De werkwijze van SAVE Vernieuwing van de jeugdbescherming in Utrecht

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "De werkwijze van SAVE Vernieuwing van de jeugdbescherming in Utrecht"

Transcriptie

1 De werkwijze van SAVE Vernieuwing van de jeugdbescherming in Utrecht Mei 2014 Adri van Montfoort Rob Beukering VanMontfoort

2 Colofon Deze tekst is een doorontwikkeling van Werken met Verve (Van Montfoort & Slot, 2013) op basis van de praktijk van SAVE in de provincie Utrecht. Adri van Montfoort en Rob Beukering zijn gezamenlijke auteurs van hoofdstuk 6. Voor de overige hoofdstukken heeft Rob Beukering samen met anderen waardevolle input geleverd, maar is Adri van Montfoort verantwoordelijk voor de uiteindelijke tekst. De tekst van SAVE is tot stand gekomen dankzij medewerking van: De SAVE teams: Amersfoort Noord Utrecht Stad Veenendaal Zuid De projectleiders van SAVE, werkgroepen, de stuurgroep en diverse andere medewerkers van de SAVE instellingen. VanMontfoort

3 Inhoudsopgave 1 Inleiding Wat is SAVE? SAVE is een werkwijze SAVE is een samenwerkingsverband De onderdelen van SAVE SAVE is in ontwikkeling Wat is dit document? Woorden en begrippen Opbouw Voor wie is dit geschreven? Verantwoording De visie op jeugdbescherming en aanpak huiselijk geweld Burgers hebben de regie over hun eigen leven en over de opvoeding Bescherming is aanvullend op lokale zorg Veiligheid van alle burgers en bescherming van jeugdigen is een publieke verantwoordelijkheid Integrale werkwijze Begripsomschrijving jeugdbescherming Eén werkwijze in de brede jeugdbescherming Integrale werkwijze aanpak huiselijk geweld Een lerende praktijk Het analysemodel Toelichting op het model Inleiding Achtergrond van het model Uitwerking van de vensters De mensen Wie zijn de mensen? De richtvraag Regie gaat vóór steun De feiten Waarheidsvinding en feitenonderzoek De tijdlijn Krachten en zorgen De veiligheidsvragenlijst en andere instrumenten De weging Criteria voor jeugdbescherming Van criterium naar de gronden De toekomst van de jeugdige Voorwaarden De volgende stappen Verder onderzoek VanMontfoort

4 3.5.2 Kernbeslissingen Het plan Het professionele handelen Een constructieve samenwerking Hoe een samenwerking te beginnen? Bescheiden en robuust Voor iedereen te begrijpen De stem van het kind Praten over de toekomst van de jeugdige Veiligheid voor de jeugdbeschermer Samenwerken met de mensen rond het kind Hulpmiddelen voor de jeugdbeschermer om de kring in kaart te brengen Er is geen netwerk Familie-/Netwerk bijeenkomsten De Eigen Kracht-conferentie De rol van burgers buiten het bestaande netwerk Informatie uit het dossier altijd lezen Zorgaanbieders en veiligheid jeugdige Hoe kan de jeugdbeschermer bij de feiten blijven? Richtlijnen voor feitelijk rapporteren Gebruik duidelijke taal Onderzoek je eigen denkfouten Het werken met schaalvragen De factor tijd als methodisch instrument Specifieke taken in de jeugdbescherming Inleiding Aansluiten op de lokale teams Meld- en Crisispunt/AMHK Achtergrond Advies Melding en onderzoek Crisisinterventie SAVE werken zonder maatregel Taken van de Raad Ondertoezichtstelling Voogdij Jeugdreclassering Lerende praktijk Achtergrond van de lerende praktijk in de jeugdbescherming Mensenwerk Interdisciplinair werk Oordelen en onzekerheid De noodzaak van een lerende praktijk De lerende praktijk onder druk VanMontfoort

5 6.1.6 Drie soorten praktijk in de jeugdbescherming Onderdelen van de lerende praktijk Lerende professional Leerbijeenkomsten en case reviews Monitor en onderzoek Methodisch werken en programma integriteit Methodische leerbijeenkomsten De doelen van de Methodische leerbijeenkomst Benaming en afbakening De keuze van de praktijksituatie Methodische vorm van de leerbijeenkomst Duur en frequentie van de bijeenkomsten Deelnemers en hun rollen Locatie Het 5 stappen model Literatuur Verklarende woordenlijst VanMontfoort 5

6 VanMontfoort

7 1 Inleiding 1.1 Wat is SAVE? SAVE staat voor Samenwerken aan Veiligheid SAVE is een werkwijze SAVE is een werkwijze in de jeugdbescherming en in de aanpak van huiselijk geweld. Onder jeugdbescherming wordt in SAVE verstaan: het werk van instanties met specifieke bevoegdheden ter bescherming van jeugdigen, waarbij de bescherming is gericht op de veiligheid en de ontwikkeling van de jeugdige in relatie tot de opvoedingssituatie en op de veiligheid van de samenleving in relatie tot delinquent gedrag van de jeugdige. De jeugdbescherming volgens de definitie in deze handleiding omvat de taken die tot aan de transitie jeugdzorg worden uitgevoerd door het Bureau Jeugdzorg inclusief het AMK en de taken van de Raad voor de Kinderbescherming. Jeugdbescherming is de overkoepelende term; Slot (2013) spreekt in dit verband over jeugdbescherming in brede zin. Binnen de jeugdbescherming in brede zin blijven verschillende organisaties, taken en bevoegdheden bestaan. De Raad voor de Kinderbescherming blijft de landelijk gebruikte benaming raadsonderzoeker hanteren. De raadsonderzoeker en het raadsonderzoek maken wel deel uit van de jeugdbescherming in brede zin en van SAVE, maar hebben daarbinnen een eigen positie en taak. Inhoudelijk is SAVE van start gegaan met de in Overijssel ontwikkelde werkwijze Verve (Veiligheid en Regie voor elk) (Van Montfoort & Slot, 2013). Vervolgens is SAVE in de praktijk in de provincie Utrecht doorontwikkeld in 2013 en De methodische ontwikkeling van SAVE is gedaan door Van Montfoort, in samenwerking met de praktijkinstellingen. Het analysemodel van de Vier Vensters is door Van Montfoort ontwikkeld en maakt onderdeel uit van de werkwijze van SAVE. Bij de inhoudelijke ontwikkeling is voortgegaan op de Deltamethode gezinsvoogdij (Van Montfoort & Slot, 2009), de visie en de werkwijze van de Eigen Kracht Centrale (Van Pagée, 2013) en Oplossingsgericht werken (DeShazer & Dolan, 2009; Turnell & Edwards, 1999). Op dit moment is SAVE nog niet uitgewerkt voor de aanpak van huiselijk geweld breder dan het beschermen van jeugdigen SAVE is een samenwerkingsverband Behalve een werkwijze is SAVE een samenwerkingsverband van de volgende praktijkinstellingen: Bureau Jeugdzorg Utrecht Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland William Schrikker Groep Deze instellingen implementeren de SAVE werkwijze in hun primaire proces. De instellingen hebben afgesproken, dat zij de SAVE werkwijze doorvertalen naar de onderdelen van de eigen organisatie. De eigen methoden etc. bleven bij de start van SAVE bestaan en worden geleidelijk VanMontfoort 5

8 aan waar mogelijk afgestemd op de gezamenlijke werkwijze. De Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland onderschrijft het belang van één visie en een gemeenschappelijke taal, maar werkt met de door de landelijke organisatie vastgestelde methoden. Bij de ontwikkeling en invoering van SAVE ondersteunt de Eigen Kracht Centrale de instellingen. De SAVE-instellingen werken nauw samen met de gemeenten en met het ministerie van Veiligheid en Justitie als bestuurlijke opdrachtgevers. Vanaf 2013 wordt ook in de provincie Flevoland gewerkt aan de ontwikkeling van SAVE De onderdelen van SAVE SAVE bestaat in Utrecht uit het Meld- en Crisispunt/AMHK, de gebiedsgebonden teams en de Raad. De organisatie van de functies is in SAVE nog in ontwikkeling. De hoofdlijn is als volgt. In de provincie Utrecht is er één Meld- en Crisispunt, waar de functies van het AMHK worden uitgevoerd, van waaruit crisisinterventie wordt uitgevoerd en waar specialistische kennis aanwezig is die niet over de gebiedsgebonden teams kan worden verspreid. We spreken in deze beschrijving over het MCP of over het MCP/AMHK. Er zijn gebiedsgebonden SAVE-teams die aansluiten op de lokale teams. De gebiedsgebonden SAVE-teams hebben als functies: advies, onderzoek, crisisinterventie, uitvoering maatregelen van kinderbescherming, uitvoering jeugdreclassering; en SAVE werkt ook als er nog geen maategel is. Advies en onderzoek wordt door de gebiedsgebonden teams uitgevoerd, voor zover hiervoor niet de bevoegdheden of de specifieke expertise van het AMHK nodig zijn. De Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland sluit aan op het MCP/AMHK en op de gebiedsgebonden teams SAVE is in ontwikkeling SAVE is de transformatie van de jeugdbescherming. SAVE is ontwikkeld als werkwijze voor jeugdbescherming na de transitie en in dus toekomstgericht. De werkwijze van SAVE bevat werkzame elementen van bestaande methoden. In 2014 is deze werkwijze nog volop in ontwikkeling. Voor een aantal onderwerpen is nadere methodische uitwerking nog noodzakelijk. De organisatie van de jeugdzorg bevindt zich in een turbulente periode. Het huidige Bureau Jeugdzorg verdwijnt en de taken gaan over naar de gemeenten, een nieuw te vormen AMHK en een nog te vormen gecertificeerde instelling. Ook voor de WSG geldt dat laatste; bovendien gaat de WSG ook werken zonder maatregel. De Raad voor de Kinderbescherming gaat werken met advies- en onderzoekteams; in Midden Nederland sluiten die teams aan op SAVE. De Eigen Kracht Centrale blijft conferenties organiseren, maar oriënteert zich op versterking van deskundigheidsbevordering als effectief middel om het doel van regie bij de burgers te vergroten. Ondertussen werken de gemeenten aan de inrichting van lokale teams als centraal punt in de zorg voor jeugd. Deze lokale teams worden onder meer Buurtteams, Sociale wijkteams en Centrum Jeugd en Gezin genoemd. 6 VanMontfoort

9 1.2 Wat is dit document? Woorden en begrippen Er is in de jeugdbescherming in Nederland op dit moment geen eenheid van taal en geen eenheid van methode of werkwijze. Iedere instelling hanteert eigen merknamen voor de werkwijze en maakt eigen keuzes voor terminologie en voor elementen in de werkwijze en ook binnen een instelling worden uiteenlopende woorden, technieken, hulpmiddelen, modellen en schema s gebruikt. Het is niet mogelijk om bij deze stand van zaken een leesbare beschrijving te maken waarin iedereen één op één alle woorden, technieken, etc. herkent. De één spreekt over bodemeisen, de ander over voorwaarden. De één mist dit hulpmiddel of dat model, de ander pleit weer voor het centraal zetten van andere instrumenten. Slot (2013) pleit voor het best werkzame minimum in de beschrijving van werkwijzen of methoden in de jeugdbescherming: auteurs moeten spaarzaam zijn met termen, modellen en theorieën. In lijn daarmee worden in deze tekst keuzes gemaakt voor woorden en begrippen die zoveel mogelijk in het Nederlands zijn en zo weinig mogelijk vakjargon bevatten Opbouw Na deze inleiding wordt de visie van SAVE beschreven (hoofdstuk 2). SAVE combineert de regie van burgers over hun eigen leven en over de opvoeding met de focus op veiligheid. Hoofdstuk 3 behandelt het analysemodel van SAVE. Het analysemodel biedt de basis om op een gestructureerde wijze in kaart te brengen wie de mensen zijn, welke feiten maken dat er (misschien) jeugdbescherming nodig is, hoe we die feiten wegen en welke volgende stappen (beslissingen, acties) genomen gaan worden. Het professionele handelen van de jeugdbeschermer volgens SAVE komt aan de orde in hoofdstuk 4. Soms gaat dit over complexe taken, zoals het werken met een Familie-/Netwerkberaad of een Eigen Kracht-conferentie voor een gezin met een hoog risico op kindermishandeling. Op andere plaatsen gaat het over meer basale voorbeelden van professioneel sociaal werk. Deze zijn opgenomen, omdat ze vanuit de SAVE-teams komen als voorbeelden van werken volgens SAVE, omdat de beschrijving moet kunnen dienen als basis voor deskundigheidsbevordering van zowel nieuwe als ervaren professionals en omdat ook basale gesprekstechnieken in de praktijk van de jeugdbescherming vaak verre van gemakkelijk zijn. In hoofdstuk 5 wordt zeer in het kort ingegaan op specifieke taken binnen de jeugdbescherming. Op dit moment zijn de bestaande methoden en werkdocumenten nog niet systematisch aangepast op de werkwijze van SAVE. Een onderdeel van de visie op jeugdbescherming is, dat de praktijk wordt gekenmerkt door onzekerheid, meerduidigheid en ethische vraagstukken. Onder die omstandigheden vereist professioneel werken een systematische reflectie op het handelen van iedere medewerker en een georganiseerde vorm van permanent leren van ervaringen. Vanwege het belang hiervan gaat hoofdstuk 6 over de lerende praktijk. VanMontfoort 7

10 1.2.3 Voor wie is dit geschreven? Deze beschrijving is bedoeld voor alle medewerkers van SAVE. Daarnaast is de beschrijving gemaakt om professionals, beleidsmakers en andere belangstellenden buiten SAVE te informeren over wat SAVE is, vanuit welke visie SAVE ontwikkeld is en wat de kern van de werkwijze is. De beschrijving is gemaakt in opdracht van de stuurgroep SAVE, bestaande uit vertegenwoordigers van de SAVE-instellingen, onder voorzitterschap van een directielid van Bureau Jeugdzorg Utrecht. Het doel van de beschrijving is binnen SAVE te komen tot een gemeenschappelijke werkwijze. Dit is tevens de basis voor uit te werken programma s van training en opleiding en voor verder onderzoek naar de werkwijze in de praktijk Verantwoording Deze tekst is een doorontwikkeling van Werken met Verve (Van Montfoort & Slot, 2013) op basis van de praktijk van SAVE in de provincie Utrecht. Veel tekstdelen en voorbeelden zijn veranderd, maar er zijn ook delen van de tekst ongewijzigd gebleven. Hiervoor is gekozen, omdat het gaat om het gemeenschappelijke in de jeugdbescherming en om de stapsgewijze vernieuwing die in dit geval in SAVE plaatsvindt. Een groot aantal medewerkers van de SAVE instellingen heeft een bijdrage geleverd aan de tekst door voorbeelden en leerpunten in te brengen, suggesties te doen voor de tekst en commentaar te leveren op eerdere concepten. Hoewel de auteurs dus schatplichtig zijn aan alle mensen die een bijdrage geleverd hebben, zijn alleen de auteurs verantwoordelijk voor de keuzes die uiteindelijk gemaakt zijn en daarmee voor de uiteindelijke tekst. Voor hoofdstuk 6 zijn dat Rob Beukering en Adri van Montfoort gezamenlijk. Voor de andere hoofdstukken is de laatstgenoemde eindverantwoordelijk. 8 VanMontfoort

11 2 De visie op jeugdbescherming en aanpak huiselijk geweld In dit hoofdstuk wordt de visie van SAVE geschetst op jeugdbescherming en op de aanpak van huiselijk geweld. Deze visie kan worden weergegeven in de volgende punten: Burgers hebben de regie over de opvoeding en over hun eigen leven (eigen kracht) Jeugdbescherming is aanvullend op de gewone zorg in de lokale teams Veiligheid van jeugdigen en bescherming van alle burgers tegen geweld is een publieke verantwoordelijkheid (bescherming) Jeugdbescherming en de bestrijding van huiselijk geweld werken integraal (één werkwijze) Jeugdbescherming werkt als een lerende praktijk 2.1 Burgers hebben de regie over hun eigen leven en over de opvoeding De zelfbeschikking van volwassen burgers en de vrijheid van burgers om hun eigen leven in te richten is een fundament van de Westerse samenleving. Daarbij hoort, dat ouders eerstverantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen en dat zij bij die opvoeding een aanzienlijke mate van vrijheid hebben. Binnen dit fundament heeft de overheid langzaam maar zeker steeds meer verantwoordelijkheid voor de opvoeding naar zich toe getrokken (Van Lieshout & Van Pagée, 2005; zie ook Van Montfoort, 2012). Hierbij zijn twee aspecten van belang. Ten eerste zijn de normen voor gewenst gedrag in de opvoeding strikter geworden. Stapsgewijs zijn lijfstraffen als opvoedmiddel taboe verklaard en inmiddels is in het Burgerlijk Wetboek de bepaling opgenomen, dat ouders geen enkele vorm van geweld behoren te gebruiken bij het opvoeden van hun kinderen. Meer dan voorheen worden problemen van ouders gezien als een vorm van kindermishandeling: strijd tussen de ouders, al dan niet in een vechtscheiding, middelengebruik, psychische problemen. Ook ten aanzien van het gedrag van jeugdigen zijn de normen strikter geworden. Afwijkend gedrag van opgroeiende jeugd wordt eerder gezien als (pre- )crimineel. Schoolverzuim wordt strikter gevolgd en aangepakt. Ten tweede is de verantwoordelijkheid voor het handhaven van deze striktere normen en voor het voorkómen en oplossen van problemen langzaam maar zeker verschoven van de betrokkenen zelf en hun directe omgeving, zoals familie en buren en van het maatschappelijk middenveld naar de overheid en door de overheid gefinancierde professionele instanties. Dit is zo ver gegaan, dat professionals in de praktijk denken en spreken over de vraag of en hoe zij verantwoordelijkheid aan de gezinnen en hun families kunnen teruggeven. Of zelfs: hoeveel verantwoordelijkheid de professional de mensen zelf kan geven. Volgens de visie van SAVE gaat de overheid niet over het leven van de mensen zelf en niet over goed opvoederschap. De overheid handhaaft de wet, beschermt burgers tegen geweld en bepaalt de ondergrens van wat acceptabel is in de opvoeding. Mensen hebben zelf de regie over hun eigen leven. Gezinnen en families hebben de regie over de opvoeding en moeten in de VanMontfoort 9

12 gelegenheid gesteld worden om oplossingen te bedenken die voldoen aan de voorwaarden die de bevoegde instanties stellen 1. De jeugdbescherming gaat over de ondergrens van de opvoedingssituatie en treedt op als uit concrete feiten en omstandigheden duidelijk is, dat de opvoedingssituatie niet goed genoeg is. Hierbij gaat de jeugdbescherming na, of de bedreiging voor de jeugdige kan worden weggenomen door acties van de gezinsleden zelf en door vrijwillige hulpverlening. Als naar verwachting de bedreiging kan worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening, is er geen grond voor een maatregel van jeugdbescherming. De wet stelt dit in artikel 254:1BW. Het wordt uitgebeeld in de onderstaande matrix. Maatregel matrix Middelen falen niet: ouders doen wat je van ouders mag verwachten geen maatregel geen maatregel Middelen falen: ouders doen niet wat je van ouders mag verwachten maatregel geen maatregel Nieuwe wet Het parlement heeft de Herziening maatregelen kinderbescherming (32.015) goedgekeurd. De nieuwe wettelijke regeling wordt naar verwachting in 2015 ingevoerd. De grond van de ondertoezichtstelling komt dan te staan in artikel 255:1BW en komt te luiden: indien een kind zodanig opgroeit, dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Een extra bepaling hierbij is, dat de ouder(s) de zorg die nodig is om de bedreiging voor het kind weg te nemen niet of onvoldoende accepteren. De criteria veranderen enigszins, maar de dubbele afweging blijft bestaan: er is een ernstige bedreiging voor het kind door de opvoedingssituatie ( zodanig opgroeit ) én er is onwil of onvermogen van de ouders om adequaat te handelen om de bedreiging weg te nemen. De jeugdbescherming streeft naar het versterken en activeren van de mensen rond het kind, breder dan de ouders. Familie, vrienden en kennissen, buren en buurtgenoten, ouders van 1 Deze gedachte is opgenomen in het wetsvoorstel Herziening van de Maatregelen van Kinderbescherming (32.015) en in de nieuwe Jeugdwet. 10 VanMontfoort

13 vriendjes en vriendinnetjes, mensen via de school, mensen via het werk van ouders, kortom, alle mensen die het belangrijk vinden dat het goed blijft gaan met dit kind, vormen met elkaar een essentieel deel van de opvoedingssituatie. Door deze mensen te vragen mee te denken worden de krachten in de samenleving benut ten behoeve van kinderen. 2.2 Bescherming is aanvullend op lokale zorg Als professionele zorg wordt gevraagd, dan wordt deze zorg gegeven in de buurt, dat wil zeggen in en vanuit de eigen leefomgeving van de jeugdige en het gezin. De coördinatie van deze zorg ligt in de buurt, de wijk of het dorp. Een medewerker van het lokale team (buurt- of wijkteam) is de centrale persoon voor de gezinsleden. In het geval specialistische zorg nodig is, wordt deze zorg tijdelijk aan het team toegevoegd. Als dat niet kan of onvoldoende is, krijgt het gezin te maken met een instantie die op een grotere schaal dan de buurt of wijk werkt. Ook in dat geval blijft de medewerker van het lokale team de contactpersoon voor de gezinsleden. De gespecialiseerde zorg informeert de medewerker van het lokale team over de voortgang. Het lokale team kan ongevraagd hulp en ondersteuning aanbieden (out-reachend werken). Als de gezinsleden geen toestemming geven voor bemoeienis en het lokale team wel bemoeienis nodig vindt vanuit het belang van de kinderen, dan schakelt het lokale team de jeugdbescherming in. Het uitgangspunt jeugdzorg in de buurt is essentieel voor de plaatsbepaling van de jeugdbescherming. De jeugdbescherming is aanvullend op de gewone jeugdzorg. De aansluiting tussen het lokale team en SAVE wordt sterker doordat er mogelijkheden zijn voor consultatie vanuit SAVE, waarbij het lokale team de contactpersoon voor het gezin blijft. Ook de mogelijkheid van een gezamenlijk gesprek met het gezin door een medewerker van het lokale team en een jeugdbeschermer kan helpen om te bepalen of verdere inzet vanuit SAVE nodig is. Wanneer het lokale team vreest, dat de kinderen ernstig worden bedreigd, melden zij bij het gebiedsgebonden SAVE-team of bij het MCP/AMHK. Die bepalen zo snel mogelijk na de melding of het gezin al dan niet met hulp van het lokale team zelfstandig verder kan, gezien vanuit de veiligheid voor het kind, of dat (eerst) andere stappen gezet moeten worden. 2.3 Veiligheid van alle burgers en bescherming van jeugdigen is een publieke verantwoordelijkheid Ouders en jeugdigen kunnen hulp en steun vragen en op initiatief van anderen krijgen, zolang ze daarvoor toestemming geven. Deze toestemming is een hoofdregel. Als de ouder of de jeugdige (vanaf een bepaalde leeftijd) geen toestemming meer geeft, stopt de bemoeienis van derden, tenzij die bemoeienis op een wettelijk voorschrift is gebaseerd. De bemoeienis van het lokale team en van instellingen in de jeugdzorg en de gezondheidszorg is afhankelijk van toestemming van de gezinsleden. De vrijwilligheid is een essentieel uitgangspunt van de zorg. Dit is het beginpunt van een gelijkwaardige relatie tussen de professional en de burgers. Zodra een professional vindt, dat de bemoeienis met een gezin door moet gaan, ook al geven de gezinsleden geen toestemming (meer), is de vraag met welke legitimatie die bemoeienis door kan gaan. In het geval gezinsleden zelf of omstanders vermoeden, dat een jeugdige ernstig wordt bedreigd door de opvoedingssituatie, ligt de legitimatie in de publieke verantwoordelijkheid voor het VanMontfoort 11

14 beschermen van kinderen tegen mishandeling, verwaarlozing en misbruik. De overheid heeft op grond van de Nederlandse wet en van internationale verdragen de verantwoordelijkheid om te zorgen voor voorzieningen om kinderen te beschermen. Dit staat onder meer in artikel 19 van het Verdrag inzake de Rechten van het Kind. De Nederlandse wet geeft instanties zoals het Bureau Jeugdzorg, inclusief het AMK, de Raad voor de Kinderbescherming, de rechter, de politie en de officier van justitie bevoegdheden om onderzoek in te stellen en zo nodig maatregelen te nemen om het kind te beschermen. Ook bestuurlijke bevoegdheden, zoals het tijdelijk huisverbod, kunnen in dit verband worden ingezet. In het geval van huiselijk geweld tegen een volwassene, ligt de legitimatie in de taak van de overheid om alle burgers te beschermen tegen geweld. Naast het strafrecht heeft de wetgever bestuurlijke maatregelen ingevoerd, zoals de mogelijkheid om te melden bij het Steunpunt Huiselijk Geweld en het toepassen van het tijdelijk huisverbod. Deze bescherming moet onder democratische controle staan, omdat het aan de ene kant gaat om de rechtsbescherming van het kind en aan de andere kant om het recht van ouders, gezinnen en families om de regie over hun eigen leven te voeren. De instanties met bevoegdheden werken op basis van de wet en worden gecontroleerd door de verantwoordelijke overheid 2 en door de inspectie. De wet regelt de bevoegdheden van de instanties en de rechtspositie van melders, informanten, jeugdigen, ouders en familieleden. 2.4 Integrale werkwijze Begripsomschrijving jeugdbescherming Met jeugdbescherming wordt in SAVE bedoeld: het werk van instanties met specifieke bevoegdheden ter bescherming van minderjarigen die zich (vermoedelijk) in een ernstig bedreigende opvoedingssituatie bevinden. In het stelsel van jeugdzorg tot aan de transitie betreft dit: alle meldingen bij het AMK, de zorgmeldingen bij de Toegang van Bureau Jeugdzorg, de crisismeldingen bij het Bureau Jeugdzorg, de beschermingszaken van de Raad voor de Kinderbescherming, de uitvoering van de maatregelen van jeugdbescherming en de uitvoering van de jeugdreclassering. In SAVE komt dit terug als alle adviezen en meldingen bij het MCP/AMHK, de functies van de gebiedsgebonden SAVE teams en het werk van de Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland. Hiermee kiest SAVE voor een bredere betekenis van het woord jeugdbescherming dan in ons land de afgelopen decennia gebruikelijk is. Het is gebruikelijk dat met het woord jeugdbescherming uitsluitend de uitvoering van de gezinsvoogdij en de voogdij bedoeld wordt. SAVE kiest voor de bredere definitie om de schotten tussen de afdelingen en werksoorten op te heffen en omdat het naar de letter van het woord bij alle genoemde werksoorten gaat om het beschermen van jeugdigen. Slot (2013) spreekt in dit verband over jeugdbescherming in bredere zin (conform Verve en SAVE) versus jeugdbescherming in engere zin (uitvoeren van maatregelen van kinderbescherming). 2 Dit kan de rijksoverheid zijn, de provincie, de gemeente of samenwerkende overheden. 12 VanMontfoort

15 In lijn hiermee wordt de term jeugdbeschermer in deze Handleiding gebruikt om de beroepskracht aan te duiden. In de afgelopen twintig jaar zijn in ons land veel verschillende benamingen gekomen voor wat voorheen kinderbeschermer of jeugdbeschermer heette en wat bijvoorbeeld in de Angelsaksische landen nog altijd gewoon child protection worker of social worker genoemd wordt. We kennen de raadsonderzoeker, de AMK-medewerker, de gezinsvoogd, de voogd, de jeugdreclasseerder, de gezinscoach, de casemanager, de gezinsmanager en de generieke gezinswerker. Veel van deze benamingen weerspiegelen het denken vanuit organisaties. Voor iedere specifieke functie is er een andere functionaris. De versnippering en de veelheid van personen met wie een gezin te maken krijgt is dus ook te zien in de benamingen. Door te spreken over de jeugdbeschermer wordt in deze Handleiding gestreefd naar een eenduidige en meer overkoepelende benaming. Waar het gaat over de medewerker van de Raad voor de Kinderbescherming wordt de term raadsonderzoeker gehandhaafd Eén werkwijze in de brede jeugdbescherming Jeugdbescherming gaat over de opvoedingssituatie van een kind, of van verschillende kinderen in een gezin. De jeugdbescherming zet de opvoedingssituatie van het kind centraal en stelt de vraag: wat moet er gebeuren om te zorgen, dat het goed blijft gaan met dit kind? Als het kind zodanig opgroeit, dat het ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling, dan is de vraag: wat moet er gebeuren om deze bedreiging af te wenden? De jeugdbeschermer vraagt van alle betrokkenen, dat ze meedenken over deze twee vragen. Bij dit denken wordt niet uitgegaan van de bestaande organisaties, functies en scheidslijnen. Pas bij het bepalen van de volgende stappen of het opstellen van het plan komt de verdeling van taken aan de orde. Vanuit dit uitgangspunt is jeugdbescherming één primair proces, met één werkwijze. Dit betreft de volgende functies: Eén primair proces: Advies Melding Onderzoek Crisisinterventie Inschakelen netwerk en professionals Inschakelen kinderrechter Uitvoeren gezinsvoogdij Voogdij Jeugdreclassering Een deel van deze functies zijn exclusief voor de jeugdbescherming; voor de andere functies wordt per individueel geval nagegaan of zij door de lokale teams gedaan kunnen worden, dan wel (tijdelijk) door SAVE moeten worden uitgevoerd. De functie onderzoek omvat verschillende vormen van onderzoek: het onderzoek van het AMHK naar aanleiding van een melding van kindermishandeling, onderzoek door de gebiedsgebonden SAVE teams, het onafhankelijk onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming. VanMontfoort 13

16 Eén primair proces omvat ook de crisisdienst. Een crisis vereist een andere aanpak dan een situatie waar meer tijd is voor onderzoek en overleg. Maar de visie op jeugdbescherming geldt onverminderd voor situaties die onmiddellijk actie vereisen. In het rijtje wordt ook de jeugdreclassering genoemd. Simpel gezegd gaat het bij de meeste werksoorten van jeugdbescherming om de jeugdige als slachtoffer en bij jeugdreclassering om de jeugdige als dader. Bovendien zijn het primair proces en de ketenpartners voor de jeugdreclassering deels anders dan voor de andere werksoorten in de jeugdbescherming. Bij nader inzien zijn er echter veel meer overeenkomsten dan verschillen. In beide gevallen gaat het om tekorten in de opvoedingssituatie. Voor een aanzienlijk deel gaat het om dezelfde jeugdigen. Schoolverzuim kan bijvoorbeeld aanleiding zijn tot een ondertoezichtstelling, of tot een maatregel van jeugdreclassering. Ernstig probleemgedrag van een jeugdige, die daarbij ook enkele strafbare feiten pleegt, kan leiden tot jeugdreclassering, of tot een ondertoezichtstelling en bijvoorbeeld plaatsing in de gesloten jeugdzorg (Jeugdzorg Plus). Telkens gaat het om het professioneel gebruiken van bevoegdheden om namens de samenleving de opvoedingssituatie van een jeugdige te verbeteren Integrale werkwijze aanpak huiselijk geweld Een integrale werkwijze is evenzeer van belang in de bredere aanpak van huiselijk geweld. Het nieuw te vormen AMHK moet daartoe worden ingebed in zowel de jeugdketen als de veiligheidsketen (onder meer de Veiligheidshuizen) en de volwassenenzorg. 2.5 Een lerende praktijk Het beschermen van jeugdigen en het bestrijden van huiselijk geweld is mensenwerk. De menselijke factor is in het werk van de jeugdbeschermer een onmisbaar element van het professioneel handelen. Dat heeft gevolgen voor de aard van het werk en dus voor de manier waarop in het werk de kwaliteit wordt bewaakt en waarop vernieuwing tot stand komt. Het professioneel handelen in de jeugdbescherming is een combinatie van sociaal werk, rechtstoepassing en gezondheidszorg. Het werk wordt uitgevoerd door professionals namens de overheid of namens een instelling die door de overheid in stand wordt gehouden. De professional gebruikt methoden en technieken uit het sociaal werk en kennis uit de pedagogiek, psychologie en gezondheidszorg en werkt op basis van de wet, het overheidsbeleid en het beleid van de instelling. Het interdisciplinaire karakter maakt het noodzakelijk, dat professionals en leidinggevenden expliciet spreken over deze verschillende invalshoeken, zowel met de gezinsleden als met collega s. Onzekerheid is een kenmerk van het werk van de jeugdbeschermer. Onzekerheid over de feiten is eerder regel dan uitzondering. Heel vaak is er daarnaast onzekerheid of onenigheid over de weging: dit is niet ideaal, maar is het wel goed genoeg? De toekomst tenslotte is altijd onzeker. De jeugdbeschermer verzamelt verhalen en feiten over de opvoedingssituatie. De verhalen van alle betrokkenen vormen de belangrijkste bron van informatie voor de jeugdbeschermer. Een verhaal is in dit verband een geheel van feiten, beleving, interpretatie en verklaring, waarmee iedere betrokkene voor zichzelf en voor anderen de gebeurtenissen en de situatie definieert. Er zijn oneindig veel verhalen mogelijk over dezelfde situatie en doorgaans verschillen de verhalen van de 14 VanMontfoort

17 betrokkenen. Het is de taak van de jeugdbeschermer om deze verhalen een plaats te geven en na te gaan welke relevante feiten hieruit kunnen worden geobjectiveerd. Dat wil zeggen: losgemaakt van het verhaal van een betrokkene en bevestigd door de anderen of door andere bronnen, bijvoorbeeld een medisch onderzoek, een strafrechtelijke veroordeling, etc. Deze kenmerken van jeugdbescherming maken een lerende praktijk noodzakelijk. Er bestaat geen vaste instructie voor het handelen van de professional in alle mogelijk denkbare gevallen. Er moet inductief gewerkt worden: vanuit het specifieke geval naar de theorie en de wettelijke normen. De professionele werkwijze ontwikkelt zich door systematische reflectie op de praktijk. In het leerproces van de professionals staat reflectie op het eigen handelen in actuele praktijksituaties centraal. Dit gebeurt in het team, intercollegiaal overleg, intervisie, de werkbegeleiding en in Methodische leerbijeenkomsten. Door op een systematische wijze het handelen van de professionals te vergelijken met de werkwijze van SAVE, leren de professionals en wordt de werkwijze verrijkt (Chapman & Field, 2007; Vogelvang & Vermeiden, 2008). VanMontfoort 15

18 16 VanMontfoort

19 3 Het analysemodel 3.1 Toelichting op het model Inleiding Een model om de situatie in kaart te brengen Om te weten wat we moeten doen, is een analyse nodig van de situatie. Dat geldt voor de gezinsleden zelf, voor de mensen rond het kind en voor de professionals. Hoe wordt deze analyse gemaakt? Welke informatie wordt daarin opgenomen? Hoe wordt het geordend? Er zijn talloze modellen, schema s, formats en formulieren. De keuze van model is belangrijk, want het model beïnvloedt het denken en handelen van de mensen die het gebruiken. Een model of schema, dat begint met de geschiedenis van alle gezinsleden en een historisch overzicht over alle problemen die er in het verleden geweest zijn, vergroot de nadruk op de problemen. Als in het model vervolgens geen vragen zijn opgenomen over krachten, bronnen en andere positieve factoren, dan stijgt het risico, dat de aanpak onevenwichtig wordt, met te veel nadruk op negatieve en te weinig nadruk op positieve aspecten in de (opvoedings)situatie. Iedereen die een situatie beschrijft, gebruikt meestal onbewust een model voor die beschrijving. Anders is er geen touw aan vast te knopen. Maar wanneer iedere professional een eigen model gebruikt, ontstaat er onduidelijkheid in de communicatie. De verhalen gaan dan al snel langs elkaar heen lopen. Bij een professionele werkwijze hoort, dat de professional expliciet maakt met welk model hij een beschrijving maakt. Waar het model aan moet voldoen Het model moet aansluiten bij de werkwijze en zowel door de gezinsleden zelf als door de professionals gebruikt kunnen worden om de situatie in kaart te brengen en te bedenken wat er moet gebeuren. Het model moet: De professionals en de gezinsleden helpen om de opvoedingssituatie in kaart te brengen De instanties helpen om een weging te maken en beslissingen te nemen met het oog op de veiligheid en het beschermen van jeugdigen De gezinsleden en de mensen rond het kind helpen de regie over de opvoedingssituatie te behouden of te nemen Door alle instanties van de jeugdbescherming gebruikt kunnen worden Een brug vormen tussen de leefwereld, sociaal werk, gedragswetenschap en rechtstoepassing De SAVE-werkwijze versterken Eenvoud bevorderen Misschien wel de moeilijkste eis is de eenvoud. Iedereen wil eenvoud, minder papier en minder bureaucratie. Maar het verhaal over opvoeden en opgroeien is nooit af en het is nooit één verhaal. Altijd missen we nog het verhaal van een betrokkene, feitelijke informatie en nog een andere invalshoek. Een overdaad aan invalshoeken en indelingen gaat echter ten koste van het overzicht, waardoor de essentie uit het zicht kan verdwijnen. VanMontfoort 17

20 3.1.2 Achtergrond van het model Vier vragen als basis In SAVE wordt een eenvoudig analysemodel gebruikt, dat kan worden aangevuld met vragenlijsten en hulpmiddelen als daar behoefte aan bestaat. Daardoor is de basis overal hetzelfde en is het toch mogelijk om dieper op een bepaald aspect, bijvoorbeeld de veiligheid van de jeugdige, in te gaan. De basis van het analysemodel zijn de vier vensters. Deze worden als volgt weergegeven: De eerste drie vensters brengen die (opvoedings)situatie in kaart en monden uit in de oordeelsvorming. Het vierde venster is de planvorming. De ronde pijl in het midden geeft de logische volgorde aan en laat zien, dat het schema cyclisch is. Als de volgende stappen worden uitgevoerd, ontstaat een nieuwe situatie en kan weer bij Venster 1 worden begonnen. Theoretische onderbouwing van deze indeling Dit model is opgezet vanuit het onderscheid tussen feiten, normen en beleving. Dit is een basale indeling in onze cultuur. In de hele geschiedenis van de filosofie wordt onderscheid gemaakt tussen datgene wat is en datgene wat hoort te zijn ofwel tussen feiten en normen. De driedeling in feiten, normen en beleving is eveneens te vinden in het Westerse denken vanaf Plato s onderscheid tussen het ware (logos), het juiste (ethos) en het schone (pathos). In onze tijd is de driedeling in de menselijke communicatie uitgewerkt door onder meer de Duitse filosoof Jürgen Habermas. In 1981 verscheen het standaardwerk van Habermas, de Theorie van het communicatieve handelen. Dit standaardwerk is in het Nederlands samengevat door de hoogleraar Harry Kunneman (Kunneman, 1985). Habermas 18 VanMontfoort

21 analyseert het menselijke communicatieve handelen met behulp van het onderscheid tussen waarheid, juistheid en waarachtigheid. Voortgaand op het werk van Habermas heeft Geert van der Laan deze driedeling uitgewerkt tot een analyseschema voor het maatschappelijk werk (Van der Laan, 1992). In het sociaal werk heeft dit navolging gekregen, onder andere door Johan Bootsma (2010). Bootsma zegt, dat de professional een analyse kan maken aan de hand van de drie werelden : Objectief: feiten (waar of onwaar) Sociaal: normen en waarden (juist of onjuist) Subjectief: gevoelens (waarachtig of onwaarachtig) Met drie werelden bedoelt Bootsma drie aspecten van de menselijke communicatie, die ieder een eigen vorm van rationaliteit kennen. Door de drie werelden te onderscheiden en vanuit deze werelden de vraag van de cliënt te beschrijven, ontstaat een volledige analyse. Deze analyse maakt de professional samen met de cliënt. Op basis van deze analyse bepalen de professional en de cliënt de strategie. Het model moet bruikbaar zijn vanuit het sociaal werk, de gedragswetenschap (pedagogiek, psychologie, psychiatrie) en de rechtstoepassing (met name civiel recht, jeugdrecht, bestuurlijke maatregelen). De ordening van het model komt in grote lijnen overeen met de stappen die een rechter neemt (afgezien van allerlei procedurele vragen) om tot een beslissing te komen. Een (civiele) rechter krijgt een specifieke vraag of een specifiek conflict voorgelegd en neemt de volgende stappen: De rechter stelt vast wie de partijen, belanghebbenden en eventueel deskundigen zijn en hoe ieder de situatie ziet (mensen) Dan stelt de rechter de feiten vast (feiten) Vervolgens past de rechter de wettelijke normen toe op deze situatie (weging) Uit die weging volgt de beslissing (volgende stappen) Uiteraard zijn er verschillen in de rechtstoepassing ten opzichte van het sociaal werk of de gedragswetenschap. De rechter is niet op zoek naar zoveel mogelijk betrokkenen, maar beperkt het aantal betrokkenen tot degenen die nodig zijn om over de voorgelegde kwestie te kunnen beslissen. Een partij kan een mens zijn, maar het kan ook een rechtspersoon zijn. Inhoudelijk zijn er eveneens verschillen. De sociaal werker is niet gericht op één beslissing, maar op een meer omvattend plan met volgende stappen. Ondanks deze verschillen is de basis van het analysemodel hetzelfde. Dat is belangrijk, omdat jeugdbescherming en andere vormen van sociale interventie transparant moeten zijn vanuit zowel de leefwereld van de betrokkenen als vanuit de verschillende disciplines. Het model is zowel in lijn met de filosofie van de hulpverlening als met het beslismodel in het recht. Het schema is open en praktisch. De jeugdbeschermer gebruikt het in de samenwerking met het gezin om te komen tot veranderingen in de (opvoedings)situatie. In de Vier Vensters is ervoor gekozen om de subjectieve dimensie te vertalen naar het perspectief van alle mensen die betrokken zijn of kunnen worden bij de opvoedingssituatie. Dit is voorop gezet als venster de mensen, omdat dit volgt uit de visie op jeugdbescherming. De dimensie sociaal is vertaald in de weging. Het woord sociaal betekent in dit verband: de normen die onze samenleving op dit moment stelt aan de opvoedingssituatie. De VanMontfoort 19

22 professional weegt het geheel van krachten en zorgen af tegen de vraag of de opvoedingssituatie goed genoeg is volgens de geldende inzichten, opvattingen en normen. De strategie die volgt uit de analyse is in de Vier Vensters vertaald naar een volwaardig venster de volgende stappen. Dit omvat de planvorming voor en met het gezin en waar nodig de besluitvorming door de jeugdbescherming. Het schema van de Vier Vensters is circulair. Zodra de volgende stappen genomen worden, verandert de situatie en kan de professional weer voor een volgende vraag komen te staan. Dan wordt opnieuw de analyse gemaakt, waarbij eerst wordt teruggegaan naar de mensen rond het kind en de vraag hoe zij de (nieuwe) situatie zien en hoe zij (weer) mee kunnen denken over de vraag wat er moet gebeuren Uitwerking van de vensters De eenvoudige basis van het model geeft vele mogelijkheden om de vensters in te vullen. Hieronder wordt eerst een beknopte invulling van de vensters weergegeven, die vervolgens in de paragrafen 3.2 tot en met 3.5 wordt uitgewerkt. Het model wordt in deze beschrijving toegepast op het werk binnen SAVE. Het kan ook gebruikt worden door de lokale teams en door de zorgaanbieders als de veiligheid of de ontwikkeling van de jeugdige in het geding is. Uiteraard is het model geschikt voor gezamenlijke besprekingen van de jeugdbescherming met het lokale team of de zorgaanbieder. 20 VanMontfoort

23 Het Vier Vensters model Wie zijn de mensen? Welke mensen vinden het belangrijk dat het goed gaat met dit kind? Ouders, broers en zusters, grootouders beide zijden, ooms, tantes, overige familieleden, vrienden, kennissen, buren, buurtgenoten, mensen via school, via werk, etc. Hulpmiddelen: GenogramPlus, Bolletjesschema, Veiligheidscirkels. 2 Wat zijn de feiten? Tijdlijn Welke hulp of juridische interventie is in het verleden ingezet? Datum start en datum eind Soort hulp of interventie Instantie Gevolg (beslissing, resultaat) Zorgen en krachten Wat zijn de belangrijkste zorgen en krachten volgens alle betrokkenen: de melder(s), de ouders, de jeugdige, informanten/deskundigen, de jeugdbeschermer. Waarneembare feiten en omstandigheden, letterlijke weergave van wat betrokkenen verklaren, onderscheid tussen gebeurtenissen en omstandigheden. Focus op de opvoedingssituatie en daarbinnen op veiligheid voor en ontwikkeling van het kind. Welke krachten zijn al daadwerkelijk beschermend gebleken? Hulpmiddelen: Veiligheidslijst, (gestandaardiseerde) instrumenten 3 Hoe wegen we de situatie? Welke criteria zijn van toepassing? Voor welke afweging of beslissing staat de professional? De gronden/onderbouwing Jeugdbescherming: Welke feiten en omstandigheden vormen volgens de jeugdbeschermer op dit moment nog de gronden voor gedwongen bemoeienis? Dit is een toespitsing vanuit de zorgen. a) wat is er in het verleden gebeurd, waardoor schade is ontstaan bij het kind? b) welke feiten en omstandigheden maken, dat de jeugdige nu nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd? Overige hulp: Wat is in het kort de feitelijke onderbouwing van de afweging of beslissing? De toekomst Hoe ziet de toekomst voor deze jeugdige eruit als de opvoedingssituatie goed genoeg is? Hoe ziet de jeugdige dit? Hoe de ouders, de andere mensen? De voorwaarden Welke voorwaarden stelt de professional aan het plan? Hulpmiddelen: Schaalvragen, Huis van de toekomst 4 Wat zijn de volgende stappen? Welke beslissingen heeft de professional genomen op basis van de weging? Welke concrete stappen worden er gezet? (nader onderzoek, beslissingen, acties) VanMontfoort 21

24 Door wie? Wanneer? Hoe kunnen we zien of dit gebeurd is? Hulpmiddelen: schema van het plan par VanMontfoort

25 Verhouding Vier Vensters en het 4-Stappenmodel van de Deltamethode Het model van de Vier Vensters verschilt enigszins met die van het 4-Stappenmodel van de Deltamethode gezinsvoogdij (Van Montfoort en Slot, 2009). In de volgende hoofdstukken krijgen alle elementen van het 4-Stappenmodel een plaats in de vier vensters. Voor degenen die gewend zijn te werken met het 4-Stappenmodel wordt hier een overzicht gegeven van de overeenkomsten en van de verschillen. Het 4-Stappenmodel uit de Deltamethode is als volgt: Stap 1: Stap 2: Stap 3: Stap 4: Inventariseren Zorgpunten: Ontwikkelingsachterstanden Probleemgedrag Stoornissen Bedreigingen Falende middelen Visie gezin? Sterke Punten Veerkracht Protectieve Factoren Visie gezin? Analyseren bedreigingen Mogelijke verstoringen in de ontwikkeling van het kind. Ernstige bedreigingen Formuleren Gewenste Ontwikkelingsuitkomst (G.O.) Gewenste Ontwikkelings uitkomst Vertaling van stap 2 a) In termen van de Ontwikkeling van het kind b) Van negatief Naar positief Opstellen Actie agenda Werkdoelen en Middelen a) Keuze uit de lijst Van stap 3 b) SMART en wwwh Grond OTS Opheffen OTS 20 De verbinding tussen het 4-Stappenmodel en de Vier Vensters kan als volgt worden weergegeven. Venster 1 De mensen Dit is in het 4-Stappenmodel geen afzonderlijke stap. In de Deltamethode wordt wel uitgebreid aandacht besteed aan het werken met het netwerk (Van Montfoort en Slot, 2009, Hoofdstuk 8). Venster 2 De feiten De inventarisatie van krachten en zorgen is Stap 1 in het 4-Stappenmodel. In het 4- Stappenmodel wordt ervan uitgegaan, dat de jeugdbeschermer eerst samen met de gezinsleden alle mogelijke krachten en zorgen opschrijft en vervolgens de zorgen gaat samenvatten en vertalen naar ontwikkelingsbedreigingen. In de Vier Vensters is het inventariseren van krachten en zorgen het belangrijkste onderdeel van Venster 2. Er is geen expliciet onderscheid gemaakt tussen de eerste brede inventarisatie en een tweede ronde, toegespitst op de ontwikkelingsbedreigingen. Binnen Venster 2 kan daar wel voor gekozen worden, als de gezinsleden en/of de jeugdbeschermer vinden, dat het beter werkt om eerst een ruime inventarisatie te maken en deze vervolgens toe te spitsen op de ernstige bedreigingen voor de jeugdige. VanMontfoort 23

26 In Venster 2 is eveneens de Veiligheidsvragenlijst opgenomen. Dit instrument staat niet letterlijk in het 4-Stappenplan, maar de Delta Veiligheidslijst is wel onderdeel van de Deltamethode. Venster 3 De weging De weging van de situatie met behulp van schaalvragen, het formuleren van actuele gronden voor interventie en de visie op de toekomst van de jeugdige zijn samengebracht in Venster 3. In het 4-Stappenmodel zijn deze onderdelen verdeeld over Stap 2 (ontwikkelingsbedreigingen, gronden). De toekomst van de jeugdige is Stap 3 in het 4- Stappenmodel in de vorm van gewenste ontwikkelingsuitkomsten. Venster 4 De volgende stappen Dit komt overeen met Stap 4, de actie agenda, maar is in de Vier Vensters meer uitgewerkt en uitgebreid naar de te nemen beslissingen en naar het (gezins)plan. 3.2 De mensen Het eerste venster van het analysemodel heeft als hoofdvraag: wie zijn de mensen? De analyse van de opvoedingssituatie of leefsituatie begint met het in kaart brengen van de mensen over wie het gaat en van alle mensen die wellicht kunnen meedenken over oplossingen. In het Vier Vensters model is dit eerste venster als volgt weergegeven. 1 Wie zijn de mensen? Welke mensen vinden het belangrijk dat het goed gaat met dit kind? Ouders, broers en zusters, grootouders beide zijden, ooms, tantes, overige familieleden, vrienden, kennissen, buren, buurtgenoten, mensen via school, via werk, etc. Hulpmiddelen: GenogramPlus, Bolletjesschema, Veiligheidscirkels. In deze paragraaf wordt dit toegelicht. De visie van SAVE wordt vertaald naar de wijze waarop de mensen in kaart gebracht worden. Specifieke technieken die de professional kan gebruiken bij het verzamelen van informatie over de mensen en bij het activeren van de kring van mensen worden besproken in hoofdstuk Wie zijn de mensen? In de jeugdbescherming staat de opvoedingssituatie van de kinderen centraal. De mensen begint dus met het kind: naam, leeftijd en geslacht. Vervolgens zijn de mensen de ouders en daarna de broertjes en zusjes. De jeugdbeschermer in SAVE richt zich op de bredere kring van mensen rond het kind. Dit gaat uit van de gedachte, dat meer mensen de opvoedingssituatie veiliger en voor het kind rijker maken. Ouders, jeugdigen en hele gezinnen kunnen profiteren van hulpverlening en behandeling. Maar de veranderingen die daardoor optreden zijn voor ieder mens beperkt. Daarbij komt, dat veel problemen waar de jeugdbescherming mee te maken krijgt chronisch zijn. Een verstandelijke beperking verdwijnt niet door een goede therapie. Een ouder die kampt met een langdurige psychiatrische stoornis en als gevolg daarvan beperkt voor de jeugdige kan zorgen, blijft beperkt beschikbaar als opvoeder, welke behandeling ook wordt ingezet. Mensen veranderen wel, maar doorgaans niet zo veel en niet zo snel. De vraag of de opvoedingssituatie als geheel goed genoeg is voor het kind, hangt ook af van de steun die naast de ouder(s) kan worden ingezet. Hiervoor wordt wel de vergelijking gemaakt met lampjes. Als de lampjes van de ouders zwak branden en het lukt niet ze feller te laten 24 VanMontfoort

27 branden, dan kunnen er misschien wel andere lampjes bijgeplaatst worden, zodat het kind toch genoeg licht krijgt. De ervaring in SAVE en vergelijkbare praktijken 3 leert, dat veel mensen bereid zijn mee te denken over wat er nodig is voor een kind. De meeste mensen vinden het vanzelfsprekend om daartoe uitgenodigd te worden. Dit geldt voor zowel familieleden als breder: vrienden en kennissen, buren en buurtgenoten, mensen via de school, mensen via het werk, ex-pleegouders, etc. Het professionele netwerk In de praktijk is de scheidslijn tussen mensen in de leefwereld en professionele instanties niet altijd scherp. Leerkrachten en ex-leerkrachten zijn professionals, maar kunnen zodanig betrokken zijn bij een jeugdige, dat ze deel gaan uitmaken van het netwerk in de leefwereld. Pleegouders zijn in de eerste plaats dagelijkse opvoeders en behoren daarmee tot de leefwereld. Gezinshuis ouders zijn in beginsel professionals, maar kunnen zodanig betrokken zijn op de jeugdige, dat ze behoren tot de leefwereld. Per situatie moet worden bezien welke betekenis pleegouders, ex-pleegouders en gezinshuisouders hebben voor de jeugdige en het gezin. In een Eigen Kracht-conferentie worden pleegouders en gezinshuisouders als regel ingedeeld bij de professionals, die niet bij het besloten gedeelte zijn. Uiteindelijk bepaalt echter de kring van mensen rond het kind zelf wie er bij de kring hoort. Rol van het netwerk vanuit de visie van SAVE Ook in het verleden werkten de meeste jeugdbeschermers al met de mogelijkheden van familie en netwerk. Er zijn drie punten waar jeugdbescherming vanuit de visie van SAVE verder gaat dan hetgeen reeds standaard gedaan wordt. De jeugdbeschermer zet het kind centraal en niet (alleen) de mensen van wie de ouder steun ervaart De jeugdbeschermer nodigt de mensen rond het kind uit om gezamenlijk regie te voeren in plaats van hen te vragen het plan van de professionals uit te voeren De jeugdbeschermer werkt nauw samen met de lokale teams en sluit aan bij wat het lokale team reeds doet op dit punt. De eerste twee punten worden hieronder toegelicht De richtvraag De richtvraag voor het venster de mensen is: Welke mensen vinden het belangrijk dat het goed blijft gaan met dit kind? Deze vraag zet het kind centraal. Het richt de blik op alle mensen die potentieel iets voor het kind kunnen betekenen. De eerste stap is het vinden van deze mensen. Pas daarna komt de vraag of en hoe deze mensen kunnen meedenken. Daarmee gaat deze werkwijze verder dan reeds breed in de jeugdzorg gebruikelijk is. De richtvraag is een handvat om in gesprek te komen met het gezin over het netwerk. Deze vraag leidt tot een actievere opstelling van de gezinsleden en er worden meer mensen genoemd dan met traditionele vragen over het netwerk van het gezin. De vraag is een hulpmiddel in het gesprek, in de lijn van de visie van SAVE. 3 Bijvoorbeeld Verve in Overijssel (Van Montfoort en Slot, 2013). VanMontfoort 25

28 Traditionele vragen Het ligt voor de hand om aan de ouders te vragen van welke mensen zij steun ervaren bij het opvoeden van de kinderen. Die vraag brengt in beeld welke steun de ouders zelf ervaren. Dit is belangrijke informatie voor de jeugdbeschermer. Er zijn veel varianten op de vraag van wie het betreffende gezinslid steun ervaart: Welke mensen geven jou steun bij het opvoeden van de kinderen? Wie bel je als je hulp nodig hebt? Ik begrijp, dat je erg geschrokken bent toen je onze brief kreeg waarin we dit bezoek aankondigden. Wie heb je als eerste gebeld om hierover te spreken? Met wie heb je het nog meer besproken? Welke mensen nodig je uit als je een groot feest geeft? Op Facebook heb je meer dan honderd vrienden. Als je aan al deze vrienden hulp vraagt, van welke van deze mensen verwacht je dan daadwerkelijk steun te krijgen?.. Met deze vragen komt het perspectief van de ouder(s) in beeld. Het perspectief van de moeder kan verschillen van het perspectief van de vader. Daarom is het nuttig om van beiden na te gaan van welke mensen zij steun ervaren. Beperkingen van de traditionele vragen De gezinnen die met de jeugdbescherming te maken krijgen, hebben vaak belaste of slecht onderhouden relaties met familieleden en andere mensen rond het kind. De verhoudingen zijn gespannen na echtscheiding, ouders hebben al sinds hun jeugd geen of weinig steun ervaren van hun eigen ouders, er zijn in het verleden gewelddadige conflicten geweest, een moeder beschuldigt haar broer van seksueel misbruik in haar jeugd, etc. Er zijn talloze redenen waardoor gezinsleden nog maar van weinig mensen steun ervaren. Op de vraag: van wie ervaar jij steun noemt een vrouw misschien niet haar ex-man of haar ex-schoonouders, omdat zij van hen slechts negatieve druk ervaart. Desondanks is het waarschijnlijk, dat haar ex-man en haar exschoonouders het nog steeds belangrijk vinden, dat het goed blijft gaan met hun kind respectievelijk kleinkind. Ook schaamte of angst voor de reactie van de familie kan ertoe leiden, dat de ouders er moeite mee hebben, dat de familie of de buren, etc. te weten komen welke problemen zich in het gezin voordoen. De familiegeschiedenis en de familiecultuur kunnen hierbij een rol spelen. De ervaringen van de gezinsleden met instanties en hun ideeën over wat die instanties kunnen gaan doen, kunnen ertoe leiden, dat zij niet alles vertellen tegen een jeugdbeschermer. Een jeugdige die steun ervaart van een vriend en denkt, dat het noemen van de naam van die vriend ongunstige gevolgen kan hebben voor de jeugdige zelf of voor de vriend, zal er misschien niets over zeggen. Ouders die negatieve ervaringen hebben met instanties, zullen wellicht de jeugdbeschermer niet alle informatie geven over hun netwerk. Richtvraag zet de jeugdige centraal De letterlijke vraag: welke mensen vinden het belangrijk, dat het goed blijft gaan met dit kind? brengt de kring rond het kind vanuit een andere invalshoek in kaart. De vraag kan zelfs in een 26 VanMontfoort

29 situatie van een ernstig conflict een nuttige bijdrage leveren. Aan zijn vader heeft hij niets, zegt Kim over haar 6-jarige zoontje Max. Ze vertelt met veel emotie over haar ex-man Ronnie die, zo zegt ze, haar en hun zoontje veel ellende heeft bezorgd. Nu probeert hij een omgangsregeling af te dwingen. Ik snap niet, dat hij het durft te vragen, of, nou ja, hem kennende hoef ik ook weer niet verbaasd te zijn, maar ik snap niet dat instanties zoals jullie dat serieus nemen. Na alles wat er gebeurd is! Kim is door het buurtteam in contact gebracht met SAVE. De jeugdbeschermer probeert de opvoedingssituatie in kaart te brengen. Ze luistert naar Kim en neemt haar perspectief serieus en zegt: Jullie hebben veel meegemaakt. Ik begrijp, dat het moeilijk voor jullie is en ik begrijp je boosheid. Eigenlijk vindt iedere ouder het belangrijk, dat het goed blijft gaan met haar of zijn kind, wat er ook gebeurd is. Denk je, dat Ronnie het nog wel belangrijk vindt, dat het goed blijft gaan met Max? Nou, dat had hij dan eerder moeten bedenken! Kim vertelt in hoog tempo wat Ronnie volgens haar fout gedaan heeft. De jeugdbeschermer luistert even en onderbreekt Kim dan. Ja, wat je vertelt is belangrijk. Jij wilt geen contact met Ronnie en je bent bezorgd over Max. Dat hoor ik als oprechte bezorgdheid van jou als moeder. Maar je neemt veel stappen tegelijkertijd. Mijn vraag was alleen: vindt Ronnie het belangrijk, dat het goed blijft gaan met Max? Kim zucht en haalt haar schouders op. Ik heb geen idee wat die man bezielt. Geen idee. Op dit punt kiest de jeugdbeschermer ervoor om de verkenning voort te zetten. Ze stelt een vraag over andere mensen in de familie. In dit stadium gaat het om informatie voor de jeugdbeschermer over de hulpvraag van Kim en over de opvoedingssituatie van Max. Procesmatig richt de vraag van de jeugdbeschermer de aandacht van Kim op datgene wat gemeenschappelijk is aan de kring, namelijk dat al deze mensen het belangrijk vinden dat het goed blijft gaan met Max. Het in kaart brengen van de kring en het in gang zetten van deze wijze van denken is een proces. Als Kim vermoedt, dat ja zeggen tot gevolg heeft, dat de jeugdbeschermer haar langs deze weg probeert te dwingen mee te werken aan een omgangsregeling, zegt ze hoogstwaarschijnlijk nee. Het doel van de jeugdbeschermer is niet: er moet altijd een omgangsregeling komen. Misschien zijn er in deze specifieke situatie sterke redenen om een omgangsregeling af te wijzen, maar zijn er andere goede ideeën bij de kring rond Max. Vanzelfsprekend is het belangrijk om te weten hoe de jeugdige zelf denkt over de vraag welke mensen belangrijk voor hem of haar zijn. Aan oudere jeugd kan de richtvraag letterlijk gesteld worden: welke mensen vinden het belangrijk, dat het goed blijft gaan met jou? Aan jongere kinderen kunnen vragen gesteld worden zoals: Bij wie voel je je thuis? Wie zijn er aardig voor je? VanMontfoort 27

30 Het bolletjesschema (zie bijlage) is een simpel en praktisch hulpmiddel. De jeugdige staat in het midden en de jeugdige vult zelf in welke mensen dichtbij staan en welke mensen iets verder weg geplaatst moeten worden. Richtvraag volgens de Veiligheidscirkels Een variant op de richtvraag zoals hierboven beschreven is de vraag: Wie weten er al (een beetje) van het probleem? Deze vraag gebruikt Parker in de werkvorm Veiligheidscirkels. De vervolgvragen zijn: Wie weten er nog niet van, maar vinden het wel belangrijk, dat het goed blijft gaan met het kind? Wie van de mensen die het nog niet weten, zou je het als eerste willen vertellen? Regie gaat vóór steun Het tweede punt waar deze werkwijze een andere invalshoek heeft dan veel gangbare netwerkbenaderingen is het voorop stellen van de regie bij het activeren van de kring rond het kind. De eerste vraag aan de kring rond het kind is: wat is er nodig om te zorgen, dat het goed blijft gaan met het kind? Dit geldt ook voor de jeugdige waar de jeugdreclassering mee werkt. Dan heeft deze vraag de betekenis: Wat is er nodig om te zorgen dat de jeugdige op een veilige en positieve manier kan meedoen in de samenleving? Dat is een vraag naar de visie van de mensen op wat er aan de hand is en hoe zij de opvoedingssituatie van de jeugdige zien. Het is een vraag om mee te denken over oplossingen voor problemen, als er problemen zijn. Dat is iets anders dan de vraag wie activiteiten gaat uitvoeren, mee gaat doen in de opvoeding, etc. In onze samenleving worden al veel mensen ingeschakeld om mee te helpen bij de opvoeding. Ouders doen een beroep op grootouders om op te passen en schakelen buren, vrienden en kennissen in om taken uit te voeren. Daardoor hebben ouders soms het idee, dat ze geen beroep meer kunnen doen op het netwerk. De moeder: de buren durf ik eigenlijk niet meer te vragen. Ik heb al zo vaak een beroep op hen gedaan. Mijn moeder nog wel, maar zij kan ook niet altijd als het nodig is. Andere mensen zijn al afgehaakt, omdat ik steeds weer met mijn problemen kwam. De jeugdbeschermer: ja. Je hebt al vaak een beroep op mensen gedaan, maar het klinkt alsof de verantwoordelijkheid helemaal op jouw schouders drukt. Jij zorgt voor je zoon en je probeert de steun van de anderen te regelen. Klopt dat? De moeder denkt even na. Eh, ja, nou, ja, ik voel me er wel alleen voor staan. Maar ja, het is mijn kind. Ik vind het vreselijk dat ik andere mensen moet lastig vallen met mijn problemen. De jeugdbeschermer: het is niet gemakkelijk. En ja, het is jouw kind. Maar er zijn meer mensen die het belangrijk vinden dat het goed blijft gaan met hem. Als zij kunnen 28 VanMontfoort

31 meedenken over de vragen en de oplossingen, zadel jij hen niet op met jouw problemen. Dat doen ze dan omdat zij het zelf belangrijk vinden. En iedereen doet het in het belang van de jongen. De verandering die de jeugdbeschermer hier voorstelt is een verandering van de regie over de vragen en de oplossingen. Tot nu toe lag de regie voor de opvoedingssituatie uitsluitend bij de moeder en zij vond het moeilijk die te delen met anderen. Anderen werden wel door haar ingeschakeld om taken uit te voeren op haar verzoek. Door de invalshoek te veranderen, neemt de kans op gedeelde regie toe. Het uitgangspunt van SAVE is: de kring rond het kind denkt en praat over de opvoedingssituatie en over wat er nodig is. De oplossingen die hierbij worden bedacht kunnen professionele hulpverlening en formele jeugdbescherming omvatten. Het komt voor, dat de mensen rond het kind oplossingen bedenken en vervolgens professionele instanties inschakelen om te helpen bij de uitvoering. Wanneer de bescherming van de jeugdige in het geding is, houden de bevoegde instanties de verantwoordelijkheid om te bepalen of het plan goed genoeg is wat betreft de veiligheid en de ontwikkeling van het kind. Door eerst te zoeken naar mensen die meedenken stijgt het aantal potentiële deelnemers. Ook mensen in het netwerk die niet direct in uitvoerende zin kunnen meedoen, zijn belangrijk in de kring die nadenkt over oplossingen: Een oom of tante die ver weg woont. Een grootouder met wie de ouder al lang geen contact meer heeft. Familieleden van de vader met wie de moeder na de echtscheiding een gespannen verhouding heeft. 3.3 De feiten Het tweede venster heeft als opschrift: wat zijn de feiten? SAVE besteedt veel aandacht aan de feiten. Een interventie in de leefwereld van mensen moet gebaseerd zijn op feiten. Dat is een juridische, professionele en maatschappelijke noodzaak. Feiten staan aan de basis van iedere professionele beoordeling en van ieder professioneel optreden. In de jeugdbescherming is veel strijd en onzekerheid over feiten. Daardoor is het soms voor de jeugdbeschermer onmogelijk om de feiten over een leefsituatie vast te stellen. Het is de taak van de jeugdbeschermer om de verhalen te ordenen en onderscheid te maken tussen feiten, beweringen, beoordelingen en conclusies. In het model van de Vier Vensters is het venster feiten als volgt opgebouwd: 2 Wat zijn de feiten? Tijdlijn Welke hulp of juridische interventie is in het verleden ingezet? Datum start en datum eind Soort hulp of interventie Instantie Gevolg (beslissing, resultaat) VanMontfoort 29

32 Zorgen en krachten Wat zijn de belangrijkste zorgen en krachten volgens alle betrokkenen: de melder(s), de ouders, de jeugdige, informanten/deskundigen, de jeugdbeschermer. Waarneembare feiten en omstandigheden, letterlijke weergave van wat betrokkenen verklaren, onderscheid tussen gebeurtenissen en omstandigheden. Focus op de opvoedingssituatie en daarbinnen op veiligheid voor en ontwikkeling van het kind. Welke krachten zijn al daadwerkelijk beschermend gebleken? Hulpmiddelen: Veiligheidslijst, (gestandaardiseerde) instrumenten In deze paragraaf wordt begonnen wordt met enkele richtlijnen voor feitenonderzoek in de jeugdbescherming. Daarna worden de onderdelen van het venster gevolgd Waarheidsvinding en feitenonderzoek Geen strafrechtelijk bewijs De jeugdbeschermer houdt zich niet bezig met strafrechtelijk bewijs. In de praktijk wordt daarom wel gezegd door jeugdbeschermers: wij doen niet aan waarheidsvinding. Strikt genomen is waarheidsvinding niet beperkt tot het strafrecht, maar het woord wordt wel vaak met het strafrecht in verband gebracht. Er zijn veel redenen, waarom de jeugdbeschermer geen strafrechtelijk bewijs zoekt. Het is niet de taak van de jeugdbeschermer en de jeugdbeschermer is er niet voor toegerust wat betreft bevoegdheden, onderzoeksmethoden en onderzoeksmiddelen. De jeugdbeschermer is niet gericht op schuld van een individu, maar op het borgen van een gezonde en veilige opvoedingssituatie. Het opbouwen van een constructieve werkrelatie met alle betrokkenen verhoudt zich niet goed met rechercheren. Strafrechtelijk bewijs wordt door de jeugdbeschermer derhalve terecht overgelaten aan politie en justitie. Hierbij moet worden opgemerkt, dat een strafrechtelijke procedure wel degelijk in het belang van een jeugdige of van een volwassen slachtoffer van huiselijk geweld kan zijn. De jeugdbeschermer werkt dan samen met politie en justitie, zonder zelf politieagent of rechercheur te worden. Wel feitenonderzoek Het verzamelen van feiten hoort wel tot de taak van de jeugdbeschermer. Er zijn talloze definities van het begrip feit. Bijvoorbeeld: Een feit is een gebeurtenis of omstandigheid waarvan de werkelijkheid vaststaat, ofwel zintuiglijk kan worden waargenomen of instrumenteel gemeten 4. De bovenstaande definitie van een feit levert een praktische leidraad voor de jeugdbeschermer. De jeugdbeschermer onderzoekt welke gebeurtenissen en omstandigheden als vaststaand kunnen worden gezien omdat het evident is, omdat alle betrokkenen het erover eens zijn -, welke door iedereen kunnen worden waargenomen of instrumenteel kunnen worden aangetoond. Deze feiten vormen het uitgangspunt voor de gesprekken. 4 Wikipedia, 2 januari VanMontfoort

33 Bij het vaststellen van feiten gelden de volgende richtlijnen: Blijf zo dicht mogelijk bij je eigen waarneming, dat is sterker dan horen zeggen Herhaalde waarneming is sterker dan eenmalige waarneming Waarneming door verschillende mensen is sterker dan waarneming door één persoon Recente waarnemingen zijn sterker dan die van lang geleden Hoe concreter, hoe beter Hoe zichtbaarder, hoe beter Een definitieve strafrechtelijke veroordeling telt als bewijs en kan dus gebruikt worden als feit Een medisch feitenonderzoek telt als bewijs en kan dus gebruikt worden als feit Accepteer, dat niet alles zeker is De jeugdbeschermer kan deze richtlijnen gebruiken om de eigen positie te bepalen. Als uit een medisch onderzoek blijkt, dat de verwondingen van de baby niet veroorzaakt kunnen zijn door de verklaring die de ouders ervoor geven, gaat de jeugdbeschermer uit van de medische verklaring. Zegt een jeugdige, dat hij ten onrechte is veroordeeld en ten onrechte verplicht wordt tot contact met de jeugdreclassering, dan blijft de jeugdbeschermer de veroordeling zien als een feit. Als de ouder zegt, dat hij of zij is veroordeeld door de strafrechter door een gerechtelijke dwaling, blijft het vonnis voor de jeugdbeschermer staan. U zegt dat u onschuldig bent. Dat is altijd mogelijk, maar ik moet werken op basis van de uitspraak van de rechter. Ik blijf dus verontrust over de veiligheid van uw kind. Focus op de jeugdige en op stoppen van geweld Uit de oneindige hoeveelheid mogelijke feiten en omstandigheden over het leven in een gezin selecteert de jeugdbeschermer datgene wat relevant is. Dat is de informatie over de opvoedingssituatie van de jeugdige en over het risico op geweld en andere ernstige bedreigende situaties in de toekomst. Gebeurtenissen en omstandigheden uit het verleden en omstandigheden in het hier en nu vormen de grond voor zorgen ten aanzien van de toekomst en daarmee voor eventueel ingrijpen in de gezinssituatie. Beschermen gaat per definitie over de toekomst. De jeugdbeschermer moet zich bij ieder mogelijk feit de vragen stellen: wat betekent dit voor de ontwikkeling en de veiligheid van de jeugdige? Wat betekent dit voor het risico op geweld in de toekomst? Een praktische manier om dicht bij het belang van de jeugdige te blijven, is het formuleren van krachten en zorgen met zinnen die letterlijk beginnen met de naam van de jeugdige. Dat dwingt tot nadenken over de relevantie van de informatie. Beweringen en vermoedens De hierboven genoemde richtlijnen geven ook de beperking aan van wat de jeugdbeschermer kan weten over de feiten. Over veel zaken blijft onzekerheid bestaan. Er blijven verschillende opvattingen. Ouders ontkennen mishandeling en er is geen medisch en geen strafrechtelijk bewijs. Er zijn tegenstrijdige verklaringen. De strijd gaat over gebeurtenissen die de jeugdbeschermer niet zelf heeft waargenomen. VanMontfoort 31

34 De jeugdbeschermer zoekt naar informatie die een bepaalde bewering ondersteunt of ontkracht. De jeugdbeschermer vraagt de betrokkenen zelf na te denken over hoe een bepaalde bewering zou kunnen worden onderbouwd. U zegt, dat u zeker weet, dat uw ex-man vaak dronken is, ook als uw dochter bij hem is. Ik heb met uw ex-man en met uw dochter gesproken. Ik ben twee maal onaangekondigd op bezoek gegaan bij uw ex-man. Tot nu toe heb ik niets gevonden dat wijst op drankmisbruik. Wilt u nadenken over hoe anderen dan uzelf kunnen zien of uw man drinkt dan wel nuchter is als uw dochter bij hem verblijft? De jeugdbeschermer roept de hulp in van bevoegde instanties en van specialisten, als er een gerede kans is dat daarmee essentiële feiten kunnen worden vastgesteld. Dat kan zijn het inschakelen van politie en justitie om na te gaan of een bewering, dat er strafbare feiten zijn gepleegd strafrechtelijk kan worden aangetoond. Het kan ook zijn het inschakelen van medische, psychologische of pedagogische expertise om te onderzoeken of een jeugdige schade heeft opgelopen, lichamelijk en wat betreft algehele ontwikkeling. Ondanks alle onderzoeksmogelijkheden, kunnen veel beweringen en vermoedens niet worden vastgesteld. De jeugdbeschermer maakt een onderscheid tussen feiten en beweringen die niet kunnen worden vastgesteld. Dit onderscheid helpt de jeugdbeschermer om een duidelijke positie in te nemen. Denkfouten Iedereen maakt denkfouten. Naarmate er meer onzekerheid is over wat er in een gezin gebeurt of gebeurd is en naarmate er meer verschillende en onderling tegenstrijdige verhalen zijn, neemt het risico toe, dat de professional zelf conclusies trekt, bepaalde informatie voor waar gaat aannemen en andere informatie als onwaar gaat beschouwen. Dergelijke mechanismen zijn tot op zekere hoogte onvermijdelijk. Het is ondoenlijk om aan alles te blijven twijfelen en voortdurend alle opties open te houden. Echter, het risico op denkfouten en daarmee op foute beslissingen neemt daarmee toe. Voor een overzicht van denkfouten zie Weusten, Voor een uitgebreide bespreking, zie Kahnemann, Een professionele werkwijze in de jeugdbescherming omvat een reeks van structurele maatregelen om het risico op denkfouten te verminderen: Iedere jeugdbeschermer oefent voortdurend in het denken: ik kan het mis hebben. Zijn er andere interpretaties mogelijk van wat we nu weten? Kernbeslissingen neemt de jeugdbeschermer niet alleen, maar in overleg met de gedragswetenschapper (en de teammanager) De jeugdbeschermer krijgt op maat ondersteuning van specialisten, zoals vertrouwensartsen, juristen, etc. Iedere jeugdbeschermer neemt deel aan intervisie in team- en in multidisciplinair verband Er is structureel reflectie op de praktijk georganiseerd, bijvoorbeeld door middel van methodische leerbijeenkomsten. 32 VanMontfoort

35 3.3.2 De tijdlijn Het venster Feiten begint met een tijdlijn. Hiermee wordt bedoeld de tijdlijn van de jeugdbescherming. De jeugdbeschermer schrijft de datums kaal onder elkaar. Daardoor wordt in één oogopslag duidelijk of het gaat om een voor de jeugdbescherming nieuw gezin en er gewerkt wordt met korte termijnen, of dat het gaat om een langdurig proces van bemoeienis door de jeugdbescherming. Het onderdeel Tijdlijn is niet bedoeld voor een complete beschrijving van de geschiedenis. Een uitgebreide behandeling en beschrijving van het verleden trekt tijd en energie weg van de oplossingen voor nu en voor de toekomst. Op het moment, dat een jeugdbeschermer kennis maakt met een gezin, bevindt het gezin zich in een problematische situatie. In een dergelijke situatie kleuren de problemen het verhaal van het verleden en door daar uitgebreid op in te gaan, kan de situatie alsmaar zwaarder ervaren worden. In lijn met de Oplossingsgerichte benadering gaat de jeugdbeschermer ervan uit, dat je het probleem en de oorzaken ervan niet van A tot Z hoeft te kennen om tot een goede oplossing te kunnen komen (Insoo Kim Berg, 2005). De toekomst volgt dus niet perse uit het verleden. De toekomst is maakbaar en onderhandelbaar (DeShazer & Dolan, 2009, pag 12-13). De standaard tijdlijn ziet er als volgt uit: Tijdlijn Welke hulp of juridische interventie is in het verleden ingezet? Datum start en datum eind Soort hulp of interventie Instantie Gevolg (beslissing, resultaat) Er kan een reden zijn om in te zoomen op een onderdeel van de tijdlijn. Bijvoorbeeld: Het was al bekend, dat een jongere veel hulpverlening had gehad en op verschillende plaatsen had gewoond, maar bij het maken van de tijdlijn wordt zichtbaar, dat over een periode van meer dan acht jaar een reeks van behandelingen waren opgelegd met nauwelijks zichtbaar resultaat en dat de jongen een paar keer uithuis geplaatst was en weer terug naar huis gegaan was. Door in te zoomen op de verblijfplaatsen van de jongen werd duidelijk, dat hij in deze periode op tien of meer plaatsen had gewoond, zowel in tehuizen als in pleeggezinnen. Voor de jeugdbeschermers was dit aanleiding om nog meer dan voorheen te gaan denken over oplossingen van de jongen zelf, van zijn ouders en van mensen rond de jongen Krachten en zorgen De jeugdbeschermer maakt een overzicht van krachten en zorgen ten aanzien van de opvoedingssituatie van de jeugdige. De krachten laten zien wat er goed gaat in de opvoeding en ontwikkeling van de jeugdige en ze geven aanknopingspunten voor verandering. Als er iets goed gaat in de opvoeding, dan zijn er misschien mogelijkheden om dat vaker te doen of breder toe te passen. De vraag: welke krachten zijn daadwerkelijk beschermend gebleken? kan leiden tot concrete punten, die voor iedereen te VanMontfoort 33

36 begrijpen zijn en die een aanknopingspunt kunnen bieden voor het bouwen van veiligheid voor de toekomst. De zorgen laten zien welke bedreigingen voor de jeugdige er volgens de gezinsleden, de jeugdbeschermer en andere betrokkenen zijn. Alle bekende risico s voor de veiligheid van de jeugdige komen in een goed ingevuld rijtje zorgen terug. De kaart met zorgen is daarom het hart van de risicotaxatie in de jeugdbescherming. Veiligheidslijsten en andere instrumenten om risico s te taxeren zijn hulpmiddelen om de kaart met zorgen beter te kunnen invullen. Samen met de gezinsleden opstellen krachten en zorgen De jeugdbeschermer maakt het overzicht in gesprek met de gezinsleden. Dit kan door op te schrijven welke krachten en zorgen iedereen ziet: de jeugdige, de moeder, de vader, andere mensen rond het kind, hulpverleners en de jeugdbeschermer. Door de krachten en de zorgen in een of meer gesprekken onder woorden te brengen werkt de jeugdbeschermer met de gezinsleden aan een gezamenlijk beeld van wat er aan de hand is en wat er moet gebeuren. Er zijn kansen voor samenwerking als de gezinsleden dezelfde punten zien als de jeugdbeschermer, of als iedereen het over sommige punten in het gesprek eens kan worden. Hierbij kan de jeugdbeschermer eenvoudige werkvormen gebruiken. De jeugdbeschermer kan een grote flap papier meenemen naar het gezin en twee kolommen maken. Of het kan op de computer, laptop of tablet, als dat bij het gezin past. Bij voorkeur kiest de jeugdbeschermer ervoor de gezinsleden te laten beginnen, maar de jeugdbeschermer kan ook eerst zelf een of enkele punten opschrijven, om een voorbeeld te geven, of omdat een bepaald punt reeds is genoemd. Krachten en zorgen worden afwisselend ingevuld. De jeugdbeschermer houdt in de gaten, dat er een evenwicht is. Als de gezinsleden alleen maar sterke punten noemen en geen zorgen zien, vraagt de jeugdbeschermer hen na te denken, omdat er in ieder gezin wel zorgen zijn en er bovendien een aanleiding geweest is voor bemoeienis van de jeugdbescherming met het gezin. Blijft het moeilijk, dan kunnen er eerst nog sterke punten worden ingevuld, of schrijft de jeugdbeschermer een zorg op. De rijtjes van krachten en zorgen blijven achter bij het gezin. De jeugdbeschermer zet de datum erop en maakt een kopie. Dat kan met een ouderwets carbonpapier, of door het twee keer op te schrijven, of door een foto te maken die later op een computer gezet kan worden. Als de rijtjes op een computer worden ingevuld, wordt er een kopie gemaakt voor de jeugdbeschermer. Gericht op de opvoedingssituatie van de jeugdige De krachten en zorgen zijn gericht op de jeugdige en zijn opvoedingssituatie. De vragen naar krachten: Wat is helpend? Van wie heb je eerder steun gekregen? Wat is daadwerkelijk beschermend gebleken tegen de genoemde zorgen? 34 VanMontfoort

37 Een hulpmiddel bij het opschrijven van de antwoorden op deze vragen is het beginnen van de zin met de naam van de jeugdige. Dat dwingt tot een formulering die betrekking heeft op de jeugdige. Een paar voorbeelden van krachten die daadwerkelijk beschermend zijn gebleken: Kevin (3 jaar) werd afgelopen jaar twee keer een week door buurvrouw Tine opgevangen, zodat hij minder last had van de ruzies tussen zijn ouders Roos (6 jaar) kreeg afgelopen maand van haar moeder Helma geen klappen als ze brutaal was, doordat het Helma lukte om wanneer ze merkte dat ze nijdig werd eerst tot 10 te tellen en dan oma te bellen voor advies. Ook de zorgen worden geschreven vanuit de jeugdige. Vraag: Wat is er gebeurd waarover we ons zorgen maken? Voorbeelden van zorgen volgens de jeugdbeschermer. Brenda (2 jaar) is door haar vader in een gevaarlijke situatie gebracht doordat hij haar meenam in de auto toen hij dronken was. Brenda kan weer in een gevaarlijke situatie komen als haar vader dronken is op het moment dat hij de zorg voor Brenda heeft. Richard (1 jaar) is door zijn moeder alleen gelaten zonder dat er een volwassene was die op hem kon letten en voor hem kon zorgen. Dit is in een periode van drie maanden minstens vijf keer gebeurd, waarvan één keer gedurende een hele dag. Richard kan in een gevaarlijke situatie komen en ook verder nadeel ondervinden als zijn moeder hem weer alleen laat. In deze voorbeelden zijn er feiten en gebeurtenissen uit het verleden die maken, dat de jeugdbeschermer bezorgd is over de nabije toekomst van de jeugdige. De feiten en gebeurtenissen werden in deze voorbeelden door de ouder onderkend. Bespreekbaar maken van zorgen en vinden van krachten Wanneer een gezin zich verzet tegen de zorgen die door instanties in een eerder stadium genoemd zijn (bijvoorbeeld door de melder, of door de Raad, een zorgaanbieder), is het voor de jeugdbeschermer extra moeilijk om samen met de gezinsleden een inventarisatie te maken. De jeugdbeschermer werkt in beginsel met de zorgen die reeds zijn vastgesteld door hem of haar zelf en door eerdere instanties. Tips daarvoor: Vermeld de bron bij ieder zorgpunt dat omstreden is. De politie heeft de vader aangehouden en heeft proces verbaal opgemaakt wegens rijden onder invloed van alcohol en wegens het in gevaar brengen van zijn dochter Brenda. Blijf nauwkeurig bij de feiten en noem de positie van de ouders. De vader zegt, dat de politie hem een loer wilde draaien en hem daarom valselijk beschuldigt. De jeugdbeschermer was er niet bij, maar blijft bezorgd over de veiligheid van Brenda. Vermijd in dit stadium het geven van een oordeel en vermijd afkeurende of cynische woorden en zinnen. Een kale weergave van de bron en de zorg is het sterkst en geeft de grootste kans op erkenning door de gezinsleden. Wanneer de gezinsleden het moeilijk vinden om zorgen te noemen, kan de jeugdbeschermer een omweg kiezen door vragen stellen over wat zij wel willen. In het model horen deze vragen thuis in VanMontfoort 35

38 Venster 3, de Weging. Deze omweg kan de gezinsleden helpen om vervolgens te praten over wat zij willen, dat er verandert en daarmee indirect over de zorgen die zij in de huidige situatie ervaren. U zegt: er zijn geen zorgen. In ieder gezin zijn er wel dingen die de ouders liever anders zouden willen zien, ook al vinden de ouders dat het allemaal wel goed gaat. Zijn er dingen die u zou willen veranderen ten aanzien van uw zoon? Als u nadenkt over de toekomst van uw zoon, zeg maar over een half jaar, en u bedenkt dan de ideale situatie, wat zou u dan willen zien? In sommige gezinnen is het moeilijk om de zorgen met de gezinsleden te bespreken; er zijn ook gezinnen waar het moeilijk is om de sterke punten te zien. Een hulpmiddel kan daarbij zijn de uitzonderingsvraag. Deze vraag gaat ervan uit, dat er altijd uitzonderingen op het probleem zijn, ook al zijn het er weinig en was de laatste keer al lang geleden. U zegt, dat de kinderen altijd ruzie maken tijdens het avondeten. En dat u daar inmiddels geheel moedeloos van wordt. Ik kan me uw gevoel voorstellen. Als u erover nadenkt, wanneer was dan de laatste keer, dat de kinderen geen ruzie maakten tijdens het avondeten? Het maakt niet uit of dat gisteren was, of dat het lang geleden is, of het thuis was, of ergens anders. Als de ouder zich een gelegenheid herinnert waar het gezellig was tijdens het avondeten, dan luidt de volgende vraag: Goed, dat is inderdaad al even geleden. Wat was er toen anders dan andere keren? Deze vraag kan de mogelijkheid bieden voor verbetering. Als de ouder het specifieke kan benoemen, dan is er een kans dat deze positieve situatie vaker gecreëerd kan worden. Het geeft ook een opstapje naar een of meer sterke punten, namelijk de factoren die maakten dat het toen goed ging. Omstandigheden Zowel gezinsleden als jeugdbeschermers hebben soms behoefte aan het opschrijven van omstandigheden die niet direct kunnen worden geformuleerd als zorgpunt of sterk punt. Vraag: Welke omstandigheden maken het moeilijk? Bijvoorbeeld: Het gezin heeft schulden. Vader heeft een lange geschiedenis van alcoholverslaving. Beide ouders zijn als kind zelf uithuis geplaatst geweest en hebben daar negatieve herinneringen aan. Strikt genomen zijn deze omstandigheden geen argument voor gedwongen bemoeienis door de jeugdbescherming. Er is immers geen directe relatie tussen de bemoeilijkende omstandigheden en de concrete bedreiging voor de jeugdige. Vaak is het niet duidelijk welke invloed deze omstandigheden op dit moment hebben op de opvoedingssituatie van de jeugdige. Het kan zijn, dat de jeugdbeschermer of de gezinsleden het belangrijk vinden om dergelijke omstandigheden op te schrijven, omdat zij vinden dat anders het beeld niet compleet is. Er is geen bezwaar tegen het beschrijven van omstandigheden, maar er zijn wel enkele richtlijnen: Omstandigheden moeten altijd worden vertaald in concrete zorgen ten aanzien van de jeugdige om te kunnen dienen als grond voor gedwongen ingrijpen 36 VanMontfoort

39 Een beschrijving van de omstandigheden moet ook door de gezinsleden worden herkend, of de jeugdbeschermer schrijft de visie van de gezinsleden bij haar eigen weergave van de relevante omstandigheid Een beschrijving van de omstandigheden moet zo concreet mogelijk zijn en bij voorkeur kort Krachten en zorgen ordenen Het geheel aan krachten en zorgen volgens iedere betrokkene is aangrijpingspunt voor de samenwerking van de jeugdbeschermer met het gezin. De inventarisatie van krachten en zorgen volgens iedere betrokkene kan leiden tot een onoverzichtelijk geheel. Samen met de gezinsleden kan de jeugdbeschermer de krachten en zorgen ordenen en beperken tot de belangrijkste punten. Daarbij is het wel belangrijk om ervoor te waken, dat er geen essentiële punten verdwijnen. Het maken van een leesbaar, begrijpelijk, beknopt en toch volledig overzicht van krachten en zorgen vereist een hoge mate van professionaliteit en vraagt van zowel de professional als de gezinsleden alle aandacht. Het is hard werken. Het overzicht van krachten en zorgen in het venster Feiten vormt de basis voor de weging die daarna gemaakt moet worden of er gronden zijn voor (verdere) interventie ter bescherming van het kind. Daarvoor moeten de zorgen worden beperkt tot de essentiële punten die bemoeienis van de jeugdbescherming nog noodzakelijk maken. In het venster Weging wordt vanuit de zorgen de grond voor (verdere) bemoeienis van de jeugdbescherming geformuleerd. De jeugdbeschermer stelt vanuit de gronden de voorwaarden op waaraan het plan van het gezin/de familie moet voldoen De veiligheidsvragenlijst en andere instrumenten Het overzicht van de krachten en zorgen vormt het belangrijkste middel van risicotaxatie in SAVE. Dit vloeit voort uit de visie, dat risicotaxatie slechts in beperkte mate mogelijk is aan de hand van gestandaardiseerde vragenlijsten. De unieke situatie van ieder gezin moet in kaart worden gebracht in gesprek met de gezinsleden en op basis van de verhalen van alle betrokkenen, zowel de mensen uit het netwerk als betrokken professionals. Bij een volledige analyse kunnen gestandaardiseerde vragenlijsten gebruikt worden als hulpmiddel om te bepalen welke beslissingen genomen moeten worden en welke voorwaarden gesteld moeten worden aan het te maken plan. SAVE werkt met een veiligheidslijst die ondermeer voortgaat op de veiligheidslijst van de Deltamethode gezinsvoogdij. De ingevulde lijst geeft samen met de analyse aan de hand van het Vier Vensters model zicht op de veiligheidsrisico s. De jeugdbeschermer gebruikt de veiligheidslijst in het gesprek met de gezinsleden. Voor sommige gezinnen werkt het goed als de jeugdbeschermer de lijst samen met de gezinsleden invult. In andere gevallen werkt het goed als het gezin de lijst invult en de jeugdbeschermer de lijst onafhankelijk van het gezin invult en vervolgens de lijsten met elkaar te vergelijken. Naast de SAVE veiligheidslijst zijn er diverse instrumenten voor specifieke situaties. Bijvoorbeeld het LIJ in het kader van het jeugdstrafrecht. VanMontfoort 37

40 3.4 De weging Het derde venster heeft als vraag: hoe wegen we de situatie?. Het wegen van de situatie is de normatieve dimensie van de analyse. Ging het bij de Feiten om de vraag: wat weten we over hoe de toestand in het gezin is?, bij het derde venster gaat het om de vraag: vinden we de toestand in het gezin acceptabel? In het Vier Vensters model is dit als volgt opgenomen. 3 Hoe wegen we de situatie? Welke criteria zijn van toepassing? Voor welke afweging of beslissing staat de professional? De gronden/onderbouwing Jeugdbescherming: Welke feiten en omstandigheden vormen volgens de jeugdbeschermer op dit moment nog de gronden voor gedwongen bemoeienis? Dit is een toespitsing vanuit de zorgen. a) wat is er in het verleden gebeurd, waardoor schade is ontstaan bij het kind? b) welke feiten en omstandigheden maken, dat de jeugdige nu nog ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd? Overige hulp: Wat is in het kort de feitelijke onderbouwing van de afweging of beslissing? De toekomst Hoe ziet de toekomst voor deze jeugdige eruit als de opvoedingssituatie goed genoeg is? Hoe ziet de jeugdige dit? Hoe de ouders, de andere mensen? De voorwaarden Welke voorwaarden stelt de professional aan het plan? Hulpmiddelen: Schaalvragen, Huis van de toekomst De weging heeft twee functies, die elkaar beïnvloeden: De confrontatie tussen de beoordeling van de opvoedingssituatie door alle betrokkenen: de professional, de gezinsleden, de mensen rond het kind. Deze confrontatie kan gebruikt worden als middel om tot verandering van de situatie te komen De beslissing die de bevoegde instanties moeten nemen als de opvoedingssituatie niet goed genoeg is en er niet tijdig een goed plan komt van de gezinsleden en de familie Wie een situatie moet beoordelen, heeft niet alleen feiten nodig over die situatie, maar moet ook weten met welke maatstaf of met welk criterium die situatie moet worden beoordeeld. Het algemene criterium is altijd de bescherming van de jeugdige en dat omvat ook het stoppen van geweld en criminaliteit. Maar afhankelijk van de beslissing die genomen moet worden, zijn er verschillende specifieke criteria. De kernbeslissingen en de bijbehorende criteria komen aan de orde in paragraaf De gronden voor de kernbeslissingen volgen uit de vergelijking van de zorgpunten met de criteria. De gronden vormen de legitimatie voor bemoeienis namens de overheid, ook als niet alle betrokkenen daarmee instemmen. Het doel van de jeugdbescherming is het opheffen van de gronden (par ). 38 VanMontfoort

41 Een positieve formulering van de doelen luidt: welke toekomst wensen we voor deze jeugdige? Dit gaat om een toekomst, waarin de opvoedingssituatie goed genoeg is, volgens alle betrokkenen. Dit helpt de doelgerichte samenwerking tussen de gezinsleden en de jeugdbeschermer (par 3.4.3). Uit de weging volgt welke voorwaarden de jeugdbescherming stelt aan de opvoedingssituatie en daarmee aan het plan. Het formuleren van de voorwaarden is een zeer belangrijk deel van het werk van de jeugdbeschermer (par ) Criteria voor jeugdbescherming Geen vaste lijst In het hoofdstuk over de feiten is uitgebreid ingegaan op onzekerheid over wat er in het gezin gebeurt of gebeurd is. Dat is een ander type vraag dan de vraag die in dit hoofdstuk centraal staat. Als er een beschuldiging is, dat een vader zijn dochter verkracht, maar deze vader ontkent dat, dan heeft de jeugdbeschermer te maken met het vraagstuk over de feiten. Niet met het vraagstuk van de criteria. Immers, als het waar is, dat deze vader zijn dochter heeft verkracht, dan is dat evident een grond voor ingrijpen, volgens alle culturen en volgens alle moderne rechtsstelsels. Het vraagstuk van de criteria doet zich voor als de feiten geordend zijn en het niet onmiddellijk evident is, dat de feiten een ernstige schending inhouden van een wettelijke norm (zoals het recht van een ieder op bescherming tegen geweld, het recht van een jeugdige op bescherming). Dan is een openlijke discussie nodig over de criteria. De criteria zijn de normen die op de situatie moeten worden toegepast. Deze criteria staan in de wet en worden in de praktijk ingevuld. In ieder land en in ieder tijdperk is er discussie over de criteria voor jeugdbescherming, vooral over de beslissing een kind gedwongen uit huis te plaatsen. Er is geen vaste lijst van situaties die de jeugdbeschermer voor ieder gezin erbij kan pakken om vast te stellen of er wel of niet moet worden ingegrepen en een dergelijke lijst zal er ook niet komen, omdat: er oneindig veel verschillende situaties zijn er over te veel gebeurtenissen en omstandigheden onzekerheid bestaat iedere opvoedingssituatie op verschillende manieren kan worden geïnterpreteerd de criteria samenhangen met de beslissing die genomen moet worden jeugdbescherming verweven is met de veranderende maatschappelijke opvattingen. De jeugdbeschermer moet werken met de criteria van de wet en moet deze criteria telkens weer toepassen op iedere unieke situatie. Voor de jeugdbeschermer geldt: begin bij de tekst van de wet. De wet is geen hinderlijke bureaucratie. De wet is de gestolde maatschappelijke norm en het is de officiële maatschappelijke grondslag van het werk van de jeugdbeschermer. Bij het invullen van de criteria gebruikt de jeugdbeschermer de volgende bronnen: De rechtspraak en uitleg over de wet De wetenschappelijke kennis over opvoeden en opgroeien Intersubjectieve oordeelsvorming VanMontfoort 39

42 Goed genoeg Het algemene criterium voor jeugdbescherming is niet: is dit een goede opvoeding?. Een dergelijk criterium zou potentieel zeer veel opvoeders tot cliënt van de jeugdbescherming maken. Daarom is het algemene criterium: bemoeienis is gelegitimeerd voor zover en voor zolang de opvoedingssituatie niet goed genoeg is. Met dit criterium wordt uitgedrukt, dat de bevoegde instanties optreden wanneer een ondergrens wordt doorbroken. De term goed genoeg ouderschap is afkomstig van de Engelse kinderarts en psychoanalyticus Donald W. Winnicott ( ). Winnicott sprak over de good enough mother om aan te duiden, dat een moeder niet perfect hoefde te zijn in de omgang met de baby. Tegenwoordig wordt het begrip gebruikt in de discussie over modern ouderschap, variërend van de hoge eisen die ouders zichzelf stellen en die de samenleving stelt tot en met de discussie over ouderschap van mensen met een verstandelijke beperking (zie bijvoorbeeld Ramaekers & Suissa, 2010). In SAVE wordt het criterium goed genoeg gebruikt om aan te duiden, dat veel, misschien wel de meeste, van alle opvoedingssituaties niet goed, maar wel goed genoeg zijn. Dat helpt de jeugdbeschermer om de regie over de opvoeding waar mogelijk te laten bij de ouders. Dit wordt uitgebeeld in onderstaande figuur. De grens tussen niet goed, maar wel goed genoeg en niet goed genoeg is niet in alle gevallen duidelijk. Ruwweg het gebied in de rode lijn gaat over opvoedingssituaties waarover getwist wordt. 40 VanMontfoort

43 De beperking van de overheidstaak tot situaties die aantoonbaar niet goed genoeg zijn, is specifiek voor de jeugdbescherming. Voor het ondersteunen van opvoeden en opgroeien in het algemeen heeft de overheid een veel bredere verantwoordelijkheid. Denk aan allerlei voorzieningen die direct of indirect door de overheid worden gefinancierd op het gebied van preventie, opvoedingsondersteuning en hulpverlening. Al deze voorzieningen helpen opvoeders en steunen jeugdigen bij het opgroeien in onze samenleving. In het Verdrag inzake de Rechten van het Kind zijn deze algemene voorzieningen onder meer te vinden in artikel 18. Op dit brede terrein bepalen de ouders echter zelf of, in welke mate en voor hoelang zij gebruik maken van deze voorzieningen. Daarom noemen we deze voorzieningen geen jeugdbescherming. Het oordeel over een opvoedingssituatie is subjectief en tijdgebonden en dat geldt ook voor het criterium goed genoeg. Dat wordt duidelijk bij de niet extreme situaties. Het meisje van 9 jaar vertelt, dat ze thuis haar ouders moet gehoorzamen. Als ze niet luistert, geeft haar moeder haar een klap met haar vlakke hand tegen haar billen, zegt ze. Dat gebeurt wel vaker, maar ze weet niet precies hoe vaak. Niet iedere dag, maar gisteren wel. De meeste Nederlanders uit de middenklasse vinden dit anno 2013 waarschijnlijk geen goede manier van opvoeden. Sinds 2007 staat in ons Burgerlijk Wetboek, dat ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld toepassen in de verzorging en opvoeding 5. Tot enkele decennia geleden was het slaan van kinderen als middel in de opvoeding echter algemeen geaccepteerd. Goede ouders moesten ervoor zorgen, dat hun kinderen gehoorzaamden en zo nodig de kinderen daarbij tuchtigen. Voor een gezin dat recent in Nederland is aangekomen vanuit een Aziatisch of Afrikaans land is het wellicht niet ongebruikelijk, dat een moeder haar 9-jarige dochter een klap geeft als het meisje ongehoorzaam is. Een ander voorbeeld is de combinatie van een vechtscheiding met jeugdbescherming. VECHTSCHEIDING EN JEUGDBESCHERMING Volgens onze Hoge Raad is het ontbreken van contact van een kind met de nietverzorgende ouder geen toereikende grond voor een ondertoezichtstelling. "Dat een omgangsregeling niet op vrijwillige basis tot stand komt en dat de Raad voor de Kinderbescherming ter zitting heeft gesteld dat de minderjarige ernstig wordt bedreigd in haar ontwikkeling als ze geen contact heeft met haar biologische vader, levert geen toereikende motivering op voor het opleggen van een maatregel als de onderhavige (Hoge Raad , NJ 2002, 4 en 5). 5 Artikel 247:1 BW, lid 2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe." VanMontfoort 41

44 Het ontbreken van contact kan dus wel meewegen in een combinatie van zorgen. Na de uitspraak van de Hoge Raad wordt er nog regelmatig een ondertoezichtstelling gevraagd en uitgesproken, waarbij de contactregeling en de strijd tussen de ouders belangrijke elementen zijn in de grond voor de maatregel. In latere uitspraken van rechters kunnen zowel de voorstanders als de tegenstanders van een omgangs-ots aanknopingspunten vinden. In de pedagogische wetenschap zijn eveneens zowel argumenten voor als tegen te vinden. En hetzelfde geldt voor de opvattingen in de samenleving en de eigen normen van jeugdbeschermers. Bij de visie van SAVE past terughoudendheid bij het vragen van een OTS. Als er een OTS is, past het bij SAVE om de regie over het contact zo kort mogelijk bij de gezinsvoogd te leggen en zo veel mogelijk bij de kring van mensen rond het kind. Kernbeslissingen in de jeugdbescherming De jeugdbeschermer neemt voortdurend beslissingen die gevolgen hebben voor de betrokken ouders en jeugdigen. In de jeugdbescherming in brede zin zijn de volgende kernbeslissingen te onderscheiden: Melding: beslissing over de actie naar aanleiding van een melding of signaal over een jeugdige Onderzoek: beslissing over de actie op basis van onderzoek Maatregel: beslissing om een maatregel van kinderbescherming inclusief voorziening in voogdij of een maatregel van jeugdreclassering te vragen Plaatsing: beslissing om het kind uit huis plaatsen en iedere beslissing om het kind over te plaatsen Terugkeer: beslissing om het kind terug thuis plaatsen Afsluiten maatregel: beslissing om de maatregel te beëindigen cq. wel of geen verlenging te vragen, dan wel een verderstrekkende maatregel te vragen, of een jeugdreclasseringmaatregel terug te melden bij justitie Afsluiten van de bemoeienis met een jeugdige In grote lijnen geldt deze indeling in kernbeslissingen voor ieder stelsel van jeugdbescherming. Zie bijvoorbeeld Wald & Woolverton (1990) en voor de gezinsvoogdij Van Montfoort & Slot, Het gaat hierbij om beslissingen waarbij gebruik gemaakt wordt van bevoegdheden ter bescherming van kinderen. Niet om de vele beslissingen die genomen worden met het oog op behandeling of hulpverlening 6. Een beslissing over de actie na de melding of na onderzoek kan ook inhouden het geven van advies dan wel het verwijzen naar of het indiceren voor professionele hulp. Onderzoek kan in dit verband inhouden onderzoek naar aanleiding van een melding van kindermishandeling of anders genoemde zorgen over de opvoedingssituatie van een jeugdige, onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming of psychodiagnostisch onderzoek. Ook voor het onderzoek geldt, dat een instantie beschikt over bevoegdheden om informatie in te winnen. Denk aan de bevoegdheid van het AMK om onder bepaalde voorwaarden informatie in te winnen 6 Bureau Jeugdzorg Utrecht hanteert op dit moment ook wel/niet inzetten van professionele zorg als afzonderlijke kernbeslissing vanwege het wettelijke indicatiebesluit. Bezien moet worden hoe dit in het nieuwe stelsel vorm krijgt. 42 VanMontfoort

45 over een gezin, zonder dat het gezin dat op het moment van onderzoek weet. Of aan het onderzoek zoals de Raad voor de Kinderbescherming dat uitvoert om na te gaan of er een maatregel gevraagd moet worden. In het kader van het jeugdstrafrecht wordt hier de jeugdreclassering genoemd. Dit zijn de maatregel van hulp en steun (jeugdreclassering) en de Intensieve Traject Begeleiding (ITB). De jeugdreclassering heeft als uiterste mogelijkheid een terugmelding aan de rechter, met als mogelijk gevolg, dat een voorwaardelijk strafdeel alsnog ten uitvoer gelegd wordt. Deze terugmelding wordt door de jeugdreclassering gebruikt als de begeleiding vastloopt. Voordat hiertoe wordt overgegaan heeft de jeugdreclasseerder de mogelijkheid van het geven van een officiële waarschuwing. Criteria voor melding en onderzoek Iedereen kan vermoedens van huiselijk geweld en kindermishandeling melden bij respectievelijk het SHG en het AMK. Volgens de concept wetgeving worden deze twee instanties in 2015 wettelijk samengevoegd tot het AMHK. De overheid is op grond van artikel 19 Verdrag inzake de Rechten van het Kind verplicht om een voor iedereen duidelijk kenbare plaats in te richten voor het melden van kindermishandeling. Ook zorgen over de opvoedingssituatie van een minderjarige die de melder geen kindermishandeling noemt, kunnen gemeld worden, op dit moment als zorgmelding bij de Toegang van het Bureau Jeugdzorg 7. Het AMK en het SHG kunnen een onderzoek instellen naar de opvoedingssituatie, ongeacht of de gezinsleden daarmee instemmen en zelfs gedurende een bepaalde tijd - zonder dat de gezinsleden dat weten. Het criterium om een onderzoek in te stellen is een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld. Daarbij worden brede definities van kindermishandeling en huiselijk geweld gehanteerd. In SAVE is een AMK-onderzoek aangewezen als een AMK-bevoegdheid of AMK-expertise nodig is. In alle andere gevallen leidt het AMK de zaak door naar de lokale teams of naar de gebiedsgebonden SAVE-teams. Criteria voor een maatregel van kinderbescherming of jeugdreclassering De grond voor een ondertoezichtstelling is volgens de wet, dat een minderjarige zodanig opgroeit, dat hij ernstig wordt bedreigd in zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid (artikel 1:254 BW). Daarbij geldt als voorwaarde, dat de bedreiging naar verwachting niet met andere middelen dan de maatregel kan worden afgewend. Artikel 1:266 BW bepaalt dat een ouder kan worden ontheven van het gezag over zijn kind op de grond dat de ouder ongeschikt of onmachtig is zijn plicht tot verzorging en opvoeding te vervullen, mits het belang van het kind zich daartegen niet verzet. 7 Op basis van de Wet op de Jeugdzorg. VanMontfoort 43

46 Nieuwe wetgeving Het parlement heeft de wetgeving Herziening maatregelen van kinderbescherming (32.015) aangenomen. Naar verwachting wordt deze wet in 2015 ingevoerd, ongeveer gelijktijdig met de Jeugdwet die de stelselherziening regelt. De nieuwe criteria worden: Voor de ondertoezichtstelling: Artikel 1:255 BW: 1. De kinderrechter kan een minderjarige onder toezicht stellen van een stichting indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en: a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen. Voor de beëindiging van het gezag: Artikel 267:1 BW. 1. De rechtbank kan het gezag van een ouder beëindigen indien: a. een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en de ouder niet de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat is te dragen binnen een voor de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, of b. de ouder het gezag misbruikt. Criminaliteit van een jeugdige kan op twee manieren leiden tot jeugdbescherming in brede zin. Ernstig probleemgedrag van de jeugdige waaronder het plegen van strafbare feiten kan een teken zijn, dat de jeugdige zodanig opgroeit, dat hij ernstig wordt bedreigd in zijn zedelijke of geestelijke ontwikkeling en dan is er potentieel een grond voor een maatregel van kinderbescherming. Daarnaast kan de rechter en in sommige gevallen de Officier van Justitie de maatregel van hulp en steun opleggen aan een jeugdige in het kader van een strafzaak (zie o.a. artikel 77f en 77aa. Lid 2 Wetboek van Strafrecht). De maatregel van hulp en steun houdt in, dat de jeugdreclassering erop toeziet, dat de jeugdige zich houdt aan de gestelde voorwaarden en dat de jeugdreclassering de jeugdige begeleidt om de kans op herhaling van strafbare feiten zoveel mogelijk te verkleinen. Criteria voor uithuisplaatsing en terug naar huis Het criterium voor een uithuisplaatsing binnen de ondertoezichtstelling is dat de plaatsing noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens geestelijke of lichamelijke gesteldheid (artikel 1:261 BW) 8. Daarmee drukt de wetgever uit, dat andere manieren om de bedreiging voor de jeugdige af te wenden de voorkeur hebben. 8 Na invoering van de Wet Herziening Maatregelen Kinderbescherming wordt dit artikel 265b. 44 VanMontfoort

47 Binnen de ondertoezichtstelling geeft de rechter een machtiging uithuisplaatsing. De looptijd van de machtiging is maximaal tot het einde van de ondertoezichtstelling. Als de uithuisplaatsing aanvankelijk noodzakelijk is, maar bijvoorbeeld na drie maanden niet meer noodzakelijk is bijvoorbeeld omdat de thuissituatie veranderd is -, dan vervalt de grond voor die uithuisplaatsing op dat moment. De beslissing om een jeugdige terug naar huis te plaatsen, moet gezien worden als een afzonderlijke kernbeslissing. Dit geldt meer naarmate de bedreiging ten tijde van de uithuis plaatsing ernstiger was. Het meisje Savanna, dat in 2004 werd gedood door haar moeder, was op zeer jonge leeftijd wegens mishandeling uit huis geplaatst en was na een jaar terug geplaatst bij haar moeder. De onveiligheid die bestond vóór de uithuisplaatsing was echter niet verdwenen. Uit literatuur en onderzoek is bekend, dat ouders zelden de intentie hebben om hun kind te gaan mishandelen. De mishandeling ontstaat vanuit onmacht en die kan terugkeren als de oude situatie wordt hersteld. Voor een beslissing tot terugplaatsing voert de jeugdbeschermer daarom eerst een toets uit op de veiligheid van het kind. In ons huidige stelsel wordt dit zowel door de gezinsvoogdij gedaan als door de Raad voor de Kinderbescherming (de toetsende taak van de Raad). Wanneer het voor de uithuisplaatsing ging om ernstige lichamelijke of seksuele mishandeling, dan moet de jeugdbeschermer voor de beslissing tot terugkeer van het kind weten wat er veranderd is, waardoor het inmiddels wel veilig is geworden. De ouder moet concreet en waarneembaar laten zien, dat de bedreiging is teruggedrongen. Bijvoorbeeld omdat bepaalde risico s zijn weggenomen en/of dat de ouder zich voorheen ontbrekende vaardigheden heeft eigen gemaakt. Criteria voor het afsluiten van de jeugdbescherming De wet heeft als algemeen uitgangspunt, dat het ingrijpen niet langer duurt dan noodzakelijk. Daarnaast kent de wet uiterste termijnen. De ondertoezichtstelling kan worden uitgesproken voor maximaal 1 jaar. Tenzij verlenging wordt gevraagd, eindigt de maatregel vanzelf als de termijn voorbij is. Hoewel de ondertoezichtstelling telkens weer voor maximaal een jaar verlengd kan worden, is de maatregel bedoeld als tijdelijke maatregel. De grond voor de maatregel is dus niet alleen belangrijk bij de start; de jeugdbeschermer moet voortdurend nagaan of er nog een grond voor de ondertoezichtstelling is. Zodra die er niet meer is, moet het afsluiten van de maatregel in gang gezet worden Van criterium naar de gronden Bedreiging of gevaar Bescherming gaat over de toekomst. We denken, dat bescherming nodig is, omdat de gebeurtenissen in het verleden en de actuele omstandigheden de kans inhouden, dat er in de toekomst (weer) iets gebeurt dat schadelijk is voor de jeugdige. We verwachten op basis van het verleden en het heden, dat dit kind een verzorging en opvoeding nodig heeft, die deze ouders in deze omstandigheden niet kunnen bieden. In deze handleiding gebruiken we meestal de term bedreiging en minder vaak de term gevaar. Dat doen we, omdat het woord bedreiging iets ruimer is dan gevaar en omdat het beter aansluit bij de termen in de Nederlandse wet. Als de situatie zo ernstig is, dat de jeugdige acuut en VanMontfoort 45

48 overduidelijk in gevaar is, kan de jeugdbeschermer ervoor kiezen om het woord gevaar te gebruiken, om de ernst van de situatie uit te drukken. Concrete omschrijving van de bedreiging De jeugdbeschermer vertaalt de criteria voor interventie naar de concrete feiten en formuleert daarmee de gronden van de jeugdbescherming voor deze jeugdige. Er moet nauwkeurig worden geformuleerd welke feiten en omstandigheden de wettelijke gronden voor de jeugdbescherming vormen. De krachten zijn van belang in het totaal van de weging. Het is mogelijk, dat bepaalde zorgen in de ene situatie een grond opleveren voor bijvoorbeeld een ondertoezichtstelling en in de andere situatie niet, doordat de bedreiging met behulp van krachten zonder maatregel kan worden afgewend. Evenals bij de andere vensters geldt bij de gronden, dat alle teksten geschreven moeten worden in concrete, eenvoudige taal, waarbij vakjargon en classificaties worden vermeden. In juridische procedures moet worden aangesloten bij de tekst van de wet, maar ook dan is de beste onderbouwing het formuleren van de gronden in gewoon Nederlands, met de concrete gebeurtenissen en omstandigheden waardoor de jeugdige wordt bedreigd. Een voorbeeld van de gronden voor een uithuisplaatsing: Myriam is 3 jaar en kampt met een ernstige nierziekte. Doordat de ouders haar niet goed verzorgden en zich niet hielden aan de voorschriften van het ziekenhuis, is Myriam in een levensbedreigende situatie gekomen. De ouders vinden hulpverlening thuis niet nodig. Tegen de jeugdbeschermer hebben zij verklaard, dat de kinderarts dokter Pieterse liegt en dat alle andere medewerkers van het ziekenhuis zwijgen uit angst voor dokter Pieterse. Dokter Pieterse en een andere specialist, dokter Singh, hebben tegen de jeugdbeschermer verklaard, dat zij vrezen voor ernstige gevolgen voor de gezondheid van Myriam. De jeugdbescherming blijft er bij, dat uithuisplaatsing van Myriam noodzakelijk is in het belang van haar verzorging en opvoeding en haar gezondheid. In dit voorbeeld beschrijft de jeugdbeschermer eerst de feiten en omstandigheden die een uithuisplaatsing noodzakelijk maken en eindigt de tekst met de wettelijke grond. Het bovenstaande voorbeeld is in zekere zin gemakkelijk te onderbouwen. Als twee medisch specialisten zeggen, dat het levensgevaarlijk is voor het kind om in de huidige omstandigheden naar huis te gaan, kunnen we aannemen, dat er op dat moment duidelijk een grond voor uithuis plaatsing is. De situatie thuis moet overtuigend veranderen om het kind terug te laten gaan. De jeugdbeschermer heeft vaak te maken met minder evidente situaties. Ook dan moet echter concreet worden onderbouwd waaruit de wettelijke gronden op dat moment bestaan. De ouders willen geen ondertoezichtstelling. Zij zeggen, dat er geen grote problemen zijn met de kinderen en dat ze zelf in staat zijn om de gewone problemen op te lossen. De afgelopen drie maanden hebben de ouders vaker dan eenmaal per week zodanig ruzie gehad, dat zij tegen elkaar schreeuwden en elkaar uitscholden. Steeds was Mohammed hier 46 VanMontfoort

49 bij aanwezig. De leerkracht van Mohammed heeft aan de jeugdbeschermer van het AMK verteld, dat het niet goed gaat op school. Mohammed verzuimt regelmatig en is in de klas nauwelijks te hanteren. Hij heeft een achterstand op alle leergebieden. Op grond van de gesprekken die de jeugdbeschermer en de pedagoog van het AMK gevoerd hebben met het gezin, concluderen zij, dat de ouders Mohammed onvoldoende stimuleren en onvoldoende begrenzen in zijn gedrag. De ouders willen geen hulpverlening en zien zelf geen reden om een plan op te stellen, noch zelf, noch samen met hun familie of kennissen. Mohammed wordt ernstig bedreigd in zijn ontwikkeling, door de ruzies van de ouders waar Mohammed bij is, zijn schoolverzuim en zijn gedrag op school en doordat de ouders hem niet voldoende stimuleren en zijn gedrag niet voldoende begrenzen. In dit voorbeeld kunnen we voldoende onderbouwing zien voor een ondertoezichtstelling. Doordat de bedreiging concreet wordt omschreven, wordt het begrijpelijk voor alle betrokkenen. Ook geeft dit de aangrijpingspunten voor de voorwaarden waaraan het plan van de ouders respectievelijk de familie aan moet voldoen. Met een concrete omschrijving kunnen ouders beter reageren op de onderbouwing. De ouders kunnen zeggen, dat de ruzies tijdelijk waren en inmiddels voorbij zijn. Dat zij bereid zijn een ambulant hulpverlener binnen te laten om hen te leren beter met het gedrag van Mohammed om te gaan en dat zij hem vanaf nu iedere dag naar school zullen sturen. Of zij kunnen aanvoeren, dat de feiten niet kloppen. Als de jeugdbeschermer veel discussie met de ouders verwacht, of vermoedt, dat er nog meer bedreigingen zijn, kan het verleidelijk zijn om de gronden meer algemeen te omschrijven. Dan is er meer ruimte om naar bevindt van zaken te opereren en is het moeilijker voor de ouders om de gronden te bestrijden. Hoe verleidelijk dit ook is, een concrete beschrijving is de basis voor een constructieve werkrelatie met de gezinsleden. Het is een belangrijke factor in de effectiviteit van de jeugdbescherming (zie bijv. Stams c.s., 2010). Het is eerlijk ten opzichte van de ouders en het biedt de aanknopingspunten voor de noodzakelijke verandering in het belang van het kind. Het concreet formuleren is een belangrijk eigen kracht principe omdat het ouders en kinderen helpt om de eigen opvattingen onder woorden te brengen De toekomst van de jeugdige Voordat er praktische afspraken gemaakt worden over wat er op korte termijn moet veranderen, staat de jeugdbeschermer stil bij de toekomstbeelden die de jeugdige zelf heeft en de beelden die de mensen rond de jeugdige hebben. Een toekomstbeeld kan meer of minder realistisch zijn, grote en kleine dingen in het leven betreffen, gaan over de korte termijn of over later. Toekomstbeelden kunnen worden gebruikt om energie te genereren voor de veranderingen op de korte termijn. De toekomstbeelden kunnen niet rechtstreeks gebruikt worden om concrete voorwaarden van af te leiden. Toekomstbeelden mogen veranderen en mogen abstract blijven. Zowel de eigen kracht benadering als de Deltamethode gebruiken vragen naar de toekomst. VanMontfoort 47

50 De Eigen Kracht-conferenties gaan uit van de vraag: wat moet er gebeuren om te zorgen, dat het goed blijft gaan met deze jeugdige? Deze vraag geeft de ruimte om na te denken over zowel de korte termijn als de langere termijn. Normaal gesproken brengen de mensen rond de jeugdige toekomstwensen en beelden naar voren in het gesprek. Wanneer bijvoorbeeld een jeugdige in een crisis geplaatst is in een tehuis, zijn er altijd mensen in de Eigen Kracht-conferentie, die zeggen: we willen niet, dat de jeugdige opgroeit in een tehuis. We willen, dat hij opgroeit in een gezin! Of: de jeugdige moet haar school afmaken, dat is belangrijk voor haar toekomst. Of: Ze heeft altijd in deze omgeving gewoond, dicht bij haar familie, we vinden het belangrijk voor haar dat ze deel blijft uitmaken van de familie. Etc. In de jeugdreclassering gaat het om een toekomst van de jeugdige zonder strafbare feiten en om een positieve deelname van de jeugdige aan de samenleving. Dergelijke ideeën over de toekomst helpen bij het bedenken van het plan. In de Deltamethode wordt het begrip gewenste ontwikkelingsuitkomst gebruikt. De gewenste ontwikkelingsuitkomst voor deze jeugdige is afhankelijk van zijn eigen mogelijkheden en beperkingen. Een gewenste ontwikkelingsuitkomst is dus een praktische vertaling van een toekomst mogelijkheid, die rekening houdt met de persoon, omstandigheden en geschiedenis van deze jeugdige. De essentie van dit deel van de Deltamethode ligt in het denken over de ontwikkeling van het kind. De jeugdbeschermer praat met de gezinsleden over de toekomst van de jeugdige. Praktisch gezien kan de jeugdbeschermer met collega s of met de gedragsdeskundige samen nadenken over de vragen en de woorden om te gebruiken in het gesprek met de gezinsleden. Praten over de toekomst vanuit een ontwikkelingsperspectief kan de jeugdbeschermer er voor behoeden om de toekomst hoofdzakelijk vanuit de huidige problematiek te bespreken. Het ontwikkelingsperspectief is breder: het gaat om onderwerpen die voor alle jongeren van een bepaalde leeftijd van belang zijn Voorwaarden In de jeugdbescherming in Nederland wordt wel de term bodemeisen gebruikt om aan te duiden aan welke eisen een opvoedingssituatie moet voldoen als minimum standaard. In deze Handleiding geven we de voorkeur aan de term voorwaarden. De term bodemeisen roept de vraag op, of er ook eisen zijn buiten de bodem. Een eis is immers al een harde term. Daarnaast geeft het woord voorwaarde iets meer aan, dat er mogelijkheden zijn. Stel, dat het kind uit huis is geplaatst en de ouders willen, dat het kind terugkomt. Tenzij de jeugdbescherming terugkeer in het geheel niet als mogelijkheid ziet, ligt het in de rede, dat de jeugdbeschermer voorwaarden formuleert, waaraan moet worden voldaan, voordat het kind terug kan keren. Samenwerking met het gezin De ouders hebben het recht om zelf een plan op te stellen. Daarbij adviseert de jeugdbeschermer hen dit te doen met de kring van mensen rond het kind, bijvoorbeeld in de vorm van een Eigen Kracht-conferentie. Het vergroten van de kring is potentieel steun voor de ouders en meer veiligheid voor de jeugdige. De taak van de jeugdbeschermer concentreert zich op onderzoek naar krachten en zorgen en op het opstellen van de voorwaarden waar het plan aan moet voldoen. 48 VanMontfoort

51 De voorwaarden gaan over de opvoedingssituatie van de jeugdige. Niet over de samenwerking tussen de ouders en de jeugdbeschermer. Vermijd voorwaarden in de trant van: De ouders zorgen voor een betere samenwerking met de jeugdbeschermer Ten eerste gaat dit niet over de jeugdige en ten tweede zijn voor een betere samenwerking twee partijen nodig. Het formuleren van de voorwaarden is een proces, dat communicatie tussen de jeugdbeschermer en de gezinsleden vergt en denkwerk van alle betrokkenen. Veiligheid in het dagelijks leven Een jongen van 14 jaar wordt betrapt als hij een meisje van 9 jaar haar geslachtsdeel betast. De jongen is zwakbegaafd. Hij heeft het meisje gedwongen haar broek naar beneden te doen. De jongen vertelt, dat hij dit ook doet met zijn nichtjes, als hij bij zijn tante is. En dat zijn moeder thuis ook zijn geslachtsdelen masseert. Zijn moeder heeft een IQ van 51. De jeugdbeschermer typeert de situatie thuis als grenzeloos. De gezinsleden zijn emotioneel sterk op elkaar betrokken, maar er zijn geen duidelijke grenzen. Regelmatig slapen ouders en kinderen in één bed. Deze opvoedingssituatie bevat elementen die niet goed genoeg zijn. De jongen wordt bedreigd in zijn ontwikkeling op seksueel gebied en zijn gedrag wordt een bedreiging voor andere kinderen. De voorwaarde in algemene termen is, dat de jongen niet langer wordt geconfronteerd met seksueel grensoverschrijdend gedrag van zijn opvoeders plus dat de jongen zelf niet dergelijk gedrag vertoont ten opzichte van andere kinderen. In algemene termen is dat niet moeilijk te formuleren, maar wie probeert dit concreet te maken, realiseert zich hoe moeilijk dat is. Een regel zou kunnen zijn: de jongen moet uit huis geplaatst worden. Maar bij nader inzien is het de vraag of daarmee de veiligheid van de jongen en van andere kinderen is gewaarborgd. Ten eerste: als hij ergens anders gaat wonen, komt hij dan ook nooit meer thuis op bezoek? Voor hoe lang gaat hij ergens anders wonen? Ten tweede: is er dan geen risico dat hij andere kinderen tot slachtoffer maakt? Ten derde: als hij in een tehuis of in een pleeggezin woont, loopt hij dan geen risico om (opnieuw) slachtoffer te worden van seksueel grensoverschrijdend gedrag van andere jeugdigen of volwassenen? Een andere regel zou kunnen zijn: de jongen heeft behandeling nodig. Dat kan in dit geval een verstandige regel zijn, maar bij nader inzien levert dat evenzeer vragen op. Waar verblijft hij voor en tijdens de behandeling? Welke garanties zijn er dat zijn gedrag verandert door de behandeling? Veiligheid moet in deze situatie stap voor stap worden opgebouwd. Het moet iedere dag en op ieder moment van de dag en nacht veilig zijn. Daarvoor is een ander soort voorwaarden nodig. Denk aan voorwaarden zoals: X (de jongen) is op geen enkel moment alleen met zijn moeder X is op geen enkel moment alleen met een jonger kind VanMontfoort 49

52 X is op geen enkel moment alleen met zijn moeder en een jonger kind Y is een veiligheidspersoon voor X. Y komt onaangekondigd op verschillende tijdstippen kijken of alles goed gaat. Als X in een positie komt waarin hij een ander kind wil gaan aanraken op de privé lichaamsdelen (= nader omschreven), dan belt hij onmiddellijk met de veiligheidspersoon. De ouders van X en Y zoeken samen mensen die op de hoogte worden gesteld van wat er precies gebeurd is en welke zorgen er zijn ten aanzien van X en die mee kunnen helpen in het vergroten van de veiligheid. X start met een behandeling waar hij leert om te gaan met seksualiteit. Het totaal van deze voorwaarden is wellicht niet noodzakelijk en is misschien niet haalbaar, of niet voor langere tijd. Maar ze geven richting aan de samenwerking tussen de gezinsleden en de jeugdbescherming en ze zijn gericht op het dagelijks leven. De zorgen over X zijn immers in het dagelijks leven ontstaan. De gezinsleden en de mensen in de kring rond het kind kunnen ideeën leveren voor regels (voorwaarden) die de veiligheid van X en van andere kinderen vergroten. De jeugdbescherming bepaalt uiteindelijk of het geheel van regels leidt tot voldoende veiligheid. Jeugdreclassering De jeugdreclassering werkt met de algemene voorwaarde, dat de jeugdige niet opnieuw een strafbaar feit pleegt. In aanvulling daarop formuleert de jeugdbeschermer samen met de betrokkenen positieve doelen, omdat positieve doelen vaker tot de gewenste verandering leiden dan negatief geformuleerde doelen.. In schoolverzuim zaken kan de algemene voorwaarde als volgt worden geformuleerd: de jeugdige gaat naar school, althans volgt een zodanige vorm van onderwijs, dat de leerplicht instanties en de jeugdbescherming daarmee kunnen instemmen. Voorbeelden discussie over de weging De opvoedingssituaties die bij de weging leiden tot discussies over de vraag of er voldoende grond voor jeugdbescherming is, stellen de jeugdbeschermer voor een moeilijke opgave bij het formuleren van de voorwaarden. Rosa is 10 jaar en woont samen met haar moeder, mevrouw Zaal. Rosa komt wel op school, maar is volgens de leerkrachten opvallend vaak ziek. Volgens de school heeft Rosa een leerachterstand. De school denkt, dat Rosa door haar moeder te weinig wordt gestimuleerd. Rosa heeft geen vriendinnetjes of vriendjes op school en ook niet buiten school. Ze komt nooit buiten zonder haar moeder en ze is geen lid van een club of vereniging. De vader van Rosa heeft een melding gedaan bij het AMK, omdat hij zich ernstige zorgen maakt over haar gezondheid. Volgens hem onthoudt zijn ex-vrouw Rosa de nodige medische zorg en de nodige sociale contacten. Zelf ziet hij Rosa nauwelijks. Mevrouw Zaal weigert met het AMK te praten en zegt, dat zij en Rosa geen enkele instantie nodig hebben. Als voorwaarde werd gesteld: Mevrouw Zaal laat de jeugdbeschermer (AMK) binnen in haar huis, ook in de kamer van Rosa, en geeft toestemming voor een gesprek van de jeugdbeschermer met Rosa alleen. 50 VanMontfoort

53 Er werd lang gesproken over een voorwaarde met betrekking tot sociale contacten van Rosa. Uiteindelijk werd als voorwaarde geformuleerd: Mevrouw Zaal zorgt ervoor, dat Rosa regelmatig contact heeft met minstens drie mensen buiten haar moeder en buiten de mensen van de school. Mevrouw Zaal wimpelde alle contacten af en bleef vragen wat de jeugdbescherming precies bedoelde. Wat werd bedoeld met regelmatig? Over welke mensen had de jeugdbescherming het? Ook bestreed zij de legitimiteit van de bemoeienis. Op grond waarvan moest zij de jeugdbeschermer van het AMK in haar huis binnenlaten? De wet geeft iedere burger toch het recht om zelf te bepalen wie er binnenkomt? Enzovoorts. De jeugdbeschermer sprak niet alleen mevrouw Zaal aan, maar wees ook meneer Duyker, de vader van Rosa, op zijn verantwoordelijkheid om zelf stappen te ondernemen als hij zich ernstig zorgen maakte over zijn dochter. Meneer Duyker zei echter, dat hij niet was opgewassen tegen zijn ex-vrouw en hij bleef afwachten. Pas toen het AMK de Raad inschakelde en de Raad aan mevrouw Zaal liet weten, dat hij een verzoek tot ondertoezichtstelling plus een machtiging uithuisplaatsing zou vragen als mevrouw Zaal niet ging meewerken aan de voorwaarden, kwam er verandering. Mevrouw Zaal stemde in met een Familie-/Netwerkberaad. Daar kwamen 12 mensen naast mevrouw Zaal zelf. Al deze mensen onderschreven de zorgen en de voorwaarden. Er werden afspraken gemaakt en een van de afspraken luidde, dat Rosa regelmatig bij 4 andere gezinnen (familie, buurtgenoten) ging spelen. Mevrouw Zaal stemde hiermee in en werkte er in de periode daarna aan mee. Er kwam een ondertoezichtstelling, maar geen machtiging uithuisplaatsing. 3.5 De volgende stappen Het vierde venster van het analysemodel gaat over De volgende stappen. Uit de analyse van de eerste drie vensters volgt welke beslissingen genomen moeten worden en welke acties moeten worden uitgevoerd. Het vierde venster maakt de analyse concreet in zijn consequenties. Juist hier komt het cyclische karakter van het model naar voren. Wanneer de jeugdbeschermer en de gezinsleden aankomen bij de consequenties, kan voor hen duidelijk worden, dat er nog cruciale informatie ontbreekt over wat er aan de hand is. De volgende stap houdt dan in: nader onderzoek, met mogelijk nieuwe informatie in het venster Feiten. In het model is het vierde venster als volgt ingedeeld: 4 Wat zijn de volgende stappen? Welke beslissingen heeft de professional genomen op basis van de weging? Welke concrete stappen worden er gezet? (nader onderzoek, beslissingen, acties) Door wie? Wanneer? Hoe kunnen we zien of dit gebeurd is? Hulpmiddelen: schema van het plan par Deze paragraaf begint met de optie verder onderzoek (par ). Vervolgens wordt ingegaan op de kernbeslissingen (par 3.5.2). Centraal in de volgende stappen staat het plan. Het plan is in de jeugdbescherming een coproductie, waarbij de ouders met de mensen rond het kind de VanMontfoort 51

54 oplossingen bedenken en de jeugdbescherming de voorwaarden formuleert. De onderdelen van het plan worden besproken in par Verder onderzoek De vraag wat de volgende stappen moeten zijn, komt pas nadat we weten wie de mensen zijn, wat de feiten zijn en hoe we de feiten wegen. Maar vaak wordt bij het bespreken van de volgende stappen duidelijk, dat meer informatie nodig is. Dan is verder onderzoek nodig. De jeugdbeschermer realiseert zich bijvoorbeeld, dat hij niets weet van de familie van vader (de mensen), geen informatie heeft over de school van de jeugdige (feiten) of dat hij nooit gevraagd heeft hoe de jeugdige zelf de situatie waarneemt en waardeert (weging). Op ieder punt in de analyse volgens het schema kan de conclusie zijn, dat de volgende stap bestaat uit (verder) onderzoek. Met verder onderzoek wordt hier in de eerste plaats gedoeld op waarnemingen die de jeugdbeschermer zelf of samen met collega s kan doen. Een jeugdbeschermer twijfelt over de veiligheid van een baby bij de ouders thuis. Ze vermoedt, dat Ikram, de moeder van het kindje, een psychiatrische stoornis heeft en dat die stoornis kan leiden tot een gevaarlijke situatie. Ze vreest, dat Ikram op een dag vergeet het kind te verzorgen en te voeden. Haar ergste vrees is, dat Ikram het kind iets aan zal doen. De jeugdbeschermer heeft met Ikram over haar vrees gesproken en heeft gevraagd of zij zich wil laten onderzoeken door een psychiater. Dat wil Ikram niet. Tot nu toe groeit de baby goed en als de jeugdbeschermer op bezoek komt, is het kind goed verzorgd en vrolijk. De jeugdbeschermer kan niet besluiten welk cijfer zij op een schaal van 0 tot 10 moet geven voor de veiligheid van de baby. Soms denkt ze, dat het een 6 of een 7 is, maar op andere momenten geeft ze een 2, of zelfs een 0. In de Methodische leerbijeenkomst wordt nagedacht over deze situatie. Er wordt geadviseerd om de beslissing om wel of niet een psychiater te bezoeken verder aan Ikram over te laten. Het is namelijk de vraag of het opvoeren van de druk op Ikram op dit punt tot resultaat zal leiden. Als Ikram zichzelf laat onderzoeken, is het onzeker of de psychiatrie iets kan of wil zeggen over het eventuele gevaar voor het kind. In plaats daarvan adviseert het team de jeugdbeschermer twee onderzoeksmiddelen in te zetten: meer waarnemingen door de jeugdbeschermer en meer waarnemers. De jeugdbeschermer vertelt de ouders, dat zij in de komende periode een aantal malen onaangekondigd op wisselende tijdstippen op huisbezoek zal komen. De ouders zeggen, dat zij niets te verbergen hebben en stemmen hiermee in. Daarnaast wordt afgesproken, dat de gedragsdeskundige en een teamlid ieder in de komende periode een of enkele malen meegaan op huisbezoek. Ook dit is een vorm van onderzoek: meer waarnemingen door de jeugdbeschermer en het toevoegen van waarnemers. Onderzoek is nodig wanneer er nieuwe informatie komt. De Vier Vensters kunnen direct bij de eerste melding gebruikt worden om de informatie te ordenen. Door vanaf het begin één model te 52 VanMontfoort

55 hanteren kan de jeugdbescherming gedurende het gehele primair proces werken met één document, dat voortdurend aangevuld, geactualiseerd en met het gezin gedeeld wordt. Door de Vier Vensters te gebruiken wordt op een vaste manier gekomen tot beslissingen over hoe op een melding gereageerd moet worden. Dat is zowel van belang bij de eerste melding als op latere momenten. Meldingen of signalen van anderen dan de gezinsleden zelf kunnen op ieder moment in de jeugdbescherming binnenkomen, dus ook tijdens een lopende ondertoezichtstelling of tijdens de uitvoering van de jeugdreclassering. Essentieel is, dat ongeacht de fase waarin een melding of signaal binnenkomt, er altijd op dezelfde, zorgvuldige wijze onderzoek wordt ingesteld. Naast het onderzoek dat gedaan wordt door de jeugdbeschermer in de gebiedsgebonden SAVE teams zijn er diverse soorten specifiek onderzoek. Binnen SAVE zijn dit de onderzoeken van het AMHK en de onderzoeken door de Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland. Buiten SAVE, maar eventueel wel in opdracht van SAVE, gaat het om psychologisch, psychiatrisch of somatisch medisch onderzoek Kernbeslissingen Kernbeslissingen In het venster over de Weging zijn de kernbeslissingen besproken. De beslissing zelf hoort strikt genomen thuis in het venster Volgende stappen. Bij de Volgende stappen moet helder zijn of er door de jeugdbescherming kernbeslissingen genomen zijn en welke gevolgen dat heeft voor het plan. Kernbeslissingen worden door meer dan één persoon genomen, in de meeste gevallen door meer dan één instantie. Een kernbeslissing wordt bovendien doorgaans in verschillende stappen genomen. Als de professional in een vrijwillig kader concludeert, dat een ondertoezichtstelling nodig is, moet de Raad voor de Kinderbescherming beslissen of een verzoek wordt ingediend bij de rechter. De rechter beslist, waarbij zowel de ouders als de Raad hoger beroep kunnen instellen bij het Hof. Al met al kan dit proces van besluitvorming maanden duren. Ondertussen gaat het leven van het gezin door en gaan ook de gesprekken tussen de professional en de gezinsleden door. Dit vereist een zuivere opstelling van de professional, waarin rekening gehouden wordt met verschillende scenario s. Iedere kernbeslissing moet vanzelfsprekend goed gedocumenteerd worden. De actuele stand van zaken moet op ieder moment terug te vinden zijn in het gezinsdossier. Beslissingen van de jeugdbescherming kunnen bepalend zijn voor de mogelijkheden van het gezin en de familie om het plan in te vullen. Als de kernbeslissing luidt: het kind moet uithuis geplaatst worden, dan moet dit duidelijk zijn voordat de familie een plan maakt. De kernbeslissing wordt een voorwaarde waaraan het plan moet voldoen. Een dergelijke beslissing van de jeugdbescherming stelt het gezin voor een keuze uit enkele opties: Instemmen met de conclusie, dat de jeugdige niet bij de ouder(s) kan wonen en dit accepteren als voorwaarde voor het op te stellen plan Niet instemmen en de conclusie van de jeugdbeschermer bij de Raad en de rechter bestrijden en ondertussen gaan werken aan een plan met twee opties VanMontfoort 53

56 Niet instemmen en niet (mee)werken aan een plan totdat de rechter over de conclusie van de jeugdbescherming een beslissing genomen heeft. De beslissing van de jeugdbescherming, dat een uithuisplaatsing nodig is, kan worden veranderd door de uitkomst van het proces. De Raad of de rechter kunnen door een andere weging of door nieuwe ontwikkelingen tot de conclusie komen, dat er toch een plan gemaakt moet worden waarbij de jeugdige bij de ouder(s) blijft wonen. Voor de jeugdbescherming is deze uitkomst vervolgens het startpunt voor de verdere samenwerking met het gezin. Gedurende het proces van besluitvorming kunnen nieuwe ontwikkelingen bijvoorbeeld oma komt bij het gezin wonen, de vriend van moeder vertrekt, etc. ook leiden tot een heroverweging door de jeugdbescherming. De conclusie, dat de jeugdige uithuis moet, kan voorwaardelijk zijn. Bijvoorbeeld: de jeugdbescherming stelt, dat de moeder op zichzelf wel voor de jeugdige kan zorgen, maar dat de jeugdige niet bij haar kan wonen zolang zij haar huidige vriend binnenlaat, of zolang zij niet eerst gaat afkicken van de drugs, etc. Een belangrijke beslissing zoals een uithuis plaatsing is een proces waarin zowel de gezinsleden en de familie als de verschillende professionals en instanties stappen ondernemen en daarmee de uitkomst beïnvloeden. Het denken in als, dan -mogelijkheden is hierbij essentieel. De professionals laten daarmee zien, dat zij beslissingen nemen op basis van feiten en een transparante weging, maar ook, dat de professionele expertise niet alwetend is en dat de professionals niet almachtig zijn. Er zijn andere manieren van denken mogelijk, het gezin kan met andere oplossingen komen en als dat gebeurt is dat geen blamage voor de professionals. Als er onverwacht een goede oplossing vanuit de familie komt, dan is dat de best mogelijke uitkomst Het plan Het plan wordt zo veel mogelijk gemaakt en bijgewerkt door de ouders, samen met de mensen rond het kind. Als de jeugdbescherming instemt met het plan van de familie, dan is dit het plan van aanpak of hulpverleningsplan op basis waarvan de jeugdbeschermer met de betrokkenen samenwerkt. Een plan heeft de volgende onderdelen: De mensen: Wie maken het en wie voeren het uit? De aanleiding: Welke specifieke zorg was de aanleiding voor het plan? De regels: Wat is de inhoud van het plan? De tijd: Wanneer wordt het uitgevoerd? Het toezicht: Hoe is het toezicht geregeld? De bijstelling: Wat te doen als het plan niet werkt of de situatie verandert? Voogdij (indien van toepassing): Een definitieve regeling Afsluiting: wanneer kan de jeugdbescherming worden afgesloten? In deze paragraaf volgen we deze indeling. De mensen: Wie maken het en wie voeren het uit? Ieder plan begint met de jeugdige(n) voor wie dit plan gemaakt wordt. 54 VanMontfoort

57 Daarna worden de andere gezinsleden genoemd, ook een ouder en eventueel (half)broers en zusters die niet meer op hetzelfde adres wonen. Dan alle mensen die een rol spelen of gespeeld hebben bij het maken en het uitvoeren van het plan. Hier wordt ook genoteerd welke rol een ieder heeft bij de uitvoering van het plan. Bij de verschillende onderdelen van het plan wordt opnieuw genoteerd wie de verantwoordelijkheid heeft voor welke acties. In de jeugdbescherming is er een gezamenlijk plan van de familie en de jeugdbescherming in die zin, dat de jeugdbescherming de voorwaarden formuleert. Daarnaast kan het plan inhouden, dat de jeugdbeschermer bepaalde taken of activiteiten uitvoert. Uitvoerders van het plan kunnen zowel de mensen rond het kind zijn, als professionals of instanties. Het overzicht van de mensen is dus een combinatie van een GenogramPlus en een overzicht van de betrokken professionals. De aanleiding: welke specifieke zorg was de aanleiding voor het plan? Een duidelijke en bij voorkeur korte omschrijving van de specifieke zorg legitimeert het plan en maakt voor alle betrokkenen duidelijk wat er aan de hand is. Deze omschrijving kan aansluiten bij de gronden die zijn omschreven vanuit de krachten en zorgen. Als er een hoog risico is op herhaling en de deelnemers volledig geïnformeerd zijn over wat er is gebeurd, is het nodig dat iedere betrokkene hierover letterlijk dezelfde tekst heeft. Dat kan in het plan worden opgenomen, of als bijlage bij het plan gevoegd worden. De regels: Wat is de inhoud van het plan? De voorwaarden die de jeugdbescherming vanuit de zorgen opstelt, zijn onderdeel van het plan, zodat het voor iedereen duidelijk is welke voorwaarden gesteld zijn en hoe deze voorwaarden letterlijk onder woorden gebracht zijn. De kern van het plan bestaat uit de regels die maken, dat de opvoedingssituatie van de jeugdige weer goed genoeg is. Als de veiligheid van de jeugdige in het geding is, zijn de regels zodanig, dat de veiligheid van de jeugdige in de praktische dagelijkse situatie is gewaarborgd. Wanneer er een ernstige verdenking is op lichamelijke kindermishandeling, of een gebrek aan verzorging voor een baby, of een verdenking van seksueel misbruik, dan geldt de regel, dat het kind pas kan worden herenigd met zijn ouders als we weten dat het op ieder moment van de dag en nacht veilig is. Een voorbeeld is een veiligheidsplan voor de 2-jarige Jason bij zijn moeder en stiefvader. Jason was in het ziekenhuis opgenomen met een gebroken arm, waar de artsen dachten aan kindermishandeling. Dat vermoeden werd versterkt door eerdere verwondingen van de jongen. Mishandeling door moeder of stiefvader kon niet worden aangetoond, maar de artsen in het ziekenhuis en de jeugdbescherming bleven bezorgd. Er werd een nader VanMontfoort 55

58 forensisch-medisch onderzoek ingesteld. Gedurende het onderzoek ging Jason naar huis met een uitgewerkt plan. De belangrijkste regels ten aanzien van zijn veiligheid waren: Regel 1. Er is altijd een toezichthouder die Jason kan zien. Jason is nooit alleen met Coby (moeder) en/of Danny (stiefvader). De toezichthouders zijn oma, opa, tante Amy, oom Richard en tante José. Tot de volgende bespreking over het plan (datum is afgesproken) logeert oma bij Jason en papa en mama, zodat er ook in de nacht een toezichthouder is. Als de toezichthouder even weg moet en Jason dan niet kan zien, zorgt de toezichthouder voor een andere toezichthouder. De toezichthouder gaat pas weg als er een andere toezichthouder is. Regel 2. Eenmaal per week gaan Coby en Danny met een toezichthouder en Jason naar het Consultatiebureau. Er is een vaste afspraak met jeugdarts dokter De Bruijn. Dokter De Bruijn kijkt of lichamelijk alles in orde is met Jason. Regel 3. Wanneer iemand zich ongerust maakt over Jason, belt deze persoon oma. Oma belt Anneke of Max (jeugdbeschermers) en vertelt hen wie zich zorgen maakt en waarover de zorgen gaan. Zij bespreken wat er moet gebeuren om te zorgen dat Jason veilig blijft. Regel 4. Anneke en Max komen op onverwachte momenten kijken of alles goed gaat en of de regels goed gevolgd worden. Regel 5. De toezichthouders schrijven in een dagboek op hoe het met Jason gaat. Ze praten met Coby en Danny over hoe het met Jason gaat en hoe het met de regels gaat. Iedere week is er een gesprek met Coby, Danny, tenminste twee toezichthouders, Anneke en Max (jeugdbeschermers) over hoe het gaat met Jason en met de regels. Direct toezicht is in dit voorbeeld de belangrijkste veiligheidsmaatregel. Dat past bij de tijdelijke situatie gedurende het forensisch-medisch onderzoek. Andere maatregelen zijn controle door artsen, voortgangsbesprekingen en onaangekondigde bezoeken door de jeugdbeschermers. Een andere veiligheidsmaatregel is het aanstellen van een veiligheidspersoon. Een gezin met drie kinderen van 17, 15 en 14 jaar, leed onder de woedeaanvallen van de vader. De vader hield van zijn vrouw en kinderen en deed zijn best om een goede vader te zijn, maar om de zoveel tijd steeg de spanning in het gezin langzaam maar zeker. Dan werd de vader steeds bozer en begon hij te snauwen tegen de andere gezinsleden. Na een paar dagen, soms na een week, kwam het tot een uitbarsting. Dan schreeuwde hij tegen zijn vrouw en kinderen. Iedereen was dan erg bang voor hem. Hij dreigde en meer dan eens sloeg hij zowel zijn vrouw als de kinderen met zijn vuisten. De vrouw en de kinderen wilden met het hele gezin bij elkaar blijven wonen. Zij wilden een plan waarmee ze niet meer bang hoefden te zijn voor deze uitbarstingen. Beide ouders hadden veel broers en zusters en die bleken bereid mee te denken over een plan. Er kwam een Familie-/Netwerkberaad. De familie stelde een plan op. Eén van de regels die werden opgenomen in het plan, was dat er voor ieder gezinslid een veiligheidspersoon werd aangewezen. Voor de vader werd een van zijn broers aangewezen. Dat was de broer in wie hij het meeste vertrouwen had. De regel luidde: zodra de vader merkt, dat hij boosheid en frustratie begint op te kroppen, die na verloop van tijd zou kunnen leiden tot een woede uitbarsting, belt hij zijn broer. De broer komt met vader praten en meldt dit bij de jeugdbeschermer. Samen bezien ze wat er moet gebeuren om de woede 56 VanMontfoort

59 uitbarsting te voorkómen. Op dezelfde manier was er een veiligheidspersoon voor moeder en voor ieder van de kinderen. Hierdoor waren er vijf familieleden actief betrokken bij het gezin als veiligheidspersoon. Een regel was, dat iedere veiligheidspersoon onregelmatig zelf contact opneemt met het betreffende gezinslid om te bespreken hoe het thuis gaat en of alles nog volgens het plan verloopt. Het totaal aan regels en afspraak werkte in dit gezin gedurende ongeveer een jaar heel goed. De vader had geen woede uitbarstingen meer, hij was niet gewelddadig en de gezinsleden waren niet bang voor hem. Na een jaar was er een probleem op het werk van de vader en daarna begon hij weer het oude gedrag te vertonen. Het plan werkte in zoverre nog wel, dat de andere gezinsleden hun veiligheidspersoon belden, waarop er een nieuw Familie-/Netwerkberaad werd georganiseerd. De inhoud van het plan is uiteraard breder dan de strikte regels over de directe veiligheid van de jeugdige. Alle afspraken die gemaakt zijn om de opvoedingssituatie te versterken kunnen een plaats krijgen in het plan. Dat kan gaan om praktische ondersteuning, contact van het kind met de andere ouder of met familieleden. Het kan ook gaan over professionele hulpverlening voor het kind of de ouders. Een paar voorbeelden, die eindeloos kunnen worden uitgebreid. M. gaat op dinsdag en donderdag naar de buitenschoolse opvang. De ouders regelen dit zelf. Op maandag haalt oma M. uit school en dan blijft M. bij oma tot zijn moeder hem komt halen. Tante komt 2x per week naar het gezin om moeder te helpen. Op woensdag halen opa en oma Z. van school. De vader van Z. haalt hem om één uur op en brengt hem om vijf uur weer terug bij opa en oma. Zij brengen Z. dan naar zijn moeder. Dit is afgesproken, omdat iedereen wil, dat Z. zijn vader blijft zien en niemand wil, dat er ruzie komt tussen de vader en de moeder. De ouders gaan naar een relatietherapeut, om te leren hun problemen op te lossen zonder de kinderen daarin te betrekken. De tijd: Wanneer wordt het uitgevoerd? Bij de regels en de afspraken in het plan wordt steeds vermeld wanneer ze gelden en worden uitgevoerd. Bij het formuleren van voorwaarden bedenkt de jeugdbeschermer hoeveel tijd er is voordat volledig aan de voorwaarde is voldaan. En evenzeer: voor hoe lang de voorwaarden blijven staan. Een intensief plan kan zeer goed werken voor een acute, tijdelijke situatie, maar onhoudbaar zijn voor de langere termijn. Daarom moet altijd iets in het plan staan over het afschalen van afspraken na verloop van tijd. Voor zover er bij het opstellen van het plan geen definitieve termijnen kunnen worden gesteld, wordt vastgelegd wanneer, door wie en op welke manier er een herijking zal plaatsvinden. Het toezicht: Hoe is het toezicht geregeld? VanMontfoort 57

60 Onderdeel van het plan is, dat er toezicht is op de uitvoering van de regels en afspraken. De jeugdbeschermer zoekt naar mogelijkheden van toezicht door de mensen in de kring rond het kind en zoekt naar verschillende vormen van toezicht. We gebruiken hier het woord toezichthouder. Soms kiezen de betrokkenen zelf voor dat woord. Als alternatief kan het woord veiligheidspersoon of veilige persoon gebruikt worden. Voorbeelden: Er is altijd een toezichthouder aanwezig als het kind X ziet. Onaangekondigd huisbezoek door de toezichthouder, op onregelmatige tijden. Uitbreiding van het aantal mensen dat volledig op de hoogte is van wat er in het gezin is gebeurd en betrokken blijft bij hoe het met het kind gaat. Voor het kind respectievelijk voor ieder gezinslid is er een veiligheidspersoon met wie hij regelmatig contact heeft en die hij belt als er iets verkeerd gaat. Medische controle van het kind. Controle op het gebruik van drugs of drank door de ouders, bijvoorbeeld door middel van urine controle. Regelmatige voortgangsbesprekingen De meest ver gaande vorm van toezicht is permanente aanwezigheid van een derde persoon naast de ouder(s). Dat betekent dat de ouders gaan inwonen bij hun familie, of dat een familielid bij de ouders komt inwonen. Minder ver gaand, maar nog altijd zeer intensief, is toezicht op ieder moment dat het kind een persoon ziet die potentieel bedreigend is. Dat kan zijn de vader of de moeder nadat het kind elders is gaan wonen. Het kan ook zijn een niet meer thuis wonende broer of stiefbroer, etc. De jeugdbeschermer kan onaangekondigd en op verschillende tijden op huisbezoek gaan. Dit kan op voorhand met de ouders worden besproken en kan een onderdeel zijn van het plan. De toezichthouder die op huisbezoek komt, moet het kind zelf zien en moet ook de slaapkamer van het kind zien. Dat geldt zowel voor de toezichthouder uit de familie als voor de jeugdbeschermer 9. Huisbezoek buiten kantoortijden levert veel informatie op. De spitstijden in een gezin zijn in de ochtenduren, tijdens het avondeten en als de kinderen naar bed moeten. Een bezoek in het weekend kan weer geheel andere informatie opleveren. De bijstelling: Wat te doen als het plan niet werkt of de situatie verandert? Een volledig plan bevat een plan B. Wat gebeurt er als het plan niet werkt? Het meest voor de hand liggende antwoord is: dan komen de mensen die het plan hebben opgesteld weer bij elkaar om te overleggen. Het is belangrijk, dat een dergelijke bepaling is opgeschreven en dat daarbij staat wie kan signaleren, dat het plan niet werkt en wie actie onderneemt om de mensen weer bij elkaar te roepen. 9 Voor een gedetailleerde beschrijving van toezicht en het belang dat de toezichthouder letterlijk het kind en de slaapkamer van het kind zien, zie Ferguson, 2011, hoofdstuk VanMontfoort

61 Plan B zegt ook wat er op korte termijn moet gebeuren als er iets mis gaat met het eigenlijke plan. Bijvoorbeeld als het bij elkaar komen van alle mensen niet kan worden afgewacht, maar er onmiddellijk iets moet worden gedaan. Als het plan niet werkt en de veiligheid van het kind in het geding komt, kan plan B ook een andere betekenis hebben, bijvoorbeeld: een acute uithuis plaatsing. Wanneer dat bij het opstellen van het plan al duidelijk is, dient dat uitdrukkelijk te worden vermeld. Zo mogelijk heeft dit uithuis plaatsen een vorm die de familie steunt. Het kan dus ook zijn: het kind gaat onmiddellijk bij tante logeren en de mensen komen binnen twee dagen bij elkaar. Ieder plan vereist onderhoud. Zolang bemoeienis van de jeugdbescherming noodzakelijk is, zijn er regelmatig bijeenkomsten om te zien of alles nog volgens plan verloopt. In een crisis of andere situatie met een zeer hoog risico is er misschien wekelijks een bijeenkomst met een aantal mensen uit het netwerk. Is de situatie stabieler, dan is een lagere frequentie mogelijk. De mensen kunnen dan zelf de passende frequentie bepalen tijdens het maken van het plan. Er komt dan meer nadruk op de lange termijn. Kan de situatie zoals die nu is in beginsel blijven voortbestaan? Betekent dit, dat het kind naar verwachting hier zal opgroeien? Als dat bij de eigen ouder(s) is, welke vorm van toezicht en ondersteuning is dan op de lange termijn nodig en haalbaar voor de mensen in het netwerk? Als het kind ergens anders dan bij de eigen ouders woont, kan het kind daar blijven wonen? De jeugdbeschermer kan in de voorwaarden opnemen, dat er een stabiele plaats is waar het kind kan wonen en zich thuis kan voelen. Er moet met andere woorden een plan zijn voor de lange termijn. Voogdij: Een definitieve regeling Professionele jeugdbescherming betekent, dat zo snel mogelijk een goede en definitieve opvoedingsomgeving wordt gezocht voor het kind. Er wordt zoveel mogelijk continuïteit geboden in de persoon van de jeugdbeschermer. Wanneer een kind met een machtiging uit huis geplaatst is en na verloop van tijd duidelijk wordt, dat het perspectief van het kind in het pleeggezin ligt, past het bij de visie op jeugdbescherming om het gezag over te laten gaan. In lijn met de methode voogdij (Van Montfoort c.s., 2009) wordt als regel ook bij deze ontwikkeling een bijeenkomst belegd met de jeugdige, de pleegouders, de ouders en de mensen uit het netwerk. Het plan wordt bijgesteld aan de hand van de gebieden van de voogdij. Als het om een jongere gaat, strekt het plan zich uit voorbij de leeftijdsgrens van 18 jaar, om te voorkomen, dat de jongere bij het bereiken van de meerderjarigheidsleeftijd in een gat valt. Het gezag gaat bij voorkeur naar de pleegouders of naar iemand uit de kring van mensen rond het kind. In de methode voogdij wordt in dit verband gesproken over de burger-voogd. In de praktijk is hiermee nog weinig ervaring opgedaan. Als er spanningen bestaan in de verhoudingen tussen de ouders, pleegouders en de jeugdige, hebben de betrokkenen vaak een voorkeur voor een instelling als voogd. VanMontfoort 59

62 Afsluiten van de bemoeienis van de jeugdbescherming Veiligheid en ontwikkeling (goed genoeg) De jeugdbescherming kan worden afgesloten zodra de opvoedingssituatie voor het kind weer goed genoeg is. Dat wil zeggen, dat het kind veilig is en niet meer ernstig wordt bedreigd in zijn ontwikkeling. Of: de bedreiging wordt met andere middelen dan de jeugdbescherming afgewend. Sommige gezinnen kampen met problemen die niet verdwijnen. Een verstandelijke beperking, lichamelijke beperkingen en sommige psychiatrische aandoeningen zijn blijvend en ook zijn er ouders die hun hele leven worstelen met een verslaving. Dit kan ertoe leiden, dat er gedurende de gehele minderjarigheid van de jeugdige hulp en steun en vormen van bescherming nodig zijn. Dat kan in ons stelsel van jeugdbescherming en het is professioneel om lang door te blijven gaan met jeugdbescherming als er geen andere manier is om de bedreiging voor de jeugdige af te wenden. Maar de jeugdbeschermer zoekt naar manieren om blijvende steun te organiseren zonder de jeugdbescherming. Dat kan betekenen, dat een kind opgroeit in een pleeggezin en dat de pleegouders het gezag krijgen. Wellicht is er daarna nog steun nodig vanuit de mensen rond het kind en vanuit professionele hulpverlening, maar de regie ligt dan volledig bij de burgers en niet meer bij de instantie van jeugdbescherming. Een beperkte tijd Het verkorten van de duur van de jeugdbescherming is niet het eerste doel. Het eerste doel is ervoor zorgen, dat de opvoedingssituatie van de jeugdige weer goed genoeg is. Het verkorten van de duur is wel het tweede doel, omdat jeugdbescherming een inbreuk is op de regie van burgers over de opvoeding. De gemiddelde duur van de ondertoezichtstelling kan door het werken met SAVE worden bekort. Enerzijds door sneller dan voorheen het gezag over te hevelen van de ouders naar als het kan pleegouders of iemand uit het netwerk. Dit wanneer het kind opgroeit in een pleeggezin en niet terug naar huis kan. Anderzijds door uit te gaan van de regie door mensen rond het kind en door de gronden en de voorwaarden concreet te omschrijven. Na afsluiting door de jeugdbescherming kan begeleiding door het lokale team worden voortgezet. Gedurende de ondertoezichtstelling stelt de jeugdbeschermer regelmatig de vraag: wat moet er nog gebeuren voordat de OTS kan worden opgeheven? De jeugdbeschermer bespreekt dit met de gezinsleden en de mensen in het netwerk. Een praktische manier om dit concreet te maken is op te schrijven wat de jeugdbeschermer feitelijk doet. Voor elk van de taken die de jeugdbeschermer uitvoert, kan de vraag gesteld worden: kan deze taak worden uitgevoerd door iemand uit het netwerk? Een jeugdbeschermer haalt eenmaal per maand twee kinderen op bij hun moeder en rijdt met hen naar de gevangenis, waar zij hun vader kunnen bezoeken. De moeder staat dit toe, maar de verhouding tussen de gescheiden ouders is zodanig, dat de moeder niet zelf voor een bezoekregeling zorgt. De vader moet nog langdurig in de gevangenis zitten. De twee kinderen willen graag bij hun vader op bezoek. 60 VanMontfoort

63 De jeugdbeschermer slaagt erin het contact tussen de kinderen en hun vader gaande te houden. Vanuit de visie van SAVE wordt de vraag gesteld of iemand deze taak van de jeugdbeschermer kan overnemen. Dat kan een onderdeel zijn van een gesprek met het netwerk. Als er niemand in het netwerk is, kan nog gezocht worden naar mogelijkheden vanuit vrijwilligersprojecten, zoals de begeleide omgangsregeling. Dit zoeken naar mensen die de jeugdbeschermer overbodig maken geldt zowel voor de praktische taken als voor de verantwoordelijkheid ten aanzien van de opvoedingssituatie. Als de taak vooralsnog door een professional moet worden uitgevoerd, bespreekt de jeugdbeschermer de mogelijkheid om dit te laten door het lokale team. Positief afsluiten Een tussentijdse opheffing van een maatregel op positieve gronden is een compliment aan het gezin en het netwerk. Het kan de mensen meer vertrouwen geven en kan een betere uitgangspositie creëren als onverhoopt in de toekomst opnieuw bemoeienis van de jeugdbescherming nodig is. De opheffing kan op deze manier methodisch gebruikt worden door van de opheffing een officieel moment te maken. Dat kan een reden zijn om een zitting te vragen, ook in het geval iedereen het met de opheffing eens is. Als er geen zitting is, kunnen de jeugdbeschermers samen een formeel en positief gestemd moment maken: de gezinsvoogd en een medewerker van de Raad die samen met de ouders de opheffing bespreken. Bij de start had de moeder zich heftig verzet tegen de OTS. Ze wilde niets liever dan van de maatregel af zijn, maar werkte in de praktijk goed met de jeugdbeschermer samen. De OTS was uitgesproken nadat de ouders lange tijd verwikkeld geweest waren in een echtscheiding, waarbij hun 10 jarige zoon werd ingezet in de strijd, compleet met ontvoering van de jongen naar het buitenland. De moeder was aan het eind van deze strijd volledig uitgeput en begon de opvoeding van de jongen te verwaarlozen. De jongen raakte achter op school en was volgens de school door zijn gedrag niet meer te handhaven. De moeder ging zichzelf afsluiten voor alle sociale contacten en hield ook alle contacten van haar zoon af. De eerste maanden verliep de OTS moeizaam en veranderde er nauwelijks iets. Maar na diverse gesprekken met de jeugdbeschermer begon de moeder met het zoeken van steun bij haar familie. Ze pakte oude activiteiten buitenshuis weer op en al snel verbeterde haar zorg voor de jongen. Vier maanden na de start van de OTS pakte ze de opvoeding van de jongen echt weer op, met positieve gevolgen. Zijn gedrag verbeterde en hij kon op zijn oude school blijven. Ook zijn schoolresultaten verbeterden. Na een half jaar vroeg de gezinsvoogd aan de Raad om het voornemen de OTS tussentijds op te heffen te toetsen. De Raad adviseerde positief en er kwam een zitting. Mevrouw, zei de kinderrechter, de rechter is onder de indruk van wat u het afgelopen half jaar bereikt heeft. De moeder raakte geëmotioneerd van trots. VanMontfoort 61

64 62 VanMontfoort

65 4 Het professionele handelen De visie en het analysemodel geven sturing aan het handelen van de professionals. Daarmee is nog niet uitgewerkt hoe de professional in de praktijk kan handelen om een goed resultaat te bereiken voor de jeugdigen, de gezinnen en de families. Een volledige beschrijving van alle mogelijke manieren van communiceren tussen de professional en de betrokken gezinnen en tussen professionals onderling is uiteraard onmogelijk. Dit hoofdstuk geeft richtlijnen, voorbeelden en tips voor hoe de professional kan handelen. 4.1 Een constructieve samenwerking Hoe een samenwerking te beginnen? Voorbereiding voor het eerste contact Voor het eerste gesprek bereidt de jeugdbeschermer zich voor door de beschikbare informatie te lezen en te ordenen. Hiervoor gebruikt de jeugdbeschermer het Vier Vensters model, met name de mensen en de feiten. In samenspraak met de gedragsdeskundige vormt de jeugdbeschermer zich alvast een eerste idee over welke zaken als voorwaarden in een veiligheidsplan moeten worden opgenomen. Daarbij bedenkt de jeugdbeschermer ook wat de twee of drie belangrijkste zorgen zijn en op welke wijze hij die in het eerste gesprek met de gezinsleden kan bespreken. Deze eerste ordening helpt de jeugdbeschermer om goed voorbereid naar het gesprek te gaan en dat is nodig, omdat niet bekend is hoe het gezin op de komst van de jeugdbeschermer zal reageren. Het overleg met de gedragsdeskundige is onderdeel van de reflectieve werkwijze van SAVE ( regel één: doe het nooit alleen ). De jeugdbeschermer kan te maken krijgen met frustraties, boosheid en angst van de gezinsleden die ongevraagd en ongewild een jeugdbeschermer aan de deur krijgen. Misschien hebben zij in het verleden de ervaring opgedaan, dat bemoeienis van de jeugdbescherming voor hen vooral een extra probleem erbij was, in plaats van een oplossing. Het kan zijn, dat de ouders vrezen, dat hun kinderen worden afgepakt, of dat er andere dingen gaan gebeuren die zij niet willen en die zij niet kunnen beïnvloeden. De jeugdige kan vrezen voor de gevolgen wanneer hij of zij gaat praten met een buitenstaander. Sommige jeugdigen hebben negatieve ervaringen met uithuisplaatsingen achter de rug. Jeugdigen die strafbare feiten hebben gepleegd, kunnen beducht zijn voor sancties. Ter voorbereiding denkt de jeugdbeschermer na over de mogelijkheden om tot samenwerking met de gezinsleden te komen. Dit is denken vanuit het principe, dat samenwerken tussen professionals en families mogelijk is, ook al is het in een gedwongen kader. Ervan uitgaan, dat samenwerking altijd mogelijk is, is een principe uit Oplossingsgericht werken. Uiteraard is een gewone samenwerking in de jeugdbescherming soms onmogelijk. In het Oplossingsgericht werken begint samenwerking al bij de kleinst mogelijke vorm, bijvoorbeeld het gezinslid geeft de jeugdbeschermer een hand of zegt überhaupt iets tegen de jeugdbeschermer. De Oplossingsgerichte werker let op de kleinst mogelijke stapjes, vanuit het idee, dat verandering VanMontfoort 63

66 vaak bij kleine stapjes begint. Ieder stapje is een kans om positief te reageren en misschien verdere stapjes in gang te zetten. Het uitgangspunt, dat samenwerking mogelijk is ook al lukt het nu nog niet maakt de jeugdbeschermer ontvankelijker voor ideeën die een moeizame relatie kunnen verbeteren. Onderzoek wijst uit, dat daardoor de kans op verbetering groter wordt ten opzichte van een professional, die er niet meer in gelooft. Het eerste contact De jeugdbeschermer bespreekt in het team of in het multidisciplinair overleg op welke wijze het eerste contact tot stand gebracht wordt. Dit kan door een schriftelijke aankondiging van een huisbezoek of een schriftelijke uitnodiging om op kantoor te komen praten. Het kan telefonisch en het kan met een onaangekondigd huisbezoek. Daarbij wordt ook afgewogen of het eerste gesprek gevoerd wordt door een persoon of door twee en in het laatste geval, in welke samenstelling dit gebeurt. Dit vergt een zorgvuldige afweging op basis van de melding en van de informatie die bekend is over het gezin. Hieronder volgt een voorbeeld waarin het de jeugdbeschermer lukte om in een telefonisch contact het begin van samenwerking te realiseren. Het SAVE team ontvangt een zorgmelding van de leerplichtambtenaar. Het gezin wil geen contact met het wijkteam. De jeugdbeschermer belt naar het gezin en krijgt mevrouw Meuwis, de moeder, aan de telefoon. Goedemiddag mevrouw, ik ben Rik Janssen van Bureau Jeugdzorg. Ik heb een zorgmelding van de gemeente over uw dochter Belinda. Mevrouw Meuwis: de gemeente kan de moord stikken! Voordat Rik iets kan zeggen, roept mevrouw Meuwis diverse verwensingen aan het adres van de gemeente en op de achtergrond roept een andere vrouw verwensingen. Later blijkt dit de grootmoeder te zijn. Jeugdbeschermer: ik kan me voorstellen, dat dit u overvalt. Ik vind het belangrijk om te horen hoe u er tegenaan kijkt. Vind u het goed, dat ik volgende week bij u langskom om dat te bespreken? Mevrouw Meuwis en haar moeder blijven verwensingen aan het adres van de gemeente roepen. De jeugdbeschermer herhaalt op rustige toon zijn woorden en voegt eraan toe, dat hij als hij langskomt beter kan luisteren naar het verhaal van de moeder en de grootmoeder dan door de telefoon. Na enkele rondjes zegt de moeder, dat hij gerust mag komen. Daarop spreekt de jeugdbeschermer een tijdstip af. Hij bevestigt dit dezelfde dag met een kort briefje met zoals we door de telefoon afspraken, kom ik volgende week woensdag, datum en tijdstip, bij u thuis om te praten over de zorgmelding over uw dochter Belinda. In het gesprek blijkt, dat er al een lange geschiedenis was tussen de gemeente (leerplicht) en dit gezin. Mevrouw Meuwis en haar moeder wilden wel samenwerken met de school. 64 VanMontfoort

67 Vervolgens lukte het de jeugdbeschermer om gesprekken op gang te krijgen tussen de school, de gezinsleden, inclusief Belinda, en de jeugdbeschermer, met als vraag: wat is er nodig om te zorgen, dat Belinda dagelijks naar school gaat, op school een goede tijd heeft en voor haar goede resultaten haalt? In dit voorbeeld helpt het uitgangspunt, dat samenwerking mogelijk is de jeugdbeschermer om de opening te zoeken in het contact met mevrouw Meuwis, haar moeder en vervolgens ook met Belinda. Het eerste gesprek In dit stukje wordt gesproken over de jeugdbeschermer. In de praktijk kan het eerste gesprek gevoerd worden door één persoon, of door twee personen. Dit kunnen twee medewerkers van SAVE zijn, maar ook een medewerker van het lokale team en een medewerker van SAVE. De jeugdbeschermer besteedt veel aandacht aan de binnenkomst en de introductie. Als het gesprek begint, legt de jeugdbeschermer uit wie hij is en wat de reden van zijn komst is. Daarbij vertelt de jeugdbeschermer kort en bondig de belangrijkste zorgen. Ook vertelt de jeugdbeschermer aan het begin hoe hij met de gezinsleden wil gaan samenwerken. Zeg daarbij, dat je open en eerlijk wilt werken, dat je het SAVE schema samen met de gezinsleden wilt gaan invullen en dat je veel vragen zult gaan stellen. Leg uit, dat dat nodig is omdat je de situatie en ieders visie daarop echt goed wilt begrijpen en omdat de gezinsleden vaak goede ideeën hebben over de oplossing voor bestaande problemen. De jeugdbeschermer kan zeggen, dat het begrijpelijk is, dat de gezinsleden schrikken van de melding en van dit eerste gesprek en dat de ervaring leert, dat samenwerken aan veiligheid goed werkt als er wederzijds vertrouwen ontstaat. In de voorbereiding heeft de jeugdbeschermer zich afgevraagd hoe ernstig de zorgen zijn. Dat bepaalt hoe de jeugdbeschermer dit vanaf het eerste gesprek onder woorden brengt. Als er (vermoedelijk) acuut gevaar is voor het kind, kan de jeugdbeschermer zeggen: We hebben een melding ontvangen met ernstige zorgen over uw kind. Ik noem het ernstig als ik niet naar huis kan voordat ik het vertrouwen heb, dat de kinderen hier veilig zijn, of dat er tijdelijk een andere plek is waar de kinderen veilig kunnen verblijven. Op deze manier wordt de ernst duidelijk verwoord en blijft toch de uitnodiging om samen te werken staan. De jeugdbeschermer vult samen met de gezinsleden de Vier Vensters in. De ingevulde versie laat de jeugdbeschermer dus op kantoor achter; dat was voor zijn eigen voorbereiding. Tegen de gezinsleden vertelt de jeugdbeschermer dat hij al heeft nagedacht over de melding, maar dat hij wil werken aan een gezamenlijke visie op wat er nodig is voor de kinderen. Daarvoor wil hij eerst graag weten hoe de gezinsleden het zien. Op deze manier is de jeugdbeschermer voorbereid, VanMontfoort 65

68 maar kan er wel met het gezin gewerkt worden aan een gezamenlijke visie op wat er nodig is voor de kinderen. Bij het in kaart brengen van de situatie aan de hand van de Vier Vensters zoekt de professional naar het gemeenschappelijk belang met de gezinsleden. De samenwerking is gericht op de veiligheid en de toekomst van het kind. Dat is een gezamenlijk belang, want ouders en andere mensen rond het kind willen in veruit de meeste gevallen eveneens het beste voor het kind. Lukt het om over de veiligheid en de toekomst van het kind in gesprek te komen, dan stijgt de kans op een constructieve samenwerking. De jeugdbeschermer bewaakt het evenwicht tussen het bespreken van de zorgen en de krachten. Het werken met schaalvragen (zie betreffende paragraaf) is een hulpmiddel om successen en succesjes te benoemen en voldoende aandacht te geven. Complimenteer de gezinsleden regelmatig, bijvoorbeeld met het feit, dat ze gevoelige informatie met je delen. Een uitgangspunt in SAVE is, dat de ouders verantwoordelijk zijn voor hun eigen leven. Daarom geeft de jeugdbeschermer de gezinsleden altijd een keuze. Vaak zullen de gezinsleden dit ervaren als een gedwongen situatie. Wie geen bemoeienis van de jeugdbescherming wil, zal de keuze: samenwerken of afwachten wat de jeugdbescherming dan zonder u gaat doen niet als een vrije keuze ervaren. Toch is het een keuze. De ervaring leert, dat door het bieden van keuzen de kans op samenwerking stijgt. Het is in lijn met de visie van SAVE: een mens heeft altijd een keuze en ook een keuze die wordt ervaren als een keuze uit twee kwaden is een keuze. Het gezag van de jeugdbeschermer werkt als hefboom om veranderingen tot stand te brengen. Door vast te houden aan de voorwaarden voor een plan dat voor het kind veilig en goed genoeg is, moet de ouder gaan bewegen. Hoe de oplossing er precies uitziet, is de verantwoordelijkheid van de gezinsleden en de andere mensen rond het kind. In geval van een maatregel van jeugdreclassering betekent samenwerken met de jeugdbeschermer voor de jongere niet zondermeer, dat die begeleiding eerder stopt. De jeugdbeschermer deelt in die situatie met de jeugdige het gegeven, dat een andere autoriteit een beslissing genomen heeft over de duur van de begeleiding. Die begeleiding op zichzelf is onvermijdelijk voor de jeugdige. De vraag is: hoe kunnen we de samenwerking inrichten, zodat die het meest oplevert voor de (toekomst van de) jeugdige? Gezinsleden die geen gesprek willen In het eerste gesprek kan het voorkomen, dat de gezinsleden helemaal geen problemen zien en ook geen gemeenschappelijk belang met de jeugdbeschermer zien. Een gezamenlijk belang kan zo nodig geconstrueerd worden, als de gezinsleden geen enkele samenwerking met de jeugdbeschermer willen en als enige doel hebben: de jeugdbescherming zo snel mogelijk van mijn nek af krijgen. In dat geval zegt de jeugdbeschermer: Goed. Dat wil ik ook. De snelste manier is dat u mij laat zien dat het goed gaat met het kind. Daarvoor moeten u en ik wel samenwerken. Hoe eerder we beginnen, hoe liever. 66 VanMontfoort

69 Er zijn ook voorbeelden, waarin het niet lukt om op dit moment - in gesprek te komen met alle gezinsleden. De politie doet een melding bij het AMK. De stiefvader heeft de moeder tijdens een ruzie door een ruit geduwd, waar de meisjes van 16 en 17 jaar bij waren. Tevens is bekend, dat de meisjes veel verzuimen van school. De jeugdbeschermer kondigt schriftelijk een huisbezoek aan en vraagt in de brief of de moeder en de beide meisjes dan aanwezig kunnen zijn en zo mogelijk ook de stiefvader. Bij het huisbezoek is alleen de moeder aanwezig. De stiefvader woont hier niet meer, vertelt ze en de meisjes willen geen contact met de jeugdbescherming. Volgens de moeder is er geen enkele vorm van hulpverlening nodig, omdat er geen problemen zijn in haar gezin. De ruzie was een incident, dat door de politie enorm is opgeblazen. Hoe kan de jeugdbeschermer contact krijgen met de meisjes? In de SAVE-werkwijze zijn er diverse mogelijkheden. Bijvoorbeeld: de meisjes rechtstreeks een brief schrijven, waarin de jeugdbeschermer zegt, dat zij met hen wil praten. In de brief kan gevraagd worden per mail of WhatsApp te reageren en te zeggen wat voor hen een goede mogelijkheid is. Het mag op het kantoor van de jeugdbeschermer, maar zij mogen ook een andere plaats voorstellen. Een andere mogelijkheid is aan de moeder vragen op welke manier de jeugdbeschermer de meisjes kan bereiken. Is de moeder bereid het nummer te geven van de mobiele telefoon van de meisjes? Welke andere ideeën heeft zij? Deze moeder heeft gezegd, dat de meisjes geen contact willen en dat zij (de moeder) dat ook niet nodig vindt. De jeugdbeschermer moet dus eerst meer mandaat krijgen in de samenwerking met de moeder, voordat zij zal kunnen meewerken. De jeugdbeschermer zegt bijvoorbeeld: Ik begrijp, dat u eigenlijk niet de noodzaak ziet dat ik met de kinderen praat. Ik wil de situatie van de kinderen echter eerst goed begrijpen, voordat ik tot de conclusie kom over wat er verder moet gebeuren. Om het goed te begrijpen moeten de belangrijkste betrokkenen en dus ook de kinderen zelf mij vertellen hoe ze over de situatie denken. Dus ik wil ze toch graag spreken, zodat ik jullie het beste recht doe met een volgende stap. Welke ideeën heeft u over hoe ik uw dochters zou kunnen bereiken? Uiteraard kan de jeugdbeschermer ook contact opnemen met de leerplichtambtenaar en via het schoolverzuim zoeken naar een mogelijkheid om in contact met de meisjes te komen. Ongetwijfeld zijn er nog veel andere mogelijkheden. Echter, soms lukt het niet en moet erkend worden, dat er een grens is aan de mogelijkheden van de jeugdbeschermer. Hoe ver de werker gaat, hangt af van de ernst van de zorgen. In extreme situaties kan de jeugdbeschermer de politie inschakelen om een jeugdige te vinden, of een woning binnen te komen. Maar als de zorg is: de meisjes waren aanwezig bij een handgemeen tussen stiefvader en moeder en dat is alles wat we weten, dan stopt het ergens. VanMontfoort 67

70 4.1.2 Bescheiden en robuust Bescheiden De jeugdbeschermer is bescheiden in de relatie met het gezin. Dit uitgangspunt is gebaseerd op de realiteit, dat professionals slechts passanten zijn in het leven van ouders en kinderen. Bij deze bescheidenheid blijft menselijke betrokkenheid wezenlijk. Bescheidenheid is iets anders dan afstandelijkheid. De jeugdbeschermer raakt als persoon betrokken bij de kinderen en de gezinnen. Dat is goed, want jeugdbescherming is werk door mensen voor mensen. Werkelijke belangstelling voor de gezinnen is een onmisbaar element van het werk van de professionele jeugdbeschermer. Naarmate de jeugdbeschermer meer betrokken raakt bij een gezin, wordt het echter ook belangrijker om de grenzen van deze betrokkenheid te onderkennen en te bewaken. Een goede jeugdbeschermer kan in de valkuil lopen door de lijn van betrokkenheid naar paternalisme te overschrijden. Het bewaken van die lijn is een voortdurend punt van aandacht voor de jeugdbeschermer en voor de werkbegeleiding. De jeugdbeschermer vertelt de gezinsleden wat haar of zijn eigen mening is over wat er gebeurt en zegt duidelijk, dat zij of hij werkt in een rol als jeugdbeschermer namens een instelling. Robuust De jeugdbeschermer is robuust wanneer het gaat over de veiligheid van het kind en over het bewaken van de ondergrens van een opvoedingssituatie die goed genoeg is. Bescheiden en robuust zijn twee kanten van de medaille van het werk van de jeugdbeschermer. De combinatie van deze twee zijden is een van de moeilijkste aspecten van het werk. In de Deltamethode is dit uitgewerkt in het begrippenpaar engageren en positioneren. In andere bewoordingen komt de combinatie terug in veel publicaties over de jeugdbescherming. Iets breder genomen zijn het twee aspecten waar iedere opvoeder en iedere autoriteit mee te maken heeft. Het onderstaande rijtje begrippenparen is bedoeld als illustratie en is zeker niet volledig. Twee zijden van de medaille in het communiceren in de jeugdbescherming: Engageren en positioneren (Deltamethode, Van Montfoort & Slot, 2009) Compassion and control (Rosenfeld & Newberger, 1977) Liefde en lef Bescheiden en robuust Hart en hard Het streven naar samenwerking met de gezinsleden is dus iets anders dan onwenselijk gedrag accepteren. Het motto kan ook als volgt worden uitgedrukt: werk samen met de persoon, niet met het geweld Voor iedereen te begrijpen De jeugdbeschermer communiceert duidelijk en zoekt naar de juiste woorden en formuleringen om ervoor te zorgen, dat iedereen begrijpt wat er gezegd of geschreven is. Dat is moeilijker dan het klinkt. De jeugdbeschermer is terughoudend met het gebruik van 68 VanMontfoort

71 vaktermen, maar het is soms een opgave om in gewone woorden te zeggen aan welke voorwaarden een plan moet voldoen en toch alle relevante punten te bespreken. Naast het gebruiken van gewone taal gaat de jeugdbeschermer telkens na of iedereen alles kan volgen en alles begrijpt. Dat is extra van belang in het praten met kinderen, omdat veel problemen van de volwassenen voor het kind moeilijk te overzien zijn. Het is van belang als Nederlands niet de moedertaal van de gezinsleden is. Maar het is ook van belang in het gesprek met een Nederlandse ouder. De moeder, mevrouw De Groot, luisterde heel goed in het eerste gesprek. Toen ik haar uitlegde wat we gingen doen en wat we van haar verwachten, stopte ik na iedere zin en vroeg ik of ze het ermee eens was. Telkens knikte ze, of zei ze, dat het goed was. De volgende keer was het echter net alsof dat eerste gesprek nooit gevoerd was. Ze wist niets, had niets gedaan en was verbaasd over wat ik haar vertelde. De jeugdbeschermer ging zich afvragen of mevrouw De Groot haar voor de gek hield en ze begon mevrouw De Groot te zien als een ouder die niet wil meewerken en die zich op een passieve manier verzet tegen de samenwerking. Maar in de Methodische leerbijeenkomst werd de mogelijkheid geopperd, dat de reactie van mevrouw De Groot samenhing met haar verstandelijke beperking. Ze heeft geleerd in een gesprek sociaal wenselijk te antwoorden. Dat doet ze zo goed, dat nauwelijks opvalt, dat ze veel van wat er gezegd wordt niet begrijpt. In het volgende gesprek vroeg de jeugdbeschermer telkens aan mevrouw De Groot om te vertellen wat ze heeft begrepen. Toen werd duidelijk, dat het probleem inderdaad was dat mevrouw De Groot wel instemt, maar niet weet wat er dan van haar verwacht wordt. De jeugdbeschermer ging op zoek naar woorden en zinnen die mevrouw De Groot wel begrijpt. Ook ging ze pictogrammen gebruiken. Aanvankelijk leidde dit tot vertraging. Het laten zien van de plaatjes en het in eigen woorden navertellen van de vraag door mevrouw De Groot kostte tijd. Maar na een paar gesprekken lukte het om goed aan te sluiten bij mevrouw De Groot en vervolgens bleek, dat zij binnen haar mogelijkheden volledig meewerkte aan gemaakte afspraken De stem van het kind De jeugdbeschermer heeft contact met de kinderen. Dit contact kan beperkt zijn, bijvoorbeeld als het gaat om een zeer jong kind, maar ook dan is de regel, dat de jeugdbeschermer het kind ziet. Als er een maatregel van kinderbescherming is (ondertoezichtstelling of voogdij), dan is de regel bovendien, dat de jeugdbeschermer ook zelf de kamer van de jeugdige ziet. Dit is een regel die reeds in de Deltamethode is opgenomen. Een kort contact over alledaagse dingen is meestal niet moeilijk. Lastiger is het om met jeugdigen te praten over de zorgen in het gezin, over de vraag hoe het kind de situatie ziet en over wat er volgens het kind moet gebeuren. Dit is lastig, omdat het kind zich in een lastige situatie bevindt. Het kind weet niet wat er gaat gebeuren en kan niet overzien wat de gevolgen zijn van hetgeen hij of zij vertelt aan de jeugdbeschermer. De Jeugdbeschermer houdt hier expliciet rekening mee en bespreekt met het kind hoe de inhoud van het gesprek kan worden verteld aan anderen. Er zijn diverse hulpmiddelen om kinderen te helpen zich te uiten over hun situatie. Een populair VanMontfoort 69

72 hulpmiddel is De Drie Huizen. Dit hulpmiddel is in Nieuw Zeeland ontwikkeld door Nicky Weld en Maggie Greening (Weld & Greening, 2004) en wordt ook veel gebruikt in de werkwijze Signs of Safety (Turnell & Essex, 2004). De drie huizen is een manier om kinderen op een ongedwongen manier mee te laten praten over hoe het thuis gaat en wat zij graag willen dat er verandert. De tekeningen die de kinderen maken kan de jeugdbeschermer gebruiken om met ouders te praten over hoe een kind zich voelt en wat er moet gebeuren zodat het kind zich weer veilig voelt/ is in de thuissituatie. De tekeningen van de kinderen kunnen een grote impact hebben op de andere gezinsleden en kunnen leiden tot verandering. De jeugdbeschermer moet hierbij wel de beperkingen van het hulpmiddel in het oog houden. Bedenk, dat het geen test is. Er is niets gestandaardiseerd, er is niets wetenschappelijk onderzocht. Een tekening is niet de waarheid. Het is niet de bedoeling, dat professionals de tekeningen gaan interpreteren! Het is niet meer en niet minder, dan een hulpmiddel om de stem van het kind duidelijk te laten klinken! In het kader hieronder wordt besproken hoe de jeugdbeschermer de drie huizen kan gebruiken. Huis van de Huis van de Huis van de goede dingen zorgen dromen 1 Voorbereiding. Ga vooraf na wat er actueel speelt in het leven van het kind. Leg de ouders het proces van de Drie Huizen uit en vraag hun toestemming om dit te doen met het kind. Vraag de ouders wat volgens hen de prettigste locatie voor het kind is, om het gesprek te voeren. Bespreek met de ouders of zij graag bij het gesprek aanwezig willen zijn. Als er redenen zijn om de Drie Huizen te doen zonder de ouder(s), leg de ouders dan deze argumenten uit. 2 Inleiding Stel het kind op zijn/haar gemak, bijvoorbeeld door te vragen of het iets wil drinken. Vertel het kind wat je wilt gaan doen en wat het doel daarvan is. Bijvoorbeeld: Ik wil graag weten hoe het met jou gaat en wat jij van de situatie bij jullie thuis vindt. Soms vinden kinderen het makkelijker om erbij te tekenen. Houd jij van tekenen? Wat ik vaak aan de 70 VanMontfoort

73 kinderen waarmee ik praat vraag, is om drie huizen te tekenen: één van de leuke dingen, één van de zorgen en één van de dromen. Wil jij dat ook doen? Ik wil ze later graag aan papa en mama (en de andere mensen die helpen) laten zien, zodat iedereen beter begrijpt wat jij vindt dat er beter kan. En we samen kunnen bedenken wat er moet gebeuren, okay? Beloof geen geheimhouding, maar zeg dat je als de huizen klaar zijn met het kind gaat praten over wie de tekening mogen hebben. 3 Tijdens het tekenen Gebruik 1 vel papier per huis en laat het kind ieder huis een eigen naam en/of symbool geven. Start met het huis van de goede dingen, tenzij het kind anders kiest. Bijvoorbeeld: Fijn dat je mee wilt doen! Ik heb hier drie lege vellen papier. Neem het eerste vel maar en teken een heel groot huis. Goed zo! Dat is inderdaad een supergroot huis. Welke van jouw drie huizen is dit, die van de goede dingen, je zorgen of die van je dromen? Hoe kan ik dat zien? Schrijf of teken maar iets bovenin het huis, zodat ik kan zien dat het jouw huis van de. is. Moedig het kind tijdens het tekenen regelmatig aan. Waak ervoor dat dit neutraal blijft en dat je het kind niet jouw vermoedens in de mond legt en dat jouw emoties niet sturen bij het tekenen of schrijven. Voorbeelden van neutrale aanmoedigingen: Goed zo, ga maar door, ik heb de tijd. Ik vind het heel moedig dat je me dat vertelt. Dat heb je duidelijk opgeschreven. Accepteer de wens van het kind wanneer het kind alleen wil schrijven in plaats van tekenen. Of als het kind van het concept Drie Huizen af stapt en een andere vorm kiest om zijn verhaal te vertellen. Houdt rekening met de beperkte spanningsboog (aandacht, concentratie) van het kind. Start bij voorkeur met het huis van de goede dingen, tenzij het kind anders kiest. Voorbeeldvragen bij het huis van de goede dingen: Welke dingen gaan er goed thuis? Wat vind je leuk thuis? Wat vind je leuke dingen om te doen met papa en/of mama? Waar word je blij van? Zijn er dingen die je doet zodat je je even geen zorgen maakt? Wat doet mama/papa wat jij leuk vindt? Voorbeeldvragen bij het huis van de zorgen: Zijn er dingen die je niet leuk vindt thuis? Is er iets waar je je zorgen over maakt? Wat maakt je verdrietig? Zijn er dingen die mama/papa doen die jij niet leuk vindt? Voorbeeldvragen bij het huis van de dromen: Wat zou je blij maken? Zijn er dingen die je anders zou willen? Wat zou er thuis anders moeten gaan zodat jij je weer fijn voelt thuis? Wat moet er veranderen thuis, bij papa/mama zodat jij je weer fijn voelt thuis? VanMontfoort 71

74 4 Afronden en bespreken Maak aan het eind van het gesprek, op basis van de informatie die het kind je gegeven heeft, een inschatting van de veiligheidsrisico s voor het kind: acute risico s, maar ook latere, als de informatie met ouders of andere betrokkenen gedeeld zou worden. Vraag aan het kind wie je de tekening mag laten zien (ouders, familie, professionals). Streef er steeds naar zo min mogelijk met de informatie te doen dat voor het kind onveilig voelt; moet dat toch, betrek het kind daar dan bij door bij de leeftijd en ontwikkeling passende uitleg te geven over het waarom en te vragen wat dat voor hem/haar betekent (met als doel de nadelen zo veel als mogelijk te ondervangen). Presenteer de Drie Huizen aan de ouders en begin daarbij met het huis van de goede dingen. Presenteer het eerst aan ouders, dan pas eventueel aan andere betrokkenen. Vraag de ouders vooraf wat zij denken dat hun kind genoemd heeft in de respectievelijke huizen. Scan de tekeningen in het dossier in. Geef het origineel aan het kind terug, tenzij het kind anders kiest Praten over de toekomst van de jeugdige Er zijn tal van manieren om de aandacht te richten op de (gewenste) toekomst. Denk aan gewone vragen. Aan kinderen vanaf ongeveer 6 jaar, bijvoorbeeld: Wat wil je later worden? Wat zou je willen dat er verandert? Wat zou je zelf willen veranderen? Wat wil je leren? Aan adolescenten: Je bent nu 16. Als je 22 bent hoe ziet jouw wereld er dan uit? Wat zou je kunnen doen om dat te bereiken? En als je aan je ouders, op welke manier zou je dan het liefste met hen om willen gaan? Aan ouders: Wat wenst u uw kind toe voor de toekomst? Als u over de toekomst van uw kind denkt, wat hoopt u dan? Aisha is nu 14. Wat vinden meisjes van 14 fijn en belangrijk om te doen denkt u? En straks is ze zestien. Hoe ziet haar wereld er dan uit? De vraag naar de toekomst is een krachtige vraag om de energie te richten op de mogelijkheid van positieve veranderingen. Alle ouders hebben wensen over de toekomst van hun kind. Jeugdigen hebben vanaf jonge leeftijd dromen en wensen voor de toekomst. Soms geven de beelden die mensen hebben over de toekomst aanknopingspunten voor verandering in het hier en nu. Zoals overal in de werkwijze van SAVE zet de jeugdbeschermer ook hier de perspectieven van alle betrokkenen naast elkaar: Hoe ziet de jeugdige zijn of haar toekomst? Hoe ziet de moeder het? Hoe ziet de vader het? Hoe zien de mensen in de kring rond de jeugdige het? Hoe ziet de jeugdbeschermer de toekomst van deze jeugdige? 72 VanMontfoort

75 4.1.6 Veiligheid voor de jeugdbeschermer Een constructieve werkrelatie omvat ook de veiligheid van de jeugdbeschermer. Als een gezinslid zich agressief, dreigend of intimiderend opstelt, kan de jeugdbeschermer dit begrijpen vanuit de angst en de eerdere negatieve ervaringen van deze persoon. Een opstelling waarmee de jeugdbeschermer escalatie probeert te voorkomen, kan een spiraal van dreigen van de gezinsleden en maatregelen van de instanties doorbreken. Maar wanneer dit niet lukt, om welke reden dan ook, bespreekt de jeugdbeschermer dit met de leidinggevende en zoeken ze samen een oplossing. Dit kan zijn een gesprek met de gezinsleden door twee personen. Bijvoorbeeld de leidinggevende of een collega en de jeugdbeschermer samen. Soms is er iemand in de kring rond het kind die iets kan doen om escalatie te voorkomen. Samenwerken met de politie en aangifte doen van strafbaar gedrag zoals bedreigingen kan helpen om de grenzen aan te geven en kan in sommige gevallen gecombineerd worden met het vestigen van een constructieve werkrelatie. De instantie zegt daarmee tegen de gezinsleden: wij willen met u samenwerken, maar we accepteren geen bedreiging of geweld. We gaan aangifte doen van bedreiging. We willen nog altijd met u samenwerken. Een andere mogelijkheid is het wisselen van jeugdbeschermer of van afdeling. Een ervaren jeugdbeschermer voelt zich onveilig nadat een vader tegen hem heeft gezegd, dat hij weet waar de jeugdbeschermer woont en waar zijn kinderen naar school gaan. Deze vader heeft een verleden met extreem geweld. Hij heeft onder meer TBS gehad. Regelmatig drinkt hij grote hoeveelheden alcohol en af en toe valt hij dan andere mensen aan, vernielt het interieur van een kroeg of andere gelegenheid en is pas een dag later weer aanspreekbaar. De jeugdbeschermer heeft eerder in zijn loopbaan gewerkt als politieman in een grote stad. Het is iemand die niet snel bang is en hij heeft een sterk ontwikkelde intuïtie om de ernst van een dreiging te bepalen. Het gezin woont dicht bij het kantoor van de jeugdbeschermer en dat is weer dicht bij de plek waar de jeugdbeschermer zelf woont en bij de school van zijn kinderen. Na zorgvuldig overleg intern, overleg met de politie en met een collega-instantie die landelijk werkt, wordt de ondertoezichtstelling overgedragen. De nieuwe instantie heeft kantoor op grotere afstand van het gezin en de woonplaats van de nieuwe gezinsvoogd is voor vader veel moeilijker te achterhalen. 4.2 Samenwerken met de mensen rond het kind Hulpmiddelen voor de jeugdbeschermer om de kring in kaart te brengen Er zijn verschillende hulpmiddelen die de jeugdbeschermer kan toepassen om samen met de gezinsleden de kring rond het kind in kaart te brengen. In de visie en werkwijze van SAVE past het om letterlijk aan de mensen de vraag te stellen: welke mensen vinden het belangrijk, dat het goed blijft gaan met deze jeugdige? Daarnaast zijn er veel vragen die helpen om de kring van mensen rond het kind in beeld te krijgen. Zie hiervoor par. 3.2 in het hoofdstuk over het analysemodel. VanMontfoort 73

76 Het in beeld brengen van de kring van mensen rond het kind is een proces. Het is onwaarschijnlijk, dat de kring volledig kan worden benoemd in één gesprek met de gezinsleden. De professional kan de gezinsleden vragen na te denken over mensen die misschien ook nog genoemd kunnen worden, en daar de volgende keer op terugkomen. Genogram plus Een systematische manier om het netwerk in kaart te brengen is het genogram plus. De jeugdbeschermer kan samen met de gezinsleden een genogram tekenen. Het genogram brengt de mensen in beeld met geslacht en leeftijd. De leeftijd van de kinderen is belangrijk om voor de hand liggende redenen. De leeftijd van de andere mensen is eveneens belangwekkende informatie, al gaat het bij volwassenen meer om de globale leeftijd en de verschillen in leeftijd. Het klassieke genogram brengt in beeld: Het kind (Stief)broertjes en zusjes Vader en moeder, ook als zij gescheiden zijn en een van de ouders niet meer bij het gezin woont Stiefouders Grootouders van moederszijde en van vaderszijde Oom en tantes Bij het in kaart brengen van de familie laten gezinsleden soms personen buiten beeld. Bijvoorbeeld de grootouders vaderszijde worden niet genoemd en niet in het schema getekend. Desgevraagd zeggen de ouders: nee, de ouders van vader zijn helemaal buiten beeld. Al jaren. Dat is echter geen reden deze grootouders weg te laten uit het genogram. Dat er al jaren geen contact meer is, is op zich belangrijke informatie. Maar al maken verstoorde verhoudingen het moeilijker hen bij het kind te betrekken, ze behoren nog altijd wel tot het potentieel van mensen die het belangrijk vinden dat het goed blijft gaan met dit kind. Hetzelfde geldt voor grootouders die in het buitenland wonen. Het genogram is vaak ingewikkelder dan een standaardgezin. De moeder heeft bijvoorbeeld kinderen van verschillende vaders en deze vaders hebben ook nog kinderen bij andere vrouwen. Ook in de generatie van de grootouders zijn er scheidingen en stiefgezinnen. Door de vele vertakkingen is het soms een uitdaging om een genogram in een plat vlak te tekenen. In de werkwijze van SAVE gaat het om alle mensen die het wellicht belangrijk vinden, dat het goed blijft gaan met deze jeugdige. Daarom worden zoveel mogelijk mensen getekend in of bij het genogram. Dus ook de ex-stiefvader en eventueel de kinderen van de ex-stiefvader. Als het genogram een onoverzichtelijk plaatje oplevert, geeft dit ook belangrijke informatie voor de gezinsleden en de jeugdbeschermer over de hoeveelheid en de complexiteit van de relaties. Het Genogram Plus omvat naast de directe familieleden ook: verre familieleden 74 VanMontfoort

77 vrienden van de ouders vrienden en vriendinnen van de jeugdige ouders van vriendjes en vriendinnetjes buren en buurtgenoten (ex)collega s van de ouders mensen van een sportvereniging of ander sociaal verband kortom, werkelijk alle mensen die het belangrijk zouden kunnen vinden hoe het met het kind gaat Alleen al het maken van een Genogram Plus kan een eyeopener zijn voor de gezinsleden en ook voor de jeugdbeschermer. Een jeugdbeschermer brengt de opvoedingssituatie in kaart met behulp van het Vier Vensters schema en vertelt daarna: De moeder in het gezin waarvoor ik het schema ging invullen blijkt twee zussen en een broer te hebben. De verhoudingen in de familie zijn goed. Ik wist eigenlijk niet van het bestaan van deze familieleden. Toen ik samen met moeder het genogram ging maken, kwam ik er pas achter dat er nog veel meer mensen zijn die misschien kunnen meedenken voor deze kinderen. Wanneer systematisch wordt gevraagd naar mensen in de kring rond het kind, blijken er vrijwel altijd meer mensen te zijn, dan de jeugdbeschermer in eerste instantie dacht. Dit gebeurt onder meer in de methodische leerbijeenkomsten. De jeugdbeschermer realiseert zich op het moment dat er werkelijk bij stil gestaan wordt, dat er toch nog mensen (kunnen) zijn, van familieleden, tot en met buren, de kerk, vrienden, ouders van vriendjes, collega s, etc. Bolletjesschema Een hulpmiddel bij het in kaart brengen van belangrijke personen vanuit het perspectief van de jeugdige is het Bolletjesschema. Dit is uitermate geschikt om met de jeugdige samen in te vullen. De jeugdige staat in het midden en vult zelf in welke mensen voor hem of haar belangrijk zijn. De hoofdcategorieën kunnen vooraf worden ingevuld: ouders, brusjes, familie, vrienden, clubs, etc. Ook kan de jeugdbeschermer ervoor kiezen om de jeugdige zelf de categorieën te laten invullen. Gearceerde vlakken: hoofdcategorie; Witte vlakken; naam netwerklid VanMontfoort 75

78 werk school Kind Clubs e.e.e.d.de gezin e.e.ed Er is geen netwerk Wat kan de jeugdbeschermer doen als de ouders zeggen: we hebben niemand? De jeugdbeschermer begint met zichzelf de vraag te stellen, wat de achtergrond is van wat de ouders zeggen. Een mogelijkheid is, dat er daadwerkelijk geen of slechts zeer weinig mensen zijn met wie het gezin contact heeft en dat ook de kinderen geïsoleerd leven. In dat geval moet samen met het gezin gezocht worden naar mogelijkheden om een netwerk op te bouwen. Een andere mogelijkheid is, dat er in Nederland (nog) geen of nauwelijks een netwerk is, maar dat het gezin wel familie en vrienden heeft in het land van herkomst. Dan kan de jeugdbeschermer nagaan of er mogelijkheden zijn deze mensen te betrekken bij de oplossingen, ondanks de 76 VanMontfoort

79 afstand. Ook kan gedacht worden aan de mogelijkheid van het inschakelen van de gemeenschap van in Nederland wonende landgenoten. Vaker komt het voor, dat er wel familie en andere relaties zijn, maar dat de verhoudingen gespannen of verwaterd zijn. Dan is het activeren van het netwerk daadwerkelijk een proces. De eerste stap is, dat de gezinsleden bereid zijn met de jeugdbeschermer te delen welke mensen er zijn, ook al zijn zij ervan overtuigd, dat deze mensen niet betrokken kunnen of mogen worden. Dat zullen de gezinsleden alleen vertellen als er reeds een constructieve samenwerking met de jeugdbeschermer is. Als de eerste stap lukt, of gedeeltelijk lukt, kan de jeugdbeschermer benadrukken, waarom het belangrijk of noodzakelijk is, dat er mensen rond het kind mee gaan denken over oplossingen. De jeugdbeschermer kan de gezinsleden vragen na te denken wie van alle mogelijke mensen zij misschien toch zouden kunnen benaderen om te vragen of zij willen meedenken over het belang van het kind. Het activeren van het netwerk kan voor de ouder(s) bedreigend zijn. Bijvoorbeeld, omdat zij zich in het verleden gekleineerd of slecht behandeld voelen door hun familie, of omdat zij weten, dat de familie hun levenswijze afkeurt. Een alleenstaande moeder had lange tijd aan professionals verteld, dat ze geen broers en zusters had, totdat er bij het AMK een melding van een van haar vijf! zusters kwam. Alle vijf deze tantes waren er al jarenlang van overtuigd, dat hun zus niet voor de twee kinderen kon zorgen en dat de kinderen elders moesten gaan wonen. De jeugdbeschermer besprak met de moeder dat zij ook de andere zussen erbij wilde betrekken. De moeder wilde dit niet, maar de jeugdbeschermer gebruikte het AMK onderzoek om contact met de familieleden te leggen. Uiteindelijk leidde dit tot een Familieberaad waar afspraken gemaakt werden die ook door moeder ondersteund werden. Een afwerende reactie op het inschakelen van het netwerk kan worden gevoed doordat de ouders zich schamen voor de problemen en daarom niet willen, dat de familie of buren of kennissen te weten komt wat er speelt. Dit kan een rol spelen in zowel autochtone als allochtone gezinnen. Tegenover de schaamte staat, dat het familieverband voor veel gezinnen belangrijk is en dus ook een potentiële bron is voor het vinden van oplossingen. Er is niemand, kan ook betekenen, dat de gezinsleden redenen hebben om hun netwerk niet met de jeugdbeschermer te delen. Als er (nog) geen constructieve werkrelatie is en de gezinsleden geen vertrouwen hebben in de professionals, is er een grotere kans, dat zij de professionals niet zullen toelaten tot hun netwerk. Als dat mogelijk het geval is, doet de jeugdbeschermer er goed aan zich eerst te richten op de samenwerking. Het past bij SAVE om ook hier de ouders een alternatief te geven: Het is belangrijk, dat er meer mensen worden betrokken bij de opvoedingssituatie van uw kind. U kunt daar met mij over praten. Als u liever niet met mij daarover wilt praten, dan kunt u contact opnemen met de Eigen Kracht Centrale. Daar zijn mensen met wie u dit kunt bespreken. Of we kunnen onderzoeken of een hulpverlener van een andere instantie VanMontfoort 77

80 (Buurtteam, zorgaanbieder) dit met u zou kunnen bespreken. Natuurlijk kunt u dit als gezin ook onderling bespreken. Als er maar meer mensen komen die kunnen meedenken. Een specifieke barrière in het bespreken van het netwerk is de taalbarrière. Als de gezinsleden geen Nederlands spreken en afkomstig zijn uit een andere cultuur, dan is het moeilijk om te ontdekken welke van de hierboven genoemde belemmeringen een rol spelen. De eerste stap is hierbij uiteraard het inschakelen van een tolk. Indien gedacht wordt aan een Eigen Krachtconferentie, kan de Eigen Kracht Centrale wellicht een coördinator vinden die de taal spreekt en afkomstig is uit dezelfde of een verwante cultuur Familie-/Netwerk bijeenkomsten De laatste jaren is het aantal werkvormen voor bijeenkomsten met gezinnen en hun familie of sociaal netwerk sterk gegroeid. In SAVE neemt de Eigen Kracht-conferentie een bijzondere plaats in, omdat dit een consequente vertaling is van de visie, dat burgers de regie hebben over de opvoeding. Daarom wordt de Eigen Kracht-conferentie meer uitgewerkt besproken in paragraaf Welke werkvorm het meest aangewezen is, wordt in de eerste plaats bepaald door het doel van de bijeenkomst. Daarnaast spelen factoren een rol zoals praktische mogelijkheden en beperkingen (financiering, beschikbaarheid van betrokkenen), welke voorbereiding nodig is, op welke termijn er beslissingen genomen moeten worden (crisis ten opzichte van een meer definitief plan). Hieronder geven we een overzicht van enkele werkvormen. In de praktijk zijn er vaak tussenvormen die niet in de tabel staan vanwege het overzicht. Hieronder gaan we kort op de drie laatstgenoemde werkvormen in, waarna de Eigen Kracht-conferentie in de volgende paragraaf wordt besproken. Overzicht werkvormen bijeenkomsten met familie/netwerk EKc FNB SoS Rondetafel Doel Besluitvorming/ Besluitvorming/ Plan ontwikkelen Onderzoek/plan/ Plan plan Voortgang Deelnemers Gezinsleden, kring Gezinsleden, leden Gezinsleden, Gezinsleden, leden bepaalt de kring, netwerk, tenminste 6 niet- netwerk, professionals professionals professionals professionals, gedeeltelijk voorzitter Voorzitter Onafhankelijke burger Facilitator Professional = Jeugdbeschermer of als (professional) jeugdbeschermer of collega van de coördinator hulpverlener jeugdbeschermer Besloten deel Ja Soms Nee Nee 78 VanMontfoort

81 EKc = Eigen Kracht-conferentie FNB = Familie-/Netwerkberaad SoS = Signs of Safety Voorbereiding Voor alle werkvormen geldt, dat een goede en zorgvuldige voorbereiding essentieel is voor de kans op een succesvolle bijeenkomst. De jeugdbescherming formuleert de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen. Het formuleren van de voorwaarden is op zichzelf ook een proces. Bij de start, na de melding, is onderzoek nodig om de mate van onveiligheid voor de jeugdige te bepalen. Als er een hoog risico is voor de jeugdige, moeten er eerst tijdelijke veiligheidsmaatregelen genomen worden. Nieuwe informatie kan leiden tot het bijstellen van de voorwaarden. Het gesprek tussen de jeugdbescherming en de gezinsleden over de voorwaarden kan leiden tot veranderingen in de formuleringen, bijvoorbeeld, omdat blijkt, dat een voorwaarde niet duidelijk of niet eenduidig is. De gezinsleden moeten weten wat de zorgen en krachten zijn volgens de jeugdbescherming, hoe de jeugdbescherming de situatie weegt en welke voorwaarden de jeugdbescherming aan het plan stelt, omdat anders het risico te groot is, dat zij een plan maken, waar de jeugdbescherming niet mee instemt. Hetzelfde geldt voor de mensen uit het netwerk, met wie de ouders samen een plan gaan maken. Er is dus overleg nodig tussen de jeugdbeschermer, de gezinsleden en de mensen uit het netwerk, ter voorbereiding van een conferentie of bijeenkomst waar het plan gemaakt gaat worden. De jeugdbeschermer hoeft niet alle voorbereiding zelf te doen. Wel heeft het de voorkeur, dat de jeugdbeschermer rechtstreeks contact heeft met de belangrijkste personen. De voorbereiding kan gedaan worden door: de ouders het lokale team de jeugdbeschermer een onafhankelijke coördinator (bij EKc) een zorgaanbieder Als het overleg niet door de jeugdbeschermer gedaan wordt, moet de jeugdbeschermer afspraken maken met degene die de gesprekken voert, om zeker te weten, dat alle betrokkenen over de juiste informatie beschikken. Dit kan door de omschrijving van de krachten en zorgen en de voorwaarden op schrift ter beschikking te stellen en door een bevestiging te vragen van het feit, dat iedereen is geïnformeerd. Veiligheid voor iedere betrokkene Binnen het gezin en tussen mensen in het netwerk kunnen de verhoudingen gespannen zijn. Per definitie zijn er ongelijke verhoudingen en daardoor kan er tijdens bijeenkomsten voor sommige deelnemers onveiligheid ontstaan. Bijvoorbeeld: de dochter die naar buiten gebracht heeft, dat ze door haar vader werd mishandeld, kan door de vader, andere gezinsleden of leden uit het netwerk, onder druk gezet worden of anderszins represailles krijgen en zich onveilig gaan voelen. VanMontfoort 79

82 Welke werkvorm ook gekozen wordt, de jeugdbeschermer heeft tot taak te bewaken, dat elke betrokkene veilig kan deelnemen aan het ontwikkelen van het plan. Dit kan door aan elke betrokkene te vragen wanneer het veilig en wanneer het onveilig is en op basis daarvan afspraken te maken over de regels tijdens de bijeenkomsten. In het geval de kinderen zelf aanwezig zijn bij (een deel van) de bijeenkomsten, gaat de jeugdbeschermer met de gezinsleden en met anderen die een rol spelen in de voorbereiding bijvoorbeeld de Eigen Kracht coördinator na of de bijeenkomst ook voor de kinderen veilig is. Familie-/Netwerk Beraad (FNB) Het Familie-/Netwerk Beraad vertoont veel overeenkomsten met de Eigen Kracht-conferentie (zie volgende paragraaf). Het belangrijkste verschil is, dat de coördinator een professional is, die in dienst is bij de jeugdbescherming of bij een zorgaanbieder. De coördinator wordt in deze gevallen meestal facilitator genoemd. Het eerste argument voor de onafhankelijke coördinator van de Eigen Kracht Centrale is, dat een burger beter past bij het beginsel, dat mensen zelf met elkaar oplossingen bedenken. Een medewerker van een professionele instantie hoort volgens deze gedachtegang te veel bij de wereld van de professionals. Het tweede argument is, dat de familie veel meer kan kiezen bij het systeem van de Centrale, omdat de Centrale in ons land over meer dan 700 getrainde coördinatoren beschikt. Dit geeft de mogelijkheid om bijvoorbeeld een coördinator te zoeken die de taal van de familie spreekt. Tegenover deze argumenten kan gesteld worden, dat facilitators binnen de jeugdbescherming er eerder toe leiden, dat de professionele wereld zich meer gaat richten op de eigen kracht van gezinnen en families en dat de visie van eigen kracht daardoor sneller wordt verspreid binnen de jeugdbescherming. Een aandachtspunt bij het Familie-/Netwerk Beraad is, dat er geen landelijke standaard is voor de wijze waarop het beraad wordt uitgevoerd. Om verwarring te voorkomen is het belangrijk, dat alleen van een Familie-/Netwerk Beraad wordt gesproken, indien het stramien van de Eigen Kracht conferentie wordt gevolgd, met een inleidend gedeelte, een besloten gedeelte waarin de familie het plan maakt en een derde gedeelte waarin gezamenlijk wordt besproken of het plan aan de voorwaarden van de jeugdbescherming voldoet. Een bijeenkomst waarin professionals, gezinsleden en leden uit het netwerk in een kring bespreken wat er moet gebeuren, noemen we geen Familie-/Netwerk Beraad, maar een Rondetafel gesprek. Het Familie-/Netwerk Beraad vertoont tevens veel overeenkomsten met de Sociale Netwerk Strategie (SNS of Sonestra). De Sociale Netwerk Strategie werkt vóór de bijeenkomst met het Netwerkkompas en kent als vervolg op de bijeenkomst de werkvorm van het Actieteam 10. Deze vorm wordt in de provincie Utrecht onder meer gehanteerd door MEE. 10 Meer informatie over de sociale netwerk strategie is te vinden op sonestra.nl. 80 VanMontfoort

83 Signs of Safety: Veiligheidsplan door netwerk met professionele begeleiding Turnell & Essex (2004) beschrijven een werkwijze waarbij een veiligheidsplan wordt opgesteld om het kind terug te laten keren naar huis na beschuldigingen van seksueel misbruik. De beschuldigingen worden door de ouders ontkend en kunnen strafrechtelijk niet worden bewezen, maar de jeugdbescherming blijft verontrust over de veiligheid van de kinderen. De jeugdbescherming geeft de ouders de gelegenheid een veiligheidsplan op te stellen met begeleiding door gespecialiseerde hulpverleners. Voor het werk van deze gespecialiseerde hulpverleners beschrijven Turnell & Essex een tot in detail uitgewerkte aanpak, de Resolutions Approach. De hulpverleners werken in een reeks bijeenkomsten samen met alle gezinsleden aan het veiligheidsplan. Een onderdeel daarvan is een beschrijving van wat er is gebeurd, op een zodanige manier, dat alle gezinsleden het kunnen begrijpen en ermee kunnen instemmen. Voor de kinderen worden de gebeurtenissen weergegeven met eenvoudige woorden en tekeningen of plaatjes (Words & Pictures). De woorden en de plaatjes moeten nauwkeurig aansluiten bij de feiten. Een belangrijk element in deze aanpak is het betrekken van mensen van buiten het gezin. Wanneer het gaat om ernstige beschuldigingen die door de ouders worden ontkend, is het voor de ouders vaak moeilijk om de situatie open met mensen buiten het gezin te bespreken. Vanuit de jeugdbescherming is daarentegen de regel, dat openheid de veiligheid van het kind vergroot. Daarom stellen Turnell & Essex als vuistregel, dat tenminste zes mensen buiten de eigen gezinsleden volledig geïnformeerd moeten worden over wat er is gebeurd. Zij moeten letterlijk de woorden en de plaatjes kennen en moeten weten welke zorgen er bij de jeugdbescherming nog zijn blijven bestaan. Bij het aantal van zes mensen tellen professionals die ervan weten niet mee. De gezinsleden gaan zelf op zoek naar deze zes mensen. De gezinsleden en de mensen uit hun netwerk bedenken zelf voorstellen waarmee de veiligheid van het kind kan worden gewaarborgd. Turnell & Essex geven voorbeelden van een veiligheidsplan en van de details van de besprekingen met de gezinsleden en de leden van het netwerk. Deze werkvorm wordt eveneens gehanteerd door Parker. Zij heeft op basis van praktijkervaringen inmiddels in de werkwijze een besloten gedeelte ingevoegd, conform het model van de Eigen Kracht-conferentie. Rondetafel gesprekken Een Rondetafelgesprek is een bijeenkomst van de gezinsleden en alle personen die bij het gezin betrokken zijn vanuit het netwerk of als professional. In het algemeen hebben gezinnen waar de jeugdbescherming komt te maken met verschillende beroepskrachten van diverse instanties. Deze beroepskrachten zijn melder of vertrouwenspersoon voor de gezinsleden, behandelaar of vertegenwoordiger van een overheidsinstantie (leerplicht, schuldsanering, etc.). Het Rondetafelgesprek kan onder meer worden gebruikt in het kader van het onderzoek door de jeugdbeschermer van SAVE (SAVE-team, AM(H)K of Raad). Met het Rondetafelgesprek worden de perspectieven van alle deelnemers op de opvoedingssituatie op een open en efficiënte manier VanMontfoort 81

84 in kaart gebracht. Dat biedt de gelegenheid om tot een gewogen oordeel te komen over de opvoedingssituatie. Naast het onderzoeksdoel biedt het Rondetafelgesprek een gelegenheid tot een gezamenlijke planvorming. Hierdoor nemen de betrokkenheid en de bereidheid tot een actie van de deelnemers toe. Aan een Rondetafelgesprek voor planvorming gaat altijd een weging en het formuleren van voorwaarden door de jeugdbeschermer, in gesprek met jeugdige en gezin vooraf. Het Rondetafelgesprek wordt door de jeugdbeschermer of door een professional van het lokale team voorbereid met de gezinsleden en met de andere betrokkenen. In overleg met de gezinsleden worden zowel mensen uit de kring rond het kind als beroepskrachten voor de bijeenkomst uitgenodigd. De actuele opvoedingssituatie van de jeugdige wordt besproken, met ieders visie op zorgen en sterke punten. Aan de orde komt wat het ergste is dat er kan gebeuren wanneer er niets verandert voor het kind. Daarna wordt besproken wat er moet gebeuren om te zorgen dat het goed blijft gaan met de jeugdige. Dit wordt concreet gemaakt door te bespreken wat de eerste stappen zijn op weg naar de gewenste situatie. Tijdens de Rondetafel bijeenkomst kan een plan worden opgesteld. Denkbaar is, dat het maken van een plan meer tijd vergt dan één bijeenkomst. Een mogelijke uitkomst van de Rondetafel bijeenkomst is dan ook, dat de ouders met de kring van betrokken mensen een veiligheidsplan gaan opstellen. De jeugdbeschermer bepaalt daarbij aan welke voorwaarden het plan moet voldoen. Een andere mogelijke uitkomst is, dat er een Eigen Kracht-conferentie komt De Eigen Kracht-conferentie De Eigen Kracht-conferentie is een werkvorm waarmee het gezin samen met de familie een plan maken om te zorgen dat het goed blijft gaan met het kind. Met familie worden in dit verband alle mensen uit het sociale netwerk bedoeld. In de kern is de Eigen Kracht-conferentie een besluitvormingsmodel. De burgers komen gezamenlijk tot besluiten over wat er moet gebeuren om te zorgen, dat het goed blijft gaan met deze jeugdige. In een conferentie wordt doorgaans ook gesproken over de invulling van het plan, maar het hoofddoel is de besluitvorming door de kring van mensen rond het kind. De jeugdbescherming bepaalt de voorwaarden waar de oplossingen aan moeten voldoen. Deze voorwaarden betreffen de veiligheid en de ontwikkeling van het kind. De kring bedenkt de oplossingen en legt die aan de jeugdbeschermer voor. De Eigen Kracht-conferentie wordt georganiseerd door de Eigen Kracht Centrale. De Centrale is een van de samenwerkingspartners in SAVE. Een conferentie verschilt van een ronde tafelgesprek van professionals en familie samen. Het is een uitgewerkte en veel toegepaste werkwijze, waarbij een onafhankelijke coördinator de bijeenkomst voorbereidt en voorzit en waarbij de familie in een zogenaamd besloten gedeelte zelf het plan opstelt. In deze paragraaf wordt 82 VanMontfoort

85 ingegaan op de vraag hoe de jeugdbeschermer in samenwerking met de Eigen Kracht Centrale kan handelen bij het initiëren en uitvoeren van een conferentie. Wanneer de Eigen Kracht-centrale wordt ingeschakeld, heeft de jeugdbeschermer belangrijke taken. In de periode waarin de conferentie wordt voorbereid, bewaakt de jeugdbeschermer de veiligheid van het kind. De jeugdbeschermer spreekt met de betrokkenen over de voorbereiding (zie hieronder). De jeugdbeschermer ontwikkelt de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen. Tijdens de conferentie is de jeugdbeschermer aanwezig in het eerste en het derde gedeelte. De taakverdeling na de conferentie hangt van de uitkomst van de conferentie. Het bespreken van de mogelijkheid van een Eigen Kracht-conferentie Bij een eerste melding kan meestal niet onmiddellijk een conferentie gerealiseerd worden. De melding is voor het gezin op zichzelf al een ingrijpende gebeurtenis. De meeste ouders weten nauwelijks wat ze kunnen verwachten en veel ouders kennen de Eigen Kracht-conferentie niet. Daarom bespreekt de jeugdbeschermer de mogelijkheid van een Eigen Kracht-conferentie op verschillende momenten op een manier die aansluit bij het gezin. Bij het onderzoeken van de gemelde zorgen vraagt de jeugdbeschermer de gezinsleden hoe zij zelf de opvoedingssituatie van de jeugdige zien, welke zorgen en welke sterke punten zij zien, welke mogelijkheden zij zien om zelf een plan te maken en welke mensen daaraan zouden kunnen bijdragen. In die lijn zegt de jeugdbeschermer: Op dit moment gaat het niet goed. Er is verandering nodig en daarvoor moet een plan gemaakt worden. U heeft het recht om zelf een plan te maken. Wij beoordelen of met dat plan de situatie van uw kind weer goed genoeg is. U heeft de mogelijkheid om het plan te maken met behulp van een Eigen Kracht-conferentie. Ik kan u daar iets over vertellen; ik kan u ook het telefoonnummer van de Eigen Kracht Centrale geven. Als u belt, kunt u vrijblijvend een gesprek voeren. In het eerste gesprek gaat het om het onderzoeken of een Eigen Kracht-conferentie op dit moment een geschikt middel is om het doel te bereiken. Als u het moeilijk vindt om te bellen, kan ik ook uw telefoonnummer aan de Centrale geven. Dan nemen zij contact met u op. U kunt er ook nog over nadenken en met elkaar over praten; dan komen we er de volgende keer op terug. De jeugdbeschermer gebruikt de tijd op een bij de situatie passende manier. Gezinsleden die al lange tijd geïsoleerd leven, de problemen voor de familie verborgen houden of in onmin met familieleden leven, hebben tijd nodig om naar het idee toe te groeien dat zij samen met een bredere kring mensen een plan maken. De ernst van de situatie kan echter vereisen, dat onmiddellijk actie wordt ondernomen. In dat geval ligt er tijdelijk meer regie bij de jeugdbeschermer (bijvoorbeeld de crisisdienst) voor de korte termijn. Ook als wordt ingegrepen bespreekt de jeugdbeschermer aansluitend met de gezinsleden de mogelijkheid om zelf alsnog een plan te maken. De jeugdbeschermer zegt tegen de ouders, dat het erom gaat een plan te maken waardoor het (weer) goed gaat en goed blijft gaan met de kinderen. VanMontfoort 83

86 Hij zegt niet dat het erom gaat de kinderen zo snel mogelijk terug naar huis te krijgen of de ondertoezichtstelling zo snel mogelijk te beëindigen. Uiteraard hebben die laatste doelen een relatie met de eerste. Bovendien hebben zowel ouders als de jeugdbeschermer belang bij doelen als terugplaatsing of maatregelverkorting. De focus moet echter blijven liggen op wat goed is voor de kinderen. Een Eigen Kracht-conferentie kan worden aangevraagd door iedere betrokkene. Bij voorkeur gebeurt dit door of samen met de gezinsleden. De Eigen Kracht Centrale vraagt de gezinsleden naar voorkeur voor een coördinator (bijvoorbeeld taal, geloof) en zoekt dan een coördinator die bij de wensen van het gezin aansluit. Het komt voor, dat de jeugdige een Eigen Kracht-conferentie wil, maar dat de ouders hier afwijzend of aarzelend tegenover staan. Ook kan het zijn, dat de ene ouder een conferentie wil, maar de andere ouder niet. In dergelijke gevallen moet rekening gehouden worden met de formele positie van de ouder(s) met gezag, maar kan een conferentie soms toch plaatsvinden. Een meisje van 16 jaar kan en wil niet langer thuis blijven wonen. Zij wil graag een Eigen Kracht-conferentie om te kijken wie met haar mee willen denken over de vraag hoe zij op een goede manier ergens anders kan gaan wonen. De ouders willen dit in de eerste instantie niet. In overleg met het meisje benadert de coördinator mensen die met het meisje mee willen denken. Er wordt een conferentie gepland met een groep van 20 mensen. Op de laatste dag voor de conferentie besluit de moeder dat zij er bij wil zijn omdat er anders zaken in het plan kunnen komen waar zij het niet mee eens is. De Jeugdbeschermer kan als voorwaarde voor het thuis blijven wonen van de jeugdige stellen, dat er een Eigen Kracht-conferentie moet komen, althans dat er een plan moet komen dat gedragen wordt door mensen uit het netwerk van het gezin. Al voor de geboorte van Maarten concluderen professionals, dat de aanstaande ouders niet zelfstandig voor de baby kunnen zorgen. Cor en Mieke, de ouders, vinden dat zelf ook, maar willen graag dat de baby bij hen komt. Een bevriend echtpaar biedt aan de zorg voor de baby met de ouders te delen. De jeugdbeschermer vindt het goed, dat de mensen zelf met dit voorstel komen, maar ze vindt een dergelijke afspraak nog niet genoeg. Zowel Cor als Mieke hebben een verstandelijke beperking en over het bevriende echtpaar is nauwelijks iets bekend. De jeugdbeschermer stelt voor, dat de ouders een Eigen Kracht-conferentie aanvragen. In eerste instantie wijzen Cor en Mieke en het bevriende echtpaar dit af. Zij vinden het niet nodig. Daarop zegt de jeugdbeschermer, dat een goedgekeurd plan een voorwaarde is om de baby thuis te laten wonen. Daarop komt er een conferentie. De conferentie levert een plan op, waar alle betrokkenen, inclusief de jeugdbeschermer achter kunnen staan. Op basis van dat plan gaat de baby naar huis. De kring bepaalt de kring Welke mensen moeten worden uitgenodigd? En wie bepaalt dat? Wat als bijvoorbeeld de moeder niet wil dat de vader, of de familie van vader worden uitgenodigd? 84 VanMontfoort

87 De coördinator bespreekt met de gezinsleden welke mensen voor een conferentie kunnen worden uitgenodigd. De jeugdbeschermer kan zich bij deze werkwijze concentreren op de voorwaarden waar oplossingen aan moeten voldoen. Als de gezinsleden (nog) argwanend tegenover de jeugdbescherming staan, kan de coördinator de conferentie met hen vanuit een neutrale positie voorbereiden. Als een van de gezinsleden moeite heeft met de aanwezigheid van een bepaalde persoon, dan bespreekt de coördinator wat dit gezinslid nodig heeft om toch samen met die persoon aan de conferentie te kunnen deelnemen. De conferentie is erop gericht om alle perspectieven mee te laten wegen. Stel, dat een moeder het moeilijk vindt om met de vader in één ruimte te zijn. Dan is de vraag aan haar: wat heb je nodig om te kunnen deelnemen aan de conferentie waar vader ook is? Bijvoorbeeld: een vertrouwenspersoon die met de moeder mee gaat. Als het niet lukt om iedereen aanwezig te laten zijn, dan wordt nagegaan hoe de stem van de ontbrekende persoon toch kan klinken. Dat kan bijvoorbeeld doordat deze persoon zijn of haar visie op een video inspreekt, waarop de video boodschap tijdens de conferentie kan worden getoond. Of door deelname via een Skype verbinding. Of doordat een familielid een brief voorleest namens iemand die niet zelf lijfelijk aanwezig kan zijn. Lukt het op geen enkele manier om een belangrijke persoon bij de conferentie te betrekken, dan kan de vraag gesteld worden: wilt u een kopie ontvangen van het plan dat op de conferentie gemaakt wordt? Bij een analyse van een nieuwe melding oppert een van de teamleden de mogelijkheid van een Eigen Kracht-conferentie te onderzoeken. Nee, is de eerste reactie van de jeugdbeschermer die de melding onderzoekt, dat heeft geen zin. Een conferentie is vorig jaar al geprobeerd, maar dat is kennelijk niet gelukt, want anders zou deze nieuwe melding niet gekomen zijn. Het team staat stil bij deze op zich begrijpelijke reactie. Vanuit de visie van SAVE wordt een andere benadering gekozen: een Eigen Krachtconferentie is mogelijk, want in het verleden is dat ook gelukt. Destijds waren er mensen rond het kind die bereid waren deel te nemen en een plan op te stellen. Dat plan heeft een tijdlang gewerkt. Nu is er weer iets gebeurd, waardoor er weer zorgen zijn over de jeugdige. Dus de eerste stap is het opnieuw inschakelen van de kring om de nieuwe situatie te bespreken. Deze reflectie leidde tot een nieuwe Eigen Kracht-conferentie. Daar bleek, dat de kring na de eerste conferentie een aantal malen bijeen was gekomen en dat het plan een tijdlang goed had gewerkt. Door verschillende levensgebeurtenissen was de bewaking van het plan langzaam maar zeker verwaterd. Er werden enkele nieuwe mensen betrokken en er werd een nieuw plan gemaakt. Aanwezigheid van de kinderen De vraag of de kinderen aanwezig zijn bij de conferentie of bij een deel van de conferentie behoeft specifieke aandacht. De Eigen Kracht-coördinator bespreekt dit met de ouders, de kinderen en de andere deelnemers. Voor de aanwezigheid van kinderen pleit dat de conferentie wordt belegd in hun belang. Hun aanwezigheid herinnert de aanwezigen daar expliciet aan. Het helpt de volwassenen om niet hun VanMontfoort 85

88 eigen emoties en belangen centraal te stellen. De bijdrage van de kinderen kan zeer krachtig zijn en kan een stimulans zijn voor de volwassenen om tot een goed en gedragen plan te komen. Anderzijds is niet eenvoudig te voorspellen hoe een conferentie zal verlopen en dus is het onmogelijk negatieve effecten op de kinderen volledig uit te sluiten. Het risico kan worden verminderd door de kinderen tijdens de voorbereiding uit te leggen wat een conferentie is en wat het doel ervan is en aan hen te vragen of ze erbij aanwezig willen zijn. Wat zou hen helpen zich prettig te voelen tijdens de conferentie? Zijn de genomen maatregelen voldoende voor hen om zich prettig/veilig te voelen? Bij een Eigen Kracht-conferentie doet de Eigen Kracht-coördinator dit tijdens de voorbereiding. De coördinator bespreekt dit met de kinderen, de ouders en de jeugdbeschermer, zodat de jeugdbeschermer zo nodig voorwaarden kan stellen met het oog op de veiligheid van het kind. De rol van de jeugdbeschermer bij de Eigen Kracht-conferentie In het eerste gedeelte wordt de situatie besproken en komen de voorwaarden die de jeugdbescherming aan het plan stelt aan de orde. Deze voorwaarden zijn vooraf opgesteld en zijn bekend gemaakt aan de deelnemers, zodat iedereen weet waaraan het plan moet voldoen. In dit gedeelte worden onder leiding van de coördinator afspraken gemaakt over de manier van communiceren, zodat de bijeenkomst voor iedereen veilig verloopt. In het besloten deel maakt de kring zelf het plan. Daarna wordt het plan voorgelegd aan de professionals, waaronder de jeugdbeschermer. Als de jeugdbeschermer het plan goedkeurt, wordt het plan leidend, ook voor de uitvoering van de jeugdbescherming. De jeugdbeschermer heeft met de gezinsleden gewerkt aan een gezamenlijke visie op veiligheid en stelt vervolgens samen met de gedragsdeskundige en de teammanager de voorwaarden vast. In de voorbereiding van een conferentie bespreekt de jeugdbeschermer de voorwaarden met de regiomanager van de Eigen Kracht Centrale. De jeugdbeschermer geeft de voorwaarden vooraf op schrift aan de coördinator. Deze voorwaarden heeft de jeugdbeschermer daarvoor al besproken met de ouders. De ouders kennen dus deze voorwaarden en zijn daar voor de conferentie mee akkoord gegaan. De jeugdbeschermer draagt bij aan een goed verloop van de conferentie door de voorwaarden duidelijk en concreet te formuleren. De coördinator zorgt ervoor, dat de voorwaarden in het eerste gedeelte nogmaals helder en duidelijk worden besproken. Bij voorkeur worden de voorwaarden op een flapover genoteerd of op papier aan alle deelnemers uitgedeeld. De coördinator vertelt aan de aanwezigen, dat deze voorwaarden op zichzelf in de conferentie niet ter discussie staan en dat ze bij het maken van een plan als gegeven moeten worden beschouwd. In het derde gedeelte wordt het plan aan de jeugdbeschermer voorgelegd. In sommige gevallen kan de jeugdbeschermer ter plaatse met het plan instemmen. Dat is echter niet altijd het geval. Het plan kan een kernbeslissing in de jeugdbescherming inhouden, bijvoorbeeld: de jeugdige gaat elders wonen, keert terug naar huis, etc. Een kernbeslissing kan niet door de individuele 86 VanMontfoort

89 jeugdbeschermer genomen worden, maar wordt genomen in overleg tussen de jeugdbeschermer, de gedragsdeskundige en de teammanager. Voorkomen moet worden, dat de jeugdbeschermer onder druk van de situatie instemt met een plan, dat zij of hij bij nader inzien niet goed genoeg vindt. Enerzijds kan dat leiden tot een voor het kind onveilige situatie. Anderzijds kan het leiden tot een terugslag voor het gezin en de hele kring, wanneer de instanties op een later tijdstip hun bevoegdheden gaan inzetten op een manier die tegen het plan ingaat. Daarom moet de jeugdbeschermer de mogelijkheid hebben om niet ter plaatse in te stemmen, maar te zeggen: ik bespreek dit met mijn leidinggevende en zal op [datum] laten weten of we ermee kunnen instemmen, of dat we nog aanvullingen of veranderingen willen. Het kan zijn, dat daarna nog een nieuwe bijeenkomst van de familie nodig is. Als de jeugdbescherming nog niet met het plan kan instemmen, is daarmee niet het hele plan van tafel. Het gaat om nog niet instemmen. Het gaat dus niet om (definitief) afwijzen; het gaat om de vraag wat er nog moet worden veranderd of toegevoegd opdat de jeugdbescherming er dan wel mee kan instemmen. De jeugdbescherming kan vooraf besluiten, dat de jeugdbeschermer en een collega of leidinggevende samen aanwezig zijn bij het derde gedeelte en zo nodig nog even apart overleggen over de vraag of dit plan aan de voorwaarden voldoet. Hieronder wordt een voorbeeld gegeven van een Eigen Kracht-conferentie waarin het lukte om tot een gezamenlijk gedragen plan te komen. Corine was voor de eerste keer zwanger. Ongeveer twee maanden voordat de baby verwacht werd, werd er een Eigen Kracht-conferentie gehouden. Corine gebruikte harddrugs, kampte met psychiatrische problematiek en verdiende haar geld in de prostitutie. Johan, de vader, is in het verleden veroordeeld wegens geweldsdelicten. Corine wilde stoppen met druggebruik, wilde zich laten behandelen voor de psychiatrische klachten en wilde stoppen met de prostitutie. Samen hadden Corine en Johan de babykamer op orde gemaakt en zij bereidden zich voor op een leven met de baby. De volgende mensen vanuit het netwerk deden mee aan de conferentie: - vriendin van Corine - vrienden (man en vrouw) van Corine en Johan - bevriend gezin (man, vrouw en hun twee dochters van 20 en 17 jaar) - de vrouw van een collega van Johan Als professionals namen deel: - de jeugdbeschermer (gezinsvoogdes) en de gedragsdeskundige - onderzoeker Raad voor de Kinderbescherming - medewerker van de GGZ-jeugd - maatschappelijk werkster Ziekenhuis VanMontfoort 87

90 De conferentie startte met de centrale vraag: hoe zorgen we ervoor, dat het goed gaat en blijft gaan met de (nog ongeboren) baby? Aanvullende vraag van Johan: hoe gaat de hulpverlening met ons samenwerken? Aanvullende vraag van Corine: hoe wordt de communicatie tussen netwerk en instanties gecoördineerd? Tijdens het 1 e gedeelte werden de voorwaarden besproken. De voorwaarden waren reeds bekend bij de ouders. Het viel de jeugdbeschermer en de gedragsdeskundige op, dat de leden van het netwerk intensief betrokken waren bij Corine en Johan en dat zij scherp op de veiligheid van de baby letten. De vrienden van de ouders maakten kritische opmerkingen over de veiligheid van het kindje in verband met het druggebruik door Corine. Corine kon dit van haar vrienden goed ontvangen. Ook werd in het 1 e gedeelte gezegd, dat de jeugdbeschermer en de gedragsdeskundige zich tijdens het 3 e gedeelte even zouden terugtrekken om te beraadslagen over het plan. De eerste versie van het plan vonden de jeugdbeschermer en de gedragsdeskundige niet goed genoeg. Vervolgens werd het plan in het gezamenlijke gesprek aangescherpt. Uiteindelijk was er een plan dat door alle aanwezigen werd gesteund. Het plan was uitgebreid en gedetailleerd en omvatte regels over: - kortdurende opname van Corine in de psychiatrie - verblijf van Corine en de baby in het ziekenhuis voor de eerste dagen - een dekkend toezichtschema tijdens en na de kraamperiode - urinecontroles van Corine op druggebruik - E-kracht gaat van start voor het netwerk en de jeugdbeschermer - gezamenlijk gezag van Corine en Johan - opvang van de baby door een vriendin van moeder als moeder terugvalt - behandeling van Johan voor agressieregulatie In dit voorbeeld gaat het om een baby en om ernstige zorgen, bij elkaar een hoog risico. Desondanks is het gelukt om in een Eigen Kracht-conferentie te komen tot een plan dat door iedereen gesteund wordt. De voorbereiding door de coördinator is intensief geweest. De Raad had al in een eerder stadium voorwaarden opgesteld. De jeugdbeschermer heeft deze voorwaarden in overleg met de ouders en de Raad aangescherpt en geactualiseerd. De ouders wilden samenwerken met het netwerk en met de jeugdbescherming en alle leden van het netwerk wilden samenwerking met het oog op de veiligheid van de baby. De jeugdbescherming nam en kreeg de ruimte om zich op het plan te beraden en er konden aanscherpingen gemaakt worden. Soms lukt het niet om tot een plan te komen, waarmee de jeugdbescherming kon instemmen. Hieronder geven we een aantal leerpunten om de kans van slagen te vergroten. Een degelijke voorbereiding bepaalt de succeskans. Zorg ervoor, dat de voorwaarden vooraf duidelijk zijn beschreven, dat de ouders de voorwaarden kennen en ermee instemmen en dat alle deelnemers de voorwaarden kennen. Geef realistische informatie over wat er verwacht wordt van het netwerk en wat er verwacht kan worden van de professionele instanties. Voorkom, dat de instanties denken, dat het netwerk zal zorgen dat er altijd een derde persoon aanwezig is en dat het netwerk ervan uitgaat, dat de instanties hiervoor zullen zorgen. 88 VanMontfoort

91 Bespreek vooraf de mogelijkheid of een pleegouder aanwezig kan zijn bij het besloten gedeelte. Dit met name wanneer de jeugdige bij dit gedeelte aanwezig is en zij de pleegouder als veiligheidspersoon ervaart. Bespreek vooraf of de jeugdige bij het besloten gedeelte aanwezig is en of er veiligheidsrisico s zijn, ook in termen van psychische druk. Vertel vooraf, dat de jeugdbeschermer niet staande de bijeenkomst in het derde gedeelte het plan kan goedkeuren, maar dat de jeugdbeschermer overleg moet kunnen voeren met de gedragsdeskundige en leidinggevende en dat de jeugdbescherming denktijd nodig heeft om zeker te weten, dat het plan solide is en dat er niets over het hoofd gezien is De rol van burgers buiten het bestaande netwerk Betrokken burgers spelen een belangrijke rol in de jeugdbescherming in de vorm van pleegzorg. Daarbuiten is de rol van de burger in de Nederlandse jeugdbescherming in de loop der tijd langzaam maar zeker kleiner geworden. De zeggenschap is geheel verschoven naar professionals die werken namens instanties en daarmee direct of indirect naar de overheid (Van Montfoort, 2012). Daar waren goede argumenten voor, bijvoorbeeld dat goed bedoelde steun verkeerd kan uitpakken en kan leiden tot frustraties aan beide zijden, of dat van een betrokken burger niet verwacht kan worden dat hij de veiligheid van kinderen bewaakt. Vaak wordt aangenomen, dat burgers hier door de individualisering en door de drukte van het gewone leven niet meer toe bereid of in staat zouden zijn. Maar deze en andere beperkingen en bedenkingen nemen niet weg, dat er nog altijd veel mensen zijn die bereid zijn een kind als pleegkind in hun gezin op te nemen en dat er ook mensen zijn die als vrijwilliger willen meedoen in maatjesprojecten, Big Brother, Big Sister en in projecten zoals Begeleide Omgangsregeling (BOR, Humanitas), Homestart en Doorstart. De hernieuwde belangstelling voor de pedagogische civil society past bij de ambitie om de mensen die betrokken zijn op jeugdigen en burgers die bereid zijn zich te verbinden meer verantwoordelijkheid te geven voor oplossingen, zonder de focus op de veiligheid van het kind te verminderen. De jeugdbeschermer kan actief zoeken naar mogelijkheden van (ondersteunde) vrijwilligers naast de bestaande kring rond het kind en naast de mogelijkheden van professionele hulpverlening. Het zoeken naar mogelijkheden om burgers die nog niet tot de kring van mensen rond het kind behoren, kan in iedere fase van de jeugdbescherming nuttig zijn. Bijvoorbeeld in de fase van de voogdij. In de methode voogdij past het om te zoeken naar een contactpersoon voor jeugdigen die niet in een gezin verblijven en naar een burgervoogd die bereid is het gezag op zich te nemen (Montfoort, A.J. van; Braak, J. van den & Hordijk, S. (2010). 4.3 Samenwerken in de keten Eén primair proces in de jeugdbescherming De organisaties van SAVE hanteren in alle onderdelen de basiswerkwijze zoals in dit document is beschreven, met behoud van de wettelijke taken. De gemeenschappelijkheid in het primair proces komt onder meer tot uitdrukking in het werken VanMontfoort 89

92 vanuit dezelfde visie, het hanteren van hetzelfde analysemodel en hetzelfde model voor rapportage. Overal werkt SAVE aanvullend op de eigen kracht van het gezin en het sociale netwerk en op de lokale teams. Wanneer het SAVE-team wordt ingeschakeld door het lokale team, gaat de SAVE medewerker eerst na of kan worden volstaan met advies. De gebiedsgebonden SAVE teams werken voor het werkgebied van een aantal lokale teams. Een team van de Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland werkt voor het werkgebied van een aantal gebiedsgebonden SAVE teams. Het uitgangspunt van SAVE is, dat één melding bij een onderdeel van SAVE volstaat. Het gezin krijgt zoveel mogelijk te maken met dezelfde medewerker(s). Wanneer er een specialist nodig is, dubbelt die in beginsel tijdelijk met de medewerker van het SAVE team Informatie uit het dossier altijd lezen De jeugdbeschermer heeft in vrijwel alle gevallen al informatie over het gezin vóór de kennismaking. Dat is informatie van de melder en informatie uit het dossier. Deze informatie is essentieel voor het gesprek. De jeugdbeschermer gaat nooit blanco kennismaken. De informatie uit de melding en uit het dossier legitimeert de bemoeienis. De jeugdbeschermer komt ongevraagd naar het gezin. Iedereen begrijpt, dat de jeugdbeschermer komt op basis van informatie van anderen. Ook de gezinsleden begrijpen dit. De jeugdbeschermer die tegen de gezinsleden zegt: ik ben blanco, neemt de gezinsleden niet serieus en is onduidelijk over zijn eigen rol en positie. Daarbij komt, dat de informatie uit het dossier essentieel kan zijn om de aanpak vanaf het eerste gesprek te bepalen. Het kan gaan om informatie over de veiligheid van het kind, de veiligheid van de jeugdbeschermer of de veiligheid van anderen. Blanco starten is bovendien onprofessioneel ten opzichte van collega s die met het gezin werken of gewerkt hebben. De jeugdbeschermer gebruikt de informatie van anderen functioneel door direct aan het begin van het gesprek te zeggen hoe het komt dat de jeugdbeschermer met het gezin wil praten. Bijvoorbeeld op de volgende wijze. De politie heeft een melding gedaan bij het AMK. Ik heb de opdracht gekregen de melding te onderzoeken. Daarom wil ik graag met u praten over de kinderen. Het SAVE team heeft de Raad gevraagd een onderzoek te doen. Als het goed is, heeft de SAVE-medewerker u dat verteld. Binnen de Raad heb ik als raadsonderzoeker de opdracht gekregen het onderzoek te doen. Ik doe dat onder leiding van mijn teammanager. Om te beginnen wil ik graag met u praten over de kinderen. Over de informatie die de jeugdbeschermer al heeft, kan de jeugdbeschermer zeggen: Van de melder heb ik al veel gehoord/in het dossier heb ik al veel gelezen over u en uw kinderen. Maar ik wil graag van u horen hoe u de situatie ziet. En ik wil graag van ieder gezinslid het eigen verhaal horen. Dat hoeft niet allemaal in één keer, maar wie van u wil er een begin maken? Vaak is het goed om eerst kort te vertellen welke informatie de jeugdbeschermer heeft. Anders moeten de gezinsleden er naar raden en dat belemmert de start van de samenwerking. Het kan 90 VanMontfoort

93 ook zijn, dat er zodanig ernstige informatie is, dat de jeugdbeschermer dit niet van het verloop van het gesprek wil laten afhangen. Het kan gebeuren, dat de gezinsleden in het eerste gesprek blijven steken in het bestrijden van de informatie van de melder en van anderen en in hun verontwaardiging over hoe ze zijn behandeld door de school, artsen, de politie, enzovoorts. Dan zegt de jeugdbeschermer: Ik begrijp, dat u het niet met alles wat er tot nu toe is gebeurd eens bent. Het is goed, dat u mij dit vertelt. De volgende keer wil ik graag met u praten over hoe u zelf de situatie van uw kind ziet. Dat hoeft niet allemaal vandaag. De volgende keer neem ik een groot vel papier mee en dan schrijven we op hoe u het ziet, in uw eigen woorden. We nemen daar voldoende tijd voor, want uw ideeën zijn belangrijk in het geheel. Blijven ouders daarna ontkennen dat er een probleem is met de kinderen, maar blijven de gemelde zorgen bij de jeugdbescherming bestaan, dan kan de jeugdbeschermer soms een oeverloze welles-nietes discussie omzeilen door het probleem niet langer te formuleren als wat is exact gebeurd en wie heeft dat gedaan? maar als hoe zorgen we dat het kind in de toekomst veilig is ten aanzien van de gemelde zorgen en hoe zorgen we tegelijk dat de ouder(s) beschermd worden tegen nieuwe beschuldigingen?. Op deze manier laat de jeugdbeschermer de ontkenningsdiscussie links liggen. Deze resoluut oplossingsgerichte aanpak van Turnell & Essex (2008) is een verschuiving van al het mogelijke in het werk stellen om een bekentenis los te krijgen over wat iemand heeft misdaan naar al het mogelijke doen wat je kunt bedenken om het gezin te helpen toekomstige veiligheid op te bouwen en aan te tonen Zorgaanbieders en veiligheid jeugdige Naast de jeugdbescherming wordt in veel gevallen een vorm van begeleiding of behandeling geboden aan een gezinslid of aan het hele gezin door een zorgaanbieder. Zorgaanbieder maakt (veiligheids)plan met de familie De jeugdbescherming kan in afstemming met het lokale team - een zorgaanbieder vragen om samen met het gezin een (veiligheids)plan te maken. Dit is met name een goede mogelijkheid, wanneer het maken van een plan een intensief proces vergt, of wanneer de gezinsleden een duidelijke voorkeur hebben voor het maken van een plan met een zorgaanbieder in plaats van met de jeugdbeschermer. In deze situatie blijft de jeugdbeschermer verantwoordelijk voor de voorwaarden waaraan het plan moet voldoen. De zorgaanbieder werkt met het gezin en de familie aan veiligheid, maar de jeugdbescherming blijft verantwoordelijk voor de voorwaarden en moet het plan goedkeuren. De zorgaanbieder voert in dit geval geen gewone module uit. Het kan niet, dat de jeugdbescherming of het lokale team indiceert voor een module veiligheidsplan of een module signs of safety en er dan vanuit gaat, dat alle verantwoordelijkheid bij de zorgaanbieder ligt. De zorgaanbieder is evenzeer gericht op veiligheid als de jeugdbeschermer, maar de juridische verantwoordelijkheid blijft bij de instantie van de jeugdbescherming, die daarvoor ook beschikt over specifieke bevoegdheden. Daarom is regelmatig tijdens de uitvoering van het zorgaanbod overleg nodig van de zorgaanbieder, de jeugdbeschermer en het gezin. VanMontfoort 91

94 Professionele zorg is niet altijd een voorwaarde Regelmatig stelt de jeugdbeschermer als voorwaarde, dat professionele zorg wordt ingeschakeld. Dit kan zijn een behandeling voor de jeugdige, of voor de ouders, of voor het gezin als geheel. In de werkwijze van SAVE is dit geen automatisme. Voorop staat de veiligheid en de ontwikkeling van de jeugdige in het dagelijks leven. Het in gang zetten van een vorm van professionele zorg leidt niet vanzelf tot de beoogde veiligheid. Immers: Ten eerste zegt het aanvaarden van een professionele behandeling weinig of niets over de veiligheid van het kind in de dagelijkse opvoedingssituatie. Wat zegt het, dat de ouder zichzelf heeft aangemeld bij de verslavingszorg of bij de GGZ voor een behandeling? Wat weten we daarmee over de vraag of het kind thuis veilig is? Bij hulpvormen waar een hulpverlener regelmatig in het gezin komt, zeggen we, dat deze hulpverlener de situatie in de gaten kan houden. Maar wat zegt het als een hulpverlener eenmaal per week op een vooraf aangekondigd tijdstip in het gezin komt? Ten tweede zijn de veranderingen die worden bereikt door de professionele hulp en behandeling in grote lijnen vaak wel positief, maar beperkt van omvang. Een groot deel van de problemen die worden vastgesteld door de jeugdbescherming is chronisch. Een verstandelijke beperking verdwijnt niet met een behandeling. Ook veel psychiatrische en psychische problemen van gezinsleden zijn chronisch. In de praktijk geldt dat evenzeer voor de sociale en sociaal-economische problemen. Armoede, schulden, werkloosheid en slechte huisvesting verdwijnen niet (snel) door de komst van een behandelaar. Ten derde zijn dit oplossingen van de jeugdbeschermer en niet van het gezin zelf. Dat strookt niet met het oplossingsgerichte uitgangspunt van SAVE, dat gezin en netwerk de ruimte krijgen zelf hun oplossingen te kiezen voor de problemen, binnen de door de jeugdbescherming vastgestelde voorwaarden. Een bepaalde vorm van behandeling kan theoretisch gezien effectief zijn, maar niet aansluiten bij de betrokkene en heeft dan weinig kans van slagen. Bovendien telt de ervaring die de gezinsleden hebben met professionele hulpverleners een rol. Sommige gezinnen hebben over een periode van vele jaren meer dan twintig programma s en instanties gehad. Het komt voor, dat de gezinsleden de ervaring hebben, dat al die hulpverleners per saldo een extra belasting betekenen en geen oplossingen bieden waar het gezin mee verder komt. Op een bepaald moment zeggen deze gezinsleden: genoeg professionals gehad. We doen het niet meer. Dat zegt uiteraard iets over het gezin, maar daarmee wordt het inzetten van weer nieuwe programma s niet effectiever voor de opvoedingssituatie van het kind. De jeugdbeschermer staat voor de vraag of een opvoedingssituatie zodanig is, dat het kind ernstig wordt bedreigd. Voor zover dat het geval is, stelt de jeugdbeschermer voorwaarden op waaraan de opvoedingssituatie moet gaan voldoen. In SAVE richt de jeugdbeschermer zich daarbij in de eerste plaats op veranderingen in de dagelijkse leef- en opvoedingssituatie van het kind. Die wordt gemaakt door alle mensen rond het kind en pas in de tweede plaats door behandeling van de jeugdige of de opvoeders. 92 VanMontfoort

95 De bijdrage van de professionele hulpverlening blijft daarmee belangrijk. Gerichte behandeling van een ouder, de jeugdige of het gezin kan een onderdeel zijn van het plan om de opvoedingssituatie te verbeteren. Wanneer de gezinsleden zelf hulp en behandeling willen, is dat een positief signaal. Ook de familie kan voorstellen doen voor professionele hulpverlening. In het kader van de jeugdreclassering kan behandeling van de jeugdige door een professionele instantie als voorwaarde zijn opgelegd. De jeugdbeschermer heeft dan de taak om erop toe te zien, dat deze behandeling ook daadwerkelijk gevolgd wordt. 4.4 Hoe kan de jeugdbeschermer bij de feiten blijven? Richtlijnen voor feitelijk rapporteren In paragraaf is beschreven hoe het Vier Vensters model de focus richt op de feiten. Als richtlijnen worden daar genoemd: Blijf zo dicht mogelijk bij je eigen waarneming, dat is sterker dan horen zeggen Herhaalde waarneming is sterker dan eenmalige waarneming Waarneming door verschillende mensen is sterker dan waarneming door één persoon Recente waarnemingen zijn sterker dan die van lang geleden Hoe concreter, hoe beter Hoe zichtbaarder, hoe beter Een definitieve strafrechtelijke veroordeling telt als bewijs en kan dus gebruikt worden als feit Een medisch feitenonderzoek telt als bewijs en kan dus gebruikt worden als feit Accepteer, dat niet alles zeker is De jeugdbeschermer komt in de praktijk in de verleiding om verder te gaan dan de kale feiten door er zelf interpretaties en conclusies aan te verbinden of door mee te gaan met interpretaties en conclusies van anderen. Een meisje van 14 jaar vertelt tegen een leerkracht op school, dat zij thuis door de vriend van haar moeder is verkracht. De school belt hierop de jeugdbescherming (AMK). Later op de dag spreekt de jeugdbeschermer met het meisje, waarbij het meisje opnieuw vertelt, dat zij thuis door de vriend van moeder is verkracht. Op dat moment is het feit, waarmee de jeugdbeschermer werkt: het meisje heeft vandaag op school tegen een leerkracht en later tegen de jeugdbeschermer verteld, dat zij thuis door de vriend van moeder is verkracht. Punt. Iedere duiding of conclusie die de jeugdbeschermer hieraan toevoegt, verzwakt de positie van de jeugdbeschermer, omdat het niet op feiten is gebaseerd. Bijvoorbeeld de uitspraak: er is sprake van seksueel misbruik. Dit wekt de suggestie, dat hetgeen het meisje vertelt werkelijk is gebeurd, in een stadium dat de jeugdbeschermer hierover nog geen conclusie kan trekken. Bovendien is seksueel misbruik vager dan wat het meisje zegt. Ook wanneer de jeugdbeschermer opschrijft: melding vanwege een vermoeden van seksueel misbruik is dit vager dan wat het meisje zegt en dus verder weg van de feiten dan nodig is. Soms gebruikt de jeugdbeschermer een vage omschrijving uit vrees voor een klacht of kritiek. Bijvoorbeeld: VanMontfoort 93

96 Een jeugdbeschermer schreef in een rapport: in het gezin is sprake van seksueel misbruik. Haar gedragsdeskundige vroeg: wat bedoel je daar mee? Jeugdbeschermer: de moeder beschuldigt de vader ervan, dat hij hun dochter onzedelijk betast. Gedragsdeskundige: wat bedoelt zij met onzedelijk betasten? Jeugdbeschermer: dat weet ik niet; dit is alles wat ze heeft gezegd. Ik heb het meer algemeen omschreven, omdat ik weet, dat er al snel een klacht tegen mij of tegen onze instelling wordt ingediend als ik iets te stellig opschrijf. De angst voor een klacht is begrijpelijk, maar is geen goede reden om van een feitelijke omschrijving te verschuiven naar meer algemene bewoordingen. In tegendeel: door zo dicht mogelijk te blijven bij wat er letterlijk gezegd is, of wat de jeugdbeschermer zelf heeft waargenomen, daalt de kans op een klacht. Herhaalde waarneming is noodzakelijk bij minder duidelijke zorgen, bijvoorbeeld verwaarlozing. Als het één keer een rommel in huis is, of als de kinderen (te) jong één keer allen gelaten worden, zegt dat nog weinig. Als op verschillende tijdstippen dezelfde zorgen worden gezien door de jeugdbeschermer, wordt de situatie daardoor duidelijker en beter onderbouwd. Het beste kan de jeugdbeschermer dan de verschillende waarnemingen met datum en tijd onder elkaar opschrijven. Dat is concreter en dus sterker dan schrijven: bij herhaling heb ik geconstateerd, dat. In sommige gevallen is er een definitieve veroordeling van een betrokkene door de strafrechter. Dit betekent, dat de strafrechter bewezen heeft verklaard, dat de betrokkene een bepaald feit heeft gepleegd en verantwoordelijk is voor dat feit. Als er een dergelijke uitspraak is, neemt de jeugdbeschermer dit voor waar aan. Ook als de betrokkene zegt, dat er sprake is van een gerechtelijke dwaling. Weliswaar is een strafrechtelijke veroordeling geen wiskundig bewijs gerechtelijke dwalingen komen daadwerkelijk voor maar de kracht van strafrechtelijk bewijs is zo sterk, dat de jeugdbeschermer dit als feit mag aannemen. Dit geldt ook voor een duidelijke medische verklaring, tenzij die door andere even sterke medische verklaringen weer wordt tegengesproken Gebruik duidelijke taal De taal van de jeugdbeschermer moet voor alle betrokkenen duidelijk zijn. De uitdaging is het maken van plannen, verslagen en rapporten die zowel voor de gezinsleden en de mensen in het netwerk als voor de ketenpartners bijvoorbeeld de rechter goed begrijpelijk zijn. In deze paragraaf worden enkele richtlijnen gegeven: Verduidelijken is beter dan verbloemen Vermeld altijd de bron van de informatie Gebruik geen signaalwoorden Vermijd vage taal Wees terughoudend met vaktermen en diagnoses Verduidelijken is beter dan verbloemen De jeugdbeschermer kan in de verleiding komen om uitspraken te verzachten en een slag om de arm te houden. Weinig is zeker en over een harde uitspraak kan later weer strijd ontstaan. 94 VanMontfoort

97 Toch is het inkleden of verbloemen van een boodschap in het algemeen geen effectieve strategie. Ofwel de boodschap is zo goed verborgen, dat het zijn effect mist, ofwel de boodschap werkt door op een voor de gezinsleden ongrijpbare manier en dat roept meer strijd op dan nodig is. Als je de neiging hebt om een uitspraak te verzachten of onduidelijk te maken, denk dan nog een keer na over de vraag wat je precies wilt zeggen. Waarschijnlijk is het probleem niet hoe schrijf ik het op?, maar: wat is precies het feit en wat is mijn conclusie of interpretatie? Vermeld altijd de bron van de informatie Op het eerste gezicht is het onderstaande zinnetje duidelijk: Het gaat niet goed met het kind. Er ontbreekt echter iets, te weten de bron. Daarom is het beter om te schrijven: Ik denk, dat het niet goed gaat met het kind Of: De school is van mening, dat het niet goed gaat met het kind In het geval de bron weer verwijst naar een andere bron, is het verhelderend om ook dat te vermelden. De jeugdbeschermer heeft opgeschreven: Vader kampt met psychiatrische problematiek. Begeleider: Hoe weten we dat? Jeugdbeschermer: Dat staat in het Raadsrapport Begeleider: Hoe wist de Raad het? Jeugdbeschermer: De Raad citeert een onderzoek van een GGZ instelling. Begeleider: Hoe lang geleden is dat onderzoek uitgevoerd? Jeugdbeschermer (na enig zoeken): Dat is nu 4 jaar geleden. De informatie over de bron geeft in dit voorbeeld een andere lading aan de zin vader kampt met psychiatrische problematiek. Deze vader ontkende, dat hij een psychiatrisch ziektebeeld had. De jeugdbeschermer was ongerust over de veiligheid van het kind als deze vader alleen met het kind was. Bij verder vragen bleek, dat de ongerustheid van de jeugdbeschermer werd gevoed door recente waarnemingen van de jeugdbeschermer zelf. Bij elkaar genomen maakten die waarnemingen, dat de jeugdbeschermer de oude informatie nog altijd relevant achtte. Na het gesprek met de begeleider besloot de jeugdbeschermer dit met de vader te bespreken en hem te vragen stappen te ondernemen om deze ongerustheid weg te nemen. Gebruik geen signaalwoorden Vergelijk de twee zinnetjes: Het gaat eigenlijk niet goed met het kind. Het gaat niet goed met het kind. VanMontfoort 95

98 De toevoeging van het woord eigenlijk verzwakt de uitspraak. Eigenlijk is een signaalwoord. Het voegt geen informatie toe aan de inhoud van de uitspraak. Het zegt iets over de schrijver; de schrijver is kennelijk niet helemaal zeker over de bewering. Door het toevoegen van een signaalwoord houdt de schrijver een slag om de arm. Wat de achtergrond daarvan is, blijkt niet uit de bewering. De vuistregel is, dat signaalwoorden beter kunnen worden geschrapt. Als de jeugdbeschermer een signaalwoord wil opschrijven, of bij nalezing ontdekt, dat ze ongemerkt signaalwoorden heeft opgeschreven, dan is het beter dat de jeugdbeschermer nadenkt over de vraag wat zij hier precies wil zeggen. Welke achterliggende zorg is er? Wat maakt, dat het moeilijk is om dit als een feit te beschrijven? Vermijd vage taal Moeder geeft aan, dat ze soms moeite heeft met het opvoeden van haar dochters. Er is sprake van psychiatrische problematiek bij moeder. Moeder is bekend met depressie. Wat is de functie van de uitdrukking moeder geeft aan? Als moeder dit gezegd heeft, is het sterker om te schrijven: moeder zegt. De signaalfunctie van geeft aan is: de schrijver legt de verantwoordelijkheid voor de uitspraak bij moeder, maar als moeder later ontkent dat ze dit gezegd heeft, kan de jeugdbeschermer zich terugtrekken op de stelling: je hebt het misschien niet letterlijk zo gezegd, maar je hebt in het gesprek wel aangegeven De uitdrukking geeft aan in plaats van zegt maakt de uitspraak vaag. De term er is sprake van verduistert de bron van de bewering, dat moeder een psychiatrische problematiek heeft. Beter is het te schrijven: Dokter Y zegt, dat Of: In het rapport van instelling Z van datum xx staat, dat moeder kampt met.. Bedenk, dat er altijd een bron is. Als het een conclusie is van de jeugdbeschermer zelf, dan is het beter om op te schrijven wat de moeder doet in het contact, zonder daaraan een kwalificatie te verbinden. De uitdrukking is bekend met in combinatie met een ziekte wordt in de medische wereld wel gebruikt, maar onduidelijk is of de vrouw daadwerkelijk lijdt aan een depressie, er in het verleden aan geleden heeft en als dat het geval is, wie dit heeft vastgesteld. Woorden als wel wat, een beetje, soms en nu en dan hebben dezelfde werking: ze maken de bewering vaag en geven het signaal, dat de schrijver het niet precies weet. Het effect van deze taal is, dat er een vage, brede zorg ontstaat waarvan niet scherp is wie zich zorgen maakt en op welke waarneembare gebeurtenissen of omstandigheden de zorgen zijn gebaseerd. Scherpte in het woordgebruik dwingt de jeugdbeschermer tot nadenken over de vraag door welke oorzaak het moeilijk is om duidelijke taal te gebruiken. De informatie die de jeugdbeschermer krijgt is voor een belangrijk deel onzeker, onvolledig en eenzijdig. Als reactie daarop is het verleidelijk om woorden toe te voegen zoals eigenlijk, in beginsel of in principe en om anderszins voorbehouden te maken. 96 VanMontfoort

99 Na de zomervakantie lijkt het wat rustiger geworden. De kinderen zijn niet echt vies, maar zien er ook niet echt heel verzorgd uit. De huisarts kan zich voorstellen, dat mevrouw X af en toe onmachtig is in de opvoeding van de kinderen. De persoon die deze zinnen schreef, was kennelijk onzeker over de beweringen. In de eerste zin geeft het werkwoord lijken het signaal: er zijn aanwijzingen dat het rustiger geworden is, maar de schrijver weet het niet zeker. In de tweede zin vermijdt de schrijver een uitspraak door twee extremen te noemen en die beide te ontkennen. Het is niet goed en het is niet slecht. De woorden echt en heel verzwakken de uitspraak nog verder. Immers, iemand die er niet echt heel verzorgd uitziet, kan die er nog wel verzorgd uitzien? De derde zin wekt de suggestie, dat de huisarts van mening is, dat moeder onmachtig is om deze kinderen op te voeden. Maar de huisarts heeft dat niet zo duidelijk gezegd, of de jeugdbeschermer heeft een andere reden om het in zwakkere vorm op te schrijven. De uitspraak is zodanig verzwakt, dat er letterlijk genomen iets staat dat voor iedere opvoeder geldt. Iedereen kan zich voorstellen, dat een ouder af en toe onmachtig is in de opvoeding van de kinderen. Het is dus letterlijk genomen een loze zin. Maar door de zin op te nemen, suggereert de schrijver, dat de huisarts van mening is, dat moeder geen goede opvoeder is, zonder dat dit concreet gemaakt wordt. Gebruik lijken alleen als het over dode mensen gaat. Wees terughoudend met vaktermen en diagnoses Jeugdbeschermers gebruiken regelmatig diagnoses en vaktermen, zoals: Moeder heeft borderline problematiek Er is sprake van huiselijk geweld Er speelt kindermishandeling Beide kinderen kampen met loyaliteit Er is ernstige hechtingsproblematiek Dergelijke termen gebruikt de jeugdbeschermer alleen in zeer specifieke situaties. Daarvoor zijn verschillende redenen. Ten eerste is de jeugdbeschermer geen diagnosticus. Het is niet de taak van de jeugdbeschermer om hechtingsproblematiek vast te stellen of een psychiatrische diagnose te stellen. Ten tweede zijn dit containerbegrippen. Kindermishandeling en huiselijk geweld zijn geleidelijk aan zo ver verbreed, dat er altijd meer concrete omschrijvingen nodig zijn om te bepalen wat er aan de hand is en om beslissingen te kunnen nemen. Ten derde is van sommige veelgebruikte begrippen niet duidelijk waar ze precies naar verwijzen. Het begrip loyaliteit klinkt als een vakterm, maar is in de wetenschappelijke literatuur omstreden. De woorden hechting en hechtingsproblematiek worden in verschillende betekenissen gebruikt. VanMontfoort 97

100 Hechtingsstoornis is een officiële diagnose, die uitsluitend gebruikt mag worden als een gekwalificeerde diagnosticus dit heeft vastgesteld. De jeugdbeschermer is gericht op feiten en is terughoudend met het vertalen van die feiten in een algemeen psychologisch begrip. Voordat een psychologische vakterm wordt gebruikt, vraagt de jeugdbeschermer zich af: op welke waarnemingen en van wie is deze conclusie gebaseerd? Welke feitelijke informatie over de details gaat er verloren door de vakterm te gebruiken in plaats van de beschrijving van wat er is gebeurd? Wat is de winst van het gebruiken van de term, zowel in de werkrelatie met de gezinsleden als voor het bepalen van de volgende stap in de casus? Tenslotte een voorbeeld waarin er is in het gezin sprake van huiselijk geweld opnieuw is geformuleerd als volgt: De vader en de moeder hebben gemiddeld één keer per week ruzie, waarbij ze tegen elkaar schreeuwen en waarbij ze elkaar slaan. Daarbij verwondt de vader soms de moeder. De zoon van 15 jaar is er soms bij en dan springt hij er tussen. Zorgpunten: - M. (de zoon) kan gewond raken tijdens een ruzie tussen zijn vader en zijn moeder - M. kan zijn vader verwonden tijdens een ruzie Onderzoek je eigen denkfouten Iedereen maakt denkfouten (Weusten, 2013; Kahnemann, 2011). De jeugdbeschermer probeert denkfouten zoveel mogelijk te vermijden, maar dat is niet voldoende. Het is nodig om je voortdurend af te vragen welke denkfouten je misschien toch nog maakt. Gekleurde informatie (framing) Iedereen die een boodschap wil overbrengen maakt een verhaal dat zo goed mogelijk past bij de boodschap. Ook een eerlijk verhaal is gekleurd. De kleur van het verhaal ontstaat door de selectie van wat wel en wat niet verteld wordt, door nadruk te leggen op bepaalde onderdelen van het verhaal en door de verklaringen voor gebeurtenissen. Bijvoorbeeld: de vader kadert zijn volhardende pogingen om een contactregeling met zijn kind te krijgen geheel als logisch gevolg van een vader die zijn kind mist en een kind die zijn vader mist. De moeder kadert de pogingen van de vader echter als een teken, dat hij haar leven probeert te dwarsbomen. Interesse voor het kind toonde hij tijdens het huwelijk nauwelijks, zegt ze. Door dergelijke verschillen in het kader leidt het verhaal van de ene ouder soms tot een totaal ander beeld dan het verhaal van de andere ouder, ook als geen van beiden liegt.de jeugdbeschermer die zich van dit mechanisme bewust is wil eerst alle perspectieven kennen en gaat pas daarna wegen. De gezinsleden, melders en andere betrokken kaderen de informatie en de jeugdbeschermer is daarop geen uitzondering. Professionals die weten, dat een gezin eerder gemeld is wegens huiselijk geweld plaatsen nieuwe informatie over dat gezin vaker in het kader van huiselijk geweld dan professionals die niet op de hoogte zijn van de oude melding. Als de eerste indruk van de jeugdbeschermer is, dat deze ouders zich niet altijd aan gemaakte afspraken houden, dan loopt de jeugdbeschermer het risico meer dan gemiddeld te gaan letten op gebeurtenissen die dat beeld ondersteunen. 98 VanMontfoort

101 Reduceren van onzekerheid Bij een verdenking op een ernstige vorm van kindermishandeling - bijvoorbeeld lichamelijk geweld tegen een baby, of verkrachting van een jeugdige is het nauwelijks te verdragen, dat we de waarheid niet kunnen vaststellen. In een dergelijke situatie kan ons brein meer bewijs gaan zien voor één van de twee mogelijke posities, zodat we op een goed moment volstrekt overtuigd raken en zeker gaan weten: deze vader is onschuldig of het tegenovergestelde: deze vader heeft zijn baby lichamelijk mishandeld. De werkwijze van SAVE houdt in, dat de jeugdbeschermer zich bewust is van dit mechanisme en dat zij anderen uitnodigt om de tegenovergestelde positie te verdedigen. Als hulpmiddel kan een vorm van tegenspraak worden georganiseerd in het team, bijvoorbeeld door wisselende teamleden de rol van advocaat van de duivel te laten spelen. 4.5 Het werken met schaalvragen De Schaalvraag in de oplossingsgerichte therapie De schaalvraag is een populair hulpmiddel uit de oplossingsgerichte therapie. De vraag met welk cijfer van 0 tot 10 iemand een bestaande situatie waardeert, helpt het gesprek over hoeveel verbetering er mogelijk is en over wat er nodig is om tot een voldoende te komen. De schaalvraag geeft een persoonlijk, subjectief cijfer op een bepaald moment. Het is geen rapportcijfer, omdat het niet gebaseerd is op een vaste normering en omdat het ook niet vaststaat. De functie van de schaalvraag in oplossingsgerichte therapie is: de cliënt helpen om verbetering te gaan ervaren. Het gaat om het cijfer, dat de cliënt geeft; de therapeut geeft zelf geen cijfer, hij stelt zich oordeelsvrij op. Het maakt niet uit welk cijfer de cliënt in eerste instantie geeft. Als de cliënt een 1 geeft, kan de therapeut nog de vraag stellen wat maakt, dat het geen 0 is. Bij een zeer laag cijfer zal de therapeut dit vanzelfsprekend inleiden, bijvoorbeeld met: dat is een laag cijfer. Het is duidelijk, dat u vindt, dat het niet goed gaat. Toch is er tenminste nog iets, hoe klein ook, dat wel goed gaat. U geeft het geen 0. Kunt u zeggen wat er ondanks alles nog goed gaat? Een andere mogelijkheid is, dat de therapeut vraagt: zijn er tijden geweest, waarin u een hoger cijfer gaf voor uw situatie? En: wat was het hoogste cijfer, dat u ooit heeft gegeven voor uw situatie? De vervolgvraag hierbij is: wat was er toen anders dan nu? Of, bij een cliënt die het niet meer ziet zitten en bijvoorbeeld een 3 scoort: zijn er tijden geweest dat u op een nog groter dieptepunt beland was, dat misschien wel een 1 of een 2 zou hebben gegeven? Nadat de cliënt die situatie beschreven heeft vraagt de therapeut naar eerder succes: hoe is het u gelukt om van die 1 naar een 3 te komen?. Het belangrijkste element van de schaalvraag is het zoeken naar mogelijkheden waarmee de cliënt tot een hoger cijfer kan komen: u geeft de relatie met uw zoon op dit moment een 4. Wat zou er moeten veranderen om de 4 te veranderen in een 5? Of eerst in een 4,5? VanMontfoort 99

102 De therapeut in oplossingsgericht werken accepteert per definitie de waardering die de cliënt geeft en neemt die waardering als uitgangspunt om van daaruit te gaan onderzoeken hoe de cliënt tot verbetering kan komen. De schaalvraag in de jeugdbescherming De schaalvraag kan op de oorspronkelijke manier gebruikt worden in de jeugdbescherming als hulpmiddel om te komen tot verandering. De jeugdbeschermer gebruikt de schaalvraag dan in gesprekken met de gezinsleden zonder zelf een cijfer te geven en zonder dat de cijfers een rol spelen bij de weging en de kernbeslissingen. De schaalvraag kan gebruikt worden om veranderingen die reeds bereikt zijn uit te vergroten en de nog gewenste veranderingen in het gezin concreet te maken. Jeugdbeschermer: OK, je geeft de situatie nu een 6-. De vorige keer was het een 5. Wat is er gebeurd waardoor de situatie is verbeterd? Hoe heb je dat voor elkaar gekregen? Moeder: Ja, ik weet het niet, eh, er is gewoon ietsje minder ruzie, maar het is nog steeds niet goed, hoor, ik zeg een 6 min, hè, het is echt nog wel met die min. Jeugdbeschermer: Er is iets minder ruzie. Noem één ding, hoe klein dan ook, wat jij gedaan hebt wat daaraan misschien heeft bijgedragen. Moeder: Nou niet zo veel. Ja, ik probeer wel hem meer met rust te laten, omdat ze zeggen: je zit te veel bovenop hem, maar ik moet wel, want als je hem zijn gang laat gaan, loopt het vaak toch helemaal uit de hand, zoals gisteren, toen moest ik toch wel weer.. Jeugdbescherming: OK, wacht even, je gaat zo snel. Je laat hem meer met rust. Moeder: probeer ik, hè, ik probeer het. Jeugdbeschermer: Goed, heel goed, dat je het probeert. En soms lukt het. En dat helpt. Dan is er iets minder ruzie. Ik begrijp, dat het niet gemakkelijk is om te weten wanneer je je kind even zijn gang kan laten gaan en wanneer je echt moet optreden. Maar, eh, hoe doe jij dat, je kind dan met rust laten? Ik wil het graag heel precies begrijpen. Moeder: nou, tja, bijvoorbeeld toen hij zijn tanden niet wilde poetsen. Toen heb ik hem maar even gelaten en toen deed hij het even later toch. Jeugdbeschermer: Ah, ik begrijp het. Wat goed dat je even hebt afgewacht. Wat zou je voorheen hebben gedaan in zo n situatie? Moeder: Nou, dan had ik hem op schoot in de houdgreep genomen en dat was het brullen en krijsen geworden! Jeugdbeschermer: Prachtig, dat heb je jullie beiden bespaard en je doel heb je bereikt, namelijk dat hij zijn tanden heeft gepoetst! 100 VanMontfoort

103 De schaalvraag kan tevens gebruikt worden om iemand te helpen na te denken over het perspectief van een andere betrokkene. Jeugdbeschermer: OK, je geeft de situatie met je zoon op dit moment een 6-. Wat zou je zoon zeggen als je aan hem zou vragen welk cijfer hij op dit moment geeft? Moeder: Weet ik veel! Vraag het hem zelf. Jeugdbeschermer: Ja, ik vraag het ook aan hem zelf. Jij kunt het ook aan hem vragen. Maar ik ben ook benieuwd wat jij denkt. Natuurlijk weet je niet zeker welk cijfer hij zou geven, maar als je erover nadenkt, welk cijfer voorspel je? Moeder: Al sla je me dood, ik heb geen idee. Wel hoger dan eerst, natuurlijk, wat wil je, hij heeft minder last van z n moeder op z n nek, ja. Jeugdbeschermer: Hoger dan eerst. Ja. Je laat meer ruimte voor je zoon en er is iets minder ruzie. Jouw cijfer is gestegen van een 5 naar een 6- en als je je verplaatst in je zoon, denk je dat het ook voor hem verbeterd is. Goed gedaan. Op dezelfde manier kan de schaalvraag dienen om te weten waar vanaf dit moment aan gewerkt moet worden. Jeugdbeschermer: Een 6- is beter dan een 5. Wat moet er veranderen om de situatie voor jou een 7 te laten worden? Moeder: Jij bent gek. Een zeven. Ken je mijn zoon? Elke keer gaat het weer mis. Ik ben altijd op het ergste voorbereid, zoals Jeugdbeschermer: Nou, dan een zes, zonder de min. Moeder: Dat is al heel wat. Jeugdbeschermer: Wat zou er moeten veranderen om de situatie voor jou een zes te laten worden zonder min? Moeder: Jezus, je blijft aan de gang. Weet ik veel. Jeugdbeschermer: Je weet meer dan je denkt. Stilte Moeder: Als hij geen gekke dingen meer doet. In het vervolg van het gesprek werkt de jeugdbeschermer met moeder samen uit over welke dingen zij zich het meest zorgen maakt en wat de eerste kleine stap is die zij zelf kan zetten om te bevorderen, dat dit gedrag van haar zoon minder voorkomt en waarbij de ruzies nog verder afnemen of in ieder geval niet opnieuw toenemen. Schaalvragen stellen is een kunst die regelmatige oefening vraagt van de jeugdbeschermer. Uit de opmerking van moeder in bovenstaand voorbeeld ( jezus, je blijft aan de gang ), blijkt al dat VanMontfoort 101

104 schaalvragen onnatuurlijk in het gesprek kunnen aanvoelen, waardoor de vragensteller een zekere vasthoudendheid aan de dag moet leggen om de vraagtechniek ten volle te benutten. Een inleiding in de vorm van ik ga u vaker een wat typische vraag stellen, namelijk om een cijfer te geven op een schaal van 0 tot 10. Dat kan in het begin misschien wat vreemd overkomen, maar gaandeweg merkt u wat het oplevert. Is dat goed?. Als mensen veel weerstand hebben tegen het geven van een cijfer, is het nuttig om wat bredere uitleg te geven. Bijvoorbeeld dat het slechts momentopnames zijn, dat het verbetering inzichtelijk kan maken en dat u de ander nooit op een cijfer zult vastpinnen en het geen rapportcijfer is. Een bekende valkuil voor de vragensteller is om genoegen te nemen met een algemene duiding in plaats van met een cijfer ( dan geef ik niet zo hoog, nee ). Het aangeven van een klein stapje in de goede richting wordt dan minder concreet en de vraagtechniek boet dan in aan effectiviteit. De schaalvraag en de weging Turnell & Edwards (1999) introduceren de schaalvraag in de jeugdbescherming als middel om de oordeelsvorming of weging expliciet te maken. De jeugdbeschermer vraagt de gezinsleden welk cijfer zij geven voor de veiligheid van het kind bij hen thuis op dit moment. Vervolgens geeft de jeugdbeschermer zelf ook een cijfer. Als de ouder bijvoorbeeld een 8 geeft en de jeugdbeschermer een 4, dan richt de jeugdbeschermer het gesprek op het uitwerken van deze verschillen. Bijvoorbeeld: wat maakt, dat u een 8 geeft? Dan zal ik vertellen, wat maakt, dat ik een 4 geef. Misschien dat we het eens kunnen worden over wat er kan veranderen om dichter bij elkaar te komen. Dit gebruik van de schaalvraag als hulpmiddel bij de weging naast het oorspronkelijke gebruik van de schaalvraag als middel om de cliënt te helpen past in de visie van SAVE, echter wel met een belangrijke kanttekening. Het past bij een robuuste opstelling ( positioneren ) van de jeugdbeschermer en het past bij de duidelijkheid over waar de jeugdbeschermer zelf staat. Het kan het gesprek van de jeugdbeschermer met de gezinsleden aanscherpen, waardoor de kans op positieve verandering toeneemt. De kanttekening is, dat de schaalvraag ten onrechte kan gaan werken als vervanging voor de grond voor de bemoeienis of voor kernbeslissingen. Enigszins overdreven gesteld: een uithuisplaatsing is noodzakelijk, omdat het team de veiligheid thuis waardeert met een 3. Dergelijk gebruik van de schaalvraag past niet bij SAVE. De grond voor een kernbeslissing moet geformuleerd zijn in duidelijke, concrete bewoordingen en moet gebaseerd zijn op feiten en omstandigheden die maken, dat de jeugdige ernstig wordt bedreigd in zijn veiligheid en/of ontwikkeling. 4.6 De factor tijd als methodisch instrument De factor tijd kennen we als doorlooptijd of als tijdsdruk. We moeten werken met deadlines en termijnen zijn gekoppeld aan juridische of bureaucratische procedures. De tijd is een externe 102 VanMontfoort

105 factor, waar we rekening mee moeten houden. Het is een randvoorwaarde of een belastende factor. Er zijn echter veel mogelijkheden om de factor tijd te gebruiken als methodisch instrument. De Jeugdbeschermer sluit waar mogelijk aan bij de gezinsleden. De tijdsbeleving van de gezinsleden kan onderling verschillen en kan eveneens sterk verschillen van de tijdbeleving van de professionals en de professionele instanties. Het is daarom goed wanneer de professional zich ervan bewust is, dat er verschillen zijn in de tijdbeleving. Er is een verschil tussen systeemtijd en belevingstijd (Hermsen, 2009). De systeemtijd is de kloktijd en die is altijd hetzelfde. Bureaucratische procedures werken met vaste termijnen en kennen hun eigen tempo. Een juridische procedure voor een omgangsregeling duurt een aantal maanden en er zijn vaste tijden voor de onderdelen. De uitspraak van de rechter komt bijvoorbeeld een paar weken na de zitting. De belevingstijd verschilt van persoon tot persoon en wordt sterk beïnvloed door de situatie. De vader die zijn kind niet ziet en daarom een juridische procedure aanspant, rekent waarschijnlijk in dagen. Dagen waarin hij zijn kind niet ziet. Vanuit deze belevingstijd is deze vader geschokt als hij voor het eerst van zijn leven te maken krijgt met instanties zoals de jeugdbeschermingsinstelling, de Raad en de rechter. In een crisis denkt een mens in uren, in extreme situaties in minuten. Aansluiten bij de gezinsleden betekent dat de jeugdbeschermer met korte termijnen moet werken. In andere situaties kan vanuit de beleving van de mensen juist meer tijd nodig zijn dan de termijnen die de jeugdbescherming hanteert. Bijvoorbeeld als ouders hun gedrag wel willen veranderen, maar vinden dat de jeugdbeschermer hen te veel onder druk zet of opjaagt. De tijdbeleving van kinderen verschilt van die van volwassenen. Hoe jonger het kind is, hoe korter de tijdspanne is die het kind kan overzien. Voor een kind van drie of vier is een half jaar of een jaar een oneindige tijd. Hoe kan de jeugdbeschermer dit inzicht toepassen? Dat kan bijvoorbeeld door vaste termijnen ter discussie te stellen. Oude situatie: Een ondertoezichtstelling wordt als regel uitgesproken voor een jaar. De jeugdbeschermer is gewend de uitvoering van de maatregel te beginnen vanuit de gedachte: we hebben een jaar. SAVE: Bij het voorbereiden van de ondertoezichtstelling bespreekt de jeugdbescherming met het gezin en met elkaar voor welke veranderingen de maatregel nodig is en hoeveel tijd er voor die veranderingen nodig is. De uitvoering start met de focus op de veranderingen. Ook als de maatregel is uitgesproken voor een jaar, richt de uitvoering zich op een kortere periode als dat mogelijk is. Een ondertoezichtstelling wordt daardoor vaker voor een kortere periode uitgesproken en er is vaker een tussentijdse opheffing. Methodisch werken met de tijd betekent dat sommige dingen sneller moeten en dat voor andere dingen juist meer tijd genomen moet worden. De jeugdbeschermer weegt de volgende argumenten om sneller te werken of juist meer tijd te nemen. Argumenten om sneller te handelen Urgentie van de (veiligheids)situatie VanMontfoort 103

106 De belevingstijd van de gezinsleden (volwassenen en kinderen) vraagt om snellere actie SAVE beperkt de regie van de burgers zo weinig en zo kort mogelijk Efficiënt gebruik van menskracht en middelen in de jeugdbescherming Argumenten om de tijd te nemen De gezinsleden (volwassenen en kinderen) en de mensen rond het kind maken duidelijk, dat zij meer tijd nodig hebben Een constructieve samenwerking kost tijd Zorgvuldigheid kost tijd Buiten de strijd blijven kan tijd kosten Veranderingen kosten tijd De jeugdbeschermer weegt deze argumenten voor iedere praktijksituatie. Hieronder volgen voorbeelden van vragen die de jeugdbeschermer zichzelf hierbij kan stellen om de factor tijd methodisch te gebruiken. Hoeveel tijd hebben we? Dit is een cruciale vraag bij een melding over een kind dat misschien in acuut gevaar verkeert. Maar ook in andere gevallen heeft de jeugdbeschermer een tijdsbeeld nodig om samen met het gezin een plan te kunnen maken. Waar zit de tijdsdruk? Als de jeugdbeschermer tijdsdruk ervaart, door wie of wat wordt die druk dan veroorzaakt? Is dit druk vanuit het systeem (doorlooptijden, productiecijfers)? Vanuit de veiligheid van het kind? Zet een van de ouders of een andere betrokkene druk op de zaak? Is de jeugdbeschermer zelf een factor? (bijvoorbeeld de komende vakantie of het naderende verlof). Hoe ervaren de gezinsleden het tijdsverloop? De jeugdbeschermer die voor het eerst in contact komt met het gezin ervaart dit als een nieuwe zaak. Voor de gezinsleden kan dit eveneens een nieuwe start betekenen, maar het kan voor hen ook de zoveelste professional zijn in een al eindeloos voortslepende relatie met instanties. Helpt tijdsdruk? Een oud gezegde luidt: onder druk wordt alles vloeibaar. Onder druk van de tijd komen soms de beste resultaten tot stand. Dat kan een reden zijn om de tijdsdruk op te voeren. Soms, maar niet altijd. De tijdsdruk kan ook een goed plan in de weg zitten. Dan denkt de jeugdbeschermer na over manieren om de tijdsdruk te verminderen. 104 VanMontfoort

107 5 Specifieke taken in de jeugdbescherming 5.1 Inleiding De visie en de werkwijze van SAVE gelden voor alle functies in de jeugdbescherming. In aanvulling op deze algemene werkwijze zijn er specifieke aspecten per functie. In dit hoofdstuk worden deze specifieke aspecten kort besproken. Per functie worden methodische aandachtspunten benoemd. Dit gebeurt op hoofdlijnen. De SAVE-instellingen hebben een veelheid aan werkdocumenten, (samenwerkings)protocollen en richtlijnen. Deze operationele documenten passen niet in de beschrijving van de werkwijze, maar blijven belangrijk naast deze beschrijving. Op dit moment (voorjaar 2014) is de gehele jeugdzorg en daarmee ook de jeugdbescherming zeer snel in beweging. De veranderingen gaan zo snel, dat het niet mogelijk is consequent te zijn in de termen die verwijzen naar functies en afdeling. Vandaag is er het AMK, morgen gaat het over het AMHK, dat voorshands in Utrecht MCP/AMHK genoemd wordt. Etc. Deze turbulentie geldt evenzeer voor de gemeenten en de lokale teams. Dit betekent, dat de tekst van dit hoofdstuk vermoedelijk wat betreft terminologie alweer verouderd is op de dag, dat de tekst definitief wordt vastgesteld. Het is een extra reden om de tekst te beperken tot hoofdpunten. Dit hoofdstuk heeft tot doel de eenheid van visie en werkwijze in SAVE te laten zien in de te onderscheiden functies in de jeugdbescherming. Achtereenvolgens komen aan de orde: Aansluiten op de lokale teams Meld- en Crisispunt/AMHK SAVE werken zonder maatregel Taken van de Raad voor de Kinderbescherming Ondertoezichtstelling Voogdij Jeugdreclassering 5.2 Aansluiten op de lokale teams Lokale team is vrijwillige zorg Het Buurtteam, wijkteam of het Centrum voor Jeugd en Gezin (verder in deze paragraaf: het lokale team) werkt op basis van openheid ten opzichte van het gezin en op basis van toestemming van het gezin voor de bemoeienis. De gezinsleden kunnen zelf contact opnemen met het lokale team. Daarnaast kunnen omstanders en instanties van mening zijn, dat het lokale team moet worden ingeschakeld. Deze omstanders of instanties vertellen dan het gezin, dat zij bemoeienis van het lokale team wenselijk of noodzakelijk vinden, met het oog op de opvoedingssituatie van de kinderen. Daarop kunnen de gezinsleden contact opnemen met het lokale team. Of degene die dit noodzakelijk vindt, kan met de gezinsleden afspreken, dat hij het lokale team zal vragen contact met het gezin op te nemen. VanMontfoort 105

108 Deze positie als gewone zorg, die geleverd wordt met toestemming van de betrokkenen ( informed consent ) is de basis van het versterken van de eigen kracht van gezinnen, netwerken en burgers. De lokale teams beschikken niet over wettelijke bevoegdheden. Als de veiligheid in het geding is, of anderszins een jeugdige ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd en de gewone zorg is niet toereikend, dan schakelt het lokale team het gebiedsgebonden SAVE-team in, of doet een melding bij het MCP/AMHK. SAVE is aanvullend De jeugdbeschermer sluit aan op het lokale team. De algemene taakverdeling is: Alle vragen betreffende opvoeden en opgroeien gaan naar het lokale team Als de veiligheid en de ontwikkeling van de jeugdige in het geding zijn en de zorgen daarover niet door het lokale team kunnen worden weggenomen, dan schakelt het lokale team het gebiedsgebonden SAVE-team in. Als het gebiedsgebonden SAVE-team wordt ingeschakeld, werkt dit team als een tijdelijke versterking van het lokale team, tenzij de veiligheid en de ontwikkeling van de jeugdige verdergaande of langduriger interventies vereisen. Als de jeugdbeschermer een beschikking voor het uitvoeren van een jeugdbeschermings- of jeugdreclasseringsmaatregel krijgt en het lokale team is nog niet betrokken, dan overlegt de jeugdbeschermer zo spoedig mogelijk met jeugdige en gezin over het betrekken van dat team en van hun netwerk bij de hulp. Als het lokale team het gebiedsgebonden SAVE-team inschakelt, dan gebeurt dit met medeweten van de gezinsleden. Het lokale team biedt aan de gezinsleden aan om betrokken te blijven. Als de gezinsleden daar toestemming voor geven, werken het lokale team en het gebiedsgebonden SAVE-team samen met het gezin. Daarbij richt het gebiedsgebonden SAVE-team zich op: Onderzoek naar de vraag of de opvoedingssituatie in het gezin goed genoeg is Verandering in het gezin ter verbetering van de opvoeding, dit zoveel mogelijk gelijktijdig met het onderzoek Ontwikkelen van voorwaarden waaraan de opvoedingssituatie moet (gaan) voldoen In beginsel blijft het lokale team in dit geval de continue zorg. Als het gezin geen toestemming (meer) geeft voor bemoeienis van het lokale team, richt het gebiedsgebonden SAVE-team zich op dezelfde taken als hiervoor genoemd. Het gebiedsgebonden SAVE-team gaat dan wel verder met hetgeen het lokale team eerder gedaan heeft. Heeft het lokale team bijvoorbeeld samen met het gezin het netwerk in kaart gebracht en is er een gezinsplan opgesteld, dan neemt het gebiedsgebonden SAVE-team dit als uitgangspunt in het gesprek met de gezinsleden. Mogelijk hebben de gezinsleden dan bezwaren tegen een of meer punten van het werk of de verslaglegging van het lokale team. De jeugdbeschermer bespreekt dit met de gezinsleden vanuit de eigen waarneming en het eigen onderzoek. De jeugdbeschermer geeft in alle gevallen een schriftelijke terugkoppeling naar het lokale team. Om het onderzoek in te richten, vindt overleg plaats tussen het lokale team, het gebiedsgebonden SAVE-team en desgewenst het MCP/AM(H)K over de vraag welke deskundigheden en welke bevoegdheden nodig zijn in het onderzoek. Afhankelijk daarvan wordt het onderzoek gedaan door 106 VanMontfoort

109 het gebiedsgebonden SAVE-team of het MCP/AMK. Tevens wordt bezien of de Raad bij het onderzoek betrokken moet worden. Samenvattend kan het lokale team aan het gebiedsgebonden SAVE-team vragen: Een anoniem consult Een participerend consult: een gesprek van de sociaal werker samen met de jeugdbeschermer met het gezin, waarna de jeugdbeschermer advies geeft over de volgende stappen Een gezamenlijk traject met het gezin De begeleiding van het gezin (tijdelijk) overnemen 5.3 Meld- en Crisispunt/AMHK Achtergrond Naast de gebiedsgebonden SAVE-teams kent SAVE het MCP/AMHK. Hierin worden de volgende functies ondergebracht: Advies bij zorgen over een vermoeden van kindermishandeling of huiselijk geweld Meldfunctie Crisisinterventie Specifiek onderzoek naar aanleiding van een melding van kindermishandeling of huiselijk geweld De eerste drie functies worden binnen kantoortijden ook door het gebiedsgebonden SAVE-team uitgevoerd. De argumenten om deze functies geheel of gedeeltelijk apart te organiseren zijn: Deze functies vereisen 7x24 uur bereikbaarheid De wet 11 vereist een als zodanig herkenbaar advies- en meldpunt en legt bepaalde bevoegdheden bij een afgebakende organisatorische eenheid Een deel van deze functies vereist specifieke deskundigheid en ervaring, die onvoldoende kan worden opgebouwd wanneer de werker de taak slechts af en toe moet vervullen Een deel van deze functies vereist logistiek een grotere geografische schaal dan de buurt, de wijk of het dorp. In deze beschrijving van de werkwijze van SAVE worden de specifieke elementen op hoofdlijn benoemd. Voor de uitwerking wordt verwezen naar de documenten van de uitvoerende organisatie(s) Advies Bij een nieuw signaal of een nieuwe melding bespreekt de medewerkers eerste de mogelijkheid van advies aan de melder. In de praktijk van het AMK wordt meer dan tweederde van alle nieuwe contacten afgehandeld met advies en leidt minder dan een derde tot een formele melding. 11 Op dit moment de Wet op de Jeugdzorg. Vanaf de invoering van de Jeugdwet in 2015 wordt dit geregeld in de Wet Maatschappelijke Ondersteuning. VanMontfoort 107

110 Advies houdt in, dat het MCP/AMHK degene die contact opneemt adviseert over hoe te handelen om meer te weten te komen over wat er zich in het gezin afspeelt of over stappen die de adviesvrager zelf kan zetten om de eventueel bestaande bedreiging voor de jeugdige te verminderen. Advies kan eenmalig zijn, of kan in enkele contacten na verloop van tijd gegeven worden. In het laatste geval wordt soms gesproken over consult. Bij advies legt het MCP/AMHK geen gegevens over de gezinsleden vast. De verantwoordelijkheid voor de veiligheid van de jeugdige blijft waar die al was. Het MCP/AMHK is verantwoordelijk voor een professioneel goed advies op basis van de informatie die de adviesvrager levert, maar niet voor wat de adviesvrager er vervolgens mee doet. De functie advies is cruciaal in de aanpak van huiselijk geweld en kindermishandeling. Bij een Advies- en Meldpunt komen zeer diverse signalen, vragen en berichten binnen. Iedereen kan melden bij het MCP/AMHK, ook burgers die weinig tot niets weten van het stelsel van jeugdbescherming. Vanuit het uitgangspunt van de eigen kracht van burgers onderzoekt de medewerker van het meldpunt altijd of een eventuele bedreiging voor een kind kan worden weggenomen zonder bemoeienis vanuit de jeugdbescherming. Ook berichten van professionals die met het gezin samenwerken worden in SAVE getoetst op het uitgangspunt dat jeugdbescherming in brede zin aanvullend is op de lokale teams en de overige vrijwillige professionele zorg. In SAVE wordt gedacht over en geëxperimenteerd met participerend consult. Dat houdt in, dat degene die advies geeft een of enkele keren direct contact heeft met het gezin, al dan niet samen met de adviesvrager, en op basis daarvan de adviesvrager adviseert. De medewerker van het AM(H)K is dan verantwoordelijk voor het advies en voor de wijze waarop hij in het contact met het gezin informatie heeft verzameld Melding en onderzoek Melding en eerste beoordeling Het voeren van het meldingsgesprek is een taak die specifieke kennis, vaardigheden en ervaring vereist. Aansluitend aan het meldingsgesprek vindt de eerste beoordeling plaats. Dit gebeurt door degene die het meldgesprek gevoerd heeft met de gedragsdeskundige en de vertrouwensarts. In deze eerste beoordeling wordt besloten tot: Vooralsnog geen onderzoek, verder advies aan de melder Doorgeleiden naar het lokale team Doorgeleiden naar het gebiedsgebonden SAVE-team Onderzoek door AMHK Crisisinterventie Direct inschakelen Raad Onderzoek door het AMHK 108 VanMontfoort

111 In de nieuwe werkwijze wordt onderzoek gedaan door het AMHK als een van de volgende condities zich voordoet: De melder anoniem is voor de gezinsleden De medische component is belangrijk in het onderzoek. Onder meer: ernstige lichamelijke verwondingen, shaken baby, Münchausen by Proxy/Pediatric Condition Falsification, seksueel misbruik waarbij medisch onderzoek nodig is Specifieke deskundigheid nodig is, die niet in de gebiedsgebonden SAVE-teams aanwezig is. Dit kan zijn: eergerelateerd geweld, ernstige psychiatrie, risicozwangerschap van verslaafde ouders, samenwerking met spoedeisende hulp ziekenhuis, etc. Kinderdoding, familiedrama s en andere ernstige, weinig voorkomende zaken met een grote sociale impact De exacte verdeling van onderzoeken door het AMHK en onderzoeken in de gebiedsgebonden SAVE-teams wordt in de loop van de tijd duidelijk op basis van de ervaring en afhankelijk van de ontwikkeling van de deskundigheid op dit gebied in de gebiedsgebonden SAVE-teams. Ondersteuning gebiedsgebonden SAVE-teams door AMHK Wanneer een gebiedsgebonden SAVE-team onderzoek doet naar aanleiding van een signaal of melding over zorgen, is ondersteuning vanuit het AMHK mogelijk. Deze ondersteuning betreft de inzet of de beschikbaarheid van de vertrouwensarts, deelname in het gebiedsgebonden SAVEteam door medewerkers van het AMHK en advies door andere medewerkers met een specialistische kennis Crisisinterventie Crisis en spoedeisend Er zijn veel verschillende definities van een (gezins)crisis. Het ene gezin ervaart bepaalde omstandigheden eerder als een crisis dan het andere gezin. De ene professionele hulpverlener spreekt eerder over een crisis dan de andere. De Baat, Foolen & Udo (2013) geven als definitie: Een crisis is een ernstige verstoring van het alledaagse functioneren. Door de ontregeling die plaatsvindt, schieten de gebruikelijke oplossingsstrategieën tekort. Bij een crisis kan het gaan om problemen tussen ouders en kinderen, zoals mishandeling, verwaarlozing of ernstige conflicten met adolescenten. Het kan ook gaan om problemen van de ouders, bijvoorbeeld echtscheiding of psychiatrische problematiek, of om problemen van de kinderen, zoals een suïcidepoging. (pag.1). Als de gezinsleden een crisis ervaren, hebben zij behoefte aan een interventie op de korte termijn. Voor hen is de situatie dan spoedeisend. Het komt ook voor dat de gezinsleden geen crisis ervaren, maar dat omstanders vinden dat er op zeer korte termijn moet worden opgetreden. Voor de omstanders en daarmee in beginsel ook voor SAVE is de situatie daarmee spoedeisend. Verhouding MCP en gebiedsgebonden SAVE-teams VanMontfoort 109

112 Het uitgangspunt van SAVE is, dat de jeugdbescherming wordt uitgevoerd door de gebiedsgebonden SAVE-teams. Dat geldt ook voor jeugdbescherming die spoedeisend is, of waar het gezin een crisis ervaart. Het MCP is het meldpunt voor personen die de weg niet kennen naar de gebiedsgebonden teams en voor instanties die behoefte hebben aan één telefoonnummer. Het MCP schakelt waar mogelijk een casus door naar de gebiedsgebonden SAVE-teams. Het MCP treedt zelf op bij meldingen buiten kantoortijd en in situaties waar de specifieke expertise of de capaciteit van het MCP nodig is. In dat geval streeft het MCP ernaar om het gezin op korte termijn door te geleiden naar de lokale teams of het gebiedsgebonden SAVE-team. Dit gebeurt als regel binnen maximaal 5 dagen. Inhoudelijk werkt het MCP op dezelfde basis als de gebiedsgebonden SAVE-teams. Wel zijn er accentverschillen tussen de eerste fase na een crisismelding en een langer durende begeleiding van een gezin. Bij de verdere ontwikkeling van SAVE is het een uitdaging om in de praktijk te verkennen hoe het MCP en de gebiedsgebonden SAVE-teams van deze accentverschillen kunnen leren om de gezinnen zo goed mogelijk te helpen. Het is bekend, dat de beste resultaten in de jeugdbescherming bereikt kunnen worden door methodisch hoogwaardig en intensief in te zetten bij de start van de bemoeienis en dat is niet zelden bij de crisis. Hieronder geven we een zeer korte schets van deze accentverschillen en hoe deze passen in de eenduidige werkwijze van SAVE. Methodische accenten in de crisis Erop af! Het eerste kernmerk van het professioneel handelen als crisisdienst is: erop af. Wie zichzelf bekend maakt als crisisdienst, moet bereikbaar zijn en moet bereid en in staat zijn om snel naar de plaats waar de crisis is te gaan. Hierbij hoort de instelling: eerst handelen, daarna met de melder en de gezinsleden reflecteren. Uiteraard vindt wel een eerste taxatie plaats op basis van iedere melding. Soms blijkt dan, dat niet een crisisinterventie, maar een andere reactie is aangewezen. Het uitgangspunt is echter, ook in dit meldingsgesprek: erop af. Dit is een accentverschil met de werkwijze van de gebiedsgebonden SAVE-teams. Daar staat voorop, dat de lokale teams voorliggend zijn en dat de gebiedsgebonden SAVE-teams eerst nagaan of de zorgen kunnen worden weggenomen door de gezinsleden zelf in samenwerking met de lokale teams. Het is echter geen fundamenteel verschil: enerzijds is ook het MCP aanvullend ten opzichte van reguliere zorg en anderzijds past het bij de gebiedsgebonden SAVE-teams om snel handelend op te treden als de situatie dat vraagt. Directief In een crisis neemt de jeugdbeschermer zo nodig onmiddellijk even de regie door directief op te treden en te vertellen wat er moet gebeuren. SAVE heeft als uitgangspunt, dat de regie zoveel mogelijk blijft waar die hoort en dat is bij de gezinsleden zelf en bij de mensen rond het kind. Toch is ook dit geen tegenstelling. Robuust optreden ( positioneren ) is evenzeer een onderdeel van de werkwijze van SAVE als de bescheidenheid van de professional ten aanzien van de regie over het leven van de burgers. In een crisis, als er acuut gehandeld moet worden, als de veiligheid direct in gevaar is, past het iedere jeugdbeschermer om directief en handelend op te treden. Maar ook dan 110 VanMontfoort

113 zoekt de jeugdbeschermer naar mogelijkheden om de gezinsleden keuzes te bieden en ook dan denkt de jeugdbeschermer na over de mogelijkheden om (delen van) de regie te laten bij de gezinsleden. Zakelijk De crisisdienst werkt zakelijk en is minder gericht op het opbouwen van een relatie met de gezinsleden. Het opbouwen van een constructieve werkrelatie staat centraal in het handelen van de jeugdbeschermer. Ook dit is echter geen tegenstelling. De relatie tussen de jeugdbeschermer en de gezinsleden is een constructieve werkrelatie: het is in de kern een zakelijke relatie, die tot doel heeft zo veel mogelijk bij te dragen aan de nodige veranderingen in het gezin. Anderzijds is ook in de crisis een verbinding ook al is die voor het moment met de gezinsleden belangrijk om effectief te kunnen inspelen op de noden en behoeften van de gezinsleden. Werken als team De crisisdienst werkt als team in het gezin. Vaak gaan er twee medewerkers naar een crisis en er is een achterwacht die de ontwikkelingen volgt. Traditioneel werkt de jeugdbeschermer meer in een team dan als team. Iedere jeugdbeschermer heeft een eigen caseload en heeft zelf de contacten met de gezinsleden. Op dit punt is het werken als team in de gebiedsgebonden SAVEteams nog in ontwikkeling. Als lerende praktijk benut SAVE meer mogelijkheden van het werken als team, zowel met collega s van de eigen organisatie als van de SAVE-partners. 5.4 SAVE werken zonder maatregel Op veel plaatsen in het land wordt door zowel gemeenten als professionals en instellingen gesproken over drang, meestal in relatie tot de term dwang. Over de term drang is nadere discussie nodig. De visie van SAVE gaat uit van de eigen kracht en de eigen regie van de burgers. Daarbij past een gelijkwaardige relatie tussen burgers en professionals. Voorop staat vrijwillige zorg, waarbij de gezinsleden geïnformeerd toestemming geven voor de bemoeienis van de professional met hun leven. De bemoeienis die verder gaat zonder toestemming moet in een rechtsstaat gebaseerd zijn op wettelijke bevoegdheden. Daarom is het in de lijn van SAVE om te spreken over vrijwillige zorg plus het professioneel gebruiken van bevoegdheden in plaats van te spreken over drang en dwang. Dit betekent niet, dat bij iedere aarzeling van een gezin onmiddellijk de rechter moet worden ingeschakeld. De jeugdbeschermer in SAVE werkt in een verband van instanties die beschikken over autoriteit en over bevoegdheden ter bescherming van jeugdigen. Daarmee is de jeugdbescherming in de positie om met de gezinsleden te spreken over voorwaarden voor de opvoedingssituatie. Wordt niet aan die voorwaarden voldaan, dan kan een volgende stap zijn een onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, of een verzoek van de Raad aan de rechter. Methodisch luistert dit nauw, maar wanneer dit goed gedaan wordt, hebben de gezinsleden ook hier telkens een keuze: ze werken verder met de jeugdbeschermer samen aan het opheffen van de bedreigingen, of ze stellen zich op het standpunt, dat de opvoedingssituatie goed genoeg is en ze kiezen ervoor om dat te bespreken met de Raad voor de Kinderbescherming, of met de rechter. De VanMontfoort 111

114 jeugdbeschermer moet die keuze altijd respecteren en mag nooit op de uitkomst van de volgende stap vooruitlopen. De functie van de jeugdbescherming is in dit geval niet het uitvoeren van een maatregel. Daarom wordt hier de term SAVE werken zonder maatregel gebruikt. Bij de verdere ontwikkeling van SAVE kan deze term eventueel worden vervangen door een andere. 5.5 Taken van de Raad De Raad voor de Kinderbescherming blijft in het nieuwe stelsel een organisatie die onafhankelijk van de andere instanties beoordeelt of er een maatregel van kinderbescherming aan de rechter moet worden gevraagd. De Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland gaat werken met adviesteams en onderzoeksteams. De taken advies, consult en in voorkomende gevallen de voorbereiding van het raadsonderzoek worden uitgevoerd door het adviesteam. Bij deze taken werkt de Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland nauw samen met het MCP/AMHK, het betreffende gebiedsgebonden SAVE team en het lokale team. Het raadsonderzoek wordt uitgevoerd door de onderzoeksteams van de Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland. Het onderzoek zelf wordt onafhankelijk van de andere instanties uitgevoerd. De benaming raadsonderzoeker benadrukt dat het gaat om een onafhankelijk onderzoek. In SAVE kan het Raadsonderzoek gelijktijdig worden uitgevoerd met activiteiten van het lokale team of het gebiedsgebonden SAVE-team in het gezin. Door parallel te werken is de periode van het Raadsonderzoek niet langer een wachttijd. Het gebiedsgebonden SAVE-team en de Raad werken inhoudelijk beide op basis van de visie en werkwijze van SAVE. Meer dan voorheen wordt actief samengewerkt met het gezin en met het netwerk van het kind en het gezin. Door de werkwijze van SAVE is het minder dan voorheen nodig om de rechter in te schakelen. SAVE heeft invloed op de uitvoering van de taken van de Raad. Naast het onderzoek naar de noodzaak van een maatregel van kinderbescherming geldt dit eveneens voor de toetsende taak van de Raad. Bij Raadsonderzoek naar aanleiding van gezag en contactregelingen (omgang) speelt regelmatig de vraag in welke mate de kinderen in hun ontwikkeling worden bedreigd door de strijd tussen de ouders. In die gevallen is er een nauwe samenhang tussen het onderzoek van de Raad en de andere onderdelen van de jeugdbescherming in SAVE. De taken van de Raad op het terrein van het jeugdstrafrecht en de uitvoering van de jeugdreclassering maken deel uit van dezelfde keten. SAVE versterkt de samenwerking op dit terrein. 112 VanMontfoort

115 5.6 Ondertoezichtstelling De Deltamethode is één van de pijlers waarop de SAVE-werkwijze is ontwikkeld. De meeste onderdelen van de Deltamethode zijn in de SAVE werkwijze geïntegreerd. Dit is echter nog niet volledig het geval. In de werkwijze van SAVE ligt veel nadruk op de opvoedingssituatie en op de vraag of die goed genoeg is. De Deltamethode legt meer nadruk op de ontwikkeling van de jeugdige, de ontwikkelingsbedreigingen en de gewenste ontwikkelingsuitkomsten. De ontwikkeling van de jeugdige en de krachten en zorgen in de opvoedingssituatie zijn twee kanten van dezelfde medaille wanneer het gaat om de vraag of optreden van de jeugdbescherming nodig is. De hulpmiddelen in de Deltamethode, gericht op de ontwikkeling van het kind, blijven ook met het gereed komen van deze beschrijving van de werkwijze van SAVE nog van belang. 5.7 Voogdij De methode voogdij introduceert de voorkeur voor het overdragen van de voogdij van de jeugdbeschermingsinstelling naar de pleegouders of naar een burgervoogd. Dit is geheel in lijn met de visie van SAVE. In de praktijk heeft dit tot nu toe in de voogdij, zowel vóór als in SAVE nog nauwelijks uitwerking gekregen. Dit punt dient derhalve in de komende periode vanuit de optiek van de methode voogdij in SAVE te worden ingevoegd. Voorts werkt de methode voogdij met domeinen van de opvoeding die systematisch in kaart gebracht moeten worden wanneer het gaat om de volledige verantwoordelijkheid voor een jeugdige. Dat is anders dan het wegwerken van de gronden van een ondertoezichtstelling. Ook deze invalshoek verdient in de komende periode meer uitwerking in SAVE. 5.8 Jeugdreclassering Maatregel jeugdstrafrecht De jeugdreclassering is een juridische maatregel die wordt opgelegd door de rechter of de officier van justitie in het kader van het jeugdstrafrecht. Hieruit volgt een aantal specifieke aspecten van de jeugdreclassering: Werken in de keten van het jeugdstrafrecht Werken binnen het juridisch kader Gericht zijn op voorkómen van recidive door de jeugdige Specifieke aspecten werkwijze Ook de jeugdbeschermer in de jeugdreclassering is gericht op veiligheid. In de jeugdreclassering staat echter het voorkómen van recidive voorop. Het gaat om het verminderen van de kans, dat de jeugdige opnieuw strafbare feiten zal plegen. De voorwaarden zijn concreet en zijn geschreven in gedragstermen en zijn gericht op het voorkómen van recidive. In veel andere SAVE-zaken staat het beschermen van de jeugdige tegen geweld of verwaarlozing voorop. Dit is geen volledige tegenstelling. Ook jeugdigen met een maatregel van jeugdreclassering kunnen slachtoffer zijn of worden van geweld, verwaarlozing of misbruik. VanMontfoort 113

116 In de jeugdreclassering richt de jeugdbeschermer zich eerst op de jeugdige en daarna op de ouders en het netwerk. Dit is ten dele vanwege de grondslag, te weten de jeugdige als pleger van strafbare feiten. Voor een ander deel is het vanwege de leeftijd. In dat opzicht is de werkwijze in de jeugdreclassering vergelijkbaar met de werkwijze bij gesloten jeugdzorg/jeugdzorg Plus en met het werken met andere gezinnen met oudere jeugd. Het doorbreken van geheimen door de gezinsleden en mensen in het netwerk te informeren over wat er is gebeurd, past ook bij de jeugdreclassering, maar is voor de jeugdreclassering nog niet overal gebruikelijk. Het is bovendien specifiek, omdat het gaat om gevoelige informatie over het gedrag van de jeugdige in plaats van over het gedrag van de volwassen opvoeders. Specifieke taken Het uitvoeren van de Gedragsbeïnvloedende maatregel (GBM) en de ITB-plus (ITB Harde Kern) komt weinig voor en vereist een aanzienlijke mate van specialistische kennis en vaardigheden. In mindere mate geldt dit ook voor ITB-Criem. Bij deze stand van zaken verdient het aanbeveling om deze taken te beleggen bij een klein aantal medewerkers. Wel kan er worden geëxperimenteerd met het uitvoeren van taken, bijvoorbeeld ITB-Criem, door de gebiedsgebonden SAVE-teams, wanneer er in de teams op dit punt voldoende deskundigheid aanwezig is, en er ondersteuning beschikbaar is met specifieke expertise. Organiseren van het algemene en het specifieke Om het algemene van SAVE en van de gebiedsgebonden SAVE-teams als het specifieke van de jeugdreclassering te combineren, kan gedacht worden aan het doen opgaan van de jeugdreclassering in de gebiedsgebonden SAVE-teams, met behoud van specifieke expertise bij een beperkte groep medewerkers. Naast de reeds genoemde aspecten gaat het ook om aspecten zoals het werken met het LIJ en ontwikkelingen daarin, de samenwerking in het veiligheidshuis en het aansluiten op ZSM. Deze medewerkers moeten de GBM en de ITB uitvoeren en zij moeten contactpersoon zijn voor de ketenpartners in het jeugdstrafrecht voor vragen die de individuele cases overstijgen. Om dit te kunnen waarmaken, moet de organisatie de kwaliteit en ontwikkeling van onder andere de jeugdreclassering op een herkenbare plaats beleggen. 114 VanMontfoort

117 6 Lerende praktijk Dit laatste hoofdstuk gaat over de lerende praktijk in de jeugdbescherming. De lerende praktijk is een essentieel element van het werk van de jeugdbeschermer in SAVE. Paragraaf 6.1 gaat in op de noodzaak van de lerende praktijk en kan gelezen worden als basisinformatie. In paragraaf 6.2 worden kort de onderdelen van de lerende praktijk besproken. De Methodische Leerbijeenkomst wordt vervolgens in paragraaf 6.3 uitgewerkt. De andere onderdelen van de lerende praktijk worden in afzonderlijke documenten nader beschreven. 6.1 Achtergrond van de lerende praktijk in de jeugdbescherming Mensenwerk Het beschermen van jeugdigen is mensenwerk. Ouders en kinderen ervaren problemen bij opvoeden en opgroeien en mensen rond het gezin maken zich zorgen over de opvoedingssituatie. De betrokkenheid van mensen rond het gezin zowel privé als beroepsmatig leidt tot gesprekken, adviezen en allerlei vormen van hulp en steun, en soms tot een melding bij een instantie. Ook de professionals van deze instanties zijn of raken als mens betrokken bij de kinderen en de ouders. De menselijke factor is in het werk van de jeugdbeschermer een onmisbaar element van het professioneel handelen. Dat heeft gevolgen voor de aard van het werk en dus voor de manier waarop in het werk de kwaliteit wordt bewaakt en waarop vernieuwing tot stand komt Interdisciplinair werk Het professioneel handelen in de jeugdbescherming is een combinatie van sociaal werk, rechtstoepassing en gezondheidszorg. Het werk wordt uitgevoerd door professionals namens de overheid of namens een instelling die door de overheid in stand wordt gehouden. De professional gebruikt methoden en technieken uit het sociaal werk en kennis uit de pedagogiek, psychologie en gezondheidszorg en werkt op basis van de wet, het overheidsbeleid en het beleid van de instelling. Het interdisciplinaire karakter maakt het noodzakelijk, dat professionals en leidinggevenden expliciet spreken over deze verschillende invalshoeken, zowel met de gezinsleden als met collega s Oordelen en onzekerheid Het beschermen van kinderen begint met verontrusting van gezinsleden of van mensen rond het gezin. Verontrusting impliceert een oordeel: in dat gezin gebeuren (misschien wel) dingen die niet acceptabel zijn. Een oordeel over een opvoedingssituatie roept emotie op. Voor de ouders die verantwoordelijk zijn voor de opvoeding van hun kinderen is een negatief oordeel krenkend. Voor de ouders en ook voor de kinderen kan een negatief oordeel van omstanders bedreigend zijn. De professionals moeten kunnen omgaan met deze emoties. Onzekerheid is een overweldigend kenmerk van het werk van de jeugdbeschermer: Onzekerheid over de feiten is eerder regel dan uitzondering. VanMontfoort 115

118 Heel vaak is er onzekerheid over het oordeel, ofwel de weging van de situatie: dit is niet ideaal, maar is het wel goed genoeg? De toekomst is altijd onzeker. Deze onzekerheid maakt de jeugdbeschermer kwetsbaar voor oordelen achteraf. Als een kind ernstig wordt mishandeld, is achteraf voor iedereen duidelijk, dat de situatie gevaarlijk was. Het is dan moeilijk om terug te denken naar de situatie vooraf. De jeugdbeschermer verzamelt verhalen en feiten over de opvoedingssituatie. De verhalen van alle betrokkenen vormen de belangrijkste bron van informatie voor de jeugdbeschermer. Een verhaal is in dit verband een geheel van feiten, beleving, interpretatie en verklaring, waarmee iedere betrokkene voor zichzelf en voor anderen de gebeurtenissen en de situatie uitlegt. Er zijn oneindig veel verhalen mogelijk over dezelfde situatie en doorgaans verschillen de verhalen van de betrokkenen. Het is de taak van de jeugdbeschermer om deze verhalen een plaats te geven en na te gaan welke relevante feiten hieruit kunnen worden geobjectiveerd. Dat wil zeggen: losgemaakt van het verhaal van een betrokkene en bevestigd door andere betrokkenen of door andere bronnen, bijvoorbeeld een medisch onderzoek, een strafrechtelijke veroordeling, etc De noodzaak van een lerende praktijk Uit de aard van het werk, zoals hierboven geschetst, vloeit de noodzaak voort van een reflectieve, lerende praktijk. Dat wil zeggen: een beroepspraktijk waarin de jeugdbeschermer regelmatig met collega s samen nadenkt over kritische beroepssituaties. Zowel achteraf, over hoe er gehandeld is, als vooraf, over wat de best mogelijke volgende stap is in een actuele casus. De vraag hoe de professional moet handelen in een actuele situatie is niet eenduidig uit algemene kennis of voorschriften af te leiden. De professional moet de gegevens over deze specifieke situatie verzamelen en zich op grond daarvan, met behulp van kennis en kaders een beeld vormen van de handelingsalternatieven. De professionalisering van individuele medewerkers in de zorg voor jeugd is onmisbaar voor een goede kwaliteit van de uitvoering, maar jeugdbescherming kan nooit goed gedaan worden door een zelfstandige professional. Het belangrijkste protocol voor de jeugdbescherming luidt: regel één: doe het nooit alleen! Dit protocol is vanwege drie redenen noodzakelijk: De menselijke factor: reflectie en intervisie is nodig om de jeugdbeschermer te behoeden voor de vele valkuilen in het werken met onzekerheden en in het werken met de eigen persoon als essentieel middel om de gezinsleden te helpen de situatie te veranderen. Een voorbeeld van een dergelijke valkuil is het ontstaan van een tunnelvisie over wat er wel of niet gebeurt in het gezin. De kennis: overleg is nodig vanwege het interdisciplinaire karakter van het werk. Er is geen enkele professional die alle aspecten van de hierboven genoemde disciplines kan beheersen. De normatieve besluitvorming: beslissingen in de jeugdbescherming hebben een normatieve basis en zijn daarom per definitie vatbaar voor discussie en tegenspraak. De beslissingen hebben gevolgen voor de rechten van de kinderen en de ouders en dergelijke beslissingen worden in een rechtsstaat niet door een individuele beroepskracht genomen, maar door bevoegde instanties die daarbij een wettelijk vastgestelde procedure volgen. 116 VanMontfoort

119 6.1.5 De lerende praktijk onder druk De reflectieve praktijk staat in de werkelijkheid vrijwel altijd onder druk door de volgende factoren en mechanismen: Tijdsdruk (urgentie): hoewel de problemen waar de jeugdbescherming mee te maken krijgt vaak langdurig tot chronisch van aard zijn, staat de professional vaak voor een situatie waarin de betrokkenen urgentie ervaren. Er moet nu iets gebeuren ; er moet nu een beslissing genomen worden. Dit is het geval in een crisis, maar ook daarbuiten; in zekere zin is iedere melding bij een officiële instantie een uiting van een (kleine) crisis. Tijdsdruk (geld): overleg met een collega en een reflectieve bijeenkomst van een team kosten tijd. De tijd van professionals in de jeugdbescherming is gebonden aan productienormen en teamresultaat. Door meer tijd te besteden aan reflectie over een gezin, stijgt de werkdruk van de professional, of daalt de productie. De financieringssystematiek duwt de professional in de richting van snel afhandelen en weinig stilstaan bij wat er gebeurt. Organisatie: de jeugdbescherming in brede zin is verdeeld over verschillende instanties en die instanties hebben verschillende afdelingen. Medewerkers werken in deeltijd, zijn niet bereikbaar of hebben geen tijd. Het kost soms dagen tot weken voordat er een tijd is waarop alle medewerkers een reflectieve bijeenkomst kunnen bijwonen. Onduidelijke uitkomsten (resultaten):onder de vlag van reflectie kan overleg verzanden in eindeloos gepraat met geen of onduidelijk resultaat. Dit kan bovendien leiden tot besluiteloosheid en tot te weinig direct gesprek met de gezinsleden. In reactie hierop zetten zowel managers als professionals zelf een streep door reflectieve bijeenkomsten. Sturing op beheersen van de praktijk. De onzekerheid over risico s voor kinderen en het gedeeltelijk open karakter van het werk van de jeugdbeschermer leidt gemakkelijk tot maatregelen om het werk en de onzekerheden ogenschijnlijk beheersbaar te maken. Er komen vaste voorschriften, standaard vragenlijsten die moeten worden ingevuld en bureaucratische regels ( zit er een ingevulde lijst in het dossier? ). De nadruk op kunnen aantonen, dat de juiste procedures zijn gevolgd kan een belemmering vormen voor het open denken en spreken over wat er aan de hand is en welke mogelijkheden er zijn om de situatie te veranderen. De afgelopen twee decennia is in ons land evenals in veel andere landen de druk op de jeugdbescherming sterk toegenomen. De aandacht voor veiligheid van kinderen en voor de preventie van kindermishandeling, seksueel misbruik en huiselijk geweld is gepaard gegaan met een stijging van het aantal meldingen bij het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling en van het aantal maatregelen van kinderbescherming Drie soorten praktijk in de jeugdbescherming De praktijk van de jeugdbescherming in Engeland is door Ferguson (2004) getypeerd als lopende band -praktijk. Dat wil zeggen: er is een ver gaande taakverdeling, waarbij een team, afdeling of zelfs organisatie slechts één bepaalde taak doet, bijvoorbeeld het aannemen van nieuwe meldingen en de eerste reactie op die meldingen. Andere teams doen vervolgens meer uitgebreid onderzoek en weer andere teams doen de langdurigere begeleiding van gezinnen. Per taak vindt standaardisering plaats, waarbij centraal wordt bepaald hoeveel tijd aan ieder onderdeel mag worden besteed en hoe lang de maximale doorlooptijd is. Volgens Ferguson heeft de lopende VanMontfoort 117

120 band -praktijk geleid tot veel niet functionele bureaucratie, lange wachtlijsten, negatieve motivatie onder medewerkers en uiteindelijk tot een zeer slechte en bij elkaar opgeteld zeer dure praktijk. Chapman en Field (2007) onderscheiden, deels in navolging van Ferguson, drie soorten jeugdbeschermingspraktijken, te weten: Lopende band praktijk: iedere schakel doet zo snel mogelijk eigen taak; keten; doorlooptijden; specialisatie; productienormen Pragmatische praktijk: doen wat nodig is ; medewerker handelt naar bevind van zaken. Reflectieve praktijk: ruimte voor professional, maar binnen kader. Methodisch handelen. Systematische begeleiding en feedback De pragmatische praktijk wordt volgens Chapman en Field gekenmerkt door: laat het aan de professional over. Deze vorm van jeugdbescherming is volgens hen niet houdbaar, omdat de aard van het werk van de jeugdbescherming vereist dat wordt gewerkt in teamverband, met de steun van de organisatie en op basis van de wet en het overheidsbeleid. De reflectieve praktijk is in de opvatting van Chapman en Field geen luxe toevoeging; het is de kern van goede jeugdbescherming. Ook Munro pleit voor multidisciplinaire teams waarin reflectie en intervisie een centrale plaats innemen. Reflectie en intervisie vergelijkt zij met het steriliseren van de instrumenten in de operatiekamer. Zeggen, dat er geen tijd is voor reflectie zou volgens haar hetzelfde zijn als zeggen: we gaan direct door met opereren, want we hebben geen tijd om de instrumenten te steriliseren 12. Eerder schreef zij al over de noodzaak om fouten in de jeugdbescherming terug te dringen door elkaar kritisch te bevragen. The single most important factor in minimising errors is to admit you may be wrong (Munro, 2008, pag. 125). Wat Chapman en Field de reflectieve praktijk noemen, sluit aan bij wat wij aanduiden met de lerende praktijk. 6.2 Onderdelen van de lerende praktijk Iedere professional leert van de praktijk. Collectief leren van de ervaringen vereist echter een systematische aanpak van de individuele professional en het team tot en met de gehele organisatie en de samenwerkende organisaties in de keten Lerende professional Om effectief te zijn leert een professional van de praktijk door systematisch bij te houden welke acties leiden tot welke gevolgen en door daarop te reflecteren met de cliënten, collega s en in bijeenkomsten in het kader van deskundigheidsbevordering. De effectieve professional heeft uiteraard een adequate opleiding en investeert in deskundigheidsbevordering om zijn kennis en vaardigheden te vergroten en om bij te blijven bij de nieuwste ontwikkelingen. Binnen SAVE is er een afzonderlijk document over opleiding en deskundigheidsbevordering Citaat uit toespraak op congres Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, Nieuwegein, 18 november Een kader voor de deskundigheidsbevordering van SAVE-medewerkers. Van Montfoort en Boeser, april VanMontfoort

121 6.2.2 Leerbijeenkomsten en case reviews De basis van het gezamenlijk leren is het systematisch en op een vaste manier reflecteren op kritische praktijksituaties. In SAVE wordt hiervoor de Methodische Leerbijeenkomst gebruikt. Dit wordt uitgebreid beschreven in paragraaf Monitor en onderzoek Voor een lerende praktijk is onderzoek onmisbaar. Onderzoek is nodig om te weten: of de werkwijze van SAVE daadwerkelijk in de praktijk wordt gevolgd, of de doelen van de werkwijze worden bereikt en of er verbeteringen in de werkwijze mogelijk zijn. Als algemene doelen van de jeugdbescherming vanuit de visie van SAVE gelden: Minder kinderen (opnieuw) worden mishandeld De situatie voor kinderen verbetert, zodat zij niet meer of minder in hun ontwikkeling worden bedreigd Er minder maatregelen van jeugdbescherming en jeugdreclassering worden gestart Maatregelen gemiddeld minder lang duren Minder jeugdigen uithuis geplaatst worden buiten het eigen netwerk Gezinsleden en mensen in het netwerk een hogere waardering geven voor het werk van de jeugdbescherming Partners van de jeugdbescherming, bijvoorbeeld de lokale teams, gemeenten, zorgaanbieders, politie en openbaar ministerie, rechters, etc. een hogere waardering geven voor het werk van de jeugdbescherming De medewerkers van de jeugdbescherming meer tevreden worden over hun werk Sommige van deze doelen kunnen kwantitatief worden gevolgd. Bijvoorbeeld het aantal maatregelen van jeugdbescherming en het aantal uithuisplaatsingen buiten het eigen netwerk. Voor deze doelen moet de permanente registratie van gegevens worden ingericht, zodanig dat trends over een langere periode kunnen worden gevolgd. Voor zover de permanente registratie hier (nog) niet op is ingericht, is het nodig hiervoor een kwantitatieve monitor in te zetten, bij voorkeur permanent en als dat niet haalbaar is, met regelmatige tussenpozen. Even belangrijk en voor de inhoudelijke ontwikkeling van de werkwijze nog belangrijker is kwalitatief onderzoek. Hierbij gaat het om het volgen van een aantal gezinnen en daarbij de betrokkenen op verschillende momenten in het proces interviewen over hun kijk op wat er aan de hand was, wat er gebeurd is en wat dat heeft opgeleverd. Hierbij worden zowel de gezinsleden als de leden uit het netwerk die actief betrokken waren of zijn, en de jeugdbeschermers geïnterviewd. Aan hen wordt ook gevraagd wat goed gewerkt heeft. Dergelijk onderzoek moet met regelmatige tussenpozen gedaan worden, zowel om de werkwijze scherp te houden als om deze werkwijze verder te ontwikkelen Methodisch werken en programma integriteit De werkwijze van SAVE is in ontwikkeling. Vanuit de visie van SAVE kunnen nieuwe werkvormen en hulpmiddelen ontstaan en worden toegepast. Bestaande werkvormen worden op basis van de ervaring geoptimaliseerd. VanMontfoort 119

122 Maar niet alles kan worden toegevoegd of weggelaten. Juist vanwege het lerende karakter van SAVE is het noodzakelijk, dat de professionals en de organisaties de programma integriteit van SAVE bewaken. Er wordt een afzonderlijk document opgesteld over de elementen die noodzakelijk zijn in de werkwijze van SAVE. 6.3 Methodische leerbijeenkomsten Methodische leerbijeenkomsten zijn een middel om de lerende praktijk vorm te geven. Iedere jeugdbeschermer neemt deel aan methodische leerbijeenkomsten. Deze deelname is permanent: ook ervaren werkers blijven deelnemen. Relatieve beginners kunnen hun voordeel doen met de kennis en ervaring van de ervaren collega s en andersom kunnen minder ervaren werkers verfrissende ideeën inbrengen, waar de ervaren werkers hun voordeel mee kunnen doen. In deze paragraaf wordt de opzet en het verloop van de methodische leerbijeenkomst beschreven De doelen van de Methodische leerbijeenkomst De Methodische leerbijeenkomsten hebben als doel het ontwikkelen van het professioneel handelen in de praktijk. Dat heeft verschillende aspecten. Leren toepassen van de werkwijze van SAVE Aan de hand van praktijksituaties oefenen de teams met het toepassen van de elementen van SAVE, zowel het analysemodel (hoofdstuk 3) als de richtlijnen en hulpmiddelen voor het professioneel handelen (hoofdstuk 4). Doorontwikkelen van de werkwijze van SAVE Bij iedere bespreking van het handelen van de jeugdbeschermer zijn er vier mogelijkheden: Dit staat al in de werkwijze en het blijkt in dit geval goed te werken Dit staat in de werkwijze, maar blijkt in dit geval niet goed te werken Dit staat (nog) niet in de werkwijze, maar blijkt in dit geval goed te werken Dit staat niet in de werkwijze en werkt in dit geval niet goed Elk van deze mogelijkheden levert belangrijke informatie op voor het verder ontwikkelen van de werkwijze. Vogelvang en Vermeiden (2008) noemen het doorontwikkelen van een werkwijze met behulp van deze indeling de bouwstenenmethode. SAVE omvat niet alleen het handelen van een medewerker, maar heeft ook consequenties voor de inrichting van het primair proces, de formulieren, de stijl van leidinggeven, de wijze waarop de kwaliteit in de organisatie wordt gewaarborgd, etc. Dit beïnvloedt de gehele organisatie en breder, de samenwerking in de keten van jeugdbescherming Benaming en afbakening Benaming De benaming Methodische leerbijeenkomst is gekozen, omdat het aangeeft, dat de bespreking 120 VanMontfoort

123 altijd een daadwerkelijke praktijksituatie betreft en gericht is op het ontwikkelen van het methodisch handelen. Geen vervanging van de werkbegeleiding Als de bespreking goed verloopt, wordt de jeugdbeschermer die een praktijksituatie inbrengt gesteund in het werken met deze familie en in die zin zitten er in de Methodische leerbijeenkomst elementen van werkbegeleiding. De Methodische leerbijeenkomst is echter geen vervanging van de individuele werkbegeleiding. Werkbegeleiding is onderdeel van de formele lijn van de instelling. Daarbij gaat het om alle casussen van de betreffende medewerker en kan in voorkomende gevallen dieper op een leeraspect van de medewerker worden ingegaan. Geen kernbeslissingen Het bespreken van een praktijksituatie heeft invloed op het handelen van de jeugdbeschermer en dus direct of indirect ook voor de betrokken jeugdigen en families. De Methodische leerbijeenkomst is echter uitdrukkelijk geen plek om tot besluitvorming te komen ten aanzien van de gezinnen. Beslissingen in de jeugdbescherming worden genomen: door de ouders met de mensen rond het kind; door de gezinsleden en de jeugdbeschermer gezamenlijk; of door de jeugdbeschermingsinstanties. In het laatste geval gelden voor die beslissingen formele procedures en bevoegdheden. Deze procedures en bevoegdheden worden niet veranderd door SAVE. Kernbeslissingen worden in de jeugdbeschermingsinstelling genomen in een overleg tussen de gedragsdeskundige en de jeugdbeschermer en soms samen met de teammanager. Beslissingen die de rechten van ouders inperken zoals het uitspreken van een OTS, het geven van een machtiging uithuis plaatsing komen tot stand door achtereenvolgens een besluit van de instelling om de Raad in te schakelen, een besluit van de Raad om de rechter in te schakelen en een beslissing van de rechter De keuze van de praktijksituatie Actuele praktijksituatie. Het meest kan geleerd worden van een actuele praktijksituatie. Analyse achteraf, van een afgesloten casus, levert nog wel inzichten op over hoe de zaak is verlopen en over de leerpunten daarin. Gemist wordt dan echter de dimensie van de wijze waarop de jeugdbeschermer gevoelsmatig in de zaak zit evenals de mogelijkheid voor de werker om het verloop van de zaak in gunstige zin te beïnvloeden door nieuwe inzichten. Een actuele casus bespreken vereist meer veiligheid in het team, omdat het gesprek dichterbij komt voor de jeugdbeschermer dan een gesprek over een cold case. Als die veiligheid en openheid er zijn, levert een actuele casus meer kansen op om te leren, zowel voor de jeugdbeschermer die de casus inbrengt als voor de andere deelnemers. Kritische beroepssituatie De professionals in de jeugdzorg staan voortdurend voor kleinere en regelmatig voor grotere vraagstukken over hoe te handelen. Deze situaties kunnen we typeren als kritische beroepssituaties. De professional legt een dergelijke situatie voor aan het team. Het gaat om een vraag die voor de professional beroepsmatig gezien belangrijk is. De professional die het gevoel VanMontfoort 121

124 heeft vast te zitten in een praktijksituatie heeft bij een goed verloop van de reflectieve bespreking de kans om te komen tot nieuwe inzichten en om nieuwe handelingsalternatieven te ontdekken. Ook voor de andere teamleden is dit de beste kans om te leren. Positieve ervaringen Analoog aan de uitgangspunten van de oplossingsgerichte benadering is het belangrijk om een evenwicht te behouden tussen praktijkvoorbeelden waar de professional vast zit en voorbeelden, waar het handelen van de professional positief werkt of heeft gewerkt. Voorbeelden van good practice zijn uitstekende gelegenheden om van te leren en zijn zeer stimulerend voor de teamleden. Impliciete kennis over wat werkt wordt hiermee expliciet gemaakt. Iedere Methodische leerbijeenkomst omvat daarom een onderdeel waarin een of meer successen worden besproken. Dit helpt de deelnemers om de praktijksituatie rijker en evenwichtiger te benaderen en bevordert een actieve bespreking. Variatie in praktijksituaties Voorbeelden kunnen betrekking hebben op zeer uiteenlopende praktijksituaties in alle fasen van het primair proces. De volgorde is op zichzelf niet belangrijk, tenzij er vanuit de instelling behoefte bestaat om een bepaald onderdeel van het primaire proces extra te belichten. Wel is het rendement het grootst wanneer in de loop van de bijeenkomsten alle belangrijke onderdelen van het primair proces in de voorbeelden aan bod komen Methodische vorm van de leerbijeenkomst In SAVE is geëxperimenteerd met het integreren van de oplossingsgerichte reflecting team intervisie met de casusanalyse volgens de Vier Vensters. Dat heeft geresulteerd in het volgende 5 stappen-model, waarop in verder wordt ingegaan. Samengevat ziet het model er alsvolgt uit: Stap 1 Stap 2 Stap 3 Stap 4 Stap 5 Voorbereiding Succesronde Leervraag vanuit het perspectief van de inbrenger Substappen: (a) Leervraag, (b) Reflectie en (c) Bruikbaarheid Leervraag vanuit het perspectief van de kerntaak van de organisatie Evaluatie Door tussen stap 3 en stap 4 een korte pauze van ca. 5 minuten in te lassen, bleken de deelnemers vaak beter in staat de aandacht ook tijdens het tweede uur vast te houden Duur en frequentie van de bijeenkomsten Duur De tijd voor het reflecteren op een actuele situatie is afhankelijk van veel factoren. Er is geen vaste duur. In Verve Overijssel en in SAVE in Utrecht blijkt een bijeenkomst van 2 uur, met een korte pauze in het midden, goed te werken. In SAVE blijkt het mogelijk om te beginnen met een rondje successen en vervolgens een actuele praktijksituatie uit te werken, eerst vanuit het perspectief van de inbrenger en daarna vanuit het 122 VanMontfoort

125 perspectief van de kerntaak van de organisatie, en aan elk ongeveer 40 tot 45 minuten te besteden. Frequentie Als vuistregel kan 1 x per maand per team genomen worden. Iedere 2 weken in een intensieve leerperiode en 1x per 6 weken als onderhoud Deelnemers en hun rollen Aantal deelnemers Het aantal deelnemers is variabel en er kunnen ook toehoorders aanwezig zijn. De ervaring leert, dat een team van 6 tot 10 personen, inclusief de gedragsdeskundige en de teammanager optimaal is. In een grotere groep is het moeilijk om alle deelnemers actief betrokken te houden gedurende de gehele bespreking. Het duurt (te) lang voordat iedere deelnemer een casus kan inbrengen. Een kleinere groep is mogelijk, maar beperkt uiteraard de mogelijkheden om verschillende functies en instellingen aan tafel te hebben. Een grotere groep is wel een goede werkvorm om meer professionals kennis te laten maken met deze werkvorm. Er kan dan bijvoorbeeld gewerkt worden met een binnenkring en een buitenkring. Team of gemengde groep Bijeenkomsten in het vaste team hebben een ander karakter en ook enigszins ander doel dan bijeenkomsten van een gemengde groep. Besprekingen in het vaste werkteam zijn het meest geschikt voor de professionalisering van de teamleden individueel en van het team als geheel. De casuïstiek betreft het dagelijks werk van een of meer teamleden en is daardoor voor alle deelnemers herkenbaar. Wanneer het team hecht is, de teamleden op elkaar ingespeeld zijn en er vertrouwen en rust in het team heersen, kunnen de teamleden gemakkelijker vertellen over hun eigen handelen, twijfels en vragen, dan in een groep waarin men elkaar niet kent. Een gemengde groep is het meest geschikt om nieuwe ideeën en inzichten te genereren die over de grenzen van het team, de afdeling en de eigen organisatie heen gaan. Dit vergt wel een proces van groepsvorming. Er kan bijvoorbeeld begonnen worden met een of enkele sessies waar niet een individuele casus centraal staat, maar een thema bijvoorbeeld het betrekken van de kring van mensen rond het kind, veiligheid, etc. Aan de hand van het thema worden de deelnemers uitgenodigd om voorbeelden te geven uit hun eigen praktijk. Dat geeft de deelnemers de gelegenheid elkaar en elkaars werk te leren kennen en op elkaar ingespeeld te raken. Een gemengde groep kan worden ingezet in een proces van versterken van de samenwerking in de organisatie tussen de verschillende afdelingen. Door professionals uit de verschillende afdelingen samen deze reflectieve bijeenkomsten te laten houden, worden zowel de gemeenschappelijke als de specifieke aspecten van het werk scherper. Ditzelfde geldt voor bijeenkomsten met professionals uit de verschillende instellingen in de jeugdzorg keten. Doordat een professioneel vraagstuk met betrekking tot een jeugdige centraal VanMontfoort 123

126 gezet wordt, komt het gemeenschappelijke doel van de professionals centraal te staan en worden de vraagstukken of professionele dilemma s (weer) gemeenschappelijk gemaakt. Het past in SAVE om methodische leerbijeenkomsten te houden waar professionals van de jeugdbeschermingsinstelling, de Raad, de WSG, de Eigen Kracht Centrale en een vertegenwoordiger vanuit een lokaal team deelnemen. Rol van de gespreksleider De gespreksleider bereidt de bijeenkomst voor door met de deelnemers af te spreken wie een praktijksituatie zal inbrengen. Met de inbrenger maakt hij afspraken over het aanleveren van het ingevulde Vier Vensters schema van de betreffende casus. Tijdens de bijeenkomst stelt de gespreksleider de vragen aan de inbrenger en coördineert de gespreksleider het stellen van vragen door de andere deelnemers. De regie op het stellen van vragen is essentieel. Zonder regie worden er kris-kras vragen gesteld en verdwijnt de focus uit het gesprek. De gespreksleider voert de regie gelijktijdig op de volgende aspecten: De ordening van de bespreking (vragenschema, tijdbewaking) De interactie in de bespreking (veilige sfeer) De werkwijze van SAVE Behalve dat de gespreksleider de structuur voor de Methodische leerbijeenkomst schept en bewaakt en dat hij adequaat het groepsproces begeleidt, is vooral het creëren van een veilige leeromgeving cruciaal. Hij doet dat bijvoorbeeld door oplossingsgerichte uitgangspunten expliciet te benoemen zoals vertrouwelijk met het besprokene omgaan, sterktegericht en respectvol op elkaar reageren, doelgericht zijn enzovoort. Indien nodig stelt hij een oncomfortabele sfeer ter discussie, zonder zelf in oordelen te vervallen. Dat is geen gemakkelijke opgave en dat is een van de redenen waarom er in SAVE voor gekozen is gedragswetenschappers voor deze rol te vragen. De gesprekleider kan ervoor kiezen een deel van zijn taken aan teamleden of genodigden delegeren, bijvoorbeeld t.a.v. tijdsbewaking, notuleren op flap/laptop, bewaken van de sfeer en inbreng van specifieke expertise. Voordeel daarvan is dat het slagen van de bijeenkomst meer als gezamenlijke verantwoordelijkheid gezien en gedragen wordt. Als de veiligheid van een kind of andere betrokkenen in een casus zorgelijker wordt ingeschat door de begeleidend gedragswetenschapper dan door de inbrenger, zijn het vaak de teamleden die met hun reflecties de inbrenger alert maken c.q. corrigeren. Gebeurt dat niet, dan heeft de gedragswetenschapper de keuze om direct zijn rol als supervisor in te zetten, danwel na de bijeenkomst nog even het gesprek met de inbrenger aan te gaan en aanvullende vragen te stellen. Hij kan dan alsnog samen met de inbrenger expliciet inzoomen op de veiligheidstaxatie en - borging. Rol van de inbrenger De medewerker die een kritische beroepssituatie inbrengt is de belangrijkste persoon in het gezamenlijke leerproces. Deze medewerker deelt zijn eigen optreden in een kritische beroepssituatie met collega s van de eigen instelling en met collega s van de partnerinstellingen. Daarmee stelt deze medewerker zich kwetsbaar op. De vragen van de anderen kunnen confronterend zijn, zelfs als alle vragen positief geformuleerd zijn. Het is belangrijk, dat de 124 VanMontfoort

127 medewerker zich dit op voorhand realiseert en bedenkt, dat de vragen van de anderen geen aanval of kritiek op de persoon van de inbrenger zijn, maar voortkomen uit betrokken meedenken over de best mogelijke stappen ter bescherming van de betrokken kinderen. De inbrenger bereidt de bespreking voor door zich af te vragen: voor welke vraag of beslissing sta ik hier? Hierbij geldt, dat hoe beter doordacht deze vraag is, hoe groter de kans is op een diepgaande analyse in de bespreking. De inbrenger maakt een beknopte beschrijving van de situatie aan de hand van de Vier Vensters. Deze beschrijving wordt tijdig voor de bespreking verspreid onder de deelnemers. Rol van de overige teamleden De overige deelnemers lezen de beschrijving van de situatie voor de bijeenkomst en denken na over vragen die zij zelf hebben naar aanleiding van deze situatie. Tijdens de bespreking nemen zij actief deel. Dat is actief luisteren wanneer de gespreksleider vragen stelt en de jeugdbeschermer nadenkt of antwoord geeft. Het is geconcentreerd en gericht vragen stellen in de rondes die de gesprekleider maakt met de deelnemers. Ze proberen niet lukraak vragen te stellen, maar aan te sluiten op het gesprek en bij te dragen aan de verdieping door een gerichte vraag te stellen. Iedere deelnemer draagt mede verantwoordelijkheid voor de veiligheid in de bespreking, in de eerste plaats voor de inbrenger(s) en voorts ook voor alle andere deelnemers. Bij reflectie op actuele situaties in de jeugdbescherming horen verschillen in perspectief, weging van de situatie en opvatting over wat er moet gebeuren. Bij deze verschillen kunnen emoties ontstaan. Dat is legitiem, maar in deze situatie ontstaat het risico, dat de inbrenger onder druk komt te staan en het gevoel krijgt zich te moeten verantwoorden voor het eigen handelen. Dat is contraproductief voor de inbrenger en voor de leerbijeenkomst als geheel. Het is geen beoordeling; het is een leerbijeenkomst Locatie Een goede ruimte Triviale zaken zoals een lokaal met voldoende ruimte, ventilatie, licht en rust zijn belangrijk. De setting moet uitnodigen tot rustig nadenken en vrijuit spreken. Voorzieningen Het werkt goed om de casus te presenteren op een manier die voor alle deelnemers leesbaar is. Dit kan op een flapover of door een voorbereide weergave van de casus op te hangen. De presentatie kan in steekwoorden zijn, of kernachtige zinnen, een genogram, voorbeelden van zorgpunten en sterke punten, etc. De jeugdbeschermer of de gespreksleider gaat voor de groep staan en presenteert de casus. Dit gebeurt aan de hand van het Vier Vensters model. Deze simpele verbeelding geeft structuur aan het gesprek en richt de aandacht op het gebruik van het Vier Vensters model en op de woorden waarmee de casus effectief kan worden beschreven. Om dit te laten werken moet er een flapover zijn met voldoende onbeschreven papier en met enkele stiften die goed schrijven. Hoe triviaal dit ook klinkt, het hoort bij de voorbereiding om dit soort zaken goed te regelen, omdat het ontbreken ervan (evenals water, koffie en thee) afbreuk doet aan de bijeenkomst. VanMontfoort 125

128 Internet verbinding De moderne communicatiemiddelen maken besprekingen mogelijk zonder dat alle deelnemers zich in één ruimte bevinden. Skype, Facetime en Videoconferencing maken het mogelijk om een team te laten bevragen door een gesprekleider die zich op afstand bevindt, of om teamleden te laten participeren vanaf verschillende locaties. Goede voorzieningen zijn ook hierbij van groot belang. De verbindingen moeten goed zijn, en snel, zodat beeld en geluid gelijk lopen. Er moeten mogelijkheden zijn om naast de beelden van elkaar ook te kijken naar een gezamenlijk document, dat als het ware de flapover vervangt. Niet alleen in internationale bijeenkomsten, ook binnen Nederland kunnen deze moderne middelen een uitkomst zijn om drukke agenda s en verkeersdrukte te omzeilen. 6.4 Het 5 stappen model Stap 1: Voorbereiding Kenmerken: De inbrenger levert vooraf de ingevulde Vier Vensters en leervraag aan. De inbrenger en de voorzitter bereiden de bijeenkomst samen voor. Kernvragen: Voor welke vraag / beslissing sta jij als werker in deze praktijksituatie? Is deze leervraag actueel en concreet? Gaat hij over één aspect? Verwijst hij naar het professioneel handelen en/of de casusanalyse van de inbrenger? Vooraf wordt afgesproken welk teamlid of welke teamleden een leervraag zullen inbrengen. Deze inbrenger bereidt de bijeenkomst voor door het analysemodel van de Vier Vensters in te vullen. Daarbij maakt hij ook een genogramplus. Tevens formuleert hij zijn leervraag op schrift. Alle teamleden krijgen tenminste twee dagen voor de bijeenkomst de schriftelijke informatie. Zij lezen deze informatie en denken na over de vragen die ze aan hun collega zouden willen stellen. De voorzitter leest de informatie en bespreekt zo nodig de bijeenkomst voor met de medewerker. De voorzitter houdt in de gaten of er over een langere periode voldoende variatie in de leervragen zit. Stap 2: Succesronde Kenmerken: Expliciet aandacht voor wat we kunnen leren van behaalde kleine of grotere successen. Successen t.a.v. wat werkte in actuele praktijksituaties. Genereren van energie. Kernvragen: Wie wil beginnen met het inbrengen van een klein of groter succes dat je recent had? 126 VanMontfoort

129 Zonder teveel over de casus uit te wijden, wat maakte precíes dat het voor jou een succes is? De begeleider geeft complimenten over wat hem aanspreekt aan het succes. Wat deed jij, waardoor het een succes werd? Wat leert het succes jou? Hoe, waar en wanneer zou je dit succes opnieuw kunnen benutten? Wie wil er nog meer een succes delen? En wie nog meer? Terugkoppeling n.a.v. casus van de vorige leerbijeenkomst: Aan vorige inbrenger: wat had jij je voorgenomen en wat is daarvan al gelukt? Aan teamleden: wie heeft, wat we in vorig bijeenkomst leerden, in een andere casus kunnen toepassen? De methodische leerbijeenkomst start met het belichten van enkele successen. De voorzitter vraagt aan de deelnemers om kort een succes of succesje te vertellen. Het gaat om een recente ervaring van het teamlid zelf, waarbij er iets goed ging in het werk. Het mag een groot succes zijn, het mag ook heel klein zijn. Wel moet het recent zijn en moet het gaan om een succes waar het teamlid zelf aan heeft bijgedragen. Een rondje successen genereert positieve energie, die in de rest van de bijeenkomst doorwerkt en die stimuleert om te denken in mogelijkheden in plaats van in belemmeringen. De voorzitter geeft waardering voor de inbreng in haar of zijn eigen woorden. Bijvoorbeeld: Oké, mooi voorbeeld dank je voor dit voorbeeld kijk, daar doen we het voor je zegt, dat het slechts een klein stapje is, maar ik vind het toch een belangrijke verandering kleine stappen zijn belangrijk, alle verandering begint met kleine stappen Bij het geven van waardering is het wel belangrijk dat die oprecht is. Complimenteren mag niet verworden tot een truckje, dan werkt het averechts. Vervolgens kan de voorzitter doorvragen op een oplossingsgerichte manier. Bijvoorbeeld: Wat is in jouw woorden het meest positieve aan deze verandering? Hoe heb je dat voor elkaar gekregen? Je zegt, dat jij er niet zoveel aan gedaan hebt en dat het ook een kwestie van geluk was. Ja, dat kan, maar jij hebt ook iets gedaan, of juist iets niet (meer) gedaan. Wat is het belangrijkste in jouw bijdrage? Wat is er nog meer positief aan wat er gebeurde? Wat nog meer? Als je de ouders zou vragen, wat het meest positieve is aan dit voorbeeld, wat zouden zij dan zeggen? En het kind? De voorzitter kan de andere deelnemers vragen: Wat zie jij als het meest positieve aan dit voorbeeld? VanMontfoort 127

130 Wat zie jij als de belangrijkste bijdrage van je collega (de inbrenger) in dit resultaat? Afhankelijk van de tijd kan dit rondje positieve ervaringen kort gehouden worden (bijvoorbeeld 10 minuten) of wat ruimer genomen worden, zodat meer deelnemers aan bod komen en/of de voorbeelden meer worden uitgediept. Aan het eind van de succesronde vindt een korte terugkoppeling plaats door de inbrenger van de casus van de vorige leerbijeenkomst: Wat is er gelukt van wat die zich had voorgenomen? Wat van wat niet is gelukt, behoeft nog aandacht? Stap 3: Casus vanuit het perspectief van de inbrenger Kenmerken: Start met een korte introductie van de casus en leervraag door de inbrenger, aan de hand van mensen en feiten, bijvoorbeeld met groot geno-/sociogram (op flap of beamer). Daarna volgt een kort rondje verhelderingsvragen van de teamleden. De voorzitter waakt ervoor dat de uitwisseling niet in oordelen, discussie of teveel details verzandt. Hij stelt de leervraag van de inbrenger steeds centraal. Kernvragen: Inbrenger, wil jij in enkele zinnen de belangrijkste kenmerken van je casus toelichten, waarbij je het geno-/sociogram als leidraad neemt? Inbrenger, wil je je leervraag even voorlezen aan het team? Teamleden, welke verhelderende vragen willen jullie stellen om, naar jullie idee, effectief te kunnen reflecteren op de ingebrachte leervraag? Stap 3a Leervraag Kenmerken: De voorzitter bevraagt de inbrenger; teamleden luisteren en noteren hun reflecties. Kernvragen: Inbrenger, licht je leervraag toe; wat maakt dat je deze vraag aan het team voorlegt? Hoe belemmert dit dilemma je tijdens je werk? Wat zou je willen veranderen aan de situatie? Wat heb je al gedaan om je leervraag / de situatie op te lossen? En wat nog meer? Wat doet het gezin met jou? En wat doe jij met het gezin? Hoe vul je jouw rol in ten opzichte van het gezin? Waarover wil je dat het team hierna in ieder geval doorpraat? Als richtlijn voor de leervraag geldt: Voor welke vraag sta jij als jeugdbeschermer in deze situatie? Actueel Concreet, gericht op één - hooguit twee - aspect(en) Over je eigen handelen Over de beslissing van jou of jouw organisatie 128 VanMontfoort

131 Een leervraag kan gaan over de analyse van de gezinssituatie ( wat is er aan de hand, wat moet er gebeuren? ), of over het professioneel handelen van de medewerker zelf ( hoe doe ik dat?). Natuurlijk zijn er ook vragen die beide aspecten raken, maar het is nuttig deze aspecten te onderscheiden. Voorbeelden van een leervraag over de analyse: Kan J. terug naar huis? Wat is er nodig om S. in de nabijheid van zijn moeder te laten wonen? Is de situatie goed genoeg? Wat is er nodig om te zorgen dat de kinderen niet belast worden bij ruzie en escalatie? Voorbeelden van leervragen over het eigen professionele handelen: Hoe kom ik SAVE naar binnen? Hoe krijg ik een ingang bij het gezin en bij de meisjes van 16 en 17 jaar? Hoe krijgen we D. weer naar school? Hoe borgen we de veiligheid van M. (15 jaar)? Sommige van deze vragen bevatten vooronderstellingen of conclusies. De vraag: Kan J. terug naar huis? bevat de conclusie, dat het gewenst is, dat J. terug naar huis gaat. Dat is een conclusie ten aanzien van de volgende stappen. De vraag: wat is ervoor nodig om S. in de nabijheid van zijn moeder te laten wonen? bevat een verder ingevulde vooronderstelling of conclusie. Kennelijk heeft de inbrenger geconcludeerd, dat het goed is voor S., dat hij/zij niet bij moeder woont, maar wel veel contact met moeder heeft. De vraag: wat is er nodig om te zorgen dat de kinderen niet belast worden bij ruzie en escalatie bevat vooronderstellingen ten aanzien van de feiten en de weging. Feiten: er is ruzie/escalatie tussen de ouders. De kinderen zijn daar bij of hebben daar weet van. Weging: deze feiten zijn belastend voor de kinderen. Vragen over de analyse moeten open gesteld worden, zonder conclusies. Een vraag met (verborgen) conclusies kan echter wel een groot leereffect hebben, wanneer de voorzitter doorvraagt en de medewerker zich realiseert, dat zij te vroeg een oordeel heeft geveld of te vroeg een conclusie heeft getrokken. De vragen van de voorzitter kunnen ertoe leiden, dat de medewerker (weer) meer open naar de gezinssituatie gaat kijken en daardoor meer mogelijkheden gaat zien. Stap 3b Reflectie Kenmerken: De voorzitter bevraagt de teamleden, inbrenger luistert en noteert wat bruikbaar voor hem is. Kernvragen: Wat spreekt jullie aan, in hoe de inbrenger in deze zaak te werk is gegaan? VanMontfoort 129

132 Wat spreekt jullie aan in wat de inbrenger al gedaan heeft om zijn leervraag op te lossen? Welke ideeën (reflecties, vragen) kwamen tot dusver bij jullie op? Heb jij wel eens voor een vergelijkbaar dilemma gestaan? Hoe handelde jij toen? Wat zou de inbrenger nog meer kunnen helpen om tot een oplossing te komen? Hoe zou, de reflectie die je gaf, helpend kunnen zijn voor de inbrenger? Stap 3c Bruikbaarheid Kenmerken: De voorzitter bevraagt de inbrenger, de teamleden luisteren en noteren leerpunten voor zichzelf. Kernvragen: Wat van hetgeen de teamleden noemden, zou bruikbaar voor je kunnen zijn? Welke van alle bruikbare ideeën kun je als eerste benutten om tot een oplossing te komen? Wat heb je nodig om een eerste stap in die richting te zetten? Welk van de reflecties sprak je nog meer aan? Wat wil jij het team hierover de volgende keer laten weten? PAUZE (ca. 5 min.) Stap 4: Casus vanuit het perspectief van het team / de organisatie Kenmerken: Alles wegende wat besproken is, bepaalt het gehele team op welke van de Vier Vensters doorgesproken wordt. Neem hierbij in overweging dat het de kerntaak van SAVE is om de veiligheid en resocialisatie van kinderen en jeugdigen te borgen. Kernvragen: Welk aspect uit de Vier Vensters missen we in de bespreking van deze casus nog? Welk cijfer (0-10) geven we nu voor de veiligheid / kans op recidive van de kinderen /deze jongere? Hoe is het verloop hiervan over de afgelopen periode? Aan het eind: Wat spreken we naar aanleiding hiervan af dat de inbrenger nog aan acties onderneemt in deze casus (indien van toepassing)? Stap 5: Evaluatie Kenmerken: De voorzitter evalueert met het gehele team wat het bespreken van de casus andere teamleden heeft opgeleverd en hoe men terugkijkt op het proces van de bijeenkomst. Kernvragen: Wat heeft het bespreken van deze casus de teamleden geleerd? Hoe vonden jullie het proces gaan? Wat sprak je aan en wat kan mogelijk beter? 130 VanMontfoort

133 Literatuur Adriaenssens, P (2008). Tijdschrift voor Ouderschap & Ouderbegeleiding Baartman, H.E.M. (2009). Het begrip kindermishandeling. Pleidooi voor een herbezinning en voor bezonnen beleid. Zeist: Augeo Foundation. Baat, M. de, Foolen, N. & Udo, N. (2013). Crisisinterventie in gezinnen: wat werkt? MJi, november 2013, 21 pag. Baeten, P. & Janssen, L. (2009). Protocol van handelen Advies- en Meldpunten Kindermishandeling bij vermoedens van kindermishandeling in relaties van afhankelijkheid en onvrijheid. Utrecht: MOGroep (Jeugdzorg Nederland). Beek, F. van (2003). Eigen kracht volgens plan? Onderzoek naar plannen en follow-up van Eigen Kracht-conferenties. Voorhout: WESP. Berg, I.K. (2005). Ik wil mijn kind niet kwijt! De Toorts Uitgeverij. Boendermaker, L. (2011). Implementeren is reflecteren. Evidence based werken en de implementatie van interventies in de jeugdzorg. Amsterdam: HvA Publicaties. Bootsma, J. (2010). Maatschappelijk werk in model. Over zorgvuldig hulpverlenen en de drievoudige professionaliteit van maatschappelijk werkers. Amsterdam: SWP. Chapman, M. & Field, J. (2007). Strengthening our engagement with families and understanding practice depth. Social Work Now: December 2007, pag Dam, L. van (2010). Oplossingsgerichte intervisie. Werken met het reflecting team intervisiemodel. Soest: Uitgeverij Nelissen. De Shazer, S. & Dolan, Y. (2009). Oplossingsgerichte therapie in de praktijk. Amsterdam: Hogrefe Uitgevers. Ferguson, H. (2011). Child Protection Practice. Hampshire: Palgrave Macmillan Giard, R. (2013). Waarheidsvinding. Hoe de juridische werkelijkheid het methodologisch ideaal kan naderen. Trema jaargang 36, maart, pag Hermsen, J.J. (2009). Stil de tijd. Pleidooi voor een langzame toekomst. Amsterdam: Arbeiderspers. IJzendoorn, R. van (2008). Opvoeding over de grens. Gehechtheid, trauma en veerkracht. Den Haag: Boom Lemma. VanMontfoort 131

134 Jongepier, N. & Schoonderwoerd, C. (2012). De reflectieve praktijk in de jeugdzorg. Jeugdbeleid, nr 3, pag Kahneman, D. (2011). Thinking, fast and slow. New York: Farrar, Straus and Giroux Kinderombudsman, de (2013). Is de zorg gegrond? Analyse van het feitenonderzoek aan de basis van ingrijpende jeugdzorgbeslissingen. 10 december, Advies KOM/008/2013, 104 pag. Korthagen, F., Koster, B., Melief, K., Tigchelaar, A. (2009). Docenten leren reflecteren. Systematische reflectie in de opleiding en begeleiding van leraren. Barneveld: Nelissen. Kunneman, H. (1985). Habermas theorie van het communicatieve handelen. Een samenvatting. Meppel: Boom. Laan, G. van der (1992). Legitimatieproblemen in het maatschappelijk werk. Utrecht: SWP. Lieshout, J. van & Pagée, R. van (2005). Eigen Kracht. De slijtvastheid van zelfbeschikking. Marie Kamphuislezing Houten: Bohn Stafleu Van Loghum. Mackor, A.R. (2010). Wat is waarheid? De rol van deskundigen bij waarheidsvinding in de strafrechtspraak. Netherlands Journal of Legal Philosophy, mei Montfoort, A.J. van (1994). Het Topje van de IJsberg. Kinderbescherming en de bestrijding van kindermishandeling in sociaal-juridisch perspectief. Utrecht: SWP Montfoort, A.J. van (2004). Vraaggericht werken? Drie modellen voor de relatie hulpverlener-cliënt. Sociale Interventie 1, pag Montfoort, A.J. van (2012). Kinderbescherming: de terugkeer van de burger. Mulock Houwerlezing Utrecht/Leiden/Woerden: NJi/Van Montfoort/Kinderrechtenhuis. Montfoort, A.J. van; Braak, J. van den & Hordijk, S. (2010). Methode voogdij. Utrecht: MO Groep (Jeugdzorg Nederland). Montfoort, A.J. van & Slot, N.W. (2009). Handboek De deltamethode Gezinsvoogdij. De nieuwe methode voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling. Utrecht: MO Groep. Montfoort, A.J. van & Slot, N.W. (2012). Componenten van de Deltamethode als basismethode voor de jeugdbescherming. 27 november 2012, 6 pag. Montfoort, A.J. van & Slot, N.W. (2013). Werken met Verve. Handleiding voor de jeugdbeschermer. Leiden: Hogeschool Leiden. Munro, E. (2008). Effective child Protection (2nd edition). London: Sage. 132 VanMontfoort

135 Ramaekers, S. & Suissa, J. (2010). Wanneer is goed ook goed genoeg? Enkele kanttekeningen bij de verwetenschappelijking van de ouder-kind relatie. Signaal nr 72, pag Rosenfeld, A. & Newberger, E.H. (1977). Compassion versus control. Conceptual and practical pitfalls in the Broadened Definition of Child Abuse. JAMA, Vol 237, no 19, pag Schuurman, M. & Mulder, C. (2011). Eigen Kracht-conferenties bij gezinnen in de regio Amsterdam. Wat levert het op? Nieuwegein/Ermelo: Kalliope Consult/Antropol. Stams, G.J.J.M., Top-Eem van der, M., Limburg, S., Vugt van E.S., Laan van der, P.H. (2010). Implementatie en doelmatigheid van de Deltamethode Gezinsvoogdij. Onderzoek naar de invloed van de Deltamethode Gezinsvoogdij op het verloop van de ondertoezichtstelling. Den Haag/ Amsterdam: Ministerie van Justitie/ Kohnstamm Instituut UvA. Turnell, A. & Edwards, S. (1999). Signs of Safety. A solution and safety oriented approach to child protection casework. New York: W.W. Norton & Company. Turnell, A. & Essex, S. (2006). Working with denied child abuse. The Resolutions Approach. Berkshire: Open University Press. Vogelvang, B. O. & Vermeiden, B. (2008). De verdere ontwikkeling van de hulpverlening:de bouwstenen methode. In T. van Yperen, & J. W. Veerman (Eds.), Zicht op effectiviteit. handboek voor praktijkgestuurd effectonderzoek in de jeugdzorg. Delft: Eburon. Wald, M.S. & Woolverton, M. (1990). Risk assessment: The Emperor s New Clothes? Child Welfare 69, nr 6, November/December, pag Weld, N. & Greening, M. (2004). The Three Houses. Social Work Now. December 2004, pag Wijnen-Lunenburg, P.; Beek, F. van; Bijl, B. e.a. (2008). De familie aan zet. De uitkomsten van Eigen Kracht-conferenties in de jeugdbescherming met beetrekking tot veiligheid, sociale cohesie en regie. Duivendrecht/Voorhout: PI Research/WESP. VanMontfoort 133

136 134 VanMontfoort

137 Verklarende woordenlijst Beschermingsproces. De bemoeienis van de instanties zoals door het gezin wordt ervaren. Burgers. Iedereen die buiten zijn of haar werk meedenkt of meehelpt om te zorgen dat het goed blijft gaan met een kind. Burgersamenleving. De mensen die samen zorgen voor leefbaarheid en die elkaar steunen waar nodig. Ook wel civil society genoemd. Burgervoogd. Een burger die het gezag over een minderjarige op zich neemt en niet zelf dagelijks voor de minderjarige zorgt. Eigen Kracht Centrale. Organisatie die Eigen Kracht-conferenties organiseert en leidt en die streeft naar verandering in de jeugdzorg door het versterken van de regie door familie en netwerk. Eigen Kracht-conferentie. Een bijeenkomst waar het gezin met de familie en anderen uit het netwerk een plan maken om te zorgen, dat het goed blijft gaan met een jeugdige. Als de jeugdbescherming bemoeienis heeft met het gezin, moet het plan worden goedgekeurd door de jeugdbescherming Familieberaad. Een bijeenkomst van het gezin met de familie en anderen uit het netwerk plus professionals die bij het gezin betrokken zijn, waar een plan gemaakt wordt voor de jeugdige. Het beraad wordt voorgezeten door de jeugdbeschermer of door een onafhankelijke facilitator. Gebiedsgebonden SAVE-team. Team dat advies geeft, onderzoek doet, ondertoezichtstellingen, voogdijen en maatregelen van jeugdreclassering uitvoert, samenwerkt met de lokale teams, de Raad voor de Kinderbescherming en zorgaanbieders en dat werkt in een geografisch gebied van een aantal lokale teams. Gezinsleden. De ouders en de jeugdige waar de jeugdbeschermer zich op richt plus eventuele broertjes en zusjes. De handleiding gebruikt bij voorkeur de term gezinsleden boven de term cliënt. Jeugdbeschermer. De medewerker van het AMK, de Toegang Bureau Jeugdzorg, de Raad voor de Kinderbescherming, de gezinsvoogd of de voogd. Jeugdige. De handleiding gebruikt bij voorkeur de term jeugdige in plaats van kind, jongere of minderjarige. Kring van mensen rond het kind. De ouders met de familie en andere personen uit het sociale netwerk. Lokaal team. Buurtteam jeugd en gezin, sociaal wijkteam of team centrum jeugd en gezin. Eerste lijn van zorg voor jeugd respectievelijk sociaal werk voor alle leeftijden. VanMontfoort 135

138 Praktijkleider. De functionaris die de jeugdbeschermer begeleidt en bevraagt. Wordt in ons land uitgevoerd door een praktijkleider, gedragsdeskundige, inhoudelijk manager, werkbegeleider of teammanager. Primair proces. De opeenvolgende handelingen en beslissingen door professionals en instanties in de keten van jeugdbescherming. Rondetafel. Een bijeenkomst van het gezin met de familie, anderen uit het netwerk en betrokken instanties onder leiding van de jeugdbescherming. Schema. Ordeningsprincipe waarmee de opvoedingssituatie van een jeugdige wordt geanalyseerd en dat de jeugdbeschermer helpt de communicatie met de gezinsleden te structureren. Het schema dient tevens voor de verslaglegging en registratie en voor de communicatie tussen jeugdbeschermers en tussen instanties. 136 VanMontfoort

139 VanMontfoort 5

Bescherming in beweging: Verve en Kinderbescherming Thuis. Leiden, 10 september 2013 Adri van Montfoort Wim Slot

Bescherming in beweging: Verve en Kinderbescherming Thuis. Leiden, 10 september 2013 Adri van Montfoort Wim Slot Bescherming in beweging: Verve en Kinderbescherming Thuis Leiden, 10 september 2013 Adri van Montfoort Wim Slot 1" Inhoud presentatie Doel van Verve en Kinderbescherming Thuis Visie op jeugdbescherming

Nadere informatie

Inhoud presentatie. Introductie Voorbeeld op film Visie op jeugdbescherming Vormgeving jeugdbescherming. Vragen?

Inhoud presentatie. Introductie Voorbeeld op film Visie op jeugdbescherming Vormgeving jeugdbescherming. Vragen? De nieuwe jeugdbescherming Lelystad, 4 november 2013 Adri van Montfoort 1 Inhoud presentatie Introductie Voorbeeld op film Visie op jeugdbescherming Vormgeving jeugdbescherming Vernieuwing: Verve/SAVE

Nadere informatie

BESLUITEN OVER GOED GENOEG

BESLUITEN OVER GOED GENOEG BESLUITEN OVER GOED GENOEG Masterclass in de werkwijze Samenwerken aan Veiligheid Marijke van Vugt & Bas Vogelvang Polanerbaan 11b 3447 GN Woerden T: 0348 48 12 00 info@vanmontfoort.nl De masterclass Wat

Nadere informatie

Jeugd, Zorg en Veiligheid nu en na de transitie. Conferentie Vliegwiel, 28 januari 2014

Jeugd, Zorg en Veiligheid nu en na de transitie. Conferentie Vliegwiel, 28 januari 2014 Jeugd, Zorg en Veiligheid nu en na de transitie Conferentie Vliegwiel, 28 januari 2014 Programma Introductie Tanno Klijn, directielid Bureau Jeugdzorg Utrecht Roger Dirven, regiodirecteur Raad voor de

Nadere informatie

Beschermen & Versterken

Beschermen & Versterken Beschermen & Versterken een aanpak die werkt Een veilige omgeving voor het kind We beschermen het kind en versterken het gezin De verantwoordelijkheid voor de zorg voor kinderen die in hun ontwikkeling

Nadere informatie

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008

Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008 Risicomanagement bij onder toezicht gestelde kinderen Een notitie naar aanleiding van onderzoek van de Inspectie jeugdzorg oktober 2008 Inleiding De veiligheid van het kind is een van de belangrijkste

Nadere informatie

Jeugdbescherming en jeugdreclassering

Jeugdbescherming en jeugdreclassering Jeugdbescherming en jeugdreclassering Een inleiding Adri van Montfoort Bureau Van Montfoort VNG Regioconferenties, mei 2011 avm@vanmontfoort.nl Inhoud presentatie Geschiedenis Huidige situatie Nieuw stelsel:

Nadere informatie

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar

Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar Bureau Jeugdzorg Gelderland Bereikbaar en Beschikbaar Hans Lomans Bestuurder BJzG 8 april 2011 2 U vindt ons Overal in Gelderland In alle regio s Zorg-en Adviesteams Centra voor Jeugd en Gezin Veiligheidshuizen

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 5 > Maakt u zich zorgen over een kind? 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen van Kinderbescherming

Nadere informatie

Jeugdbescherming in Nederland

Jeugdbescherming in Nederland Jeugdbescherming in Nederland Jeugdbescherming in Nederland Mr. drs. Bart de Jong Adviseur Van Montfoort 2 Stelselwijziging Jeugd Wat is Jeugdbescherming? Proces/Actoren Doelgroep en problematiek Maatregelen

Nadere informatie

Transitie van de zorg voor jeugd: SAmenwerken aan Veiligheid (SAVE)

Transitie van de zorg voor jeugd: SAmenwerken aan Veiligheid (SAVE) Transitie van de zorg voor jeugd: SAmenwerken aan Veiligheid (SAVE) De gemeenten worden per 01-01-2015 integraal verantwoordelijk voor alle vormen van zorg voor jeugd. Het streven is om middels preventie

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 4 > Maakt u zich zorgen over een kind? 5 > Opvoedingsproblemen 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen

Nadere informatie

Jeugdbescherming en jeugdreclassering. Inleiding Nicis/G32 Den Haag, 15 april 2011 Adri van Montfoort

Jeugdbescherming en jeugdreclassering. Inleiding Nicis/G32 Den Haag, 15 april 2011 Adri van Montfoort Jeugdbescherming en jeugdreclassering Inleiding Nicis/G32 Den Haag, 15 april 2011 Adri van Montfoort 1 Baby Hendrikus In 2009 wordt Hendrikus geboren Zijn beide ouders zijn zwakbegaafd Hendrikus wordt

Nadere informatie

DE SAVE-WERKWIJZE BASISHANDLEIDING VOOR SAVE-PROFESSIONALS

DE SAVE-WERKWIJZE BASISHANDLEIDING VOOR SAVE-PROFESSIONALS DE SAVE-WERKWIJZE BASISHANDLEIDING VOOR SAVE-PROFESSIONALS VERSIE 3.0 JULI 2015 De SAVE-werkwijze Basishandleiding voor SAVE-professionals Versie 3.0 juli 2015 VanMontfoort : Adri van Montfoort Samen Veilig

Nadere informatie

WERKEN MET VERVE. Handleiding voor de jeugdbeschermer. Versie 2.1. Mr. dr. Adri van Montfoort Prof. dr. Wim Slot

WERKEN MET VERVE. Handleiding voor de jeugdbeschermer. Versie 2.1. Mr. dr. Adri van Montfoort Prof. dr. Wim Slot WERKEN MET VERVE Handleiding voor de jeugdbeschermer Versie 2.1 Mr. dr. Adri van Montfoort Prof. dr. Wim Slot 23 mei 2013 Hogeschool Leiden Vrije Universiteit Amsterdam Deze uitgave is mede mogelijk gemaakt

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 4 > Maakt u zich zorgen over een kind? 5 > Opvoedingsproblemen 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen

Nadere informatie

Informatie voor gezinnen over Jeugdbescherming

Informatie voor gezinnen over Jeugdbescherming Informatie voor gezinnen over Jeugdbescherming Wat is Jeugdbescherming? Jeugdbescherming heette vroeger Bureau Jeugdzorg Agglomeratie Amsterdam. Wij dragen bij aan de bescherming van kinderen en daardoor

Nadere informatie

Wat werkt? En komt dit tot zijn recht in het nieuwe wettelijke kader?

Wat werkt? En komt dit tot zijn recht in het nieuwe wettelijke kader? Wat werkt? En komt dit tot zijn recht in het nieuwe wettelijke kader? "De OTS 90 jaar: versleten of vitaal? Prof. Wim Slot Watwerkt? Meer nadruk op veerkracht en beschermende factoren Activeren/ mobiliseren

Nadere informatie

stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, uitgewerkt in een stappenplan en geldend voor alle agogische medewerkers, vast:

stelt de volgende Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling, uitgewerkt in een stappenplan en geldend voor alle agogische medewerkers, vast: Het bevoegd gezag van Stichting Welzijnswerk Hoogeveen, overwegende, - dat Stichting Welzijnswerk Hoogeveen verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan zijn cliënten en dat

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Inhoudsopgave Overeenkomst meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 3 Toelichting meldcode huiselijk

Nadere informatie

MET HART EN ZIEL VOOR KINDEREN IN DE KNEL

MET HART EN ZIEL VOOR KINDEREN IN DE KNEL MET HART EN ZIEL VOOR KINDEREN IN DE KNEL JEUGDBESCHERMING GELDERLAND 2 Jeugdbescherming Gelderland is er voor kinderen in de knel en hun gezin. Samen met het gezin, in nauw overleg met collega jeugdzorginstellingen

Nadere informatie

SaVe Samen werken aan Veiligheid - Utrecht

SaVe Samen werken aan Veiligheid - Utrecht Praktijkvoorbeeld SaVe Samen werken aan Veiligheid - Utrecht Samenvatting Bij SAVE werken de beschermingsorganisaties Bureau Jeugdzorg, William Schrikker Groep, Raad voor de Kinderbescherming Midden Nederland

Nadere informatie

Samenwerking Bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam en de William Schrikker Groep na 2015

Samenwerking Bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam en de William Schrikker Groep na 2015 Samenwerking Bureau jeugdzorg Stadsregio Rotterdam en de William Schrikker Groep na 2015 Versie 14/11/2013 Inleiding De verantwoordelijkheid voor een positief opvoed- en opgroeiklimaat, preventie, vroegsignalering

Nadere informatie

Informatie voor gezinnen

Informatie voor gezinnen Informatie voor gezinnen Wat is Jeugdbescherming? Jeugdbescherming Regio Amsterdam draagt bij aan de bescherming van kinderen en daardoor aan een blijvend veilige ontwikkeling van kinderen. Kinderen hebben

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Informatie vooraf Als huisarts, leerkracht, verpleegkundige, kinderopvang begeleider, hulpverlener, zelfstandige beroepsbeoefenaar, kun je te maken krijgen

Nadere informatie

Rotterdamse Meldcode. huiselijk geweld en kindermishandeling

Rotterdamse Meldcode. huiselijk geweld en kindermishandeling Rotterdamse Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 2 Waarom een meldcode? De Rotterdamse Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling is een stappenplan voor professionals en instellingen bij

Nadere informatie

DE JEUGD- & GEZINSBESCHERMER

DE JEUGD- & GEZINSBESCHERMER DE JEUGD- & GEZINSBESCHERMER BUREAU JEUGDZORG NOORD-HOLLAND Elk kind heeft recht op goede ontwikkelkansen en om op te groeien in een veilige omgeving. Als dit niet vanzelf gaat, wordt door het lokale veld

Nadere informatie

MELDCODE BIJ SIGNALEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

MELDCODE BIJ SIGNALEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING MELDCODE BIJ SIGNALEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING Het bevoegd gezag van Pro-8 en SKOB overwegende: dat Pro-8/SKOB verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening aan

Nadere informatie

Als opvoeden een probleem is

Als opvoeden een probleem is Als opvoeden een probleem is Inhoud 3 > Als opvoeden een probleem is 3 > De Raad voor de Kinderbescherming 4 > Maakt u zich zorgen over een kind? 5 > Opvoedingsproblemen 6 > De rol van de Raad 10 > Maatregelen

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling SWOM

Meldcode bij signalen van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling SWOM Meldcode bij signalen van Huiselijk Geweld en Kindermishandeling SWOM Inhoud Inleiding...2 Stappenplan bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling, toe te passen door de medewerkers van SWOM....4

Nadere informatie

DE INTEGRATIE VAN DE METHODE JEUGDRECLASSERING IN NIEUWE GENERIEKE WERKWIJZEN

DE INTEGRATIE VAN DE METHODE JEUGDRECLASSERING IN NIEUWE GENERIEKE WERKWIJZEN 1 DE INTEGRATIE VAN DE METHODE JEUGDRECLASSERING IN NIEUWE GENERIEKE WERKWIJZEN Bas Vogelvang ~ expertadviseur VanMontfoort ~ lector reclassering en veiligheidsbeleid Expertisecentrum Veiligheid Avans

Nadere informatie

Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis

Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis Toetsingskader Stap 2 voor toezicht naar Veilig Thuis Utrecht, juli 2016 Motto Naar zichtbare kwaliteit in de jeugdhulp! Missie De Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en de Inspectie

Nadere informatie

Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam

Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam Prof. dr. Geert Jan Stams Universiteit van Amsterdam Samen met Jeugdige Taken van de Gezinsvoogd/Casemanager/ Gezinsmanager Opvoeder(s) / verzorger(s) Hulpverleners, behandelaars Andere professionals en

Nadere informatie

Ons aanbod. Voor professionals

Ons aanbod. Voor professionals Voor professionals Ons aanbod Een kind dat hulp nodig heeft om veilig op te groeien, staat nooit alleen. Jeugdbescherming Brabant voelt zich verbonden met de toekomst van dat kind. Wij staan voor veiligheid

Nadere informatie

STEVIG FUNDAMENT VOOR JEUGDZORG

STEVIG FUNDAMENT VOOR JEUGDZORG STEVIG FUNDAMENT VOOR JEUGDZORG ONZE MISSIE EN VISIE ONZE INZET Onze missie Wij beschermen in hun ontwikkeling bedreigde kinderen en zorgen ervoor dat zij de juiste zorg krijgen. Onze visie Wij komen in

Nadere informatie

Presentatie Samen Veilig. Auteur : Connie Mindertsma Datum : 13 februari 2017

Presentatie Samen Veilig. Auteur : Connie Mindertsma Datum : 13 februari 2017 Presentatie Samen Veilig Auteur : Connie Mindertsma Datum : 13 februari 2017 Wat is Samen Veilig? Samen Veilig Midden-Nederland bestaat uit Veilig Thuis en de gebiedsgerichte SAVE teams. Ontstaan Veilig

Nadere informatie

Over de Raad voor de Kinderbescherming. Ieder kind heeft recht op bescherming

Over de Raad voor de Kinderbescherming. Ieder kind heeft recht op bescherming Over de Raad voor de Kinderbescherming Ieder kind heeft recht op bescherming Inhoud 3 > Over de Raad voor de Kinderbescherming 4 > Ieder kind heeft recht op bescherming 5 > Maakt u zich zorgen over een

Nadere informatie

MELDCODE BIJ SIGNALEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

MELDCODE BIJ SIGNALEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING MELDCODE BIJ SIGNALEN VAN HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING Het bevoegd gezag van Stichting Tangent Overwegende dat Stichting Tangent verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening

Nadere informatie

Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Wat kunt u verwachten?

Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Wat kunt u verwachten? Ondertoezichtstelling (OTS) Wat betekent een ondertoezichtstelling voor u en uw kind? Voor wie is deze factsheet bedoeld? Deze factsheet is voor ouders/ verzorgers van kinderen die onder toezicht staan

Nadere informatie

Landelijke Studiedag Jeugdbeleid & Jeugdcriminaliteit

Landelijke Studiedag Jeugdbeleid & Jeugdcriminaliteit Landelijke Studiedag Jeugdbeleid & Jeugdcriminaliteit Erie Merkus en Anke Siegers NBC Nieuwegein 30 januari 2013 Programma 1. Voorstelrondje 2. Wat wil je aan het eind mee naar huis nemen? door Anke Siegers

Nadere informatie

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Zorg en Welzijn Nederland B.V. staat garant voor integer en respectvol handelen. Dit geld voor cliënten als mede ook voor onze begeleiders. Derhalve worden

Nadere informatie

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling

Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Meldcode Huiselijk geweld en Kindermishandeling Doel Alertheid bij alle medewerkers van de HOED op signalen van kindermishandeling en (huiselijk) geweld. Tevens mogelijkheid tot effectief reageren op deze

Nadere informatie

DIRECT, DICHTBIJ EN DOELTREFFEND

DIRECT, DICHTBIJ EN DOELTREFFEND DIRECT, DICHTBIJ EN DOELTREFFEND Een no-nonsense benadering vormgegeven door gedreven en erkende professionals DIRECT, DICHTBIJ EN DOELTREFFEND Hoofdlocatie: Oostwaarts 5 E,2711 BA Zoetermeer Telefoonnummer:

Nadere informatie

Logopedie en Kindermishandeling. Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan

Logopedie en Kindermishandeling. Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan Logopedie en Kindermishandeling Toelichting op de Meldcode en het Stappenplan Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVLF) Juni 2009 Inleiding Omgaan met (vermoedens van) kindermishandeling

Nadere informatie

Er zijn als het moet. Visie van de William Schrikker Groep op gespecialiseerde jeugdzorg aan kinderen (van ouders) met een beperking

Er zijn als het moet. Visie van de William Schrikker Groep op gespecialiseerde jeugdzorg aan kinderen (van ouders) met een beperking Er zijn als het moet Visie van de William Schrikker Groep op gespecialiseerde jeugdzorg aan kinderen (van ouders) met een beperking Onze cliënten Jeugdzorg is er in soorten en maten. De William Schrikker

Nadere informatie

SOVOR. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

SOVOR. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling SOVOR Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Maart 2014 1 Inleiding Het bevoegd gezag van de Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Roosendaal (SOVOR) overwegende dat a. SOVOR verantwoordelijk

Nadere informatie

Methode voogdij. Versie 3

Methode voogdij. Versie 3 Methode voogdij Versie 3 Colofon Methode Voogdij Uitgave Tekst Oplage Prijs Bestelwijze ISBN NUR Methode voogdij Inhoud Deel I: inleiding en grondslag 1 Inleiding 1.1 Een methode voor de voogdij 1

Nadere informatie

Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Hoogeveen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling

Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Hoogeveen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Stichting Openbaar Voortgezet Onderwijs Hoogeveen meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling voorlopig vastgesteld door directeur-bestuurder 9 februari 2012 instemming PGMR 8 maart 2012 definitief

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Geleding Besproken Besluitvorming Directeuren en GMR Jan-mrt 2011 April 2011 Directeuren en GMR Evaluatie mei 2012 Directeuren Evaluatie en update MO 5-3-2013 DB 26 maart 2013 Directeuren Evaluatie DB

Nadere informatie

Jaarbericht 2015 Utrecht, 21 juni 2016

Jaarbericht 2015 Utrecht, 21 juni 2016 Jaarbericht 2015 Utrecht, 21 juni 2016 1 Jaarbericht 2015 Samen Veilig Midden-Nederland Leeswijzer Dit jaarbericht is een samenvatting van de maatschappelijke jaarverantwoording 2015 van Samen Veilig Midden-Nederland

Nadere informatie

Zorg voor jeugd in ontwikkeling

Zorg voor jeugd in ontwikkeling SAmenwerken aan VEiligheid Zorg voor jeugd in ontwikkeling Zorg voor jeugd in ontwikkeling Veiligheid als kernwaarde Vanaf 2015 zijn de gemeenten verantwoordelijk voor alle vormen van jeugdzorg. De Tweede

Nadere informatie

ONDERSTEUNING BESCHERMING TOEZICHT

ONDERSTEUNING BESCHERMING TOEZICHT 2008009130 HOLLAND IJ is ' AANDACHT ONDERSTEUNING BESCHERMING TOEZICHT bij Problemen rond OPGROEIEN EN OPVOEDING NOORD-HOLLAHO BUREAU JEUGDZORG HEEFT 5 SECTOREN Lokaal Jeugdbeleid Jeugdhulpverlening Advies-

Nadere informatie

Rode draad voor kindveiligheid in Amsterdam

Rode draad voor kindveiligheid in Amsterdam Rode draad voor kindveiligheid in Amsterdam Vijfhoek & Ronde Tafel, versie 31 juli 2017 1 Introductie De Vijfhoek Kindveiligheid (Ouder- en Kind Teams, Samen DOEN, Veilig Thuis, de William Schrikker groep,

Nadere informatie

Bureau Jeugdzorg Noord-Holland

Bureau Jeugdzorg Noord-Holland Bureau Jeugdzorg Noord-Holland 2 Bureau Jeugdzorg Noord-Holland Ieder kind heeft het recht om op te groeien tot een gezonde en evenwichtige volwassene. Dat gaat niet altijd vanzelf. Soms is hulp nodig

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Gemeente Weert

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Gemeente Weert Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling Gemeente Weert Het college van Burgemeesters en Wethouders van Weert overwegende: dat de gemeente Weert verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van

Nadere informatie

Als de Raad u om informatie vraagt

Als de Raad u om informatie vraagt Als de Raad u om informatie vraagt Inhoud 3 > Als de Raad u om informatie vraagt 5 > De Raad voor de Kinderbescherming 6 > Onderzoek door de Raad 7 > Uw medewerking is belangrijk 8 > Uw medewerking bij

Nadere informatie

Kennisateliers Jeugdbescherming Jeugdreclassering. Juni 2013 Anna van Beuningen

Kennisateliers Jeugdbescherming Jeugdreclassering. Juni 2013 Anna van Beuningen Kennisateliers Jeugdbescherming Jeugdreclassering Juni 2013 Anna van Beuningen Gemeenten na 2015 verantwoordelijk voor inrichting van het gehele jeugdstelsel Dus ook voor toeleiding naar jeugdbescherming

Nadere informatie

Onderzoek naar onveiligheid

Onderzoek naar onveiligheid Onderzoek naar onveiligheid Advies- en Meldpunt huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling Iemand uit uw omgeving maakt zich ernstig zorgen over de veiligheid van u, uw partner of kinderen.

Nadere informatie

Versie 1.0 19 april 2005. Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Algemeen

Versie 1.0 19 april 2005. Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Algemeen Versie 1.0 19 april 2005 Cliëntroute Bureau Jeugdzorg Taken van het Bureau Jeugdzorg Jeugdhulpverlening Het Bureau Jeugdzorg heeft als taak om te mensen te begeleiden die problemen hebben met de opvoeding

Nadere informatie

Regio-indeling bij de vorming van AMHK 14 NOVEMBER VNG-ONDERSTEUNINGSPROGRAMMA AMHK

Regio-indeling bij de vorming van AMHK 14 NOVEMBER VNG-ONDERSTEUNINGSPROGRAMMA AMHK Regio-indeling bij de vorming van AMHK 14 NOVEMBER 2013 - VNG-ONDERSTEUNINGSPROGRAMMA AMHK Een product van het Ondersteuningsprogramma AMHK van de VNG 14 november 2013 Inhoudsopgave 1 Inleiding 4 2 Huidige

Nadere informatie

Protocol Huiselijk geweld en Kindermishandeling

Protocol Huiselijk geweld en Kindermishandeling Protocol Huiselijk geweld en Kindermishandeling Onderstaand protocol is opgesteld in verband met de wet meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling die met ingang van 1 juli 2013 van kracht is geworden.

Nadere informatie

Kinderen beschermen we samen. Gemeente en Raad voor de Kinderbescherming in het nieuwe Stelsel voor de jeugd

Kinderen beschermen we samen. Gemeente en Raad voor de Kinderbescherming in het nieuwe Stelsel voor de jeugd Kinderen beschermen we samen Gemeente en Raad voor de Kinderbescherming in het nieuwe Stelsel voor de jeugd 1 juni 2013 Beelden van de Raad 2 Tijd om kennis te maken! Kennismaking met de Raad voor de Kinderbescherming

Nadere informatie

Meldcode/Werkwijze bij (vermoedens van) huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling bij SZZ

Meldcode/Werkwijze bij (vermoedens van) huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling bij SZZ Meldcode/Werkwijze bij (vermoedens van) huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling bij SZZ Doel Richtlijn voor handelen bij (vermoedens van) huiselijk geweld, ouderenmishandeling of kindermishandeling.

Nadere informatie

Handelingsprotocol Meldcode Huiselijk Geweld en kindermishandeling Basisschool Meander

Handelingsprotocol Meldcode Huiselijk Geweld en kindermishandeling Basisschool Meander Handelingsprotocol Meldcode Huiselijk Geweld en kindermishandeling Basisschool Meander Doel van de meldcode: Professionals ondersteunen bij het omgaan met signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling.

Nadere informatie

SAMEN VOOR KINDEREN IN DE KNEL INFORMATIE VOOR WIJKTEAMS

SAMEN VOOR KINDEREN IN DE KNEL INFORMATIE VOOR WIJKTEAMS SAMEN VOOR KINDEREN IN DE KNEL INFORMATIE VOOR WIJKTEAMS Contact U kunt ons bereiken via uw vaste contactpersoon uit het jeugdbeschermingsteam in uw regio of wijk. Wij zijn ook bereikbaar via het dichtstbijzijnde

Nadere informatie

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder!

even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder! even VoorSTELLEN Met Cardea kun je verder! Als we over cliënten praten, bedoelen we kinderen, jongeren en hun ouders. Als we over ouders praten, bedoelen we ook eenoudergezinnen, verzorgers, voogden en/of

Nadere informatie

MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING

MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING MELDCODE HUISELIJK GEWELD EN KINDERMISHANDELING Het bevoegd gezag van Logopedie en Stottertherapie praktijk Elst-Nijmegen Overwegende dat A van Eupen als praktijkhoudster verantwoordelijk is voor een goede

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van de Adriaan Roland Holstschool Overwegende dat de Adriaan Roland Holstschool verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit

Nadere informatie

FAMILIEGROEPSPLAN. Basis FGP in wet- en regelgeving: t.b.v. bijeenkomst te Eindhoven voor Advocaten en Juristen. stavaza februari 2016

FAMILIEGROEPSPLAN. Basis FGP in wet- en regelgeving: t.b.v. bijeenkomst te Eindhoven voor Advocaten en Juristen. stavaza februari 2016 Basis FGP in wet- en regelgeving: t.b.v. bijeenkomst te Eindhoven voor Advocaten en Juristen stavaza februari 2016 www.familiegroepsplan.nl FAMILIEGROEPSPLAN Basis van het Familiegroepsplan in wet -en

Nadere informatie

Protocol en samenwerkingsafspraken Ernstig toegebracht (hersen)letsel bij kinderen

Protocol en samenwerkingsafspraken Ernstig toegebracht (hersen)letsel bij kinderen Protocol en samenwerkingsafspraken Ernstig toegebracht (hersen)letsel bij kinderen Inleiding Voor u ligt de nieuwste versie van het protocol en samenwerkingsafspraken betreffende kinderen met ernstig toegebracht

Nadere informatie

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg

Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Invoering van de meldcode in de jeugdzorg Inspectie Jeugdzorg Utrecht, april 2013 Samenvatting Eind december 2012 heeft de Inspectie Jeugdzorg via een digitale vragenlijst een inventariserend onderzoek

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling SNRC

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling SNRC Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling SNRC Het bevoegd gezag van de Stichting het Nationaal Register van Chiropractoren (SNRC) Overwegende dat Register Chiropractoren verantwoordelijk zijn voor

Nadere informatie

Handelingsprotocol gezag, contact/omgang en hulp na partnerdoding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken

Handelingsprotocol gezag, contact/omgang en hulp na partnerdoding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken Handelingsprotocol gezag, contact/omgang en hulp na partnerdoding waarbij minderjarige kinderen zijn betrokken Uitgangspunt Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door

Nadere informatie

Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Stichting Werkplaats Kindergemeenschap. Voortgezet Onderwijs

Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling. Stichting Werkplaats Kindergemeenschap. Voortgezet Onderwijs Meldcode Huiselijk Geweld en Kindermishandeling Stichting Werkplaats Kindergemeenschap Voortgezet Onderwijs Stichting Werkplaats Kindergemeenschap 2013 Inleiding Het opstellen van deze meldcode vloeit

Nadere informatie

Wat gebeurt er na een melding?

Wat gebeurt er na een melding? Wat gebeurt er na een melding? Advies- en Meldpunt huiselijk geweld, kindermishandeling en ouderenmishandeling Iedereen heeft recht op een veilig thuis. Niet iedereen heeft een veilig thuis. Dan is hulp

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling Kindcheck

Meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling Kindcheck Meldcode huiselijk geweld & kindermishandeling Kindcheck Datum mei 2019 Team Processen Auteur Kees de Groot 1 1. Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling 1.1 Wat verstaan we onder huiselijk geweld

Nadere informatie

Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing?

Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing? Hoe beïnvloedt de scheiding de advisering rond strafrechtelijke of civielrechtelijke plaatsing? Drs. R. Simmering Gedragsdeskundige, Raad voor de Kinderbescherming Utrecht 21 mei 2010 Hoe beïnvloedt de

Nadere informatie

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg

Wonen Doe Je Thuis: inhoudelijk kader van Combinatie Jeugdzorg Combinatie Jeugdzorg helpt kinderen en ouders vakkundig bij complexe vragen over opvoeden en opgroeien, zodat kinderen zich optimaal ontwikkelen en meedoen in de samenleving. Daarbij worden participatie

Nadere informatie

Uw beleid + onze jeugdbescherming =

Uw beleid + onze jeugdbescherming = Uw beleid + onze jeugdbescherming = De uitgangspunten van VERVE sluiten volledig aan bij die van uw gemeente: Veiligheid en gezonde ontwikkeling van het kind; Zoveel mogelijk regie bij ouders en een brede

Nadere informatie

KWALITEITSKADER VEILIG THUIS ONDERDEEL: ZICHT OP VEILIGHEID

KWALITEITSKADER VEILIG THUIS ONDERDEEL: ZICHT OP VEILIGHEID Landelijk Netwerk Veilig Thuis KWALITEITSKADER VEILIG THUIS ONDERDEEL: ZICHT OP VEILIGHEID Utrecht, 1 juli 2016 1 Inhoudsopgave 1 Inleiding... 3 2 Kaders zicht op veiligheid voor Veilig Thuis... 4 2.1

Nadere informatie

Meldcode kindermishandeling en huiselijke geweld

Meldcode kindermishandeling en huiselijke geweld Meldcode kindermishandeling en huiselijke geweld Doelstelling In deze meldcode wordt de werkwijze/ het stappenplan beschreven als professionals vermoedens hebben van mishandeling. De meldcode is een hulpmiddel

Nadere informatie

Als ouders uit elkaar gaan

Als ouders uit elkaar gaan Als ouders uit elkaar gaan Inhoud 3 > Als ouders uit elkaar gaan 4 > De Raad voor de Kinderbescherming 6 > Het ouderschap blijft bestaan 7 > Informatie en consultatie 9 > De rol van de Raad 11 > De rechter

Nadere informatie

Plan van aanpak naar aanleiding van het Rapport. De kwaliteit van Stichting Veilig Thuis Noord Oost Gelderland Stap 2

Plan van aanpak naar aanleiding van het Rapport. De kwaliteit van Stichting Veilig Thuis Noord Oost Gelderland Stap 2 Plan van aanpak naar aanleiding van het Rapport De kwaliteit van Stichting Veilig Thuis Noord Oost Gelderland Stap 2 Door de inspectie Jeugdzorg en de Gezondheidszorg. Apeldoorn 26 april 2017 1 Aanleiding

Nadere informatie

1 Triage aan de voordeur op basis van de binnengekomen melding

1 Triage aan de voordeur op basis van de binnengekomen melding TRIAGE-INSTRUMENT VEILIG THUIS 0.6 - WERKDOCUMENT (voor de instructie zie de handleiding van het triage-instrument) 1 Triage aan de voordeur op basis van de binnengekomen melding Beschrijf de zorg die

Nadere informatie

Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht -

Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht - Zorg om het kind - bescherming van minderjarigen en het gezondheidsrecht - Prof.mr.drs. Mariëlle R. Bruning Najaarslezing Vereniging voor Gezondheidsrecht, 2 november 2012 Thema Zorgverlening aan en het

Nadere informatie

Een kinderbeschermingsmaatregel?

Een kinderbeschermingsmaatregel? Een kinderbeschermingsmaatregel? Stand van zaken naar aanleiding van het vervolgonderzoek naar de kwaliteit van de Bureaus Jeugdzorg en de Raad voor de Kinderbescherming bij de besluiten over een kinderbeschermingsmaatregel

Nadere informatie

MELDCODE HUISELIJK GEWELD

MELDCODE HUISELIJK GEWELD MELDCODE HUISELIJK GEWELD status Definitief 11 februari 2014 pagina 1 van 7 Het bevoegd gezag van SPO de Liemers; overwegende dat SPO De Liemers verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Opgesteld door Rhea Mommers en Marrig van de Velde, 10 maart 2016 Het bevoegd gezag van: Educonsult Zeeland Overwegende dat Educonsult Zeeland

Nadere informatie

Waarheidsvinding in de justitiële jeugdketen. Aanvullende aanbevelingen verkregen tijdens het landelijk congres

Waarheidsvinding in de justitiële jeugdketen. Aanvullende aanbevelingen verkregen tijdens het landelijk congres Waarheidsvinding in de justitiële jeugdketen Aanvullende aanbevelingen verkregen tijdens het landelijk congres INLEIDING Goed feitenonderzoek met de focus op wat goed is voor het kind. Dat vormt het uitgangspunt

Nadere informatie

Toetsingskader Kwaliteit opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen

Toetsingskader Kwaliteit opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen Toetsingskader Kwaliteit opvang alleenstaande minderjarige vreemdelingen Utrecht, april 2016 Motto Naar zichtbare kwaliteit in de jeugdhulp! Missie De Inspectie Jeugdzorg, de Inspectie voor de Gezondheidszorg

Nadere informatie

Transitie en transformatie van de zorg voor jeugd

Transitie en transformatie van de zorg voor jeugd Transitie en transformatie van de zorg voor jeugd Een geslaagde transformatie & transitie? Vanaf januari 2015 worden gemeenten verantwoordelijk voor het preventieve en curatieve jeugdbeleid. Hieronder

Nadere informatie

Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort

Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort Aanpak huiselijk geweld centrumgemeentegebied Amersfoort De bestrijding van huiselijk geweld is een van de taken van gemeenten op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO, nu nog prestatieveld

Nadere informatie

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, Atlas College, versie maart 2014

Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, Atlas College, versie maart 2014 Meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling, Atlas College, versie maart 2014 Het College van Bestuur van het Atlas College Overwegende - dat het Atlas College verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit

Nadere informatie

MELDCODE KINDERMISHANDELING EN HUISELIJK GEWELD

MELDCODE KINDERMISHANDELING EN HUISELIJK GEWELD MELDCODE KINDERMISHANDELING EN HUISELIJK GEWELD OPENBAAR APOTHEKERS De Meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld is een uitgave door de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie

Nadere informatie

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK)

VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) VERDRAG INZAKE DE RECHTEN VAN HET KIND (IRVK) Artikel 3 IRVK 1. Bij alle maatregelen betreffende kinderen, ongeacht of deze worden genomen door openbare of particuliere instellingen voor maatschappelijk

Nadere informatie

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling

Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Meldcode bij signalen van huiselijk geweld en kindermishandeling Het bevoegd gezag van Avila coaching Overwegende dat Avila coaching verantwoordelijk is voor een goede kwaliteit van de dienstverlening

Nadere informatie

Beter samenwerken. Minder regeldruk, meer tijd voor jeugdzorg

Beter samenwerken. Minder regeldruk, meer tijd voor jeugdzorg Beter samenwerken Minder regeldruk, meer tijd voor jeugdzorg Colofon Dit is een gezamenlijke uitgave van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en het ministerie van Volksgezondheid,

Nadere informatie

Model Programma van Eisen AMHK

Model Programma van Eisen AMHK Model Programma van Eisen AMHK Inleiding Een programma van eisen is noodzakelijk voor het geven van een opdracht aan één of meer organisaties of personen om een AMHK in te richten. Een programma van eisen

Nadere informatie

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173

Literatuur 145. Het Nederlands Jeugdinstituut: kennis over jeugd en opvoeding 173 Inhoud Inleiding 7 Deel 1: Theorie 1. Kindermishandeling in het kort 13 1.1 Inleiding 13 1.2 Aard en omvang 13 1.3 Het ontstaan van mishandeling en verwaarlozing 18 1.4 Gevolgen van kindermishandeling

Nadere informatie

Wijkgerichte Aanpak Kindveiligheid

Wijkgerichte Aanpak Kindveiligheid Wijkgerichte Aanpak De Wijkgerichte Aanpak is ontwikkeld en uitgevoerd met behulp van het stimuleringsprogramma SWING. SWING is ingesteld door het Ministerie van Veiligheid & Justitie om tot een nieuwe

Nadere informatie