Veiliger en mooier dankzij klimaatbuffers

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Veiliger en mooier dankzij klimaatbuffers"

Transcriptie

1 1

2 Veiliger en mooier dankzij klimaatbuffers Redactioneel Schone schijn aan bittere noodzaak verbinden kan een levensmotto zijn, maar niet ons motto als het over klimaatbuffers gaat. Natuurlijk, wij zijn betrokken en bevlogen en onze kijk op klimaatbuffers is misschien een tikkeltje te enthousiast, maar oordeel vooral zelf. Waar natuur en veiligheid elkaar nodig hebben, kan iets moois ontstaan. Dat is het sterke van het concept klimaatbuffers. Zeven natuurorganisaties verenigd in de coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers spannen zich in om natuurwinst te realiseren bij projecten die onze steden en het landelijk gebied weerbaarder maken tegen klimaatverandering. We zijn nu halverwege, een mooi moment om terug en vooruit te kijken. Na een korte inleiding die een definitie van klimaatbuffers geeft, gaat De Vriend in op een belangrijk achterliggend ontwerpidee: bouwen met de natuur. Talsma zoekt antwoorden op de vraag waarom waterschappen nog niet in alle gevallen klimaatbuffers omarmen. En Roncken buigt zich over weer een ander aspect van klimaatbuffers: de esthetiek en schoonheidsbeleving ervan. De variatie van klimaatbufferprojecten wordt geïllustreerd aan de hand van vier casussen. Van Slobbe et al. bespreken de zachte zandmotor, een nieuwe vorm van kustbescherming langs de Friese IJsselmeerkust. Gooijer & Dijk presenteren een al bijna klassieke klimaatbuffer, de hoogwaterberging in Groningen, die al voor gereedkoming moest worden ingezet. De ontwikkelingen rond de Grensmaas, een klimaatbuffer avant la lettre, die grindwinning, veiligheid, natuur en toerisme combineert, worden besproken door Meertens. En Van Loon et al. tonen aan dat door waterconservering en infiltratie met extern water de sponswerking van droge zandgronden op De Stippelberg hersteld kan worden en dat natuurwaarden toenemen. Goede condities voor natuurontwikkeling ontstaan niet automatisch. Smolders et al. noemen de biogeochemische randvoorwaarden waarmee rekening moet worden gehouden bij de aanleg van klimaatbuffers. In Op Pad neemt Overmars ons mee naar de Emmels, een zijrivier van de Amel/Amblève waar een deel van ons Maaswater aan de bron wordt geborgen. Vlieg ten slotte maakt de balans op. Volgens hem is er alle reden voor bestuurlijk Nederland en de maatschappelijke partners om de combinatie water/ natuur stevig te omarmen en te zorgen voor een structurele aanpak. We hopen met dit themanummer te inspireren en ook discussielijnen uit te zetten voor een verdiepend debat en zijn benieuwd naar uw reacties bijvoorbeeld via het WLO-forum op LinkedIn. Het vijfde IPCC-rapport van afgelopen herfst mag dan genuanceerder zijn wat betreft onzekerheid en foutenmarges, de projecties voor de komende decennia zijn er niet wezenlijk door veranderd. Investeren in klimaatbuffers is geen weggegooid geld, maar loont juist. Dit themanummer is geïnitieerd en mede mogelijk gemaakt door de coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers en de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (Stowa). MARJOLEIN STERK, MARIEKE REISINGER, CAROLINE VAN DER MARK & JAN VERMAAT (GELEGENHEIDSREDACTIE) 2 Landschap 30(4) 159

3 Forum Klimaatbuffers: wat bedoelen we eigenlijk? JAN VERMAAT, MARJOLEIN STERK, MARIEKE REISINGER & CAROLINE VAN DER MARK Prof. Dr. Ir. J.E. Vermaat sectie Aarde en Economie, Faculteit der Aard- en Levenswetenschappen, Vrije Universiteit, De Boelelaan 1105, 1081 HV Amsterdam Ir. M. Sterk ARK Natuurontwikkeling en Milieusysteemanalyse, Wageningen Universiteit Drs. M. Reisinger ARK Natuurontwikkeling Ir. C. van der Mark ARK Natuurontwikkeling Klimaatbuffers zijn bedoeld om stad en land te beschermen tegen klimaatverandering. Maar klimaatbuffers gaan ook over natuurlijke oplossingen en meer kansen voor natuur en landschap. De coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers, een coalitie van zeven natuurorganisaties, zag de mogelijkheden en ging samenwerken met waterbeherend Nederland om natuurwinst te realiseren bij concrete inrichtingsprojecten die ons land klimaatbestendiger moeten maken. Dit themanummer brengt voorbeeldprojecten, opinie en verdieping bij elkaar om te onderstrepen dat dit nodig is en ook werkt. In 2008 komt het advies van de Deltacommissie onder voorzitterschap van Cees Veerman uit (Deltacommissie, 2008). Aanleiding is de klimaatverandering. Het rapport brengt door haar urgentie een schok teweeg onder waterbeheerders. De Deltacommissie zet zwaar in op duurzaamheid en natuurlijke oplossingen. Tegelijkertijd wordt het politieke klimaat voor natuurbeleid steeds guurder, culminerend in de ijstijd onder Bleker. Er moet iets gebeuren. Een coalitie van Wereld Natuur Fonds, de 12 landschappen, Natuurmonumenten, Vogelbescherming Nederland, Staatsbosbeheer, ARK Natuurontwikkeling en de Waddenvereniging ziet kansen in klimaatbuffers en zoekt de samenwerking met waterbeherend Nederland. Klimaatverandering in Nederland betekent: hogere temperaturen, meer neerslag in de winter en minder in de zomer, maar wel in heftiger extremere buien (onder meer Van den Hurk et al., 2006). Voor het waterbeheer betekent dit sterk fluctuerende afvoeren, terwijl ook de zeespiegel blijft stijgen. Die afvoeren passen lang niet altijd in het bestaande watersysteem, dus daar ligt de uitdaging en ook de kans voor mooie combinaties van meer waterberging, betere oeverbescherming en meer natuur, kortom voor natuurlijke klimaatbuffers. Andriessen et al. (2007)definiëren die als volgt: ruimtelijke oplossingen in de vorm van natuurlijke landschapsvormende processen die stad en land beter weerbaar maken en meer veerkracht geven (dus een buffer creëren) tegen klimaatverandering, waarbij bestaande functies zoveel mogelijk worden beschermd en gewaarborgd (primaire werking) en kansen ontstaan voor nieuwe functies (secundaire werking). De coalitie kreeg voor dit concept de handen op elkaar en verzekerde zich voor zeven jaar van financiering door het toemalige ministerie van VROM en een netwerksecretariaat (klimaatbuffers.nl). Die periode is nu bijna ten einde; tijd om terug en vooruit te kijken. Dit nummer van LANDSCHAP maakt de tussentijdse balans op. De gepresenteerde projecten laten een staalkaart zien van gerealiseerde kansen, maar ook van leren in de praktijk, door vallen en opstaan. Voor alle projecten van de coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers, gereed, in uitvoering, of voorbereiding, zie figuur 1. Overal in Nederland waar door klimaatverandering waterproblemen dreigen, zijn ook kansen voor natuurherstel. Belanghebbende partijen moeten vaak nog wel overtuigd worden, want het is niet meteen vanzelfsprekend dat natuurdoelstellingen, of een plaatselijke passende en esthetische oplossing wordt meegenomen in het ontwerpproces. Bij kansen voor natuur kan bijvoorbeeld gedacht worden aan: meer moeras- en watervogels in noodbergingspolders, meer bloemplanten in hooilanden, moerassen langs oevers van hermeanderde beken en dus ook meer insecten, vogels en vissen, meer ruimte voor dispersie van plant en dier langs ruimere groenblauwe corridors, en dus ook een hogere overlevingskans voor rode lijstsoorten. Het is pure winst als klimaatbuffers naast veiligheid ook bij 160 Landschap 30(4)

4 dragen aan behoud en misschien zelfs toename van de biodiversiteit. Een kaart (figuur 1), artikelen en foto s in LANDSCHAP of een virtuele excursie via Google Earth geven natuurlijk maar een beperkte kijk op klimaatbuffers. Zelf een kijkje nemen is overtuigender. Tim Brockhoff deed dat en onderzocht voor zijn masterscriptie de betalingsbereidheid voor het rivierherstel langs de Regge (Brockhoff, 2013). Hij paste een ecosysteembenadering toe en vond dat het Reggedal, ingericht als klimaatbuffer, een waarde heeft van zo n 5800 ha -1 j -1. In de oude situatie was dat 3800 ha -1 j -1. De gerealiseerde meerwaarde zit voor een deel in een verlaagde overstromingskans benedenstrooms, maar vooral in de toegenomen waarde van het toerisme dat op het (herstelde) landschappelijk schoon afkomt. Maar er zijn ook plekken waar de baten minder groot zijn, de publieke acceptatie geringer en de uitvoering moeizamer verloopt. Ook die worden in dit themanummer beschreven. Literatuur Andriesse, L.A., G.J. Akkerman, T. van den Broek, P.G.H. Vos, D.C.A.M. Martens, P.F.A. Stroeken & R. Speets, Natuurlijke klimaatbuffers voor een klimaatbestendiger Nederland, een definitiestudie. Rotterdam. Royal Haskoning i.o.v. Natuurmonumenten, Waddenvereniging, Staatsbosbeheer, Vogelbescherming Nederland en ARK Natuurontwikkeling. Brockhoff, T., River restoration along the Regge, a comparative analysis of the effects of river restoration on the valuation of ecosystem services. MSc thesis Environmental Resource Management. Amsterdam, VU. Deltacommissie, Samen werken met water; een land dat leeft, bouwt aan zijn toekomst. Hurk, B. van den, A. Klein Tank, G. Lenderink, A. van Ulden, G.J. van Oldenborgh, C. Katsman, H. van den Brink, F. Keller, J. Bessembinder, G. Burgers, G. Komen, W. Hazeleger & S. Drijfhout, KNMI Climate Change Scenarios 2006 for the Netherlands. KNMI Scientific Report WR Figuur 1 alle projecten van de coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers. Strategische projecten leveren een bijdrage aan cruciale ruimtelijke ontwikkelingsprojecten in ons land en brengen zo het denken in de lijn van natuurlijke klimaatbuffers onder de aandacht. Klimaatbuffers: wat bedoelen we eigenlijk? 161

5

6 Bouwen met de natuur, meer dan woorden Forum Bouwen met de natuur is het realiseren van (waterbouwkundige) infrastructuur in harmonie met de natuurlijke omgeving. Waar mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt van de dynamiek en het adaptieve vermogen van die omgeving en worden tegelijkertijd nieuwe kansen voor natuur gecreëerd. Daardoor lopen de belangen van economie, welzijn en duurzaamheid parallel en kunnen ze elkaar versterken. Dit artikel laat aan de hand van een aantal voorbeeldprojecten zien hoe dit aansluit bij de klimaatbufferbenadering. Langetermijnontwikkelingen als klimaatverandering, zeespiegelstijging en herschikking van macro-economische verhoudingen zullen onvermijdelijk leiden tot aanpassing van de civieltechnische infrastructuur, zoals het stelsel van waterkeringen, wegen, vaarwegen en havens. Het continue karakter van deze veranderingen maakt het nodig daarbij niet alleen te streven naar kosteneffectiviteit en duurzaamheid, maar ook naar aanpassingsvermogen aan geleidelijk veranderende omstandigheden. Door natuur deel te laten uitmaken van een waterbouwkundige constructie is het in bepaalde gevallen mogelijk dat aanpassingsvermogen te realiseren. Dit is in lijn met de klimaatbufferbenadering: natuurlijke processen de ruimte geven en daarmee adaptief vermogen creëren en via meekoppeling van functies maatschappelijk rendement (CNK, 2012). De natuur kan ook helpen bepaalde waterbouwkundige doelen te bereiken door bijvoorbeeld vegetatievorming voor een waterkering (golfdemping) of door het ontstaan van schelpdierbanken (erosiebeperking). Door gebruik te maken van natuurlijke krachten kan een betere inpassing van waterbouwkundige ingrepen in de natuurlijke omgeving bereikt worden. Daarnaast kunnen natuurlijke componenten die deel uitmaken van waterbouwkundige constructies andere nuttige functies vervullen, samen te vatten onder de noemer ecosysteemdiensten. Zo produceert een oesterrif vermarktbare oesters en oevervegetatie biomassa die kan worden omgezet in energie of veevoer. Ook bieden deze systemen mogelijkheden voor recreatie en een habitat voor een grote verscheidenheid aan ander leven. Na een korte beschrijving van het innovatieprogramma Building with Nature (BwN) wordt een aantal projecten gepresenteerd waarin het principe van bouwen met de natuur is toegepast en zal ik laten zien hoe deze aansluiten bij de klimaatbufferbenadering. Building with Nature De basis van building with nature was al eerder gelegd door pioniers als McHarg (1969) en Waterman (2008). Het innovatieprogramma BwN ( ), zie ecoshape.nl en De Vriend & Van Koningsveld (2012), heeft hun ideeën opgepakt, verder doorontwikkeld, in een aantal grootschalige experimenten getoetst en geschikt gemaakt voor bredere praktische toepassing. Het BwN-programma is uitgevoerd door het EcoShapeconsortium, een groep van aannemers, ingenieursbureaus, kennisinstituten en universiteiten met steun, in cash en kind, van de overheid. Om te leren in de praktijk heeft BwN aansluiting gezocht bij een aantal lopende initiatieven, zoals de Zandmotor Delfland en de Proefsuppletie Galgeplaat in de Oosterschelde. Daarnaast heeft EcoShape zelf (deels in samenwerking met de coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers) een aantal kleinschalige experimenten opgestart en praktijkprojecten van consortiumpartners geanalyseerd. Er zijn negentien vanuit het programma gefinancierde promotieonderzoeken uitgevoerd om een aantal meer fundamentele kennisleemten op te vullen. De vertaling naar bredere toepasbaarheid heeft geleid tot een wiki-achtige HUIB DE VRIEND Prof. Dr. Ir. H.J. de Vriend Directeur Stichting EcoShape, Building with Nature, Burgemeester de Raadtsingel 69, 3311 JG Dordrecht Foto Barend Hazeleger bvbeeld.nl. Landschap 2013/4 163

7 Figuur 1 Zandmotor Delfland op 11 juli 2011 (links) en 27 maart 2013 (rechts). In de tussentijd is de meest zeewaartse punt over 143 meter teruggeschreden, en is er 1,6 miljoen m 3 zand van de suppletie afgegaan, terwijl strand en duinen met 1,1 miljoen m 3 zijn gegroeid. (Foto: rws.nl/). Figure 1 Delfland Sand Engine at July 11, 2011 (left) and at March 27, 2013 (right). In the meantime the furthest point in sea has regressed with 143 meter and 1.6 million m 3 of sand has vanished from the sand nourishment while seashore and dunes have grown with 1.1 million m 3. (Photo: beeldbank.rws.nl/) handleiding, vrij toegankelijk via de EcoShape-website, met onder meer een beschrijving van de principes van bouwen met de natuur, toepassingsvoorbeelden, gereedschappen, kennispagina s, lesmateriaal en bouwstenen voor toepassing van het concept. Bovendien is samen met Deltares en de TU Delft een laagdrempelig systeem ontwikkeld dat vrije toegang biedt tot een schat aan gegevens en modellen: OpenEarth (openearth.nl). Pilot Zandmotor De Zandmotor Delfland (figuur 1, zie ook Mulder & Tonnon, 2010), een initiatief van de provincie Zuid- Holland en Rijkswaterstaat, is een experiment om na te gaan of het lokaal aanbrengen van een grote hoeveelheid zand op de onderwateroever een alternatief is voor het onderhouden van een zandige kust met herhaalde, kleinschaliger suppleties zoals tot nu toe de praktijk is. Onafhankelijk van de wijze van suppleren, klein- of grootschalig, draagt het gesuppleerde zand aantoonbaar bij aan duinvorming (Arens et al., 2010). Ook is al duizenden jaren geleden, bij een zeespiegelstijging die veel sneller ging dan nu, gebleken dat de Hollandse kust dankzij voldoende beschikbaarheid van zand in staat was de zeespiegel te volgen en zelfs aan te groeien (Beets & Van der Spek, 2000). De conclusie is dan ook dat een zandige kust, die via suppleties over voldoende zand beschikt, de zeespiegel kan volgen en werkt als klimaatbuffer. Aan de huidige praktijk van repeterende kleinschalige suppleties kleven enkele nadelen, zoals herhaalde verstoring van het kustecosysteem en een geleidelijke, onnatuurlijke versteiling van het kustprofiel. Bij het suppleren van grote hoeveelheden tegelijk op één plek profiteert een groter deel van het kustprofiel en wordt het zand door golven, getij en wind op en natuurlijker manier over onderwateroever, strand en duinen verdeeld. Bovendien zal de eenheidsprijs van het zand in dat geval lager zijn en kan de aannemer het aanlegproces beter optimaliseren. Naast de verspreiding van het zand door natuurlijke processen zijn er bijkomende functies, zoals (tijdelijke) ruimte voor recreatie de Zandmotor blijkt een hotspot voor kitesurfers te zijn een grotere diversiteit aan habitats voor pioniervegetatie, voor vis (kinderkamer), voor zeezoogdieren (rustplaats) en op den duur een blijvende verbreding van het duingebied met enkele tientallen meters. Het Zandmotorexperiment moet duidelijkheid verschaffen over de economische haalbaarheid van dit 164 Landschap 30(4)

8 soort megasuppleties, de ecologische effecten ervan en de maatschappelijke waarde van de bijkomende functies. Daartoe is samen met Rijkswaterstaat en met steun van het Europese Fonds voor Regionale Ontwikkeling een uitgebreid monitoringprogramma opgezet en is er onlangs een Perspectiefprogramma van de Technologiestichting STW (twaalf PhD s, drie postdocs) van start gegaan voor de analyse van de gegevens en het omzetten daarvan in elders bruikbare kennis. Pilots Oosterschelde Door de bouw van de stormvloedkering is de getij-amplitude in de Oosterschelde met een derde gereduceerd en was in één klap het doorstroomoppervlak van de geulen te groot voor de resterende eb- en vloedbeweging. De natuurlijke respons is dat geulen zich opvullen met sediment tot opnieuw een passend doorstroomprofiel is ingesteld. Het zand dat daarvoor nodig is komt niet van buitenaf, maar van de platen in het bekken, die daardoor voor een belangrijk deel onder water dreigen te verdwijnen (zie bijvoorbeeld De Vriend, 2004). Dit leidt tot een aanzienlijk verlies aan intergetijdegebied habitat voor een breed scala aan benthische organismen en rijke voedingsgrond voor grote aantallen vogels en tot een grotere aaneengesloten watervlakte met meer strijklengte voor de wind en dus tot verhevigde golfaanvallen op de waterkeringen. Om deze twee redenen wordt geprobeerd de erosie van de platen tegen te gaan. Figuur 2 proefsuppletie Galgeplaat, links: locatie, rechts: overzicht. De lichtgekleurde ring is een voorafgaand aan de suppletie opgeworpen zandkade (diameter 500 m) om weglekken van het materiaal tijdens de suppletie te voorkomen. (Foto: rws.nl/) Figure 2 pilot nourishment Galgeplaat, left: location; right: overview. The light coloured ring shows the embankment built before the nourishment (500 m in diameter) to prevent the sand from slipping away during the nourishment. (Photo: rws.nl/) Figuur 3 oesterrif bij Viane, links: locatie, rechts: effect na 1 jaar. Afmetingen van het aangelegde substraat: 10 x 200 m. Figure 3 oyster reef at Viane, left: location, right: effect after 1 year. Dimensions of the constructed substrate: 10 x 200 m. Bouwen met de natuur, meer dan woorden 165

9 Rijkswaterstaat heeft in 2008 een proefsuppletie uitgevoerd op de Galgeplaat, een grote droogvallende plaat ten zuidoosten van de Zeelandbrug (figuur 2), om na te gaan of dit een effectief middel is om de voortgaande verlaging van de platen tegen te gaan. Vragen die daarbij aan de orde zijn: hoe snel verspreidt het gesuppleerde zand zich over de plaat en hoe snel herstelt het ecosysteem zich in het met zand bedekte gebied? Na vier jaar monitoring, onder andere met videocamera s vanaf een speciaal geïnstalleerde meetpost (Borsje et al., 2012), is duidelijk dat het zand zich maar langzaam over de plaat verspreidt en dat biodiversiteit en biomassa zich in deze vier jaar grotendeels hebben hersteld. Conclusie: deze manier van suppleren helpt om de platen op hoogte te houden, c.q. hun reliëf te herstellen, zonder dat dit blijvende schade aanricht aan het ecosysteem. Een andere methode om oppervlakteverlies en zandtransport van plaat naar geul tegen te gaan is het beschermen van de plaatranden, hetzij via een cascade van lage dammetjes (Rijkswaterstaatpilot Schelphoek), hetzij via het stimuleren van de ontwikkeling van schelpdierbanken (BwN-pilots Oesterriffen), zie figuur 3. De oesterriffen worden geïnitieerd door korven van ijzerdraad op de plaatrand te plaatsen en te vullen met oesterschelpen. Op dit substraat zetten zich jonge oesters vast en vormt zich op den duur een levende oesterbank die de plaatrand beschermt. Uit de eerste (nog niet gepubliceerde) resultaten van de uitgevoerde experimenten blijkt dat het succes van deze methode afhangt van de plaatskeuze. In sommige gevallen zijn de banken zeer effectief, in andere raken ze bedekt met zand, wier en schelpen en vormt zich geen levende oesterbank. Dit illustreert eens te meer dat bouwen met de natuur dient te berusten op een grondige kennis van het systeem waarin gewerkt wordt. Het suppleren van platen is eerder een onderhoudsmaatregel dan het creëren van een zichzelf aan veranderende omstandigheden aanpassend systeem en daarom wellicht niet aan te merken als een klimaatbuffer. Levende oesterriffen komen daar dichter bij, omdat die wel degelijk het beoogde aanpassingsvermogen hebben. Beide experimenten leren ons echter wel hoe deze waardevolle intergetijdegebieden kunnen worden behouden bij versnelde zeespiegelstijging in combinatie met een tekort aan zandaanvoer vanuit de geulen. Nieuwe toepassingen zijn voorzien bij de Oesterdam (in de ontwerpfase en samen met Rijkswaterstaat en de coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers) en de Roggenplaat (in de initiatieffase en in samenwerking met Rijkswaterstaat en Natuurmonumenten). Ondiepe vooroevers Dijken die onderhevig zijn aan golfaanvallen moeten extra hoog zijn om golfoverslag een bedreiging van de stabiliteit van de dijk te beperken. Dat zijn dure dijken die veel ruimte in beslag nemen, want een hogere dijk is ook breder. Bij elke aanscherping van de maatgevende condities (waterstand, golfaanval) moet zo n dijk bovendien verder worden verhoogd. Het aanleggen of stabiliseren van een ondiep, bij voorkeur begroeid voorland kan hier uitkomst bieden (onder meer Van der Wal et al., 2011). Ondiepte en vegetatie werken beide golfremmend en beperken dus de golfaanval op de dijk. Als er voldoende zand of slib in het water zit, zal de vegetatie bovendien sediment invangen en zo in staat zijn een geleidelijke stijging van de gemiddelde waterstand te volgen. Daarnaast kunnen allerlei andere functies meekoppelen, zoals recreatie, natuurontwikkeling en ecosysteemdiensten. Het systeem is dus in bepaalde mate adaptief en multifunctioneel en in die zin aan te merken als klimaatbuffer. De Friese IJsselmeerkust is een voorbeeld 166 Landschap 30(4)

10 van een gebied, waar zo n situatie van nature voorkomt. De voormalige Zuiderzeekwelders hebben zich ontwikkeld tot rijke zoetwaterwetlands die de achterliggende dijk beschermen tegen golfaanvallen, zie Van Slobbe (dit nummer). Aanleg van een ondiep voorland wordt overwogen voor de westelijke Markermeerdijk (figuur 4, links). Het is de vraag of deze dijk, die op een dikke, slappe veenlaag ligt, zomaar verder kan worden verzwaard. Binnendijks is er bovendien op veel plaatsen nauwelijks ruimte voor verbreding, en verhoging is bezwaarlijk voor de vele dijkhuizen. Buitendijks is er ruimte en, in het Markermeer, genoeg slib beschikbaar (zie onder meer Scheffer, 2005). Of deze oplossing er komt is nog onduidelijk, omdat de huidige financiële situatie alleen alternatieven toelaat die bewijsbaar goedkoper zijn dan een traditionele aanpak. De onzekerheden die nu eenmaal samenhangen met een nieuwe aanpak werken dan tegen. Een ander voorbeeld is de dijk van de Prins Hendrikpolder, deel van de zuidpunt van Texel (figuur 4, rechts). Deze Waddenzeedijk is afgekeurd en zou moeten worden opgehoogd. Momenteel wordt een zandig alternatief overwogen, met een ondiepe vooroever en een duinrichel voor de dijk. Ook langs de Fries-Groningse Waddenzeekust zouden ondiepe voorlanden, bijvoorbeeld op basis van de al aanwezige kwelders, een alternatief kunnen zijn voor het verder versterken van dijken. Een punt van aandacht bij dit soort alternatieven is, dat ze dan ook moeten worden meegenomen in de toetsing van de waterkeringen. Om twee redenen gebeurt dat momenteel meestal niet: (1) onbekend is hoe dat technisch gezien moet (het Voorschrift Toetsing Veiligheid biedt onvoldoende handvatten) en (2) de waterkeringbeheerder heeft geen zeggenschap over de voorlanden en kan de golfdempende functie dus niet garanderen. Hier ligt dus niet alleen een technische maar ook een bestuurlijke en economische opgave. Opschaling Afgezien van een aantal locaties langs de Hollandse kust, zoals de Slufterdam, de Van Dixhoorndriehoek, de Zandmotor, de kustversterking Noordwijk, Marina IJmuiden en de versterking van de Pettemer en Hondsbossche Zeewering, is het principe van bouwen met de natuur vooral toegepast in kleinschalige experimenten, in het kader van het innovatieprogramma BwN, het pro- Figuur 4 ondiepe voorlanden als onderdeel van een waterkering. Links: Prins Hendrikdijk, Texel (foto Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier). Rechts: impressie Oeverdijk Markermeer (Bureau Stroming), Figure 4 shallow foreshore as part of a dike. Right: impression Oeverdijk Markermeer (Bureau Stroming), left: Prins Hendrikdijk, Texel (photo Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier). Bouwen met de natuur, meer dan woorden 167

11 Figuur 5 locaties van projecten waar bouwen met de natuur aan de orde is. Rood: pilots in het kader van het innovatieprogramma BwN, groen: locaties waar een bouwen-met-de-natuur alternatief is toegepast of wordt overwogen. Figure 5 locations of projects building with nature. Red dots: pilots of the innovation program BwN, green dots: locations where building with nature is applied or being considered. gramma Natuurlijke Klimaatbuffers en van het Ecoengineering programma van Rijkswaterstaat. Naarmate die experimenten succesvol zijn, is het van belang de toepassing op te schalen naar de reguliere waterbouwkundige praktijk. Dat proces is momenteel gaande, in de zin dat bouwen-met-natuur wordt overwogen op tal van locaties in Nederland en daarbuiten (zie figuur 5). Daadwerkelijke realisatie stuit echter nog vaak op een voorkeur voor traditionele oplossingen en op hoge prijskaartjes die men koppelt aan onzekerheden. Innovatieve alternatieven lijken en blijken dan al gauw te duur. Ook in internationaal verband vindt het concept van bouwen met de natuur steeds meer weerklank. PIANC, de internationale organisatie voor havens en scheepvaart, propageert Working with Nature (pianc.org/workingwithnature), volgens principes die sterk overeenkomen met die van Building with Nature en die via het Green Infrastructure concept inmiddels ook omarmd worden door de Europese Commissie. De Europese koepelorganisatie van baggerbedrijven EUDA heeft een actieve milieuwerkgroep die bouwen met de natuur propageert. Het US Army Corps of Engineers kent een beweging Engineering with Nature, gebaseerd op natuurontwikkeling via hergebruik van bij baggerprojecten vrijkomende materialen. In Engeland wordt al jaren geëxperimenteerd met managed realignment (zie onder meer Luisetti et al., 2011), het terugleggen van waterkeringen ten behoeve van extra hoogwaterberging, schorontwikkeling en golfdemping. In tropische landen wint het inzicht terrein dat mangrovebossen kunnen dienen als duurzaam element in de kustverdediging (Misdorp, 2011) met de capaciteit zich aan te passen aan zeespiegelstijging. Kortom, bouwen met de natuur slaat ook internationaal aan. Conclusie Uit bovenstaande voorbeelden kunnen we concluderen dat bouwen met de natuur qua concept goed aansluit bij dat van klimaatbuffers. Bovendien is bouwen met de natuur en daarmee het klimaatbufferconcept toegepast op oppervlaktewateren en waterbouwkundige infrastructuur zich aan het ontwikkelen tot een brede, internationale beweging die steeds meer weerklank vindt in de waterbouwkundige praktijk. Daarmee zijn we het stadium van woorden voorbij en komt het er nu op aan dit gedachtengoed waar mogelijk optimaal in te zetten. 168 Landschap 30(4)

12 Literatuur Arens, S.M., S.P. van Puijevelde & C. Briere, Effecten van suppleties op duinontwikkeling. Geomorfologie. Rapportage fase 2, Amsterdam ARENS BSDO, Rapport RAP , 125 pp. Beets, D.J. & A.J.F. van der Spek, The Holocene evolution of the barrier and the back-barrier basins of Belgium and the Netherlands as a function of late Weichselian morphology, relative sea-level rise and sediment supply. Geologie en Mijnbouw/ Netherlands Journal of Geosciences 79 (1): Borsje, B.W., K. Cronin, H. Holzhauer, I. de Mesel, T. Ysebaert & A. Hibma, Biogeomorphological interactions on a nourished tidal flat: lessons learnt from Building with Nature. Terra et Aqua 126: CNK, Natuurlijke klimaatbuffers, kennis en kansen. Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers, Tussenrapportage , 233 pp. Luisetti, T., R.K. Turner, I.J. Bateman, S. Morse-Jones, C. Adams & L. Fonseca, Coastal and marine ecosystem services valuation for policy and management: Managed realignment case studies in England. Ocean & Coastal Management 54: McHarg, I.L., Design with nature. N.Y. Garden City. Published for the American Museum of Natural History [by] the Natural History Press, 197 pp. ISBN X Misdorp, R. (ed.), Climate of Coastal Cooperation, Coastal & Marine Union - EUCC, Leiden, 208 pp. ISBN Mulder, J.P.M. & P.K. Tonnon, Sand Engine : background and design of a mega-nourishment pilot in the Netherlands. In: J. McKee Smith & P. Lynett (eds.). Coastal Engineering Scheffer, M., Ecology of shallow Lakes. Kluwer Academic Press, 357 pp. Slobbe, E. van, A. Klimkowska, H.F. van Dobben & A.P. Wiersma, dit nummer. De zachte zandmotor van de Workumer Buitenwaarden. Landschap 30/4: Vriend, H.J. de, The Eastern Scheldt Barrier: environmentally friendly engineering? In: M. Marco Camena (ed.). Ponencias y Communicaciones, II Congreso Internacional de Ingenería Civil, Territorio y Medio Ambiente. Collegio de Ingenieros de Caminos, Canales y Puertos, Madrid, Spain, p ISBN Vriend, H.J. de & M. van Koningsveld, Building with Nature: thinking, acting and interacting differently. EcoShape, Building with Nature, Dordrecht, 39 pp. ISBN Wal, M. van der, B.G.H.M. Wichman & M.B. de Vries, Verkenning Markermeermoeras en Houtribdijk. Deltares, rapport , 32 pp (zie ook markermeerijmeer.nl ) Waterman, R.E., Integrated coastal policy via building with nature. The Hague. Opmeer Drukkerij, 450 pp. ISBN/EAN Bouwen met de natuur, meer dan woorden 169

13

14 Grensmaas, klimaatbuffer avant la lettre Grensmaas rivierverruiming grindwinning natuurontwikkeling klimaatbuffer De Maas is een regenrivier die razendsnel kan stijgen en flinke wateroverlast veroorzaken. Een aanzienlijk deel van dat water is afkomstig uit de Ardennen. De provincie Limburg die deze vloedgolf als eerste in Nederland opvangt, werkte na de grote overstromingen van 1993 en 1995 voor Zuid-Limburg een vooruitstrevend plan uit: het Grensmaasplan. Het combineert grindwinning met waterveiligheid, natuurontwikkeling en toerisme en voorzag in een klimaatbuffer avant la lettre. Wat behelsde het plan precies en wat komt ervan terecht? HETTIE MEERTENS Drs. M.H. Meertens ARK Natuurontwikkeling, Postbus 21, 6997 ZG Hoog Keppel Het zuidelijk deel van de Limburgse Maas is grotendeels een grensrivier. Ten zuiden van Maastricht vormt ze de grens met Wallonië, en ten noorden van de stad volgt ze 50 kilometer lang de grens met Vlaanderen. Dit Vlaams-Nederlandse traject heet de Grensmaas of Gemeenschappelijke Maas (figuur 1). De Grensmaas is een grillige rivier, vol kronkels en met sterk schommelende waterstanden. De positie van Zuid- Limburg ten opzichte van de Ardennen verklaart het on- Nederlands grote verval: gemiddeld ongeveer een halve meter per kilometer, en maakt dat de Grensmaas een grindrivier is met hoge stroomsnelheid en veel erosiekracht (Schepers, 1995; Van Looy et al., 2006). Van oorsprong had deze dynamische grindrivier een brede bedding. Dit veranderde door de aanleg van zomerdijken in de tweede helft van de negentiende eeuw. Deze persten de Maas in een nauw keurslijf (60 meter breed) om de bevaarbaarheid te verbeteren. Alle inspanningen ten spijt, bleef de Grensmaas als (moderne) scheepvaartroute ongeschikt. Rechttrekken en stuwen waren noodzakelijk, maar niet haalbaar, enerzijds vanwege het grote verval op dit traject, anderzijds vanwege het ontbreken van saamhorigheid tussen beide buurlanden destijds. Zo bleef 50 kilometer van de Limburgse Maas ongestuwd en onbevaarbaar. Het scheepvaartverkeer was aangewezen op de Zuid-Willemsvaart. In de eerste helft van de twintigste eeuw kwamen daar het Albert- en Julianakanaal als vaarwegen bij. Voor het inrichten van de Grensmaas als een natuurlijke klimaatbuffer dat wil zeggen een levende grindrivier, geschikt voor het veilig opvangen van toenemende hoogwaterpieken als gevolg van de klimaatverandering bood (en biedt) deze situatie bijzondere kansen. Ruimte voor de rivier Ofschoon ze voor de moderne scheepvaart geen functie hadden, bleven de zomerdijken langs de Grensmaas in de twintigste eeuw in tact. Voor bescherming van de landbouwgronden waren ze wel degelijk van belang. Ook hadden ze een rol bij het fixeren van de grens tussen Nederland en België. Deze wordt gevormd door de talweg, de lijn die de diepste delen van de rivierbodem volgt. De talweg kan onder invloed van erosie- en sedimentatieprocessen verschuiven. Stevige zomerdijken verhinderen dit. Omdat ze de natuurlijke dynamiek van de Grensmaas in de weg zitten, maakt de rivier korte metten met de zomerdijken bij een stevig hoogwater. Na afloop worden de gaten hersteld met zware breukstenen. En dan is het wachten op het volgende hoogwater. In de jaren negentig klonken de stemmen dan ook steeds luider dat deze manier van rivierbeheer zijn langste tijd had gehad. De rivier moest ruimte krijgen (Schepers, 1995; Geilen et al. 2004) en dat behelsde meer dan alleen het weghalen van knellende zomerdijken. Over 40 kilometer zouden de grindrijke oevers van de Grensmaas grootschalig maar ondiep moeten worden afgegraven. Dat was de nieuwe manier Figuur 1 situering Grensmaas (Jeroen Helmer ARK Natuurontwikkeling, bron: MER Grensmaas, 2003). Foto Rijkswaterstaat/ Maaswerken Grensmaas bij Meers juni 2010, bij een afvoer van minder dan 25 m 3 / seconde. Bij deze lage afvoer is het eiland via een grindrug verbonden met het vaste land. Landschap 2013/4 171

15 Figuur 2 rivierverruiming langs de Grensmaas ten noorden van Maastricht, mei 2012 bij een afvoer van 155 m 3 /sec. Deze of lagere afvoer komt op circa 75 dagen per jaar voor. Op de voorgrond de afgegraven oever bij Borgharen en op de achtergrond (overzijde Maas) de gerealiseerde Boertien-locatie Hochter Bampd (België). Foto: Hettie Meertens, ARK Natuurontwikkeling. van hoogwaterbescherming, grindwinning en natuurontwikkeling langs dit traject van de Maas, zoals daar in Nederland over gedacht werd. De nieuwe koers was geïnspireerd op Plan Ooievaar (De Bruin et al., 1987) en in opdracht van de Provincie Limburg uitgewerkt in het plan: Toekomst voor een grindrivier (Stroming, 1991). In Vlaanderen werden wat betreft hoogwaterbescherming en grindwinning aanvankelijk andere keuzes gemaakt. Of toch winterdijken De Vlaamse kant bleef investeren in winterdijken. Dat was onder meer nodig om het grote mijngebied bij Maasmechelen dat ook nog eens verzakt, te beschermen. Bovendien lagen in het Vlaamse grinddecreet van 1993 de afspraken over grindwinning tot 2005 al helemaal vast. De grindindustrie mocht diepe putten (Maasplassen) graven, wat vanuit het oogpunt van grindwinning efficienter is dan de grootschalige, ondiepe afgraving volgens het Nederlandse Grensmaasplan. Rivierverruiming en ecologisch herstel van de rivier waren geen doelstellingen van het oude grinddecreet (Pedroli et al., 2002; Toebat et al., 2000). Al was in Nederland de keuze gemaakt voor rivierver- ruiming in plaats van winterdijken, ook hier werden na de grote overstromingen van de jaren negentig (ring)- kades aangelegd, verhoogd of verlegd. Dorpen langs de Grensmaas zoals Borgharen, Itteren en Meers hoefden niet onbeschermd te wachten op de uitvoering van het complexe en in voorbereiding zeer tijdrovende Grensmaasplan. De nieuwe kades garandeerden een overstromingskans van minder dan eens per 50 jaar. Rivierverruiming door grindwinning De rivierverruiming volgens het Grensmaasplan (De Maaswerken, 2003) behelst een verbreding van de stroomgeul en een gedeeltelijke verlaging van de weerden (uiterwaarden), zie figuur 2. Het vrijkomende grind is bestemd voor de bouwmarkt (beton, asfalt) en moet de rivierverruiming bekostigen (kostenneutraliteit). Bij de afgraving komt ook vervuilde, onverkoopbare klei vrij, die de Maas in de afgelopen anderhalve eeuw op de grindlagen achter de zomerdijken heeft afgezet. Deze kleiafzetting is te wijten (of te danken) aan de zomerdijken die de natuurlijke patronen en processen van erosie en sedimentatie hebben verstoord (Van Looy & Peters, 2000). Door verder van de Maas vandaan in het winterbed grindputten te graven, ontstaat de ruimte die nodig is om de onbruikbare klei te bergen. De opbrengsten uit deze grindputten helpen eveneens mee om de rivierbeveiliging te bekostigen. Op enkele locaties biedt de Nederlandse oever te weinig plek voor rivierverruiming. Daar vindt dankzij de samenwerking met de Vlaamse overheid de verruiming aan de overzijde plaats. Dit zijn de zogenaamde Boertienlocaties (Toebat et al., 2000). Natuurontwikkeling Na ondiepe afgraving van de oevers volgens het Grensmaasplan kan de rivier weer in haar oude grindbed 172 Landschap 30(4)

16 gaan stromen. Ze kan sediment oppakken en verplaatsen en de riviernatuur nieuw leven inblazen. Er ontstaan grindeilanden, -stranden en -banken, stroomversnellingen, erosiepoelen en -geulen, kwelstromen en sedimentatiepatronen van grind, zand en klei. Rivierdynamiek, spontane vegetatieontwikkeling en begrazing met wild levende kuddes paarden en runderen, alsmede bevers en kleine grazers, zorgen op de oevers voor een mozaïek van pioniervegetaties, bloemrijke graslanden en ruigten, struwelen en ooibos. De afwisselende begroeiing herbergt een rijke fauna. Het gebied nodigt uit tot struinen, kanoën, fietsen en vissen, en geeft een impuls aan het toerisme van Zuid-Limburg. Dat dit beeld van de toekomstige Grensmaas uit het begin van de jaren negentig realistisch was, werd al snel bewezen door de eerste voorbeeldprojecten en de inventarisaties die ARK Natuurontwikkeling vanaf 1990 samen met Nederlandse en Vlaamse natuurorganisatie uitzette (Kurstjens & Schepers, 1995; Van Winden, 2000). Excursies en veldlessen in de voorbeeldgebieden droegen bij aan het draagvlak onder de bevolking (figuur 3). Deze stond aanvankelijk huiverig tegenover nieuwe ontgrindingen en was onbekend met wilde riviernatuur. Proefproject Meers De eerste gebieden waar in de jaren negentig ervaring werd opgedaan met extensieve jaarrondbegrazing en rivierdynamiek, waren meestal locaties met oude of recente grindplassen, die teruggegeven werden aan de natuur. In het Proefproject Meers, dat van liep, testten Rijkswaterstaat/Maaswerken, de Provincie Limburg, Natuurmonumenten en de grindindustrie de verwachtingen van het Grensmaasplan, niet alleen wat betreft natuurontwikkeling en recreatie, maar vooral ook wat betreft hoogwaterbescherming en grindwinning. Bij hoogwater bleek de waterstand met enkele decimeters te dalen. Erosie en sedimentatie leverden gevarieerde patronen in het rivierbed op, en het gebied (45 ha) bleek aantrekkelijk voor planten en dieren (Peters et al. 2007) en voor mensen (figuur 3 en 4). Voortgang in Vlaanderen De Vlaamse voorbeeldgebieden toonden net als de Nederlandse aan dat de natuur positief reageert op rivierdynamiek en extensieve begrazing (Van Braeckel, 2002; Van Looy et al., 2009). Deze resultaten werden een stimulans voor natuurbeheerders, rivierbeheerder en Figuur 3 veldles in Meers. Tussen 2002 en 2013 bezochten meer dan basisschoolleerlingen uit de regio de riviernatuur in Meers. Ook elders langs de Grensmaas ontdekken kinderen (en hun ouders) de wilde riviernatuur. Foto: Jan Janssen. Figuur 4 proefproject Meers, rond De agrarische uiterwaard veranderde na grindwinning in riviernatuur die aantrekkingskracht uitoefent op mens, plant en dier. Foto: Jan Janssen. Grensmaas, klimaatbuffer avant la lettre 173

17 Tabel 1 deelprojecten binnen het Grensmaasproject (van zuid naar noord), omvang en planning (bron: Consortium Grensmaas) overheden om samen aan een natuurlijke, aantrekkelijke en veilige Maasvallei te werken. Sneller dan in Nederland verandert in Vlaanderen het ene na het andere oevertraject in natuur. Relatief kleine projecten, minder complex dan dat ene grote project in Nederland, houden hier de vaart erin. Zomerdijken worden afgegraven voor rivierverruiming en natuur. Boertienlocaties groeien vast aan oude grindwinlocaties en vormen natuurgebieden van honderden hectares. Toekomstige grindwinningen ten slotte staan van meet af aan ten dienste van veiligheid en natuurontwikkeling. Het begin van een grensoverschrijdend rivierpark tekent zich af en Vlaanderen neemt het voortouw bij de ontwikkeling van eco-toerisme in het grensgebied (Regionaal Landschap Kempen en Maasland, 2007). Voortgang in Nederland Het grote Grensmaasproject in Nederland is in 2008 van start gegaan na vijftien jaar van intensieve voorbereidingen. De uitvoering door het Consortium Grensmaas zal ongeveer even lang gaan duren. Volgens de huidige planning is het project vóór 2025 gerealiseerd. De over- Locaties Omvang (ha) Start Oplevering 1 Bosscherveld Borgharen Itteren Aan de Maas Meers Maasband Urmond Nattenhoven Grevenbicht Koeweide Vissersweert Grensmaasproject (NL) stromingskans is dan verlaagd van eens in de 50 naar eens in de 250 jaar en Nederland is 54 miljoen ton grind en ruim hectare nieuwe natuur rijker. Deze hectare maakt deel uit van de in totaal hectare geplande Grensmaasnatuur in Nederland en België. Anno 2013 is in twee Nederlandse uiterwaarden het resultaat van rivierverruiming en natuurontwikkeling te zien, namelijk bij Borgharen en Meers. Locatie Borgharen is tussen 2011 en 2013 afgegraven; de natuurontwikkeling onder leiding van Staatsbosbeheer staat hier nog helemaal aan het begin. En stroomafwaarts van het Proefproject Meers (gereed) heeft de rivierverruiming vanaf 2008 plaats gevonden. Ook de uiterwaarden bij Bosscherveld en Itteren zijn vanaf 2008 aangepakt, maar de werkzaamheden zijn tijdelijk stilgelegd, op de ene locatie vanwege de crisis en op de andere vanwege wenselijke aanpassingen in het ontwerp. In Aan de Maas (gemeente Meerssen) vinden sinds 2012 werkzaamheden plaats en zal de afgraving klaar zijn in Nog zes andere uiterwaarden liggen te wachten op uitvoering (zie tabel 1). Tegenvallers De huidige economische crisis maakt de uitvoering van het Grensmaasproject niet gemakkelijk. De behoefte aan grind de motor van het project is sterk afgenomen. Dit noopte in 2011 tot aanpassingen in het plan. Aan de doelstelling en het tijdpad van hoogwaterbeveiliging is niet getornd, wel aan het tempo van grindwinning; dat is verlaagd. Het natuurbelang kreeg bij de jongste aanpassingen geen aandacht. Voor de ecologische kwaliteit van het project is dit een tegenvaller, temeer omdat tijdens het lange proces van voorbereiding en onderhandelingen ook al concessies ten koste van de riviernatuur moesten worden gedaan. Zo dwong de kostenneutraliteit tot meer grindwinning in enkele uiterwaarden, 174 Landschap 30(4)

18 waardoor er minder grind over is voor het riviersysteem. Een andere concessie is de aanleg van drempels (dammetjes) in de Grensmaas, die het water moeten opstuwen. Vlaanderen wilde deze drempels om verwachte verdrogingseffecten tegen te gaan in waardevolle natte natuur buiten het Maasdal (Nagels et al., 1999). De drempels hebben ongewenste neveneffecten. Ze dempen de karakteristieke laagwaterdynamiek en zetten bovendien een groter deel van de grindbanken gedurende een langer deel van het jaar onder water. In de afgegraven weerd van Itteren is dat nu te zien (zie dwaalfilm.eu/itteren). Waterstand (m + NAP) Meetstation Borgharen-Dorp Hoogwaterbescherming De veiligheidsdoelstelling wordt zonder vertraging vóór 2018 gehaald. Nu al is er sprake van een betere hoogwaterbescherming. Zo had de Maas in 2011 een afvoer van bijna m 3 /seconde die ongeveer één maal in de tien jaar voorkomt. Gemiddeld was de waterstand bij deze afvoer 20 cm lager dan vóór de ingrepen (Maaswerken Nieuws, 2011). Ook lokaal bijvoorbeeld bij Borgharen is de situatie al sterk verbeterd. In januari 2012 was de afvoer van de Maas bijna m 3 /sec. De afgraving van Borgharen was nog niet helemaal gereed, die aan de overkant (Boertienlocatie) wel. De waterstand bij deze afvoer was echter al 75 cm lager dan voor de rivierverruiming, zie figuur 5. Voor het overstromingsgevoelige Borgharen is dit een aanzienlijke verbetering. Terwijl de kans op overstroming in het dorp Borgharen na uitvoering van het Grensmaasproject nog maar eens in de 250 jaar is, zal een groot deel van de uiterwaard na afgraving ieder jaar onder water staan (figuren 6 en 7). Het hoogteverschil tussen de voormalige landbouwuiterwaard en de nu afgegraven Maasoevers bedraagt enkele meters. De verlaagde zone is natuurgebied geworden en kan het water opvangen (figuur 2). Bij figuur 7 dient opgemerkt te worden dat deze alleen rekening houdt met Afvoer St. Pieter (m 3 /s) de rivierverruiming van Borgharen en niet met die langs de Vlaamse kant of verder stroomafwaarts. Deze zorgen voor een verdere verlaging van de waterstanden. Klimaatbuffer avant la lettre De verruimde Grensmaas functioneert als een natuurlijke klimaatbuffer die hoogwaterpieken opvangt. Door de klimaatverandering zullen hoogwaterpieken niet alleen frequenter, maar ook hoger worden (Deltacommissie, 2008; Postma et al., 2006). Op dat laatste is het huidige Grensmaasontwerp niet berekend. Bij het huidige ontwerp zijn de dorpen tenminste beschermd tegen een afvoer van m 3 /sec. Op sommige plekken wordt dit beschermingsniveau ruimschoots gehaald, op andere met moeite. Zo n afvoer komt bij het oude klimaat eens in de 250 jaar voor, een piek van m 3 /sec eens in de 1250 jaar. Rond de volgende eeuwwisseling wordt als gevolg van klimaatverandering een piekafvoer van m 3 /sec eens in de 1250 jaar verwacht (Deltacommissie, 2008). Hogere pieken kunnen langs de Grensmaas tot nieuwe problemen leiden. De vraag is of deze met nog Figuur 5 verwachte waterstanden in Borgharen in 2000, 2011 en 2012, vergeleken met opgetreden waterstanden bij de hoogwaters van 2007, 2010, 2011 en (Bron: Rijkswaterstaat Zuid- Nederland) Grensmaas, klimaatbuffer avant la lettre 175

19 Figuur 6 overstromingskans in en rond Borgharen vóór de rivierverruiming ter plekke (2004). Bron: Rijkswaterstaat/RIZA, 2007; Rijkswaterstaat/WD et al., 2012). 1 x per jaar m 3 /sec 1 x per 5 jaar m 3 /sec 1 x per 20 jaar m 3 /sec 1 x per 50 jaar m 3 /sec 1 x per 100 jaar m 3 /sec 1 x per 250 jaar m 3 /sec Figuur 7 overstromingskans in en rond Borgharen ná de rivierverruiming ter plekke (2012). Bron: Rijkswaterstaat/RIZA, 2007; Rijkswaterstaat/WD et al., 2012). 1 x per jaar 1,350 m 3 /sec 1 x per 5 jaar m 3 /sec 1 x per 20 jaar m 3 /sec 1 x per 50 jaar m 3 /sec 1 x per 100 jaar m 3 /sec 1 x per 250 jaar m 3 /sec meer rivierverruiming opgevangen kunnen worden. Langs de Nederlandse kant is na uitvoering van het Grensmaasproject de limiet aan rivierverruiming wel bereikt. Meer weggraven zou een complete aantasting van rivier, natuur en landschap betekenen. Aan Vlaamse zijde zijn nog wel mogelijkheden bij nieuwe grindwinningen en bij nieuw geplande Boertienlocaties. De Integrale verkenning Maas (Postma et al. 2006) noemt tevens hoogwatergeulen (bypasses door landbouwgebied) als mogelijkheid om extreme pieken in de toekomst op te vangen. Wellicht zullen plaatselijk ook dijkverhogingen opnieuw om de hoek komen kij- ken. Zeker als bovenop de neerslagtoename door klimaatverandering de beschermingsnorm wordt verhoogd naar 1 maal per 500 jaar. Van een hogere norm is sprake in het advies van de Deltacommissie uit 2008 en het daaruit voortgekomen Deltaprogramma. Of het verstandig is om de landschappelijke kwaliteit van de Grensmaasvallei op te offeren aan zulke strenge normen, is een punt van discussie. Een laatste, maar zeker niet minder belangrijk spoor om het Limburgse Maasdal klimaatbestendig(er) te maken is de waterberging bovenstrooms. Deze kan door moeras-, beek- en rivierherstel in de Ardennen aanzienlijk 176 Landschap 30(4)

20 verbeterd kan worden (Van Winden et al. 2003; Postma et al. 2006; Hazeleger & Vermaat, dit nummer). Zoals van goede, natuurlijke klimaatbuffers verwacht mag worden, dragen deze bovenstroomse herstelmaatrege- len niet alleen bij aan de waterberging, maar ook aan het ecologisch herstel en aan de ontwikkeling van (eco) toerisme. Literatuur Braeckel, A. van, Effecten van begrazing op ruigte, grasland en bos langs de Grensmaas. Een eerste indruk op basis van recente beheersmonitoring in Kerkeweerd. Natuurhistorisch Maandblad. Juli Jaargang 91: Bruin, D. de, D. Hamhuis, L. van Nieuwenhuijze, W. Overmars, D. Sijmons & F. Vera, Ooievaar: de toekomst van het rivierengebied. Arnhem. Stichting Gelderse Milieufederatie. Deltacommissie, Samen werken met water. Een land dat leeft, bouwt aan zijn toekomst. Bevindingen van de Deltacommissie p. Geilen, N., F. Klijn, S.A. van Rooij, C. Stegewerns & C.C. Vos, Om de toekomst van het rivierengebied! Themanummer Landschap 22/1. Hazeleger, B. & J.E. Vermaat, dit nummer. Op pad met Willem Overmars in de Ardennen. Nasse Füsse. Landschap 30/4: Kurstjens, G. & F. Schepers, Ontwikkeling van Flora en Fauna in het Zuidelijk Maasdal. Jaaroverzicht Natuurhistorisch Maandblad 84-6/7: p Maaswerken, de, Milieu-effectrapport Grensmaas, Hoofdrapport. Maastricht. De Maaswerken, 364 p. Maaswerken Nieuws, Rijkswaterstaat. Nieuwsbrief, Jaargang 10, Nummer 29, Maart 2011, p. 7 Nagels, K., I. Hoet & K. van Looy, Project Levende Grensmaas; Vlaams voorkeursalternatief. Hasselt. Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 64 p. Peters, B., G. Kurstjens & P. Calle, Maas in Beeld: Proefproject Meers. In: Maas in Beeld tussenrapport Berg en Dal/Beek- Ubbergen. Bureau Drift/Kurstjens Ecologisch Advies. Pedroli, B., G. De Blust, K. Van Looy & S. van Rooij, Setting targets in strategies for river restoration. Landscape Ecology, 17: Postma, R., M. Cals & J. Reuber, Advies Integrale Maasverkenning 2. Rijkswaterstaat Dienst Limburg, 50 p. Regionaal Landschap Kempen en Maasland vzw, Maasvallei... grensverleggend. Onder redactie van Toerisme Limburg en RLKM, 55 p. Rijkswaterstaat/RIZA, De veiligheid van de primaire waterkeringen in Nederland; Achtergrondrapport HR2006 voor de Maas, Thermometerrandvoorwaarden 2006; RWS RIZA Rapport Rijkswaterstaat/WD, Deltares & Rura Arnhem, JAMM2012; Jaarlijkse Actualisatie Modellen Maas Schepers, F.J., Natuurontwikkeling in het Limburgse Maasdal. Achtergronden en stand van zaken. Natuurhistorisch Maandblad, 85-6/7: Stroming, Toekomst van een grindrivier. Hoofdrapport en 10 deelrapporten. Laag-Keppel. Toebat, J., K. Lantmeeters, I. Hoet & H. Gielen, Het Vlaamse project Levende Grensmaas. Natuurhistorisch Maandblad, 89: Van Looy, K., O. Honnay, B. Pedroli & S. Muller, Order and disorder in the river continuum: the contribution of continuity and connectivity to floodplain meadow biodiversity. Journal of Biogeography 33: Van Looy, K., G. Kurstjens & B. Peters, Maas in Beeld. Resultaten van 15 jaar ecologisch herstel. Vlaamse Maasvallei. Van Looy, K. & B. Peters, Bosontwikkeling en Morfodynamiek langs de Grensmaas. Natuurhistorisch Maandblad, 89: Winden, A., van, Een ontdekkingsreis over de Grensmaas. Natuurhistorisch Maandblad. 89: Winden, A., van, W. Overmars & W. Braakhekke Bergen bij de bron. Natuurlijke waterberging in de middelgebergten in het stroomgebied van Maas en Rijn. Studie in opdracht van stichting ARK en Wereld Natuurfonds. Stroming bv., 88 p. Grensmaas, klimaatbuffer avant la lettre 177

21 Forum Waterbeheer en klimaatbuffers: een goede match? MICHELLE TALSMA Ir. M.J.G. Talsma Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer (STOWA), Postbus CD Amersfoort Klimaatbuffers bieden naar het zich laat aanzien goede mogelijkheden om waterschappen behulpzaam te zijn bij het vervullen van hun taken. Toch lijkt er bij de schappen soms schroom te bestaan om met natuurbeheerders, de initiatiefnemers van klimaatbuffers, zaken te doen. Dat heeft vast zijn redenen. In dit forumartikel beschrijf ik de verschillende functies van klimaatbuffers, om na te gaan hoe waterschappen daarvan kunnen profiteren en waarom dat nog niet altijd gebeurt. Ik doe dat vanuit mijn ervaringen als programmacoördinator bij STOWA, de stichting van en voor de waterschappen. Onze opdracht is kennis te ontwikkelen die waterschappen nu en in de toekomst nodig hebben om hun werk goed te kunnen (blijven) doen. Onder het motto dienstbaar en eigenwijs levert STOWA praktisch toepasbare kennis om het beheer beter te doen en stimuleert ze paden (innovaties) die waterschappen nog niet verkend hebben. Waterberging en -levering Waterschappen omarmen zonder schroom klimaatbuffers als bergingsgebied in de periferie van steden. Denk bijvoorbeeld aan de inzet van klimaatbuffer De Onlanden in januari 2012, waardoor de stad Groningen droge voeten hield (Gooijer, dit nummer). Klimaatbuffers, waar de combinatie waterberging en natuur mogelijk is (Runhaar et al., 2004), zijn hiervoor aantrekkelijk. Over klimaatbuffers als waterleveranciers bestaan bij waterschappen wat meer vragen. Eén van de oplossingen die het Deltaprogramma verkent om zoetwatertekorten in de toekomst te voorkomen, is wateropslag in grote bekkens als het IJsselmeer en de optimalisatie van waterinlaat uit grote rivieren. Een andere optie, waar in STOWA-verband onderzoek naar wordt gedaan,is het vergroten van de zelfvoorzienendheid in de regio door het vasthouden en benutten van het neerslagoverschot. Klimaatbuffers, met het Weerterbos en de zoetwatervallei Castricum als bekendste voorbeelden, kunnen hieraan bijdragen. Het voordeel voor de waterschappen is dat er minder water aangevoerd hoeft te worden en er dus minder gesleep met water is, maar de hamvraag blijft: kunnen klimaatbuffers het watertekort voldoende compenseren? Waterschappen zouden over de streep geholpen kunnen worden door helder te krijgen wat de zoetwaterlevering vanuit klimaatbuffers kan betekenen, zodat klimaatbuffers echt als een alternatief voor waterinlaat worden gezien. Waterkwaliteit en natte natuur Waterschappen werken ook aan een goede kwaliteit van water en natte natuur voor de Kaderrichtlijn Water (KRW). Dat is geen eenvoudige opgave; volgens het Planbureau voor de Leefomgeving voldoet slechts een beperkt percentage van de wateren aan de KRW-doelen (Van Gaalen et al., 2012). Het grote knelpunt is vooral de grond in gebruik bij de landbouw met een onnatuurlijk peilbeheer en ontwateringsregiem. Omdat natuurlijke processen de ruimte krijgen en landbouwkundige wensen er minder dringend zijn, mag verondersteld worden dat klimaatbuffers helpen om de KRW-doelstellingen te realiseren. Een voorbeeld is klimaatbuffer De Regge. Daar zitten waterschappen en natuurbeheerders samen aan tafel om voor de KRW afspraken te maken over de gewenste inrichting en het beheer van watersystemen, en dat gebeurt op meer plaatsen (Verdonschot et al., 2012; Schep et al., 2012). Een project als De Regge creëert gunstige randvoorwaarden voor natuur, maar in het herstel van levensgemeenschappen gaat wel enige tijd zitten (Van Hattum & Maas, 2013). Waterschappen hebben dus coalitiegenoten nodig met een lange adem. 178 Landschap 30(4)

22 Veiligheid Hier worden waterschappen onrustig, wanneer klimaatbuffers aan de orde zijn. De strijd tegen het water zit sterk verankerd in de genen en gelukkig maar. De veiligheid van dijken wordt bepaald aan de hand van toetsingscriteria. Natuurlijke processen maken daarvan geen onderdeel uit. Voor waterschappen is het van belang dat natuurlijke oplossingen blijven doen waarvoor ze bedacht zijn. Kunnen biezen de golven op dijken goed dempen, voor altijd of alleen in een jong stadium? Kunnen vooroevers bijdragen aan de veiligheid, ook als het flink stormt of als hoge waterstanden in rivieren dreigen? Dan is de hydraulische ruimte voor vegetaties wellicht beperkt (Querner & Makaske, 2012). Het waterschap wil continu veiligheid kunnen bieden. Om klimaatbuffers als serieuze optie mee te nemen moeten ze toetsbaar worden door een plek te krijgen in het Wettelijk Toetsinstrumentarium (WIT) van Rijkswaterstaat en de toets der kritiek kunnen doorstaan. Lonkend perspectief Klimaatbuffers bieden waterschappen goede mogelijkheden om hun opgaven te vervullen, de ene wat makkelijker dan de andere. Voor waterberging en de KRW liggen ze voor de hand en daar wordt dan ook al samengewerkt met natuurorganisaties, de initiatiefnemers van klimaatbuffers. Voor zoetwatertekorten en waterveiligheid wordt aan elkaar gesnuffeld. Er is nog wat schroom die verhindert dat er echt zaken wordt gedaan. Het zou mooi zijn als de waterschappen hun innovatief vermogen inzetten om te onderzoeken of natuurlijke oplossingen even veilig én even kosteneffectief zijn als de gangbare praktijken (zie ook De Vriend, dit nummer). Als ze dat zijn wordt het ook financieel interessant. Anders blijft het en en: én veilige dijken én vooroevers. Ook moeten vooroevers toetsbaar worden wat betreft veiligheid en zou gekeken moeten worden naar de verdeling van verantwoordelijkheden. Dijken zijn in beheer van waterschappen. Gaan de vooroevers daar ook bij horen? Of blijven deze in het beheer van natuurorganisaties en dragen zij verantwoordelijkheid voor het garanderen van de sterkte van de vooroever? Wat we nodig hebben zijn enthousiastelingen die het lef hebben om gemeenschappelijke doelen te benoemen, de mogelijkheden te verkennen en samen het experiment aan te gaan. Literatuur Gaalen, F. van, F. Kragt, P. van Puijenbroek & M. Vonk, Kwaliteit voor water 2. Evaluatie van het waterkwaliteitsbeleid. Den Haag. Planbureau voor de leefomgeving. Gooijer, J.J. & S. Dijk, dit nummer. Hoogwater in de Onlanden: de praktijk in Groningen. Landschap 30/4: Hattum, T. van & G.J. Maas, Van Recht naar Krom: Onderzoek naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van het beleid voor de (her)inrichting van watersystemen bij waterschap Regge en Dinkel. Wageningen. Alterra. Runhaar, J., G. Arts, W. Knol, B. Makaske & N. van den Brink, Waterberging en natuur; kennisoverzicht ten behoeve van regionale waterbeheerders. Utrecht, STOWA. Schep, S., N. von Meijenfeldt & W. Rip, Flexibel peil, van denken naar doen. Flexibel peilbeheer als maatregel ter verbetering van de waterkwaliteit en bevordering van de oevervegetatie en verlanding. Amersfoort. STOWA Verdonschot, P., A. Besse, J. de Brouwer, J. Eekhout & R. Fraaije, Beekdalbreed hermeanderen: Bouwstenen voor de leidraad voor innovatief beek- en beekdalherstel. Amersfoort. STOWA. Vriend, H.J. de, dit nummer. Bouwen met de natuur, meer dan woorden. Landschap 30/4: Querner, E. & B. Makaske, Verkenning van stromingsweerstanden. De hydraulische ruwheid van enkele natuurlijke uiterwaardvegetaties. Wageningen. Alterra. Waterbeheer en klimaatbuffers: een goede match? 179

23

24 Voorraadvorming door vernatten voorraadvorming vernatten wijstherstel watervoorziening klimaatadaptatie De Stippelberg Door ontginning, ontwatering en bebossing is de sponswerking van de hoge zandgronden aangetast. Het resultaat is een toenemende mismatch tussen watervraag en -aanbod. Onder invloed van klimaatverandering zal de watervoorziening verder verslechteren. Daarom wordt op nationale schaal nagedacht over strategieën om watersystemen robuuster te maken voor variaties in het neerslagoverschot. Het vernatten van droge natuurgebieden kan een onderdeel van dergelijke strategieën zijn. Klimaatverandering leidt naar verwachting tot een versterking van hydrologische extremen. De winters worden gemiddeld natter, terwijl het aantal zomerse regendagen af- en de potentiële verdamping toeneemt (Tank & Lenderink, 2009). Omdat het Nederlandse waterbeheer van oudsher gericht is op het afvoeren van het winterse neerslagoverschot kunnen deze veranderingen een bedreiging vormen voor de continuïteit van de watervoorziening van agrariërs, industrieën en huishoudens (Klijn et al., 2011). Daarnaast is de verwachting dat klimaatverandering de verdroging van natuurgebieden versterkt, zodat de overlevingskansen van bedreigde plantensoorten verder af zal nemen (Bartholomeus, 2009). Maatregelen zijn nodig om deze bedreigingen het hoofd te bieden. Een van de strategieën voor het verhogen van de droogtebestendigheid van Nederland is het inrichten van droge natuurgebieden als klimaatbuffer. Een klimaatbuffer is in dit geval gedefinieerd als een gebied dat in tijden van droogte water levert aan zijn omgeving en daarmee bijdraagt aan de watervoorziening van droogtegevoelige functies als landbouw, of waarden zoals natuur. Het achterliggende mechanisme van dergelijke klimaatbuffers zit verscholen in de fysische eigenschappen van bodems. Bodems kunnen, net als sponzen, water tijdelijk vast houden, zodat het aangevoerd regen- of oppervlaktewater geleidelijk aan de omgeving wordt afgegeven. Deze bufferfunctie kan versterkt worden door actief te sturen in de snelheid waarmee het water wordt afgegeven, of door de bodem te voorzien met extra water. Beide strategieën vereisen dat een stijging van de grondwaterstand in de klimaatbuffer fysisch mogelijk is en past bij de lokale vereisten ten aanzien van de grondwaterstand. Om deze redenen heeft deze vorm van klimaatbuffers vooral in het zuidelijk en oostelijk zandgebied van Nederland potentie, omdat daar uitgestrekte gebieden voorkomen met een diepe grondwaterstand. In 2012 is een Kennis voor Klimaatproject gestart om De Stippelberg (Noord Brabant) als klimaatbuffer in te richten. Dit studiegebied is geselecteerd, omdat er (1) sprake is van watergebrek tijdens het zomerseizoen, zowel in het natuurgebied als in de omliggende landbouwgronden, en (2) de sponswerking van dit verdroogde natuurgebied naar verwachting beter benut kan worden, onder andere vanwege de aanwezigheid van isolerende geologische breuken. De projectuitvoering is een nauwe samenwerking van Waterschap Aa en Maas, Natuurmonumenten, Staatsbosbeheer, Brabant Water (drinkwaterbedrijf), Provincie Noord-Brabant en KWR. In deze bijdrage worden de eerste contouren van de resultaten geschetst. Twee type maatregelen Op hoofdlijnen zijn er twee typen maatregelen die de bufferwerking van droge natuurgebieden kunnen versterken: (1) conserveren en (2) aanvoeren en infiltreren. ARNAUT VAN LOON, MARK JALINK & MARCEL PAALMAN Dr. Ir. A. van Loon KWR Water Cycle Research Institute, Postbus 1072, 3430 BB Nieuwegein Drs. M.H. Jalink KWR Water Cycle Research Institute Dr. M.A.A. Paalman KWR Water Cycle Research Institute Foto Marije Louwsma De Stippelberg Landschap 2013/4 181

25 Ischyps op 28 feb Breuken Wijstgronden Contouren Leem van Asten Figuur 1 topografische ligging van De Stippelberg en de hoofdwaterlopen. De ligging van de wijstgronden is indicatief weergegeven op basis van Meuwissen & Van den Brand (2003). Isohypsen (lijnen van gelijke grondwaterstijghoogte) zijn berekend volgens Bakker et al. (2008). De grondwaterstijghoogte behorend bij elke isolijn is met wit omlijnde getallen weergegeven. Figure 1 topographic map of The Stippelberg forests, including main surface water elements. The topographic position of wijst regions is indicative and derived after Meuwissen and Van den Brand (2003). Isolines of groundwater heads are calculated using an interpolation technique based on time series analysis of groundwater levels and analogue to Bakker et al. (2008). Numbers refer to the groundwater head of each isoline. Conserveren is het verminderen van de waterverliezen uit een gebied, zodat gebiedseigen water langer wordt vastgehouden. Een bekend voorbeeld is het dempen of verontdiepen van sloten om drainageverliezen tijdens het winterseizoen te beperken. Hierdoor stijgt de voorjaarsgrondwaterstand in de klimaatbuffer en de voeding van het oppervlaktewatersysteem tijdens het zomerseizoen. Daarnaast is het kappen van bos om verdampingverliezen te verminderen een waterconserverende maatregel. Een deel van de neerslag blijft dan als grondwater behouden, zodat het later benut kan worden. Genoemde conserveringsmaatregelen zijn succesvol toegepast in onder meer de Chaamse bossen (Tack & Jalink, 2004). Het tweede type maatregel is het actief aanvoeren en infiltreren van water in de bodem. Het aangevoerde water wordt ondergronds opgeslagen en komt als gevolg van de sponswerking van de bodem later in het jaar ten goede aan het oppervlaktewatersysteem. De beschikbaarheid van een kwalitatief geschikte waterbron van voldoende omvang bepaalt of dit soort maatregelen kan worden toegepast. Het concept wordt al decennia lang op grote schaal toegepast door de drinkwatersector. Het primaire doel van de infiltratie door drinkwaterbedrijven is zuivering van oppervlaktewater, maar ze creeren daarmee tegelijkertijd een voorraad waar ze enkele maanden mee vooruit kunnen (Waternet, 2011). Als gevolg van de uiteenlopende doelstellingen van actoren bestaan er verschillende visies op de optimale sponswerking van natuurgebieden. De primaire doelstelling van terreinbeheerders is realisatie van de kenmerkende soortensamenstelling van een gebied. Zij profiteren van een versterkte sponswerking van natuurgebieden indien grondwaterstanden worden verhoogd of gestabiliseerd, en kwelstromen worden hersteld. Agrariërs willen leveringszekerheid van voldoende zoetwater en profiteren van de verbeterde sponswerking van natuurgebieden als een grotere hoeveelheid water tijdens het groeiseizoen beschikbaar komt. Voor hen is de waterkwaliteit minder belangrijk dan voor natuurbeheerders en zij stellen dan ook minder eisen aan de kwaliteit van de waterbron. Geografie en ontstaansgeschiedenis De Stippelberg ligt in het oosten van de provincie Noord- Brabant, op de Peelhorst, nabij de overgang naar de Centrale Slenk (figuren 1 en 2). Er is één watervoerend pakket dat bestaat uit goed waterdoorlatende, grove en grindrijke zanden van o.a. de Formatie van Veghel. Daarboven liggen matig waterdoorlatende dekzanden en stuifduinen met een dikte van één tot enkele meters (Geensen & Schouten, 2003, figuur 2). In dit gebied komen een aantal geologische breuken voor, waarvan de Peelrandbreuk de bekendste is (figuur 1). Deze breuken zijn als gevolg van versmering en de afzetting van ijzeroer (figuur 3) tot op grote diepte slecht waterdoorlatend. Hierdoor wordt horizontale grondwaterstroming 182 Landschap 30(4)

26 Centrale slenk Peelhorst in westelijke richting door de goed waterdoorlatende zandlagen belemmerd, zodat een deel van het grondwater zijn weg omhoog zoekt en over, of door, de breuk wegstroomt. Dit levert het typische wijstverschijnsel op: de topografisch hoog gelegen gebieden ten oosten van de breuken (bovenstrooms) zijn nat en ontvangen kwel, terwijl de laag gelegen gebieden ten westen van de breuken droog zijn en water verliezen door infiltratie. Dit uit zich ook in de chemische kwaliteit van het oppervlaktewatersysteem. Op plaatsen waar oppervlaktewater een breuklijn passeert neemt o.a. de ijzerconcentratie sterk toe en kleurt het water roodbruin (Bonte et al., 2007). Vanwege de uniekheid van deze verschijnselen en de daarmee samenhangende aardkundige waarden, water- en natuurkwaliteit, worden deze wijstverschijnselen op diverse niveaus beschermd (Meuwissen & Van den Brand, 2003). De Stippelberg wordt doorsneden door de Milheezebreuk, een aftakking van de Peelrandbreuk. Deze breuk is plaatselijk zichtbaar, maar grotendeels bedekt met stuifduintjes, de zogenaamde stippels waar het natuurgebied haar naam aan dankt. De wijst ter plekke heeft hierdoor een unieke vorm. De breuk veroorzaakt weliswaar opstuwing van grondwater, maar de kwel die daarmee gepaard gaat, bereikt niet het maaiveld en stroomt ondergronds door de breuk af (Van Loon et al., 2013). In vroegere tijden kende een deel van het landgoed extreem natte situaties. Deze werden vooral veroorzaakt door lokale regenwaterstagnatie op een ondiepe leemlaag (figuur 2) en niet door kwel (Hollenberg & Peters, 1980). Anno 2013 worden De Stippelberg en omgeving intensief ontwaterd door een stelsel van drains, sloten en diep uitgegraven lopen. De Bakelse Plassen (figuren 1 en 4b). zijn ontstaan door zand- en grindwinning en worden nog altijd uitgebreid. Door hun omvangrijke oppervlakte en het goede hydrologische contact met de ondergrond van De Stippelberg zijn ze potentieel inzetbaar als waterbergingsreservoir. Echter, met een experiment is aangetoond dat het opstuwen van het plaspeil slechts beperkt bijdraagt aan voorraadvorming van zoetwater en vernatting van De Stippelberg, omdat de opgebouwde extra watervoorraad zeer snel verloren gaat door de nabijgelegen drainagesystemen. Tevens ontstaan risico s op natschade aan agrarische percelen ten zuiden en westen van de plassen. Oppervlaktewaterberging in de Bakelse Plassen wordt mede daarom als een inefficiënte oplossing gezien (Lapperre et al., 2011). Figuur 2 geologische dwarsdoornede van De Stippelberg en omgeving, gebaseerd op Bisschops (1973) en Toorn (1967). De Storing van Handel is een aftakking van de Milheezebreuk en alleen in het noordwestelijke deel van De Stippelberg aanwezig. Figure 2 geological cross section of The Stippelberg forests and surroundings, derived after Bisschops (1973) and Toorn (1967). The Storing van Handel is a tributary of the Milheeze geological fault and present only in the northwestern part of The Stippelberg forests. Figuur 3 ijzeroer wordt lokaal aangetroffen in het centrum van De Stippelberg. Foto: Arnaut van Loon. Figure 3 an iron concretion that is associated to the Milheeze geological fault in The Stippelberg forests. Photo: Arnaut van Loon Voorraadvorming door vernatten 183

27 A West Molenbroekse Loop Milheeze Breuk Stippelberg Waterloop B Oost Zuid Noord Snelle Loop Bakelse Plassen Hoogte (m NAP) Hoogte (m NAP) Bakelse Plassen Waterloop Stippelberg Molenbroekse Loop Peelse Loop Figuur 4 oost-west (A) en zuid-noord (B) doorsneden van De Stippelberg met grondwaterstanden op vier typerende momenten. De oost-west doorsnede loopt evenwijdig aan de regionale grondwaterstromingsrichting; die van zuid-noord aan de lokale. In het westelijk deel van De Stippelberg zijn geen grondwaterstandreeksen beschikbaar. Figure 4 east-west (A) and south-north (B) cross section of The Stippelberg forests with groundwater levels at four time slices. The east-west transect runs parallel to the regional groundwater flow direction; the south-north to the local flow directions. Groundwater level data are not available for the western part of The Stippelberg-forests. Afstand in m Gebiedsdoelen De verschillende instanties die in de projectgroep vertegenwoordigd zijn willen met vernatting van De Stippelberg diverse gebiedsdoelen ondersteunen: (1) lokale natuurdoelen, (2) herstel van de regionale wijstverschijnselen, en (3) watervoorziening van de landbouw. De lokale natuurdoelen richten zich op een natuurlijker soortensamenstelling en leeftijdsopbouw van het bos. In het gebied ten westen van de Milheezebreuk wordt herstel van droge heide nagestreefd. Een stijging van de grondwaterstand is hiervoor geen vereiste, maar is tot op zekere hoogte niet belemmerend. In het gebied ten oosten van de Milheezebreuk worden de ontwikkeling van natte heide (Natuurmonumenten, 2011) en het herstel van de hydrologie en kenmerkende vegetatie van de Klotterpeel beoogd. De Klotterpeel was voorheen een nat heidegebied, maar is rond 1892 ontwaterd en geploegd en bestaat thans uit een ven met veenmosverlanding met daar omheen natte heide en eiken-berkenbos. Voor het duurzaam herstel van deze natte natuur zijn permanent ondiepe grondwaterstanden en nodig en een regenwaterachtige grondwaterkwaliteit (Runhaar Afstand in m & Hennekens, 2006). Hier wordt momenteel niet aan voldaan. Het herstel van de wijstverschijnselen is gericht op het vernatten van wijstgronden met opwellend grondwater en het herstellen van de oppervlaktewaterkwaliteit benedenstrooms (figuur 1). Hiervoor zijn voldoende hoge grondwaterstanden en kwel met een goede waterkwaliteit nodig. De meeste wijstgronden liggen te midden van landbouwgronden en zijn geen onderdeel van de EHS. Mogelijk kunnen deze terreinen meeliften met maatregelen die het watersysteem robuuster maken, zoals uitgewerkt in het plan voor verdrogingsbestrijding (Stam et al., 2004). Agrarisch gebruik domineert de omgeving van De Stippelberg en aan de watervraag van deze sector kan niet altijd worden voldaan doordat de Peelse Loop en de Snelle Loop langs enkele tracés onvoldoende gedimensioneerd zijn. De huidige capaciteit bedraagt ongeveer 650 liter per seconde, terwijl minimaal 700 l/s nodig is om aan de watervraag te kunnen voldoen. Omdat de leveringszekerheid van oppervlaktewater onvoldoende is, hebben agrariërs op grote schaal winputten aangelegd 184 Landschap 30(4)

28 (Provincie Noord Brabant, 2007). Beregening uit grondwater is echter energetisch, en daardoor ook financieel, ongunstig. Daarnaast kunnen tijdens zeer droge zomers beregeningsverboden van kracht zijn. Het vergroten van de grondwatervoorraad in De Stippelberg kan een oplossing voor dit probleem bieden, indien dit extra water in tijden van watervraag via het grond- of oppervlaktewatersysteem beschikbaar komt voor agrarisch gebruik. Hoogte (m NAP) Hydrologie Hydrologisch gezien bestaat De Stippelberg uit twee deelgebieden die onderling van elkaar gescheiden zijn door de Milheezebreuk. Het eerste, oostelijke deelgebied, bovenstrooms van de Milheezebreuk, is hoog gelegen en van oorsprong nat; het tweede, westelijke deelgebied, benedenstrooms van de breuk, laag en droog. Deze hydrologische verschillen worden veroorzaakt door de hoge weerstand die de Milheezebreuk biedt tegen horizontale grondwaterstroming. Dit uit zich in een continu verschil in de grondwaterstijghoogte aan weerszijden van de breuk (figuren 4a en 5). Het oostelijk deelgebied wordt permanent, maar zeer traag, gedraineerd door het westelijke deel. Onder invloed van het neerslagoverschot ontwikkelen zich waterbulten in beide deelgebieden gedurende het winterseizoen (figuren 1 en 4). In het centrum van het oostelijke deelgebied ontstaan hierdoor tijdelijk natte omstandigheden. De GVG (gemiddelde voorjaars grondwaterstand) bedraagt hier maximaal 20 centimeter beneden maaiveld. In dit deelgebied komen net ten oosten van de Milheezebreuk, daar waar hoge stuifduinen voorkomen, ook continu droge gebieden voor, met GVGs dieper dan 150 centimeter onder maaiveld. Het westelijk deelgebied is over het geheel genomen droger, met GVGs lager dan 90 centimeter beneden maaiveld. In dit deelgebied komen natte plekken alleen in het noorden, vlak bij de Molenbroekse Loop, voor (figuur 6a en b). De waterbult die tijdens het winterseizoen is opgebouwd slinkt vanaf de start van het groeiseizoen onder invloed van verdamping en regionale drainage. Hierdoor zakken de grondwaterstanden gedurende het zomerseizoen ver uit. Dit heeft grote verschillen tussen de grondwaterstand in de winter en in de zomer tot gevolg (figuren 4, 5 en 6). Op veel plaatsen zakt de grondwaterstand meer dan 1,5 meter. Hoewel lokaal permanent lage grondwaterstanden voorkomen, zoals bij de Klotterpeel en de Molenbroekse Loop, zakt de GLG (gemiddeld laagste grondwaterstand) op grote schaal tot dieper dan 1,5 meter beneden maaiveld weg (figuur 6b). Verschillen in grondwaterstijghoogten tussen peilbuizen geven een genuanceerd beeld van de variaties in grondwaterstromen onder De Stippelberg. Deze verschillen zijn gevisualiseerd met twee dwarsdoorsneden in figuur 4 en met isohypsen in figuur 1. Volgens deze figuren stroomt de waterbult onder De Stippelberg hoofdzakelijk in noordelijke en zuidelijke richting af. Dit geeft aan dat de waterhuishouding van het gebied niet alleen bepaald wordt door de Milheezebreuk, maar ook door Figuur 5 stijghoogteverloop in twee ondiepe peilbuizen direct ten oosten van de Milheezebreuk (blauw en rood) en direct ten westen van de breuk (groen en zwart). Figure 5 groundwater head time series observed in two piezometers upstream of the Milheeze geological fault (blue and red) and downstream of the fault (green and black). Voorraadvorming door vernatten 185

29 Figuur 6 GVG- en GLGkaarten van De Stippelberg berekend op basis van vlakdekkende tijdreeksanalyse, volgens Bakker et al. (2008). Figure 6 average spring and summer groundwater levels calculated through an interpolation method based on time series analysis according to Bakker et al. (2008). Breuken (m - MV) < 0 (inundatie) 0 0,3 0,3 0,6 0,6 0,9 0,9 1,5 1,5 2,5 2,5 3,5 Breuken (m - MV) < 0 (inundatie) 0 0,3 0,3 0,6 0,6 0,9 0,9 1,5 1,5 2,5 2,5 3,5 Tabel 1 waterbalansen van De Stippelberg berekend over de periode en op basis van neerslag- en verdampingsreeksen en het verloop van de grondwaterstanden (Van Loon et al., 2013). De zomer loopt van 1 april tot 1 oktober en de winter van 1 oktober tot 1 april. Bij verandering van de grondwatervoorraad geven negatieve getallen een toename aan en positieve een afname. Table 1 seasonal water balances of The Stippelberg forests for the period , derived from time series analysis of groundwater levels (Van Loon et al., 2013). Summers are defined as the period from April 1 to October 1; winters from October 1 to April 1. Negative numbers indicate a growth of groundwater stocks, positive a decline. drainage buiten De Stippelberg. Waarschijnlijk spelen de flankerende lopen (Peelse Loop, Molenbroekse Loop en Snelle Loop) hier een rol bij, evenals de verder weg gelegen drainagesystemen van landbouwgronden en Vliegbasis De Peel (figuur 1). Seizoenswaterbalans De Stippelberg als geheel vangt gemiddeld 14 miljoen m 3 regenwater per jaar op (periode ). Netto gaat daarvan ruim 75%, of 11 miljoen m 3, verloren door verdamping door het bos. De overige 25% komt tijdelijk ten goede aan de grondwatervoorraad in De Stippelberg (tabel 1). Dit grondwater stroomt onder invloed van regionale drainage ondergronds de berg af. In de winter kan het als verloren worden beschouwd, maar grondwater dat tijdens het zomerseizoen afstroomt kan gebruikt Balansterm (miljoen m 3 ) gemiddeld winter zomer Neerslag 14,00 7,09 6,91 Verdamping -10,65-1,87-8,78 Neerslagoverschot/tekort 3,37 5,22-1,87 Verandering in grondwatervoorraad 0,04-1,85 1,90 Verliezen aan de omgeving -3,40-3,37-0,03 worden voor de watervoorziening van bijvoorbeeld agrariërs. Omdat de periode van aanvulling en afstroming van belang is, is de waterbalans in tabel 1 uitgesplitst naar winter- en zomerseizoen. De omvang van de winterse neerslag is vergelijkbaar met die van de zomerse. De verdamping door het bos is tijdens de winter echter een factor 5 lager dan tijdens de zomer. Het winterseizoen levert een neerslagoverschot van 5,22 miljoen m 3 op. Hiervan blijft 1,85 miljoen m 3 tot in het groeiseizoen achter als grondwater. De rest, 3,37 miljoen m 3, is al voor de start van het groeiseizoen ongebruikt afgevoerd. Geologische karteringen laten zien dat deze snelle afvoer samenhangt met de ondiepe ligging van de zeer goed waterdoorlatende grindlagen van de Formatie van Veghel (figuren 2 en 4). Deze grinden worden op grote schaal aangesneden door drainagesystemen van de landbouw en Vliegbasis De Peel en de (open) waterlopen die De Stippelberg flankeren. Hierdoor kunnen drainagemiddelen buiten De Stippelberg tot op grote afstand grondwater onderscheppen en afvoeren. Gedurende het zomerseizoen verbruikt het bos zoveel water dat er sprake is van een neerslagtekort van 1, Landschap 30(4)

30 miljoen m 3 (tabel 1). Deze hoeveelheid water komt vrijwel overeen met het slinken van de waterbult onder De Stippelberg tijdens het groeiseizoen. Het bos verbruikt dus het lokale regenwater dat tijdens het groeiseizoen valt, én het grondwater dat nog van de natte winter is achtergebleven. Gemiddeld genomen levert De Stippelberg tijdens het groeiseizoen geen water aan de omgeving en de regionale watervoorziening. Bergingspotentieel van De Stippelberg De geohydrologische eigenschappen van De Stippelberg bevestigen het bestaan van twee kranen waar aan gedraaid kan worden om de bufferfunctie te vergroten. De eerste kraan heeft betrekking op de uitstroompunten van De Stippelberg. Door deze dicht te draaien wordt de snelle ondergrondse afvoer van water gedurende het winterseizoen afgeremd. De tweede kraan heeft betrekking op de watervoorziening van De Stippelberg. Door deze verder open te draaien wordt het grondwater in de klimaatbuffer extra aangevuld, zodat er tijdens het groeiseizoen meer water beschikbaar is voor natuur en landbouw. Het potentieel van bovengenoemde kranen wordt beperkt door de mate waarin een stijging van de voorjaarsgrondwaterstand mogelijk en wenselijk is. Op basis van de GVG-kaart (figuur 6a) is een schatting gemaakt van de hoeveelheid extra grondwater die voor de aanvang van het groeiseizoen in De Stippelberg opgebouwd kan worden. Dit is gedaan door de toelaatbare stijging van de voorjaarsgrondwaterstand op basis van de ecologische vereisten van droge heide te berekenen. Droge heide kan nog net goed ontwikkelen bij een GVG van 60 centimeter beneden maaiveld (Runhaar & Hennekens, 2006). Door de toelaatbare stijging van de GVG over De Stippelberg te sommeren en vervolgens te vermenigvuldigen met een freatische bergingscoëfficiënt van 0,15 volgt het Bos/vegetatietype Transpiratie/ Interceptie Totaal Grondwaterbodemverdamping aanvulling Donker naaldhout Licht naaldhout 385 ± ± ± ± 100 Beuk Gemengd loof 320 ± ± ± ± 145 Populier 470 ± ± ± ± 150 Lariks 390 ± ± ± ± 45 Heide Vergraste heide Grasland Stuifzand bergingspotentieel: de waterbult onder De Stippelberg kan met maximaal 2,2 miljoen m 3 toenemen, zonder dat dit de ontwikkeling van droge heide belemmert. Dit volume is ongeveer equivalent aan de watervraag van 6 km 2 agrarisch land tijdens het extreem droge jaar van 1976 met een gesommeerd neerslagtekort van 370 mm (Beersma et al., 2004). Volgens de seizoenswaterbalans (tabel 1) kan het bergingspotentieel van De Stippelberg in theorie volledig benut worden door conserveringsmaatregelen. De grondwaterverliezen gedurende het winterseizoen (3,4 miljoen m 3 ) zijn namelijk gemiddeld 1,5 maal groter dan het bergingspotentieel (2 miljoen m 3 ). Bijbehorende maatregelen zijn het verontdiepen van agrarische ontwateringssloten en het verhogen van winterpeilen in de wijde omgeving van De Stippelberg. Hoewel de effectiviteit van deze conserveringsmaatregelen nog niet begroot is, is het onwaarschijnlijk dat de waterverliezen tijdens het winterseizoen met tweederde kunnen worden terug gebracht. Dit zou namelijk betekenen dat de voorjaarsgrondwaterstand gemiddeld met 80 centimeter verhoogd moet worden. Daarom zijn in de paktijk aanvullende maatregelen nodig om het bergingspotentieel te benutten. Tabel 2 transpiratie, interceptie en grondwateraanvulling (neerslagoverschot) voor bosgebieden en een aantal andere vormen van landgebruik in mm per jaar (Dolman et al., 2000). Table 2 transpiration, interception and groundwater recharge (precipitation surplus) for forests and a number of other land use functions in The Netherlands (Dolman, 2000). Units are mm/year. Voorraadvorming door vernatten 187

31 De waterbalans laat zien dat aanpassing van het bosbeheer een effectieve maatregel kan zijn om het grondwater in De Stippelberg extra aan te vullen. Het bos verdampt nu immers ruim 75% van de neerslag (tabel 1). Door het uit te dunnen of door andere vormen van bodembedekking te ontwikkelen kan de verdamping verminderd worden. Volgens tabel 2 neemt de grondwateraanvulling bij het omvormen van bos naar heide al snel met 100 mm/jaar toe. Wordt dit gedaan voor de hele Stippelberg, dan levert dat een volume van 1.8 miljoen m 3 per jaar op. Wordt het bos omgevormd naar kale grond, zoals stuifduinen, dan neemt de grondwateraanvulling nog verder toe. Een andere mogelijkheid om het grondwater aan te vullen is het aanvoeren en infiltreren van water uit het Kanaal van Deurne (figuur 1). Via dit kanaal kan minimaal 2 miljoen m 3 water per maand uit het Maassysteem afgetapt worden. Vervolgens kan dit water onder vrij verval naar De Stippelberg worden vervoerd. Met deze overvloedige hoeveelheid oppervlaktewater kan het bergingspotentieel in theorie volledig benut worden. Een experimenteel onderzoek is thans in uitvoering om de potentie van deze oplossingsrichting te onderzoeken. Conclusie Indicatieve berekeningen van het bergingspotentieel van De Stippelberg bevestigen dat dit bosgebied een aanzienlijke bijdrage kan leveren aan de watervoorziening van de agrarische sector in de regio. De kunst hierbij is niet zozeer om in tijden van wateroverschot voldoende water in de berg te krijgen, maar om het extra water lang genoeg op de berg te houden, zodat het beschikbaar komt op het moment dat er vraag naar is. Het benutten van het bergingspotentieel van De Stippelberg vereist daarom een samenhangend maatregelenpakket dat zowel gericht is op regionale waterconserve- ring, als op het extra aanvullen van het grondwater met extern water in de klimaatbuffer. Met deze maatregelen kan De Stippelberg in potentie voorzien in de watervraag van ongeveer 10 km 2 agrarisch land gedurende een extreem droog jaar. Een combinatie van conserveringsmaatregelen en aanvoeren en infiltreren van extern water is ook ondersteunend aan de natuurdoelen. Door het beter benutten van de sponswerking vindt namelijk op grote schaal vernatting plaats, zodat de ontwikkeling van natte natuurtypen in De Stippelberg mogelijk wordt. Tegelijkertijd neemt de kwel in de wijstgebieden door de grotere grondwatervoorraad toe. Om de inzet van droge natuurgebieden als klimaatbuffers toepasbaar te maken is aanvullend onderzoek nodig naar de effectiviteit van verschillende combinaties van maatregelen in relatie tot de gebiedsdoelen. Summary Potentials of groundwater storage management in the dry Stippelberg forests Arnaut van Loon, Mark Jalink & Marcel Paalman aquifer storage, rewetting, water availability, climate adaptation, geological faults Climate change and socioeconomic developments are expected to increase the mismatch between water demand and availability throughout the dry rural areas of the Netherlands. This article provides a first assessment of the potentials of groundwater storage management in a dry forest reserve in order to enhance water supplies of nature and agriculture during droughts. Hydrological system analysis indicates that majority of the winter precipitation at the forest is lost through regional drainage prior to the growing season. Conserved winter precipitation is entirely lost through evapotran- 188 Landschap 30(4)

32 spiration during summer seasons. It is demonstrated that loss terms of the water balance are comparable to the storage capacity of the forest and that an excessive amount of external water is available for aquifer recharge. Groundwater storage management of dry forests can be an appropriate climate adaptation strategy for simultaneously rewetting nature reserves and increasing water availability for agricultural use. Major challenge is to develop conservation measures that effectively conserve stored groundwater over a sufficient long period to bridge the gap between water availability and demand. Both regional conservation measures and active groundwater recharge with external water is required in order to utilize the full storage capacity of the forests. Literatuur Bakker, M., K. Maas & J.R. von Asmuth, Calibration of transient groundwater models using time series analysis and moment matching. Water Resources Research 44: Bartholemeus, R., Moisture Matters: climate-proof and proces-based relationships between water, oxygen and vegetation. Dissertatie, Vrije Universiteit Amsterdam. Beersma, J.J., T.A. Buishand & H. Buiteveld, Droog, droger, droogst: KNMI/RIZA-bijdrage aan de tweede fase van de Droogtestudie Nederland. De Bilt. KNMI. Bisschops, J.H., Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland 1: Blad Eindhoven Oost (51O). Haarlem, RGD. Bonte, M., J. Geris, H. van Dijk & V. Post, Brabantse wijst opnieuw in beeld. H20 12: Dolman, H., E. Moors, J. Elbers, W. Snijders & P. Hamaker, Het waterverbruik van bossen in Nederland. Wageningen. Alterra. Geensen, T. & G. Schouten, Advies verdrogingsbestrijding Stippelberg: Hydrologische systeemanalyse De Stippelberg e.o. en aanbevelingen voor aanpak. Tilburg. DLG. Hollenberg, P & C.E.H.M. Peters, Ontginningen in de Noordbrabantse Peel in de 19e eeuw. Tilburg. Stichting Zuidelijk Historisch Contact. Klijn, F., J. ter Maat & E. van Velzen, Zoetwatervoorziening in Nederland: landelijke analyse knelpunten in de 21e eeuw. Delft, Deltares. Lapperre, R., M. Kerkhoff & L. van Wee, Bakelse Plassen geschikt voor waterconservering? H20, 25/26: Loon, A.H. van, M.H. Jalink & M. Paalman, Voorraadvorming van water door vernatting: een verkenning van het perspectief voor natuurontwikkeling en regionale watervoorziening in de Stippelbergregio. Nieuwegein, KWR. Meuwissen, I.J.M. & L. van den Brand, Brabantse wijstgronden in beeld: inventarisatie en verkenning van de aanpak. Boxtel, Waterschap de Aa. Natuurmonumenten, Natuurvisie De Stippelberg. De Stippelberg, divers en robuust. Eindhoven, Natuurmonumenten. Provincie Noord Brabant, Brabant Waterland: watersystemen in beeld. Den Bosch, Provincie Noord Brabant. Runhaar, H. & S. Hennekens, Hydrologische Randvoorwaarden Natuur Versie 2.2, gebruikershandleiding. Wageningen. Alterra.. Stam, H., J. Jansen, G. Schouten & P. Zweedijk, Uitvoeringsplan Stippelberg: Voorstel voor maatregelen ten behoeve van verdrogingsbestrijding Stippelberg. Tilburg. DLG. Tack, A. & M.H. Jalink, Ecohydrologische systeemverkenning Chaamse Bosschen: basisverkenningen Noord-Brabantse natuur, nr 9. Nieuwegein, KWR. Tank, A.M.G. & G. Lenderink, Klimaatverandering in Nederland, aanvullingen op de KNMI 06 scenario s. De Bilt, KMMI. Toorn, J.C. van den, Toelichting bij de Geologische Kaart van Nederland 1: Blad Venlo West (52W). Haarlem, RGD. Waternet, Beheervisie Amsterdamse Waterleidingduinen Voorraadvorming door vernatten 189

33 Op pad met... Willem Overmars in de Ardennen CV Drs. W. Overmars studie kunstgeschiedenis, Nijmegen en Utrecht 1976-heden mede-eigenaar/directeur tuinadviesbureau De Warande samen met Trudi Woerdeman, Jan Willem Overmars en Toto Lee Staatsbosbeheer landschapsbouw, landelijk en in Gelderland 1995 erkenning als Tuin- en Landschapsarchitect BNT bestuurslid ARK Natuurontwikkeling directielid Stroming bv mede-eigenaar Rombus natuurfilms met Monique Moors bestuurslid Riou vzw met Martine Lejeune Nasse Füsse Bij het eerste telefooncontact overvalt Willem Overmars me met het stellige: klimaatbuffers? Dan moeten we naar de Amel! Ik neem jullie mee om te ontsnappen aan nationale grenzen die, als je nadenkt over rivieren, onzinnig zijn. Samen met Martine Lejeune en lokale natuurbeschermers probeert hij het water aan het begin van de Amel/Amblève langer vast te houden. Gaat Maastricht daar iets van merken? Er loopt een directe lijn van Plan Ooievaar naar Bergen bij de bron. 190 Landschap 30(4)

34 Je bent een van de auteurs van Plan Ooievaar. Hoe kwamen jullie op het idee en de principes van dat plan? We waren een vriendenclub die deels voor Staatsbosbeheer in Gelderland werkte. We hadden daar te maken met eindeloze dijkverzwaringen, met eindeloos ontgronden, met ruilverkavelingen. We zagen ook het verbitterde gevecht van de natuurbescherming en de landbouw. Dat was terecht in de jaren 70. Er moest gestreden worden, alles was vervuild, alles ging kapot. Op een gegeven moment blijf je in die houding hangen en krijg je van die bitterheden die nergens meer toe leiden. Uit iedere nederlaag peur ik de gal voor de nieuwe strijd, hoorde ik om mij heen. Dat soort teksten komt er dan uit. Er waren colleganatuurbeschemers die tegen elke ontgronding bezwaar aantekenden, terwijl wij die oude kleiputten op bepaalde plekken toch wel erg mooi vonden. En als je de natuur meer kansen geeft zou het nog veel mooier kunnen worden. Je zag natuurlijk allerlei dingen gebeuren. Bijvoorbeeld dat de uitgestorven zwarte populier ineens in de Millingerwaard stond. Hoe kwam dat dan, hoe kon die zomaar opeens terugkomen? Planten kunnen ook terugkeren in plaats van uitsterven. Dat was een nieuwe ervaring. Op een gegeven moment ontmoeten we Frans Vera met zijn het verhaal over de begrazing. Ik had het verhaal over de natuurlijke begroeiing van de uiterwaarden: geen dichterlijk eindeloos laagland, maar ooibossen. En gezamenlijk hebben we toen een jaar lang van tijd tot tijd lezingen gehouden over begrazing en ooibossen. We zaten dus met een verhaal onder de leden, zal ik maar zeggen. En toen kwam opeens die Eo Wijersprijsvraag. Die ging over het rivierengebied en landschapsarchitectuur op regionale schaal. Daar hadden we verstand van. We hebben toen opgeschreven wat je allemaal zou kunnen doen en een ordening gemaakt van menselijke activiteiten, dus waar moet je boeren, waar moet je wonen en waar kan de natuur zich ontwikkelen. Dat laatste moest in de uiterwaarden gebeuren en de bosontwikkeling zou zo snel gaan dat het binnen tien jaar leuk zou zijn in het rivierengebied. Jullie wonnen die prijsvraag. Wat is er van het plan terechtgekomen, wat is nu nog over van jullie ideeën? Zoals Dirk Sijmons (medeauteur) zegt: Plan Ooievaar is een zichzelf uitvoerend 191

35 plan. Het zit vol goede ideeën. Er kwam een spin off in de vorm van het verhaal van Levende Rivieren, dat we samen met het Wereldnatuurfonds hebben ontwikkeld. Dus het biotische aspect van de rivieren zelf en nevengeulen in plaats van dijkverhoging. Dat was een aanvulling op Plan Ooievaar. En ook Ruimte voor de Rivier is er uit voortgekomen. Eerst kwam er een beleidsplan, Waterbeleid in de 21ste Eeuw, en daarin werd gezegd dat er maar eens met geulen gewerkt moest worden in plaats van met dijkverhogingen, met het systeem mee in plaats van ertegen. Dat was de kretologie toen. Het was een autonome ontwikkeling. Die beleidsmakers hebben dat op enigerlei wijze tot zich gekregen en hebben daar hun eigen visie op gebouwd. Het sterke van de navolging van ideeën uit Ooievaar is, dat er geen rechtstreeks ouderschap is. Als wij hadden gewild dat je in Lobith begon om in Rotterdam uit te komen, dan had je zoveel weerstand opgeroepen dat het nooit was gebeurd. Maar de vrije overdracht van ideeën waarvan de herkomst niet meer traceerbaar is omdat iedereen er zijn eigen ei in stopt, werkt veel beter. Een soort open source ontwikkeling dus. Hoe ben je uiteindelijk bij klimaatbuffers en bergen bij de bron uitgekomen? Ik kreeg op een gegeven moment de vraag om aan de natuurontwikkeling van het Beneden Geuldal te werken. Meanderen en zo. Wat meanderende beken zijn is nog steeds een beetje een duistere zaak, maar er waren voorbeeldterreinen in Limburg: de Geul bij Partij en de Worm bij Haanrade. Die rivieren waren verwilderd en volledig uit hun bedding gevlogen. Vooral naar de Worm die bij Haanrade tussen oude mijnbergen loopt had niemand sinds de jaren 30 meer gekeken. Die stond vierkant vol met bos en dat bos heeft een enorme remmende werking op het water. Toen de vraag opkwam naar hoe je te snelle afvoer van water uit middelgebergten en heuvels kunt voorkomen, dacht ik dus aan bebossing of andere maatregelen om de ruwheid van de dalbedding te verhogen. Dan zet je het water dus niet stil zoals in de Eifel gebeurt met grote stuwmeren, nee, je laat het stromen, maar je vertraagt het als een idioot. Volgens ons moest dat kunnen en dan krijg je heel interessante discussies. Iedereen was het er wel over eens dat ontbossing bijdraagt aan te snelle afvoer van water. Maar zou het omgekeerde, herbebossing en verruiging, helpen tegen hoogwater in de Maas? De rekenmeesters geloofden er niet in. Ze konden het niet in hun modellen vangen, zoiets vaags als een ruige vegetatie die water vasthoudt en remt. Want, zeiden ze, als het water stijgt dan komt het boven de vegetatie uit, slaat die plat en stroomt het alsnog als een scheet naar beneden. En dat is ook zo. Dat is ook altijd zo geweest natuurlijk, maar zo n grens heb je ook bij de bekkens waar zij wel in geloven. Als één 192 Landschap 30(4)

36 van die grote Ruhrdammen overstroomt dan wil je niet weten wat er in Roermond gebeurt. Een ander punt was turbulentie. Het water stroomt niet mooi gelijkmatig af. Je krijgt punten met snelle en minder snelle stroming en turbulentie levert bijvoorbeeld drukwaters op. Dat is zo solide als een rotsblok in het tegenhouden van water. Alleen, het bestaat maar 20 seconden, daarna zit het weer op een andere plek. Kun je dat berekenen? Nee. Ben je er bang voor? Ja. Dus dat werkte voor de modellenbouwers niet. Het tweede punt was dat ze ons in de schoenen schoven dat wij met een totaaloplossing zouden komen. Een alternatief voor dijkverhoging enzovoort, terwijl het ons om de vertragende factor ging. Die wilden we graag gebruiken. Dat is geen complete oplossing. Op kleine schaal werkt het van geen kanten. Het heeft geen enkele zin om alleen de bovenloop van de Emmels hier natuurlijk te maken. Maar doe je dat voor heel de Ardennen en Zuid-Limburg en stukken van de Eifel dan werkt het wel. regeling voor en BNVS gebruikt die. Hier in dit gebied is die organisatie een factor om rekening mee te houden. Als een landbouwer wil verkopen denkt hij ook aan de BNVS. Inmiddels is ruim 480 hectare in beheer. Die gronden worden ingezet om de dalbodem natuurlijker te maken. Verruwing van de dalbodem is niet alleen bomen aanplanten maar ook verruiging toestaan. Al staat er alleen maar hoog niet gemaaid gras, dan loopt de beek, ook midden in de winter, toch in die vegetatie vast. Dat bruine spul kan heel wat water opslaan. Sloten dempen of laten dichtgroeien doen we hier ook evenals het weghalen van spar- renbosjes op de natste plekken. Dat heeft er in geresulteerd dat op een aantal plekken de hoogveenvorming weer is begonnen en veenkussens ontstaan. Hoogveen houdt veel water vast. Langzamerhand zijn er ook wat onderzoeken gekomen. We werken samen met de universiteit van Luik/ Gembloux, er is een meetstation om de regenval in dit dal te meten en er zijn afvoermeters geplaatst om te kijken of er een effect van onze activiteiten meetbaar is. Er komen nog geen duidelijke getallen uit. De hoofdreden is dat de natte natuur in de valleien nog maar voorkomt op 3% van het stroomdal. Dus wil je de invloed daarvan Oké, maar wat doen jullie hier nu precies? Samen met het Wereldnatuurfonds doen we een proef bij de bovenloop van één van de grote Belgische beken, de Amel of Amblève. We zitten hier in de Duitstalige kantons van België en werken samen met de Belgische Natur- und Vogelschutzgebiete (BNVS). Sinds een aantal jaren doet ook de Waalse Bosdienst mee. Het Wereldnatuurfonds koopt zelf geen gronden aan want dan is het geld zo op. Daar is een Europese 193

37 kunnen meten dan moet het wel heel erg effectief zijn. De meetreeks is ook nog te kort. Keek men hier niet vreemd op dat een Nederlander hun wel eens zou gaan vertellen hoe zij hun waterbeheer moesten inrichten? Ons eerste rapport is in het Frans vertaald en rondgestuurd naar alle Waalse waterbeherende overheden. Dat heeft hier en daar wel wat kwaad bloed gezet. Komen jullie ons vertellen hoe wij het moeten doen? Wij zijn niet achterlijk. In Nederland zou dat ook niet echt goed gaan. Inmiddels zijn de verhoudingen weer goed. Martine heeft daar ook een belangrijke rol bij gespeeld, en met de BNVS hebben we zelfs een fantastische samenwerking. In hun blad schreven ze over het project onder de titel: Was geht es uns an wenn die Niederländer nasse Füsse kriegen? Dat was provocerend bedoeld om hun achterban te overtuigen dat maatregelen op stroomgebiedsniveau nodig zijn en ook voor hun goed uitpakken. De BNVS heeft hier zijn eigen doelstellingen, eigen manier van werken en eigen motivaties. De dingen die ons interesseren zijn daarbij gekomen maar niet in de zin dat het een het ander verdrongen heeft. Het past heel mooi bij elkaar. Zonder hen zouden we nooit zover gekomen zijn. Een van de leuke dingen is dat de BNVS bepaald niet bang is. En de ambitie is behoorlijk hoog. Als je vraagt wat willen jullie met die beekvallei, wat willen jullie in beheer hebben, dan zeggen ze: alles. BAREND HAZELEGER & JAN VERMAAT Literatuur Gurnell, A.M., The hydrogeomorphological effects of beaver dam-building activity. Progress in Physical Geography 22, Nyssen J., J. Pontzeele & P. Billi, Effect of beaver dams on the hydrology of small mountain streams: Example from the Chevral in the Ourthe Orientale basin, Ardennes, Belgium. Journal of Hydrology 402, Van Winden, A., W. Overmars & W. Braakhekke, Bergen bij de bron. Natuurlijke waterberging in de middelgebergten in het stroomgebied van Maas en Rijn. Minder wateroverlast bij hoog water. Meer water in droge tijden. Nijmegen. Stroming bv. 194 Landschap 30(4)

38 Bergen bij de bron: de eerste klap is een daalder waard Hoogwater in onze rivieren is vooral afkomstig uit de middelgebergten van België en Duitsland na een periode van intensieve regen, al dan niet gecombineerd met smeltende sneeuw. Kostbare maatregelen benedenstrooms hebben wellicht veel minder effect dan veel kleine, maar goedkope maatregelen bovenstrooms in de middelgebergten. Van Winden et al. (2003) becijferen dat de beekdalen van de Amblève en zijrivieren over een lengte van 650 kilometer brede dalvlaktes hebben waar de afvoer vertraagd kan worden. Omgerekend naar de gehele Ardennen zijn er mogelijkheden om de afvoerpiek van de Maas bij Borgharen af te vlakken van 2000 tot zo n 1500 m 3 /s. Met steun van het WNF wordt dan ook geëxperimenteerd met maatregelen als het afkoppelen van drainagesloten in de bovenloop van de Amblève. Deze sloten zijn in de tweede helft van de 19e eeuw aangelegd om de hooiproductie te verbeteren. Toen is ook het helling- en plateauveen gedraineerd en omgezet in landbouwgrond of naaldbos. Van Winden et al. (2003) stellen dat op de plateaus door infiltratieverhogende maatregelen ook grote winst te behalen is, maar dat is zowel voor het boerenland als voor het bos niet snel te realiseren. De vegetatie in het dal van de Emmels, een zijrivier van de Amblève, verandert vrij snel door de experimenten (mededeling Martine Lejeune), maar de effecten daarvan op de afvoer(snelheid) komen nog niet tot uiting in de meetgegevens. Daarvoor moeten meer metingen gedaan worden. Tegelijkertijd is er een onverwachte bondgenoot op het toneel verschenen. De bever heeft de Amblève vanuit de Eifel gekoloniseerd en is op grote schaal bezig de waterlopen af te dammen en te reguleren. Recent onderzoek elders in de Ardennen (Nyssen et al., 2011) laat zien dat beverdammen piekafvoeren met een dag vertragen en de piek aanmerkelijk afvlakken. Dit bevestigt eerder onderzoek van Gurnell (1989): het afdammen van bovenstroomse rivierdalen en het ontwikkelen van moeras daar heeft een aanmerkelijk bufferend effect. De meest efficiënte klimaatbuffers zouden dus wel eens niet in Nederland kunnen liggen, maar in de Ardennen. Steun van het Nederlandse Wereldnatuurfonds aan de Ardense Natagora/BNVS om hiermee aan de slag te gaan, is dan ook welbegrepen eigenbelang. Tegelijkertijd stijgen de landschappelijke en recreatieve waarden van het gebied wat in het belang is van de lokale toeristenindustrie. Impressie van het bovenstroomse dal van de Ourthe. De dalvlaktes die geschikt zijn om kwelwater langer op te houden zijn ingekleurd als moeras. Figuur: Jeroen Helmer, bureau Stroming. 195

39 196 Landschap

40 Waterberging en veenvorming als klimaatbuffer waterberging eutrofiering veenvorming vernatting fosfaat Kansen en valkuilen vanuit biogeochemisch perspectief De ontwikkeling van klimaatbuffers gaat vaak hand in hand met de ontwikkeling van nieuwe natte natuur. Het kan hierbij gaan om moerasnatuur die ontstaat als gevolg van de berging van oppervlaktewater of om nieuwe veenvormende natuur waarin vooral ook veel regenwater wordt vastgehouden. Aan de ontwikkeling van deze natte natuur zitten haken en ogen, met name ook vanuit biogeochemisch oogpunt, die in dit artikel besproken zullen worden. ALFONS SMOLDERS, JOS VERHOEVEN, HILDE TOMASSEN, MARK VAN MULLEKOM, MONIQUE VAN KEMPEN, JAN ROELOFS & LEON LAMERS Door klimaatverandering zullen zowel periodes van droogte als van hoge neerslagintensiteiten steeds frequenter voorkomen (Kosten, 2011 ). De weersextremen kunnen leiden tot overlast als overstromingen, droogteschade in de landbouw en infrastructuur, en (irreversibele) degradatie van natuurgebieden, bijvoorbeeld door verdroging en brand. Dit heeft er ook toe geleid dat de zoetwatervoorziening in Nederland hoger geprioriteerd wordt, zoals verwoord in het beleid van de Topsector Water. Het waterbeheer is kortom aan vernieuwing toe: het dient klimaatbestendig gemaakt te worden (Stuijfzand, 2008). Piekafvoeren moeten beperkt of voorkomen worden, en daarnaast moeten voor droge perioden reserves worden aangelegd en moet er aan voorraadvorming worden gedaan. Voor deze berging wordt vooral gezocht naar gebieden met een beperkte economische waarde. Vooral gebieden met de functie (nieuwe) natuur staan in de belangstelling. Vanwege dreigend biodiversiteitverlies en de doelstellingen van de Kaderrichtlijn Water en Natura 2000 (Runhaar et al., 2004; Stuijfzand, 2008) zijn natuurgebieden echter niet altijd geschikt voor waterberging. Daarom zal een deel ook moeten plaatsvinden in nieuwe natuur die gecreeerd wordt op (voormalige) landbouwgronden. Dit kan echter tot problemen leiden, omdat deze sterk met voedingsstoffen opgeladen bodems tot een extreem slechte waterkwaliteit kunnen leiden (Lamers et al., 2012). Daarnaast wordt er ook gewerkt aan het reactiveren of revitaliseren van natuurlijke landschapsvormende processen (Bureau Stroming, 2006). Voor laag Nederland wordt hierbij met name gedacht aan het herstel van veenvormende systemen. Venen kunnen als een spons water vasthouden waardoor de afvoer sterk wordt verminderd. Bovendien kan door veenvorming op gang te brengen de forse emissie van broeikasgassen worden omgezet in een netto vastlegging en kan bodemdaling worden omgezet in bodemstijging. Hieronder zal op beide ontwikkelingen, waterberging en veenvorming, en de problemen dieper worden ingegaan. Waterberging Vernatting van voedselrijke grond Retentiegebieden bestaan uit laag gelegen delen van het landschap die onder water kunnen lopen. Vaak bevatten de bodems geoxideerd ijzer (Fe 3+ ) in de vorm van ijzer(hydr)oxides. Deze driewaardige ijzer(hydr)oxides spelen een belangrijke rol bij de immobilisatie van fosfaat. Fosfaat, dat bijvoorbeeld via landbouwkundig gebruik in de bodem terecht komt, wordt sterk aan dit geoxideerde ijzer gebonden. Bij inundatie worden de bodems zuurstofloos en bij afwezigheid van zuurstof treden de ijzer(hydr)oxides op als alternatieve elektronenacceptor voor de microbiële afbraak van organisch materiaal. Het ijzer wordt gereduceerd naar tweewaardig ijzer (Fe 2+ ) en het fosfaat komt vrij. Voor dit proces is niet alleen zuurstofloosheid een vereiste, maar Dr. A.J.P. Smolders Onderzoekcentrum B-WARE Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegen A.Smolders@science.ru.nl Prof. Dr. J.T.A. Verhoeven Knowledge for Nature and Water, Amersfoort Dr. H.B.M. Tomassen Onderzoekcentrum B-WARE Drs. M. van Mullekom Onderzoekcentrum B-WARE Drs. M. van Kempen Radboud Universiteit Nijmegen, Institute for Water and Wetland Research, Afdeling Aquatische Ecologie en Milieubiologie Prof. Dr. J.G.M. Roelofs Radboud Universiteit Nijmegen, Institute for Water and Wetland Research, Afdeling Aquatische Ecologie en Milieubiologie Dr. L.P.M. Lamers Radboud Universiteit Nijmegen, Institute for Water and Wetland Research, Afdeling Aquatische Ecologie en Milieubiologie Foto Aat Barendregt hoogveenontwikkeling in Wooldse Veen, Winterswijk Landschap 2013/4 197

41 Tabel 1 organische stof, Fe en P van bodem en poriewater (pw), twee weken na inundatie van de toplaag (0-20 cm diepte) en diepere laag van de bodem (40-60 cm) in zes weilanden bij het Korenburgerveen. Olsen-P: voor de plant beschikbare fractie P. Organische stof Totaal Fe Totaal P Olsen P Fe (pw) P (pw) Nh4 + (pw) % mmol l -1 mmol l -1 μmol l -1 μmol l -1 μmol l -1 μmol l cm Gemiddelde 10,6 61,6 26, ,2 40,4 577,5 SD 3,3 49,0 19, ,6 35,0 298, cm Gemiddelde 0,9 41,2 3, ,0 3,5 4,2 SD 0,4 9,1 0, ,7 1,2 3,2 Tabel 1 organic matter, Fe and P of the soil and pore water (pw) after two weeks of inundation for the top layer (0-20 cm) and a deeper layer of the soil (40-60 cm) of six pastures near Korenburgerveen. Olsen-P: plant available P fraction. er moet ook reactief organisch materiaal in de bodem aanwezig zijn dat kan worden geoxideerd. Tabel 1 illustreert dit voor landbouwbodems uit de omgeving van het Korenburgerveen bij Winterswijk. De toplaag van de bodem (de bouwvoor) is rijk is aan organisch materiaal. Hier vindt dan ook veel meer ijzerreductie plaats dan in de diepere bodems. Bij de afbraak van organisch materiaal komt ammonium (NH 4+ ) vrij. Verder neemt de fosforconcentratie (P) in het poriewater van de bodem ook toe, omdat fosfaat wordt vrijgemaakt van de ijzer(hydr)oxide complexen. Omdat bij deze biogeochemische reductieprocessen micro-organismen betrokken zijn, worden ze sterk gestimuleerd door hogere temperaturen. Inundatie van voedselrijke grond buiten het winterseizoen kan dan ook leiden tot het vrijkomen van fosfaat en ammonium in de bodem. In een plasdras-situatie leidt dit tot de ontwikkeling van ruigtevegetatie met bijvoorbeeld veel pitrus, of wilg (figuur 1). Als de bodem onder water ligt, zal het in het poriewater opgeloste fosfaat en gereduceerd ijzer naar de waterlaag diffunderen (figuur 2). Zolang deze waterlaag voldoende zuurstof bevat, wordt het gereduceerde ijzer op de overgang van de anaerobe waterbodem naar de waterlaag weer geoxideerd. Het geoxideerde ijzer slaat hier neer en bindt fosfaat dat van de geïnundeerde bodem naar de waterlaag diffundeert. Als er meer ijzer dan fosfaat aanwezig is in de onderwaterbodem komt er dus maar weinig fosfaat in de waterlaag terecht. Is de verhouding an- dersom, dan kan er te weinig ijzer zijn om alle fosfaat te binden en vindt nalevering van fosfaat naar de waterlaag plaats waardoor eutrofiëring en algengroei kan optreden (Geurts et al., 2010). Daarnaast kan nalevering van fosfaat optreden wanneer de waterlaag anaeroob wordt. Dit zal vooral in de zomer optreden. Wanneer het water warmer wordt kan er namelijk minder zuurstof in de waterlaag oplossen, neemt de microbiële activiteit toe en zal er wanneer de bodem nog veel reactief organisch materiaal bevat veel zuurstof worden geconsumeerd waardoor de waterlaag zuurstofloos wordt. Bij gebrek aan zuurstof wordt er ook geen ijzer meer geoxideerd op de overgang van bodem naar waterlaag en kan het fosfaat en ijzer ongehinderd naar de waterlaag diffunderen (figuur 2). Wanneer er geen nalevering van fosfaat plaatsvindt en het water helder blijft, is de kans groot dat er bij langdurige inundatie van voedselrijke bodems een massale ontwikkeling van waterplanten plaatsvindt (Lamers et al., 2012). Op zichzelf is dit niet per se negatief maar deze waterplanten kunnen veel nutriënten uit de bodem opnemen. Wanneer ze afsterven komen deze nutriënten weer deels vrij in de waterlaag. Waterplanten functioneren dus als een nutriëntenpomp van de bodem naar het water. Het oogsten van de waterplantenbiomassa kan problemen voorkomen. Vernatting van fosfaatrijke bodems met voldoende organisch materiaal kan dus leiden tot de mobilisatie 198 Landschap 30(4)

42 ven van de bouwvoor kan uitmijnen via maaibeheer zijn. Hierbij wordt fosfaat via een gewas versneld uit de bodem verwijderd door middel van een gerichte kalium- en/of stikstofbemesting. Vooral zand- en kleibodems zijn hiervoor geschikt. Voor het uitmijnen mogen de gronden niet al te droog of extreem nat zijn, zodat de gewasgroei op peil kan blijven en machinale bewerking mogevan veel fosfaat en vaak ook ammonium. Het is van wezenlijk belang om hier rekening mee te houden wanneer wordt gekozen voor waterberging in een voormalig landbouwgebied. Overigens kan middels eenvoudige proefjes worden vastgesteld hoeveel nutriënten er daadwerkelijk vrijkomen na inundatie (tabel 1). Ook kan de mate van P-mobilisatie vooraf voorspeld worden aan de hand van de P-verzadiging van het beschikbare ijzer (Loeb et al., 2008). Afgraven of uitmijnen Het verwijderen van de nutriëntenrijke bouwvoor kan in veel gevallen leiden tot een aanzienlijke vermindering van de kans op eutrofiëring en tot een toename van de biodiversiteit in de nieuw gevormde natuur (Beltman et al., 2009; Van Mullekom et al., 2009). Het leidt tevens tot maaiveldverlaging en vergroot hiermee de waterbergingscapaciteit. Afgraven kan echter ook leiden tot een versnelde afvoer van grondwater uit aangrenzende systemen en dus tot verdroging van nabijgelegen goed ontwikkelde natuurterreinen. Een alternatief voor het afgra- Waterlaag O2 PO4³ - O2 NH4 + NO3 - N2 O2 Fe³ + Fe² + Fe² + FePO4 Fe(III)OOH -P PO4³ - PO4³ - Org. Mat. CO2 Org. Mat. CO2 NH4 + Toplaagje Anaerobe bodem O2 NO3 - Org. Mat. N2 Figuur 1 links: ontwikkeling van een ruigtevegetatie (voornamelijk pitrus) op voormalige landbouwgrond in het Beekdal van de Essche Stroom (foto: Esther Lucassen). Beoogd natuurdoeltype hier: moeras met riet, wilgen en elzen. Rechts: verruiging van een moeraslocatie op voormalige landbouwgrond in het Beekbergerwoud (foto: Mark van Mullekom). Figure 1 left: development of a productive vegetation (mainly Soft Rush) on former farmland in the valley of the Essche Stroom (photo: Esther Lucassen), with a targeted development of natural marsh vegetation with reed, willow and alder. Right: development of eutrophic vegetation in a swamp located on former farmland in the Beekbergerwoud (photo: Mark van Mullekom). Figuur 2 schematische weergave van de processen die een rol spelen bij de reductie van geoxideerd ijzer en de nalevering van fosfaat uit geïnundeerde bodems. Figure 2 schematic representation of the processes that play a role in the reduction of oxidized iron and the subsequent release of phosphate from inundated soils. Waterberging en veenvorming als klimaatbuffer 199

43 lijk is. Er is een P-afvoer van (soms meer dan) 40 kg ha -1 jr -1 mogelijk (Sival & Chardon, 2004), vier keer zoveel als met een standaardbeheer van maaien en afvoeren. Uitmijnen met kroosvaren (Azolla) is een ander alternatief voor ontgronden of regulier uitmijnen door maaibeheer. Kroosvaren neemt het fosfaat dat vrijkomt na inundatie zeer snel op. Omdat de plant in symbiose leeft met een stikstoffixerende bacterie zijn zonder bemesting met stikstof en/of kalium toch zeer hoge producties mogelijk. Wanneer de kroosvaren geoogst wordt, kan op deze manier het fosfaat, in de toekomst een schaarse grondstof, worden teruggewonnen. Met kroosvaren kan de landbouwgrond nog sneller worden uitgemijnd dan met bijvoorbeeld het inzaaien van een gras-klavermengsel. Bijkomend voordeel is dat deze wijze van uitmijnen samen gaat met permanente waterberging. Een nadeel is dat de natuurwaarde van een door kroosvaren gedomineerde waterplas gering is. Kwaliteit inundatiewater Behalve de eigenschappen van de bodem speelt ook het water waarmee wordt geïnundeerd een belangrijke rol. Dat kan schoon regenwater zijn dat lokaal wordt vastgehouden, maar ook water afkomstig van beken en rivieren. De waterkwaliteit hiervan laat in Nederland vaak te wensen over. Meestal is het water rijk aan nitraat en vaak ook fosfaat. Als dit water stil staat kan er (buiten het winterseizoen) algenbloei optreden of kunnen kroosdekken ontstaan. Daardoor nemen de zuurstofconcentraties van het water vaak sterk af omdat een kroosdek de zuurstofaanvoer vanuit de lucht afsluit. Wanneer de bodem nog voedselrijk is, zal ook dit weer leiden tot een versterkte nalevering vanuit de bodems. Door een gedeelte van het gebied in te richten als een voorzuiveringsmoeras, kan de fosfaatbelasting van een retentiebekken sterk afnemen. Een mogelijkheid is om het water door een laag ijzerrijk zand te laten stromen en vervolgens door een denitrificatiebekken. Behalve nutriëntenrijkdom kunnen ook andere chemische eigenschappen van het oppervlaktewater een belangrijke invloed hebben op de natuurkwaliteit. Zo heeft de hardheid van het water grote invloed op het voorkomen van ondergedoken waterplanten. Hard water is rijk aan bicarbonaat en relatief arm aan kooldioxide. In dit soort water komen vooral waterplanten tot ontwikkeling die in staat zijn om bicarbonaat te gebruiken als koolstofbron, zoals glanzig fonteinkruid, schedefonteinkruid en smalle waterpest. In zachter water komen waterplanten voor die bij voorkeur kooldioxide gebruiken. Daarnaast heeft waterhardheid ook een belangrijke invloed op de ontwikkeling van moerasvegetaties. Onder invloed van harder water kunnen laagveenvegetaties tot ontwikkeling komen (rietlanden, trilvenen, etc.), onder invloed van zeer zwak gebufferd water (regenwater) hoogveenvormende vegetaties. Ook sulfaatrijk water kan voor problemen zorgen. Sulfaat is een reactief ion dat in onderwaterbodems door micro-organismen kan worden gereduceerd tot sulfide. Deze reductie gaat gepaard met de afbraak van organisch materiaal. Het sulfide dat vrij komt reageert in de bodem met opgelost gereduceerd ijzer waardoor het ijzer in de bodem wordt vastgelegd als ijzersulfide. Hierdoor neemt de mobiliteit van ijzer af, waardoor de nalevering van fosfaat naar de waterlaag kan toenemen. Bovendien wordt er door deze processen ook meer fosfaat vrijgemaakt in de onderwaterbodem (Smolders et al., 2006). Wanneer al het ijzer gebonden is aan sulfide, kan het sulfide ophopen in het poriewater van de bodem. Dit sulfide is zeer toxisch voor veel wortelende planten en bodemfauna. Voor de reductie van sulfaat is, net als voor de reductie van ijzer, organisch stof nodig. Het organisch stofgehal- 200 Landschap 30(4)

44 Aanvoer van slib Bij tijdelijke overstroming in de winter is de chemische kwaliteit van het water vaak minder belangrijk dan de hoeveelheid in het water gesuspendeerd slib (Runhaar et al., 2004). Als de stroomsnelheid van het water afte en de ijzerconcentratie bepalen of blootstelling van nieuwe natuur aan sulfaat voor problemen gaat zorgen. Sulfaatreductie komt pas goed op gang nadat al het reduceerbare driewaardige ijzer in de bodem is gereduceerd. Hierbij is het grotendeels omgevormd tot tweewaardig ijzer(hydr)oxide. Ook hieraan kan fosfaat binden, maar deze binding is meestal minder sterk. Door de vorming van ijzersulfides neemt de bindingscapaciteit van het ijzer verder af waardoor fosfaat nog mobieler wordt. Dit alles speelt niet bij bodems die arm zijn aan organisch materiaal en veel ijzer bevatten. Deze kunnen een behoorlijke sulfaatbelasting verdragen. Maar door de accumulatie van organische stof kunnen ook hier op termijn reductieprocessen op gang komen en kan sulfaat voor problemen gaan zorgen. Problemen met sulfaatrijk water kunnen worden voorkomen door een regime te creëren waarbij veel dynamiek in het systeem aanwezig is en de bodems regelmatig droogvallen. In veel klimaatbuffers zal dit ook wel het geval zijn vanwege de aard van het systeem: waterberging in periodes met een wateroverschot. Wanneer de bodem droogvalt komt er weer zuurstof in, waardoor ijzersulfide wordt geoxideerd. Hierbij komen ijzer(hydr) oxides en sulfaat vrij. Aan de ijzer(hydr)oxides kan het fosfaat weer goed binden en het sulfaat kan (deels) uitspoelen bij vernatting. Ook het ammonium dat accumuleert in de bodem kan bij droogvallen van de bodem worden omgezet (genitrificeerd) tot nitraat. Het gevormde nitraat kan onder natte omstandigheden weer worden gedenitrificeerd tot stikstofgas. Hierdoor treden dus stikstofverliezen op. Bovendien kan een deel van het organische materiaal versneld worden afgebroken onder invloed van de zuurstof. Er vindt dus als het ware een reset van het systeem plaats bij veel dynamiek waardoor de beschikbaarheid van voedingstoffen afneemt (Smolders et al., 2003; Lucassen et al., 2005; Brouwer et al., 2008). Voor systemen die belast worden met sulfaatrijk water kan dit een randvoorwaarde zijn voor een goede waterkwaliteit. Winter- versus zomerinundatie Inundatie in de winter zal veel minder problemen met de waterkwaliteit geven dan inundatie in de zomer (Lamers et al., 2008). In de winter is de productiviteit van het systeem erg laag, waardoor nauwelijks groei van waterplanten en algen optreedt. Ook verlopen in de winter de microbiële processen die verantwoordelijk zijn voor de reductie van sulfaat en ijzer erg traag. Een nadeel van winterinundatie is wel dat het water dan vaak rijker is aan sulfaat en nitraat (Smolders et al., 2006; Vermaat et al., 2013; figuur 3). Dit komt doordat sulfaat en nitraat, door oxidatie vrijgemaakt in venige bodems, vanaf het najaar uitspoelen naar het oppervlaktewater. In de zomermaanden vindt er vanwege een neerslagtekort veel minder uitspoeling plaats. Daarnaast is ook de microbiële reductie van nitraat en sulfaat in de winter veel lager dan in de zomer. Wanneer het water dat in de winter wordt ingelaten in het voorjaar nog aanwezig is, kan het sulfaat in het systeem worden gereduceerd en kan ook de verhoogde nitraatconcentratie eventueel bijdragen aan algenbloei. Inlaat van water in de zomer heeft als nadeel dat het water vaak rijker is aan fosfaat (figuur 3). Dit komt doordat in de zomermaanden fosfaat wordt gemobiliseerd in onderwaterbodems. In de praktijk vindt de waterberging echter vooral plaats in de wintermaanden. Waterberging en veenvorming als klimaatbuffer 201

45 Figuur 3 fluctuaties van de sulfaat- en totaal fosforconcentraties in het oppervlaktewater van de Tiendwegwetering (Lopikerwaard). Data: Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Figure 3 fluctuations of sulphate and total phosphorus concentrations in surface waters of the Tiendwegwetering (Lopikerwaard). Data: Hoogheemraadschap de Stichtse Rijnlanden. Sulfaat (μmol L -1 ) Sulfaat Fosfor Vernatten van veengebieden Veel van onze veengebieden zijn sterk aangetast en verdroogd als gevolg van vervening en landbouwkundig gebruik. Zo worden in veenweidegebieden de waterpeilen kunstmatig laag gehouden om landbouwkundig gebruik (veeteelt) mogelijk te maken. In ontwaterd veen dringt zuurstof door in de toplaag waardoor het veen oxideert. De geaccumuleerde koolstof verdwijnt hierbij als kooldioxide naar de atmosfeer en de in het veen opgeslagen nutriënten en zwavel komen vrij. Deze veenafbraak leidt tot serieuze problemen waaronder bodemdaling, een slechte waterkwaliteit en emissies van broeikasgassen. De oxidatie van veen kan sterk verminderd worden door het veen weer te vernatten en de intensiteit van het landgebruik te verlagen. Kleine veranderingen in het beheer van veengebieden kunnen grote gevolgen hebben voor de broeikasgas- en koolstofbalans (Joosten, 2011). Op termijn moet het mogelijk zijn om kooldioxide-emitterende veengebieden (sources) te veranderen in broeikasgas- en koolstofputten (sinks). Hiermee kan een bijdrage geleverd worden aan het behalen van de doelstellingen van het Kyoto Protocol. Het is daarbij wel belangrijk om ook de effecten van vernatting op de emissies van de broeikasgassen methaan en lachgas mee te nemen (Tomassen et al., 2012). Vernatting van veengronden leidt altijd tot een toename van de methaanemissie omdat de methaanproductie exponentieel toeneemt met de stijging van het waterpeil. Het aardopwarmingsvermogen (GWP) van methaan is een factor 25 hoger dan het vermogen van kooldioxide. In gerestaureerde laagvenen is de methaanemissie relatief hoog vergeleken met intacte laagvenen, vermoedelijk door de voedselrijkheid van de toplaag. De studie Klimaat voor Ruimte onderzocht in welke mate beheermaatregelen in het veenweidegebied kunnen bijdragen aan het verminderen van emissies van broeikasneemt, zakt het slib uit en kunnen aanzienlijke hoeveelheden nutriënten worden afgezet. Ook kan het slib zorgen voor een sterke verontreiniging met zware metalen (Stuijfzand, 2008). Bij de inrichting van een waterbergingsgebied zou hier rekening mee gehouden kunnen worden door een slibvang aan te leggen. Herstellen veenvorming Veengebieden vormen belangrijke natuurlijke klimaatbuffers omdat ze water vasthouden tijdens perioden van wateroverlast. Veenvormende vegetaties leggen bovendien koolstof vast uit de atmosfeer en stoten minder broeikasgassen uit dan verdroogde veengebieden waar veenoxidatie plaatsvindt. Deze vegetaties zijn dus klimaatbuffers bij uitstek en dragen bij aan herstel van de biodiversiteit van het sterk gedegradeerde Nederlandse veenlandschap. Op dit moment zijn er verschillende initiatieven, onder meer in het Ilperveld en gebieden rondom het Zuid-Laardermeer, om de veenvorming weer op gang te brengen (Tomassen et al., 2012) Fosfor (μmol L -1 ) 202 Landschap 30(4)

46 Acrotelm De acrotelm is de bovenste, gemiddeld 50 centimeter dikke, en deels levende, laag van het veen die de voor hoogvenen zo karakteristieke zelfregulerende hydrologische eigenschappen bezit (Ingram, 1978; Proctor, 1995). Wanneer het erg nat is, zwelt de acrotelm op en absorbeert als een spons het regenwater. Het water dat niet opgenomen kan worden stroomt via laterale afvoer weg. Onder droge condities krimpt de acrotelm waardoor het doorlaatvermogen en ook de laterale afstroming fors afnemen. Daarnaast heeft een levend veenmosdek nog een regulerende invloed op de verdamping omdat de capillaire nalevering van water aanzienlijk vermindert wanneer het waterniveau in de acrotelm daalt. Bovendien vullen de hyaliene cellen van de veenmossen zich wanneer het droog wordt met lucht waardoor ze wit kleuren en minder opwarmen. Experimenten laten zien dat het onder de juiste omstandigheden mogelijk is om binnen een periode van tien jaar een nieuw acrotelm te ontwikkelen (Tomassen et al., 2012). Natte condities Laterale afvoer Droge condities Verlaging verdamping Sponswerking Figuur 4 schematische voorstelling van de werking van een acrotelm. Figure 4 schematic representation of the functioning of an acrotelm gassen (Kroon et al., 2010). De netto balans in een moderne veenweide, met een peil van 60 cm onder maaiveld, bedraagt ongeveer g CO 2 -equivalenten m -2 jaar -1 (Schrier-Uijl, 2010). Bij een peilverhoging tot 20 cm onder maaiveld wordt een flinke reductie in de emissie van kooldioxide en lachgas bereikt, terwijl de methaanemissie stijgt. De netto balans komt uit op circa +560 g CO 2 - equivalenten m -2 jaar -1. Bij het herstel van veenvorming zal de vastlegging van kooldioxide toenemen en wordt de netto balans -550 g CO 2 -equivalenten m -2 jaar -1 (Schrier- Uijl, 2010). Per saldo is er dus altijd sprake van een afname van het broeikaseffect ondanks een toename van de methaanemissie in de meeste gevallen. In hoogveenvormende vegetaties kan de methaanemissie sterk gereduceerd worden door microbiële methaanoxidatie en koolstofherfixatie in de veenmoslaag (Kip et al., 2010). Veenmossen leven namelijk samen met bacteriën die het methaan oxideren. De kooldioxide die hierbij vrijkomt wordt gebruikt voor de fotosynthese van het veenmos. Dit mechanisme draagt bij aan de reductie van de methaanemissie in systemen die door veenmos gedomineerd worden. Hoogveenvorming In intacte hoogvenen zorgt de toplaag van levend en recent afgestorven veenmos (acrotelm; zie kader) zelf voor een stabiele hydrologische situatie en groot waterbergend vermogen. Het herstel van de juiste condities in de acrotelm is een absolute randvoorwaarde voor het op gang komen van hoogveenvorming (Joosten, 1995). Niet alle veenmossoorten beschikken over de goede eigenschappen. Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum), hoogveenveenmos (S. magellanicum), kamveenmos (S. imbricatum), bruin veenmos (S. fuscum) en rood veenmos (S. rubellum) zijn de belangrijkste sleutelsoorten (Joosten, 1995). Dit zit hem met name in de resistentie van deze soorten tegen afbraak. Slenksoorten als waterveenmos Waterberging en veenvorming als klimaatbuffer 203

47 Figuur 5 links: ontwikkeling van veenmossen op geplagde veengronden in de Oosterpolder, Groningen (foto Mark van Mullekom); rechts: het kweken van veenmossen op voormalige landbouwgronden ten noorden van Oldenburg in Niedersachsen, Duitsland (foto Gijs van Dijk). Figure 5 left: development of peat mosses on former agricultural land with peaty soils in the Oosterpolder (Groningen) after the removal of the nutrient rich top layer (photo: Mark Mullekom); right: growing peat mosses on former agricultural land north of Oldenburg, Germany (photo Gijs van Dijk). (S. cuspidatum) en in mindere mate fraai veenmos (S. fallax) breken veel beter af, waardoor geen toplaag met een groot waterbergend vermogen ontstaat. Terreindelen waar alleen slenksoorten aanwezig zijn, blijven voor hun hydrologie afhankelijk van hun omgeving. Het herstel van een min of meer zelfregulerend hoogveenvormend systeem kan dan ook pas op gang komen indien één of meer van de sleutelsoorten over grotere oppervlakten tot dominantie zijn gekomen en een veenlaag vormen. Na het plaggen van de voedselrijke toplaag (tot een Olsen-P concentratie < 350 μmol L -1 ) kan in verdroogde veen(weide)gebieden door het vasthouden van regenwater weer een gunstige uitgangssituatie voor de ontwikkeling van door veenmossen gedomineerde vegetaties ontstaan (Tomassen et al., 2012). In eerste instantie zullen op de gebufferde bodems soorten als haakveenmos (Sphagnum squarrosum) of gewoon veenmos (Sphagnum palustre) tot ontwikkeling komen (figuur 5). Deze snelgroeiende soorten kunnen de juiste abiotische randvoorwaarden scheppen omdat ze voor een verdergaande verzuring zorgen. Hierdoor kunnen de hoogveenvormers zich uiteindelijk vestigen, mits dispersie en vestiging mogelijk is. In Duitsland wordt sinds 2001 onder- zoek gedaan naar het kweken van veenmossen (Gaudig et al., 2012). Het onderzoek richt zich op het optimaliseren van de groeicondities voor veenmossen, onder andere op geplagde voormalige landbouwgrond. Een stabiele waterstand blijkt de belangrijkste sturende factor te zijn, en onder optimale condities kunnen zeer hoge biomassaproducties gehaald worden tot wel 6900 kg droge massa aan veenmos ha -1 jaar -1 (S.palustre). Het probleem van afplaggen is dat er een bestemming moet worden gevonden voor de afgeplagde veraarde en voedselrijke veengrond. Deze kan worden opgebracht bij veenbodems die een landbouwkundige functie behouden, waardoor natte plekken, die bijvoorbeeld continu onderbemaling vereisen, voor de veeteelt veiliggesteld kunnen worden. Samenvatting Klimaatbuffers in de vorm van natte natuur kunnen verschillende functies hebben: het bergen of vasthouden van oppervlaktewater (waterberging) of het vasthouden van regenwater, wat prima samen kan gaan met het herstel van (hoog)veenvormende vegetaties. Voor de berging van oppervlaktewater is de interactie 204 Landschap 30(4)

48 tussen het oppervlaktewater en de bodem in zeer sterke mate bepalend voor de waterkwaliteit en de vegetatieontwikkeling. Wanneer waterberging hand in hand moet gaan met natuurontwikkeling is dit een relevant aandachtspunt. Vernatting van voedselrijke grond kan leiden tot een sterke verruiging van de vegetatie (plasdrassituatie) of tot een excessieve groei van algen of monotone vegetaties van ondergedoken waterplanten. Daarnaast kan via het water ook voedselrijk slib aangevoerd worden dat zich lokaal afzet. Waterberging in de winter is minder risicovol dan waterberging in de zomer omdat in de winter de microbiële activiteit veel lager is. In de zomer heeft de waterkwaliteit van het te bergen water een veel groter effect op de ontwikkeling van het systeem, en kan zuurstofloosheid van de waterlaag leiden tot een versterkte nalevering van nutriënten uit de bodem. Met een relatief schrale nutriëntenarme uitgangssituatie kunnen dit soort problemen grotendeels voorkomen worden. Dit kan worden bereikt door in voor- malige landbouwgebieden de nutriëntenrijke toplaag te verwijderen. Als alternatief kan juist worden gekozen voor het benutten van de voedselrijkdom van de bodem door waterberging op voormalige landbouwgrond te combineren met het kweken van kroosvaren (Azolla). Dit kan als een voortraject gebruikt worden om later, bij lagere voedselrijkdom, naar veengroei over te gaan. Door veen(weide)gebieden te vernatten kan veenvorming op gang worden gebracht. Er treedt verzuring van de toplaag op en op termijn, als sleutelsoorten zich kunnen vestigen, kan een hoogveenvormende vegetatie tot ontwikkeling komen. (Hoog)venen werken als een grote spons en kunnen veel water vasthouden in perioden van overvloedige regenval. Bovendien kunnen ze broeikasgassen vastleggen. Functionerende venen zijn dan ook uitstekende klimaatbuffers. Veenvorming via veenmossen blijkt het beste op gang te komen wanneer de voedselrijke toplaag wordt verwijderd. Summary Water storage and peat formation as climate buffer: opportunities and pitfalls from a biogeochemical perspective Alfons Smolders, Jos Verhoeven, Hilde Tomassen, Mark van Mullekom, Monique van Kempen, Jan Roelofs & Leon Lamers water storage, eutrophication, peat formation, rewetting, phosphate. Climate buffers, natural areas specially designed to reduce the consequences of climate change, can be achieved in different ways. There is a distinction between the storage or retention of surface water (water storage) and the retention of rain water. The latter can, particularly in peatlands, be combined with the recovery of Sphagnum dominated peat bog forming vegetation. The interaction between surface water and soil plays a major role in determining the water quality and vegetation development during water storage. This is a relevant issue when water storage must go hand in hand with nature development. Waterlogging of nutrient rich soil can lead to a strong development of fast growing semi-aquatic vegetation (after waterlogging ) or to an excessive growth of algae or monotonous vegetation of submerged aquatic plants (after flooding). In addition, nutrient rich silt can be supplied via the water which can settle locally. Water storage in winter is less risky compared to water storage in summer due to lower microbial activity. Waterberging en veenvorming als klimaatbuffer 205

49 Literatuur Beltman B., A.J.P. Smolders & J.E. Vermaat, Waterberging en natuurontwikkeling op veenweidegronden. Landschap 26/3: Brouwer, E., E. Lucassen, A. Smolders & J. Roelofs, Vennen kunnen verzuipen. H2O 41(19): Bureau Stroming bv, Natuurlijke klimaatbuffers. Adaptatie aan klimaatverandering. Wetlands als waarborg. Gaudig, G., F. Gahlert, M. Krebs, A. Prager, J. Schulz, S. Wichmann & H. Joosten, Sphagnum farming in Germany - 10 years on the road to sustainable growing media. Extended abstract No. 374, 14th International Peat Congress, Stockholm, Sweden. Geurts J.J.M., A.J.P. Smolders, A.M. Banach, J.P.M. van de Graaf, J.G.M. Roelofs & L.P.M. Lamers, The interaction between decomposition, N and P mineralization and their mobilization to the surface water in fens. Water Research 44: Ingram, H.A.P., Soil layers in mires: function and terminology. Journal of Soil Science 29: Joosten, J.H.J., Time to regenerate: long-term perspectives of raised bog regeneration with special emphasis on palaeoecological studies. In: B.D. Wheeler, S.C. Shaw, W.J. Fojt & R.A. Robertson (eds.). Restoration of Temperate Wetlands. Chichester, UK. J. Wiley and Sons: pp Joosten, H., The global peatland CO 2 picture. In: F. Tanneberger & W. Wichtmann (eds.). Carbon credits from peatland rewetting. Climate biodiversity land use. Science, policy, implementation and recommendations of a pilot project in Belarus. Stuttgart, Germany. Schweizerbart Science Publishers: pp Kip, N., J.F. van Winden, Y. Pan, L. Bodrossy, G.J. Reichart, A.J.P. Smolders, M.S.M. Jetten, J.S. Sinninghe Damsté & H.J.M. op den Camp, Global prevalence of methane oxidation by symbiotic bacteria in peat-moss ecosystems. Nature Geosciences 3: Kosten, S., Een frisse blik op warmer water. Over de invloed van klimaatverandering op de aquatisch ecologie en hoe je de negatieve effecten kunt tegengaan. Stowa-rapportnummer Kroon, P.S., A.P. Schr ier-uijl, P.C. Stolk, F.K. van Ever t, P.J. Kuikman, A.H. Hensen & E.M. Veenendaal, Kunnen we sturen op landgebonden broeikasgas emissies? Naar een klimaat neutrale(re) inrichting van het landelijk gebied. Landschap 27/2: Lamers L.P.M., R. Loeb, A.M. Antheunisse, M. Miletto, E.C.H.E.T. Lucassen, A.W. Boxman, A.J.P. Smolders & J.G.M. Roelofs, Biogeochemical constraints on the ecological rehabilitation of wetlandvegetation in river floodplains. Hydrobiologia 565: Loeb, R., L.P.M. Lamers & J.G.M. Roelofs, Prediction of phosphorus mobilisation in inundated floodplains. Environmental Pollution 156: Lucassen E.C.H.E.T., A.J.P. Smolders & J.G.M. Roelofs, Effects of temporary desiccation on the mobility of phosphorus and metals in sulphur-rich fens: differential responses of sediments and consequences for water table management. Wetlands: Ecology and Management 13: Mullekom, M. van, A.J.P. Smolders, E. Brouwer, W. Geraedts & J.G.M. Roelofs, Herstel van schraalgraslanden in het Hierdense beekdal. Vakblad voor Natuur, Bos en Landschap 6 (8): 2-7. Proctor, M.C.F., The ombrogenous bog environment. In: B.D. Wheeler, S.C. Shaw, W.J. Fojt & R.A. Robertson (eds.). Restoration of Temperate Wetlands: p Runhaar J., G. Arts, W. Knol, B. Makaske & N. van den Brink, Waterberging en Natuur; Kennisoverzicht ten behoeve van regionale waterbeheerders. Rapportnummer Amersfoort, STOWA. Schrier-Uijl, A.P., Flushing meadows. The influence of management alternatives on the greenhouse gas balance of fen meadow areas. PhD-thesis. Wageningen, Wageningen University. Sival, F.P. & W.J. Chardon, Natuurontwikkeling op fosfaatverzadigde gronden: fosfaatonttrekking door een gewas. Rapport Wageningen, Alterra. Smolders A.J.P., E.C.H.E.T. Lucassen & J.G.M. Roelofs, Waterpeilregulatie in broekbossen: bron van aanhoudende zorg. H 2 O 36 (24): Smolders A.J.P., L.P.M. Lamers, E.C.H.E.T. Lucassen, G. van der Velde & J.G.M. Roelofs, Internal eutrophication: How it works and what to do about it, a review. Chemistry and Ecology 22: Stuijfzand S. (red.) Praktijkervaringen met waterberging in natuur(ontwikkelings)gebieden. Hoofdrapport Suzanne pilotprogramma waterberging en natuur. Waterdienst rapport nr / Alterra rapport nr Tomassen H., M. van Mullekom, L. Lamers & A.J.P. Smolders, Koolstoffixatie in het Zuidlaardermeergebeid, een literatuurstudie. Nijmegen. Onderzoekcentrum B-WARE, Rapport Vermaat J.E., J. Harmsen, F.A. Hellman, H.G. van der Geest, J.J.M. de Klein, S. Kosten, A.J.P. Smolders, J.T.A. Verhoeven, R.G. Mes & M. Ouboter, Sulfaatbronnen in het Hollandse veenlandschap. Landschap 30/1: 5-13 Lamers, L., S. Schep, J. Geurts & A. Smolders, Erfenis fosfaatrijk verleden: helder water met woekerende waterplanten. H 2 O 2012(13): Landschap 30(4)

50 Boeken Zoet&Zout. Water en de Nederlanders Tracy Metz & Maartje van den Heuvel, NAI Uitgevers, 296 pagina s, 29,50. ISBN Water is van essentieel belang voor plant, dier en mens, en al helemaal voor de Nederlander(s). Dat wordt al snel duidelijk bij het lezen én bekijken van dit mooi vormgegeven boek, waarin de auteurs op pakkende wijze beschrijven hoe water de culturele identiteit van Nederland door de eeuwen heen bepaald heeft. Zoet&Zout. Water en de Nederlanders bestaat uit twee delen die samen een aangename mix van woord en beeld vormen. Journalist en auteur Tracy Metz beschrijft in vijf thema s: (1) zoet, zilt en zout, (2) dijken en polders, (3) groot water, (4) natte stad en (5) catastrofe, de verandering in de manier waarop we in ons land met water omgaan. Deze vijf hoofdstukken worden afgewisseld met vijf beeldkaternen: strijd, verbond, gewin, plezier en mythe, die zijn samengesteld door kunsthistoricus en conservator Maartje van den Heuvel. De meer dan 125 kunstwerken verbeelden niet alleen de geschiedenis van ons land met het water, maar ook de vele betekenissen die wij aan water hechten. Metz stelt dat de eeuwenlange ervaring in de bescherming tegen het water ons gemakzuchtig heeft gemaakt. Dat we ons niet meer bekommeren om onze veiligheid en er blind op vertrouwen dat waterschappen en overheid zullen zorgen voor droge voeten. Nu echter het reguleren van de waterhuishouding in ons land zijn grenzen lijkt te kennen, is een omslag in denken over de omgang met water noodzakelijk. De gevolgen van klimaatverandering maken dat extra urgent. Met inbreng van een groot aantal specialisten laat Metz zien hoe deze nieuwe verhouding tot het water in Nederland vorm gegeven wordt. Het motto is niet langer het water buiten willen houden, maar bouwen met de natuur, leven met het water. Hiervan worden in dit boek sprekende voorbeelden gegeven. Behalve ingenieurs en waterbeheerders zijn voor de ruimtelijke planning van deze nieuwe waterbouw ook landschapsarchitecten en ecologen nodig. Deze ontwikkeling biedt goede kansen voor ons landschap dat natuurlijker en aantrekkelijker zal worden. Of het nieuwe beleid van meerlaagse veiligheid ook hetzelfde niveau van veiligheid zal bieden als voorheen de dijken, daar zet Metz haar vraagtekens bij. Dat doet me weer terugbladeren naar het angstaanjagende olieverfschilderij van Willem Schellinks waarop de doorbraak van de St. Antonisdijk bij Houtewael (1651) wordt afgebeeld. Laten we hopen dat we in de toekomst verschoond blijven van dergelijke dramatische beelden en dat de nieuwe waterbouw een succesvolle, nieuwe manier is om met water om te gaan. Een manier die we wellicht, net als onze huidige expertise op het gebied van watermanagement, ook internationaal kunnen gaan vermarkten. Zoals de samenstellers van dit boek zelf zeggen, beogen zij de lezer te verwonderen over het plezier, het vernuft en de creativiteit waarmee Nederlanders met het water omgaan. Naar mijn mening slagen de auteurs daar zeker in en biedt het boek een aangename blik op zowel onze voormalige als toekomstige omgang met het water. EDU DORLAND, KWR WATERCYCLE RESEARCH INSTITUTE 207

51

52 Klimaatbuffers vragen om adaptieve esthetiek Forum Natuurbeheerders, niet ingenieurs of landschapsarchitecten, hebben het initiatief bij klimaatbuffers. Landschapsarchitecten kijken daar met gemengde gevoelens naar. Enerzijds zijn klimaatbuffers jaloersmakende producten die voor een doorbraak zorgen op een terrein waarop alleen maar bezuinigd leek te worden. Anderzijds lijkt de noodzaak van een ontwerp dat verder gaat dan louter functionaliteit er niet toe te doen. Is er dan helemaal geen rol meer voor de esthetiek omdat de natuur zichzelf vormgeeft? In dit artikel formuleer ik een onderbuikgevoel. PAUL RONCKEN Ir. P.A. Roncken leerstoelgroep Landschapsarchitectuur, Wageningen UR, Postbus 6700 AA Wageningen De functionele waardering van natuurlijke processen heeft de laatste jaren veel opgang gemaakt bij zowel ecologen, landschapsontwerpers als beheerders. Termen als ecosysteemdiensten en groen-verdien-modellen hebben ook binnen academische kringen de prioriteit verlegd van bescherming naar productiviteit. Het doel lijkt te zijn te onderbouwen hoe natuurlijke processen iets kunnen opleveren voor een duurzame samenleving. Natuurtypen zijn niet langer een doel op zichzelf, maar een middel om onze cultuur te voorzien van duurzame (bij)producten. Klimaatbuffers zijn daar ook een voorbeeld van omdat ze op basis van natuurontwikkeling bijdragen aan agrarische opbrengsten, biomassa of recreatief vermaak. De verschillende artikelen in dit nummer van LANDSCHAP geven een redelijk consistent beeld van het ontwerpconcept achter het product klimaatbuffer. Zo zal dankzij klimaatbuffers de economische capaciteit van grondbezit slimmer benut worden, de ontwikkeling van natuurlijke landschappen weer aan populariteit gaan winnen, zullen extreme calamiteiten zoals overstroming en droogte verminderen, structurele maatregelen in het landschap aantoonbaar resultaat opleveren en zal een nationaal belang gediend worden met een lokale ingreep. Ondernemersmentaliteit Vooral opvallend is dat natuurbeheerders met deze duurzame initiatieven komen, niet ingenieursbureaus of ontwerpers. Zij doen dit naar eigen zeggen, omdat de toch tamelijk technocratische ontwikkelingsvisie achter klimaatbuffers veel koppelmogelijkheden oplevert. Natuurlijke processen zorgen bijvoorbeeld voor zuivering of buffering van grondwater waardoor omwonenden direct merken wat het aangepaste natuurontwerp hen oplevert. De esthetische verwachting is dat een klimaatbuffer ondanks het tamelijk technisch ontwerp niet oogt als een technische installatie. De ecotechniek is verborgen in een uitnodigend nieuw landschap, een bloemrijk vlinderparadijs, nieuwe wildernis of dynamisch eiland. De beleefbaarheid van dit product is overduidelijk onderdeel van het ontwerpconcept. Mede hierdoor is deze vorm van natuurontwikkeling veel eenvoudiger politiek en economisch te beargumenteren dan de bescherming van grotendeels onzichtbare en soms onooglijke bedreigde plant- en diersoorten. De dreiging van grootschalige calamiteiten is een goede stok om mee te slaan. En reken maar dat calamiteiten van de hoogste categorie, waar overstromingen en verdroging toe behoren, een subliem gevoel voor natuurdreiging teweeg kunnen brengen bij zowel bevolking als politiek. Met andere woorden, er heerst een frisse ondernemersmentaliteit in een voorheen vooral wetenschappelijk domein dat zich grotendeels onttrok aan de publieke opinie. Deze ondernemersmentaliteit wordt door landschapsarchitecten met een dubbel gevoel bekeken. Enerzijds zorgt ze voor een enthousiasmerende doorbraak op een gebied waar alleen maar bezuinigd leek te worden en levert ze jaloersmakende producten op. Anderzijds Foto Pieter Pepping uiterwaarden bij Wageningen. Landschap 2013/4 209

53 is enige verbolgenheid op zijn plaats, want ontwerpers maken nauwelijks meer deel uit van dit proces. De noodzaak van een goed ontwerp lijkt alleen dan relevant wanneer er mensen moeten worden vermaakt of verrukt met mooie plaatjes. Toegegeven, ontwerpers zijn lang niet altijd op de hoogte van de nieuwste ecologische inzichten en hebben daarom een nogal romantisch beeld van natuurontwikkeling, gericht op het bereiken van mooie eindstadia. Maar om daarmee de gehele expertise van ontwerpers overboord te gooien Esthetiek als kwaliteitsmeting Er is een lange filosofische traditie die zegt dat de goede dingen in het leven ook een zekere schoonheid bezitten. Het mooie en het goede zijn binnen deze traditie dus sterk verweven en haast synoniem aan elkaar. Het is voorstelbaar dat deze traditie de 19e-eeuwse ontwikkeling van buitenplaatsen en landgoederen heeft beïnvloed, en zeker ook de 20e-eeuwse voorbeelden van natuurontwikkeling. Waar echter in het ontwerp van buitenplaatsen duidelijk de hand van de ontwerper herkenbaar is, is het maar de vraag of er überhaupt sprake is van een ontwerp als het gaat om natuurontwikkeling. Die twijfelachtigheid ligt ook aan de basis van de hoogst actuele discussie over natuur en menselijk ontwerp: versterkt een mooi ontwerp de natuurlijke ontwikkeling of tast het deze juist aan? Wat kan de menselijke vormwil betekenen voor de zelfsturing van natuurlijke processen? In de beeldende kunst is het nauwelijks een vraag of menselijke invloed zichtbaar mag zijn of niet. Daar wordt iedere willekeurige menselijke vorm door sommigen tot het goede verheven, vooral in de conceptuele en zeer abstracte kunstwerken (Braembussche, 2007). De ongeremde en schijnbaar willekeurige dynamiek van de menselijke aard staat in deze kunstwerken centraal. In het landschapsontwerp is dat geheel anders. Er bestaan nog steeds landschappen die niet door de menselijke vormzin zijn beroerd en ook deze kunnen ervaren en esthetisch beoordeeld worden. Het uitzicht vanaf een benevelde bergtop levert een esthetische ervaring op, hoewel er geen menselijke ontwerpende inmenging aan te pas komt. Met andere woorden: ook zonder ontwerp bestaat de esthetische interactie. Om te onderbouwen dat de menselijke ervaring van schoonheid toch noodzakelijk is voor goede natuurontwikkeling is het nodig het gangbare begrip van de esthetica te verruimen. Esthetica wordt op dit moment geinterpreteerd als een begrip dat op de beeldende kunst van toepassing is. Typische landschapservaringen als het sublieme, het pittoreske en pastorale zijn als artistieke categorieën aan de beeldende kunst toegevoegd en historisch gezien zeer waardevol gebleken. Maar voor de landschapsbeleving op zichzelf zijn ze ontoereikend; een nadere precisering zal nodig blijken. Voor het ontwerp van klimaatbuffers is dit zeer relevant. Klimaatbuffers veroorzaken vaak grootschalige en ingrijpende veranderingen in het landschap en moeten zo snel mogelijk goed functioneren en door de (lokale) bevolking geaccepteerd worden. Zelfs als de natuur zichzelf grotendeels vorm geeft, zal de menselijke esthetiek haar op twee manieren kunnen begeleiden; (1) door de voorwaarden van het levend systeem te ontwerpen hier niet besproken en (2) door met behulp van ervaringen in het landschap een oordeel en inschatting te maken van de geleverde kwaliteit van het klimaatproduct. Adaptieve esthetiek In het oordeel over beeldende kunst wordt vaak meegenomen dat er aan het werk niets meer is toe te voegen of weg te halen. Het is perfect zoals het op dat moment is. Dit oordeel kan onmogelijk gelden voor klimaatbuf- 210 Landschap 30(4)

54 Foto Pieter Pepping fers: nieuwe landschappen die permanent veranderen. Ze zuigen zich dik als een spons en verdrogen daarna zienderogen. Ondertussen reageren plant en dier merkbaar op deze veranderingen en krijgen menselijke bezoekers hiermee een indruk van zowel de dynamiek van de seizoenen als van eventuele klimaatverschuivingen. Deze adaptieve landschappen vragen daarom een even adaptief vermogen om verschillende ervaringen te kunnen verwerken. Een staat van perfectie, zoals in de beeldende kunst lijkt in zijn geheel niet relevant. Toch is er wel degelijk sprake van een bepaalde mate van perfectie in het ontwerp van klimaatbuffers. Als het adaptatievermogen volgens de voorspellingen werkt en het landschap genoeg weerstand blijft bieden om haar casco te behouden, is er sprake van perfectie. In dat geval zijn de vormen en beelden die het landschap voortbrengt een gevolg van het gehoorzamen aan een dynamiek. De waardering daarvan vereist een even dynamische esthetiek, of beter geformuleerd, een adaptieve esthetiek die niet alleen gestoeld is op een statische compositieleer maar vooral ook op een dynamische aanvulling daarop. Anders dan in de mechanica waar causale verbanden zijn te testen en te benoemen, bestaat tot op heden geen verifieerbare theorie over de objectieve kwaliteit van composities. De compositieleer bestudering van alle onderdelen waar een werk uit bestaat: vorm, toon, kleur, perspectief, materiaal, stijl, emotie, het al dan niet aanwezige onderwerp en de relatie tussen dit alles geeft nauwelijks houvast in het vooraf voorspellen van de esthetische effecten van een ontwerp op het publiek. Recente theorievorming richt zich daarom niet op een statische compositieleer maar op de dynamische interactie tussen maken en beleven (Abram 2012; Varela et al.,1993). De kunstenaar of vormgever schept iets in het Klimaatbuffers vragen om adaptieve esthetiek 211

55 werk en de kijker schept daarna een eigen ervaring op basis van het werk. Beiden scheppen en richten zich op het object of werk, en beiden creëren daarmee een eigen verstandhouding. Dit kan op een heel alledaagse manier plaatsvinden door bijvoorbeeld geen expliciete banken te ontwerpen maar randen of objecten die voor een deel op zithoogte vlak zijn gemaakt, zodat mensen met behulp van hun eigen inventiviteit worden aangesproken om deze als bank te gebruiken (Hertzberger, 2005). De recente ontwikkeling in de richting van een dynamische esthetica kan een vlucht nemen als ze zich verenigt met onderzoek naar het landschapsontwerp en omgevingservaringen (Roncken et al., 2011). De beeldende kunst heeft aan het landschapsontwerp een verre neef die al een heel scala aan voorbeelden kan voorleggen om te analyseren. Zoals in de 18e en 19e-eeuw de statische esthetica sterk werd beïnvloed door de parallelle ontwikkeling van de beschrijving van natuurervaringen en de ontwikkeling van de landschapsstijl, zo kan hetzelfde in de 21e-eeuw gebeuren met de dynamische esthetica door actuele landschapsontwerpen en omgevingservaringen. Kenmerkend voor het ontwikkelen van een adaptieve esthetiek is de onderzoekende houding van de gebruiker. Dit is een omdraaiing van de klassieke esthetica waarbij de gebruiker min of meer werd onderwezen hoe men het werk dient te interpreteren en ervaren. In plaats daarvan staat de ervaring centraal en niet het object en het (esthetische) oordeel daarover. Adaptieve esthetiek ondermijnt de mythe dat over smaak niet te twisten valt, omdat smaak niet statisch is maar afhankelijk van dynamische factoren. Met andere woorden, niet het oordeel staat centraal in adaptieve esthetiek, maar de verwerking van veranderlijkheid. Dit opent de mogelijkheid tot een tot nu toe ongekende menging van disciplines. Naast ontwerpers moeten bijvoorbeeld ook psychologen en neurologen hierbij betrokken worden evenals antropologen, biologen en zelfs systeemecologen, omdat de esthetica op dat moment niet over finale oordelen gaat, maar over interactiebeschrijvingen. Adaptief vermogen Als de rol van het ontwerp in de ontwikkeling van een klimaatbuffer tot stand komt in de interactie tussen maken en beleven is ze niemands exclusieve expertise. Het psychosomatische gedrag van de bezoeker en gebruiker is minstens zo bepalend als de hand van de maker. Al die nieuwe vormen, beelden en gewaarwordingen die in een sterk dynamisch landschap aanwezig zijn, vragen om zijn of haar adaptief vermogen, alsof een nieuwe vorm van overleven wordt aangesproken. Volgens sommige ontwerptheoretici is het daarvoor noodzakelijk dat de mens uit zijn gewoonten wordt losgemaakt (Dewey 1929; Meyer 2008). Daarbij wordt het gevoelsmatig centrum van het bestaan tijdelijk verplaatst naar iets buiten onszelf. Dat hoeft niet noodzakelijkerwijs tot een goddelijke of mystieke ervaring te leiden, maar kan bij een kleinere stap, weg uit ons centrum, resulteren in het vermogen om ons te spiegelen aan het leven dat ons alledag omringt (Saito 2007, 2010). In veel gevallen zullen het geen optimistische beelden zijn die we te verwerken krijgen: de dood van een dier of grote boom of een hele kudde. Toch zijn juist deze dissonante ervaringen kenmerkend voor de theorievorming van adaptieve esthetiek. Of het grote publiek deze ontwikkeling zal waarderen is niet eenduidig te beantwoorden. Uit onderzoek blijkt dat het vermogen om landschappen in hun meer verwilderende staat te waarderen afhankelijk is van sociaal gedeelde waarden en gewenning (Buijs 2009; Koole & Van den Berg, 2005). Vooral de stedelijke bevolking heeft 212 Landschap 30(4)

56 meer behoefte aan contrastrijke natuurervaringen. Ook is de anticipatie op een intensievere ervaring bij hen groter. Natuur mag als het ware net zo wild zijn als in televisiedocumentaires en net zo agressief als hun dagelijkse gang door de menselijke jungle. Naar verwachting zullen steeds meer mensen in stedelijke omgevingen gaan wonen en zullen dissonante verwachtingen daarmee ook meer geaccepteerd raken. Maar niet iedereen kan met dissonante en contrastrijke ervaringen omgaan. Zo blijkt uit ander onderzoek dat juist in stedelijke gebieden waar sociaaleconomisch minder sterke groepen wonen, de aanwezigheid van groen voor angsten en persoonlijke instabiliteit kan zorgen (Van den Berg et al., 2010). Zowel positieve als negatieve gevolgen van esthetische adaptatie moeten worden inbegrepen. Discussie Het landschapsontwerp van adaptieve landschappen zal voor een uitbreiding van de theoretische grondslag van de esthetica gaan zorgen. Niet alleen is het raadzaam om te experimenteren met doelbewuste vormen en beelden, maar vooral ook om te onderzoeken hoe het esthetisch vermogen van de mens in elkaar steekt. Zelfs al geeft de natuur zichzelf vorm, de mens zal haar met zijn eigen esthetisch vermogen beleven. Het ontwerp van levende systemen is dus zeker niet alleen een zaak van ecologen die de (a)biotische condities hebben bestudeerd en deze met een aannemer slechts hoeven bij te schaven. Goed en mooi zijn geen synoniemen meer en mooi is niet meer toereikend om onze ervaringen te schetsen. Niet alleen zijn ervaringen een stuk adaptiever dan tot nu toe is aangenomen, ook zijn ze veel meervoudiger van aard dan te typeren valt met termen als mooi, lelijk, subliem of pastoraal. Voorlopig zullen we vooral geïnteresseerd moeten zijn in alle mogelijke ervaringsuitkomsten om een gedegen beeld te krijgen van de menselijke vermogens tot adaptief gedrag. Klimaatbuffers kunnen door hun ontworpen dynamiek of adaptief vermogen hieraan een bijdrage leveren. Literatuur Abram, D., Becoming Animal, Green Letters: Studies in Ecocriticism, 13 (1), Berg, van den A.E., J. Maas, R.A. Verheij & P.P. Groenewegen, Green space as a buffer between stressful life events and health. Social Science & Medicine 70 (8): Braembussche, A.A. van den, Denken over kunst. Een inleiding in de kunstfilosofie. Bussum. Coutinho. Buijs, A., Public Natures, social representations of nature and local practices. Alterra scientific contribution, 30. Wageningen. Alterra, Wageningen UR). Dewey, J., Experience and Nature. London. George Allen and Unwin, Limited. Hertzberger, H., Lessons for students in Architecture. Rotterdam. 010: 288. Koole, S.L. & E. van den Berg, Lost in the Wilderness: Terror Management, Action Orientation, and Nature Evaluation. Journal of Personality and Social Psychology 88 (6): Meyer, E.K., Sustaining beauty - the performance of appearance: Can landscape architects insert aesthetics into our discussions of sustainability? Journal of Landscape Architecture 98 (10): Roncken, P., S. Stremke & M. Paulissen, Landscape Machines, productive nature and the future sublime. Journal of Landscape Architecture 2011 (11): Saito, Y., Everyday Aesthetics. Oxford. Oxford University Press: 273. Saito, Y., Future Directions for Environmental Aesthetics. Environmental Values, 19: Varela, F.J., E. Thompson & E. Rosch, The embodied mind: cognitive science and human experience. Massachusetts. Massachusetts Institute of Technology. Klimaatbuffers vragen om adaptieve esthetiek 213

57

58 Waterberging De Onlanden in de praktijk Forum Naar aanleiding van een hoogwatersituatie in 1998 is in Groningen geïnvesteerd in een waterberging gecombineerd met natuurontwikkeling. Deze klimaatbuffer werd al voor voltooiing ingezet tijdens het hoogwater van januari Momenteel wordt praktijkervaring met de waterberging opgedaan, welke leidt tot nieuwe inzichten. Waterschap Noorderzijlvest is verantwoordelijk voor alle aspecten van het waterbeheer in het noordelijk deel van Drenthe en in het noorden en westen van Groningen. Het waterschap beheert een hydrologisch geïsoleerd stroomgebied, de Electraboezem, die begint in het hoogveen van het Fochteloërveen bij Assen en eindigt in de Waddenzee bij Lauwersoog. Ondanks beperkte hydrologische invloed van buitenaf, kent deze boezem een aantal grote uitdagingen. Vanwege de relatief grote variaties in bodemhoogte en bodemsoorten, de geringe hoeveelheid oppervlaktewater (3%), klimaatverandering en bodemdaling door aardgaswinning, is aanpassing van het watersysteem noodzakelijk om het gebied leefbaar te houden (Burkunk, 2011). Hoogwatergebeurtenissen in 1998 en 2012 onderstrepen de uitdagingen waar het waterschap voor staat. In beide situaties werd een relatief nat najaar gevolgd door een korte stormperiode. Hierin viel veel neerslag in korte tijd. Tegelijkertijd waren de spuimogelijkheden bij Lauwersoog beperkt door de combinatie van springtij en noordwestelijke storm. In beide situaties leidde dit ertoe dat de hoogste alarmniveaus werden bereikt en de Veiligheidsregio zich voorbereidde op een calamiteit van de hoogste categorie. Hoewel er bij beide gebeurtenissen uiteindelijk geen slachtoffers zijn gevallen en de economische schade beperkt is gebleven, bleek dat het houden van droge voeten in ons stroomgebied geen vanzelfsprekendheid is. Als gevolg van klimaatverandering (meer regen in de winter) en zeespiegelstijging (minder spuimogelijkheden) is de verwachting dat deze hoogwatergebeurtenissen in de toekomst vaker voorkomen. Naar aanleiding van de situatie in 1998 zijn in 2000 en 2003 hoogwaterstudies (Heynert, 2001; 2003) uitgevoerd met als doel om structurele maatregelen te nemen die de robuustheid van het watersysteem vergroten. De belangrijkste maatregel uit de studie was de aanleg van een waterberging, waarbij vanaf het begin gesteld is dat natuurdoelen en watersysteemdoelen met elkaar in evenwicht moeten zijn. In 2012 is deze berging operationeel geworden en voor het waterschap is daarmee de tijd aangebroken waarin praktijkervaring kan worden opgedaan met deze klimaatbuffer. In dit artikel rapporteren we over de wat overhaaste ingebruikname van De Onlanden bij Groningen gedurende het extreme hoogwater in januari De Onlanden Al sinds 1989 hebben natuurbeheerorganisaties geprobeerd om land te kopen en te ruilen in de Eelder- en Peizermaden, een laaggelegen laagveengebied in de kop van Drenthe, aan de zuidrand van de Drentse Hondsrug, zie figuur 1. Dit gebied, ook De Onlanden genoemd, is bijzonder nat en de kweldruk is hoog. Mede naar aanleiding van de hoogwatersituatie in 1998 zocht waterschap Noorderzijlvest vanaf 2000 in dit gebied naar ruimte voor de aanleg van een noodwaterberging in combinatie met natuurontwikkeling. Uit de hoogwaterstudies (Heynert, 2003) bleek dat een met de boezem meebewegende berging van hectare voldoende moest zijn om de waterpeilen bij extreme situaties onder controle te houden. Het hydrologische voordeel van een meebewegende berging is dat de water- JAN GOOIJER & SANDER DIJK Ir. J.J. Gooijer Waterschap Noorderzijlvest, Postbus 18, 9700 AA Groningen Drs. S. Dijk Waterschap Noorderzijlvest Foto Marije Louwsma Fochteloërveen, begin van de Electraboezem. Landschap 2013/4 215

59 Figuur 1 waterberging De Onlanden ten zuidwesten van de stad Groningen. Figuur 2 de berekende (blauwe lijn) en gemeten (rode lijn) waterstanden bij Oude Riet in januari stand daarin automatisch met de boezemwaterstanden meestijgt, omdat er een open verbinding is met de rest van het watersysteem. Hierdoor hoeft er geen beslissing genomen te worden om de berging actief in te zetten door bijvoorbeeld een schuif open te zetten. Dit past in het beeld van een robuust en zelfregelend systeem. Een meebewegende berging was ook vanuit het natuuroogpunt de meest aantrekkelijke optie, omdat juist de variatie in peilen: hogere peilen in de winter en lagere peilen in de zomer, naar verwachting de ecologische rijkdom van het gebied ten goede komen. In 2012 is de Waterstand (m NAP) 0-0,1-0,2-0,3-0,4-0,5-0,6-0,7-0,8-0, , 0: , 3: , 6: , 9:00 Simulatie Meting Kadehoogte , 12: , 15: , 18: , 21:00 berging gereed gekomen. Het is het grootste project in Nederland (op de Ruimte voor de Rivierprojecten na) waarin waterberging gecombineerd is met natuurontwikkeling. De totale kosten bedroegen 42 miljoen inclusief recreatieve faciliteiten, waarvan 4 miljoen voor voorbereiding, 20 miljoen voor uitvoering, 8 miljoen voor het omleggen van nutsleidingen en 5 miljoen voor de mitigerende maatregelen en de uitruil van gronden. Het grootste gedeelte van deze kosten is gedragen door de provincie Drenthe en het waterschap Noorderzijlvest, met daarnaast bijdragen van o.a. Agentschap NL. Eerste ervaring Tijdens het hoogwater in de eerste week van januari 2012, was de waterberging nog niet volledig klaar. Omdat werd voorzien dat de waterstanden op de boezem hoger zouden komen dan de maximale kadehoogtes in een aantal gebieden, werd besloten de delen van de berging die al klaar waren toch in te zetten. Uiteindelijk is tweederde van het gebied gebruikt als noodberging. Voor het waterschap betekende dit een eerste leermoment: door het geringe hoogteverschil tussen de waterstanden in de watergangen en de berging, stroomde deze laatste slechts langzaam vol. Dit probleem werd nog versterkt omdat relatief kleine buizen werden gebruikt om de instroming van de berging ordelijk te laten verlopen. Om het instroomproces te versnellen zijn uiteindelijk op veel plekken grote gaten gegraven in de kades. Uit evaluaties bleek dat deze acties ertoe geleid hebben dat het stroomafwaarts gelegen gebied Tolberterpetten, waarvoor in de eerste week van januari een vrijwillige evacuatie was afgekondigd, droog gebleven is. Dit wordt duidelijk uit de verschillen tussen de waterstanden berekend met modellen en de werkelijk gemeten waterstanden bij Oude Riet (vlak bij Tolberterpetten). Zoals uit figuur 2 blijkt, simuleerde het model, waarin de waterberging nog niet was 216 Landschap 30(4)

60 verwerkt, de werkelijk optredende waterstanden behoorlijk goed, tot het moment dat de berging werd ingezet (rond 5 januari). Vanaf dat moment wijken de berekende waterstanden tot zo n 15 centimeter af van de gemeten waterstanden. Dit verschil is grotendeels toe te schrijven aan de inzet van de waterberging. Gegeven de gemiddelde kadehoogte bij Tolbert van -0,20 m NAP is de conclusie dat de inzet van de berging inundaties heeft voorkomen. De bufferende werking van de berging is daarmee aangetoond. Daarnaast blijkt uit ecologische monitoring, dat direct na het gereed komen van het gebied de natuurwaarden drastisch zijn gestegen. Vooral het aantal en de diversiteit aan watervogels is groot (Van Boekel, 2012). Weerbarstige praktijk Sinds maart 2012 is de waterberging volledig operationeel. Zij is nu een meebewegende berging in plaats van een noodberging. De afvoerende watergangen lopen door de berging en de omliggende gronden komen onder water te staan wanneer het peil stijgt. Dit is een wezenlijk ander principe dan een noodberging, omdat hierbij de omliggende gronden pas onder water lopen na bijvoorbeeld het bereiken van een kritisch peil of het doorsteken van een kade. Sinds 2003 is de hydrologische modellering verder ontwikkeld. Recente onderzoeken suggereren dat een meebewegende berging hydrologisch gezien een effectiviteit heeft die slechts 30% is van die van een gestuurde berging (Bosch, 2011). Bij Noorderzijlvest treden calamiteiten typisch op bij extreme buien die volgen op een al relatief natte periode. In zo n geval staat de berging al grotendeels onder water als gevolg van eerdere buien, terwijl de echte piekbuien nog moeten komen. De echte piek wordt daarom nauwelijks afgevlakt en veroorzaakt alsnog extreme waterstanden en een grote afvoergolf in de boezem. Dit probleem wordt nader onderzocht in de hoogwaterstudie die momenteel in uitvoering is (Boer, 2013). Deze studie is gericht op het bereiken van een robuust watersysteem in 2025, met een doorkijk naar De aandacht gaat ook uit naar het functioneren van De Onlanden. Onderzocht wordt of de effectiviteit van de meebewegende berging vergroot kan worden met een aantal kleine maatregelen. Te denken valt aan het toepassen van brievenbusstuwen die afvoeren boven een vastgestelde basisafvoer tijdelijk vasthouden. Deze stuwen hebben een gat voor een basisafvoer en storten pas over bij een hoog bovenstrooms peil. Conclusie De meestromende berging vertegenwoordigt zeker hogere natuurwaarden, maar de bergingscapaciteit is nu nog te beperkt. Het verbeteringspotentieel is zeker nog zo n 15 centimeter waterstandsdaling op de boezem bij een hoogwatergebeurtenis met een herhalingstijd van eens in de honderd jaar. Dit suggereert dat combinaties moeten worden gezocht met overlaatkades en beperkt gedimensioneerde in- en uitlaten, zodat er slechts een geringe hoeveelheid water door de berging stroomt bij normale afvoeren. Literatuur Boekel, W. van, De Onlanden hoogwatereditie januari Natuurbelang de Onlanden, te vinden op: natuurindeonlanden.nl/ nieuwsbrief.html. Boer, J., DrogeVoeten Plan van Aanpak fase 2. Apeldoorn. Arcadis. Bosch, S., Upgrade simulatiemodel Waterschap Noorderzijlvest. Den Haag. Siebe Bosch Hydroconsult. Burkunk, R., Projectplan Droge Voeten Groningen. Provincie Groningen. Heynert, K.V., Hoog Water. Delft. WL/ Delft Hydraulics. Heynert, K.V., Hoog Water 2. Delft. WL/ Delft Hydraulics. Waterberging De Onlanden in de praktijk 217

61

62 De zachte zandmotor van de Workumer Buitenwaarden Building with Nature klimaatbuffers klimaatadaptatie zandmotor IJsselmeer In de Workumer Buitenwaarden wordt geëxperimenteerd met de zogenaamde zachte zandmotor. Tweehonderd meter voor de kust is kubieke meter zand aangebracht. Het idee is dat de golven van het IJsselmeer dit zand naar de kust transporteren waar het een seminatuurlijke vooroever vormt. Het experiment wordt uitgebreid gemonitord. De eerste indruk is dat het zand inderdaad verplaatst wordt, maar langzamer dan verwacht. In 1932, na de aanleg van de Afsluitdijk, onderging de Friese IJsselmeerkust een grote verandering. Door getijden aangedreven processen van kwelder- en zandbankvorming stopten en daar kwamen een stabiel peil met een vaste kustlijn voor in de plaats. Sindsdien is de situatie niet veel veranderd. Het oude, door getijden, landaanwinning en hoogwaterbescherming gevormde landschap is nog steeds goed herkenbaar. Twee beleidsadviezen maken waarschijnlijk een einde aan deze relatieve rust. Het eerste verscheen in 2007 en stelde voor om de ruimtelijke kwaliteit van de Friese IJsselmeerkust te verbeteren; het tweede (het Deltaprogramma) dringt aan op verandering van het peilbeheer. Dat is nodig vanwege de voorziene zeespiegelstijging op de Waddenzee en om de zoetwatervoorraad van het meer te vergroten. In reactie op deze ontwikkelingen besloten Friese partijen om op drie locaties te experimenten met klimaatbuffers door het aanbrengen van zandsuppleties op enige afstand van de kust. Het idee is dat het zand door golven naar de kust wordt gebracht en vooroevers zal vormen. Deze vorm van kustontwikkeling wordt zachte zandmotor genoemd en moet tot een duurzamer, goedkoper en ecologisch robuuster resultaat leiden, dan de reeds bestaande kunstmatige eilanden en vooroevers in het IJsselmeer. Dit artikel doet verslag van het experiment dat in 2011 gestart is op één van de drie locaties, namelijk de Workumer Buitenwaarden. Het doel is versterking van dynamiek van het kustecosysteem en versterking van de natuurwaarden. De hypothese luidt: de Workumer Buitenwaardenzandmotor creëert een vooroever die kosten-effectiever is dan traditionele vooroeveraanleg, die de oever ter plaatse bij veranderend peilbeheer behoudt en die de ecologische kwaliteit van de kust verhoogt. Het ontwerp is gebaseerd op de verwachting dat de voorover met één centimeter per jaar verhoogd zal worden. Omdat de zandmotor in 2011 is aangelegd en definitieve uitspraken pas na 2018 gedaan kunnen worden, is er een onvoldoende basis om de hypothese nu al te testen. Het doel van dit artikel is om de ontwikkeling van het experiment en de eerste monitoringresultaten te beschrijven. Beiden zijn relevant, omdat er op veel locaties geëxperimenteerd wordt met vergelijkbare aanpakken. De zandmotor van de Workumer Buitenwaarden genereert lessen die elders goed toepasbaar zijn. De Friese IJsselmeerkust Na de sluiting van de Zuiderzee stopte het getij en sindsdien streeft Rijkswaterstaat vaste zomer- en winterpeilen na. Delen van voormalige zandbanken en kwelders van voor de afsluiting hebben zich tot ondiepe voorlanden ontwikkeld. Gemeenten langs de kust profiteerden van het nieuwe land. Bij Makkum en Workum werden grote buitendijkse recreatie- en bedrijventerreinen ontwikkeld en ook de landbouw nam vrijkomende gronden in gebruik. Andere delen werden natuurgebied. Het ontwerp van een zachte zandmotor moet rekening houden met deze gebruiksfuncties en met de bestaande hydromorfologische en ecologische dynamiek. Daarnaast is een zorgvuldige inpassing in de streek nodig om vol- ERIK VAN SLOBBE, AGATA KLIMKOWSKA, HAN VAN DOBBEN & ANE WIERSMA Dr. Ir. E. van Slobbe Aardsysteemkunde groep, Wageningen UR, Droevendaalsesteeg 4, 6708 PB Wageningen Dr. A. Klimkowska Eco-Recover, Ecosystem Restoration Advice Dr. H.F. van Dobben Alterra Wageningen UR Dr. A.P. Wiersma Deltares Foto Tjitte Jan Hogeterp doorhetoogvandelens.nl. Workumer Buitenwaarden vanaf de dijk bij Gaast. Landschap 2013/4 219

63 Figuur 1 twee dwarsprofielen, één door het centrale en één door het noordelijkdeel van de Workumerwaard, van de primaire waterkering tot ongeveer 1,5 km uit de kust. Figure 1 two cross sections from the sea dike to 1.5 km off the coast, one through the central part of the Workumerwaard, one through the northern part. doende steun en draagvlak te krijgen en om condities te creëren voor betrokken partijen om kennis te ontwikkelen. Hydromorfologische dynamiek De Workumer Buitenwaarden bestaan uit een strook land van enkele honderden meters tot bijna een kilometer breed die enkele centimeters tot een paar decimeters boven het waterniveau uitsteekt. Voor de buitenwaarden in het meer ligt een lang ondiep plateau van honderden meters breed en enkele decimeters tot 1,5 meter diep, zie figuur 1. Vanaf medio 1980 zijn maatregelen genomen om de buitenwaarden te beschermen (Groot et al., 2011). In 1992 is een twee kilometer lange zandbank voor de kust aangelegd met een volume van m 3. De waterdiepte ter plekke was 1 tot 1,5 meter. Omdat het gedrag van de zandbank en de effecten ervan niet gemonitord zijn, weet men niet waarheen het zand zich verplaatst heeft. In ieder geval is het grootste deel na zes jaar verdwenen, waarschijnlijk naar de diepte van het IJsselmeer (Folmer et al., 2010a). In het IJsselmeer als geheel komt na de afsluiting nauwelijks meer stroming voor, en de kusterosie en sedimentatie zijn dan ook grotendeels gestopt. Menke en Lenselink (1998) stellen op grond van een vergelijking van historische kaarten dat de kust als geheel in evenwicht is. Op lokale schaal, zoals bij de buitenwaarden, vindt nog wel erosie en sedimentatie plaats. De drijvende krachten daarachter zijn wind en golven, vooral gedurende stormen. Door de overheersende zuidwestelijke wind ligt de Friese IJsselmeerkust vaak aan lagerwal. Uit modelberekeningen blijkt dat zandtransport ten noorden van Stavoren parallel aan de kust naar het noorden plaatsvindt, en ten oosten van Stavoren richting Lemmer (Folmer et al., 2010b). Tussen Workum en Makkum is sprake van de meeste dynamiek. Op basis van de beschreven condities zijn de volgende hydromorfologische doelen voor aanleg van een klimaatbuffer bij de Workumerwaard geformuleerd: maximaal profiteren van de dynamiek van golven en waterstromen tussen Workum en Makkum. Het zand wordt daadwerkelijk naar de kust getransporteerd en er ontstaat een vooroever met een sedimentatie van 1 cm per jaar; geen toename van inundatie en afslag van de kust, ook niet bij veranderend peilbeheer; geen schade aan gebruiksfuncties. Ecologie De Workumer waarden zijn verdeeld in binnen- en buitenwaarden. De binnenwaarden, waar landbouw bedreven wordt, worden door een zomerdijk tegen hoogwater beschermd. De zone tussen de zomerdijk en 220 Landschap 30(4)

64 het water de Workumer Buitenwaarden valt onder het beschermingsregime van Natura 2000 en wordt beheerd door It Fryske Gea. De buitenwaarden zijn ecologisch dynamische systemen met een geleidelijke overgang van ondiepe vooroevers naar laaggelegen graslanden. De kortgrazige landvegetatie is ontstaan uit een kweldervegetatie die zich gaandeweg aanpaste aan de verzoetende omstandigheden, maar zouttolerante soorten van zilte graslanden en brakke moerassen komen nog steeds voor, zij het in geringe dichtheden. De bodem van de buitenwaarden bestaat grotendeels uit fijnzandige sedimenten, vaak bedekt met een dun laagje organisch materiaal. Op de overgang naar het water vindt men deels kale en deels met ruigte begroeide banken van grof zand of schelpen, met daartussen riet- en biezenvelden (Klijn et al., 2006; Klimkowska et al., 2011). Daar heeft zich een vegetatiemozaïek ontwikkeld, met hoge en lage vegetatie. De vegetatieontwikkeling wordt vooral bepaald door de hydrologie: grondwaterstand en overstromingsfrequentie en -duur. Verder zijn intensiteit en aard van de begrazing (ganzen, koeien, paarden) van belang (Klimkowska et al., 2012). De bovengrondse delen van de vegetatie kunnen de sedimentatie verhogen en de golfslag dempen, terwijl de plantenwortels en wortelmatten erosie voorkomen. Daarmee is de vegetatie van groot belang voor de kustbescherming. Veranderingen in peilregime zullen invloed hebben op enerzijds de soortensamenstelling van de vegetatie en anderzijds op de beschermingsfunctie. De ecologische doelen voor het experiment waren: behoud en verbetering van de kwaliteit van Natura 2000-habitats en habitats belangrijk voor beschermde soorten; ontwikkeling van worteldichtheid en biomassa van vegetaties langs de kustzone; voorkomen van schade aan onderwatersoorten (vooral kranswiervegetaties en vegetatie met fonteinkruiden). Draagvlak kennisontwikkeling In 2007 besloot de provincie Fryslân dat de ruimtelijke kwaliteit een impuls nodig had en ze vroeg een onafhankelijk platform, Atelier Fryslân, om te adviseren over landschapsinnovatie. Eén van de voorstellen was om de kust te vernieuwen door condities te creëren voor sedimentatie van zand en schelpen (De Vries & Koning 2009). In 2008 publiceerde de Deltacommissie haar advies over klimaatadaptatie van de Nederlandse delta (Deltacommissie 2008). Eén van de voorstellen daar was om het IJsselmeerpeil mee te laten stijgen met de zeespiegel, deels om de mogelijkheid van drainage onder vrij verval naar de Waddenzee te behouden en deels om extra retentie van zoetwater te krijgen. Dit advies creeerde een schokgolf. Friesland besefte dat de waarden langs de kust dan wel eens onder water zouden kunnen verdwijnen en de provinciale partijen vonden elkaar in de noodzaak om te zoeken naar adaptatiestrategieën voor de kust (Van Slobbe et al., 2012). Tegelijkertijd was het innovatieprogramma BwN, Building with Nature, (De Vriend, dit nummer) op zoek naar locaties om experimenten uit te voeren. In 2008 kwamen deze drie lijnen bij elkaar en ontstond er een window of opportunity om een experiment uit te voeren (Kingdon 2003), want er was (1) een politiek-bestuurlijk probleem (lokale weerstand tegen de Deltacommissie), (2) een beleidsambitie (verbeteren van de ruimtelijke kwaliteit) en (3) een ambitie om kennis te ontwikkelen en te testen. In de loop van 2008 is door Friese partijen en de coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers (Vermaat et al., dit nummer) besloten tot experimenten met de zachte zandmotor op drie locaties en na een voorstudie (Folmer, 2010a) gaven de Friese bestuurders in 2010 daar hun steun aan. Een De zachte zandmotor van de Workumer Buitenwaarden 221

65 Figuur 2 het experiment Workumer Buitenwaarden met de suppletie, de rij palen en het glasvezelgrid voor monitoring. Verder zijn zichtbaar: zandruggen evenwijdig aan de kust op het ondiepe plateau en strandwallen aan de kust. Figure 2 the Workumer Buitenwaarden experiment with supplementation, the line of poles and the glass fiber grid for monitoring. Also visible are: sand ridges parallel to the coast and beach ridges at the shoreline. condities voor de natuur. Slechts een deel van deze wensen is in het ontwerp van de Workumer Buitenwaarden zandmotor vertaald. Het is een compromis. De volgende doelen ten aanzien van draagvlak en kennisontwikkeling worden in het experiment nagestreefd: een coalitie van partijen financiert en begeleidt het project. De wensen en belangen van deze financiers moeten in het ontwerp vertaald worden; er wordt kennis gegenereerd over de kust en over potenties voor adaptatie van de kust bij veranderend peilbeheer; de doelen van Atelier Fryslân worden gediend: innovatie in de ruimtelijke kwaliteit; de lifecycle prijs van de zandmotor moet vergelijkbaar of lager zijn dan traditionele kustverdediging. Ontwerp en monitoring Deze doelen zijn vertaald in het ontwerp van het experiment: een zandsuppletie van m 3, een rij palen ten noorden daarvan en daar tussenin een glasvezelgrid voor monitoring, zie figuur 2. De aanleg begon in het vroege voorjaar van 2011 en in september van dat jaar zijn de werkzaamheden afgerond. Voor de aanleg is een T-0 meting uitgevoerd. De zandsuppletie ligt op de rand van het ondiepe plateau waar de golven van het IJsselmeer breken. Het is de bedoeling dat deze binnen enkele jaren erodeert en langs de kust sedimenteert. Het zand zal naar verwachting richting noordoosten bewegen, waar het op de rij palen stuit die de kracht van de golven moet breken en sedimentatie bevorderen. De verwachting was dat de bodem bij de rij palen met 1 centimeter per jaar zou ophogen De vier kilometer lange glasvezelkabel op de bodem van het meer meet iedere twee uur nauwkeurig de watertemperatuur voor iedere strekkende meter. Als er sediment op de kabel komt ontstaat er een andere temperatuurbelangrijke bijdrage kwam van de coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers en daarnaast financierden BwN, de provincie en het Wetterskip het experiment. De locatie is het eigendom van It Fryske Gea. Een stuurgroep waaraan alle genoemde partijen samen met een vertegenwoordiger van de gemeente Sudwest Fryslân deelnemen, begeleidt het project. Een gedeelde ambitie is om te innoveren en om kennis over de kustzone te vergroten. Maar de belangen verschillen ook. De coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers richt zich op adaptatie aan klimaatverandering, de provincie wil innovatie in de ruimtelijke kwaliteit, het Wetterskip wil alternatieve kustverdediging ontwikkelen en It Fryske Gea wil verbetering van 222 Landschap 30(4)

66 Elementen van de hypothese, draagvlak en kennisontwikkeling Doelen Indicator Meting Tabel 1 relaties tussen hypothese, doelen, indicatoren en metingen. Vooroeverontwikkeling Behoud buitenwaarden bij veranderend peilbeheer Kosteneffectieve maatregel Verhoging ecologische kwaliteit Draagvlak in de regio en kennisontwikkeling 1 cm ophoging waterbodem/ jaar Geen toename inundatie en afslag Life cycle prijs vergelijkbaar of lager dan traditionele kustverdediging Behoud en verbetering van de kwaliteit van Natura 2000-habitats en habitats van beschermde soorten Ontwikkeling vegetaties langs de kustzone Kolonisatie van onderwatersoorten Vertaling van belangen deelnemende partijen Kennis over adaptatie IJsselmeerkust aan veranderend peilbeheer Innovatie ruimtelijke kwaliteit Waterbodem hoogte t.o.v. NAP Verplaatsing van het sediment Verandering hoogteligging en plaats oeverlijn Investeringskosten Kosten van beheer en onderhoud Vegetatieontwikkeling in proefvakken Worteldichtheid en biomassa Bedekking per soort van de watervegetatie Aantal soorten en volume schelpen van macro-benthos Tevredenheid deelnemende partijen over ontwerp Kennistoename betrokken partijen Waardering verandering landschap Jetski met echolood Fiber-optic DTS met een 4 km lange glasvezelkabel Lidar remote sensing vanuit een helikopter Eindverantwoording aan subsidieverleners Administratie It Frsyke Gea 32 vlakken van 4 m 2 in 5 transecten, jaarlijks beschrijven Veldschatting op 5 punten in elk proefvak en bemonstering in 20 plots, een maal beschrijven 9 permanente proefvakken van 10x10 m in 3 transecten, beschrijven 1 x per maand voor 6 maanden per jaar, voor 2 jaar Bemonstering op zelfde plaatsen als watervegetatie Observatie stuur-, project-, en werkgroep vergaderingen en andere project gerelateerde bijeenkomsten interviews Table 1 relationships between hypothesis, aims, indicators and measurements Hydromorfologische ontwikkeling De monitoringcampagne is in 2011 begonnen en wordt tot 2018 voortgezet. De hier gepresenteerde hydromorfologische resultaten zijn gebaseerd op T-0 (voorjaar 2011, vlak voor de aanleg), T-1 (oktober 2011, vlak na de aanleg), T-2 (april 2012, na twee zware winterstormen) en T-3 (oktober 2012). De belangrijkste observatie is dat zich zandruggen hebdynamiek dan op plaatsen waar geen zand neerslaat. Door deze verschillen te analyseren kan de verplaatsing van het zand gevolgd worden. Daarnaast zijn metingen gedaan aan waterdiepte, bodemhoogte, vegetatie en andere ecologische parameters. Tabel 1 biedt een overzicht van de metingen die regelmatig plaatsvinden om te achterhalen of de eerder genoemde doelen worden gehaald. De zachte zandmotor van de Workumer Buitenwaarden 223

67 Figuur 3 zandverplaatsing ter hoogte van de zandmotor. De figuur toont het verschil in hoogteligging ten opzichte van de referentiesituatie (T-0), direct na de aanleg (T-1, linker deel van de figuur) en na ongeveer een jaar later (T-3, rechterdeel). Bron: Wiersma et al., Figure 3 sand transport at the location of the sand engine. The figure shows the difference in height with the reference situation (T-0), just after the construction (T-1, left part of the figure) and after approximately one year (T-3, right part). Source: Wiersma et al., Hoogteverschil t.o.v. referentiemeting (in m) 0,75 1 0,5 0,75 0,4 0,5 0,3 0,4 0,2 0,3 0,1 0,2 0,05 0,1 0 0,05-0,05 0-0,1-0,05-0,2-0,1-0,3-0,2-0,4-0,3-0,5-0,4 < -0,5 ben gevormd van ongeveer dezelfde golvende vorm als de bodem van het plateau voor de suppletie en dat de suppletie hoogte heeft verloren omdat het zand deels is verspreid. Ook is te zien dat het zand uit de suppletie meer dan honderd meter richting het noorden is verplaatst en deels enkele tientallen meters is uitgezakt naar het oosten (figuur 3). De voorlopige conclusie is dat de zandmotor sedimentatie van zand richting het noorden en deels richting de kust bewerkstelligt, maar dat de bewegingssnelheid van het sediment lager is dan verwacht. Het is nog te vroeg om conclusies over de dominante richting van het zandtransport te trekken. Op basis van de metingen tot nu toe lijkt de verwachting van 1 centimeter sedimentatie langs de kust per jaar te optimistisch. Een groot deel van de oever van de Workumer Buitenwaarden bestaat uit een zandwal van maximaal 1,2 meter hoogte. Dat duidt op een erosieve kust (Wiersma et al., 2013). Metingen voor en na de winter van 2011 en 2012 toonden een verplaatsing van de strandwal van maximaal 20 meter landinwaarts, zie figuur 4. Plaatselijk is de kust dus in een jaar tijd met evenveel meters geëro- deerd. Dat is verrassend omdat in slechts kleine wijzigingen zijn gemeten Wiersma et al., 2013). Een rol van de zandsuppletie wordt uitgesloten, omdat deze nog ver van de kust ligt. Waarschijnlijk is de strandwal verplaatst door golfwerking tijdens een exceptioneel hoog IJsselmeerpeil in januari Deze observatie is belangrijk in het licht van het voornemen om op een flexibel peilbeheer over te gaan (Deltaprogramma IJsselmeergebied, 2012). Bij langdurige peilstijgingen is de verwachting dat de kust van de Workumer Buitenwaarden zal eroderen. Ecologische ontwikkeling De soortensamenstelling en de vegetatiestructuur van de Workumer Buitenwaarden waren in 2010 meer divers dan verwacht. Zo kwamen restanten voor van vegetaties, typisch voor kwelders en duinvalleien, en een goed ontwikkelde soortenrijke moerasvegetatie. Dit is te danken aan gradiënten in de milieucondities: land-waterdynamiek, begrazingsintensiteit en verschillen in hoogteligging en beschikbaarheid van voedingsstoffen. De veranderingen in de vegetatie tussen 2011 en 2012 waren klein en zijn grotendeels te verklaren uit erosie van de zanden schelpenbanken en uit verschillen in begrazingsintensiteit (Klimkowska et al., 2012). Wel werd een geringe stijging van de hoogteligging van proefvlakken waargenomen, maar deze kan niet worden verklaard uit de suppletie of transport van sediment. Voor het vaststellen van de effecten daarvan op de vegetatie is een langere periode van monitoring nodig. De erosiebestendigheid van de vegetatie is beter in het noorden van het gebied dan in het midden en het zuiden, maar over het algemeen matig (Klimkowska et al., 2012). Het meest erosiebestendig is de kortgrazige vegetatie. Door de hoge waterstand tijdens het groeiseizoen is de worteldiepte hiervan echter gering zodat ook deze 224 Landschap 30(4)

68 vegetatie niet bestand zal zijn tegen hoge golfenergieen. De ruige vegetatie van de zandbanken en de riet- en biezenvegetatie in de oeverzone hebben een lage wortelbiomassa en dientengevolge een geringe erosiebestendigheid. Wel kan deze vegetatie door de grotere ruwheid een golfdempende werking hebben. In de watervegetatie werd een toename van de bedekking waargenomen. Dit kan een gevolg zijn van de suppletie (meer beschutting) maar met zekerheid valt dit niet vast te stellen. Ook andere factoren als voedselrijkdom en doorzicht van het water kunnen een rol spelen. Schade aan beschermde soorten, zoals kranswieren, krabbenscheer en fonteinkruiden, is niet geconstateerd. IJsselmeer IJsselmeer Strandwal Strandwal Buitenwaard Buitenwaard Februari 2011 Maart ,4 0,2 0-0,2-0,4 0,4 0,2 0-0,2-0,4 Hoogte (m NAP) Hoogte (m NAP) Draagvlak en kennisontwikkeling Door Smit en Lulofs (2012) is een reeks van interviews gehouden met bestuurders, ambtenaren en specialisten, betrokken bij het experiment, om de verandering in opvattingen over de zandmotor en de principes daarachter te volgen. De belangrijkste bevinding is de snelle acceptatie van het idee dat kustbeheer met building with nature mogelijk is. De daadwerkelijke en zichtbare uitvoering van het experiment heeft daaraan bijgedragen. Dat wordt onderstreept door de vele bezoeken die aan het veldexperiment gebracht zijn. Tijdens inspraakbijeenkomsten bleek dat lokale stakeholders te laat betrokken zijn bij planvorming en ontwerp. In de Workumer Buitenwaarden was dat geen groot probleem, omdat er geen directe belangen in de omgeving geschaad worden, maar bij de andere locatie (Hindeloopen) speelde dat wel een rol. Discussie en conclusies De monitoringresultaten tot nu toe laten het volgende zien: het blijkt mogelijk om, zonder schade aan beschermde soorten, een zandmotor langs de Friese IJsselmeerkust aan te leggen; zand van de suppletie verplaatst zich in zandruggen naar het noorden en mogelijk als deken richting oosten. De snelheid van verplaatsing is lager dan verwacht; hoogtemetingen tonen een onverwachte erosie van de strandwal, waarschijnlijk als gevolg van exceptioneel hoogwater in januari De erosie vindt ook plaats op de graslanden en de verwachting is dat bij langdurige peilstijging de kust van de Workumer Buitenwaarden geleidelijk zal eroderen; er zijn lichte verandering in de ecologie. Veranderingen in de aquatische ecologie kunnen nog niet aan de zandmotor toegeschreven worden daarvoor moet langer gemonitord worden op het land is die koppeling afwezig. de zandmotor wordt veel bezocht door bestuurders en experts en de bekendheid van Building with Nature en van de aanpak van de coalitie Natuurlijke klimaatbuffers is binnen een paar jaar sterk toegenomen; Figuur 4 verplaatsing van de strandwal langs de Workumer Buitenwaarden tussen februari 2011 (T-0) en maart 2012 (T-2). Op de getoonde locatie bedraagt de verplaatsing slechts enkele meter, op andere plekken is ze groter. Figure 4 displacement of the Workuer Buitenwaarden beach ridge between February 2011 (T-0) and March 2012 (T-2). At the shown location the displacement is only a few meters, on other spots it s more. De zachte zandmotor van de Workumer Buitenwaarden 225

69 lokale belanghebbenden moeten vanaf het vroegste stadium bij planvorming en ontwerp betrokken worden. Of de zandmotor een kosteneffectieve adaptatiemaatregel is, hangt in de eerste plaats af van de snelheid waarmee vooroevervorming plaatsvindt. In de tweede plaats spelen de aanlegkosten een rol. Zandsuppletie voor de kust in dieper water, zoals in het experiment, is goedkoper dan suppletie in ondiep water, waar meer (kostbare) handelingen nodig zijn om het zand op de goede plek te krijgen. Daar staat tegenover dat waarschijnlijk een deel van het zand verloren gaat naar diepere gedeelten. Er moet langer gemeten worden om te bepalen hoe de balans met directe vooroeveraanleg uitpakt. In theorie zou een reeks van zandmotoren kosteneffectief kunnen zijn als er geen zand gewonnen hoeft te worden specifiek voor de zandmotor, maar als er gebruik gemaakt wordt van restmaterialen van bijvoorbeeld baggerwerken en zandwinning. Voor de aanleg van een grootschalig moeras in het Markermeer is dat door Van Slobbe en Lenselink (2009) aangetoond. Ook voor Friesland is dit geen onrealistisch perspectief omdat alle kusthavens regelmatig worden uitgebaggerd en een grootschalige zandwinning is voorzien voor de IJsselmeerkust. Het voordeel van dit materiaal is dat het gebiedseigen is, al moet de aanwezigheid van verontreinigingen goed getest worden. Nu al kan worden geconcludeerd dat het Workumer Buitenwaardenexperiment op zichzelf waardevol is. Het heeft een leerproces van innovatie en onderzoek gestart waar vele partijen in Fryslân en daarbuiten aan bijdragen. Dank Dit experiment wordt mogelijk gemaakt en gefinancierd door een groot aantal partijen. Wij danken It Fryske Gea voor haar inzet en steun voor dit project evenals het Wetterskip en provincie Fryslân, het Building with Nature consortium en de coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers. Ten slotte danken we Baiba Bekisa, die als student-stagiair bij Stichting Bargerveen in 2012 hielp met het verzamelen van ecologische gegevens. Summary The soft sand engine at the Workumer Buitenwaarden Erik van Slobbe, Agata Klim kowska, Han van Dobben & Ane Wiersma building with nature, climate buffers, adaptation, sand engine, IJsselmeer. This paper describes an innovative experiment in the Dutch IJsselmeer, along the coast of Workum, province of Fryslan. Twenty five thousand cubic meters of sand was supplied 200 meters off the coast in shallow water. The idea is that wave energy transports the sand to the coast were sedimentation creates a (semi)natural forelands. The hypothesis: this (semi) natural foreland is more cost effective than direct landfill on the coast while reinforcing the protective function of coastal zone against floods and improving ecological conditions is tested. An extensive monitoring program covering hydro-morphological and ecological criteria, project cost and stakeholder opinion is installed to follow developments. First results show movement of sand in the direction of the coast, but at a slower velocity than expected. The experiment has a high impact on stakeholder involvement and learning. 226 Landschap 30(4)

70 Literatuur Deltaprogramma IJsselmeergebied, Het Nieuwe Peil: resultaten fase 2 van het Deltaprogramma IJsselmeergebied. Lelystad. Deltaprogramma IJsselmeergebied. Deltacommissie, Samen werken met water. Bevindingen van de Deltacommissie. Folmer, E.O., T. Wilms, R.C. Steijn & J. Cleveringa, 2010a. Randvoorwaardenstudie, Pilot eco-dynamiek Friese IJsselmeer. Dordrecht. Building with Nature. Folmer, E.O., R.C. Steijn & B. Grasmeijer, 2010b. Locatie selectie voor de ecodynamische pilot in de Workumerwaard. Dordrecht. Building with Nature. Groot, A., G. Lenselink, B. de Vlieger & S. Janssen, Morfologische, ecologische en governance principes voor ecodynamisch ontwerpen: Toegespitst op de Bouwen met Natuur pilots Friese IJsselmeerkust. Building with Nature, case Markermeer IJsselmeer. Dordrecht. Building with Nature. Kingdon, J.W., Agendas, alternatives, and public policies.new York. Longman, Klijn, F., G. van Meurs, M. Haasnoot, E. Vastenburg, J. van den Akker, H. Sas, G. Zwolsman, R. Vis & S. van Eekelen, Herinrichting van het IJsselmeergebied? Fase 1: Haalbaarheidstudie probleemanalyse en oplossingsrichtingen vanuit geo-ecologisch perspectief. Delftcluster Rapport CT Delft. Delftcluster. Klimkowska, A., R. Wegman & H.van Dobben, Effects of pilot eco-dynamical design sand engine on the vegetation of Workumer Buitenwaarden, Frisian IJsselmeer coast. Monitoring set-up. Report of the terrestrial vegetation study. Alterra, 28. pp. Klimkowska, A., H. van Dobben & R. Wegman, Monitoring of effects on the shore vegetation of a sand engine in Lake IJssel, offshore Workum. Results of the terrestrial vegetation monitoring Dordrecht. Building with Nature. Menke, U. & G. Lenselink, Buitendijkse gebieden langs de Friese IJsselmeerkust; een dynamisch evenwicht! Lelystad. RWS RIZA, Smit, M.R.H. & K.R.D. Lulofs, Monitor Building with Nature in the IJsselmeer Area. Case studies: IJsseldelta-Zuid Bypass Kampen & BwN experiments. Dordrecht. Building with Nature. Slobbe, E. van & G. Lenselink, Quick Scan Grondverzet in het Markermeer-IJmeer in de periode Utrecht/Dordrecht. Deltares/Building with Nature. Slobbe, E. van, D. de Block, K. Lulofs & A. Groot, Case Study The role of experimentation in Governance: Lessons from a Building with Nature experiment. Water Governance, volume 2, no 1. Vermaat, J.E., M. Sterk, M. Reisinger & C. van der Mark, dit nummer. Klimaatbuffers: wat bedoelen we eigenlijk? Landschap 30/4: Vriend, H.J., de, dit nummer. Bouwen met de natuur, meer dan woorden. Landschap 30/4: Vries, M. de & R. Koning, Klimaatverandering en ruimtelijke kwaliteit - kansen voor het Friese kustlandschap. Leeuwarden. Atelier Fryslan. Wiersma, A.P., W. Sommer & P. Doornenbal, Morphological effects of a sand nourishment on a shallow shoreface in the IJsselmeer, offshore Workum. Dordrecht. Building with Nature. De zachte zandmotor van de Workumer Buitenwaarden 227

71 Forum Natuurlijke klimaatbuffers bewijzen zich FRANS VLIEG F. Vlieg tot voor kort: programmamanager Deltaprogramma en namens het ministerie Infrastructuur en Milieu opdrachtgever van het meerjarige programma Natuurlijke Klimaatbuffers Op één van de eerste regenachtige herfstdagen van dit jaar loop ik op het Eiland van Dordt. Het water is overal, gestaag vallend, traag stromend in de Nieuwe Merwede en gemoedelijk klotsend aan de oevers. Terwijl ik langzamerhand natte voeten krijg, word ik gebeld met de vraag of ik het slotwoord voor dit themanummer van LANDSCHAP schrijven wil. Dat kan geen toeval zijn. Ons klimaat verandert, weersextremen worden vergroot (IPCC, 2013). Steeds vaker worden we geconfronteerd met de nadelige gevolgen ervan. Natuurlijk staat het verminderen van de emissies van broeikasgassen voorop in de aanpak, maar we mogen onze ogen niet sluiten voor de gevolgen van klimaatverandering die nu al en in de toekomst veel vaker zullen optreden. Klimaatbuffers zijn gebieden waar het landschap zo is ontworpen en ingericht dat ze helpen om die gevolgen op te vangen. Een belangrijk kenmerk is dat daarbij meerder functies worden gecombineerd, zoals recreatie, landbouw en waterwinning. Dat is Nederland ten voeten uit. Over de inrichting van elke vierkante meter wordt intensief nagedacht, belangen worden gewogen en waar het kan verbonden. In de praktijk blijkt het gecombineerd uitvoeren van gebiedsopgaven vaak de belangrijkste factor voor succes. Voor klimaatbuffers zijn er kansen in overvloed. Het adaptieve vermogen van ons landschap en onze bodem is groot en nog maar voor een deel verkend. De hoeveelheid water die we krijgen te verwerken is hoogstwaarschijnlijk minder een probleem dan de manier waarop we daarmee om gaan. De uitdaging is ons land zo in te richten dat we het water op een effectieve en efficiënte manier verdelen, zowel in de tijd (vasthouden wanneer dat kan en nuttig is) als ruimte (naar de plekken waar het nodig is). Veelzijdig concept Uit de bijdragen in dit themanummer en uit de Tussenrapportage (coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers, 2012) vallen me een aantal dingen op. De natuur is een bondgenoot geworden bij het realiseren van waterveiligheid en het zekerstellen van onze zoetwatervoorziening. Dat is precies de ambities van het lopende Deltaprogramma uitgedrukt in het motto: kies voor natuurlijke oplossingen waar het kan, en pas voor harde infrastructuur waar het moet. Het concept klimaatbuffer sluit daar perfect bij aan. Er is sprake van pragmatisme, laten zien dat het kan met aansprekende voorbeelden. Soms helpt de natuur dan zelf ook een handje mee. Zoals bij het project De Onlanden, een omvangrijke waterberging in de Eelder en Peizer Maden (Gooijer & Dijk, dit nummer). Nog voor de officiële oplevering van het gebied moest er in januari 2012 al een beroep op worden gedaan en kon een dreigende overstroming in de provincie Groningen worden voorkomen. In 1998 hadden het Groninger Museum en het Universitair Medisch Centrum nog aanzienlijke waterschade. Veel projecten hebben een duidelijke kenniscomponent. Ons aanpassen aan klimaatverandering is een relatief nieuw terrein waarop via kennisopbouw nog veel vooruitgang valt te boeken. Zo wordt in de Workumer Buitenwaarden geëxperimenteerd met de vorming van vooroevers om ingespeeld te raken op het nieuwe toekomstige peilbeheer in het IJsselmeer (Van Slobbe et al., dit nummer). Een ander experiment vindt plaats bij de Oesterdam in de Oosterschelde. Vooroevers kunnen mogelijk voorkomen dat ten behoeve van waterveiligheid ingrijpende en omstreden dijkverzwaringen nodig zijn. Het concept klimaatbuffer blijkt heel veelzijdig, het is in vele functies toepasbaar. Hierboven noemde ik al situa- 228 Landschap 30(4)

72 ties waar de waterveiligheid in het geding is en klimaatbuffers functioneren als waterberging of vooroevers. Andere klimaatbuffers richten zich juist weer op situaties waar langdurige droogte onze zoetwatervoorziening ondermijnt. Door sponswerking wordt het water vastgehouden in gebieden als het Reggedal, Weerterbos, IJsselmonde en De Stippelberg (Van Loon et al., dit nummer). En er zijn ook klimaatbuffers waarmee riviersystemen kunnen worden verbeterd (IJsselpoort, Ooijen- Wanssum), of die zich erop richten om ecosystemen te ondersteunen die op termijn dreigen te verdwijnen door stijgend water (zeegras in de Wadden, zandplaatverbetering in de Oosterschelde). Ten slotte kunnen klimaatbuffers helpen bij het klimaatbestendig inrichten van onze steden(meer groen). Kennis en kansen Nu innoveren met klimaatbuffers levert op termijn, en wellicht nu al, nieuwe exportproducten op. We ontwikkelen nieuwe kennis en interessante concepten en passen deze toe in de praktijk. Ook in andere landen en deltagebieden zal hier vraag naar ontstaan. Organisaties en bedrijven, zoals verenigd binnen het programma Building with Nature, kunnen hier gebruik van maken (De Vriend, dit nummer). We maken Nederland klimaatbestendig en verdienen er op termijn ook nog wat aan. Ook tijdens het jaarlijkse congres van het Deltaprogramma van november jongstleden bleek er veel aandacht voor het meekoppelen van natuur- en waterbelangen. Er is dus alle reden voor bestuurlijk Nederland en de maatschappelijke partners om de combinatie water/natuur stevig te omarmen en te zorgen voor een structurele aanpak. De kansen die er nu liggen moeten worden benut. Macfarlane (2008) komt tijdens zijn vele tochten gaandeweg tot het besef dat het een misvatting is om te denken dat de wildernis ons niet overleeft. Er ontstaat steeds weer nieuwe wildernis. In het klein, bosschages in ieders omgeving, en in het groot, denk aan de Oostvaardersplassen en de Markerwadden. Wat mij betreft zijn de natuurlijke klimaatbuffers daar een mooi voorbeeld van. Literatuur Coalitie Natuurlijke Klimaatbuffers, Kennis en kansen. Tussenrapportage Gooijer, J.J. & S. Dijk, dit nummer. Waterberging De Onlanden in de praktijk. Landschap 30/4: IPCC, Climate Change 2013: The Physical Science Basis. Switzerland. Intergovern-mental Panel on Climate Change. Loon, A. van, M.H. Jalink & M.A.A. Paalman, dit nummer. Voorraadvorming door vernat-ting. De Stippelberg. Landschap 30/4: Macfarlane, R., De laatste wildernis. Amsterdam. Bezige Bij. Slobbe, E. van, A. Klimkowska, H.F. van Dobben & A.P. Wiersma, dit nummer. De zachte zandmotor van de Workumer Buitenwaarden. Landschap 30/4: Vriend, H.J. de, dit nummer. Bouwen met de natuur, meer dan woorden. Landschap 30/4: Foto Marije Louwsma Natuurlijke klimaatbuffers bewijzen zich 229

73 Column Natura 2000 op de schop In het kader van het programma REFIT en met het oog op de verkiezingen houdt de Europese Commissie (EC) alle regelgeving tegen het licht, ook Natura 2000 (N2000). Evaluatie kan aanleiding zijn tot vereenvoudiging of wellicht zelfs teruggave van beleid aan de lidstaten. Zo overweegt de EC plannen voor een Europese bodemrichtlijn in te trekken. REFIT is een normale heroverweging van beleid met subsidiariteit en proportionaliteit in de verdeling van beleid tussen EU en lidstaten als belangrijke principes. Maar in de huidige golf van euroscepsis, waarbij met name Engeland aandringt op teruggave van beleid aan de lidstaten, is het risico serieus te nemen dat N2000 vereenvoudigd of zelfs gedecentraliseerd wordt. De reacties op LinkedIn waren er ook naar. Eventuele aanpassing van de bijlagen van de Habitat- en Vogelrichtlijn, wat zou kunnen leiden tot minder beschermde soorten of habitattypen, zou mogen, als de EC maar niet komt aan de kern van de Habitatrichtlijn, artikel 6, dat het beheer van N2000 regelt. Ik ben voorstander van verdere Europese integratie en verwacht dat die ten minste op financieeleconomisch vlak zal doorzetten. Ik ben ook voor versterking van N2000. Voor een effectieve bescherming van de Europese natuur ligt een Europese aanpak voor de hand. Met N2000 is 18% van het landareaal van de EU beschermd. Soorten en habitats daarbuiten profiteren er ook van. Hoewel de toestand van Natura 2000-gebieden over het algemeen slecht is, heeft het beleid zijn nut al bewezen voor vogels. Ik vind het maatschappelijk draagvlak voor N2000 (en voor de EU) ook belangrijk. Liever een traag democratisch Europa dat voortmoddert, dan een snel technocratisch Europa. N2000 is een nogal technocratisch project, waar veel kritiek op mogelijk is. Dus is herbezinning onder de huidige omstandigheden verstandig. Natuurbeschermers en ecologen zouden niet bang moeten zijn om te zoeken naar alternatieven binnen en buiten N2000. Het moet een levend project blijven, dat niet alleen gedragen wordt door de EC, lidstaten en experts, maar ook door de burgers. Doelstellingen en beheer zouden in plaats van nationaal wellicht beter in de bredere context van de biogeografische regio s ingevuld kunnen worden. Er zou meer ruimte kunnen komen voor dynamiek en multifunctionaliteit. Als daartegenover uniforme monitoring op Europese schaal gehandhaafd blijft, kunnen lidstaten elkaar aanspreken op achterblijvende resultaten of leren van goede ervaringen. Decentralisatie, versoepeling en maatwerk, zoals Nederland nu doet met de EHS, hoeven niet nadelig uit te pakken. N2000 is een mooi systeem, waarvan de effectiviteit nog grotendeels moet blijken. Buiten N2000 is echter ook veel mogelijk, zoals de ontwikkeling van klimaatbuffers laat zien. JOS DEKKER, HOOFDREDACTEUR LANDSCHAP 230 Landschap 30(4)

74 231

Grensmaas, klimaatbuffer avant la lettre

Grensmaas, klimaatbuffer avant la lettre Grensmaas, klimaatbuffer avant la lettre Grensmaas rivierverruiming grindwinning natuurontwikkeling klimaatbuffer De Maas is een regenrivier die razendsnel kan stijgen en flinke wateroverlast veroorzaken.

Nadere informatie

Bouwen met de natuur, meer dan woorden

Bouwen met de natuur, meer dan woorden Bouwen met de natuur, meer dan woorden Forum Bouwen met de natuur is het realiseren van (waterbouwkundige) infrastructuur in harmonie met de natuurlijke omgeving. Waar mogelijk wordt daarbij gebruik gemaakt

Nadere informatie

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst

Maascollege. Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Maascollege Waterstanden in de Maas, verleden, heden, toekomst Inhoud presentatie kararkteristiek stroomgebied waar komt het water vandaan hoogwater en lage afvoer hoogwaterbescherming De Maas MAAS RIJN

Nadere informatie

Doelstellingen Grensmaas

Doelstellingen Grensmaas Grensmaasproject 1 Doelstellingen Grensmaas Hoogwaterbescherming. Natuurontwikkeling Financiering door grindwinning 2 Hoogwaterbescherming Gereed 31-12-2017 Risico van nieuwe overstroming wordt teruggebracht

Nadere informatie

Water en Natuur: Een mooi koppel!

Water en Natuur: Een mooi koppel! Water en Natuur: Een mooi koppel! Onderzoek naar de succesfactoren, belemmeringen en kansen voor het meekoppelen van water en natuur Tim van Hattum (Alterra Wageningen UR) Aanleiding Deltaprogramma gaat

Nadere informatie

Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten

Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum. Natte natuur voor droge voeten Natuurlijke Klimaatbuffer Ooijen-Wanssum Natte natuur voor droge voeten Marcel Vermeulen projectleider / projectcoördinator Staatsbosbeheer regio Zuid Projectenbureau initiëren, begeleiden, uitvoeren extern

Nadere informatie

Waterveiligheid in Limburg Succesvol realiseren met maatwerk en tempo

Waterveiligheid in Limburg Succesvol realiseren met maatwerk en tempo Taskforce Deltatechnologie Waterveiligheid in Limburg Succesvol realiseren met maatwerk en tempo Patrick van der Broeck, dijkgraaf 24/10/2017 Waterschap Limburg Ontstaan na fusie Roer en Overmaas en Peel

Nadere informatie

DE ZANDMOTOR SAMENVATTING MER

DE ZANDMOTOR SAMENVATTING MER DE ZANDMOTOR SAMENVATTING MER FEBRUARI 2010 PILOTPROJECT ZANDMOTOR Het klimaat verandert en de druk van de zee op de Nederlandse kust neemt toe. Daarnaast is in de Zuidvleugel van de Randstad grote behoefte

Nadere informatie

De kracht van verbeeldend ontwerpen bij de Adaptieve Uitvoeringsstrategie Maas. Presentatie Klimaatconferentie 27 juni Eindhoven

De kracht van verbeeldend ontwerpen bij de Adaptieve Uitvoeringsstrategie Maas. Presentatie Klimaatconferentie 27 juni Eindhoven De kracht van verbeeldend ontwerpen bij de Adaptieve Uitvoeringsstrategie Maas Presentatie Klimaatconferentie 27 juni Eindhoven Koers / bestuurlijke voorkeur Ruimtelijk Perspectief Maas Maatregelpakketten

Nadere informatie

Meten om te weten: 2,5 jaar Zandmotor

Meten om te weten: 2,5 jaar Zandmotor : 2,5 jaar Carola van Gelder-Maas Projectmanager WVL Rijkswaterstaat 31 maart 2014 Hoe zat het ook alweer? Eroderende kustlijn NL kust 12 Mm³ zandsuppleties per jaar Zeespiegelstijging Zwakke schakels

Nadere informatie

Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee

Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee Kennis inventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Zeegrasherstel Waddenzee Januari 2014 Contacten Josje Fens, Fens@waddenvereniging.nl, t. 0517 493 663 Luca van Duren, Luca.vanDuren@deltares.nl, t. 088 3358

Nadere informatie

Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust

Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust Zandsuppleties en Morfologie langs de Nederlandse kust Sander Boer, Landelijke Kustdagen 2014 Inhoud presentatie Verankering in beleid en wetgeving Kustlijnzorg Toekomstige uitdaging Kustversterking Hondsbossche

Nadere informatie

Kennisinventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Friese IJsselmeerkust

Kennisinventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Friese IJsselmeerkust Kennisinventarisatie natuurlijke klimaatbuffer Friese IJsselmeerkust december 2013 Contacten Chris Bakker, c.bakker@itfryskegea.nl, t. 0512-30 58 60 Bronnen -Projectplan de groeiende IJsselmeerkust van

Nadere informatie

Living Lab for MUD NL kennisontwikkeling voor internationale toepassing

Living Lab for MUD NL kennisontwikkeling voor internationale toepassing Living Lab for MUD NL kennisontwikkeling voor internationale toepassing Erik van Eekelen Lead Engineer Environmental, Van Oord Program Manager, EcoShape Wie zijn wij? Consortium voor pre-competitieve kennisontwikkeling

Nadere informatie

Waterschap Hollandse Delta. dynamiek in de delta

Waterschap Hollandse Delta. dynamiek in de delta Waterschap Hollandse Delta dynamiek in de delta Inhoud De dynamiek in de tijd Een dynamische ruimte De opgaven nu en voor de toekomst Water besturen Functionele overheid Algemeen belang en specifiek belang

Nadere informatie

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud

Tussenresultaten De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud Tussenresultaten 2011-2015 De Zandmotor: Aanjager van innovatief kustonderhoud De Zandmotor In 2011 is voor de kust van Ter Heijde en Kijkduin De Zandmotor aangelegd: een grote kunstmatige zandbank in

Nadere informatie

De kustpolders: Hoe behoud een essentiële stap is richting duurzame ontwikkeling

De kustpolders: Hoe behoud een essentiële stap is richting duurzame ontwikkeling De kustpolders: Hoe behoud een essentiële stap is richting duurzame ontwikkeling Prof. dr. Patrick Meire Universiteit Antwerpen Ecosystem management research group De polders, tussen de kust en zandig/zandlemig

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu M.E.RBEOORDELINGSNOTITIE STROOMLIJN MAAS, DEELGEBIED 3, TRANCHE 1 Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Datum RWS-2016/4724 Onderwerp

Nadere informatie

Versterking bestaande zeewering. Type Maatregelen Masterplan Kustveiligheid

Versterking bestaande zeewering. Type Maatregelen Masterplan Kustveiligheid Versterking bestaande zeewering Type Maatregelen Masterplan Kustveiligheid Ir. Peter Van Besien MDK-Afdeling Kust 28/09/17 1. Historiek kustlijn & bestaande zeewering 2. Risico s kustgebied 3. Masterplan

Nadere informatie

niba natuurlijk nodig

niba natuurlijk nodig niba natuurlijk nodig Mission Statement Als gerenommeerd producent van zand en grind levert Niba essentiële grondstoffen aan de bouwsector en is zij innovator op het gebied van ruimtelijke ontwikkeling.

Nadere informatie

Voorwoord. aanvulling voor de natuur- en recreatiemogelijkheden,

Voorwoord. aanvulling voor de natuur- en recreatiemogelijkheden, DE ZANDMOTOR van zand naar land De provincie Zuid-Holland is één van de dichtstbevolkte gebieden ter wereld. Het ligt grotendeels onder zeeniveau. Met het veranderende klimaat komt van verschillende kanten

Nadere informatie

Naar veilige Markermeerdijken

Naar veilige Markermeerdijken Naar veilige Markermeerdijken Naar veilige Markermeerdijken Hoogheemraadschap Hollands Noorder kwartier versterkt 33 kilometer afgekeurde dijk tussen Hoorn en Amsterdam. Tijdens de toetsronde in 2006 zijn

Nadere informatie

Opgave waterveiligheid en opties Procesinnovaties POV Holwerd aan Zee (Wetterskip, mei 2016)

Opgave waterveiligheid en opties Procesinnovaties POV Holwerd aan Zee (Wetterskip, mei 2016) Opgave waterveiligheid en opties Procesinnovaties POV Holwerd aan Zee (Wetterskip, mei 2016) Opgave waterveiligheid Westelijk van de veerdam is 2,3 km betonblokkenbekleding in de teen van de dijk afgetoetst

Nadere informatie

Naar een veilige en aantrekkelijke (bedijkte) Maas voor iedereen! Belangrijkste kenmerken van de potentiële voorkeurstrategie voor de bedijkte Maas (van Heumen/Katwijk tot aan Geertruidenberg), december

Nadere informatie

10.1 10.0. Naar een nieuw 9.90. Schoonebeekerdiep 9.80 9.70. Denk mee, schets mee 9.60 9.50 9.40 9.30 9.20 9.10 9.00

10.1 10.0. Naar een nieuw 9.90. Schoonebeekerdiep 9.80 9.70. Denk mee, schets mee 9.60 9.50 9.40 9.30 9.20 9.10 9.00 Naar een nieuw Schoonebeekerdiep Denk mee, schets mee Waterschap Velt en Vecht wil graag een natuurlijker Schoonebeekerdiep dat meer water kan opvangen. Langs de beek blijft landbouw de belangrijkste bestemming.

Nadere informatie

INFOBROCHURE Schouwen-Duiveland

INFOBROCHURE Schouwen-Duiveland INFOBROCHURE Schouwen-Duiveland SCHOUWEN-DUIVELAND KLIMAATBESTENDIG Het klimaat verandert, de zeespiegel stijgt en de neerslag neemt toe. Studies brachten de huidige en toekomstige uitdagingen in kaart,

Nadere informatie

Projectoverstijgende verkenning van innovatieve dijkverbeteringsoplossingen voor de waddenzeedijken. Hiermee kunnen we noodzakelijke verbeteringen

Projectoverstijgende verkenning van innovatieve dijkverbeteringsoplossingen voor de waddenzeedijken. Hiermee kunnen we noodzakelijke verbeteringen Projectoverstijgende verkenning van innovatieve dijkverbeteringsoplossingen voor de waddenzeedijken. Hiermee kunnen we noodzakelijke verbeteringen sneller en goedkoper uitvoeren. WAAROM DEZE POV? De POV

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu M.E.RBEOORDELINGSNOTITIE STROOMLI]N MAAS, DEELGEBIED 3, TRANCHE 3 Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu RWS-2017/8211 Onderwerp

Nadere informatie

Werkblad - Les 2 - Bouwen met de natuur

Werkblad - Les 2 - Bouwen met de natuur Het concept van Bouwen met de Natuur neemt het natuurlijk systeem als uitgangspunt voor het ontwerp en de realisatie van waterbouwkundige werken. Zo beschermen oesters in de Oosterschelde stukken land

Nadere informatie

1) Bijsluiter betrekkingslijnen 2013_2014 geldigheidsbereik 1 november oktober 2014

1) Bijsluiter betrekkingslijnen 2013_2014 geldigheidsbereik 1 november oktober 2014 1) Bijsluiter betrekkingslijnen 2013_2014 geldigheidsbereik 1 november 2013-31 oktober 2014 Document 1 van 4 1) "Bijsluiter betrekkingslijnen 2013_2014" 2) "Betrekkingslijnen Maas versie 2013_2014" 3)

Nadere informatie

Zeespiegelstijging en oplossingen

Zeespiegelstijging en oplossingen Zeespiegelstijging en oplossingen Prof. dr. ir. S.N. (Bas) Jonkman, Waterbouwkunde Onderwerpen Effect zeespiegelstijging op overstromingsrisico s Maatregelen Ontwikkelingen hoogwaterbescherming in Nederland

Nadere informatie

Grensmaasproject Locatie Urmond

Grensmaasproject Locatie Urmond Grensmaasproject Locatie Urmond 1 Doelstellingen Grensmaas Hoogwaterbescherming. Natuurontwikkeling Financiering door grindwinning 2 Hoogwaterbescherming Gereed 31-12-2017 Risico van nieuwe overstroming

Nadere informatie

RSG DE BORGEN. Anders varen. Informatie voor de leerlingen. Inhoud. 1 De opdracht 2 Uitwerking opdracht 3 Het beroep 4 Organisatie 5 Beoordeling

RSG DE BORGEN. Anders varen. Informatie voor de leerlingen. Inhoud. 1 De opdracht 2 Uitwerking opdracht 3 Het beroep 4 Organisatie 5 Beoordeling RSG DE BORGEN Anders varen Informatie voor de leerlingen Inhoud 1 De opdracht 2 Uitwerking opdracht 3 Het beroep 4 Organisatie 5 Beoordeling [1] RSG de BORGEN Anders varen [Technasium] mei 2017 1 DE OPDRACHT

Nadere informatie

Waterbericht van Anita, augustus tot oktober 2017.

Waterbericht van Anita, augustus tot oktober 2017. Waterbericht van Anita, augustus tot oktober 2017. Voor het Algemeen Bestuur van waterschap Aa en Maas bezocht ik onder andere 2 vergaderingen van de commissie Watersysteembeheer en een thema bijeenkomst

Nadere informatie

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water

Samen werken aan waterkwaliteit. Voor schoon, voldoende en veilig water Samen werken aan waterkwaliteit Voor schoon, voldoende en veilig water D D Maatregelenkaart KRW E E N Z D E Leeuwarden Groningen E E W A IJSSELMEER Z Alkmaar KETELMEER ZWARTE WATER MARKER MEER NOORDZEEKANAAL

Nadere informatie

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk

Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk Informatie over de versterking van de Noord-Hollandse kust Voor je spreekbeurt of werkstuk De kust is (niet) veilig! De dijk aan de kust van Petten ziet er zo sterk en krachtig uit, maar toch is hij niet

Nadere informatie

Delfstofwinning langs rivieren goed voor natuur en veiligheid

Delfstofwinning langs rivieren goed voor natuur en veiligheid Nieuwsbrief Nature Today 15 juni 2018 Delfstofwinning langs rivieren goed voor natuur en veiligheid De Vlinderstichting, Wageningen Environmental Research 15-JUN-2018 - De delfstofwinnende industrie langs

Nadere informatie

RWSZ Beslissing m.e.r.-beoordelingsnotitie Programma Stroomlijn in de uiterwaarden van de IJssel (deelgebied 5) tranche 4.

RWSZ Beslissing m.e.r.-beoordelingsnotitie Programma Stroomlijn in de uiterwaarden van de IJssel (deelgebied 5) tranche 4. Contactpersoon C. Veldman medewerker advisering christel.veldman@rws.nl Ons kenmerk RWSZ2017-00003697 Beslissing m.e.r.-beoordelingsnotitie Programma Stroomlijn in de uiterwaarden van de IJssel (deelgebied

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van tnftastructuur en Milieu M.E.R.-BEOORDELINGSNOTITIE STROOMLI]N MAAS, FASE 3, TRANCHE $ Deelgebied Lithse Ham Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Datum

Nadere informatie

Hoe is verbetering van het systeem mogelijk?

Hoe is verbetering van het systeem mogelijk? Hoe is verbetering van het systeem mogelijk? Z.B. Wang, J.C. Winterwerp, D.S. van Maren, A.P. Oost Deltares & Technische Universiteit Delft 18 Juni 2013 Inhoud Het probleem Sediment huishouding Voortplanting

Nadere informatie

Climate Proof Areas. 2 november 2011

Climate Proof Areas. 2 november 2011 Slotconferentie ti Climate Proof Areas Pilot Schouwen-Duiveland 2 november 2011 Pilot Schouwen-Duiveland Ruben Akkermans 2 november 2011 EU Interreg project North Sea Programme 5 landen: België, Duitsland,

Nadere informatie

BWN in de praktijk: Groene golfremmende dijk

BWN in de praktijk: Groene golfremmende dijk BWN in de praktijk: Groene golfremmende dijk Dijken voor de toekomst, Studiedag 24 november 2011 Mindert de Vries (Deltares) De uitdaging Ontpoldering en herinrichting van de Noordwaard om bij hoge rivierafvoer

Nadere informatie

Goed rivierbeheer, wel zo veilig! Wet beheer rijkswaterstaatswerken

Goed rivierbeheer, wel zo veilig! Wet beheer rijkswaterstaatswerken Goed rivierbeheer, wel zo veilig! Wet beheer rijkswaterstaatswerken Nederland ligt in een delta van grote rivieren. Het stromende water heeft de rivierlandschappen gevormd: afwisselend, vruchtbaar, met

Nadere informatie

Werkblad - Les 2 - Waterbouw en ecologie

Werkblad - Les 2 - Waterbouw en ecologie BOUWEN MET DE NATUUR In Nederland proberen we de natuur te herstellen, maar de natuur kan zelf ook een handje helpen. Dit gebeurt bijvoorbeeld bij de aanleg van de Marker Wadden, een eilandengroep in het

Nadere informatie

Dijkversterking Wolferen Sprok. Veiligheidsopgave 29 augustus 2017

Dijkversterking Wolferen Sprok. Veiligheidsopgave 29 augustus 2017 Dijkversterking Wolferen Sprok Veiligheidsopgave 29 augustus 2017 Welkom! 19:00 19:10: Welkom WSRL 19:10 20:10: Interactief gastcollege veiligheidsopgave door Matthijs Kok (TU Delft) 20:10 20:25: Toelichting

Nadere informatie

Levende Waterbouw. De natuur als ingenieur

Levende Waterbouw. De natuur als ingenieur Levende Waterbouw De natuur als ingenieur Bouwen met en voor de natuur Moderne techniek en natuur gaan heel goed samen. Dat toont winn met de proefprojecten van Biobouwers en Rijke Dijk. Onder de noemer

Nadere informatie

Voorstellen. Waterschap Hollandse Delta. John Ebbelaar Hoofd afdeling Plannen en Regie

Voorstellen. Waterschap Hollandse Delta. John Ebbelaar Hoofd afdeling Plannen en Regie Voorstellen Waterschap Hollandse Delta John Ebbelaar Hoofd afdeling Plannen en Regie Waterschap Hollandse Delta Dynamiek in de Delta [2] Inhoud De taken van het waterschap De dynamiek in de tijd Een dynamische

Nadere informatie

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014

Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014 Klimaateffectschetsboek West-en Oost-Vlaanderen NATHALIE ERBOUT ZWEVEGEM, 5 DECEMBER 2014 Klimaateffectschetsboek Scheldemondraad: Actieplan Grensoverschrijdende klimaatbeleid, 11 september 2009 Interregproject

Nadere informatie

Klimaatadaptatie in Zwolle (IJsselvechtdelta)

Klimaatadaptatie in Zwolle (IJsselvechtdelta) Agenda Stad Concernstaf CSADV Stadhuis Grote Kerkplein 15 Postbus 538 8000 AM Zwolle Telefoon (038) 498 2092 www.zwolle.nl Klimaatadaptatie in Zwolle (IJsselvechtdelta) Hoe houden we onze delta leefbaar

Nadere informatie

Overstromingen en wateroverlast

Overstromingen en wateroverlast Atlasparagraaf Overstromingen en wateroverlast 1/6 In deze atlasparagraaf herhaal je de stof van Overstromingen en wateroverlast. Je gaat extra oefenen met het waarderen van verschijnselen (vraag 4 en

Nadere informatie

BWN in de praktijk: Groene golfremmende dijk. Mindert de Vries (Deltares)

BWN in de praktijk: Groene golfremmende dijk. Mindert de Vries (Deltares) BWN in de praktijk: Groene golfremmende dijk Dijken voor de toekomst, Studiedag 24 november 2011 Mindert de Vries (Deltares) De uitdaging Ontpoldering en herinrichting van de Noordwaard om bij hoge rivierafvoer

Nadere informatie

BIODIVERSITEIT. RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER. ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering

BIODIVERSITEIT. RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER. ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering BIODIVERSITEIT RECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS VERsnippering, VER ONRECHTSTREEKSE BEDREIGING DOOR DE MENS Klimaatsverandering DUURZAME ONTWIKKELING INTEGRAAL WATERBEHEER BIODIVERSITEIT Wat? Belang?

Nadere informatie

Grensmaas zelfrealisatiecontract

Grensmaas zelfrealisatiecontract Grensmaas zelfrealisatiecontract het is een bijzonder contract, en dat is- t (Vrij naar C. Joh. Kieviet) Roel van Swam Contractmanager Inhoud presentatie Introductie Grensmaas Contracten en marktbenadering

Nadere informatie

Dijkversterking Maasband

Dijkversterking Maasband Dijkversterking Maasband Doelstellingen Grensmaas Hoogwaterbescherming: rivierverruiming en dijkversterking. Natuurontwikkeling Financiering door grindwinning 2 Hoogwaterbescherming Gereed 31-12-2017 Risico

Nadere informatie

IJsseldijk Zwolle-Olst Masterclass

IJsseldijk Zwolle-Olst Masterclass IJsseldijk Zwolle-Olst Masterclass Prof. dr. ir. Matthijs Kok hoogleraar Waterveiligheid 14 mei 2018 Inhoud 1. Inleiding 2. Risico van overstromingen 3. Wat is acceptabel? 4. IJsseldijken; wat is er aan

Nadere informatie

Paul Vertegaal, Natuurmonumenten. 1 december 2011 Knooppunt Klimaat

Paul Vertegaal, Natuurmonumenten. 1 december 2011 Knooppunt Klimaat Welkom bij de workshop Klimaatbuffers werken Paul Vertegaal, Natuurmonumenten 1 december 2011 Knooppunt Klimaat Inhoud 1. wie zijn wij? 2. klimaatverandering en natuur 3. klimaatadaptatie met natuur 4.

Nadere informatie

1 INLEIDING. Figuur 1.1 Trajecten dijkverbetering CG, ontwerp Grensmaasplan (CG, 2015) DO-GM-ENG pagina 1 van 16

1 INLEIDING. Figuur 1.1 Trajecten dijkverbetering CG, ontwerp Grensmaasplan (CG, 2015) DO-GM-ENG pagina 1 van 16 INHOUD blz. 1 INLEIDING... 1 1.1 Achtergrond 1 1.2 Versterkingsopgave 2 1.3 Kader 2 1.4 Doel 2 1.5 Leeswijzer 2 2 BASISGEGEVENS... 3 2.1 Het WAQUA-model es_cgc 3 2.2 Rivierkundige beoordeling dijkverbetering

Nadere informatie

Ruimte voor water. in het rivierengebied

Ruimte voor water. in het rivierengebied Ruimte voor water in het rivierengebied Het rivierengebied bestaat bij de gratie van de grote rivieren met daarlangs de zich eindeloos voortslingerende dijken. Daartussen vruchtbare klei, groene weilanden

Nadere informatie

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal

Bestuurlijke samenvatting. Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal Bestuurlijke samenvatting Laatste onderzoeksresultaten De Groote Meer op de Brabantse Wal De Groote Meer, deels gevuld met water De Brabantse Wal: een afwisselend natuurgebied met een grote variatie aan

Nadere informatie

Deel I: algemene toelichting op het kustontwerp (breedte en hoogte duin)

Deel I: algemene toelichting op het kustontwerp (breedte en hoogte duin) Deel I: algemene toelichting op het kustontwerp (breedte en hoogte duin) Hieronder is met behulp van een aantal figuren het mechanisme van kustversterking met zand en Dijk-in-Duin in relatie tot hoogte

Nadere informatie

De ecologische behoeften van het IJsselmeer en de Waddenzee. Peter M.J. Herman Waddenacademie, NIOZ

De ecologische behoeften van het IJsselmeer en de Waddenzee. Peter M.J. Herman Waddenacademie, NIOZ De ecologische behoeften van het IJsselmeer en de Waddenzee Peter M.J. Herman Waddenacademie, NIOZ Een blik over de dijk Wat zijn grote trends in ecologie IJsselmeergebied? Wat drijft deze trends? Hoe

Nadere informatie

Zandige versterkingen

Zandige versterkingen Zandige versterkingen Creatief met zand wereldwijd kust Sandy Strategies Estuaria IJsselmeergebied Binnen water Pilot Houtribdijk Natuurlijke keringen in Nederland Jasper Fiselier (Ecoshape/RoyalHaskoningDH

Nadere informatie

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0)

Kenmerk ZKS Doorkiesnummer +31 (0) (0) Memo Aan Jasper Fiselier (DHV) Datum Van Pieter Koen Tonnon Jan Mulder Kenmerk Doorkiesnummer +31 (0)88 33 58 464 +31 (0)88 33 58 446 Aantal pagina's 9 E-mail pieterkoen.tonnon @deltares.nl jan.mulder@deltares.nl

Nadere informatie

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord

Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord Sedimentatie in Harderwijker Bocht ten gevolge van de strekdam bij Strand Horst Noord In het gebied tussen de strekdammen bij Strand Horst Noord en de bebouwing van Harderwijk ligt een klein natuurgebied

Nadere informatie

NIEUWE HONDSBOSSCHE DUINEN

NIEUWE HONDSBOSSCHE DUINEN NIEUWE HONDSBOSSCHE DUINEN Het zand dat tegen de oude basalten dijk is gestort, zal aangroeien en weer wegstromen, ophopen en weer verstuiven. Een grillig en dynamisch spel dat de Noordzeekust tussen Petten

Nadere informatie

Uitgelicht: Uitleg over de versterking van de dijk langs het Zwarte Meer

Uitgelicht: Uitleg over de versterking van de dijk langs het Zwarte Meer Uitgelicht: Uitleg over de versterking van de dijk langs het Zwarte Meer Onlangs hebt u een nieuwsbrief ontvangen met informatie over de projecten op de Kampereilanden om de waterveiligheid te verbeteren.

Nadere informatie

Dijkversterking Obbicht

Dijkversterking Obbicht Dijkversterking Obbicht Doelstellingen Grensmaas Hoogwaterbescherming: rivierverruiming en dijkversterking. Natuurontwikkeling Financiering door grindwinning 2 Hoogwaterbescherming Gereed 31-12-2017 Risico

Nadere informatie

F O D I Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën. Zorgvuldig winnen. Gedragscode Flora- en faunawet voor natuurbewust ontgronden

F O D I Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën. Zorgvuldig winnen. Gedragscode Flora- en faunawet voor natuurbewust ontgronden F O D I Federatie van Oppervlaktedelfstoffenwinnende Industrieën Zorgvuldig winnen Gedragscode Flora- en faunawet voor natuurbewust ontgronden Zorgvuldig In Nederland is in het verleden veel zand, grind,

Nadere informatie

Assetmanagement bij waterkeringen

Assetmanagement bij waterkeringen Assetmanagement bij waterkeringen Frank den Heijer NVRB symposium Assetmanagement in de publieke sector Assetmanagement bij waterkeringen Historie en context Toetsproces waterkeringen Cases: toetsronden

Nadere informatie

Streefkerk: de brede dijk als kans

Streefkerk: de brede dijk als kans Streefkerk: de brede dijk als kans Symposium De Brede Dijk; Veilig leven in de toekomst Jantsje M. van Loon-Steensma 9 december 2010 Kennis voor Klimaat studie: de Klimaatdijk in de Praktijk Gebiedsspecifiek

Nadere informatie

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Kampen

Zomerbedverlaging Beneden-IJssel. Kampen Zomerbedverlaging Beneden-IJssel Notitie Samenhang RvRmaatregelen rond Zwolle en Kampen 20 mei 2010 Samenvatting In deze notitie wordt de relatie en samenhang tussen de maatregelen van Ruimte voor de Rivier

Nadere informatie

Juist Klimaatverandering en kustlandschappen

Juist Klimaatverandering en kustlandschappen Juist Klimaatverandering en kustlandschappen ONDERZOEKSOPDRACHT KCNR SEPTEMBER 2014 klimaatverandering en kustlandschappen De aardkundige geschiedenis leert dat klimaat verandering altijd gepaard gaat

Nadere informatie

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu

Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu M.E.R.-BEOORDELINGSNOTITIE STROOMLI]N MAAS, DEELGEBIED 3, TRANCHE 2 Rijkswaterstaat Ministerie van Infrastructuur en Milieu Datum RWS-2016/21317

Nadere informatie

Scenario's. Economische analyse

Scenario's. Economische analyse Geschreven door Leerstoelgroep Milieusysteemanalyse, Wageningen University, Wereld Natuur Fonds Nederland Wanneer het Haringvliet een open verbinding krijgt met de Noordzee, levert dat naar verwachting

Nadere informatie

Ontwikkelingen ontwerp Koeweide/Trierveld. Overleg 12 maart 2019 Klankbordgroep Koeweide - Trierveld

Ontwikkelingen ontwerp Koeweide/Trierveld. Overleg 12 maart 2019 Klankbordgroep Koeweide - Trierveld Ontwikkelingen ontwerp Koeweide/Trierveld Overleg 12 maart 2019 Klankbordgroep Koeweide - Trierveld Wat er speelt Uitvoering Koeweide/Trierveld vordert gestaag: Stroomgeulverbreding deels gereed Trierveld

Nadere informatie

Zandmotor Delflandse Kust

Zandmotor Delflandse Kust Zandmotor Delflandse Kust Een blik op 2,5 jaar bouwen met de natuur Een blik op 2,5 jaar bouwen met de natuur 1 In 2011 is voor de kust van Zuid-Holland ten zuiden van Den Haag een schiereiland van 21,5

Nadere informatie

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied

Deltaprogramma Waddengebied. Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied Deltaprogramma Waddengebied Deltaprogramma 2012 Probleemanalyse Waddengebied Colofon Deltaprogramma Waddengebied Nieuwe Uitleg 1 Den Haag PROBLEEMANALYSE DELTAPROGRAMMA WADDEN Datum 10 augustus 2011 Status

Nadere informatie

Dijkversterking Illikhoven - Visserweert

Dijkversterking Illikhoven - Visserweert Dijkversterking Illikhoven - Visserweert Doelstellingen Grensmaas Hoogwaterbescherming: rivierverruiming en dijkversterking. Natuurontwikkeling Financiering door grindwinning 2 Hoogwaterbescherming Gereed

Nadere informatie

Bedreigingen. Broeikaseffect

Bedreigingen. Broeikaseffect Bedreigingen Vroeger gebeurde het nogal eens dat de zee een gat in de duinen sloeg en het land overspoelde. Tegenwoordig gebeurt dat niet meer. De mensen hebben de duinen met behulp van helm goed vastgelegd

Nadere informatie

30 jaar aan veranderingen in het Oosterschelde ecosysteem TOM YSEBAERT. Bouwen aan een Veerkrachtige Delta 1-2 juni 2017, Vlissingen

30 jaar aan veranderingen in het Oosterschelde ecosysteem TOM YSEBAERT. Bouwen aan een Veerkrachtige Delta 1-2 juni 2017, Vlissingen 30 jaar aan veranderingen in het Oosterschelde ecosysteem TOM YSEBAERT Bouwen aan een Veerkrachtige Delta 1-2 juni 2017, Vlissingen De Oosterschelde: een uniek gebied Zoute getijdennatuur (buiten- en binnendijks)

Nadere informatie

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag

Hydraulische beoordeling nieuwe waterkering Alexander, Roermond. WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag nieuwe waterkering Alexander, Roermond WAQUA-simulaties ten behoeve van Waterwetaanvraag i Datum 17 maart 2014 Status Concept, versie 0.2 Project P0056.9 Naam Paraaf Datum Auteur Drs. R.C. Agtersloot 17-03-2014

Nadere informatie

Klimaatbestendige Oosterschelde

Klimaatbestendige Oosterschelde Oosterschelde (NL) De Nederlandse zeearm Oosterschelde is uitzonderlijk rijk aan vogels, maar de vraag is voor hoe lang nog. De platen, slikken en schorren, die nu nog in uitgestrekte foerageer- en rustplaatsen

Nadere informatie

Kustlijn van de Noordzee

Kustlijn van de Noordzee International Wadden Sea School www.iwss.org 150.000 jaar geleden - 150.000 jaar geleden was het hele Noordzeebekken bedekt met een dikke ijslaag: dit was de Saale ijstijd. - Alle zeewater was in gletsjers

Nadere informatie

Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust

Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust Kustgenese 2.0 Kennis voor een veilige kust Kustgenese 2.0 Zandige kust Het klimaat verandert. De bodem daalt. Dat heeft gevolgen voor de manier waarop we omgaan met de Nederlandse kust. Om de veiligheid

Nadere informatie

Eiland voor een seizoen

Eiland voor een seizoen Eiland voor een seizoen Symbool voor een nieuwe kust Claire van Oeveren Kustbescherming weer aan de orde van de dag Naar een nieuw perspectief voor de Nederlandse kust De Kust heeft primair de functie

Nadere informatie

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002

Zandhonger. Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde. 19 september 2002 Zandhonger Kerend Tij Innovatie Competitie Hydrodynamische innovatie van de stormvloedkering Oosterschelde 19 september 2002 Zandhonger, Gaat de Oosterschelde kopje onder? De Deltawerken veranderden de

Nadere informatie

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. www.wshd.nl/lerenoverwater. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta

Lesbrief. Dijken. Kijken naar dijken. www.wshd.nl/lerenoverwater. Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta Lesbrief Dijken Kijken naar dijken www.wshd.nl/lerenoverwater Afdeling Communicatie waterschap Hollandse Delta Kijken naar dijken Zonder de duinen en de dijken zou jij hier niet kunnen wonen: bijna de

Nadere informatie

De Noordzee HET ONTSTAAN

De Noordzee HET ONTSTAAN De Noordzee De Noordzee is de zee tussen Noorwegen, Groot-Brittannië, Frankrijk, België, Nederland, Duitsland en Denemarken. De Noordzee is een ondiepe (30-200 m) randzee van de Atlantische oceaan met

Nadere informatie

Nieuwsbrief Kustgenese 2.0

Nieuwsbrief Kustgenese 2.0 April 2017 Een kleine zandmotor in de buitendelta? Planning en producten Kustgenese 2.0 2016 2017 2018 2019 2020 Opstellen Onderzoeksprogramma Uitvoeren Onderzoeks- en monitoringsprogramma Doelen pilot

Nadere informatie

Dijkversterking Meers

Dijkversterking Meers Dijkversterking Meers Doelstellingen Grensmaas Hoogwaterbescherming: rivierverruiming en dijkversterking. Natuurontwikkeling Financiering door grindwinning 2 Hoogwaterbescherming Gereed 31-12-2017 Risico

Nadere informatie

Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd

Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd Proefproject Vrij Eroderende Oevers langs de Maas locaties Bergen, Aijen en De Waerd Deel 2: monitoring 2007, situatie na 1 jaar Bart Peters Augustus 2007 Peters, B., 2007. Proefproject Vrij Eroderende

Nadere informatie

Pilot voorland Houtribdijk Zandige dijkversterking voor de binnenwateren. Toelichting op pilot en discussie Door: Henk Steetzel

Pilot voorland Houtribdijk Zandige dijkversterking voor de binnenwateren. Toelichting op pilot en discussie Door: Henk Steetzel Pilot voorland Houtribdijk Zandige dijkversterking voor de binnenwateren Toelichting op pilot en discussie Door: Henk Steetzel Opzet workshop Aankondiging in programma: Afgelopen zomer is aan de Markermeer-zijde

Nadere informatie

Kadewerkzaamheden Grevenbicht

Kadewerkzaamheden Grevenbicht Kadewerkzaamheden Grevenbicht Doelstellingen Grensmaas Hoogwaterbescherming: rivierverruiming en dijkversterking. Natuurontwikkeling Financiering door grindwinning 2 Hoogwaterbescherming Gereed 31-12-2017

Nadere informatie

Hiermee beantwoord ik de vragen van het lid Smaling (SP) over de alarmerende staat van de Duitse dijken net over de grens (ingezonden 8 juli 2015).

Hiermee beantwoord ik de vragen van het lid Smaling (SP) over de alarmerende staat van de Duitse dijken net over de grens (ingezonden 8 juli 2015). > Retouradres Postbus 20901 2500 EX Den Haag De voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 4 2513 AA DEN HAAG Plesmanweg 1-6 2597 JG Den Haag Postbus 20901 2500 EX Den Haag T 070-456

Nadere informatie

Daarnaast wordt er ook nog onderscheid gemaakt in de soort rivieren. Ook hier zijn er drie van:

Daarnaast wordt er ook nog onderscheid gemaakt in de soort rivieren. Ook hier zijn er drie van: Samenvatting door Cas 1576 woorden 22 juni 2018 0 keer beoordeeld Vak Aardrijkskunde 4.1 Rivieren Het gebied van een rivier met al zijn zijtakken noem je het stroomstelsel. Een stroomstelsel bestaat uit

Nadere informatie

Natuurherstel in Duinvalleien

Natuurherstel in Duinvalleien Natuurherstel in Duinvalleien Kan het natuurlijker? A.P.Grootjans@rug.nl 1 Universiteit Groningen, IVEM 2 Radboud Universiteit Nijmegen Opbouw lezing Hydrologisch systeem van een duinvallei Relatie hydrologie,

Nadere informatie

Integrale aanpak beveiliging tegen overstromingen

Integrale aanpak beveiliging tegen overstromingen 46 47 Wat e r i n g oede b a n e n Integrale aanpak beveiliging tegen 48 49 Integrale aanpak beveiliging tegen In een regio met een lange kuststreek en veel rivieren is de bescherming tegen een constante

Nadere informatie

Ruimte om te leven met water

Ruimte om te leven met water Ruimte om te leven met water Het huidige watersysteem is volgens de nieuwe In de toekomst wil het waterschap een zoveel Om de benodigde ruimte aan hectares te verwerven inzichten niet meer op orde. Aanpassingen

Nadere informatie

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL

DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL DE BANEN NAAR EEN HOGER PEIL Bekijk op https://www.youtube.com/watch?v=pgyczqy-krm voor het herinirichtingplan Sarsven en De Banen. Begin vorige eeuw kwamen plantenliefhebbers uit het hele land al naar

Nadere informatie

Zoet is goed maar een beetje zout smaakt beter door Pier Vellinga *) Spaarwater eindsymposium Schouwburg de Harmonie, Leeuwarden, 12 maart 2019

Zoet is goed maar een beetje zout smaakt beter door Pier Vellinga *) Spaarwater eindsymposium Schouwburg de Harmonie, Leeuwarden, 12 maart 2019 Zoet is goed maar een beetje zout smaakt beter door Pier Vellinga *) Spaarwater eindsymposium Schouwburg de Harmonie, Leeuwarden, 12 maart 2019 Presentatie in drie delen: 1. Het klimaat verandert; wat

Nadere informatie