Inleiding. Begeleiding

Transcriptie

1

2 Inhoudsopgave Inleiding 3 Aan de slag! 4 Schriftelijk verslag 7 De presentatie 10 Bronnen en bronvermelding 12 Deadline en sanctie 14 Tijdpad 15 Coordinator profielwerkstukken 16 Beoordelingscriteria 17

3 Inleiding Een van de onderdelen van het examendossier is het profielwerkstuk. Met het maken van dit "werkstuk" krijgen je de kans om in je examenjaar iets moois te maken over een zelf gekozen onderwerp. Het woord werkstuk staat niet voor niets tussen aanhalingstekens: wij kiezen liever voor het woord onderzoek. Een onderzoek dus: over een door jou gekozen onderwerp. Na een oriënterende fase moet een hoofdvraag of een stelling worden bedacht die ook de titel van je onderzoek is. In deze handleiding staat hoe je te werk moet gaan en hoe je verslag moet doen van onderzoek en samenwerking. Begeleiding leder groepje krijgt een begeleider aangewezen. Een leraar die het proces zal volgen en je werk zal beoordelen. In de bijlagen van dit boekje kunnen je precies zien waarop de begeleider het werk zal beoordelen. Overigens mag je buiten de beoordelingsgesprekken een gesprek aanvragen met je begeleider. Dit heeft geen invloed op de beoordeling. Studielast De studielast voor het profielwerkstuk is minimaal 80 uur per persoon. Een groep van twee leerlingen maakt dus een werkstuk waar 2 x 80 = 160 uur in zit. Het aantal uren dat je maakt wordt bijgehouden in een logboek (ter beoordeling van de begeleider). Presentatie Aan het einde van het proces is het de bedoeling dat jullie je werk presenteren aan je begeleider. Hier zijn hier ook altijd ouders en/of vrienden bij. Bepaling en waarde van het cijfer van het profielwerkstuk Nadat je het onderzoek hebt uitgevoerd en het verslag is ingeleverd en gepresenteerd, krijg je een cijfer voor je profielwerkstuk. Dit afgeronde cijfer wordt voor je eindlijst gemiddeld met je afgeronde eindcijfer van Maatschappijleer en CKV, dit heet het combinatiecijfer. Dit combinatiecijfer telt mee binnen de slaag-/zakregeling. Het cijfer van je profielwerkstuk mag niet lager zijn dan een 4 om te kunnen slagen.

4 Aan de slag! Fase 1 -hoofd- en deelvragen - theoretisch kader - plan van aanpak Keuze partner (met wie kan ik goed samenwerken?) Je begint met de keuze van een partner. Je werkt in principe in een drietal of een tweetal. Mocht je het werkstuk echt alleen willen maken, dan moet je hiervoor gegronde redenen hebben. (Leren) samenwerken is ook deel van het proces! Kiezen van hoofdvraag of stelling (wat wil ik te weten komen?) Daarna kies je een hoofdvraag of stelling die valt onder één van de vakken waarin je examen doet. Daarvoor gebruik je een lijst van hoofdvragen dat door de school is aangeleverd. Een hoofdvraag ofwel onderzoeksvraag is de vraag die je door je profielwerkstuk wilt beantwoorden. Als je met een eigen hoofdvraag of stelling aan de slag wilt, dan kan dat. Je zal je keuze echter wel moeten motiveren. Daarvoor vul je het formulier 'Eigen hoofdvraag' in. De profielwerkstukcommissie beoordeelt vervolgens of je eigen hoofdvraaggeschikt is. Oriënteren (wat is er al bekend over mijn onderwerp?) Lees je in, zoek op internet, bekijk films en documentaires en lees artikelen. Je maakt een soort kort overzicht van de actuele stand van zaken over je hoofdvraag. Dat noemen we het theoretisch kader. Opstellen van de deelvragen (welke vragen moet ik beantwoorden om een antwoord te kunnen geven op de hoofdvraag?) Een hoofdvraag kan je meestal niet in één keer beantwoorden maar dat doe je door de hoofdvraag in delen te hakken: de deelvragen. Deelvragen hebben altijd betrekking op de hoofdvraag en zijn alle vragen die nodig zijn om de hoofdvraag te beantwoorden. Bijvoorbeeld: Wat is de invloed van kunstgras op hamstringblessures bij voetballers? Deelvragen: - wat is kunstgras? - wat is het verschil tussen kunstgras en gewoon gras? - wat is een hamstringblessure en hoe ontstaat die? - hoeveel hamstring blessures zijn er gemiddeld in een wedstrijd op kunstgras en gewoon gras? Zoals je kan zien is de volgorde van de deelvragen gelijk voor een belangrijk gedeelte de hoofdstukindeling van je verslag.

5 Afbeelding 1. De relatie tussen hoofd- en deelvragen Praktische opdrachten. In elk profielwerkstuk moeten praktische opdrachten verwerkt worden. Je kunt hierbij denken aan een interview, een experiment, een museumbezoek, een enquête af nemen, het bezoeken van een bedrijf of instelling, het organiseren van een debat, een ingezonden brief, een maquette, een les geven, een film(pje) maken, een rollenspel organiseren of een stage lopen. Vaak is een praktische opdracht een deelvraag. Plan van aanpak Tot slot de laatste taak voor het eerste beoordelingsmoment: het maken van een goede planning. Wie doet wat en wanneer en wanneer doe je je praktijkopdrachten? Daarmee voorkom je veel ergernis en komen jullie niet in tijdnood. Dat maakt het een stuk makkelijker! De begeleider zal de planning ook beoordelen en je eventueel adviseren deze aan te passen.

6 Fase 2 - Uitwerken van de deelvragen Nu je een duidelijk plan van aanpak hebt, kun je je opdracht uit gaan voeren. In het volgende hoofdstukje kun je zien hoe je verslag moet doen van je onderzoek. Dit verslag lever je dus samen met je opdrachten in. Voor het tweede beoordelingsmoment moet je een ruwe versie van je opdrachten en het daarbij behorende verslag laten zien. Je begeleider kan nu tips geven ter verbetering of je prijzen voor al het goede werk! Fase 3 - Het verslag en het geven van een presentatie Tijd voor de puntjes op de i en het nadenken over de presentatievorm. Kijk in het hoofdstukje "presenteren" voor tips. Het is verstandig om je werk te laten beoordelen door een familielid om te kijken of er bijvoorbeeld niet teveel taalfouten in je verslag staan. Het is zeer aan te raden de presentatie een keer te oefenen voor publiek, zodat je weet hoeveel tijd je ermee kwijt bent.

7 Schriftelijk verslag leder groepje levert een schriftelijk verslag in. Dit verslag bestaat uit de volgende onderdelen: Titelpagina De titel en eventueel ondertitel met rechtsonder je naam, niveau, jaar en begeleider. Inhoudsopgave Een overzicht van de onderdelen waaruit het verslag bestaat met paginering. Woord vooraf Dit is het allerlaatste wat je schrijft. Hierin geef je een mening over het onderzoek. Wat waren je ervaringen? Was het werk moeilijk, boeiend, saai en waarom? Geef in ieder geval aan waar je de meeste moeilijkheden mee hebt gehad. Je kunt tevens aangeven wat je wel of niet goed vond van de begeleiding. Ook is dit de plaats om mensen te bedanken die je hebben geholpen. Inleiding Door de inleiding te lezen komt de lezer te weten hoe je aan je onderwerp gekomen bent, wat je precies hebt uitgezocht en hoe je dat hebt gedaan. Daarom begin je de inleiding met aan te geven wat je hoofdvraag of je stelling is en waarom je die gekozen hebt. Ook vermeld je de deelvragen die je hebt gebruikt. Vervolgens geef je aan, of je volgens jou betrouwbare bronnen hebt gebruikt en waarom je dat vindt. Op het eind van de inleiding geef je een toelichting over de opbouw van het werkstuk. Kern In elk hoofdstuk werk je een gedeelte van je onderzoek uit, dit zijn in het algemeen de deelvragen. De volgorde van wat in elk hoofdstuk aan de orde komt, is niet alleen afhankelijk van je onderwerp en je manier van onderzoeken, maar wordt ook bepaald door je eigen voorkeur. Je bevordert de overzichtelijkheid door elk hoofdstuk onder te verdelen in paragrafen (zet ook dáárvan de titels in de inhoudsopgave).

8 Schrijf een duidelijk verhaal: Hoewel je dus je verslag opdeelt in brokken moet steeds voor de lezer duidelijk blijven wat je aan het doen bent. Het is daarom raadzaam om met een of meerdere zinnen aan te kondigen, wat je in het volgende onderdeel gaat doen (en waarom). Dat maakt je verslag goed leesbaar. Je verhaal wordt levendiger als je regelmatig bronnen citeert die een bewering van jezelf ondersteunen. Zorg dat je in geen geval afdwaalt van wat je wilde onderzoeken. Je eigen mening over de dingen die je bestudeert, behoort eigenlijk in het slotwoord. Wil je echter zo nu en dan je eigen mening geven over een of andere tekst, schrijf er dan nadrukkelijk bij dat je hier een eigen mening weergeeft. In het verslag beschrijf je ook hoe je praktijkopdrachten tot stand zijn gekomen, waarom je voor jou vorm hebt gekozen en welke antwoorden je hebt gevonden ten behoeve van jou onderzoek. Discussie Het belangrijkste onderdeel van de discussie is de conclusie. De conclusie is eigenlijk het antwoord op de hoofdvraag dat ontstaat door de antwoorden van de deelvragen samen te voegen. Bespreek in je discussie vervolgens ook de eventuele tekortkomingen van je vraagstelling en geef aanwijzingen voor een betere aanpak om een goed antwoord op je hoofdvraag of je stelling te krijgen. Probeer vooral te vermelden wat jou tijdens het onderzoek verrast heeft. Slotwoord of besluit Hier geef je je eigen mening over het onderwerp dat in het onderzoek aan de orde is geweest. Je kunt bijvoorbeeld een vergelijking maken met soortgelijke verschijnselen in onze samenleving. Bronnen. literatuur en notenlijst Hier zet je een lijst van boeken en bronnen die je hebt gebruikt. Hoe je met bronnen om moet gaan lees je straks in het hoofdstukje "bronnen en bronvermelding" verderop in dit boekje.

9 Bijlagen Het kan zijn dat je een of meer bijlagen hebt. Hiervan maak je melding en je voegt ze achter bij je werkstuk. Bijlagen kunnen o.a. bestaan uit tabellen, een kopie van een bron of beschrijving die je erg sprekend vindt, enzovoort. Illustraties en tekeningen Deze moeten uiteraard betrekking hebben op je onderwerp. Vermeld altijd waar je ze vandaan hebt. Logboek Een logboek heeft een aantal functies: het is voor jou een hulpmiddel bij het systematisch verzamelen van informatie. Ook helpt het je overzicht te krijgen van de door jullie gewerkte uren. Voor je docent is het een hulpmiddel om snel inzicht te krijgen in het gevolgde werkproces. In een logboek staan zaken als datum, tijd, plaats, verrichte werkzaamheden eventueel aangevuld met een resultaat of opmerking en gemaakte afspraken. Het logboek omvat niet meer dan een enkele pagina A4. Taalgebruik Eenvoudig en helder taalgebruik is altijd het beste. Gebruik eigen woorden. De omvang van je verslag Voor de omvang van een schriftelijk verslag geldt lang niet altijd het principe 'hoe dikker, hoe beter'. Integendeel: in de beperking toont zich de meester.

10 De presentatie Het onderzoek is af, je verslag is goedgekeurd door je begeleider. Nu is het tijd om na te denken over de manier waarop je je profielwerkstuk wilt presenteren. Dat kan je op verschillende manieren doen en dit zal nauw samenhangen met de praktijkopdrachten die je hebt gekozen. Bij een modeshow of een les staat de presentatievorm al vast. Bespreek met je begeleider wat de beste vorm is in jullie geval. Denk eens aan iets origineels zoals een debat, een toneelstukje, een tentoonstelling, een beeldenverhaal, een gedicht, een lezing of een interview. Elke presentatievorm kent een aantal aandachtspunten waarmee de kans op succes vergroot wordt: Voorbereiding Bedenk wat je met de presentatie wilt bereiken Het is belangrijk om over je doel na te denken. Wil je bijvoorbeeld kennis overdragen? Of wil je gedrag beïnvloeden? Misschien wil jij het publiek juist amuseren. Of misschien wil jij het publiek overtuigen. Het doel van een presentatie bepaalt de inhoud van je verhaal. Wie is je publiek? Bedenk aan wie je je verhaal vertelt. Elk publiek vereist een andere aanpak. Vertel je het tegen een (on)deskundig publiek, kies dan ook makkelijke woorden. Structuur Als je een goede structuur hebt, is het verhaal beter te volgen. Zorg dus dat er een duidelijke inleiding, middenstuk en conclusie in jouw verhaal zit. Maak een ondersteunende digitale presentatie Je zal het vast zelf wel eens gemerkt hebben; je concentreren bij een presentatie is best lastig. Maak daarom bijvoorbeeld een powerpoint. Je publiek zal je verhaal dan beter kunnen volgen en je verhaal komt helderder over. Gouden Steve Jobs regel Maak een storyboard voordat je begint aan een powerpoint. Bedenk wat je wilt vertellen, wat je centrale boodschap is en hoe je deze het meest krachtig overbrengt. Maak daarvan tekeningen en schetsen op papier. Jobs gebruikte daarvoor een flipchart in zijn kantoor. Hij schreef zijn ideeën op en besliste hoe de presentatie eruit zou zien. Uit welke onderdelen bestaat de presentatie? Wie spreekt er wanneer, welke beelden, demonstraties en acts passen daarbij? Dat alles moet je weten voordat je een PowerPoint maakt.

11 Het getal "83" Voorkom dat je publiek een overkill aan informatie krijgt en gebruik als richtlijn daarom nooit meer dan 8 dia's en 3 informatiepunten per dia. Oefenen. oefenen. oefenen Oefen hardop. Niet voor de spiegel, want dan raak je snel afgeleid. Hoe meer je oefent, hoe beter je het verhaal kent en hoe minder zenuwachtig je zal zijn. Let wel op dat je niet teveel oefent, dan kan je verhaal een beetje nep overkomen. Drie keer is een goed richtlijn. Steekwoorden De draad kwijtraken tijdens een presentatie kan gebeuren. Daarom is het handig om wat steekwoorden op te schrijven. Je hele verhaal op een blaadje is niet slim, want dan is de kans groot dat je steeds op het blaadje gaat kijken (en dan kan je niet makkelijk vinden waar je bent gebleven... Aaaaah nu ben je helemaal de draad kwijt!). Tijdens de presentatie Gebruik lichaamstaal De manier waarop je praat, staat en je mimiek zijn heel belangrijk. Het bepaalt voor een groot deel hoe je verhaal overkomt. Zorg dus dat je rechtop staat (denk aan een touwtje die je omhoog trekt), kijk recht de klas in en houd je handen op een rustige plek. Kijk niet teveel op je blaadje! Humor Gebruik humor om je presentatie levendig te houden. Geef het publiek iets te doen Maak een dialoog van je presentatie, geen monoloog. Zo blijft het publiek wakker en wordt de presentatie interactief. Zeker niet saai! Oh nee! Ik ben de draad kwijt Dit kan gebeuren en is heel normaal. Het belangrijkst is dat je rustig blijft. Weet jij nog wel het volgende deel? Herpak jezelf en sla het stuk over. Het publiek kent de tekst toch niet, dus ze zullen niet doorhebben dat jij een deel van het verhaal hebt overgeslagen. Weet jij het verhaal helemaal niet meer? Blijf ook dan rustig en probeer te improviseren. Waarschijnlijk heb jij je goed ingelezen over het onderwerp waar jij over presenteert, dus vertrouw op jezelf! Afsluiting Sluit af met een positieve, korte, krachtige boodschap.

12 Bronnen en bronvermelding Wat zijn bronnen? Als je een verslag schrijft, ga je op zoek naar informatie. Die informatie haal je uit bronnen. Een bron is datgene waar je informatie uithaalt, die betrekking heeft op het onderwerp van jouw verslag. Een bron kan dus van alles zijn: Artikelen uit tijdschriften en kranten, Boeken, Internetsites (Let op: zoekmachines als Google zijn geen bron! ), Films en documentaires of Radio- en televisiefragmenten Waarom is het belangrijk om een goede bronvermelding te hebben? In een bron kun je feiten, ideeën, inzichten of conclusies over het onderwerp vinden. Door de bron duidelijk te vermelden geef je aan waar je de feiten of ideeën vandaan hebt gehaald. Ook is het belangrijk dat de lezer kan controleren of de informatie op de juiste wijze is gebruikt. De lezer moet dus dezelfde informatie kunnen terugvinden Literatuur/bronnen noteren Houd de volgende notatie aan voor de gebruikte literatuur: De schrijver (achternaam en voorletters) De volledige titel van het boek of artikel (cursief) De plaats en jaar van uitgave Enkele voorbeelden: Een boek met meerdere auteurs: Bank J., Vos C., Hendrikus Colijn antirevolutionair, Houten 1987 Een tijdschriftartikel: Boterman F., 'Tussen verzoening en vergelding. Intellectuelen voor en na de Wende' in: Spiegel Historiael 11/12 jaargang 34, 1999, pp Een internetadres (vermeld altijd de héle URL en datum): IOD02: /&p=4&i=2&st= llleg ale%20pamfletten%20en%20brochures&sc=(ispartof%20any%20%27niod02%27)/&colco de=niod02, 7 juni Fout: of Citeren Citeren is het letterlijk overnemen van een stuk tekst. Dit mag wanneer: de tekst niet te lang is èn het citaat tussen aanhalingstekens staat èn de bron op de juiste manier vermeld wordt. Citeer alleen als je een goede reden hebt om iets letterlijk uit een bron over te nemen. Een werkstuk mag nooit bestaan uit aan elkaar geplakte citaten. Hanteer de regel dat je voor iedere regel die je citeert, zelf minstens twee regels toevoegt waarin je het citaat toelicht.

13 Verder moet je er op letten dat je: het citaat overneemt met precies dezelfde woorden als in de originele bron. een citaat altijd op dezelfde manier gebruikt als in de originele bron. De betekenis mag niet veranderen als je het citaat uit zijn oorspronkelijke context haalt. Citaten noteren Stel dat je een citaat wilt gebruiken uit het boek 'Afscheid van Indië' van H.W. van den Doel. Een citaat noteer je in de tekst dan als volgt: " Het zou tot 1947 duren voordat alle voormalige krijgsgevangenen naar Batavia zouden zijn overgebracht" 1 In de bijlage met citaten ziet de notatie er dan zo uit : 1 Doel (2000) 131 Je noteert dus alleen de achternaam van de schrijver, jaar van uitgave en bladzijde (de URL van een internetpagina wel volledig vermelden). Parafraseren Parafraseren is het in eigen woorden weergeven van ideeën of bevindingen van anderen. Dit mag wanneer: duidelijk wordt aangegeven wat van wie wordt overgenomen èn de bron op de juiste manier vermeld wordt. Dit laatste kan op dezelfde wijze als bij een citaat. Je hoeft niet voor alles wat je schrijft een bron te vermelden. Als iets algemeen bekend of aanvaard is kan een bronvermelding achterwege blijven. Als je bijvoorbeeld schrijft dat de Tweede Wereldoorlog in 1939 begint en in 1945 eindigt kun je dat als algemeen bekend veronderstellen en hoef je geen bron te noemen. Het jaar waarin de Koude Oorlog begint staat niet vast, dus als jij je daarvoor op een bron baseert, is het goed die wel te noemen. Neem bij twijfel het zekere voor het onzekere en vermeld de bron. Plagiaat (en fraude) Plagiaat is het overnemen van stukken tekst, ideeën of theorieën van anderen zonder een volledige bronvermelding. Wanneer je dit bewust doet is er feitelijk sprake van fraude, net als wanneer je spiekt tijdens een toets. Duidelijke voorbeelden van plagiaat zijn: Een werkstuk van iemand anders inleveren alsof het je eigen werk is. Korte of lange stukken tekst uit een bron kopiëren zonder de bron te vermelden. Enkele veranderingen in de tekst aanbrengen en het als eigen tekst presenteren. Een onvolledige of incorrecte bronverwijzing geven, zodat de bron niet meer te achterhalen valt. Voor al het bovenstaande geldt: Neem in geval van twijfel contact op met jouw docent of begeleider.

14 Samenvattend Zet een citaat altijd tussen aanhalingstekens en vermeld de bron correct. Je mag teksten van anderen niet aanpassen of parafraseren en het presenteren als eigen werk. Parafraseren is alleen toegestaan als de bron correct wordt vermeld. Bronvermelding moet correct zijn, zodat het gebruik van bronnen controleerbaar is. Maar bedenk vooral dat een werkstuk moet laten zien wat jij kan. Wees TROTS op je EIGEN WERK! Deadline en sanctie De deadline voor het inleveren van het verslag is 21 december Leerlingen die verslag dan niet hebben ingeleverd krijgen 2 punten aftrek voor dit onderdeel van het profielwerkstuk (het verslag telt voor 50% mee binnen het eindcijfer van het profielwerkstuk). Zij krijgen vervolgens nog een week de tijd om het verslag alsnog in te leveren.

15 Het tijdpad Fase 1: Onderwerpkeuze Partnerkeuze, vak en hoofdvraag. Dit moet uiterlijk 05 juli bij Herbert van Efferen bekend zijn gemaakt. In de week daarna wordt vervolgens bekend gemaakt wie jullie gaat begeleiden. Fase 1: Onderwerp bespreken Workshops volgen In juli worden diverse workshops georganiseerd. Ook ga je een oriënterend gesprek aan met je begeleider om je hoofdvraag en eventueel deelvragen en praktische opdrachten te bespreken. Fase 1: Nadere invulling onderwerp Oriënteren. Bronnen/informatie verzamelen. Hoofdvraag of stelling en deelvragen formuleren. Bronnenlijst Plan van aanpak Eerste begeleidingsgesprek in de week van 10 september t/m 14 september. Eerste beoordelingsmoment in de week van 24 september t/m 28 september Fase 2: De uitvoerfase Uitvoeren opdrachten en schrijven verslag Keuze presentatievorm Tweede begeleidingsgesprek 15 oktober t/m 19 oktober Tweede beoordelingsmoment loopt van 5 november t/m 9 november Fase 3: De afrondingsfase Inleveren van het verslag. Uiterlijk 21 december 2018 moet het verslag zijn ingeleverd bij de begeleider. Fase 3: De presentatie! Voorbereiden presentatie. Presentatie op dinsdag 22 januari 2019.

16 Voor vragen en opmerkingen over je profielwerkstuk kun je altijd terecht bij je begeleider of anders bij de coördinator van de profielwerkstukken, Herbert van Efferen. Wanneer je er met deze mensen niet uitkomt kan je terecht bij de afdelingsleid(st)er.

17 Beoordelingscriteria PROCES 20% niveau 0 ontbreekt 0 niveau 1 onvoldoende 1 of 2 niveau 2 voldoende 3 niveau 3 goed 4 niveau 4 excellent 5 eigen initiatief en Neemt Neemt deels Neemt in alle fasen verantwoordelijkheid afwachtende initiatief, maar initiatief en houding aan, stelt zich soms verantwoordelijkheid, komt niet of slecht voorbereid naar begeleidings- gesprekken. (komt afspraken slecht na) afwachtend op, geeft zelf signalen af geeft weinig signalen af als het niet goed gaat. als het niet goed gaat. (komt afspraken na) samenwerking met Taakverdeling Taakverdeling Taakverdeling (medeleerling en) is niet gelijkwaardig. gelijkwaardig en begeleiders gelijkwaa rd ig Samenwerking leerlingen werken als en/of er is verloopt naar een team: vullen onenigheid behoren. elkaar aan en tussen stimuleren elkaar. groepsleden. reflectie op het leren Logboek is Logboek is Logboek is aanwezig, / logboek (wat heb ik oppervlakkig aanwezig, er is goede reflectie op het gedaan? wat ging ingevuld: er is enige reflectie eigen leren: er wordt goed? wat kan beter aangegeven aanwezig op de namelijk aangegeven en hoe? wanneer wat eigen aanpak, wat er is geleerd. is gedaan en door wie. maar die gaat niet veel verder dan wat er feitelijk goed en fout is gegaan.

18 INHOUD 50% niveau 0 ontbreekt 0 niveau 1 onvoldoende 1 of 2 niveau 2 voldoende 3 niveau 3 goed 4 niveau 4 excellent 5 hoofd- en Hoofd- en Hoofd- en Zowel de hoofd- deelvragen deelvragen zijn deelvragen zijn en deelvragen onduidelijk duidelijk zijn duidelijk geformuleerd geformuleerd geformuleerd en en/of de en/of deelvragen de deelvragen deelvragen geven geven een geven een geen volledig volledig volledig antwoord op de antwoord op de antwoord op de hoofdvraag. hoofdvraag. hoofdvraag. consistentie en Delen ontbreken Alle onderdelen Alle onderdelen helderheid in opzet: en/of vertonen zijn aanwezig en zijn aanwezig en inleiding (motivatie, weinig of geen vertonen een vertonen een aanpak), hoofddeel, conclusie samenhang en/of behoorlijke redelijke samenhang goede samenhang (samenvatting, onevenwichtigheid (inleiding en (inleiding en onderbouwd conclusie sporen conclusie sporen antwoord op met elkaar, in de met elkaar, in de hoofd- en conclusie wordt conclusie wordt deelvragen, vooral informatie alleen informatie daarmee gebruikt die in de gebruikt die in de samenhangende vooruitblik), deelvragen naar voren is gekomen) deelvragen naar voren is gekomen). denkniveau Beschrijving, Voornamelijk Goede beschrijving / analyse en/of (juiste) verhouding analyse / evaluatie evaluatie beschrijving, tussen (eigen, ontbreken of zijn summiere beschrijving, onderbouwde mening) van onvoldoende kwaliteit. analyse en evaluatie. analyse en evaluatie en deze zijn van goede kwaliteit. denkwijzen van het De vak- Van het vak is de Van het vak is de vak (de aanpak en benaderings- benaderingswijze benaderingswijz denkwijzen die wijzen zijn niet of enigszins en herkenbaar kenmerkend zijn nauwelijks herkenbaar en en juist voor het vak) herkenbaar. juist toegepast. toegepast.

19 INHOUD (vervolg) niveau 0 ontbreekt 0 niveau 1 onvoldoende 1 of 2 niveau 2 voldoende 3 niveau 3 goed 4 niveau 4 excellent 5 gebruikte bronnen Er zijn Er zijn een paar Er zijn naast NVT: hoeveelheid voornamelijk relevante relevante en de kwaliteit oppervlakkige populair- populair-weten- bronnen wetenschappelijke schappelijke gebruikt, zoals bronnen gebruikt. bronnen ook Wikipedia en primaire bron(nen) eenvoudige gebruikt/ bronnen scholierensites van een meer wetenschappelijk niveau. illustraties, tabellen, Slordig, Redelijk helder, Helder, verzorgd grafieken (alleen onduidelijk en/of verzorgd en en hebben een indien van hebben geen hebben voldoende heldere relatie met toepassing) heldere relatie relatie met het het betoog. In de met het betoog. betoog. In de tekst tekst wordt wordt verwezen verwezen naar de naar de illustraties illustraties etc. etc. Controleer- De lijst met De lijst met De lijst met baarheid bronnen, de bronnen en de bronnen en de bronvermeldinge n (noten) is niet bronvermeldingen (noten) zijn bronvermeldingen (noten) zijn compleet en/of redelijk correct en correct en zijn niet correct duidelijk. duidelijk. en/of onduidelijk. De onderzoeks- De onderzoeks- methode is methode is goed De onderzoeks- enigszins verantwoord. methode is nauwelijks of niet verantw oor d. verantwoord. originaliteit/ eigen werk Er is een grote mate van 'knip- Er is een weinig originele Er is een originele vraagstelling en en-plakwerk'. vraagstelling en aanpak en er is aanpak en er is een redelijke mate van 'eigen werk'. duidelijk sprake van 'eigen werk'.

20 INHOUD (vervolg) niveau 0 ontbreekt 0 niveau 1 onvoldoende 1 of 2 niveau 2 voldoende 3 niveau 3 goed 4 niveau 4 excellent 5 taalgebruik Taalgebruik is niet Taalgebruik is Taalgebruik is erg helder, er is tamelijk helder, helder, vertoont sprake van redelijk vertoont slechts vrijwel geen stijl- wat stijl- en weinig stijl- en en spelfouten, spelfouten, spelfouten, vertoont eigen taalgebruik is vertoont eigen stijl stijl van de (vanwege knip- en van de leerling, leerling, goede plakwerk) weinig redelijke zinsbouw. consistent. zinsbouw. verzorging Een of meer Alle onderdelen Alle onderdelen (voorblad, onderdelen zijn aanwezig en zijn aanwezig en inhoudsopgave, ontbreken, zijn redelijk functio nee l. paginanummers, slordig of niet functioneel. alinea-indeling, functioneel. bladspiegel, mapje, lettertype)

21 PRESENTATIE 30% niveau 0 ontbreekt 0 niveau 1 onvoldoende 1 niveau 2 voldoende 3 niveau 3 goed 4 niveau 4 excellent 5 houding leerling heeft leerling heeft een de leerling staat een passieve redelijk actieve actief, enthousiast houding. en/of enthousiaste en met houding. zelfvertrouwen voor het publiek. mondeling leerling leest leerling De leerling vooral voor presenteert vooral presenteert vooral vanaf papier of uit zijn hoofd en uit zijn hoofd en het scherm. brengt de brengt zijn Taalgebruik past boodschap boodschap in niet bij de verstaanbaar of in eigen woorden leerling en/of eigen woorden over en is goed de leerling is over. verstaanbaar. slecht verstaanbaar. structuur Verhaallijn is De presentatie is De presentatie is niet logisch. logisch goed en helder Verband tussen opgebouwd. De opgebouwd: de hoofdvraag, hoofdvraag wordt stapsgewijs wordt verschillende beantwoord. de hoofdvraag deelvragen en De duur van de beantwoord, bij conclusie presentatie is een deelvraag ontbreekt (regelmatig). passend. wordt het verband tot de hoofdvraag en andere deelvragen duidelijk. De duur van de presentatie is passend. betrokkenheid Er is weinig Er is enige De leerling toont interactie met interactie met het interactie met het het publiek: publiek. publiek: stelt stelt geen vragen, kijkt het publiek nauwelijks aan. vragen, gebruikt reacties binnen presentatie, beantwoordt vragen adequaat.