dat het bereiken van zijn werkgerelateerde doelstellingen op een natuurlijke wijze uitgelijnd is met het verminderen van een aantal dynamische risicofactoren zou moeten leiden tot een hoge mate van motivatie en een gevoel van doel en betekenis. Volgens het GLM ontstaat crimineel gedrag wanneer personen niet over de interne en externe mogelijkheden beschikken om hun waarden te realiseren met behulp van pro-sociale middelen. Crimineel gedrag is met andere woorden een niet goed afgestemde poging om levenswaarden te bekrachtigen in de directe omgeving van een individu (Ward & Stewart, 2003). Rehabilitatie-initiatieven zouden daarom als doel moeten hebben om delictplegers te voorzien van kennis, vaardigheden, opportuniteiten en mogelijkheden die noodzakelijk zijn om hun levenswaarden te bereiken op een manier die anderen geen schade toebrengt. In analogie met de focus op de levenswaarden van een delictpleger, hecht het GLM veel waarde aan de agency van de delictpleger. Dit betekent dat delictplegers, zoals alle mensen, actief zoeken om hun levenswaarden na te streven via om het even welke middelen die ze daartoe ter beschikking hebben. De dubbele aandacht van het GLM voor interne waarden en levensprioriteiten en externe factoren zoals mogelijkheden en opportuniteiten verlenen het praktisch nut voor desistance-

15 georiënteerde interventies. Daarenboven heeft het GLM als theorie de conceptuele mogelijkheden om desistance ideeën te omvatten omdat het ook gericht is op agency, interafhankelijkheid en ontwikkeling. Er is met andere woorden een natuurlijke weerklank tussen de desistance theorie en het GLM omwille van hun overlappende theoretische ideeën en brede manier om de relatie tussen mensen en hun sociale wereld te conceptualiseren. Het GLM bevat, zoals alle rehabiliatietheorieën, drie hiërarchische of geneste sets van assumpties: algemene assumpties met betrekking tot de doelen van rehabilitatie, etiologische assumpties met betrekking tot het ontstaan en het verder zetten van delictgedrag, en praktische implicaties die gelinkt zijn aan de eerste twee sets van assumpties. Iedere set assumpties zal in detail worden uitgewerkt, gevolgd door een samenvatting van empirisch onderzoek die de bruikbaarheid van het GLM onderzoekt. 6. Algemene assumpties van het GLM De ethische basis van het GLM is gegrond in het concept van menselijke waardigheid (zie Ward & Syversen, 2009) en de universele rechten van de mens. In essentie wijst het concept van waardigheid op de morele verdienste of waarde van alle menselijke wezens (Sulmasy, 2007). Omwille van hun inherente waardigheid wordt verondersteld dat mensen een gelijkwaardige morele status hebben en omwille daarvan kan verondersteld worden dat zij een gelijkwaardige erkenning krijgen voor zaken die direct te maken hebben met hun fundamentele interesses. Theoretici beargumenteren dat mensenrechten bescherming bieden voor wat beschouwd kan worden als essentiële eigenschappen van mensen: behoeften, capaciteiten, en interesses, die wanneer ze gegarandeerd worden de waardigheid als persoon respecteren en die wanneer ze geschonden worden leiden tot verminderde levens (Ward & Birgden, 2007). Volgens het GLM zijn delictplegers, net zoals alle mensen, actief op zoek om zich te verzekeren van specifieke gemoedstoestanden, persoonlijke eigenschappen en ervaringen. De set van deze resultaten worden primaire menselijke goederen genoemd. Op basis van een uitgebreide review van psychologisch, sociaal, biologisch, en

16 antropologisch onderzoek stelden Ward en zijn collega s (bvb. Ward & Brown, 2004; Ward & Marshall, 2004) aanvankelijk tien categorieën van primaire goederen (levensbehoeften) voor. In recentere publicaties (bvb. Ward & Gannon, 2006; Ward et al., 2007) haalden ze vriendschap en gemeenschap uit elkaar om zo tot elf categorieën van primaire goederen te komen: (1) leven (met inbegrip van gezond leven en functioneren), (2) kennis; (3) voortreffelijkheid in spel, (4) voortreffelijkheid in werk, (5) voortreffelijkheid in agency (autonomie en zelfsturing), (6) innerlijke vrede (vrij zijn van emotionele onrust en stress), (7) vriendschap (inclusief intieme, romantische en familierelaties), (8) gemeenschap, (9) spiritualiteit (in de brede zin van een betekenis en doel in het leven vinden), (10) geluk, en (11) creativiteit (Ward & Gannon, 2006, p. 79). Terwijl aangenomen wordt dat alle mensen primaire goederen in zeker mate nastreven, wordt het belang of de prioriteit die delictplegers aan bepaalde primaire goederen geven, weerspiegeld door hun persoonlijke waarden en levensprioriteiten, of hun praktische identiteiten. Volgens Korsgaard (1996), voorzien invullingen van een praktische identiteit in a description under which you value yourself and find your life worth living and your actions to be worth undertaking (p. 101). Dus iemands identiteitsgevoel komt naar boven uit zijn/haar basiswaarden en uit de goederen die men nastreeft in de zoektocht naar een beter leven. Individuen hebben een aantal praktische identiteiten, die alle een normatieve invloed uitoefenen op het nemen van beslissingen en hierop volgende acties. Daarenboven is het zo dat de aanwezigheid van een aantal praktische identiteiten, gebaseerd op bijvoorbeeld familierollen (bvb. ouder), werk (bvb. verpleger/verpleegster), en vrije tijd (bvb. rugbyspeler) betekent dat een persoon terug kan vallen op verschillende waarden in verschillende contexten, afhankelijk van de normatieve waarden die verbonden zijn met iedere praktische identiteit. Instrumentele goederen, of secundaire goederen, voorzien in concrete of specifieke middelen om primaire goederen na te streven en nemen de vorm aan van toenaderingsdoelen (Ward, Vess, Collie, & Gannon, 2006). Het succesvol beëindigen van bijvoorbeeld een leerstage of een universitaire opleiding kan tegemoet komen aan het primaire goed van kennis of voortreffelijkheid in werk, terwijl deel uitmaken van een sportteam of culturele club tegemoet kan komen aan het primaire

17 goed van vriendschap. Wanneer delictplegers betrokken zijn in bepaalde persoonlijke gewaardeerde activiteiten, dan worden dynamische risicofactoren waarschijnlijk op een indirecte manier gereduceerd. Het GLM richt zich dus direct op toenaderingsdoelen en indirect op vermijdingsdoelen. Verder wordt verondersteld dat ieder individu, hetzij expliciet of impliciet, een levensplan formuleert dat volgende zaken omvat: (a) de verschillende primaire goederen die worden nagestreefd en de secundaire goederen om deze te bereiken, (b) het levensplan stelt een aantal stappen of doelen voorop die aangeven hoe de goederen kunnen nagestreefd worden in de context(en) waarin een persoon leeft, en (c) praktische identiteiten die rollen of thema s weerspiegelen die een persoon effectief verbinden met de meest gewaardeerde goederen voor hun dagelijks leven, bijvoorbeeld als moeder, lid van een bende, delinquent of een expert in planning ( expert planner ). 6.1 Etiologische assumpties van het GLM Volgens het GLM zijn er twee routes die leiden tot het plegen van misdrijven: een directe en indirecte route (Ward & Gannon, 2006; Ward & Maruna, 2007). De directe route is van toepassing wanneer een delictpleger actief probeert (vaak impliciet) om primaire goederen te bereiken via zijn of haar delict-gedrag. Bijvoorbeeld, een persoon die de vaardigheid mist om een relatie aan te gaan met mogelijke partners, kan proberen om het goed van verbondenheid (intimiteit) te bereiken door verkrachting of door het seksueel misbruiken van een kind. De indirecte route is van toepassing wanneer de pogingen van iemand om primaire goederen te bereiken voortdurend te niet worden gedaan. Dit kan resulteren in een rimpeling of watervaleffect dat uiteindelijk leidt tot een of ander crimineel feit. Zo kan bijvoorbeeld een conflict tussen de goederen van verbondenheid en voortreffelijkheid in werk leiden tot het stopzetten van een relatie, en hierop volgende gevoelens van eenzaamheid en tegenspoed. Niet-adaptieve coping strategieën, zoals alcoholgebruik om stress te verminderen, kunnen in specifieke omstandigheden, controleverlies en seksueel delictgedrag veroorzaken (Ward, et al., 2007).

18 Theoretische en empirische literatuur suggereert dat er vier types van strategische moeilijkheden zijn met betrekking tot pogingen van delictplegers om hun primaire goederen te verzekeren (Laws & Ward, 2011). Ten eerste, en dit is het meest aanwezig bij de directe route tot delictgedrag, is er het gebruik van onaangepaste strategieën (secundaire goederen) om primaire goederen na te streven. Zo kan een seksuele delictpleger met een voorkeur voor kinderen niet in de mogelijkheid zijn om één van de goederen uit de cluster van deze gerelateerd aan verbondenheid (bvb. intimiteit) met een volwassen partner te bereiken en in de plaats hiervan zijn seksuele en intieme behoeften verzekeren door seks te hebben met een kind. Ten tweede kan een good lives plan onderhevig zijn aan een gebrek aan focus ( lack of scope ), wat betekent dat een aantal goederen in het levensplan verwaarloosd worden. Een delictpleger kan er bijvoorbeeld niet in slagen om het goed van voortreffelijkheid in werk na te streven en kan zich onbekwaam voelen omdat hij er niet in slaagde om te voldoen aan de verwachtingen die aan hem gesteld werden. Deze gevoelens van onvoldaanheid kunnen gradueel cumuleren tot het punt waarop een persoon diepgewortelde zelfhaat of woede ervaart ten aanzien van iemand waarvan hij gelooft verantwoordelijk te zijn voor dit falen; en op hun beurt kunnen deze gevoelens resulteren in crimineel gedrag (bvb. verkrachting, aanranding, fraude, etc.). Ten derde kan een conflict in het nastreven van goederen resulteren in acute psychologische stress en ongelukkigheid. Mensen ervaren conflicten tussen doelen als extreem onaangenaam en zijn gemotiveerd om deze conflicten zo goed als ze kunnen op te lossen, soms op dysfunctionele manieren. Ten vierde kan een persoon de interne en externe bekwaamheden missen om zich van primaire goederen te verzekeren in de context waarin hij zich bevindt. Interne bekwaamheden omvatten emotionele competenties, cognitieve vaardigheden en kennis en gedragsmatige vaardigheden, terwijl externe bekwaamheden de beschikbaarheid van ondersteunende fysieke omgevingen, opportuniteiten, resources, en sociale steun (een aantal hiervan zijn sommige desistance factoren; Ward & Maruna, 2007) omvatten. Empirisch geïdentificeerde criminogene behoeften worden in het GLM geoperationaliseerd als interne of externe obstakels die inwerken op het verwerven van primaire goederen, en kunnen de vorm aannemen

19 van tekorten in vaardigheden, misdrijf-ondersteunende attitudes en overtuigingen, of sociale omgevingen die delictgedrag direct of indirect mogelijk maken. Zoals aangegeven door Ward & Maruna (2007) kan elk van de primaire goederen inderdaad gelinkt worden aan één of meer criminogene behoeften. Wanneer we het primaire goed van agency als voorbeeld nemen, dan kan impulsiviteit het bereiken van dit goed in de weg staan. Op een gelijkaardige manier kan een beperkte emotionele regulatie het bereiken van innerlijke rust verhinderen, en kunnen cognitieve vervormingen barstjes in het primaire menselijk goed van kennis representeren. 7. Praktische implicaties van het GLM Het doel van een correctionele interventie volgens het GLM is om delictplegers uit te rusten met bekwaamheden om primaire goederen via geschikte middelen (i.e. secundaire goederen) na te streven, en door dit te doen, een beter psychologisch welbevinden en functioneren te ervaren (Ward & Brown, 2004). Bij het toepassen van het GLM in de praktijk start de assessment met het in kaart brengen van een mogelijk good lives plan door het identificeren van de prioriteiten die gegeven worden aan de verschillende primaire goederen. Dit kan worden bereikt door (a) het stellen van steeds meer gedetailleerde vragen rond iemands basisverplichtingen in het leven en zijn gewaardeerde dag tot dag activiteiten en ervaringen, en (b) het identificeren van doelen en onderliggende waarden die gerelateerd zijn aan de acties bij een misdrijf van een delictpleger. Eens de conceptualisatie van een goed leven duidelijk is, dan worden toekomstgerichte secundaire goederen samen met de delictpleger geformuleerd voor het nastreven van primaire goederen op een sociaal aanvaarde manier en worden deze ingepast in een good lives behandelingsplan. Behandeling neemt niet de vorm van one size fits all aan, maar is individueel aangepast om een delictpleger te ondersteunen bij het implementeren van zijn good lives interventieplan en om tegelijkertijd criminogene behoeften aan te pakken die het nastreven van goederen in de weg zouden kunnen staan. Hiermee overeenkomstig kan een interventie het opbouwen

20 van interne bekwaamheden en het maximaliseren van externe resources (bvb. sociale steun) omvatten om primaire goederen na te streven via persoonlijk betekenisvolle en sociaal geaccepteerde manieren. Om te illustreren hoe dit zou kunnen werken in een context van groepstherapie, hebben Ward et al. (2007) een goepsgerichte toepassing van het GLM uitgewerkt, gebaseerd op zeven typische modules binnen de huidige best-practice behandelingsprogramma s voor seksuele delictplegers: verwezenlijken van therapie normen, begrijpen van delictgericht handelen en cognitieve herstructurering, omgaan met afwijkende opwinding ( arousal ), invloed op het slachtoffer en training van empathie, affect regulatie, sociale vaardigheidstraining, en terugvalpreventie. Ward en zijn collega s geven aan dat de meeste modules geassocieerd zijn met een bepaald primair goed en dat dynamische risicofactoren beschouwd kunnen worden als maladaptieve manieren om primaire goederen te verzekeren. Zo is een belangrijk primair goed in de module begrijpen van delict-gedrag en cognitief herstructureren, bijvoorbeeld dit van kennis, dat bereikt wordt door delictplegers te ondersteunen bij het begrijpen van hoe hun gedachten, gevoelens en acties hen tot delictgedrag brengen. De sociale vaardigheden-module is gelinkt met de primaire goederen van vriendschap, gemeenschap, en agency. Ward et al. gaven aan dat de individuele good life plans van de delictplegers de aard van de interventies voorzien in deze module zouden moeten informeren. Sommige delictplegers bijvoorbeeld waarderen andere primaire goederen, zoals voortreffelijkheid in spel en werk, eerder dan het goed van vriendschap, waardoor basis sociale vaardigheidstraining waarschijnlijk voor hen zal voldoen. Andere delictplegers daarentegen hechten meer belang aan intieme relaties, waardoor intensief therapeutisch werk met betrekking tot intimiteit en relaties nodig zal zijn. Deze voorbeelden illustreren hoe het gebruik van het GLM in de context van een groepspraktijk op een natuurlijke wijze leidt tot een zekere mate van behandelingsafstemming voor individuele delictplegers, eerder dan het ondersteunen van een one size fits all -filosofie. In een recent artikel geven Willis, Yates, Gannon, en Ward (in press) specifieke aanbevelingen met betrekking tot hoe het GLM het meest succesvol kan geïntegreerd worden in cognitief-

21 gedragstherapeutische en risico-management behandelingen. De basisassumpties van morele gelijkwaardigheid (waardigheid) en het feit dat mensen actieve agenten zijn leidt ertoe dat interventieplanning altijd een wederzijds proces moet zijn. We zijn het aan onze cliënten verplicht om de tijd te nemen om uit te zoeken wat voor hen het meest belangrijk is en om met hen samen te werken in het opstellen van een behandelingsplan dat beantwoordt aan hun meeste essentiële interesses en noden, en tegelijkertijd ook inspanningen te doen om hun risico op verdere delicten te verminderen. Daarenboven zouden cliënten geïnformeerd moeten worden over hun risico beoordelingsresultaten en de implicaties van deze informatie zou zorgvuldig aan hen dienen te worden toegelicht. In de behandeling dienen geschikte secundaire goederen te worden erkend, bekrachtigd en ingebed samen met toekomstgerichte toenaderingsdoelen. Een delictpleger kan bijvoorbeeld uitzonderlijk ambitieus en hardwerkend zijn en daardoor zeer succesvol in zijn of haar beroep, maar tegelijkertijd niet in de mogelijkheid zijn om het goed van verbondenheid te verzekeren met geschikte secundaire goederen. Een belangrijk kenmerk van een interventieplan kan er dus in bestaan om hen te helpen psychologische bekwaamheden en opportuniteiten te verwerven die noodzakelijk zijn om terug verbinding te krijgen met familie, om meer vrienden te maken en om een intieme partner te vinden. Zoals hierboven aangegeven heeft het GLM een dubbele focus: het verbeteren van het welbevinden van de delictpleger door het uitwerken van een goed opgezet good lives treatment plan, en daardoor op een correcte manier ook het risico op recidive te verminderen. Daarom is het in therapeutische contexten niet passend dat delictplegers zichzelf voorstellen door middel van een beschrijving van hun misdrijven, informatie rond veroordelingen en criminele geschiedenis. De delictpleger wordt door de therapeut en de andere groepsleden als persoon erkend, eerder dan enkel gezien te worden door de lens van het misdrijf. Delictplegers worden, met andere woorden, behandeld als personen zoals wij (Laws & Ward, 2011). Vijandigheid, negatief labelen van de cliënt en het agressief gebruik van confrontatie zijn inconsistent met de GLM-aanpak. De therapeut mag daarbovenop niet als onderwijzer beschouwd worden of als inherent beter dan de cliënten. Een ander cruciaal aspect is de focus

22 van het GLM op de fysieke en sociale omgevingen van de cliënt. Mensen zijn interafhankelijk en ze vertrouwen op elkaar om succesvolle en vervullende levens te leiden. Dit betekent effectief dat zowel welbevinden-verhogende als risico-verlagende strategieën rekening moeten houden met de rol van sociale netwerken en de bredere gemeenschap in re-integratie en dat ze nooit mogen veronderstellen dat het eenvoudigweg een vraag is van de individuele delictplegers om een set vaardigheden te leren om hun risico s te managen. Deze opdrachten zullen onvermijdbaar het gecoördineerd werk vormen van een multidisciplinair team dat bestaat uit hulpverleners waaronder psychologen, verplegers, leraars, vaktherapeuten, sociaal werkers, gezondheidswerkers en therapeuten. 7.1 Empirisch onderzoek dat de bruikbaarheid van het GLM ondersteunt De meest geciteerde kritiek op het GLM is het gebrek aan empirische ondersteuning (Andrews & Bonta, 2010; Ogloff & Davis, 2004). Het is evenwel belangrijk om te onthouden dat het GLM geen behandelingstheorie maar eerder een rehabilitatiekader is, dat erop gericht is om praktijkwerkers te voorzien van een overzicht van doelen en waarden die de praktijk onderbouwen. Het is erop gericht te functioneren als een conceptuele kaart om alle aspecten van correctionele interventie op een vrij algemeen niveau te leiden. Wanneer het toegepast wordt in praktijkcontexten dient het aangevuld te worden met specifieke theorieën en principes met betrekking tot concrete interventies, zoals bijvoorbeeld de behandeling van gedragsmatige impulsiviteit door middel van cognitieve vaardigheidstraining (Ward & Maruna, 2007). De kritiek dat het GLM niet empirisch onderbouwd is slaat dus feitelijk de bal mis. Het GLM is er eerder op gericht om een meer omvattend kader te voorzien voor delictgericht handelen dan dat dit tot nu toe voor handen is, en het zou moeten geëvalueerd worden in termen van in hoeverre het een rehabilitatiekader is. Zoals aangegeven in mijn vroegere werk meen ik dat het een aantal voordelen heeft in vergelijking met RNR als rehabilitatietheorie (Ward & Maruna, 2007). Toch kunnen er programma s en er zijn er ook geconstrueerd worden die GLM assumpties weerspiegelen en deze kunnen (en moeten ook) geëvalueerd worden. In dit geval worden ze best opgevat als GLM-consistente programma s en zouden ze niet beschouwd

Hoe brengen we probleemjongeren op de voor hen beste plaats?

Hoe brengen we probleemjongeren op de voor hen beste plaats? Hoe brengen we probleemjongeren op de voor hen beste plaats? Stef Decoene V.U.Brussel, Vakgroep Criminologie Stijn Vandevelde U.Gent, Vakgroep Orthopedagogiek 1 inhoud Straf doelen zinvol sterktegericht

Nadere informatie

Rehabilitatie in de forensische psychiatrie, een schijnbare tegenstrijdigheid een zicht op de visie van een forensischpsychiatrische

Rehabilitatie in de forensische psychiatrie, een schijnbare tegenstrijdigheid een zicht op de visie van een forensischpsychiatrische Rehabilitatie in de forensische psychiatrie, een schijnbare tegenstrijdigheid een zicht op de visie van een forensischpsychiatrische PVT Steven Degrauwe U.P.C. Sint- FRT, een visie gebaseerd op rehabilitatie

Nadere informatie

The long and winding road 15 jaar I.T.E.R. wat werkt in therapie? Kris Vanhoeck 7 maart 2013

The long and winding road 15 jaar I.T.E.R. wat werkt in therapie? Kris Vanhoeck 7 maart 2013 The long and winding road 15 jaar I.T.E.R. wat werkt in therapie? Kris Vanhoeck 7 maart 2013 1 15 jaar op weg Enkele gedateerde herinneringen: No cure no care but control Niet behandelen maar managen een

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation.

Cover Page. The handle   holds various files of this Leiden University dissertation. Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/53232 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Hill, J.M. Title: On the road to adulthood. Delinquency and desistance in Dutch

Nadere informatie

Interventie Grip op Agressie

Interventie Grip op Agressie Interventie Grip op Agressie 1 Erkenning Erkend door deelcommissie Justitiële interventies Datum: december 2012 Oordeel: Goed onderbouwd De referentie naar dit document is: Hilde Niehoff (2012). Justitieleinterventies.nl:

Nadere informatie

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers

Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Child Safety Now. Towards Effective Case Management for Families in Child Protection and Youth Parole Services I. Busschers Samenvatting Dit proefschrift gaat over casemanagement van gezinnen binnen jeugdbescherming

Nadere informatie

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld

Samenvatting. Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld Samenvatting Mensen creëren hun eigen, soms illusionaire, visie over henzelf en de wereld om hen heen. Zo hebben vele mensen een natuurlijke neiging om zichzelf als bijzonder positief te beschouwen (bijv,

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (Summary in Dutch) 159 Ouders spelen een cruciale rol in het ondersteunen van participatie van kinderen [1]. Participatie, door de Wereldgezondheidsorganisatie gedefinieerd als

Nadere informatie

Het Good Lives Model

Het Good Lives Model Het Good Lives Model Een literatuurstudie Expertisecentrum Forensische Psychiatrie Dr. E. Pomp November 2009 Een aangepaste versie van dit literatuuroverzicht is weergegeven in hoofdstuk 4 van het nieuwe

Nadere informatie

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae

Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae Dutch Summary Acknowledgements Curriculum Vitae 184 Welbevinden en hoofdpijn bij adolescenten: de rol van zelfregulatie In dit proefschrift is de rol van zelfregulatie processen voor het welbevinden van

Nadere informatie

Opdrachtsverklaring Missie - Visie

Opdrachtsverklaring Missie - Visie Opdrachtsverklaring Missie - Visie 1. Missie Sint-Lodewijk biedt aangepast onderwijs en/of begeleiding op maat aan kinderen, jongeren en volwassenen met een motorische beperking. Ook het gezin en breder

Nadere informatie

Hybride werken bij diagnose en advies. Inleiding

Hybride werken bij diagnose en advies. Inleiding Hybride werken bij diagnose en advies Inleiding Hybride werken is het combineren van 2 krachtbronnen. Al eerder werd aangegeven dat dit bij de reclassering gaat over het combineren van risicobeheersing

Nadere informatie

Forensische psychiatrie en positieve psychologie

Forensische psychiatrie en positieve psychologie Forensische psychiatrie en positieve psychologie The future of forensic care. Symposium EFP 7 juni, 2012. Jan Walburg www.trimbos.nl Wat is positieve psychologie? stelt net zoveel belang in gezondheid

Nadere informatie

Movisie. Voor een duurzame positieve verandering. Preventie van eenzaamheid realistische plannen Jan Willem van de Maat

Movisie. Voor een duurzame positieve verandering. Preventie van eenzaamheid realistische plannen Jan Willem van de Maat Movisie Voor een duurzame positieve verandering Preventie van eenzaamheid realistische plannen Jan Willem van de Maat Programma Wat is eenzaamheid en vereenzamen? Wat weten we uit onderzoek over wat werkt?

Nadere informatie

HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE

HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE HOOFDSTUK 7. SAMENVATTING & DISCUSSIE Inleiding Dit proefschrift staat in het teken van de professionaliteit van de jeugdzorgwerker in de Provinciale residentiële Jeugdzorg, de Justitiële residentiële

Nadere informatie

VERKLARING OMTRENT MENSENRECHTENBELEID VAN UNILEVER

VERKLARING OMTRENT MENSENRECHTENBELEID VAN UNILEVER VERKLARING OMTRENT MENSENRECHTENBELEID VAN UNILEVER Wij zijn ervan overtuigd dat bedrijven alleen succesvol kunnen zijn in maatschappijen waarin mensenrechten beschermd en gerespecteerd worden. Wij erkennen

Nadere informatie

Samenvatting (Summary in Dutch)

Samenvatting (Summary in Dutch) Samenvatting (Summary in Dutch) Burnout, een toestand van mentale uitputting door chronische stress in de werksituatie, vormt een ernstig maatschappelijk probleem dat momenteel veel aandacht krijgt. In

Nadere informatie

Zelfsturend leren met een puberbrein

Zelfsturend leren met een puberbrein Zelfsturend leren met een puberbrein Jacqueline Saalmink In het hedendaagse voortgezet onderwijs wordt een groot beroep gedaan op zelfsturend leren. Leerlingen moeten hiervoor beschikken over vaardigheden

Nadere informatie

Actief burgerschap. Sint Gerardusschool Splitting 145 7826 ET Emmen Tel: 0591-622465 gerardusschool@skod.nl

Actief burgerschap. Sint Gerardusschool Splitting 145 7826 ET Emmen Tel: 0591-622465 gerardusschool@skod.nl 2013 Actief burgerschap 0 Sint Gerardusschool Splitting 145 7826 ET Emmen Tel: 0591-622465 gerardusschool@skod.nl Inhoudsopgave Pagina Inleiding 2 Hoofdstuk 1 : 3 Hoofdstuk 2 : : een doel en een middel

Nadere informatie

Samenvatting. (Summary in Dutch)

Samenvatting. (Summary in Dutch) (Summary in Dutch) 142 In dit proefschrift is de rol van de gezinscontext bij probleemgedrag in de adolescentie onderzocht. We hebben hierbij expliciet gefocust op het samenspel met andere factoren uit

Nadere informatie

THEMA S VAKDIDACTIEK GEDRAGSWETENSCHAPPEN

THEMA S VAKDIDACTIEK GEDRAGSWETENSCHAPPEN THEMA S VAKDIDACTIEK GEDRAGSWETENSCHAPPEN Uitgangspunt: Studenten in de (verkorte) educatieve master in de Maatschappijwetenschappen kunnen een aanvraag doen om Vakdidactiek gedragswetenschappen als bijkomende

Nadere informatie

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag.

Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Effectief vroegtijdig ingrijpen: Een verkennend onderzoek naar effectief vroegtijdig ingrijpen ter voorkoming van ernstig delinquent gedrag. Samenvatting De Top600 bestaat uit een groep van 600 jonge veelplegers

Nadere informatie

Welkom op onze afdeling!

Welkom op onze afdeling! Welkom op onze afdeling! Encarga 2 1 Encarga 2 Welkom op Encarga 2. Onze afdeling maakt deel uit van het Psychiatrisch Centrum Sint-Jan- Baptist te Zelzate. We bieden psychiatrische zorg aan personen die

Nadere informatie

De Onderwijsraad heeft in deze zes kerndoelen geformuleerd waar het primair onderwijs aan moet voldoen inzake Actief Burgerschap:

De Onderwijsraad heeft in deze zes kerndoelen geformuleerd waar het primair onderwijs aan moet voldoen inzake Actief Burgerschap: Actief Burgerschap Inhoudsopgave 1. Inleiding 3 2. Actief Burgerschap: een nadere kennismaking 3 3. Actief Burgerschap: een doel en een middel 4 4. Actief Burgerschap: Hoe leren we dit aan? 5 5. Actief

Nadere informatie

Hilde Niehoff. Behandelaanbod Trajectum Hoeve Boschoord voor cliënten met agressie problematiek

Hilde Niehoff. Behandelaanbod Trajectum Hoeve Boschoord voor cliënten met agressie problematiek Hilde Niehoff Behandelaanbod Trajectum Hoeve Boschoord voor cliënten met agressie problematiek 1 Behandelprogramma agressie van wetenschap naar praktijk Specialisatie agressieproblematiek De specialisatie

Nadere informatie

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte.

Geven en ontvangen van steun in de context van een chronische ziekte. Een chronische en progressieve aandoening zoals multiple sclerose (MS) heeft vaak grote consequenties voor het leven van patiënten en hun intieme partners. Naast het omgaan met de fysieke beperkingen van

Nadere informatie

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders

Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders Marleen Weulen Kranenbarg Cyber-offenders versus traditional offenders An empirical comparison Nederlandse samenvatting (Dutch Summary) S 209 Nederlandse samenvatting Cyber-delinquenten versus traditionele

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch)

Nederlandse samenvatting. (summary in Dutch) Nederlandse samenvatting (summary in Dutch) 149 Samenvatting In dit proefschrift is agressief en regelovertredend gedrag van (pre)adolescenten onderzocht. Vanuit een doelbenadering (Sociale Productie Functie

Nadere informatie

T. Vander Beken is hoogleraar aan de Vakgroep Criminologie, Strafrecht en Sociaal Recht (IRCP), Faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent.

T. Vander Beken is hoogleraar aan de Vakgroep Criminologie, Strafrecht en Sociaal Recht (IRCP), Faculteit Rechtsgeleerdheid, Universiteit Gent. Inleiding Tom Vander Beken 1 Eric Broekaert 2 Kurt Audenaert 3 Freya Vander Laenen 4 Stijn Vandevelde 5 Wouter Vanderplasschen 6 Mensen met een psychiatrische problematiek die strafbare feiten hebben gepleegd

Nadere informatie

De magie van Florerend Verkennen Geknipt om te bouwen aan zelfsturing. Intro

De magie van Florerend Verkennen Geknipt om te bouwen aan zelfsturing. Intro De magie van Florerend Verkennen Geknipt om te bouwen aan zelfsturing Door Pepijn Happel Intro We zijn zo gewend te focussen op wat niet werkt, daarbij geholpen door traditionele probleemoplossende methoden,

Nadere informatie

- Samenvatting - Kies voor Verandering

- Samenvatting - Kies voor Verandering - Samenvatting - Kies voor Verandering Evaluatie van de theoretische onderbouwing, de uitvoering en uitkomsten van de training voor volwassen gedetineerden Janine Plaisier Daniëlle Bouma Allard Feddes

Nadere informatie

Hoe kan u strategie implementeren en tot leven brengen in uw organisatie?

Hoe kan u strategie implementeren en tot leven brengen in uw organisatie? Hoe kan u strategie implementeren en tot leven brengen in uw organisatie? De externe omgeving wordt voor meer en meer organisaties een onzekere factor. Het is een complexe oefening voor directieteams om

Nadere informatie

CASCADE MODEL FUNDAMENTEN

CASCADE MODEL FUNDAMENTEN HET CASCADE model bevordert een holistische en persoonsgerichte benadering van zorg vertrekkende vanuit de sterke kanten van de persoon om de zelfstandigheid (autonomie) en kwaliteit van leven te optimaliseren

Nadere informatie

Dialectische Gedrags Therapie Bij volwassenen met een lichte verstandelijke beperkingen

Dialectische Gedrags Therapie Bij volwassenen met een lichte verstandelijke beperkingen Dialectische Gedrags Therapie Bij volwassenen met een lichte verstandelijke beperkingen Dialectische Gedrags Therapie 2 1. Voor wie? Deze brochure geeft informatie over Dialectische Gedragstherapie (DGT).

Nadere informatie

New Tools nieuwe- kanseninterventie. -Erken de gevoelens van de jongere -Constructieve communicatie onderhouden/ vaak bevestigen

New Tools nieuwe- kanseninterventie. -Erken de gevoelens van de jongere -Constructieve communicatie onderhouden/ vaak bevestigen Bijlage 2: Werkwijze LSCI- interventies per nieuwe- kanseninterventie Red Flag nieuwe- kanseninterventie -Ontladen van emoties/ beheers je eigen agressie -Erken de gevoelens van de jongere -Communicatie

Nadere informatie

Samenvatting. Summary in Dutch

Samenvatting. Summary in Dutch 6 Samenvatting Summary in Dutch 112 Samenvatting Emotionele en sociale processen bij pesten, gepest worden en verdedigen Pesten op school is een wereldwijd probleem met negatieve korte- en langetermijngevolgen

Nadere informatie

Sex Offender Risk Assessment in the Netherlands: Towards a Risk Need Responsivity Oriented Approach W.J. Smid

Sex Offender Risk Assessment in the Netherlands: Towards a Risk Need Responsivity Oriented Approach W.J. Smid Sex Offender Risk Assessment in the Netherlands: Towards a Risk Need Responsivity Oriented Approach W.J. Smid SUMMARY Het leidt weinig twijfel dat zedendelicten in onze moderne samenleving worden beschouwd

Nadere informatie

CP IT-COMENIUS-C3PP

CP IT-COMENIUS-C3PP 114426 CP-1-2004-1-IT-COMENIUS-C3PP Elk kind heeft recht op een school met een cultuur van kwaliteitsontwikkeling gebaseerd op synergie tussen interne en externe evaluatieprocessen Deze verklaring komt

Nadere informatie

Zelfmanagement ondersteuningsbehoeften. Bij mensen met EPA. Titus Beentjes Nationaal Congres GGz Verpleegkunde 16 juni 2016

Zelfmanagement ondersteuningsbehoeften. Bij mensen met EPA. Titus Beentjes Nationaal Congres GGz Verpleegkunde 16 juni 2016 Zelfmanagement ondersteuningsbehoeften Bij mensen met EPA Titus Beentjes Nationaal Congres GGz Verpleegkunde 16 juni 2016 Zelfmanagement ondersteuning behoeften & EPA Introductie Methode Bevindingen Discussie

Nadere informatie

Onderwijskundige Visie

Onderwijskundige Visie Onderwijskundige Visie 1 Inleiding Missie Het kind Het kind staat voorop en dus centraal. Ieder kind is uniek en heeft talenten. Elk kind is bijzonder en elk kind mag er zijn. Kinderen zijn niet gelijk,

Nadere informatie

Kwaliteit van GGz specifieke zorgstandaarden en modules

Kwaliteit van GGz specifieke zorgstandaarden en modules VOOR WIE IS DEZE CRITERIAWAAIER? - Deze criteriawaaier is opgesteld voor cliënten- en familievertegenwoordigers in de GGz. Kwaliteit van GGz specifieke zorgstandaarden en modules Vanuit een cliënten- en

Nadere informatie

Onderzoek naar vrijwilligerswerk in de sport voor jongeren die leven in maatschappelijk kwetsbare situaties. Kansen tot ontwikkeling?

Onderzoek naar vrijwilligerswerk in de sport voor jongeren die leven in maatschappelijk kwetsbare situaties. Kansen tot ontwikkeling? Onderzoek naar vrijwilligerswerk in de sport voor jongeren die leven in maatschappelijk kwetsbare situaties. Kansen tot ontwikkeling? Doctoraatproefschrift Evi Buelens, onderzoeksgroep Sport & Society,

Nadere informatie

Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen

Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen Bijlage 2: De indicatoren van beleidsvoerend vermogen 1 2 3 4 1. Wat is beleidsvoerend vermogen? De scholen die een succesvol beleid voeren, gebruiken hun beleidsruimte maximaal zodat de onderwijskwaliteit

Nadere informatie

Samenvatting SAMENVATTING

Samenvatting SAMENVATTING Samenvatting 147 Samenvatting Bezorgdheid om te vallen is een algemeen probleem onder zelfstandig wonende ouderen en vormt een bedreiging voor hun zelfredzaamheid. Deze bezorgdheid is geassocieerd met

Nadere informatie

Acceptance &CommitmentTherapy (ACT) SASKIA TALBOOM EMILE VAN BELLINGEN JORIS CORTHOUTS. bij psychosegewaarwordingen: Zoeken naar wat werkt

Acceptance &CommitmentTherapy (ACT) SASKIA TALBOOM EMILE VAN BELLINGEN JORIS CORTHOUTS. bij psychosegewaarwordingen: Zoeken naar wat werkt Acceptance &CommitmentTherapy (ACT) SASKIA TALBOOM EMILE VAN BELLINGEN JORIS CORTHOUTS bij psychosegewaarwordingen: Zoeken naar wat werkt Wat gaan we doen? Psychose bekijken door een functioneel contextualistische

Nadere informatie

Dutch Summary Samenvatting. Pesten Gecontextualiseerd: Het Veranderen van het Groepsproces door het Veranderen van de Betrokkenheid

Dutch Summary Samenvatting. Pesten Gecontextualiseerd: Het Veranderen van het Groepsproces door het Veranderen van de Betrokkenheid Dutch Summary Samenvatting Pesten Gecontextualiseerd: Het Veranderen van het Groepsproces door het Veranderen van de Betrokkenheid van de Buitenstaanders In Hoofdstuk Een werd de theoretische achtergrond

Nadere informatie

Hefbomen van Leiderschap. Simpel. Voorspellend. Invloedrijk.

Hefbomen van Leiderschap. Simpel. Voorspellend. Invloedrijk. Hefbomen van Leiderschap Simpel. Voorspellend. Invloedrijk. Excellente Competentiemodellen Organisaties zoeken naar simpele, praktische middelen voor de ontwikkeling van leiderschap. Een grote focus op

Nadere informatie

Appendix A Checklist voor visible learning inside *

Appendix A Checklist voor visible learning inside * Appendix A Checklist voor visible learning inside * * Op www.bazalt.nl/lerenzichtbaarmaken kunt u dit formulier downloaden en vervolgens printen. Het is belangrijk dat de medewerkers van de school deze

Nadere informatie

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97

Methoden van het Wetenschappelijk Onderzoek: Deel II Vertaling pagina 83 97 Wanneer gebruiken we kwalitatieve interviews? Kwalitatief interview = mogelijke methode om gegevens te verzamelen voor een reeks soorten van kwalitatief onderzoek Kwalitatief interview versus natuurlijk

Nadere informatie

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU?

E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU? E-CURSUS 1: WELKE WAARDEN ZIJN VAN WEZENLIJK BELANG VOOR JOU? Thuis en op school heb je allerlei waarden meegekregen. Sommigen passen bij je, anderen misschien helemaal niet. Iedereen heeft waarden. Ken

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Samenvatting (Dutch summary) Deze studie onderzocht seksueel risicogedrag van homoseksuele mannen in vaste relaties, voornamelijk onder mannen die deelnemen aan de Amsterdamse Cohort Studies onder Homoseksuele

Nadere informatie

Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving

Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving Een vragenlijst voor de Empowerende Omgeving Introductie In het EQUAL Request project wordt getracht de participatie van het individu in het eigen reïntegratietraject te vergroten. Hiervoor moet het individu

Nadere informatie

Hoe relevant ook, het begrip wilsbekwaamheid is

Hoe relevant ook, het begrip wilsbekwaamheid is Samenvatting 179 180 Autonomie is de afgelopen decennia centraal komen te staan binnen de geneeskunde en zorg. Daarmee samenhangend is ook de wilsbekwame beslissing van de patiënt steeds belangrijker geworden.

Nadere informatie

SOVA /AR op Maat Presentatie

SOVA /AR op Maat Presentatie SOVA /AR op Maat Presentatie Doelgroep Sociale Vaardigheden op Maat Jongens en meisjes in de leeftijd van 15-21 jaar Jongeren met probleemgedrag dat o.a. voortkomt uit onvermogen tot zelfstandig en adequaat

Nadere informatie

Samenvatting (Dutch summary)

Samenvatting (Dutch summary) Parenting Support in Community Settings: Parental needs and effectiveness of the Home-Start program J.J. Asscher Samenvatting (Dutch summary) Ouders spelen een belangrijke rol in de ontwikkeling van kinderen.

Nadere informatie

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo

THEMA SOCIAAL-EMOTIONELE ONTWIKKELING Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Bovenbouw vmbo Bovenbouw havo-vwo Kern Subkern 0-4 groep 1-2 groep 3-6 groep 7-8 Onderbouw vo Zelf Gevoelens Verbaal en non-verbaal primaire gevoelens beschrijven en uiten. Kwaliteiten Verbaal en non-verbaal beschrijven dat fijne en nare

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting 119 120 Samenvatting 121 Inleiding Vermoeidheid is een veel voorkomende klacht bij de ziekte sarcoïdose en is geassocieerd met een verminderde kwaliteit van leven. In de literatuur

Nadere informatie

Neurowetenschap en Onderwijs W O E N S D A G 2 9 A P R I L B R U S S E L

Neurowetenschap en Onderwijs W O E N S D A G 2 9 A P R I L B R U S S E L Neurowetenschap en Onderwijs W O E N S D A G 2 9 A P R I L 2 0 1 5 B R U S S E L Stelling Stelling: Goed onderwijs betrekt de resultaten van cognitieve neurowetenschappen en de neuropedagogiek in de besluitvorming

Nadere informatie

Waar moet het heen? Wat is het doel? What works? (Andrews & Bonta, 2010) What works? Hoe kunnen we het risico per individu bepalen?

Waar moet het heen? Wat is het doel? What works? (Andrews & Bonta, 2010) What works? Hoe kunnen we het risico per individu bepalen? Waar moet het heen? Wat is het doel? Wineke Smid wsmid@hoevenkliniek.nl VFS Symposium, Utrecht, Nederland, 22-01-2014 Het terugbrengen van het aantal slachtoffers! What works? What works? (Andrews & Bonta,

Nadere informatie

Samenvatting Inleiding Methode

Samenvatting Inleiding Methode Samenvatting Inleiding In de ene familie komt criminaliteit vaker voor dan in de andere. Uit eerder onderzoek blijkt dan ook dat kinderen van criminele ouders zelf een groter risico lopen op het plegen

Nadere informatie

VAN MORELE STRESS NAAR EEN CULTUUR VAN MORELE VEERKRACHT. TETRA-Project

VAN MORELE STRESS NAAR EEN CULTUUR VAN MORELE VEERKRACHT. TETRA-Project VAN MORELE STRESS NAAR EEN CULTUUR VAN MORELE VEERKRACHT TETRA-Project 2016-2018 MORELE STRESS Morele stress is het wrange gevoel dat je ervaart wanneer je je waarden en visie op goede zorg niet in de

Nadere informatie

Slaagt erin om met de verschillende rollen van de IPS-trajectbegeleider binnen de IPS-praktijk om te gaan

Slaagt erin om met de verschillende rollen van de IPS-trajectbegeleider binnen de IPS-praktijk om te gaan De Meetlat IPS Met dit instrument waardeert u de competenties voor uzelf op een meetlat. In feite gaat u na welke competenties u reeds verworven hebt en welke u nog moet ontwikkelen om een bekwaam IPS

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Nederlandse samenvatting Uit crosscultureel onderzoek is bekend dat de cultuur waarin men opgroeit van jongs af aan invloed heeft op emotie-ervaringen en emotie-uitingen. Veel minder bekend is in welke

Nadere informatie

HOOFDSTUK 1: INLEIDING

HOOFDSTUK 1: INLEIDING 168 Samenvatting 169 HOOFDSTUK 1: INLEIDING Bij circa 13.5% van de ouderen komen depressieve klachten voor. Met de term depressieve klachten worden klachten bedoeld die klinisch relevant zijn, maar niet

Nadere informatie

Workshop: ontwikkeling en evaluatie van sociaalwerkpraktijken binnen het Geïntegreerd Breed Onthaal. Didier Boost UAntwerpen - Master Sociaal Werk

Workshop: ontwikkeling en evaluatie van sociaalwerkpraktijken binnen het Geïntegreerd Breed Onthaal. Didier Boost UAntwerpen - Master Sociaal Werk Workshop: ontwikkeling en evaluatie van sociaalwerkpraktijken binnen het Geïntegreerd Breed Onthaal Didier Boost UAntwerpen - Master Sociaal Werk Context van uitdagingen Het Geïntegreerd Breed Onthaal:

Nadere informatie

Nederlandse samenvatting

Nederlandse samenvatting Docenten in het hoger onderwijs zijn experts in wát zij doceren, maar niet noodzakelijk in hóe zij dit zouden moeten doen. Dit komt omdat zij vaak weinig tot geen training hebben gehad in het lesgeven.

Nadere informatie

Seminariereeks Sociaal Werk de toekomst in!

Seminariereeks Sociaal Werk de toekomst in! Seminariereeks Sociaal Werk de toekomst in! Voorjaar 2010 Een organisatie van het CeSO-onderzoeksdomein Laatmoderniteit, verzorgingsstaat en sociaal werk en de opleiding Master in het Sociaal Werk Seminariereeks

Nadere informatie

Cover Page. The handle holds various files of this Leiden University dissertation

Cover Page. The handle  holds various files of this Leiden University dissertation Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/45808 holds various files of this Leiden University dissertation Author: Bosma, A.Q. Title: Targeting recidivism : an evaluation study into the functioning

Nadere informatie

Kwaliteitszorg en/of het beleidsvoerend vermogen van scholen!? Jan Vanhoof SOK-studiedag 10 december 2010

Kwaliteitszorg en/of het beleidsvoerend vermogen van scholen!? Jan Vanhoof SOK-studiedag 10 december 2010 Kwaliteitszorg en/of het beleidsvoerend vermogen van scholen!? Jan Vanhoof SOK-studiedag 10 december 2010 1 Wat verwacht men van een top - school? Decreet betreffende de kwaliteit van onderwijs Art 4.

Nadere informatie

Functieprofiel. Leraar. op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE. Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling.

Functieprofiel. Leraar. op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE. Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling. Functieprofiel Leraar op OBS Het Toverkruid LA, 1,0 FTE Aanstelling voor een jaar welke bij goed functioneren kan leiden tot een vaste aanstelling. April 2018 Specifieke competenties teamlid OBS Het Toverkruid

Nadere informatie

Wat willen we in Pegode VZW bereiken?

Wat willen we in Pegode VZW bereiken? Niel, 15 november 2012 Wat willen we in Pegode VZW bereiken? Doelstelling Pegode VZW zoals vermeld in de statuten: De vereniging heeft als doel, met uitsluiting van elk winstoogmerk, de maatschappelijke

Nadere informatie

richtlijnen opstellen, al dan niet voor specifieke dadertype/doelgroepen

richtlijnen opstellen, al dan niet voor specifieke dadertype/doelgroepen een overzicht van behandelprogramma s gericht op dynamische risicofactoren (Thornton, 2013) Behandelprogramma: (psycho) therapeutische interventies op cognities, emoties en gedrag richtlijnen opstellen,

Nadere informatie

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg Combinatie Jeugdzorg helpt kinderen en ouders vakkundig bij complexe vragen over opvoeden en opgroeien, zodat kinderen zich optimaal ontwikkelen en meedoen in de samenleving. Daarbij worden participatie

Nadere informatie

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić

Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Red cheeks, sweaty palms, and coy-smiles: The role of emotional and sociocognitive disturbances in child social anxiety M. Nikolić Rode wangen, zweethanden en coy-smiles: De rol van emotionele en socio-cognitieve

Nadere informatie

Samenvatting. Samenvatting

Samenvatting. Samenvatting Samenvatting 10 Samenvatting Samenvatting Hoe snel word je boos als iemand je provoceert? Het traditionele antwoord op deze vraag is dat het afhangt van je individuele neiging om boos te worden. Als je

Nadere informatie

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten

PR V1. Beroepscompetentie- profiel RBCZ therapeuten PR 180724 V1 Beroepscompetentie- profiel Afgeleid van de niveaubepaling NLQF, niveau 6 heeft RBCZ kerncompetenties benoemd voor de complementair/alternatief therapeut. Als uitgangspunt zijn de algemene

Nadere informatie

GEDRAGSMANAGEMENT. Inleiding. Het model. Poppe Persoonlijk Bas Poppe: 06 250 30 221 www.baspoppe.nl info@baspoppe.nl

GEDRAGSMANAGEMENT. Inleiding. Het model. Poppe Persoonlijk Bas Poppe: 06 250 30 221 www.baspoppe.nl info@baspoppe.nl GEDRAGSMANAGEMENT Dit kennisitem gaat over gedrag en wat er komt kijken bij gedragsverandering. Bronnen: Gedragsmanagement, Prof.dr. Theo B. C. Poiesz, 1999; Samenvatting boek en college, A.H.S. Poppe,

Nadere informatie

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening.

waardoor een beroerte kan worden gezien als een chronische aandoening. amenvatting Elk jaar krijgen in Nederland zo n 45.000 mensen een beroerte, ook wel CVA (Cerebro Vasculair Accident) genoemd. Ongeveer 60% van hen keert na opname in het ziekenhuis of revalidatiecentrum

Nadere informatie

vaardigheden - 21st century skills

vaardigheden - 21st century skills vaardigheden - 21st century skills 21st century skills waarom? De Hoeksteen bereidt leerlingen voor op betekenisvolle deelname aan de wereld van vandaag en de toekomst. Deze wereld vraagt kinderen met

Nadere informatie

Mentale kracht in de Forensische Psychiatrie

Mentale kracht in de Forensische Psychiatrie Mentale Mentale kracht in de Forensische Psychiatrie LFPZ,Zeeland, 11 juni 2009 Jan Auke Walburg Principes van positieve psychologie Bestudering positieve subjectieve ervaringen en constructieve cognities.

Nadere informatie

WELZIJN OP RECEPT inhoud en kwaliteit.

WELZIJN OP RECEPT inhoud en kwaliteit. WELZIJN OP RECEPT inhoud en kwaliteit. Werkconferentie Movactor, Nieuwegein,16 februari, 2017. Jan Auke Walburg 3-3-2017 1 1. WOR als onderdeel van positieve gezondheid 2. Kwaliteit en effectiviteit WOR

Nadere informatie

Thermometer leerkrachthandelen

Thermometer leerkrachthandelen Thermometer leerkrachthandelen Leerlijnen en ontwikkelingslijn voor leerkrachten van WSKO 1 Inleiding Leerkracht zijn is een dynamisch en complex vak. Mensen die leerkracht zijn en binnen onze organisatie

Nadere informatie

Implementatie omkaderd. Joris Van Damme

Implementatie omkaderd. Joris Van Damme Implementatie omkaderd Joris Van Damme Onderzoeksplatform 2017 IMPLEMENTATIE Een effectieve interventie kan pas impact hebben als het zijn doelgroep bereikt DISSEMINATIEPLAN Dit plan bevat de details

Nadere informatie

Diagnostiek fase. Behandelfase. Resocialisatiefase. Psychosociale behandeling. Medicamenteuze behandeling. Terugvalpreventie Herstel

Diagnostiek fase. Behandelfase. Resocialisatiefase. Psychosociale behandeling. Medicamenteuze behandeling. Terugvalpreventie Herstel Diagnostiek fase Samenvattingskaart WANNEER, HOE? 1. Diagnostiek middelengebruik 2. Vaststellen problematisch middelengebruik en relatie met delict Aandacht voor interacties psychische problemen en middelengebruik

Nadere informatie

Welkom op onze afdeling!

Welkom op onze afdeling! Welkom op onze afdeling! Encarga 3 1 Encarga 3 Welkom op Encarga 3. Onze afdeling maakt deel uit van het Psychiatrisch Centrum Sint-Jan-Baptist te Zelzate. Je bent hier opgenomen omdat je een interneringsmaatregel

Nadere informatie

Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie

Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie Agressiebehandeling in de forensische kinder- en jeugdpsychiatrie Prof. dr. Chijs van Nieuwenhuizen GGzE centrum kinder- en jeugd psychiatrie Universiteit van Tilburg, Tranzo http://www.youtube.com/watch?list=pl9efc

Nadere informatie

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud

Informatie voor Familieleden omtrent Psychose. InFoP 2. Inhoud Informatie voor Familieleden omtrent Psychose InFoP 2 Inhoud Introductie Module I: Wat is een psychose? Module II: Psychose begrijpen? Module III: Behandeling van psychose de rol van medicatie? Module

Nadere informatie

De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer

De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer De menselijke maat: Een wetenschappelijke onderbouwing Gerben Westerhof & Ernst Bohlmeijer 1 Een praktijkvoorbeeld De verzorgende helpt de bewoner zich aan te kleden en pakt de deodorant. Bewoner: Ga weg

Nadere informatie

Cognitieve gedragstherapie bij problematisch alcoholgebruik

Cognitieve gedragstherapie bij problematisch alcoholgebruik Cognitieve gedragstherapie bij problematisch alcoholgebruik Informatie voor mensen die hun probleem willen aanpakken 2 Kortdurende motiverende interventie en cognitieve gedragstherapie Een effectieve behandeling

Nadere informatie

Een evidence based jeugddelinquentierecht What s in a name?

Een evidence based jeugddelinquentierecht What s in a name? Een evidence based jeugddelinquentierecht What s in a name? Stefaan Pleysier Leuvens Instituut voor Criminologie (LINC) Faculteit Rechtsgeleerdheid, KU Leuven Inhoud Wat voorafging Krachtlijnen van nieuw

Nadere informatie

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes

Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Communicating about Concerns in Oncology K. Brandes Nederlandse samenvatting Uit een recente rapportage van KWF Kankerbestrijding blijkt dat 64% van de (ex-) patiënten met kanker zorgen ervaart over psychosociale

Nadere informatie

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties

Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties Zelfdiagnostische vragenlijst verandercompetenties Het gaat om de volgende zeven verandercompetenties. De competenties worden eerst toegelicht en vervolgens in een vragenlijst verwerkt. Veranderkundige

Nadere informatie

Verklarende woordenlijst

Verklarende woordenlijst Verklarende woordenlijst bij toetsingskader voor instellingen waar mensen verblijven die niet thuis kunnen wonen Utrecht, maart 2017 Behandeling Handelingen en interventies van medische, gedragswetenschappelijke

Nadere informatie

Over meedoen en erbij horen

Over meedoen en erbij horen Impuls - Onderzoekscentrum maatschappelijke zorg Over meedoen en erbij horen Judith Wolf 30 maart 2017 Gedreven door kennis, bewogen door mensen Ik heb daar helemaal geen verwachting van, dat doe ik niet

Nadere informatie

Sterktes van mensen. Sterktegerichte strategieën voor het ondersteunen van mensen met een psychiatrische problematiek die strafbare feiten pleegden

Sterktes van mensen. Sterktegerichte strategieën voor het ondersteunen van mensen met een psychiatrische problematiek die strafbare feiten pleegden Sterktes van mensen Sterktes van mensen Sterktegerichte strategieën voor het ondersteunen van mensen met een psychiatrische problematiek die strafbare feiten pleegden T. Vander Beken E. Broekaert K. Audenaert

Nadere informatie

[Checklist] voor activiteiten die zich richten op eenzaamheid

[Checklist] voor activiteiten die zich richten op eenzaamheid [Checklist] voor activiteiten die zich richten op eenzaamheid Het bevorderen van zelfredzaamheid en volwaardig meedoen in de stad zijn de hoofddoelen van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Elke

Nadere informatie

Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies

Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies Bijlage Voorgestelde kwaliteitscriteria voor de (ex-ante) beoordeling van gedragsinterventies 1. Theoretische onderbouwing: de gedragsinterventie is gebaseerd op een expliciet veranderingsmodel waarvan

Nadere informatie

WINST DOOR WERKPLEZIER

WINST DOOR WERKPLEZIER The Happy Firm Sociale innovatieprogramma s op de werkplek WINST DOOR WERKPLEZIER Een werknemersprogramma voor transformatie van team, individu en werkplek. WERKPLEZIER LEIDT TOT DUURZAME PRESTATIES EN

Nadere informatie

STAGES IN ARBEIDS- EN ORGANISATIEPSYCHOLOGIE: FEEDBACKINSTRUMENT

STAGES IN ARBEIDS- EN ORGANISATIEPSYCHOLOGIE: FEEDBACKINSTRUMENT STAGES IN ARBEIDS- EN ORGANISATIEPSYCHOLOGIE: FEEDBACKINSTRUMENT Naam stagiair(e):... Stageplaats (+ adres):...... Tussentijdse evaluatie Eindevaluatie Stageperiode:... Datum:.. /.. / 20.. Stagementor:...

Nadere informatie

Zeven stellingen over succesvol schoolleiderschap herzien

Zeven stellingen over succesvol schoolleiderschap herzien Zeven stellingen over succesvol schoolleiderschap herzien Ewout van Luijk, mei 2019 Schoolleiderschap is na het leraarschap de tweede meest invloedrijke factor op de resultaten van leerlingen. Deze stelling

Nadere informatie