GLT-PLUS INDEX NAAM & HANDTEKENING. OPGESTELD: HSEW Advisor W. Workum. GECONTROLEERD: Area Lead M. Scholten

Transcriptie

1 Werkinstructie HSEW Blz. 1 van 11 INDEX 1 SCOPE 2 DOEL 3 INLEIDING 4 DEFINITIES 5 VOORWAARDEN 6 VERANTWOORDELIJKHEDEN EN BEVOEGDHEID 7 WERKWIJZE 7.1 KLIC melding doen 7.2 Inventarisatie kabels/leidingen 7.3 Graafwerkplan Ondiepe ontgravingen Diepe ontgravingen 7.4 Graafwerkzaamheden uitvoeren 7.5 Veiligheidsstrook langs de ontgraving 7.6 Verdichten 8 REFERENTIE NAAM & HANDTEKENING DATUM OPGESTELD HSEW Advisor W. Workum GECONTROLEERD Area Lead M. Scholten GOEDGEKEURD Execution Manager P. van der Ree WIJZIGING BMS update Checklist gereviseerd

2 Werkinstructie HSEW Blz. 2 van 11 1 SCOPE Graafwerkzaamheden kunnen tot een extra risico leiden. Graafwerkzaamheden dienen apart op de werkvergunning vermeld te worden, met de te nemen maatregelen. 2 Doel Deze procedure geeft regels en richtlijnen voor het uitvoeren van graafwerkzaamheden 3 Inleiding Bij diverse onderhouds- en modificatiewerkzaamheden is het noodzakelijk om grondwerk uit te voeren (zowel binnen als buiten locaties). Deze instructie beoogt de kwaliteit en veiligheid bij de uitvoering van grondwerkzaamheden te waarborgen 4 Definities Graafwerkzaamheden Hieronder wordt verstaan alle ingravingen, uitgravingen, ontgravingen, afgravingen, grondverplaatsingen, etc., die onder het maaiveld plaatsvinden Ondiepe ontgraving Een ondiepe ontgraving is een ontgraving tot een diepte van minder of gelijk aan 1.2 meter ten opzichte van maaiveld Diepe ontgraving Een diepe ontgraving is een ontgraving die het bestaande maaiveld verlaagt tot een diepte van 1.2 meter of meer. Ontgravingen met bouwput Een ontgraving met bouwput betreft een ontgraving vanaf het maaiveld waarbij gebruik gemaakt wordt van natuurlijke taluds. Ontgraving met bouwkuip Een open ontgraving met bouwkuip betreft een ontgraving vanaf het maaiveld waarbij gebruik gemaakt wordt van een grondkerende constructie. Handmatig graven Handmatig graven omvat graafwerkzaamheden met handschoppen en ander handgereedschap, maar omvat niet het gebruik van spikes, pikhouwelen en dergelijke, tenzij uitdrukkelijk schriftelijk is toegestaan. Mechanisch graven Mechanisch graven omvat graafwerkzaamheden met gebruik van graaf- en grondverzetmachines. Besloten ruimte Een ontgraving wordt een besloten ruimte indien deze dieper is dan 1.2 meter en/of wanneer de breedte kleiner is dan de diepte/hoogte En voldoet aan één van de volgende voorwaarden Bevat, of heeft het risico om, gevaarlijke stoffen te bevatten zoals nader omschreven in G-416 Werken in Besloten Ruimten Waarbij risico aanwezig is dat de in- en uittrede in/uit de ontgraving kan worden geblokkeerd ten gevolge van bijvoorbeeld inkalving of dichtspoeling

3 Werkinstructie HSEW Blz. 3 van 11 5 Voorwaarden KLIC melding Voorafgaande aan mechanische graafwerkzaamheden dient altijd een KLIC melding gedaan te zijn. Dit geldt voor zowel werkzaamheden binnen en buiten het hek. Bij graafwerkzaamheden waarbij kabels (incl. moffen) en leidingen worden vrijgegraven,moet de betreffende beheerder de te nemen voorzorgsmaatregel aan de grondroerder doorgeven. 6 Verantwoordelijkheden en bevoegdheid Bij graafwerkzaamheden worden de volgende verantwoordelijken geidentificeerd, waarbij het mogelijk is dat meerdere rollen door één persoon kunnen worden vervuld. Construction manager GLT PLUS De Construction Manager treedt op als Authorized Person Excavations. Voorafgaand aan aanvang van graafwerkzaamheden is het de verantwoordelijkheid van de Construction Manager om te bepalen 1. Of het doel van de graafwerkzaamheden tegen acceptabele kosten kan worden bereikt met een veilige methode, waarbij niet gegraven hoeft te worden. 2. Wanneer graafwerkzaamheden noodzakelijk zijn en dieper dan 1.2 meter, de ontgraving onder een helling van minimaal 11 wordt aangelegd. 3. Gebruik indien noodzakelijk stabiliserende maatregelen om de stabiliteit van de ontgraving te waarborgen. De projectleider dient er verder op toe te zien dat er volgens NAM werkvergunning systeem t.a.v. graafwerkzaamheden wordt gewerkt. Dat indien werkzaamheden plaatsvinden in een besloten ruimte, er volgens de geldende voorwaarden wordt gewerkt Locatie Verantwoordelijk Persoon (LVP) Voorafgaand aan de aanvang van graafwerkzaamheden op een NAM locatie, is het de verantwoordelijkheid van de LVP om ervoor te zorgen dat De werk- en aanvullende vergunningen zijn verkregen voordat het werk begint, en dat de vergunningsvoorwaarden tijdens het werk worden nageleefd. Toetsing dat de werkpakketten aanwezig zijn, de KLIC informatie aanwezig is, alsmede de informatie verkregen door het graven van proefsleuven, alvorens start van de werkzaamheden. Het verzorgen van de V&G coördinatie tijdens de werkzaamheden. Er op toezien dat alle uitvoerend personeel op de locatie de voorgeschreven persoonlijke beschermingsmiddelen draagt. Dat de veiligheidsaspecten ten aanzien van de graafwerkzaamheden worden nageleefd, en dat het graafwerkplan correct wordt gevolgd. Grondroerder De grondroerder is verantwoordelijk voor 1. Opstellen graafwerkplan 2. Vooraf dient de grondroerder een KLIC melding te doen, as built gegevens op te vragen bij de NAM via de LVP, te checken of alle gegevens over kabels en leidingen aanwezig zijn en dient alle voorwaarden van de betreffende (net)beheerders op te volgen 3. Verificatie van de aanwezigheid van kabels en leidingen middels proefsleuven 4. Verricht de graafwerkzaamheden

4 Werkinstructie HSEW Blz. 4 van 11 Discipline Engineer De expertise van de NAM Discipline Engineer (TA-2) is benodigd bij de voorbereiding van de graafwerkzaamheden. De Discipline Engineer zorgt tevens voor een juiste verwerking van de werkzaamheden in de desbetreffende systemen. De rol van Discipline Engineer kan eventueel lokaal en door GLT PLUS ingevuld worden, maar alleen na autorisatie van de verantwoordelijke TA-2. De TA-2 van de NAM blijft de eindverantwoordelijke. Een NAM Civiele Engineer dient te worden betrokken bij de graafwerkzaamheden, o.a. in verband met ondergrondse drainsystemen en eventuele bodemverontreiniging. Een NAM Pipeline Engineer is veelal de opdrachtgever bij graafwerkzaamheden, bijvoorbeeld bij een dig-up (bij leidinginspecties). NAM Land en Lease dient te worden betrokken bij graafwerkzaamheden t.b.v. NAM equipment/leidingen op terrein van derden. NAM KLIC Team (Geomatics) Het NAM KLIC team ontvangt de KLIC aanvraag via het Kadaster en verzorgt eventuele opvolging in het veld (buiten NAM-hekwerk) uitzetten van kabels en leidingen en/of toezicht houden tijdens graafwerkzaamheden. Uitvoerder Graafwerkzaamheden De uitvoerder die verantwoordelijk is voor de graafwerkzaamheden draagt er zorg voor dat Er geen graafwerkzaamheden worden uitgevoerd zonder voorkennis en goedkeuring van NAM. Er een graafwerkplan wordt opgesteld en ingediend bij NAM ter goedkeuring voor alle graafwerkzaamheden die 1.2 meter in de diepte overschrijden. Het betrokken personeel bekend is met de desbetreffende werk- en graafvergunning en bekend is met alle veiligheidseisen om te werken voor iedere voorgenomen ontgraving. Dat maatregelen zijn genomen om ondergrondse kabels en/of leidingen in de nabijheid van de beoogde opgraving vooraf te identificeren en dat adequate maatregelen genomen zijn om graafschade te voorkomen. Dat alle ondergrondse infrastructuur wat wordt aangetroffen tijdens de werkzaamheden en niet vermeld is op de as built tekeningen worden gemeld aan NAM, inclusief het R/B bijwerken van de tekeningen. Dat een systeem van beoordeling en controle is ingesteld om ervoor te zorgen dat de veiligheidseisen ten aanzien van graafwerkzaamheden worden beoordeeld op een regelmatige basis. 7 Werkwijze 7.1 KLIC melding doen Wanneer er mechanisch gegraven wordt, zowel binnen als buiten locaties moet door de grondroerder een KLIC melding worden gedaan. Dit om ook de kabels en leidingen van externe partijen (Nutsbedrijven, gemeenten, etc.) te inventariseren. Voor handmatig graven hoeft geen KLIC melding te worden gedaan. Het graafwerk dient minimaal 3 werkdagen vóór aanvang van de graafwerkzaamheden gemeld te worden bij het KLIC. Binnen 20 werkdagen na aanvraag van de KLIC melding dient gestart te worden met de graafwerkzaamheden.

5 Werkinstructie HSEW Blz. 5 van Inventarisatie kabels/leidingen Voordat er gegraven wordt op en nabij de installatie dienen zowel de NAM equipment/leidingen als alle overige nutsleidingen geïnventariseerd te worden middels het aanvraagproces voor de graafvergunning. Voordat er mechanisch gegraven kan worden, dienen proefsleuven handmatig gegraven te worden door de Grondroerder volgens de Instructiekaart Zorgvuldig Graven. Dit om kabels en leidingen te lokaliseren. Voordat er mechanisch gegraven wordt, dient er een KLIC melding aanwezig te zijn. De grondroerder verifieert of in het werk aangetroffen kabels en leidingen overeenstemmen met de ontvangen tekeningen. Indien de volgens tekening aanwezige kabels en leidingen niet worden aangetroffen, wordt de betreffende eigenaar hierover geïnformeerd door de Grondroerder. De eigenaar dient dan aan te geven hoe verder te handelen. Indien op een NAM locatie kabels en leidingen worden aangetroffen die niet zijn aangegeven op enige tekening moet in eerste instantie in overleg met de LVP de eigenaar worden opgespoord. Buiten de NAM-locaties moeten deze kabels en leidingen door de grondroerder worden gemeld aan KLIC Kadaster. Vrijgekomen kabels en leidingen moeten worden afgeschermd om beschadiging te voorkomen. Eventuele beschadigingen moeten direct worden gemeld, afhankelijk van de situatie, aan de LVP, Pipeline Engineer en/of Geomatics. Een incident dient ook altijd in Fountain gemeld te worden. Voordat de sleuf wordt gedicht op NAM locaties, dienen kabels en/of leidingen te worden ingemeten door de grondroerder, bijgewerkt op de rood/blauw tekeningen en inleveren bij GLT PLUS. Buiten NAM locaties moet de grondroerder tijdig contact opnemen met NAM Geomatics, zodat de betreffende kabels en/of leidingen kunnen worden ingemeten, voordat de sleuf wordt gedicht. Buiten NAM locaties worden kabels en leidingen van NAM door Geomatics uitgezet.

6 Werkinstructie HSEW Blz. 6 van Graafwerkplan Ondiepe ontgravingen Voor ondiepe ontgraving wordt alleen een werkvergunning en graafvergunning opgesteld. De grondroerder dient zich te houden aan de voorwaarden die relevante (net)beheerders hebben gesteld voor graafwerkaamheden nabij hun eigendommen. In de vergunning dient aangegeven te zijn of kabels/leidingen buiten bedrijf gesteld moeten worden (met name hoogspanningskabels). De werkvergunning met aanvullende graafvergunning wordt aangevraagd door de grondroerder. Voor alle graafwerkzaamheden dient een graafvergunning te worden aangevraagd, dus ook voor handmatig i.v.m. mogelijke vervuilde grond. De LVP verstrekt de werk- en graafvergunning. Aandachtspunten tijdens bespreken van de werk-/graafvergunning Afzetten werkplek en struikelgevaar, Zonering, Nabijgelegen equipment, Toepassing van proefsleuven. Veilig talud Sleuven die dieper zijn dan breed worden gezien als besloten ruimte. Afschermen opengegraven kabels en pijpleidingen (bijv. transport). Toegankelijkheid graafwerkplek, inclusief grondzuigmachines en bronbemaling. Draaibereik van graafmachines (max. bereik van de giek incl. bak, let op interactierisico s). Communicatie grondwerker en kraanmachinist. Vervuilde grond/ Grondopslag. Bronnering/ Heiwerk Diepe ontgravingen Een graafwerkplan dient door de aannemer te worden opgesteld voor alle ontgravingen dieper of gelijk aan 1.2 meter ten opzichte van het maaiveld. Het graafwerkplan dient door de Discipline Engineer van de NAM vóór het indienen van de werk- en graafvergunning te worden goedgekeurd. Voor ontgravingen dieper of gelijk aan 3 meter, dient tevens de NAM SME te worden geraadpleegd en is schriftelijke goedkeuring van het graafwerkplan nodig van de SME. Het graafwerkplan met bijgaande tekeningen dient bij alle betrokken partijen en aanwezigen op de werkplek bekend te zijn en dient nadere toelichting te geven op Doel van de ontgraving en de voorgenomen diepte van de ontgraving; Lokatie van de ontgraving; Grondsoort(en) en bodemprofiel; Type ontgraving (open / met grondkerende voorziening); Afstand materieel tot kruin van de ontgraving; Lokatie en functie van aanwezige ondergrondse infrastructuur, De aan- of afwezigheid (en diepte) van (grond)water; Kans op -en beheersing van inwatering in de ontgraving afkomstig vanaf het maaiveld en/of hemelwater; Ontwerp van de grondkerende constructie (indien van toepassing); Nabijheid van gebouwen en/of wegen en verkeersbelasting nabij de ontgraving; Beschrijving van het voorgenomen graafproces (mechanisch, handmatig) zoals nader omschreven in CROW-publicatie 250; De duur van de graafwerkzaamheden en de periode dat de ontgraving blijft geopend; Plan van aanpak bij onvoorziene weersomstandigheden; Veilige toe- en uitgangen in/uit de bouwput/bouwkuip.

7 Werkinstructie HSEW Blz. 7 van 11 Voor zover niet in bovenstaande is opgenomen, dient het graafwerkplan tevens te voorzien in Voorschriften t.a.v. de werk- en graafvergunning; Een gedetailleerde omschrijving van de werkzaamheden; Materiaal en materieel dat ingezet wordt; Voorzieningen t.v.k. inwatering van de bouwkuip/put; Toegankelijkheid graafwerkplek, inclusief bronbemaling; Draaibereik van machines (max. bereik van de giek incl. bak); Afzetten van de werkplek en struikelgevaar; Zonering; Bronnering en heiwerkzaamheden; Vervuilde grond/ opslag; Afvoer en transport van afgegraven grond, inclusief type vervoermiddel en rijroutes. Indien van toepassing, conform het civiele RFC pakket. 7.4 Graafwerkzaamheden uitvoeren De onderstaande graafwerkzaamheden worden uitgevoerd conform de CROW richtlijnen 250 en 335 Proefsleuven en voorgraven Mechanisch ontgraven Aanvullen van putten ensleuven Bronbemaling Graafwerkzaamheden t.b.v. kabelleggen Werkafzettingen en veiligheidsvoorzieningen Ontgravingen in of met verontreinigde grond en grondwater worden uitgevoerd volgens de CROW richtlijn 132. Bij de uitvoer zullen de volgende aanvullende eisen van de NAM in acht worden genomen Voor alle graafwerkzaamheden is een werkvergunning in combinatie met een graafvergunning vereist. Bij ontgravingen dieper dan 1,2 meter moet er een graafwerkplan worden opgesteld en ter goedkeuring worden ingediend bij de NAM. Vanaf 1,2 meter kunnen de graafwerkzaamheden vallen onder werkzaamheden in besloten ruimte, dit wordt aangegeven op de werkvergunning. Voor ontgravingen dieper of gelijk aan 3 meter, dient de NAM SME te worden geraadpleegd en is schriftelijke goedkeuring van het graafwerkplan nodig van de SME. Binnen een horizontale afstand van 1 meter van een kabel en/of leiding, of verticale afstand van 0.5m. mag in principe niet machinaal worden gegraven. Echter indien een kabel en/of leiding volledig bloot ligt en/of de exacte loop van het tracé bepaald is mag er tot 0,5 meter rondom de kabel en/of leiding machinaal worden gegraven. Bij aanwezigheid van een kabel afdekband mag er tot 0,05 meter boven het kabel afdekband machinaal worden ontgraven. Daarnaast gelden voor kruisen van leidingen en verdichten de volgende eisen Kruisen van leidingen Materiaal Stalen leidingen Betonnen rioleringen Kunststof leidingen Maximale vrije overspanning 5 meter (zonder bovenbelasting) ½ buislengte (zonder bovenbelasting) 1 meter

8 Werkinstructie HSEW Blz. 8 van 11 Bij grotere overspanningen dienen adequate maatregelen genomen te worden, ter voorkoming van doorzakking en/of doorbuiging van deze leiding(en). 7.5 Veiligheidsstrook langs de ontgraving Vrijkomende grond mag ter plaatse worden opgeslagen. Hierbij dient rekening gehouden te worden dat naast de ontgraving een veiligheidsstrook dient te zijn breder of gelijk aan de diepte van de ontgraving, met een minimale afstand van 1,2 m. vanaf de kruin van de ontgraving. Waar vrijgekomen grond gedeponeerd wordt volgens de in deze specificatie voorgeschreven maatvoering, maar ten gevolge van te hoge grondspanning de sleufwand afschuift zal er een tijdelijke grond kerende constructie worden toegepast. Dit geldt ook wanneer vrijkomende grond wordt gedeponeerd bij aangrenzende bebouwing en fundaties. Bij gestempelde ontgravingen is het toegestaan de vrijkomende grond naast de ontgraving te deponeren, onder voorwaarde dat er een veiligheidsstrook van ten minste 1,2 meter wordt aangehouden en dat de stempeling de aanvullende grondbelasting veilig kan opnemen. In onderstaande figuren staat de veilige afstand van het materieel tot de ontgraving aangegeven voor een talud van zand. De minimale afstand van het materieel (of stempelplaat) tot de rand van het talud is gelijk aan de diepte van de ontgraving. Dit is uitsluitend van toepassing wanneer de hellingshoek van het talud gelijk of flauwer is dan 45 graden en de bodem bestaat uit ongeroerd zand en/of leem. Bij overige grondslagen (klei, veen,alle geroerde grond) of een steilere hellingshoek dient een constructeur een veilige afstand A te bepalen. veilige afstand A te bepalen.

9 Werkinstructie HSEW Blz. 9 van 11 Note De constructeur is de Civiele Discipline engineer van de NAM 7.6 Verdichten Aanvullingen moeten in lagen van 30 cm worden aangebracht en mechanisch worden verdicht. De verdichting moet per laag in minimaal 3 gangen uitgevoerd worden. 8 Referentie NAM-CIVIL.SP.01 Uitvoeren van graafwerkzaamheden

10 GLT-PLUS Werkinstructie HSEW Onderwerp GRAAFWERKZAAMHEDEN APPENDIX 1 CHECKLIST START GRAAFWERKZAAMHEDEN Ref. no. Doc. no. Blz. Status Revisie Datum G van 11 FINAL C

11 Werkinstructie HSEW Blz. 11 van 11