Aansturing Parallel Profibus DP Modbus DeviceNet Foundation Fieldbus

Maat: px
Weergave met pagina beginnen:

Download "Aansturing Parallel Profibus DP Modbus DeviceNet Foundation Fieldbus"

Transcriptie

1 Multi-turn aandrijvingen SAEx 25.1 SAEx 40.1 SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch met besturingseenheid AUMATIC Aansturing Parallel Profibus DP Modbus DeviceNet Foundation Fieldbus Bedieningsinstructies Montage, bediening, inbedrijfstelling

2 Inhoudsopgave SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch Eerst de bedieningsinstructies lezen! Veiligheidsinstructies in acht nemen. Deze bedieningsinstructies zijn als onderdeel van het product te beschouwen. Bedieningsinstructies tijdens de levensduur van het product goed bewaren. Bedieningsinstructies aan iedere volgende gebruiker of eigenaar van het product overhandigen. Doel van dit document: Dit document bevat informatie voor het personeel dat de installatie installeert, in bedrijf stelt en onderhoudt. Het dient als leidraad voor het installeren en in bedrijf stellen van het toestel. Referentiedocumentatie: Handboek (gebruik en instelling) AUMATIC AC 01.1/ACExC 01.1 Parallel Referentiedocumentatie is te verkrijgen via internet: of direct bij AUMA (zie <Adressen>). Inhoudsopgave Pagina 1. Veiligheidsinstructies Essentiële veiligheidsinstructies Toepassingsgebiedd Waarschuwingen/aanwijzingen Aanwijzingen en symbolen 7 2. Identificatie Typeplaatje Korte omschrijving 9 3. Transport, opslag en verpakking Transport Opslag Verpakking Montage Montagepositie Handwiel monteren Multi-turn aandrijving op afsluiter/ tandwielkast monteren Aandrijfvormen B, B1 B4 en E Multi-turn aandrijving (met aandrijfvorm B1 B4 of E) op afsluiter/tandwielkast monteren Aandrijfvorm A Draadbus op maat bewerken Multi-turn aandrijving (met aandrijfvorm A) op de afsluiter monteren Toebehoren montage Beschermbuis voor stijgende spindel van de afsluiter Montageposities van de lokale bediening Montageposities wijzigen Elektrische aansluiting Essentiële veiligheidsinstructies Aansluiting met schakelkast Motoraansluiting Aansluiten met stekkers met schroefklemmen (KP, KPH) Aansluitruimte openen Kabels aansluiten Aansluitruimte sluiten 23 2

3 Inhoudsopgave 5.5. Aansluiten met stekkers met serieklemmen (KES) Aansluitruimte openen Kabels aansluiten Aansluitruimte sluiten Toebehoren voor de elektrische aansluiting Besturingseenheid op wandbeugel Parkeerstekker Beschermdeksel Externe aansluiting voor aarding Bediening Handmatige bediening Handmatige bediening inschakelen De handmatige bediening ontkoppelen Motorbedrijf Lokale bediening Bediening van AFSTAND Menunavigatie via de drukknoppen (voor instellingen en weergaven) Kort overzicht: functies van de drukknoppen Gestructureerde opbouw en navigatie Password invoeren Taal in de display wijzigen Weergaven Statusweergaven in de display Statusweergave S0/S6 - bedrijf Draaimomentweergave wijzigen Signaallampen/LEDs Mechanische standaanwijzing/indicatie aandrijving in bedrijf Meldingen Terugmeldingen via signaleringsrelais (binair) Terugmeldingen (analoog) Inbedrijfstelling (basisinstellingen) Voorverwarmingstijd bij laagtemperatuuruitvoering Wijze van uitschakelen voor eindstanden controleren/wijzigen Schakelruimte openen Draaimomentmechanisme instellen Wegschakelmechanisme instellen Eindstand DICHT (zwart veld) instellen Eindstand OPEN (wit veld) instellen Tussenstanden instellen Richting DICHT (zwart veld) instellen Richting OPEN (wit veld) instellen Proefdraaien Draairichting controleren Wegschakelmechanisme controleren Referentiebeweging standmelding uitvoeren Potentiometer instellen Elektronische positioner RWG instellen Mechanische standaanwijzing instellen Schakelruimte sluiten 51 3

4 Inhoudsopgave SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch 10. Verhelpen van storingen Fouten bij de inbedrijfstelling Foutmeldingen en waarschuwingen Statusweergave S0 - fouten en waarschuwingen Statusweergave S1 - fouten Statusweergave S2 - waarschuwingen Statusweergave S3 oorzaken voor foutmelding Niet gereed afstand Zekeringen Zekeringen in de besturingseenheid van de aandrijving Zekeringen in de schakelkast Motorbeveiliging (thermische bewaking) Reparatie en onderhoud Preventieve maatregelen voor het onderhoud en een veilig gebruik Scheiding van het net Onderhoud Afvoeren en recycling Technische gegevens Uitvoering en functies van de aandrijving Uitvoering en functies van de besturingseenheid Toepassingsvoorwaarden Toebehoren Overig Onderdelenlijst Multi-turn aandrijving SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx Besturingseenheid AUMATIC ACExC 01.1 met stekker voorzien van schroefklemmen (KP, KPH) Besturingseenheid AUMATIC ACExC 01.1 met stekker voorzien van serieklemmen (KES) Certificaten Inbouwverklaring en EG-conformiteitsverklaring ATEX-certificaat 74 Trefwoordenregister Adressen

5 Veiligheidsinstructies 1. Veiligheidsinstructies 1.1. Essentiële veiligheidsinstructies Normen/richtlijnen Veiligheidsinstructies/ waarschuwingen Kwalificatie van personeel Inbedrijfstelling Werking Veiligheidsmaatregelen Onderhoud AUMA producten worden volgens de erkende normen en richtlijnen geconstrueerd en gefabriceerd. Dit is in een inbouwverklaring en in een EG-conformiteitsverklaring geattesteerd. De gebruiker van de installatie en de contractor dienen erop te letten, dat met betrekking tot de montage, elektrische aansluiting, inbedrijfstelling en het gebruik op de plaats van de installatie alle wettelijke eisen, richtlijnen, voorschriften, nationale regelgevingen en aanbevelingen in acht worden genomen. Hiertoe behoren o.a. normen en richtlijnen, zoals bijv. de IEC/EN Elektrisch materieel voor plaatsen waar ontploffingsgevaar kan heersen deel 14: Elektrische installaties voor aan gevaar blootgestelde gebieden (uitgezonderd mijnbouw). deel 17: Inspectie en onderhoud van elektrische installaties in explosiegevaarlijke omgevingen (uitgezonderd mijnbouw). Personen die aan dit toestel werkzaamheden verrichten, moeten volledig op de hoogte zijn van alle veiligheids- en waarschuwingsinstructies alsmede de aanwijzingen in deze bedieningsinstructies. Veiligheidsinstructies en waarschuwingsstickers op het product moeten in acht genomen worden om persoonlijk letsel en/of materiële schade te voorkomen. De montage, elektrische aansluiting, inbedrijfstelling alsmede het bedienen en onderhoud mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Dit personeel dient daartoe door de gebruiker van de installatie of door de contractor geautoriseerd te zijn. Voordat met werkzaamheden aan dit product wordt begonnen moet dit personeel deze bedieningsinstructies gelezen en begrepen hebben, alsmede op de hoogte zijn van de geldende veiligheidsvoorschriften inzake arbeidsomstandigheden en deze in acht nemen. Werkzaamheden in de Ex-zone vallen onder bijzondere bepalingen welke dienen te worden nageleefd. Voor het naleven en bewaken van deze bepalingen, normen en wetten is de gebruiker van de installatie of de contractor verantwoordelijk. Het is belangrijk dat voor de inbedrijfstelling gecontroleerd wordt of alle instellingen met de eisen van de desbetreffende toepassing overeenkomen. Een verkeerde instelling kan leiden tot gevaren tijdens gebruik, bijv. de beschadiging van de afsluiter of de installatie. De fabrikant is niet aansprakelijk voor hieruit voortvloeiende eventuele schade. Het risico te dezer zake berust volledig bij de gebruiker. Voorwaarden voor een probleemloze en veilige werking: Een juiste wijze van transport, opslag, montage en installeren, alsook een zorgvuldige inbedrijfstelling. De apparatuur uitsluitend in een goede staat, met inachtneming van deze bedieningsinstructies, gebruiken. Storingen en beschadigingen dienen direct te worden gemeld en verholpen. Neem de geldende veiligheidsvoorschriften (Arbo) met betrekking tot de arbeidsomstandigheden in acht. Neem de nationale voorschriften in acht. Tijdens het in bedrijf zijn wordt de behuizing warm en kunnen oppervlaktetemperaturen > 60 C ontstaan. Ter voorkoming van mogelijke brandwonden adviseren wij om voor aanvang van de werkzaamheden de oppervlaktetemperatuur met een geschikte thermometer te meten en eventueel veiligheidshandschoenen te dragen. De gebruiker van de installatie of de contractor is verantwoordelijk voor de op locatie noodzakelijke veiligheidsmaatregelen, zoals bijv. afdekkingen, afsluitingen of persoonlijke beschermingsmiddelen voor het personeel. Onderhoudsvoorschriften moeten in acht worden genomen, omdat anders de veilige werking van de apparatuur niet meer gegarandeerd is. Wijzigingen aan de apparatuur zijn uitsluitend met toestemming van de fabrikant toegestaan. 5

6 Veiligheidsinstructies SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch 1.2. Toepassingsgebiedd Informatie AUMA multi-turn aandrijvingen worden toegepast voor de bediening van industriële afsluiters (bijv. vlinderkleppen en kogelkranen). De hier beschreven apparatuur is bedoeld voor de toepassing binnen explosiegevaarlijke omgevingen in de zones 1, 2, 21 en 22. Indien aan de afsluiterflens resp. de afsluiterspindel temperaturen > 40 C te verwachten zijn (bijv. door hete media), dient overleg met de fabriek plaats te vinden. Bij het beschouwen van de temperatuur van aandrijvingen met betrekking tot de nietelektrische explosiebeveiliging is met temperaturen > 40 C geen rekening gehouden. Andere toepassingen zijn uitsluitend met uitdrukkelijke en schriftelijke toestemming van de fabrikant toegestaan. De volgende toepassingen zijn bijvoorbeeld niet toegestaan: Vloertransportmiddelen volgens EN ISO 3691 Hijs- en hefmateriaal volgens EN Personenliften volgens DIN en Goederenliften volgens EN 81-1/A1 Roltrappen Continu bedrijf Onderaardse inbouw Langdurige onderdompeling in water (beschermingsklasse in acht nemen) Explosiegevaarlijke omgevingen in de zone 0 en 20 Explosiegevaarlijke omgevingen van de groep I (mijnbouw) Met straling belaste zones binnen nucleaire installaties De fabrikant is niet aansprakelijk voor schaden, die voortvloeien uit ondeskundig gebruik van de aandrijvingen en/of gebruik voor andere doeleinden dan waarvoor de aandrijvingen bestemd zijn. Tot een juist gebruik van het product behoort ook het naleven van deze bedieningsinstructies. Deze bedieningsinstructies gelden voor de standaarduitvoering rechtsdraaiend sluiten. Dit betekent, dat de aangedreven as met de wijzers van de klok mee draait om de afsluiter te sluiten Waarschuwingen/aanwijzingen De hieronder weergegeven waarschuwingstekens zijn bedoeld om de aandacht te vestigen op de in deze bedieningsinstructies opgenomen veiligheidsinstructies. Elk van deze instructies wordt aangeduid met een pictogram (GEVAAR, WAAR- SCHUWING, VOORZICHTIG, AANWIJZING), dat met het doel van de instructie overeenstemt. GEVAAR Een direct gevaarlijke situatie met zeer hoog risico. Indien de waarschuwing wordt genegeerd, kan de dood of zwaar lichamelijk letsel gevolg zijn. WAARSCHUWING Een mogelijk gevaarlijke situatie met middelhoog risico. Indien de waarschuwing wordt genegeerd, kan de dood of zwaar lichamelijk letsel gevolg zijn. VOORZICHTIG Een mogelijk gevaarlijke situatie met laag risico. Indien de waarschuwing wordt genegeerd, kunnen lichte of middelzware verwondingen het gevolg zijn. Kan ook met betrekking tot materiële schaden worden gebruikt. LET OP Een mogelijk gevaarlijke situatie. Indien de waarschuwing wordt genegeerd, kunnen materiële schaden het gevolg zijn. Wordt niet bij persoonlijk letsel gebruikt. 6

7 Veiligheidsinstructies Structuur en typografische opbouw van de veiligheidsinstructies GEVAAR Soort gevaar en oorzaken! Mogelijke gevolgen bij het niet in acht nemen (als optie) Maatregel om het gevaar te voorkomen Overige maatregelen Het veiligheidssymbool waarschuwt voor verwondingsgevaar. Het signaalwoord (hier GEVAAR) geeft de m ate van gevaar aan Aanwijzingen en symbolen Informatie De hieronder vermelde aanwijzingen en symbolen worden in deze bedieningsinstructies gebruikt: Het begrip Informatie vóór de tekst duidt op belangrijke opmerkingen en informatie. Symbool voor DICHT (afsluiter gesloten) Symbool voor OPEN (afsluiter open) Wetenswaardigheid voor de volgende stap. Dit symbool geeft aan wat voor de volgende stap als voorwaarde geldt of wat voorbereid of in acht genomen dient te worden. Via het menu naar de parameter Beschrijft het pad in het menu naar de parameter. Met behulp van de drukknoppen op de lokale bediening kan daarmee de gewenste parameter in de display snel worden gevonden. Stap voor stap Beschrijft uitvoerig iedere stap om een parameter in te stellen of weer te geven. Omschrijving van de parameterinstellingen/weergaven Beschrijft de instelmogelijkheden en weergaven van een parameter. < > Verwijs naar meer informatie Begrippen, die tussen haakjes staan, verwijzen naar meerdere tekstpassages in het document met betrekking tot dit thema. Deze begrippen zijn in de index, als titel of in de inhoudsopgave aangegeven en kunnen op deze manier snel worden gevonden. 7

8 Identificatie SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch 2. Identificatie 2.1. Typeplaatje Ieder component van het toestel (aandrijving, besturingseenheid, motor) is van een typeplaatje voorzien. Afbeelding 1: Positie van de typeplaatjes Identificatiegegevens [1] Typeplaatje aandrijving [2] Typeplaatje besturingseenheid [3] Typeplaatje motor [4] Extra plaatje, bijv. KKS-plaatje [5] Keuringsplaatje uitvoering explosieveiligheid Afbeelding 2: Typeplaatje aandrijving [1] Type en bouwgrootte aandrijving [2] Commissienummer Afbeelding 3: Typeplaatje besturingseenheid [1] Type en bouwgrootte besturingseenheid [2] Commissienummer [3] Schakelschema [4] Aansturing 8

9 Identificatie Afbeelding 4: Keuringsplaatje uitvoering explosieveiligheid [1] Ex-symbool, CE-keurmerk, registratienummer keuringsstation [2] EG-typekeuringscertificaat [3] Explosieveiligheid classificatie elektrische explosiebeveiliging [4] Explosieveiligheid classificatie stofbeveiliging [5] Explosieveiligheid classificatie niet elektrische explosiebeveiliging Type en bouwgrootte Deze bedieningsinstructies gelden voor de volgende apparatuur: Aandrijvingen voor open-dicht bedrijf: SAEx 25.1, 30.1, 35.1, 40.1 Aandrijvingen voor regelbedrijf: SAREx 25.1, 30.1 ACExC 01.1 = met besturingseenheid AUMATIC Commissienummer Ieder toestel is van een voor de desbetreffende order specifiek commissienummer voorzien. Aan de hand van dit nummer kunnen het schakelschema, de afnameprotocollen en nog meer informatie met betrekking tot het toestel direct van het internet onder worden gedownload. Schakelschema Aansturing De 7e positie in het ACP schakelschema duidt op het soort terugmeldingen van de aandrijving: P = Potentiometer R = RWG (elektronische standmelder) 24 V DC = aansturing via een parallelle interface met 24 V DC stuurspanning. 115 V AC = aansturing via een parallelle interface met 115 V AC stuurspanning. 0/4 20 ma = aansturing via een parallelle interface via analoge ingang 0/4 20 ma Korte omschrijving Multi-turn aandrijving Definitie volgens EN ISO 5210: Een multi-turn aandrijving is een aandrijving, die een draaimoment d.m.v. ten minste één volledige omwenteling op de afsluiter overbrengt. Hij kan stangkrachten opnemen. AUMA multi-turn aandrijvingen worden door een elektromotor aangedreven en kunnen in combinatie met de aandrijfvorm A stangkrachten opnemen. Voor de handmatige bediening is de aandrijving voorzien van een handwiel. De uitschakeling in de eindstanden kan weg- of draaimomentafhankelijk plaatsvinden. Voor de aansturing of de verwerking van de terugmeldingssignalen van de aandrijving is een besturing noodzakelijk. Besturingseenheid voor aandrijvingen De AUMATIC besturing van de aandrijving is geschikt voor de besturing van AUMA aandrijvingen en wordt klaar voor gebruik geleverd. De besturing kan direct op de aandrijving of los op een wandbeugel worden geplaatst. De AUMATIC besturingsfuncties variëren van de gebruikelijke OPEN-DICHT aansturing van de afsluiter door middel van positioner, procesregelingen, het registreren van de bedrijfsgegevens tot aan complete diagnosefuncties. 9

10 Identificatie SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch Lokale bediening/ COM-AC Bediening, instellingen en weergaven kunnen direct ter plaatse aan de lokale bediening worden uitgevoerd. In geval van lokale bediening is het mogelijk: met behulp van de drukknoppen en de display van de lokale bediening de aandrijving te bedienen en instellingen uit te voeren (is tevens in deze bedieningsinstructies beschreven). met behulp van de COM-AC software (optie) met een computer (laptop of pc) gegevens op te roepen resp. te lezen, instellingen te wijzigen en op te slaan. Afhankelijk van de uitvoering, komt de verbinding tussen de computer en de AUMATIC via een kabel (infrarood-interface) of draadloos (Bluetooth -interface) tot stand (is niet in deze bedieningsinstructies beschreven). Intrusive - Non-Intrusive Uitvoering Intrusive (meld- en stuureenheid: elektromechanisch): weg- en draaimomentinstelling met behulp van schakelaars in de aandrijving. Uitvoering Non-Intrusive (besturingseenheid: elektronisch): weg- en draaimomentinstelling met behulp van de besturing. De behuizing van de aandrijving of de besturing hoeft daartoe niet te worden geopend. Hiervoor is in de aandrijving een MWG (magnetische weg- en draaimomentsensor) ingebouwd, die tevens een analoge draaimomentmelding/weergave en een analoge standmelding/weergave ter beschikking stelt. 10

11 Transport, opslag en verpakking 3. Transport, opslag en verpakking 3.1. Transport Transporteer het materiaal in stevige verpakking naar de plaats van bestemming. GEVAAR Zwevende last! De dood of zwaar lichamelijk letsel mogelijk. NICHT onder zwevende last verblijven. Bevestig hef- en hijswerktuigen aan de behuizing en NIET aan het handwiel. Aandrijvingen die op een afsluiter zijn gemonteerd: bevestig hef- en hijswerktuig aan de afsluiter en NIET aan de aandrijving. Aandrijvingen die met een tandwielkast zijn samengebouwd: bevestig hef- en hijswerktuig met hijsogen aan de tandwielkast en NIET aan de aandrijving. Aandrijvingen die met een besturingseenheid zijn samengebouwd: bevestig hef- en hijswerktuig aan de aandrijving en NIET aan de besturingseenheid. Afbeelding 5: Hijsen van de aandrijving met hijsoog 3.2. Opslag LET OP Corrosiegevaar door verkeerde opslag! Materiaal opslaan in een goed geventileerde en droge ruimte. Materiaal beschermen tegen vocht uit de bodem door het in stellingen of op houten pallets op te slaan. Materiaal afdekken ter bescherming tegen stof en vuil. Ongespoten oppervlakken met geschikt anti-roestmiddel behandelen. LET OP Langdurige opslag Schade aan de display door te lage temperaturen! De besturingseenheid AUMATIC mag NIET onder 30 C worden opgeslagen. Als het materiaal gedurende langere tijd (meer dan 6 maanden) opgeslagen wordt, dienen de volgende punten aanvullend in acht te worden genomen: 1. Vóór opslag: Bescherming van de ongespoten oppervlakken, in het bijzonder van de aandrijfvormen en het montagevlak, tegen corrosie met behulp van een langdurig werkend anti-roestmiddel. 2. Om de ca. 6 maanden: Controle op corrosievorming. Nogmaals anti-roestmiddel aanbrengen indien eerste tekenen van corrosie zichtbaar zijn Verpakking Onze producten worden voor het transport vanuit de fabriek door speciale verpakkingen beschermd. Deze bestaan uit milieuvriendelijke, gemakkelijk te scheiden materialen en zijn geschikt voor recycling. Onze verpakkingsmaterialen zijn hout, karton, papier en PE-folie. Wij adviseren u recycling- en inzamelcentra te benaderen voor het afvoeren van het verpakkingsmateriaal. 11

12 Montage SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch 4. Montage 4.1. Montagepositie AUMA aandrijvingen en besturingen kunnen zonder beperkingen in iedere gewenste montagepositie worden toegepast Handwiel monteren Informatie LET OP Om beschadigingen tijdens het transport te voorkomen worden handwielen met een diameter van 400 mm en groter los meege leverd. Beschadigingen aan het omschakelmechanisme door een verkeerde montage! De omschakelhefboom uitsluitend met de hand zwenken. Het is NIET toegestaan de omschakelhefboom, omwille van de bediening, te verlengen. Eerst de handmatige bediening correct koppelen, vervolgens het handwiel plaatsen. 1. Omschakelhefboom met de hand zwenken, daarbij eventueel de schacht een beetje naar links en naar rechts bewegen, tot de handmatige bediening gekoppeld is. De handmatige bediening is correct gekoppeld als de omschakelhefboom ca. 85 overgehaald kan worden. 2. Het handwiel over de rode omschakelhefboom op de as plaatsen. 3. Omschakelhefboom loslaten (keert door veerdruk naar de uitgangspositie terug, eventueel met de hand meebewegen). 4. Het handwiel met de meegeleverde circlip borgen. 12

13 Montage 4.3. Multi-turn aandrijving op afsluiter/ tandwielkast monteren LET OP Corrosiegevaar door beschadigingen aan de verf en vorming van condenswater! Beschadigingen aan de verf na werkzaamheden aan de apparatuur herstellen. Na de montage van het toestel direct elektrisch aansluiten zodat het verwarmingselement de vorming van condenswater verminderen kan Aandrijfvormen B, B1 B4 en E Toepassing Voor draaiende, niet stijgende spindel Niet geschikt voor stangkrachten Montage Aandrijfvorm boring met spiebaan: Aandrijfvorm B1 B4 met boring volgens ISO 5210 Aandrijfvorm B en E met boring volgens DIN 3210 Het is mogelijk om de aandrijfvorm B1 op een later tijdstip te vervangen door een aandrijfvorm B3, B4 of E. Afbeelding 8: Aandrijfvormen Informatie [1] Aandrijfvorm B1/B2 en B [2] Holle as met spiebaan [3] Aandrijfvorm B3/B4 en E [4] Busje voorzien van boring en spiebaan Let op de centrering en het volledig op elkaar passen van de flenzen Multi-turn aandrijving (met aandrijfvorm B1 B4 of E) op afsluiter/tandwielkast monteren 1. Controleer of de flenzen op elkaar passen. 2. Controleer of boring en spiebaan met de ingaande as overeenkomen. 3. Ingaande as licht invetten. 4. Multi-turn aandrijving plaatsen. Informatie: Let op de centrering en het volledig op elkaar passen van de flenzen. 5. Multi-turn aandrijving met bouten volgens tabel monteren. Informatie: Teneinde contactcorrosie te voorkomen adviseren wij de bouten van vloeibare schroefdraadpakking te voorzien. 6. Bouten met draaimoment volgens tabel kruisgewijs vastdraaien. Tabel 1: Aandraaimomenten voor bouten Bouten Aandraaimoment T A [Nm] Schroefdraad Sterkteklasse 8.8 M M M M

14 Montage SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch Aandrijfvorm A Toepassing Aandrijfvorm voor stijgende, niet draaiende spindel Geschikt voor de opname van stangkrachten Draadbus op maat bewerken Deze werkzaamheden zijn alleen noodzakelijk bij een ongeboorde of voorgeboorde draadbus. Afbeelding 9: Montage aandrijfvorm A [1] Draadbus [2] Lager [2.1] Lagerring [2.2] Lagerkrans [3] Centreerring 1. Centreerring [3] uit aandrijfvorm draaien. 2. Draadbus [1] samen met lagers [2] wegnemen. 3. Lagerschijven [2.1] en lagerkransen [2.2] van de draadbus [1] verwijderen. Informatie: Bij bouwgrootten A : volgorde van de lagerringen [2.1] noteren. 4. Draadbus [1] boren, uitdraaien en schroefdraad snijden. Informatie: Attentie: de boring moet exact centrisch en verticaal zijn! 5. Op maat bewerkte draadbus [1] schoonmaken. 6. Lagerkransen [2.2] en lagerschijven [2.1] met lithiumzeep EP-multipurposevet voldoende smeren zodat alle holle ruimtes met vet gevuld zijn. 7. Ingevette lagerkransen [2.2] en lagerschijven [2.1] op draadbus [1] steken. Informatie: Bij bouwgrootten A : op juiste volgorde van de lagerschijven [2.1] letten. 8. Draadbus [1] met lagers [2] weer in de aandrijfvorm plaatsen. Informatie: Let erop, dat klauwen of vertanding correct in de sleuf van de holle as grijpen. 9. Centreerring [3] indraaien en tot aan de aanslag vastdraaien. 14

15 Montage Multi-turn aandrijving (met aandrijfvorm A) op de afsluiter monteren Afbeelding 10: Montage met aandrijfvorm A [1] Spindel van de afsluiter [2] Aandrijfvorm A [3] Bouten montage aandrijving [4] Flens van de afsluiter [5] Bouten montage aandrijfvorm 1. Indien de aandrijfvorm A reeds op de multi-turn aandrijving is gemonteerd: bouten [3] losdraaien en aandrijfvorm A [2] wegnemen. 2. Controleer of de flens van de aandrijfvorm A op de flens van de afsluiter [4] past. 3. De spindel van de afsluiter [1] licht invetten. 4. Aandrijfvorm A op de spindel van de afsluiter plaatsen en zover indraaien totdat zij tegen de flens van de afsluiter ligt. 5. Aandrijfvorm A draaien totdat de montagegaten in één lijn liggen. 6. Montagebouten [5] indraaien, maar nog niet vastdraaien. 7. Multi-turn aandrijving zodanig op de spindel van de afsluiter plaatsen, dat de uitsparingen van de draadbus op het busje voor de aandrijfvorm passen. Bij een juiste plaatsing liggen de flenzen vlak en gelijk op elkaar. 8. Multi-turn aandrijving zodanig draaien dat de montagegaten in één lijn liggen. 9. Multi-turn aandrijving met bouten [3] bevestigen. 10. De bouten [3] kruisgewijs met draaimoment volgens tabel vastdraaien. Tabel 2: Aandraaimomenten voor bouten Bouten Aandraaimoment T A [Nm] Schroefdraad Sterkteklasse 8.8 M M M M Multi-turn aandrijving handmatig in richting OPEN draaien totdat flens van de afsluiter en de aandrijfvorm A vast op elkaar liggen. 12. Montagebouten [5] tussen afsluiter en aandrijfvorm A met draaimoment volgens tabel kruisgewijs vastdraaien. 15

16 Montage SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch 4.4. Toebehoren montage Beschermbuis voor stijgende spindel van de afsluiter Optie Afbeelding 11: Montage beschermbuis [1] Beschermkap voor beschermbuis [2] Beschermbuis spindel [3] O-ring 4.5. Montageposities van de lokale bediening 1. Schroefdraad met hennep, teflontape of vloeibare schroefdraadpakking afdichten. 2. Beschermbuis [2] in schroefdraad draaien en vastdraaien. 3. O-ring [3] tot aan de behuizing naar beneden schuiven. 4. Controleer of de beschermkap voor de beschermbuis [1] aanwezig en onbeschadigd is. De montagepositie van de lokale bediening wordt conform de bestelling uitgevoerd. Indien na de montage op de afsluiter of de tandwielkast blijkt dat de lokale bediening ongunstig is gepositioneerd, kan deze positie ook op een later tijdstip worden gewijzigd. Er zijn vier montageposities mogelijk. Afbeelding 12: Montageposities A en B 16

17 Montage Afbeelding 13: Montageposities C en D Montageposities wijzigen WAARSCHUWING LET OP Drukvaste behuizing, explosiegevaar! De dood of zwaar lichamelijk letsel kunnen de gevolgen zijn. Voor het openen controleren of, en waarborgen dat, de omgeving gasvrij en vrij van spanning is. Deksel en onderdelen van de behuizing zorgvuldig behandelen. Afdichtgroeven mogen niet beschadigd of vervuild zijn. Deksel tijdens de montage niet scheef plaatsen. 1. De bouten losdraaien en de lokale bediening verwijderen. 2. Controleer of de O-ring in goede staat is, indien beschadigd: O-ring vervangen. 3. De lokale bediening in de nieuwe positie draaien en weer plaatsen. Beschadiging van kabels door verdraaien of inklemmen! Functiestoringen mogelijk. De lokale bediening max. 180 draaien. De lokale bediening voorzichtig monteren om geen kabels in te klemmen. 4. De bouten gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien. 17

18 Elektrische aansluiting 5. Elektrische aansluiting 5.1. Essentiële veiligheidsinstructies WAARSCHUWING Schakelschema / aansluitschema Beveiliging door de klant/contractor te verzorgen Gevaar bij een onjuiste elektrische aansluiting Indien de waarschuwing in de wind wordt geslagen, kan de dood, zwaar lichamelijk letsel of materiële schade het gevolg zijn. De elektrische aansluiting mag uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Neem vóór het aansluiten de essentiële veiligheidsinstructies in dit hoofdstuk door. Na het aansluiten, maar vóór het inschakelen van de voedingsspanning, eerst de hoofdstukken <Inbedrijfstelling> en <Proefdraaien> lezen. Het bijbehorende schakelschema/aansluitschema (in de Duitse en Engelse taal) wordt bij de uitlevering samen met deze bedieningsinstructies in een weerbestendige tas aan het toestel bevestigd. Indien het schema niet meer beschikbaar is, kan het onder vermelding van het commissienummer (zie typeplaatje) worden opgevraagd, of direct van het internet ( worden gedownload. Als beveiliging tegen kortsluiting en voor het vrijschakelen van de aandrijving zijn, door de klant/contractor te verzorgen, zekeringen en lastscheiders noodzakelijk. De stroomwaarden voor de bepaling van de groottes worden bepaald door de som van het stroomverbruik van de motor (zie elektrische gegevensblad) en van het stroomverbruik van de besturingseenheid. Tabel 3: Stroomverbruik besturing Voedingsspanning Max. stroomverbuik 100 tot 120 V AC (±10 %) 650 ma 208 tot 240 V AC (±10 %) 325 ma 380 tot 500 V AC (±10 %) 190 ma 24 V DC (+10 %/ 15 %) en AC motor 500 ma, afvlakcondensator µf 24 V DC (+10 %/ 10 %) en DC motor 750 ma, afvlakcondensator µf Tabel 4: Maximaal toelaatbare zekering Motorsturing Nominaal vermogen Max. zekering Magneetschakelaar A1 tot 1,5 kw 16 A (gl/gg) Magneetschakelaar A2 tot 7,5 kw 32 A (gl/gg) Magneetschakelaar A3 tot 11 kw 63 A (gl/gg) Voedingsspanning van de besturing (elektronica) Magneetschakelaar A4 (in de schakelkast) tot 30 kw 125A (gl/gg) Indien de besturingseenheid los van de aandrijving wordt gemonteerd (besturingseenheid op wandbeugel): rekening houden met de lengte en doorsnede van de aansluitkabel bij het bepalen van de beveiliging (zekering). Bij een externe voedingsspanning voor de besturing (elektronica) van 24 V DC en tegelijkertijd de toepassing van gelijkstroommotoren (24 V DC, 48 V DC, 60 V DC, 110 V DC, 220 V DC) dient de 24 V DC voedingsspanning van de besturing op de klemmen XK25/26, gescheiden van de vermogensspanning (U1, V1), te worden aangesloten. Bij een gemeenschappelijke voeding via één kabel (bruggen van U1, V1 met XK25/26, uitsluitend bij 24 V DC!!! ) kan het tijdens schakelingen kort tot over-/onderschrijden van de toelaatbare spanningsgrenzen (24 V DC +10 %/ 10 %) komen. Eventuele actuele instelopdrachten worden buiten deze toelaatbare grenzen niet uitgevoerd. De besturing geeft kort een foutmelding aan. 18

19 Elektrische aansluiting Potentiaal van de aansluitingen door de klant Veiligheidsstandaards Kabels leggen met inachtname van de EMC Stroomsoort, netspanning en frequentie Alle ingangssignalen (aansturing) moeten van dezelfde voedingsspanning (potentiaal) worden voorzien. Alle uitgangssignalen (statusmeldingen) moeten van dezelfde voedingsspanning (potentiaal) worden voorzien. Alle extern aangesloten apparatuur dient met de desbetreffende veiligheidsstandaards overeen te komen. Signaal- en buskabels zijn storingsgevoelig. Motorkabels kunnen storingen veroorzaken. Storingsgevoelige en storing veroorzakende kabels op een zo groot mogelijke onderlinge afstand van elkaar leggen. De resistentie tegen storingsinvloeden van signaal- en buskabels is hoger als de kabels dicht bij het massapotentiaal worden gelegd. Indien mogelijk, lange kabels vermijden of erop letten dat zij in zones worden gelegd waar storingsbronnen weinig invloed hebben. Het over lange afstanden parallel leggen van storingsgevoelige en storing veroorzakende kabels vermijden. Bij het aansluiten van standmelders voor terugmelding op afstand moeten afgeschermde kabels worden gebruikt. Stroomsoort, netspanning en de frequentie moeten met de motorgegevens (zie typeplaatje op de motor) overeenkomen. Afbeelding 14: Typeplaatje motor (voorbeeld) [1] Stroomsoort [2] Netspanning [3] Frequentie (bij draai- en wisselstroommotoren) Aansluitkabels Teneinde de isolatie van de apparatuur te waarborgen geschikte (spanningsvaste) kabels toepassen. De kabels selecteren op minimaal de hoogst voorkomende nominale spanning. Aansluitkabels met een minimaal temperatuurbereik van +80 C toepassen. Bij aansluitkabels die aan uv-straling blootgesteld worden (bijv. buiten) uv-resistente kabels toepassen Aansluiting met schakelkast Bij aandrijvingen met een hoge nominale stroomwaarde van de motor wordt de elektrische aansluiting via een schakelkast uitgevoerd. Deze schakelkast wordt los aan een wand gemonteerd. Afbeelding 15: Besturingseenheid met schakelkast 19

20 Elektrische aansluiting Let voor aansluiting op het volgende Informatie Kabels en het noodzakelijk aantal aders zijn in het schakelschema vermeld. De kabel voor het aansluiten van de motor dient in een afgeschermde uitvoering te zijn. Voor de kabel van de voedingsspanning zijn door de klant/contractor te verzorgen zekeringen ter beveiliging tegen kortsluiting noodzakelijk. De grootte (zwaarte) van de zekeringen dient op de aderdoorsnede van de kabel, het thermische overstroomrelais in de schakelkast, de schakelcontacten en de motorgegevens (zie typeplaatje van de motor) te worden aangepast. Hoofdstuk <Besturingseenheid op wandbeugel> in acht nemen Motoraansluiting GEVAAR Gevaarlijke spanning! Elektrische schok mogelijk. Vóór het openen spanningsvrij schakelen. De kabel voor de motor wordt via separate klemmen aangesloten. Hiervoor moet het deksel op de motoraansluitruimte [2] worden weggenomen. Afbeelding 16: Bezetting van de aansluitingen [1] Klemmenaansluiting (KR) voor aansluitingen besturing [2] Motoraansluitruimte [3] Kabeldoorvoer voor motoraansluiting Tabel 5: Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten motorklemmen Type Toerental Dwarsdoorsneden aansluitkabels Aandraaimomenten SAEx ,5 16 mm 2 2,0 Nm SAREx ,5 35 mm 2 3,5 Nm SAEx mm 2 1,2 2,4 Nm SAREx mm 2 4,0 5,0 Nm mm 2 6,0 12 Nm SAEx , mm 2 1,2 2,4 Nm mm 2 4,0 5,0 Nm mm 2 6,0 12 Nm SAEx mm 2 4,0 5,0 Nm mm 2 6,0 12 Nm 20

21 Elektrische aansluiting 5.4. Aansluiten met stekkers met schroefklemmen (KP, KPH) Aansluitruimte openen Afbeelding 17: Stekker KPH, KP [1] Deksel [2] Boutjes deksel [3] O-ring [4] Aandrijfvorm A [5] Klemmenplaatje GEVAAR Gevaarlijke spanning! Elektrische schok mogelijk. Vóór het openen spanningsvrij schakelen. 1. Boutjes [2] losdraaien en het deksel [1] verwijderen. De aansluitruimte [4] is in de beschermingsklasse Ex e (verhoogde veiligheid) uitgevoerd. De drukvaste ruimte (beschermingsklasse Ex d) blijft daarbij gesloten. 2. Kabelwartels met een Ex e-keurmerk en geschikt voor de aansluitkabels monteren. De beschermingsklasse IP... die op het typeplaatje is vermeld, is slechts dan gegarandeerd indien geschikte kabelwartels worden toegepast. Voorbeeld: Typeplaatje beschermingsklasse IP Niet benodigde kabelingangen met voor de beschermingsklasse geschikte en goedgekeurde blindpluggen afsluiten. 4. De aan te sluiten kabels door de kabelwartels invoeren Kabels aansluiten Tabel 6: Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten Type Dwarsdoorsneden Aandraaimomenten aansluitkabels Vermogensklemmen (U1, V1, W1) (1,5) 1) 2,5 6 mm² 2 Nm Aardebus (PE) (flexibel of massief) Signaalcontacten (1 t/m 50) 0,75 1,5 mm² (flexibel of massief) 1 Nm 1) met kleine klemringen 21

22 Elektrische aansluiting 1. Verwijder over een lengte van mm de mantel van de kabel. 2. Aders afstrippen. Besturing max. 8 mm, motor max. 12 mm 3. Bij flexibele kabels: eindhulzen (massakrimp) volgens DIN gebruiken. 4. Kabels volgens het schakelschema (conform opdracht) aansluiten. Informatie: 2 aders per klem is toegestaan. Bij toepassing van motorkabels met een kabeldoorsnede van 1,5 mm²: voor het aansluiten op de klemmen U1, V1, W1 en PE kleine klemringen toepassen (de kleine klemringen bevinden zich bij uitlevering in het deksel van de E-aansluiting). WAARSCHUWING Bij verkeerd aansluiten: gevaarlijke spanning bij NIET aangesloten aardingsbus! Elektrische schok mogelijk. Alle aardingskabels aansluiten. Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten. Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel in bedrijf stellen. 5. Aardkabel stevig op de aardebus vastschroeven. Afbeelding 19: Aardebus [1] Aardebus (PE) besturingskabel [2] Aardebus (PE) motorkabel LET OP Informatie Corrosiegevaar door vorming van condenswater! Na de montage van het toestel direct in bedrijf stellen zodat het verwarmingselement de vorming van condenswater verminderen kan. Sommige aandrijvingen beschikken over een motorverwarming (extra accessoire). Het verwarmingselement reduceert de vorming van condenswater in de motor en verbetert het aanlopen bij extreem koude temperatuur. 22

23 Elektrische aansluiting Aansluitruimte sluiten Afbeelding 20: Stekker KPH, KP [1] Deksel [2] Boutjes deksel [3] O-ring [4] Aandrijfvorm A [5] Klemmenplaatje 1. Pasvlakken van het deksel [1] en de behuizing schoonmaken. 2. Controleer of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw exemplaar vervangen. 3. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen. 4. Deksel [1] plaatsen en boutjes [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien. 5. Kabelwartels met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien, zodat de desbetreffende beschermingsklasse gewaarborgd is. 23

24 Elektrische aansluiting 5.5. Aansluiten met stekkers met serieklemmen (KES) Aansluitruimte openen Afbeelding 21: Stekkers: links KES, rechts KES-drukvast [1] Deksel [2] Boutjes deksel [3] O-ring [4] Aansluitruimte: Beschermingsklasse Ex e [5] Aansluitruimte: Beschermingsklasse Ex d [6] Behuizing GEVAAR Gevaarlijke spanning! Elektrische schok mogelijk. Vóór het openen spanningsvrij schakelen. 1. Boutjes [2] losdraaien en het deksel [1] verwijderen. De aansluitruimte [4] resp. [5] is in de beschermingsklasse Ex e (verhoogde veiligheid) of in de beschermingsklasse Ex d (drukvaste behuizing) uitgevoerd. De drukvaste binnenruimte van de aandrijving (Ex d) blijft daarbij gesloten. 2. Kabelwartels met een Ex e-keurmerk en geschikt voor de aansluitkabels monteren. De beschermingsklasse IP... die op het typeplaatje is vermeld, is slechts dan gegarandeerd indien geschikte kabelwartels worden toegepast. Voorbeeld: Typeplaatje beschermingsklasse IP Niet benodigde kabelingangen met voor de beschermingsklasse geschikte en goedgekeurde blindpluggen afsluiten. 4. De aan te sluiten kabels ontmantelen en door de kabelwartels invoeren. 5. Kabelwartels met het voorgeschreven draaimoment vastdraaien, zodat de desbetreffende beschermingsklasse gewaarborgd is. 24

25 Elektrische aansluiting Kabels aansluiten Tabel 7: Dwarsdoorsneden aansluitkabels en aandraaimomenten Type Dwarsdoorsneden aansluitkabels Vermogensklemmen (U, V, W) max. 10 mm² (flexibel of massief) Aandraaimomenten 1,5 1,8 Nm Aardebus (PE) max. 10 mm² (flexibel of massief) 3,0 4,0 Nm Signaalcontacten (1 tot 50) max. 2,5 mm² (flexibel of massief) 0,6 0,8 Nm 1. Aders afstrippen. 2. Bij flexibele kabels: eindhulzen (massakrimp) volgens DIN gebruiken. 3. Kabels volgens het schakelschema (conform opdracht) aansluiten. WAARSCHUWING Bij verkeerd aansluiten: gevaarlijke spanning bij NIET aangesloten aardingsbus! Elektrische schok mogelijk. Alle aardingskabels aansluiten. Aardebus op de externe aardingskabel van de aansluitkabel aansluiten. Toestel uitsluitend met aangesloten aardingskabel in bedrijf stellen. 4. Aardkabel stevig op de aardebus vastschroeven. Afbeelding 23: Aardebus [1] Serieklemmen [2] Klemmenbehuizing [3] Aardebus, symbool: LET OP Informatie Corrosiegevaar door vorming van condenswater! Elektrische schok mogelijk. Na de montage van het toestel direct in bedrijf stellen zodat het verwarmingselement de vorming van condenswater verminderen kan. Sommige aandrijvingen beschikken over een motorverwarming (extra accessoire). Het verwarmingselement reduceert de vorming van condenswater in de motor en verbetert het aanlopen bij extreem koude temperatuur. 25

26 Elektrische aansluiting Aansluitruimte sluiten Afbeelding 24: Stekkers: links KES, rechts KES-drukvast [1] Deksel [2] Boutjes deksel [3] O-ring [4] Aansluitruimte: Beschermingsklasse Ex e [5] Aansluitruimte: Beschermingsklasse Ex d [6] Behuizing 1. Pasvlakken van het deksel [1] en de behuizing schoonmaken. 2. Bij stekkers KES-drukvast: Afdichtgroeven met een zuurvrij anti-roestmiddel conserveren. 3. Controleer of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw exemplaar vervangen. 4. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen. WAARSCHUWING Drukvaste behuizing, explosiegevaar! De dood of zwaar lichamelijk letsel kunnen de gevolgen zijn. Deksel en onderdelen van de behuizing zorgvuldig behandelen. Afdichtgroeven mogen niet beschadigd of vervuild zijn. Deksel tijdens de montage niet scheef plaatsen. 5. Deksel [1] plaatsen en boutjes [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien Toebehoren voor de elektrische aansluiting Besturingseenheid op wandbeugel Toepassing Met de wandbeugel kan de besturingseenheid los van de aandrijving worden gemonteerd. Bij een gemonteerde aandrijving, die moeilijk bereikbaar is. Als de aandrijving aan hoge temperaturen wordt blootgesteld. Opbouw Indien de afsluiter aan intensieve trillingen onderhevig is. Afbeelding 25: Montage met wandbeugel 26

27 Elektrische aansluiting [1] Wandbeugel [2] Verbindingskabels [3] Elektrische aansluiting wandbeugel (XM) [4] Elektrische aansluiting aandrijving (XA) [5] Elektrische aansluiting besturing (XK) zgn. klantstekker Let voor aansluiting op het volgende Toelaatbare lengte van de aansluitkabels: max. 100 m. Indien in de aandrijving een standmelder (RWG) is gemonteerd: aansluitkabels in afgeschermde uitvoering toepassen. Uitvoeringen met een potentiometer in de aandrijving zijn hiervoor niet geschikt. Wij adviseren: AUMA kabelset LSW8-KES of LSW9-KP. Indien geen AUMA kabelset wordt toegepast: Geschikte, flexibele en afgeschermde aansluitkabels gebruiken. Indien aansluitkabels, bijv. van het verwarmingselement of schakelaars, aanwezig zijn, die direct van de aandrijving naar de klantstekker XK doorverbonden zijn (XA-XM-XK, zie schakelschema), dan moet deze bekabeling een isolatietest volgens EN ondergaan. Uitgezonderd zijn aansluitkabels van standmelders (RWG, IWG, potentiometer). Deze mogen niet aan een isolatietest worden onderworpen Parkeerstekker Toepassing Parkeerstekker voor het veilig ophangen van een losgenomen stekker. Ter bescherming tegen het direct aanraken van de contacten en tegen milieu-invloeden. Afbeelding 26: Parkeerstekker en stekker met schroefklemmen (KP/KPH) 27

28 Elektrische aansluiting Afbeelding 27: Parkeerstekker en Ex-stekker met serieklemmen (KES) Beschermdeksel Beschermdeksel voor de stekkerruimte, bij losgenomen stekker. De geopende aansluitruimte kan met een beschermdeksel (geen afbeelding) worden afgesloten Externe aansluiting voor aarding Op de behuizing is een externe aansluiting voor aarding (klembeugel) ter beschikking teneinde het toestel in de potentiaalvereffening te integreren. Afbeelding 28: Externe aansluiting voor aarding 28

29 Bediening 6. Bediening 6.1. Handmatige bediening Handmatige bediening inschakelen De aandrijving kan handmatig worden bediend bij instellingen en inbedrijfstelling, in geval van het uitvallen van de motor en bij stroomuitval. Via een ingebouwd omschakelmechanisme wordt de handmatige bediening ingeschakeld. Informatie LET OP Bij toepassing van remmotoren in acht nemen: Tijdens de handmatige bediening is de motor ont koppeld. De remmotor kan om die reden tijdens handmatige bediening geen last vasthouden. De last dient via het handwiel te worden vastgehouden. Beschadigingen aan het omschakelmechanisme door een verkeerde bediening! Handmatige bediening alleen bij stilstaande motor inschakelen. De omschakelhefboom uitsluitend met de hand zwenken. Het is NIET toegestaan de omschakelhefboom, omwille van de bediening, te verlengen. 1. De omchakelhefboom met de hand tot ca. 85 draaien, daarbij het handwiel een beetje naar links en rechts bewegen, totdat de handmatige bediening is gekoppeld. 2. Omschakelhefboom loslaten (keert door veerdruk naar de uitgangspositie terug, eventueel met de hand meebewegen). 3. Handwiel in de gewenste richting draaien. Om de afsluiter te sluiten, het handwiel met de wijzers van de klok mee draaien: de aan te drijven as (van de afsluiter) draait met de wijzers van de klok mee in de richting DICHT De handmatige bediening ontkoppelen De handmatige bediening wordt automatisch ontkoppeld als de motor ingeschakeld wordt. Tijdens het motorbedrijf staat het handwiel stil. 29

30 Bediening SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch 6.2. Motorbedrijf Voordat wordt overgegaan op motorbedrijf eerst alle instellingen van de inbedrijfstelling uitvoeren en proefdraaien Lokale bediening De lokale bediening van de aandrijving vindt plaats met behulp van de drukknoppen op de lokale bedieningseenheid. Afbeelding 32: Lokale bediening VOORZICHTIG [1] Drukknop OPEN [2] Drukknop STOP [3] Drukknop DICHT [4] Drukknop Reset [5] Keuzeschakelaar [6] Signaallampen/LEDs Hete oppervlakken bijv. door hoge omgevingstemperaturen of intensieve zonnestralen mogelijk! Gevaar voor brandwonden Oppervlaktetemperatuur controleren en eventueel beschermende handschoenen dragen. Keuzeschakelaar [5] in de stand Lokale bediening (LOCAL) plaatsen. Informatie De aandrijving kan nu met behulp van de drukknoppen [1 3] worden bediend: - Aandrijving in de richting OPEN bewegen: Drukknop OPEN [1] indrukken. - Aandrijving stoppen: Drukknop [2] STOP indrukken. - Aandrijving in de richting DICHT bewegen: Drukknop [3] DICHT indrukken. De instelopdrachten OPEN - DICHT kunnen in jog-modus of met overneemfunctie worden aangestuurd. Bij de overneemfunctie wordt de aandrijving na het indrukken van de knop tot in de desbetreffende eindstand gebracht, voor zover hij niet tevoren een ander stuursignaal ontvangt. Voor meer informatie over dit thema: zie het handboek (Bedrijf en instelling). 30

31 Bediening Bediening van AFSTAND Keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (LOCAL) plaatsen. De aandrijving kan nu op afstand, via instelopdrachten (OPEN, STOP, DICHT) of via analoge nominale waarden (bijv ma) worden aangestuurd. Informatie Bij aandrijvingen voorzien van positioner is een omschakeling tussen OPEN - DICHT besturing (Afstand OPEN-DICHT) en Setpoint-besturing (Afstand SETPOINT) mogelijk. De omschakeling vindt plaats via de ingang MODE, bijv. door middel van een 24 V DC signaal (zie schakelschema) Menunavigatie via de drukknoppen (voor instellingen en weergaven) Met behulp van de drukknoppen van de lokale bedieningseenheid kunnen instellingen weergegeven, gewijzigd en de verschillende weergaven in het display getoond worden. Afbeelding 35: Lokale bedieningseenheid [1] Drukknop [2] Drukknop [3] Drukknop [4] Drukknop C [5] Keuzeschakelaar [6] Display Keuzeschakelaar [5] in de stand 0 (UIT) plaatsen. Nu kunnen de instellingen en weergaven met behulp van de drukknoppen (1-4) worden uitgevoerd. 31

32 Bediening SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch Kort overzicht: functies van de drukknoppen Knop C Functies Binnen een groep bladeren (navigatiedriehoekjes in de display geven aan in welke richting kan worden gebladerd) Waarden wijzigen Cijfers 0 tot 9 invoeren De keuze bevestigen om in een nieuw menu of een submenu te komen Procedure afbreken Terug naar de vorige weergave: kort indrukken Naar een andere groep (S, M, D) omschakelen: ca. 3 seconden ingedrukt houden totdat de groep M0 verschijnt langer dan 3 seconden ingedrukt houden totdat groep D0 verschijnt (groep M wordt daarbij overgeslagen) Gestructureerde opbouw en navigatie De weergaven in de display zijn in 3 groepen onderverdeeld: Groep S = statusweergaven Groep M = menu (instellingen) Groep D = diagnoseweergaven Rechts bovenin de display wordt weergegeven in welke groep men zich op dat moment bevindt. Van groep S naar groep M omschakelen: 1. C ca. 3 seconden ingedrukt houden totdat groep M0 verschijnt. Van groep S naar groep D omschakelen: 2. C indrukken en ingedrukt houden totdat groep D0 verschijnt.. (Groep M wordt daarbij overgeslagen). Van groep M of D terug naar groep S omschakelen: 3. C kort indrukken. Bladeren binnen een groep: 4. of indrukken. De navigatiedriehoekjes links bovenin de display geven aan in welke richting (binnen een groep) kan worden gebladerd. 32

33 Bediening 6.4. Password invoeren In het menu (groep M) zijn de instellingen door middel van een password beveiligd. Om parameters te wijzigen is het invoeren van een password noodzakelijk. Het in de fabriek ingestelde password luidt: Na het bevestigen van EDIT verschijnt de volgende weergave: ENTER PASSWORD 0 * * * :EDIT :OK C:ESC Stap voor stap: Informatie 1. Cijfer 0 t/m 9 kiezen: indrukken. 2. Naar de volgende positie omschakelen: indrukken. 3. Stappen 1. en 2. voor alle vier posities herhalen. 4. Om de procedure af te breken/ terug te gaan: C indrukken. Indien gedurende langere tijd (ca. 10 minuten) geen invoer plaatsgevonden heeft, keert de besturing automatisch naar de statusweergave S0 terug Taal in de display wijzigen Via het menu naar de parameter: MAIN MENU (M0) LANGUAGE/CONTRAST (M00) VIEW (M00) EDIT (M01) LANGUAGE (M010) Standaardwaarde:GERMAN Instelbaar:GERMAN, PORTUGUESE, ITALIAN, SPANISH, FRENCH, ENGLISH, TUERKCE, POLSKI, MAGYAR Stap voor stap: 1. Keuzeschakelaar in de stand 0 (UIT) plaatsen. 2. C ca. 3 seconden ingedrukt houden. Display toont: MAIN MENU LANGUAGE/CONTRAST SETTINGS OPERATIONAL DATA M0 3. indrukken. Display toont: LANGUAGE/CONTRAS VIEW EDIT M00 33

34 Bediening SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch 4. indrukken. Display toont: LANGUAGE/CONTRAS VIEW EDIT M01 5. indrukken. Display toont: ENTER PASSWORD 0 * * * :EDIT :OK C:ESC 6. Password invoeren: 4 x indrukken = 0000 (fabrieksinstelling password). Display toont: EDIT LANGUAGE LCD CONTRAST M indrukken. Display toont ingestelde waarde: EDIT LANGUAGE ENGLISH :EDIT C:ESC M nogmaals indrukken, om naar de EDIT-modus om te schakelen. Display toont: EDIT M010 LANGUAGE ENGLISH :EDIT :OK C:ESC 9. Nieuwe waarde instellen: indrukken 10. Waarde overnemen of afbreken? Waarde overnemen: indrukken Procedure afbreken zonder de waarde over te nemen: C indrukken. 34

35 Weergaven en indicaties 7. Weergaven 7.1. Statusweergaven in de display De statusweergaven in de display tonen ter plaatste actuele bedrijfsstatussen alsmede fouten en waarschuwingen. In deze paragraaf zijn de weergaven voor de bedrijfsstatussen beschreven. Fouten en waarschuwingen zijn in het hoofdstuk <Foutmeldingen en waarschuwingen> beschreven Statusweergave S0/S6 - bedrijf Informatie Bij aandrijvingen voorzien van procesregelaars wordt in de stand van de keuzeschakelaar AFSTAND in plaats van de statusweergave S0 de statusweergave S6 weergegeven. Deze beschrijving geldt voor beide weergaven (S0 en S6). Bedrijfsmodus Regel 1 toont de actuele bedrijfsmodus (LOKAAL, UIT, AFSTAND,...). weergeven LOCAL MODE S0 OPEN E2 100 % RUNNING OPEN Instelopdrachten/setpoint weergeven Stand van de afsluiter weergeven Regel 2 toont de actuele instelopdrachten (OPEN, STOP, DICHT), resp. de nominale waarde (setpoint) van de positioner E1 of E7 (bij aandrijvingen voorzien van een positioner/procesregelaar) in % van de stelweg. LOCAL MODE S0 OPEN E2 100 % RUNNING OPEN Regel 3 toont de stand van de afsluiter in % van de stelweg. Deze weergave volgt alleen als een positioner in de aandrijving is gemonteerd LOCAL MODE OPEN E2 100 % RUNNING OPEN S0 Indicatie eindstanden/ aandrijving in bedrijf 0 % = aandrijving bevindt zich in de eindstand DICHT 100 % = aandrijving bevindt zich in de eindstand OPEN Regel 4 toont de actuele status van de aandrijving. LOCAL MODE S0 OPEN E2 100 % RUNNING OPEN Beschrijving van de weergaven in regel 4: RUNNING OPEN aandrijving beweegt logisch OPEN (blijft ook bij pauzes van kracht). RUNNING CLOSE aandrijving beweegt logisch DICHT (blijft ook bij pauzes van kracht). OPEN POSITION eindstand OPEN bereikt. CLOSED POSITION eindstand DICHT bereikt. SETPOINT REACHED setpoint bereikt (alleen bij regelbedrijf). 35

36 Weergaven SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch Draaimomentweergave wijzigen 7.2. Signaallampen/LEDs De weergave van het draaimoment kan in percentage, Newtonmeter (Nm) of in Lbs/ft gekozen worden. Via het menu naar de parameter: MAIN MENU (M0) SETTINGS (M1) LOCAL CONTROL (M13) TORQUE DISPLAY (M1317) EDIT M1317 TORQUE INDICATION NEWTONMETER :EDIT :OK C:ESC Omschrijving van de parameterinstellingen: PERCENTAGE weergave in procent van het nominale moment. NEWTONMETER weergave in Nm LBS.FT. weergave in Lbs/ft. De signaallampen/leds geven ter plaatse de verschillende bedrijfsstatussen door middel van een lichtsignaal aan. De toewijzing van de signalen is naar keuze in te stellen. Afbeelding 40: Signaallampen/LEDs op lokale bediening [1] Opschrift met symbolen (standaard) [2] Opschrift met cijfers (optie) Tabel 8: Betekenis van de signalen Signaallamp Gedrag (standaard) Betekenis signaal LED 1 brandt Aandrijving is in eindstand DICHT knippert Indicatie aandrijving in bedrijf: aandrijving beweegt in richting DICHT LED 2 (T) brandt Draaimomentfout DICHT LED 3 (Th) brandt Motorbeveiliging aangesproken LED 4 (T) brandt Draaimomentfout OPEN LED 5 brandt Aandrijving is in eindstand OPEN knippert Indicatie aandrijving in bedrijf: aandrijving beweegt in richting OPEN LED 6 (BT) (optie) brandt Bluetoothverbinding aanwezig Informatie De methode van signaleren (knippert/brandt) kan via de parameter INDICATOR (M1311) worden gewijzigd. 36

37 Weergaven en indicaties 7.3. Mechanische standaanwijzing/indicatie aandrijving in bedrijf Optie De mechanische standaanwijzing: geeft continu de stand van de afsluiter aan (het schijfje van de mechanische standaanwijzing [2] draait, tijdens het doorlopen van de stelweg van OPEN naar DICHT of vice versa, ca. 180 tot 230.) geeft aan of de aandrijving in bedrijf is (indicatie aandrijving in bedrijf) geeft het bereiken van de eindstanden aan (via pijltje [3]) Afbeelding 41: Mechanische standaanwijzing [1] Deksel [2] Schijfje mechanische standaanwijzing [3] Pijltje eindstanden [4] Symbool voor de stand OPEN [5] Symbool voor de stand DICHT 37

38 Meldingen SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx 30.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch 8. Meldingen 8.1. Terugmeldingen via signaleringsrelais (binair) Via signaleringsrelais kunnen de bedrijfsstatussen van de aandrijving of de besturing als binaire signalen worden gemeld. De toewijzing van de signalen is naar keuze in te stellen. Voorbeeld: Relaiscontact open = geen thermische fout Relaiscontact gesloten = thermische fout in de aandrijving De omschrijving voor de relaiscontacten in het schakelschema luidt: Signaleringsrelais 1 tot 5: DOUT1 tot DOUT5 Storingsrelais: NC storing/no gereed De toewijzing van de signalen vindt plaats via de parameters OUTPUT CONTACT 1 tot OUTPUT CONTACT 5 en ALARM CONTACT. Standaardwaarde storingsrelais: FAULT GROUP 3 = foutmelding (omvat: draaimomentfout, thermische fout, fasenuitval en interne fout) Standaardwaarden OUTPUT CONTACT 1 tot OUTPUT CONTACT 5: OUTPUT CONTACT 1 = EINDSTAND DICHT OUTPUT CONTACT 2 = EINDSTAND OPEN OUTPUT CONTACT 3 = KEUZESCHAKELAAR AFSTAND OUTPUT CONTACT 4 = DSR FOUT OUTPUT CONTACT 5 = DOEL FOUT 8.2. Terugmeldingen (analoog) Stand van de afsluiter (Optie) Bij aandrijvingen voorzien van een positioner (potentiometer of RWG) is een analoge standmelding ter beschikking. Signaal: E2 = 0/4 20 ma (potentiaalgescheiden) Omschrijving in het schakelschema: ANOUT1 (stand) ANOUT2 (stand) Voor meer informatie over dit thema: zie instructies (Bedrijf en instelling). 38

39 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 9. Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 1. Keuzeschakelaar in de stand 0 (UIT) plaatsen. Informatie: De keuzeschakelaar is geen netschakelaar. In de stand 0 (UIT) worden geen stuursignalen naar de aandrijving doorgegeven. De besturing zelf staat nog onder spanning. 2. Voedingsspanning inschakelen. Informatie: Bij temperaturen lager dan 20 C de voorverwarmingstijd in acht nemen. 3. Basisinstellingen uitvoeren Voorverwarmingstijd bij laagtemperatuuruitvoering Bij laagtemperatuuruitvoeringen dient in acht te worden genomen dat de besturing een voorverwarmingstijd nodig heeft. Deze voorverwarmingstijd geldt voor het geval dat de aandrijving en besturing spanningsvrij en op omgevingstemperatuur afgekoeld zijn. Onder deze voorwaarden moeten na het inschakelen van de voedingsspanning de navolgende voorverwarmingstijden verstrijken, voordat de inbedrijfstelling kan volgen: bij 40 C = 30 min. bij 50 C = 60 min. bij 60 C = 100 min. Afbeelding 43: Diagram voorverwarmingstijd [t] Voorverwarmingstijd in minuten [ϑ] Omgevingstemperatuur in C 9.2. Wijze van uitschakelen voor eindstanden controleren/wijzigen LET OP Wegafhankelijk uitschakelen Beschadigingen aan de afsluiter door een verkeerde instelling! Het ingestelde draaimoment dient op de afsluiter te zijn afgestemd. Wijzigingen aan de instelling uitsluitend met toestemming van de afsluiterfabrikant uitvoeren. Het wegschakelmechanisme wordt zo ingesteld, dat de aandrijving bij de gewenste schakelpunten uitschakelt. Het draaimomentmechanisme dient als beveiliging tegen overbelasting van de afsluiter. 39

40 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) Draaimomentafhankelijk uitschakelen Het draaimomentmechanisme wordt op het gewenste uitschakelmoment ingesteld. Na het bereiken van het uitschakelmoment wordt de aandrijving uitgeschakeld. Het wegschakelmechanisme dient voor het signaleren en moet zodanig zijn ingesteld, dat zij kort voor het bereiken van het ingestelde uitschakelmoment wordt geactiveerd. Is dit niet het geval, dan volgt één van de volgende foutmeldingen op de display: DOEL FAULT of DSR FAULT (menu S1). Via het menu naar de parameter: MAIN MENU (M0) SETTINGS (M1) SEATING MODE (M11) VIEW (M110) EDIT (M111) OPEN POSITION (M11_0) CLOSED POSITION (M11_1) Standaardwaarde: LIMIT Stap voor stap: 1. Keuzeschakelaar in de stand 0 (UIT) plaatsen. 2. C ca. 3 seconden ingedrukt houden. Display toont: MAIN MENU LANGUAGE/CONTRAST SETTINGS OPERATIONAL DATA M0 3. indrukken. Display toont: MAIN MENU LANGUAGE/CONTRAST SETTINGS OPERATIONAL DATA M1 4. indrukken. Display toont: SETTINGS SEATING MODE TORQUE LOCAL CONTROLS M11 40

41 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 5. indrukken. Display toont: SEATING MODE VIEW EDIT M110 Met en kan tussen VIEW en EDIT worden omgeschakeld. Wijze van uitschakelen weergeven: 6. Weergeven of wijzigen? Wijze van uitschakelen weergeven: verder met 7 Wijze van uitschakelen wijzigen: verder met indrukken. Display toont: VIEW OPEN POSITION CLOSED POSITION M1100 VIEW M1101 OPEN POSITION CLOSED POSITION Met en kan tussen M1100 OPEN POSITION en M1101 CLOSED POSITION worden omgeschakeld. 8. indrukken. Display toont: VIEW OPEN POSITION LIMIT C:ESC VIEW CLOSED POSITION LIMIT C:ESC Wijze van uitschakelen wijzigen: Met en kan tevens vanuit hier tussen OPEN POSITION en CLOSED POSITION worden omgeschakeld. 9. Terug naar het menu VIEW/EDIT: C tweemaal indrukken. Met en kan tussen VIEW en EDIT worden omgeschakeld. 10. indrukken. Display toont: SEATING MODE VIEW EDIT M111 41

42 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 11. indrukken. Display toont: ENTER PASSWORD 0 * * * :EDIT :OK C:ESC 12. Password invoeren: 4 x indrukken = 0000 (fabrieksinstelling password). Display toont: EDIT OPEN POSITION CLOSED POSITION M1110 EDIT M1111 OPEN POSITION CLOSED POSITION Met en kan tussen OPEN POSITION en CLOSED POSITION worden omgeschakeld. 13. indrukken. Display toont ingestelde waarde: EDIT M1110 OPEN POSITION LIMIT :EDIT C:ESC EDIT M1111 CLOSED POSITION LIMIT :EDIT C:ESC Met en kan tussen OPEN POSITION en CLOSED POSITION worden omgeschakeld. 14. nogmaals indrukken, om naar de EDIT-modus om te schakelen. Display toont: EDIT M1110 OPEN POSITION LIMIT :EDIT :OK C:ESC 42 EDIT M1111 CLOSED POSITION LIMIT :EDIT :OK C:ESC

43 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 15. Nieuwe waarde instellen: indrukken. 16. Waarde overnemen of afbreken? Waarde overnemen: indrukken Procedure afbreken zonder waarde over te nemen: C indrukken. Display toont: EDIT M1110 OPEN POSITION LIMIT :EDIT C:ESC EDIT M1111 CLOSED POSITION LIMIT :EDIT C:ESC Met en kan tussen OPEN POSITION en CLOSED POSITION worden omgeschakeld. 17. Terug naar de statusweergave: C meerdere malen indrukken, totdat display S0 toont Schakelruimte openen Voor de hieronder vermelde instellingen (opties) moet de schakelruimte worden geopend. 1. Bouten [2] losdraaien en het deksel [1] van de schakelruimte wegnemen. Afbeelding 45: 43

44 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 2. Indien een schijfje mechanische standaanwijzing [3] aanwezig is: schijfje [3] met behulp van een steeksleutel (als hefboom) loswippen. Informatie: Om lakbeschadigingen te voorkomen kan bijv. een zachte lap onder de steeksleutel geplaatst worden Draaimomentmechanisme instellen Indien het hier ingestelde moment voor uitschakeling wordt bereikt, dan worden de draaimomentsensoren geactiveerd (beveiliging tegen overbelasting van de afsluiter). Informatie LET OP Ook tijdens handmatige bediening kan het draaimomentmechanisme worden aangesproken. Beschadigingen aan de afsluiter bij een te hoge instelling van het uitschakelmoment! Het uitschakelmoment dient op de afsluiter te zijn afgestemd. Wijzigingen aan de instelling uitsluitend met toestemming van de afsluiterfabrikant uitvoeren. Afbeelding 47: Meetkoppen draaimoment [1] Meetkop zwart voor draaimoment richting DICHT [2] Meetkop wit voor draaimoment richting OPEN [3] Borgschroefjes [4] Schaalschijfjes 1. Beide borgschroefjes [3] van de wijzerschijf losdraaien. 2. Door het schaalschijfje [4] te draaien kan het benodigde draaimoment worden ingesteld (1 da Nm = 10 Nm). 3. Borgschroefjes [3] weer vastdraaien. Informatie: Maximaal aandraaimoment: 0,3 0,4 Nm Het draaimomentmechanisme is nu ingesteld. Voorbeeld: In de bovenstaande afbeelding zijn ingesteld: 3,5 da Nm = 35 Nm voor richting DICHT 4,5 da Nm = 45 Nm voor richting OPEN 9.5. Wegschakelmechanisme instellen Het wegschakelmechanisme registreert de stelweg. Bij het bereiken van de ingestelde stand wordt de schakelaar aangesproken. 44

45 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) Afbeelding 48: Instellingselementen voor het wegschakelmechanisme Zwart veld: [1] Instelspindel: Eindstand DICHT [2] Wijzer: Eindstand DICHT [3] Punt: Eindstand DICHT ingesteld Wit veld: [4] Instelspindel: Eindstand OPEN [5] Wijzer: Eindstand OPEN [6] Punt: Eindstand OPEN ingesteld Eindstand DICHT (zwart veld) instellen Eindstand OPEN (wit veld) instellen 1. Inschakelen van handmatige bediening. 2. Het handwiel met de wijzers van de klok meedraaien tot de afsluiter is gesloten. 3. Handwiel ca. ½ slag (naloop) terugdraaien. 4. Instelspindel [1] continu ingedrukt houden en met behulp van een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien; let daarbij op de wijzer [2]: onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [2] steeds 90 verder. 5. Staat de wijzer [2] 90 voor punt [3]: dan alleen nog langzaam verder draaien. 6. Springt de wijzer [2] naar het punt [3]: niet meer draaien en de instelspindel loslaten. De eindstand DICHT is nu ingesteld. 7. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen. 1. Inschakelen van handmatige bediening. 2. Het handwiel tegen de wijzers van de klok in draaien, totdat de afsluiter geheel geopend is. 3. Handwiel ca. ½ slag (naloop) terugdraaien. 4. Instelspindel [4] (afbeelding) continu ingedrukt houden en met behulp van een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien; let daarbij op de wijzer [5]: onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [5] steeds 90 verder. 5. Staat de wijzer [5] 90 voor punt [6]: dan alleen nog langzaam verder draaien. 6. Springt de wijzer [5] naar het punt [6]: niet meer draaien en de instelspindel loslaten. De eindstand OPEN is nu ingesteld. 7. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen. 45

46 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 9.6. Tussenstanden instellen Optie Aandrijvingen voorzien van een DUO-wegschakelmechanisme beschikken over twee tussenstandschakelaars. Per richting kan één tussenstand ingesteld worden. Afbeelding 49: Instellingselementen voor het wegschakelmechanisme Zwart veld: [1] Instelspindel: Richting DICHT [2] Wijzer: Richting DICHT [3] Punt: Tussenstand DICHT ingesteld Wit veld: [4] Instelspindel: Richting OPEN [5] Wijzer: Richting OPEN [6] Punt: Tussenstand OPEN ingesteld Informatie De tussenstandschakelaars geven na 177 omwentelingen (meld- en stuureenheid voor omw./slag) resp omwentelingen (meld- en stuureenheid voor omw./slag) het contact weer vrij Richting DICHT (zwart veld) instellen Richting OPEN (wit veld) instellen 1. Afsluiter in richting DICHT naar de gewenste tussenstand bewegen. 2. Indien te ver werd gedraaid: Afsluiter weer terugdraaien en tussenstand opnieuw in de richting DICHT benaderen. Informatie: Gebruik bij het instellen van het schakelpunt (tussenstand) dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf. 3. Instelspindel [1] continu ingedrukt houden en met behulp van een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien; let daarbij op de wijzer [2]: onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [2] steeds 90 verder. 4. Staat de wijzer [2] 90 voor punt [3]: dan alleen nog langzaam verder draaien. 5. Springt de wijzer [2] naar het punt [3]: niet meer draaien en de instelspindel loslaten. De tussenstand in de richting DICHT is nu ingesteld. 6. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen. 1. Afsluiter, in de richting OPEN, naar de gewenste tussenstand bewegen. 2. Indien te ver werd gedraaid: de afsluiter weer terugdraaien en tussenstand opnieuw in de richting OPEN benaderen (gebruik bij het instellen van het schakelpunt (tussenstand) dezelfde draairichting als later tijdens elektrisch bedrijf). 46

47 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 3. Instelspindel [4] continu ingedrukt houden en met behulp van een schroevendraaier in de richting van de pijl draaien; let daarbij op de wijzer [5]: onder een duidelijk voelbaar en hoorbaar ratelen springt de wijzer [5] steeds 90 verder. 4. Staat de wijzer [5] 90 voor punt [6]: dan alleen nog langzaam verder draaien. 5. Springt de wijzer [5] naar het punt [6]: niet meer draaien en de instelspindel loslaten. De tussenstand in de richting OPEN is nu ingesteld. 6. Indien te ver werd gedraaid (ratelen ná het omspringen van de wijzer): de instelspindel in dezelfde richting verder draaien en de instelprocedure herhalen Proefdraaien Draairichting controleren Pas als alle hiervoor beschreven instellingen zijn uitgevoerd mag met proefdraaien worden begonnen. LET OP Beschadigingen aan de afsluiter door een verkeerde draairichting! Bij een verkeerde draairichting direct uitschakelen (STOP indrukken). Storing verhelpen, bijv. bij de kabelset (wandbeugel) de fasenvolgorde corrigeren. Proefdraaien herhalen. 1. Aandrijving handmatig in de tussenstand, resp. op voldoende afstand van de eindstand brengen. 2. Keuzeschakelaar in de stand lokale bediening (LOCAL) plaatsen. 3. Aandrijving in de richting DICHT inschakelen en vervolgens de draairichting observeren: met schijfje mechanische standaanwijzing: stap 4 zonder schijfje mechanische standaanwijzing: stap 5 (holle as) Voor het bereiken van de eindstand uitschakelen. 4. Met schijfje mechanische standaanwijzing: Draairichting observeren. Draairichting is correct, indien de aandrijving in de richting DICHT beweegt en het schijfje van de mechanische standaanwijzing tegen de wijzers van de klok in draait. 47

48 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 5. Zonder schijfje mechanische standaanwijzing: Beschermdop [1] en O-ring [2] of beschermkap voor de beschermbuis [4] uitdraaien en draairichting van de holle as [3] of de spindel [5] observeren. Draairichting is correct, indien de aandrijving in de richting DICHT beweegt en de holle as resp. de spindel met de wijzers van de klok mee draait. Afbeelding 52: Holle as / spindel [1] Beschermdop [2] O-ring [3] Holle as [4] Beschermkap voor beschermbuis [5] Spindel [6] Beschermbuis spindel Wegschakelmechanisme controleren 1. Keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (LOCAL) plaatsen Referentiebeweging standmelding uitvoeren 2. Aandrijving via de drukknoppen OPEN STOP DICHT bedienen. Het wegschakelmechanisme is juist ingesteld als (standaard-signalering): - de gele signaallamp/led1 in de eindstand DICHT brandt - de groene signaallamp/led5 in de eindstand OPEN brandt - de signaallampen na een beweging in de tegengestelde richting weer uitgaan Het wegschakelmechanisme is verkeerd ingesteld als: - de aandrijving vóór het bereiken van de eindstand blijft staan - één van de rode signaallampen/leds brandt (draaimomentfout), resp. volgende foutmeldingen in de display verschijnen: - Status-weergave S0: FAULT, IND. - Status-weergave S1: TORQUE FAULT (CLOSE) of TORQUE FAULT (OPEN) 3. Indien de eindstanden verkeerd zijn ingesteld: wegschakelmechanisme opnieuw instellen. 4. Indien de eindstanden juist zijn ingesteld en geen opties (zoals bijv. potentiometer, standmelder) aanwezig zijn: schakelruimte sluiten. Bij aandrijvingen voorzien van standmelding (RWG, potentiometer) moet na het wijzigen van de instelling van het wegschakelmechanisme een referentiebeweging worden uitgevoerd zodat de standmelding (0/4 20 ma) correcte waarden levert: 48

49 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 9.8. Potentiometer instellen Aandrijving elektrisch (met behulp van de drukknoppen OPEN en DICHT van de lokale bediening) éénmaal naar de eindstand OPEN en éénmaal naar de eindstand DICHT bewegen. Optie De potentiometer functioneert als stelwegsensor en strekt tot vaststelling van de stand van de afsluiter. Informatie Informatie Deze instelling is alleen noodzakelijk, als de potentiometer direct op de aansluiting van de klant XK is aangesloten (zie schakelschema). Doordat het tandwielkastje niet traploos functioneert, wordt niet altijd de totale weerstand/slag in aanspraak genomen. Derhalve dient in een externe mogelijkheid tot afregelen (instelpotentiometer) te worden voorzien. Afbeelding 54: Bovenaanzicht meld- en stuureenheid [1] Potentiometer 1. Afsluiter in de eindstand DICHT brengen. 2. Potentiometer [1] met de wijzers van de klok (rechtsom) tot aan de aanslag mee draaien. Eindstand DICHT komt overeen met 0 % Eindstand OPEN komt overeen met 100 % 3. Potentiometer [1] weer iets terugdraaien. 4. Exacte afstelling van het 0-punt met een externe instelpotentiometer (voor signalering op afstand) uitvoeren Elektronische positioner RWG instellen Optie De elektronische positioner RWG strekt tot vaststelling van de stand van de afsluiter. Hij genereert, op basis van de van de potentiometer (wegopnemer) ontvangen gegevens omtrent de actuele stand, een stroomsignaal van 4 20 ma. Informatie WAARSCHUWING De elektronische positioner RWG 5020 Ex is als intrinsiek veilig stroomcircuit Ex ib overeenkomstig EN uitgevoerd. Intrinsiek veilig stroomcircuit, gevaar voor explosie! De dood of zwaar lichamelijk letsel kunnen de gevolgen zijn. Bij het aansluiten de geldende voorschriften voor de samenstelling in acht nemen. Kabels NIET via de aansluitingen van de AUMA besturingseenheid van de aandrijving laten verlopen. 49

50 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) Tabel 9: Technische gegevens RWG draadssysteem EG-typekeuringscertificaat PTB 03 ATEX 2176 Explosieveiligheidsklasse II2G Ex ib IIC T4 Aansluitschemata KMS TP_ 4 _/ _ TP_ 5 _/ _ Uitgangssignaal I A 4 20 ma Voedingsspanning U V 10 28,5 V DC Max. stroomverbuik I 20 ma Max. weerstandsbelasting R B (U V 10 V) / 20 ma Signaal- en stroomvoorzieningscircuit I i U i 28,8 V 200 ma P i 0,9 W C i verwaarloosbaar klein L i verwaarloosbaar klein Afbeelding 55: Bovenaanzicht meld- en stuureenheid [1] Potentiometer (stelwegsensor) [2] Potentiometer min. (4 ma) [3] Potentiometer max. (20 ma) [4] Meetpunten 4 20 ma Informatie 1. Elektronische positioner van spanning voorzien. 2. Afsluiter in de eindstand DICHT brengen. 3. Meettoestel voor 4 20 ma op de meetpunten [4] aansluiten (onderzijde RWG printplaat). 4. Potentiometer [1] met de wijzers van de klok mee (rechtsom) tot aan de aanslag draaien. 5. Potentiometer [1] weer iets terugdraaien. 6. Potentiometer [2] naar rechts draaien tot de waarde van de uitgaande stroom stijgt. 7. Potentiometer [2] terugdraaien totdat een waarde van ca. 4,1 ma is bereikt. Hierdoor is gewaarborgd dat het elektrische 0-punt op de juiste wijze wordt afgeregeld. 8. Afsluiter in de eindstand OPEN brengen. 9. Met potentiometer [3] op de eindwaarde 20 ma instellen. 10. De afsluiter opnieuw in de eindstand DICHT brengen en de minimale waarde (4,1 ma) controleren. Indien nodig een correctie uitvoeren. Indien de maximale waarde niet wordt bereikt, dan dient de selectie van het tandwielkastje te worden gecontroleerd. (Het maximaal mogelijke toerental en de maximale slag voor de aandrijving staat op het specifieke technische gegevensblad van de desbetreffende opdracht.) Mechanische standaanwijzing instellen 50 Optie 1. Schijfje mechanische standaanwijzing op de as plaatsen.

51 Inbedrijfstelling (basisinstellingen) 2. Afsluiter in de eindstand DICHT brengen. 3. Onderste schijfje mechanische standaanwijzing verdraaien, totdat het symbool (DICHT) met de markering op het deksel in lijn staat. 4. Aandrijving in de eindstand OPEN brengen. 5. Onderste schijfje van de mechanische standaanwijzing vasthouden en bovenste schijfje met symbool (OPEN) verdraaien, totdat het symbool met de markering op het deksel in lijn staat Schakelruimte sluiten 6. Afsluiter nog eenmaal in de eindstand DICHT brengen. 7. Instelling controleren: Indien het symbool (DICHT) niet meer met de markering op het deksel in lijn staat. 7.1 Instelling herhalen. 7.2 Eventueel de keuze van het tandwielkastje controleren. LET OP Corrosiegevaar door beschadigingen aan de verf! Beschadigingen aan de verf na werkzaamheden aan de apparatuur herstellen. 1. Pasvlakken van het deksel en de behuizing schoonmaken. 2. Controleer of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw exemplaar vervangen. 3. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen. 4. Deksel [1] op de schakelruimte plaatsen. 5. Bouten [2] gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien. 51

52 Verhelpen van storingen 10. Verhelpen van storingen Fouten bij de inbedrijfstelling Tabel 10: Fouten bij de inbedrijfstelling Beschrijving van de fout Mogelijke oorzaken Oplossing De mechanische standaanwijzing kan Tandwielkastje past niet bij de omwentelingen/slag Tandwielkastje vervangen. niet worden ingesteld. van de aandrijving. Fout in de eindstand De aandrijving beweegt tot de eindaanslag, alhoewel de wegschakelaars correct functioneren. Positioner RWG Meetbereik 4 20 ma resp. maximale waarde 20 ma is niet in te stellen. Weg- en/of draaimomentsensoren schakelen niet. Drukknoppen reageren niet. De melden stuureenheid kan niet via de lokale bediening worden bediend. Weergave in de display: RESTRICTED of EMCY STOP. Schakelaar/s controleren Bij het instellen van het wegschakelmechanisme werd geen rekening gehouden met de naloop. De naloop ontstaat door het doorduwen van het eigen gewicht van de aandrijving en de afsluiter en de uitschakelvertraging van de besturingseenheid. Tandwielkastje past niet bij de omwentelingen/slag van de aandrijving. Schakelaar/s defect of verkeerd ingesteld. RESTRICTED betekent dat de lokale bediening van de AUMATIC niet is vrijgegeven. EMCY STOP betekent dat de bedrijfsmodus NOOD UIT door een NOOD UIT-knop (paddenstoel) werd geactiveerd (optie). Naloop bepalen: De naloop is het traject dat afgelegd wordt tussen het moment van uitschakeling en stilstand. Wegschakeling opnieuw instellen en daarbij rekening houden met naloop (het handwiel zoveel als de naloop terugdraaien). Tandwielkastje vervangen. De instelling controleren, eventueel de eindstanden opnieuw instellen. Schakelaar/s controleren, eventueel vervangen. Bei RESTRICTED: Een vrijgave moet vanuit extern via bus of ingangssignaal geschieden. Zie parameter ENABLE LOCAL MODE. Bei EMCY STOP: NOOD UIT-knop (paddenstoel) vrijgeven. Met behulp van de rode testknoppen [1] en [2] kunnen de schakelaars met de hand worden bediend: 1. Testknop [1] in de pijlrichting DSR draaien: draaimomentsensor DICHT wordt geactiveerd. De signaallamp draaimomentfout DICHT op de lokale bediening brandt. 2. Druktoets OPEN indrukken om de storing (signaallamp), door een verplaatsing in de tegengestelde richting, te resetten. 3. Testknop [2] in de pijlrichting DÖL draaien: draaimomentsensor OPEN wordt geactiveerd. De signaallamp draaimomentfout OPEN op de lokale bediening brandt. 4. Druktoets DICHT indrukken om de storing (signaallamp), door een beweging in de tegengestelde richting, te resetten. Indien in de aandrijving een DUO-wegschakelmechanisme (optie) is gemonteerd, worden met de draaimomentsensoren tevens tegelijkertijd de tussenstandschakelaars WDR en WDL geactiveerd. 1. Testknop [1] in de pijlrichting WSR draaien: wegschakelaar DICHT wordt in werking gesteld. 2. Testknop [2] in de pijlrichting WÖL draaien: wegschakelaar OPEN wordt in werking gesteld Foutmeldingen en waarschuwingen 52 Fouten onderbreken resp. verhinderen de elektrische werking van de aandrijving. Waarschuwingen hebben geen invloed op de elektrische werking van de aandrijving. Deze hebben slechts een informatief karakter. Fouten en waarschuwingen worden in de display weergegeven Statusweergave S0 - fouten en waarschuwingen Regel 4 van de statusweergave S0 toont fouten en waarschuwingen.

53 Verhelpen van storingen LOCAL MODE OPEN E2 100 % FAULT IND. S0 Tabel 11: Beschrijving van de foutmeldingen Melding Beschrijving Oplossing FAULT, IND. Er is een fout opgetreden. Voor meer informatie indrukken en naar de statusweergave S1 omschakelen WARNING IND. Er is een waarschuwing uitgegeven. Voor meer informatie indrukken en naar de statusweergave S2 omschakelen FAULT + WARNING Voor meer informatie indrukken en NOT READY IND. FLT + NR WRN + NR FLT + WRN + NR Statusweergave S1 - fouten Er zijn zowel fouten opgetreden als waarschuwingen uitgegeven. De aandrijving kan niet vanuit AFSTAND worden bewogen. De aandrijving kan uitsluitend via de lokale bediening worden bediend. De fouten en de melding NOT READY IND. zijn opgetreden. De waarschuwingen en de melding NOT READY IND. zijn opgetreden. Fouten, waarschuwingen en de melding NOT READY IND. zijn opgetreden. In de statusweergave S1 worden fouten weergegeven: naar de statusweergave S1 (Storingen) resp. S2 (Waarschuwingen) omschakelen. Voor meer informatie indrukken en naar de statusweergave S3 (Oorzaak van de foutmeldingen) omschakelen. Voor meer informatie indrukken en naar de statusweergave S1 of S3 omschakelen Voor meer informatie indrukken en naar de statusweergave S1 of S3 omschakelen Voor meer informatie indrukken en naar de statusweergave S1 of S3 omschakelen FAULT IND. NO FAULT S1 Tabel 12: Beschrijving van de foutmeldingen Melding Beschrijving Oplossing NO FAULT Geen fout aanwezig. INTERNAL FAULT Interne fout aanwezig. Voor meer informatie: 1e Naar de groep D0 omschakelen: C indrukken en ingedrukt houden totdat de diagnoseweergave D0 wordt weergegeven. 2e Naar de diagnoseweergave D2 omschakelen: 2 x indrukken. TSC (DSR) FAULTS Draaimomentfout in de richting DICHT. Instelopdracht in richting DICHT uitvoeren. Keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (LOCAL) plaatsen en de foutmelding via de drukknop Reset resetten. TSO (DOEL) FAULTS Draaimomentfout in de richting OPEN. Instelopdracht in richting DICHT uitvoeren. Keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (LOCAL) plaatsen en de foutmelding via de drukknop Reset resetten. LOSS OF PHASE Er is een fase uitgevallen. De fasen controleren/aansluiten. 53

54 Verhelpen van storingen Melding Beschrijving Oplossing THERMAL FAULT De motorbeveiliging is aangesproken. Afkoelen, afwachten. Als de foutmelding na het afkoelen nog steeds wordt weergegeven: Keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (LOCAL) plaatsen of de foutmelding via de drukknop Reset resetten. Zekering F4 controleren. CONFIGURATION FAULT De besturingseenheid is niet correct geconfigureerd Statusweergave S2 - waarschuwingen Voor meer informatie: 1e Naar de groep D0 omschakelen: C indrukken en ingedrukt houden totdat de diagnoseweergave D0 wordt weergegeven. 2e Naar de diagnoseweergave D4 omschakelen: 4 x indrukken. In de statusweergave S2 worden waarschuwingen weergegeven: WARNING IND. NO WARNINGS S2 Tabel 13: Beschrijving van de waarschuwingen Melding Beschrijving Oplossing NO WARNING Geen waarschuwing aanwezig. WARNING OPER. TIME WARNING STARTS/RUN De ingestelde sluittijd voor een beweging tussen de eindstand OPEN en de eindstand DICHT is overschreden. Ingestelde waarden voor het maximaal aantal schakelbewegingen per uur of de maximale steltijd per uur overschreden. INTERNAL FEEDBACK Positioner (potentiometer of RWG) is niet genormeerd. INTERNAL WARNING Interne waarschuwing aanwezig. Voor meer informatie: De sluittijd (parameter MONITOR TRIGGERS) overeenkomstig de werkelijke sluittijd instellen. De activering van de eindschakelaars controleren. Mechanische deel aandrijving controleren. Regelgedrag controleren. Dode tijd verlengen. Het aantal wijzigingen van nominale, gewenste waarden verkleinen. De aandrijving achtereenvolgens in de beide eindstanden (OPEN en DICHT) bewegen. 1e Naar de groep D0 omschakelen: C indrukken en ingedrukt houden totdat de diagnoseweergave D0 wordt weergegeven. 2e Naar de diagnoseweergave D3 omschakelen: 3 x indrukken. LOSS FEEDBACK E2 Signaalbreuk positioner Signaal van de positioner controleren: 1e Naar de groep D0 omschakelen: C indrukken en ingedrukt houden totdat de diagnoseweergave D0 wordt weergegeven. 2e Naar de diagnoseweergave D7, D8 of D9 omschakelen: 7, 8 of 9 x indrukken. Bedrading van de positioner controleren. Parameter POSITION E2 controleren. De instelling moet met het schakelschema overeenkomen. LOSS SETPOINT E1 Signaalbreuk van de setpointinstelling Bedrading controleren. LOSS TORQUE E6 Signaalbreuk van de draaimomentbron Bedrading controleren. 54

55 Verhelpen van storingen Statusweergave S3 - oorzaken voor foutmelding Niet gereed afstand In de statusweergave S3 worden de oorzaken voor de foutmelding NOT READY IND. (uit statusweergave S0) weergegeven. NOT READY IND. READY S3 Tabel 14: Beschrijving van de foutmeldingen Melding READY NOT REMOTE Beschrijving De aandrijving kan vanuit AFSTAND worden bewogen. De aandrijving kan niet vanuit AFSTAND worden bewogen, omdat de keuzeschakelaar in de stand Lokale bediening (LOCAL) of UIT staat Zekeringen Zekeringen in de besturingseenheid van de aandrijving WAARSCHUWING Drukvaste behuizing, explosiegevaar! De dood of zwaar lichamelijk letsel kunnen de gevolgen zijn. Voor het openen controleren of, en waarborgen dat, de omgeving gasvrij en vrij van spanning is. Deksel en onderdelen van de behuizing zorgvuldig behandelen. Afdichtgroeven mogen niet beschadigd of vervuild zijn. Deksel tijdens de montage niet scheef plaatsen. De zekeringen F1 en F2 zijn toegankelijk na het verwijderen van het deksel [1] op de achterzijde. De zekeringen F3, F4 en F5 bevinden zich op de printplaat netvoeding en zijn toegankelijk door het verwijderen van de elektrische aansluiting [2]. Afbeelding 60: Toegang tot de zekeringen [1] Deksel achterzijde [2] Elektrische aansluiting 55

56 Verhelpen van storingen F1/F2 Primaire zekeringen printplaat netvoeding G-zekering F1/F2 AUMA art.nr. Afmetingen 6,3 x 32 mm Magneetschakelaars 1 A T; 500 V K voedingsspanning 500 V Magneetschakelaars 2 A FF; 660 V K voedingsspanning > 500 V Thyristors voor een motorvermogen tot 1,5 kw 16 A FF; 500 V K Thyristors voor een motorvermogen tot 3,0 kw 30 A FF; 500 V K Thyristors voor een motorvermogen tot 5,5 kw 1 A T; 500 V K F3 F4 Interne 24 V DC-voeding Interne 24 V AC-voeding (115 V AC) voor: verwarming schakelruimte, aansturing magneetschakelaars PTC-tripping device bij 115 V AC tevens de stuursignalen OPEN STOP DICHT G-zekering volgens IEC /III F3 F4 Afmetingen 5 x 20 mm 5 x 20 mm Uitgangsspanning (printplaat netvoeding) = 24 V Uitgangsspanning (printplaat netvoeding) = 115 V 1,0 A T; 250 V 1,25 A T; 250 V 1,0 A T; 250 V 0,315 A T; 250 V F5 Informatie Aardlekautomaat als bescherming tegen kortsluiting voor externe 24 V DC-voeding voor de klant (zie schakelschema) Na het vervangen van de zekering het deksel weer monteren Zekeringen in de schakelkast GEVAAR Gevaarlijke spanning! Elektrische schok mogelijk. Vóór het openen spanningsvrij schakelen. 1. Schakelkast openen. 2. Lastscheiders [Q1] in de stand (UIT) plaatsen. 3. Boutjes [1] zover losdraaien, dat het deksel voor het openen van de drukvaste behuizing kan worden gedraaid. Informatie: Als hulpmiddel om het deksel te draaien kan een stang (hefboom) in de kerven tussen de nokken op het deksel worden geplaatst. Afbeelding 61: Schakelkastje 56

57 Verhelpen van storingen Zekeringen Beschrijving F1 3 Lastscheider met zekering (3-polig); Afmeting/Type: 10 x 38 mm am 16 A T, 500 V Overige componenten K2.1/K1.1 Magnetische beveiliging Q1 Lastscheider (3-polig) R6.1 H (optie) Verwarmingselementen voor schakelkast, elk 100 W R6.2 H (optie) R7 H (optie) Verwarmingselement voor drukvaste behuizing, 100 W TR1 (optie) TR2 (optie) Motorbeveiliging (thermische bewaking) Thermostaat voor verwarmingselementen in de schakelkast 14 C/4 C Thermostaat voor verwarmingselement in de drukvaste behuizing 14 C/4 C Ter bescherming tegen oververhitting en ontoelaatbaar hoge oppervlaktetemperaturen van de aandrijving zijn in de motorwikkelingen PTC-weerstanden of thermoknopen geïntegreerd. De motorbeveiliging wordt aangesproken zodra de maximaal toelaatbare temperatuur van de wikkelingen is bereikt. De aandrijving wordt gestopt en de volgende foutmeldingen worden uitgegeven: LED 3 (thermische fout) op de lokale bediening brandt. Statusweergave S0: bedrijfsmodus UIT/LOKAAL = FLT + NR. Statusweergave S0/S6: bedrijfsmodus AFSTAND = FAULT IND.. Statusweergave S1: THERMAL FAULT. Voordat de aandrijving weer kan worden geactiveerd moet de motor afkoelen. De foutmelding moet via de drukknop Reset in de keuzeschakelaarstand LOKAAL worden gereset. Voor meer informatie over dit thema: zie instructies (Bedrijf en instelling). 57

58 Reparatie en onderhoud 11. Reparatie en onderhoud VOORZICHTIG AUMA Service & Support Beschadigingen door ondeskundig onderhoud! Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend door gekwalificeerd personeel worden uitgevoerd. Dit personeel dient daartoe door de gebruiker van de installatie of door de contractor geautoriseerd te zijn. Wij adviseren u voor dergelijke werkzaamheden contact op te nemen met onze serviceafdeling. Reparatie- en onderhoudswerkzaamheden mogen uitsluitend worden uitgevoerd als de apparatuur niet in bedrijf is. AUMA biedt een uitgebreid servicepakket aan zoals bijv. reparatie en onderhoud, maar ook scholingen voor het personeel van de klant. Een overzicht van de adressen van de AUMA vestigingen treft u aan onder <Adressen> en in het internet ( Preventieve maatregelen voor het onderhoud en een veilig gebruik De hieronder vermelde maatregelen zijn noodzakelijk, om de veilige werking van het product tijdens het gebruik te garanderen: 6 maanden na inbedrijfstelling en vervolgens jaarlijks Visuele controle uitvoeren: Controleer of kabelingangen, kabelwartels, blindpluggen enz. vastgedraaid en dicht zijn. Draaimomenten conform de voorschriften van de fabrikant aanhouden. Montagebouten tussen aandrijving en afsluiter/tandwielkast controleren. Indien noodzakelijk met de in het hoofdstuk <Montage> aangegeven aandraaimomenten voor bouten natrekken. Indien de aandrijving zelden gebruikt wordt: proefdraaien. Bij toestellen voorzien van aandrijfvorm A: Met de vetspuit lithiumzeep EP-multipurposevet op mineraaloliebasis via de smeernippel indrukken. Het smeren van de spindel van de afsluiter dient apart te worden uitgevoerd. Afbeelding 62: Aandrijfvorm A [1] Aandrijfvorm A [2] Smeernippel Tabel 15: Hoeveelheden vet voor lager aandrijfvorm A Aandrijfvorm A 25.2 A 30.2 A 35.2 A 40.2 Hoeveelheid [g] 1) ) voor vet met een dichtheid (s.g.) r = 0,9 kg/dm³ Bij beschermingsklasse IP 68 Na een onderdompeling: Aandrijving controleren. Indien water is binnengedrongen, ondichte plaatsen zoeken en verhelpen, het toestel vakkundig drogen en op goed functioneren controleren Scheiding van het net 58 Als de aandrijving bijv. voor service-werkzaamheden van de afsluiter gedemonteerd moet worden, kan de scheiding van het net plaatsvinden zonder de bekabeling los te maken.

59 Reparatie en onderhoud WAARSCHUWING Drukvaste behuizing, gevaar voor explosie! De dood of zwaar lichamelijk letsel kunnen de gevolgen zijn. Voor het openen controleren of, en waarborgen dat, de omgeving gasvrij en vrij van spanning is. Deksel en onderdelen van de behuizing zorgvuldig behandelen. Afdichtgroeven mogen niet beschadigd of vervuild zijn. Deksel tijdens de montage niet scheef plaatsen. Afbeelding 63: boven: KP/KPH, beneden: KES [1] Deksel [2] Boutjes montage behuizing [3] O-ring [4] Aandrijfvorm A [5] Klemmenplaatje (KP, KPH) [6] Behuizing (KES) Stekker losnemen: 1. Boutjes [2] losdraaien. 2. Stekkerdeel losnemen. Het stekkerdeksel [1] en het klemmenplaatje [5] resp. de behuizing [6] blijven daarbij met elkaar verbonden. 3. Open stekkerdelen afdekken, bijv. met AUMA beschermkap en parkeerstekker. Stekker plaatsen: 4. Pasvlakken van het deksel en de behuizing schoonmaken. 5. Afdichtgroeven met een zuurvrij anti-roestmiddel conserveren. 6. Controleer of de O-ring [3] in goede staat is. Indien beschadigd door een nieuw exemplaar vervangen. 7. O-ring met zuurvrij vet (bijv. vaseline) licht invetten en juist plaatsen. 8. Stekkerdelen plaatsen en boutjes gelijkmatig en kruisgewijs vastdraaien Onderhoud Onderhoudsintervallen Bij Ex-gecertificeerde producten uiterlijk na drie jaar. Smering De schakelruimte is in de fabriek met vet gevuld. Het vervangen van vet gebeurt tijdens het onderhoud. - Bij regelbedrijf normaliter na 4 6 jaar. - Indien regelmatig gebruikt (open-dicht bedrijf) normaliter na 6 8 jaar. - Indien zelden gebruikt (open-dicht bedrijf) normaliter na jaar. Wij adviseren dat tijdens het vervangen van vet tevens de afdichtingen worden vervangen. Tijdens het gebruik is een extra smering van de schakelruimte niet nodig. 59

60 Reparatie en onderhoud Aanwijzingen voor het onderhoud Aandrijving visueel controleren. Let erop, of uitwendige beschadigingen of veranderingen zichtbaar zijn. De elektrische aansluitkabels moeten onbeschadigd en correct gelegd zijn. Teneinde corrosievorming te voorkomen, eventuele aanwezige lakbeschadigingen zorgvuldig herstellen. Kleine hoeveelheden van de originele verf kunnen door AUMA geleverd worden. Controleren, of kabelingangen, stopbussen, blindpluggen enz. vastgedraaid en dicht zijn. Draaimomenten conform de voorschriften van de fabrikant aanhouden. Eventueel de onderdelen vervangen. Gebruik uitsluitend onderdelen die voorzien zijn van een eigen EG-typekeuringscertificaat. Controleren, of de Ex-aansluitingen correct zijn bevestigd. Op eventuele verkleuringen van de klemmen en kabeladers bij het aansluitpunt letten. Deze verschijnselen duiden op verhoogde temperaturen. Let in het bijzonder op water(condens-)vorming binnen Ex-behuizingen. Bij sterke temperatuurschommelingen (bijv. dag-/nachttemperatuur) kan door lekkende pakkingen enz. condens ontstaan, en dat kan tot een gevaarlijke hoeveelheid water leiden. Eenmaal verzameld water direct verwijderen. Anti-vonk afdichtgroeven van drukvaste behuizingen op vervuiling en corrosie controleren. Doordat de Ex-afdichtgroeven op maat zijn gedefinieerd en gekeurd, mogen daaraan geen mechanische bewerkingen (bijv. slijpen, schuren) worden uitgevoerd. De afdichtgroeven moeten chemisch (bijv. met Esso-Varsol) worden gereinigd. De afdichtgroeven vóór het afsluiten met een zuurvrij anti-roestmiddel conserveren (bijv. Esso-Rust-BAN 397). Let erop, dat alle deksels van de behuizing zorgvuldig behandeld en de pakkingen gecontroleerd worden. Alle kabel- en motorbeveiligingsonderdelen controleren. Als tijdens onderhoudswerkzaamheden gebreken worden vastgesteld die de veiligheid beïnvloeden, moeten onmiddellijk reparatiewerkzaamheden worden uitgevoerd. Een coating - in welke vorm dan ook - van de afdichtgroeven is niet toegestaan. Bij het vervangen van onderdelen, pakkingen enz. mogen uitsluitend originele onderdelen worden toegepast Afvoeren en recycling AUMA producten zijn producten met een lange levensduur. Maar eens komt het moment waarop zij moeten worden vervangen. De apparatuur is modulair opgebouwd en kan daardoor gescheiden en gesorteerd worden naar: elektronica-afval verschillende soorten metaal kunststoffen vetten en oliën In het algemeen geldt: In de regel zijn vetten en oliën gevaarlijk voor het aquatische milieu. Zij mogen dus niet in het milieu terechtkomen. Het gedemonteerde materiaal moet naar afvalstroom gescheiden en vervolgens op de juiste wijze afgevoerd worden. Nationale milieuvoorschriften in acht nemen. 60

61 Technische gegevens 12. Technische gegevens Informatie In de hieronder vermelde tabellen zijn, naast de standaard uitvoering, ook opties weergegeven. De exacte uitvoering staat op het specifieke technische gegevensblad van de desbetreffende order. Het specifieke technische gegevensblad van de desbetreffende order staat in het internet onder als download in de Duitse en Engelse taal ter beschikking (vermelding van het ordernummer noodzakelijk) Uitvoering en functies van de aandrijving Explosieveiligheidsklasse Standaard: II2G Ex ed IIB T4 of T3 II2D Ex td A21 IP6x T130 C of T190 C II2G c IIB T4 of T3 Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de aandrijving EG-typekeuringscertificaat PTB 03 ATEX 1123 Soorten beveiliging tegen vonkvorming Bedrijfsklasse 1) Ex d drukvaste behuizing: - Motorruimte - Behuizing besturingseenheid Ex e verhoogde veiligheidsklasse: - Aansluitruimte - Schakelruimte Ex i intrinsieke veiligheid: - Elektronische positioner RWG 5020Ex c constructieve veiligheid: - Schakelruimte Standaard: SAEx: Kortstondige werking S2 15 min SAREx: Werking met onderbrekingen S4 25% Opties: SAEx: Kortstondige werking S2 30 min SAREx: Werking met onderbrekingen S4 50 % Zie typeplaatje op de aandrijving Zie typeplaatje op de aandrijving Draaimomentbereik Toerental Motor Standaard: asynchroon-draaistroommotor, bouwvorm IM B9 volgens IEC Isolatieklasse Standaard: F, tropenbestendig Optie: H, tropenbestendig Motorbeveiliging Standaard: PTC-weerstanden (PTC conform DIN 44082) Optie: thermoschakelaar (NC) Zelfremmend Zelfremmend: - SAEx/SAREx : toerentallen tot 90 1/min. (50 Hz), 108 1/min. (60 Hz) - SAEx 35.1 SAEx 40.1: toerentallen tot 22 1/min. (50 Hz), 26 1/min. (60 Hz) NIET zelfremmend: - SAEx 35.1 SAEx 40.1: toerentallen vanaf 32 1/min. (50 Hz), 38 1/min. (60 Hz) Multi-turn aandrijvingen zijn zelfremmend als door de draaimomentwerking op de uitgaande as de stand van de afsluiter vanuit stilstand niet kan worden veranderd. Wegschakelmechanisme Telrollenschakelwerk voor eindstanden OPEN en DICHT Omwentelingen per slag: 1 tot 500 (standaard) of 1 tot (optie) Standaard: enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO; niet galvanisch gescheiden) per eindstand Opties: tandemschakelaar (2 NC en 2 NO) per eindstand, schakelaars galvanisch gescheiden drievoudige schakelaar (3 NC en 3 NO) per eindstand, schakelaars galvanisch gescheiden tussenstandschakelaar (DUO-wegschakelmechanisme), naar wens in te stellen 61

62 Technische gegevens Draaimomentmechanisme Terugmelding, analoog (optie) Mechanische standweergave (optie) Indicatie aandrijving in bedrijf Verwarming in de schakelruimte Motorverwarming (optie) Handmatige bediening Aansluiting besturingseenheid Traploos verstelbaar draaimomentmechanisme voor richtingen OPEN en DICHT Standaard: enkelvoudige schakelaar (1 NC en 1 NO; niet galvanisch gescheiden) per eindstand tandemschakelaar (2 NC en 2 NO) per richting, schakelaars galvanisch gescheiden Potentiometer of 0/4 20 ma (RWG) (Ex-uitvoering) Continue weergave, instelbaar schijfje van de mechanische standaanwijzing is voorzien van de symbolen OPEN en DICHT Signaalgever (bij SA standaard, bij SAR optie) Standaard: Verwarmingselement, 6 W, V AC/DC (Ex-uitvoering) Optie: V AC/DC, 48 V AC/DC, 24 V AC/DC V AC/DC: 50 W V AC/DC: 50 W V AC/DC: 22 W Handwiel voor het instellen en voor de noodbediening staat tijdens elektrisch bedrijf stil. Optie: afsluitbaar handwiel AUMA rondstekkers met schroefaansluiting Aansluiten van de afsluiter Standaard: B1 volgens EN ISO 5210 Opties: A, B2, B3, B4 volgens EN ISO 5210 A, B, D, E volgens DIN 3210 C volgens DIN 3338 Speciale aandrijfvormen: AF, B3D, ED, DD, (IB1 of IB3 alleen bouwgrootte 25.1) A is voorbereid voor spindelsmering 1) Bij een nominale spanning en een omgevingstemperatuur van 20 C en een gemiddelde belasting met werkmoment resp. regelmoment conform de separate technische gegevens. Een overschrijding van de bedrijfsklasse is niet toegestaan. Technische gegevens weg- en draaimomentsensoren Mechanische levensduur Verzilverde contacten: U min. U max. I min. I max. wisselstroom I max. gelijkstroom Vergulde contacten: U min. U max. I min. I max. 2 x 10 6 schakelbewegingen 30 V AC/DC 250 V AC/DC 20 ma 5 A bij 250 V (ohmse belasting) 3 A bij 250 V (inductieve belasting, cos phi = 0,6) 0,4 A bij 250 V (ohmse belasting) 0,03 A bij 250 V (inductieve belasting, L/R = 3 µs) 7 A bij 30 V (ohmse belasting) 5 A bij 30 V (inductieve belasting, L/R = 3 µs) 5 V 30 V 4 ma 400 ma Technische gegevens signaalgever Mechanische levensduur Verzilverde contacten: U min. U max. I max. wisselstroom I max. gelijkstroom 10 7 schakelbewegingen 10 V AC/DC 250 V AC/DC 3 A bij 250 V (ohmse belasting) 2 A bij 250 V (inductieve belasting, cos phi 0,8) 0,25 A bij 250 V (ohmse belasting) 62

63 12.2. Uitvoering en functies van de besturingseenheid Voedingsspanning, frequentie Stroomverbruik Externe voeding van de elektronica (optie) Nominaal vermogen Technische gegevens Voedingsspanning en frequentie zie typeplaatjes op de besturingseenheid en motor Toelaatbare fluctuatie in de voedingsspanning: ±10 % Toelaatbare fluctuatie in de frequentie: ±5 % Stroomverbruik motor: Zie typeplaatje op de motor Stroomverbruik van de besturingseenheid in relatie tot de voedingsspanning: 100 tot 120 V AC = max. 650 ma 208 tot 240 V AC = max. 325 ma 380 tot 500 V AC = max. 190 ma 24 V DC +20 % / 15 % Stroomverbruik: standaarduitvoering ca. 200 ma, met opties tot 500 ma De besturingseenheid is op het nominaal vermogen van de motor berekend, zie typeplaatje motor. Overspanningscategorie categorie III volgens IEC ) 2) Vermogensdeel Standaard: Magneetschakelaars (mechanisch en elektrisch vergrendeld) voor AUMA vermogensklasse A1 Opties: Magneetschakelaars (mechanisch en elektrisch vergrendeld) voor AUMA vermogensklasse A2 Aansturing Standaard: Stuuringangen 24 V DC, OPEN, STOP, DICHT, NOOD (via opto-couplers, gemeenschappelijk referentiepotentiaal), stroomverbruik: ca. 10 ma per ingang Minimale impulsduur voor regelaandrijvingen in acht nemen Optie: Stuuringangen 115 V AC, OPEN, STOP, DICHT, NOOD (via opto-couplers, gemeenschappelijk referentiepotentiaal), stroomverbruik: ca. 15 ma per ingang Statusmeldingen Standaard: 6 te programmeren signaleringsrelais voorzien van vergulde contacten: 5 maakcontacten met gemeenschappelijk referentiepotentiaal, max. 250 V AC, 1 A (ohmse belasting) - Standaardbezetting: eindstand OPEN, eindstand DICHT, keuzeschakelaar AFSTAND, draaimomentfout DICHT, draaimomentfout OPEN 1 potentiaalvrij wisselcontact, max. 250 V AC, 5 A (ohmse belasting) voor verzamelstoringsmelding - Standaardbezetting: draaimomentfout, fasenuitval, motorbeveiliging aangesproken Optie: 5 potentiaalvrije opener/sluiter-contacten met gemeenschappelijk referentiepotentiaal, per relais max. 250 V AC, 5 A (ohmse belasting) Uitgangsspanning Standaard: Hulpspanning 24 V DC, max. 100 ma als voeding van de stuursignalen, potentiaalgescheiden ten opzichte van de interne voedingsspanning Optie: Hulpspanning 115 V AC, max. 30 ma als voeding van de stuursignalen 3), potentiaalgescheiden ten opzichte van de interne voedingsspanning Lokale bediening Standaard: Keuzeschakelaar LOKAAL - UIT - AFSTAND (afsluitbaar in alle drie standen) Drukknop OPEN - STOP - DICHT - RESET 5 signaallampen: - Eindstand en indicatie aandrijving in bedrijf DICHT (geel), draaimomentfout DICHT (rood), motorbeveiliging aangesproken (rood), draaimomentfout OPEN (rood), eindstand en indicatie aandrijving in bedrijf OPEN (groen) LC-display, verlicht Programmeer-interface (infrarood) Opties: Bluetooth programmeer-interface voorzien van Bluetooth klasse II chip met een bereik van max. 10 m. Ondersteunt het Bluetooth-profiel SPP (Serial Port Profile). Vrijgave van de lokale bediening via de digitale ingang VRIJGAVE. Daarmee kan de bediening van de aandrijving via de drukknoppen van de lokale bediening worden vrijgegeven of geblokkeerd. Speciale kleuren van de 5 signaallampen: - Eindstand DICHT (groen), draaimomentfout DICHT (blauw), draaimomentfout OPEN (geel), motorbeveiliging aangesproken (wit), eindstand OPEN (rood) Beschermdeksel, afsluitbaar Beschermdeksel met kijkglas, afsluitbaar 63

64 Technische gegevens Functies Standaard: Wijze van uitschakelen instelbaar - weg- of draaimomentafhankelijk voor de eindstand OPEN en de eindstand DICHT Draaimomentbewaking over de gehele stelweg Aanloopoverbrugging, instelbaar tot 5 seconden (geen draaimomentbewaking tijdens de aanlooptijd) Bewaking fasenuitval 4) met automatische fasencorrectie Indicatie aandrijving in bedrijf met behulp van signaallampen/leds Gedrag bij NOOD is programmeerbaar - Digitale ingang low-actief, reactie naar keuze: STOP, beweeg naar de eindstand DICHT, beweeg naar de eindstand OPEN, beweeg naar tussenstand - Draaimomentbewaking bij NOOD-beweging kan worden overbrugd - Thermische motorbeveiliging tijdens NOOD-beweging kan worden overbrugd (alleen in combinatie met thermoknopen in de aandrijving, niet met PTC-weerstanden) Opties: Positioner 5) : - Setpoint-terugmelding via analoge ingang E1 = 0/4 20 ma - Parametreerbaar gedrag bij signaaluitval - Automatische aanpassing van de dode band (adaptief gedrag mogelijk) - Split-Range-modus - Omschakeling tussen open-dicht bedrijf (OPEN - DICHT) en regelbedrijf via digitale ingang MODE Procesregelaar, PID 6) - Proces-setpoint via analoge ingang E1 = 0/4 20 ma - Proces-act.waarde via analoge ingang E4 = 0/4 20 ma - Parametreerbaar gedrag bij signaaluitval - Begrenzing van het regelbereik - Omschakeling tussen open-dicht bedrijf (OPEN - DICHT) en regelbedrijf via digitale ingang MODE Bewakingsfuncties De bewaking van het max. aantal parametreerbare schakelbewegingen geeft een waarschuwingsmelding uit Reactiebewaking op basis van een stuursignaal (instelbaar tussen 1 en 15 seconden) geeft een foutmelding uit en leidt tot uitschakeling Bewaking van de sluittijd (instelbaar tussen 4 en seconden) geeft een waarschuwingsmelding uit Elektronisch typeplaatje Bestelgegevens: - Commissienummer AUMATIC, commissienummer aandrijving, KKS-nummer (Kraftwerk Kennzeichnungs System), afsluiternummer, installatienummer Productgegevens: - Productnaam, fabrieksnummer aandrijving, fabrieksnummer AUMATIC, softwareversie logica, hardwareversie logica, datum van afname, schakelschema, aansluitschema Projectgegevens: - Projectnaam, 2 vrij definieerbare velden voor de klant met ieder 19 karakters Servicegegevens: - Servicetelefoonnummer, internetadres, servicetekst 1, servicetekst 2 Registratie bedrijfsgegevens Ieder adres heeft een te resetten teller en een levensduurteller voor: bedrijfsuren motor, schakelbewegingen, draaimomentafhankelijke uitschakelingen in eindstand DICHT, wegafhankelijke uitschakelingen in eindstand DICHT, draaimomentafhankelijke uitschakelingen in eindstand OPEN, wegafhankelijke uitschakelingen in eindstand OPEN, draaimomentfouten DICHT, draaimomentfouten OPEN, uitschakelingen door motorbeveiliging 64

65 Technische gegevens Analyse motorbeveiliging Standaard: Bewaking van de motortemperatuur met een PTC-tripping device in combinatie met PTCweerstanden in de motor Opties: Extra thermisch overstroomrelais in de besturing in combinatie met thermoknopen in de motor Elektrische aansluiting Standaard: Stekkers met schroefklemmen (KP, KPH) EEx e (verhoogde veiligheid) en M-schroefdraad Opties: Stekkers met steekklemmen (KES) EEx d (drukvaste behuizing) Pg-schroefdraad, NPT-schroefdraad, G(as)-schroefdraad, speciale schroefdraad Parkeerstekker voor de bevestiging van een losgenomen stekker aan de wand Beschermdeksel voor de stekkerruimte (bij losgenomen stekker) Schakelschema Zie typeplaatje 1) De magneetschakelaars hebben een te verwachten technische levensduur van 2 miljoen schakelingen 2) Indeling van de AUMA vermogensklassen: zie elektrische gegevens van de aandrijving 3) Niet mogelijk in combinatie met een PTC-tripping device 4) Storingen van de voedingsspanning (bijv. spanningsdalingen) leiden tijdens een in te stellen tijdsduur (fabrieksinstelling 10 seconden) niet tot een foutmelding 5) Positioner in de aandrijving vereist 6) Positioner in de aandrijving vereist Extra bij uitvoering met een potentiometer of RWG in de aandrijving Standterugmelding Potentiaalgescheiden analoge uitgang E2 = 0/4 20 ma (weerstandsbelasting max. 500 Ω) Pulsgever Pulsbegin/pulseinde/loop- en pauzetijd (1 tot 300 seconden) onafhankelijk voor de richting OPEN/DICHT instelbaar Tussenstanden 4 willekeurige tussenstanden tussen 0 en 100 % reactie en meldgedrag parametreerbaar Toepassingsvoorwaarden Montagepositie Toepassing Beschermingsklasse volgens EN Corrosiebescherming Opstellingshoogte Luchtvochtigheid Willekeurig Toepassing zowel binnen als buiten toegestaan Standaard: IP 67 met AUMA draaistroommotor Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de aandrijving/besturingseenheid Standaard: geschikt voor de opstelling in industriële installaties, in waterkracht- of energiecentrales bij gering belaste atmosfeer Opties: KS: geschikt voor de opstelling in af en toe of continu belaste atmosfeer met een geringe concentratie schadelijke stoffen (bijv. in zuiveringsinstallaties, chemische industrie) KX: geschikt voor de opstelling in extreem belaste atmosfeer met een hoge relatieve luchtvochtigheid en sterke concentratie schadelijke stoffen KX-G: zoals KX, echter uitvoering zonder aluminium (externe onderdelen) Standaard: m boven N.A.P. Optie: bij > m boven N.A.P. is overleg met ons noodzakelijk tot 100 % relatieve luchtvochtigheid over het totale toelaatbare temperatuurbereik Vervuilingsklasse in de besturing: vervuilingsklasse 2 buiten de besturing (in gesloten toestand): vervuilingsklasse 4 Coating Standaard: coating op basis van polyurethaan (poedercoating) Kleur Standaard: AUMA zilvergrijs (gelijkwaardig aan RAL 7037) 65

66 Technische gegevens Omgevingstemperatuur Levensduur Gewicht Standaard: -40 C tot +40 C/+60 C Exacte uitvoering: zie typeplaatje op de aandrijving/besturingseenheid Open-dicht bedrijf (bedieningscycli OPEN - DICHT - OPEN): SA 25.1 SA 30.1: SA 35.1 SA 40.1: Regelbedrijf: 1) SAR 25.1 SAR 30.1: 2,5 miljoen regelstappen Zie separate technische gegevens 1) De levensduur is afhankelijk van de belasting en de schakelfrequentie. Een hoge schakelfrequentie leidt uitsluitend in uitzonderlijke gevallen tot een betere regeling. Teneinde een zo lang mogelijke onderhouds- en storingsvrije bedrijfsperiode te bereiken, dient de schakelfrequentie slechts zo hoog als voor het proces vereist is te worden gekozen Toebehoren Wandbeugel 1) Bevestiging van de AUMATIC los van de aandrijving, inclusief stekker. Verbindingskabel op aanvraag. Aanbevolen bij hoge omgevingstemperaturen, moeilijke toegankelijkheid of als tijdens bedrijf sterke schokken optreden. Parametreerprogramma voor pc COM-AC. Voor de standaard infrarood programmeer-interface is een interfacekabel vereist 1) Kabellengte tussen aandrijving en AUMATIC max. 100 m. Niet geschikt voor uitvoering met potentiometer in de aandrijving. In plaats van een potentiometer dient een RWG te worden toegepast Overig EG-richtlijnen ATEX-richtlijn: (94/9/EG) Elektromagnetische compatibiliteit (EMC): (2004/108/EG) Laagspanningsrichtlijn: (2006/95/EG) Machinerichtlijn: (2006/42/EG) 66

67 Reserveonderdelenlijst 13. Onderdelenlijst Multi-turn aandrijving SAEx 25.1 SAEx 40.1/SAREx 25.1 SAREx

68 Reserveonderdelenlijst Informatie: Bij iedere bestelling van onderdelen a.u.b. het type toestel en ons commissienummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend originele AUMA onderdelen gebruikt worden. Bij toepassing van andere fabricaten vervalt de garantie en is elke vorm van aansprakelijkheid van AUMA uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen. Nr. Omschrijving Soort Nr. Omschrijving Soort V-afdichting Eindhoekstuk (Ex-onderdeel) O-ring Klem (Ex-onderdeel) 1.1 Behuizing Bouwgroep Klem (Ex-onderdeel) 1.17 Draaimomentvinger (compl.) Bouwgroep Klemmendeksel (Ex-onderdeel) 1.19 Kroonwiel Bouwgroep Scheidingsplaat (Ex-onderdeel) 1.22 Koppeling II voor Bouwgroep Behuizing cpl. (Ex-onderdeel) Bouwgroep draaimomentmechanisme 1.23 Tandwiel Bouwgroep 61.0 Meetkop voor draaimomentmechanisme Bouwgroep wegschakelmechanisme 1.24 Tussentandwiel Bouwgroep 80.0 Aandrijfvorm A (zonder draadbus) Bouwgroep wegschakelmechanisme 1.25 Fixeerplaat Axiaalnaaldlager Set 1.27 Beschermdop 80.3 Draadbus (zonder schroefdraad) 1.28 Glijlager 85.0 Aandrijfvorm B3/B4 Bouwgroep 2.58 Motor Bouwgroep Borgring 2.59 Planetair stelsel motorzijde Bouwgroep 100 Schakelaar voor wegschakeling- en Bouwgroep draaimoment (inclusief stiftcontacten) 3 Aandrijfas cpl. Bouwgroep 105 Signaalgever met stiftcontacten (zonder Bouwgroep impulsschijf en isoleerplaat) 3.05 Cilinderstift Pen voor schakelaar Bouwgroep 3.11 Trekkabel Bouwgroep 107 Tussenstuk 3.6 Wormwiel Bouwgroep Verwarmingselement Bouwgroep 3.7 Motorkoppeling Potentiometer zonder slipkoppeling Bouwgroep 3.8 Tandwiel handbediening (compl.) Bouwgroep Slipkoppeling voor potentiometer Bouwgroep 4.2 Lagerflens Bouwgroep RWG Bouwgroep 4.3 Holle as Bouwgroep Potentiometer voor RWG zonder Bouwgroep slipkoppeling 5 Planetair stelsel (kant handwiel) Bouwgroep Slipkoppeling voor potentiometer/rwg Bouwgroep 5.1 Lagerdrukflens Printplaat RWG Bouwgroep 5.2 Handwielas Bouwgroep Tandwielkastje Bouwgroep 6 Zwenkvleugel Bouwgroep Mechanische standaanwijzing Bouwgroep Borgpen Beschermbuis (zonder beschermkap) 7.14 Omschakelhefboom cpl Beschermkap voor beschermbuis 7.50 Handwiel met hendel Bouwgroep S1 Set O-ringen, klein Set 8.36 Meld- en stuureenheid zonder Bouwgroep S2 Set O-ringen, groot Set meetkoppen voor draaimomentmechanisme en schakelaars 8.37 Deksel voor schakelruimte Bouwgroep 9.33 Klemmen voor motoraansluiting Bouwgroep 9.51 Aansluiting aarding Bouwgroep 9.55 Deksel compl. voor Bouwgroep motoraansluiting 50.1 Deksel compl. Bouwgroep 50.2 Klemmenframe cpl. (zonder klemmen) (Ex) Bouwgroep 68

69 Reserveonderdelenlijst Besturingseenheid AUMATIC ACExC 01.1 met stekker voorzien van schroefklemmen (KP, KPH) 69

70 Reserveonderdelenlijst Informatie: Bij iedere bestelling van onderdelen a.u.b. het type toestel en ons commissienummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend originele AUMA onderdelen gebruikt worden. Bij toepassing van andere fabricaten vervalt de garantie en is elke vorm van aansprakelijkheid van AUMA uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen. Nr. Omschrijving Soort Behuizing Bouwgroep Lokale bediening Bouwgroep Printplaat lokale bediening Printplaat netvoeding Bouwgroep Interface-printplaat Logica-printplaat Bouwgroep Relais-printplaat Deksel Bouwgroep Klemmenplaatje Bouwgroep Schroef voor signaalcontactklem Ring voor signaalcontactklem Schroef voor vermogenscontactklem Ring voor vermogenscontactklem Rondstekker male zonder stiften Bouwgroep Stekkerstift voor besturing Bouwgroep Stekkerstift voor motor Bouwgroep Stekkerdeksel Bouwgroep Motorsturing Bouwgroep Hangslot Set zekeringen Set Kabelinvoer (aansluiting aandrijving) Bouwgroep Circlip S Set O-ringen Set 70

71 Reserveonderdelenlijst Besturingseenheid AUMATIC ACExC 01.1 met stekker voorzien van serieklemmen (KES) 71

72 Reserveonderdelenlijst Informatie: Bij iedere bestelling van onderdelen a.u.b. het type toestel en ons commissienummer vermelden (zie typeplaatje). Er mogen uitsluitend originele AUMA onderdelen worden gebruikt. Bij toepassing van andere van andere fabricaten vervalt de garantie en is elke vorm van aansprakelijkheid van AUMA uitgesloten. Het is mogelijk dat de afbeelding van de onderdelen afwijkt van de geleverde onderdelen. Nr. Omschrijving Soort Behuizing Bouwgroep Lokale bediening Bouwgroep Printplaat lokale bediening Printplaat netvoeding Bouwgroep Interface-printplaat Logica-printplaat Bouwgroep Relais-printplaat Deksel Bouwgroep Rondstekker male zonder stiften Bouwgroep Stekkerstift voor besturing Bouwgroep Stekkerstift voor motor Bouwgroep Motorsturing Bouwgroep Hangslot Set zekeringen Set Klemmen-frame (zonder klemmen) Bouwgroep Eindhoekstuk Kabelinvoer (aansluiting aandrijving) Bouwgroep Klemmen voor motor/besturing Circlip Plug-in elektrische aansluiting Bouwgroep S Set O-ringen Set 72

73 Certificaten 14. Certificaten Inbouwverklaring en EG-conformiteitsverklaring 73

Multi-turn aandrijving. met besturingseenheid. SAExC 07.1 SAExC 16.1/SARExC 07.1 SARExC 16.1 Intrusive. AUMATIC ACExC Aansturing: Profibus DP

Multi-turn aandrijving. met besturingseenheid. SAExC 07.1 SAExC 16.1/SARExC 07.1 SARExC 16.1 Intrusive. AUMATIC ACExC Aansturing: Profibus DP Ex Multi-turn aandrijving SAExC 07.1 SAExC 16.1/SARExC 07.1 SARExC 16.1 Intrusive met besturingseenheid AUMATIC ACExC 01.1 Aansturing: Parallel Profibus DP Profibus DP met LWL Modbus Modbus met LWL DeviceNet

Nadere informatie

Multi-turn aandrijvingen SAEx 07.2 SAEx 16.2 SAREx 07.2 SAREx 16.2 AUMA NORM (zonder besturingseenheid)

Multi-turn aandrijvingen SAEx 07.2 SAEx 16.2 SAREx 07.2 SAREx 16.2 AUMA NORM (zonder besturingseenheid) Multi-turn aandrijvingen SAEx 07.2 SAEx 16.2 SAREx 07.2 SAREx 16.2 AUMA NORM (zonder besturingseenheid) Bedieningsinstructies Montage, bediening, inbedrijfname Inhoudsopgave SAEx 07.2 SAEx 16.2 / SAREx

Nadere informatie

Multi-turn aandrijving. met besturingseenheid. SAExC 07.1 SAExC 16.1/SARExC 07.1 SARExC 16.1 Non-Intrusive. AUMATIC ACExC Aansturing: Parallel

Multi-turn aandrijving. met besturingseenheid. SAExC 07.1 SAExC 16.1/SARExC 07.1 SARExC 16.1 Non-Intrusive. AUMATIC ACExC Aansturing: Parallel Ex Multi-turn aandrijving SAExC 07.1 SAExC 16.1/SARExC 07.1 SARExC 16.1 Non-Intrusive met besturingseenheid AUMATIC ACExC 01.1 Aansturing: Parallel Profibus DP Profibus DP met LWL Modbus Modbus met LWL

Nadere informatie

Multi-turn aandrijvingen SA 07.2 SA 16.2/SAR 07.2 SAR 16.2 met besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1

Multi-turn aandrijvingen SA 07.2 SA 16.2/SAR 07.2 SAR 16.2 met besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Multi-turn aandrijvingen SA 07.2 SA 16.2/SAR 07.2 SAR 16.2 met besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Bedieningsinstructies Montage, bediening, inbedrijfname Inhoudsopgave AM

Nadere informatie

Aansturing Parallel Profibus DP Modbus Foundation Fieldbus

Aansturing Parallel Profibus DP Modbus Foundation Fieldbus Multi-turn aandrijvingen SA 07.2 SA 16.2/SAR 07.2 SAR 16.2 Meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG) met besturingseenheid voor de aandrijving AUMATIC Aansturing Parallel Profibus DP Modbus Foundation

Nadere informatie

Aansturing Parallel Profibus DP Modbus DeviceNet Foundation Fieldbus

Aansturing Parallel Profibus DP Modbus DeviceNet Foundation Fieldbus Zwenkaandrijvingen SG 05.1 SG 12.1/SGR 05.1 SGR 12.1 Meld- en stuureenheid: elektromechanisch met besturingseenheid voor de aandrijving AUMATIC AC 01.1 Intrusive Aansturing Parallel Profibus DP Modbus

Nadere informatie

Multi-turn aandrijving. met besturingseenheid. SA 07.1 SA 16.1/SAR 07.1 SAR 16.1 Non-Intrusive AUMATIC AC 01.1. Aansturing: Foundation Fieldbus

Multi-turn aandrijving. met besturingseenheid. SA 07.1 SA 16.1/SAR 07.1 SAR 16.1 Non-Intrusive AUMATIC AC 01.1. Aansturing: Foundation Fieldbus Multi-turn aandrijving SA 07.1 SA 16.1/SAR 07.1 SAR 16.1 Non-Intrusive met besturingseenheid AUMATIC AC 01.1 Aansturing: Parallel Profibus DP Profibus DP met LWL Modbus Modbus met LWL DeviceNet Foundation

Nadere informatie

Aansturing Parallel Profibus DP Modbus DeviceNet Foundation Fieldbus

Aansturing Parallel Profibus DP Modbus DeviceNet Foundation Fieldbus Zwenkaandrijvingen SG 05.1 SG 12.1/SGR 05.1 SGR 12.1 Meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG) met besturingseenheid voor de aandrijving AUMATIC AC 01.1 Non-intrusive Aansturing Parallel Profibus DP Modbus

Nadere informatie

Aansturing Parallel Profibus DP Modbus Foundation Fieldbus

Aansturing Parallel Profibus DP Modbus Foundation Fieldbus Multi-turn aandrijvingen SA 07.2 SA 16.2 SAR 07.2 SAR 16.2 Meld- en stuureenheid: elektronisch (MWG) met besturingseenheid voor de aandrijving AUMATIC AC 01.2 Non-intrusive Aansturing Parallel Profibus

Nadere informatie

Zwenkaandrijvingen SQEx 05.2 SQEx 14.2 SQREx 05.2 SQREx 14.2 AUMA NORM (zonder besturingseenheid)

Zwenkaandrijvingen SQEx 05.2 SQEx 14.2 SQREx 05.2 SQREx 14.2 AUMA NORM (zonder besturingseenheid) Zwenkaandrijvingen SQEx 05.2 SQEx 14.2 SQREx 05.2 SQREx 14.2 AUMA NORM (zonder besturingseenheid) Bedieningsinstructies Montage, bediening, inbedrijfstelling Inhoudsopgave SQEx 05.2 SQEx 14.2 / SQREx 05.2

Nadere informatie

Multi-turn aandrijving. met besturingseenheid. SA 07.1 SA 16.1/SAR 07.1 SAR 16.1 Intrusive AUMATIC AC Aansturing: parallel

Multi-turn aandrijving. met besturingseenheid. SA 07.1 SA 16.1/SAR 07.1 SAR 16.1 Intrusive AUMATIC AC Aansturing: parallel Multi-turn aandrijving SA 07.1 SA 16.1/SAR 07.1 SAR 16.1 Intrusive met besturingseenheid AUMATIC AC 01.1 Aansturing: parallel Profibus DP Profibus DP met LWL (optisch) Modbus Modbus met LWL (optisch) DeviceNet

Nadere informatie

Wormwielkasten GS 40.3 - GS 125.3. Bedieningsinstructies. Registratienr. certificaat 12 100 4269 DIN ISO 9001/ EN 29001

Wormwielkasten GS 40.3 - GS 125.3. Bedieningsinstructies. Registratienr. certificaat 12 100 4269 DIN ISO 9001/ EN 29001 Wormwielkasten GS 40.3 - GS 125.3 Bedieningsinstructies DIN ISO 9001/ EN 29001 Registratienr. certificaat 12 100 4269 Wormwielkasten GS 40.3 - GS 125.3 Bedieningsinstructies Geldigheid bedieningsinstructies:

Nadere informatie

Zwenkaandrijvingen SQ 05.2 SQ 14.2/SQR 05.2 SQR 14.2 met besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AM 01.1

Zwenkaandrijvingen SQ 05.2 SQ 14.2/SQR 05.2 SQR 14.2 met besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AM 01.1 Zwenkaandrijvingen SQ 05.2 SQ 14.2/SQR 05.2 SQR 14.2 met besturingseenheid voor de aandrijving AUMA MATIC AM 01.1 Bedieningsinstructies Montage, bediening, inbedrijfname Inhoudsopgave AM 01.1 Eerst de

Nadere informatie

Zwenkaandrijvingen SQ 05.2 SQ 14.2/SQR 05.2 SQR 14.2 SQEx 05.2 SQEx 14.2/SQREx 05.2 SQREx 14.2 met voet en hefboom

Zwenkaandrijvingen SQ 05.2 SQ 14.2/SQR 05.2 SQR 14.2 SQEx 05.2 SQEx 14.2/SQREx 05.2 SQREx 14.2 met voet en hefboom Zwenkaandrijvingen SQ 05.2 SQ 14.2/SQR 05.2 SQR 14.2 SQEx 05.2 SQEx 14.2/SQREx 05.2 SQREx 14.2 met voet en hefboom Uitsluitend in combinatie met de complete bedieningsinstructies gebruiken! Deze verkorte

Nadere informatie

Zwenkaandrijvingen SG 05.1 SG 12.1/SGR 05.1 SGR 12.1 AUMA NORM (zonder besturingseenheid)

Zwenkaandrijvingen SG 05.1 SG 12.1/SGR 05.1 SGR 12.1 AUMA NORM (zonder besturingseenheid) Zwenkaandrijvingen SG 05.1 SG 12.1/SGR 05.1 SGR 12.1 AUMA NORM (zonder besturingseenheid) Bedieningsinstructies Montage, bediening, inbedrijfname Inhoudsopgave SG 05.1 SG 12.1/SGR 05.1 SGR 12.1 Eerst de

Nadere informatie

Zwenkaandrijvingen SQ 05.2 SQ 14.2/SQR 05.2 SQR 14.2 AUMA NORM (zonder besturingseenheid)

Zwenkaandrijvingen SQ 05.2 SQ 14.2/SQR 05.2 SQR 14.2 AUMA NORM (zonder besturingseenheid) Zwenkaandrijvingen AUMA NORM (zonder besturingseenheid) Bedieningsinstructies Montage, bediening, inbedrijfname Inhoudsopgave Eerst de bedieningsinstructies lezen! Veiligheidsinstructies in acht nemen.

Nadere informatie

Adapters en verloopmoeren van metaal

Adapters en verloopmoeren van metaal Adapters en verloopmoeren van metaal Bedieningshandleiding Extra talen www.stahl-ex.com Inhoudsopgave 1 Algemene gegevens...3 1.1 Fabrikant...3 1.2 Gegevens over de bedieningshandleiding...3 1.3 Andere

Nadere informatie

Wormwielkasten GS 50.3 GS met voet en hefboom

Wormwielkasten GS 50.3 GS met voet en hefboom Wormwielkasten GS 50.3 GS 250.3 met voet en hefboom Uitsluitend in combinatie met de complete bedieningsinstructies gebruiken! Deze verkorte bedieningsinstructies vervangen NIET de complete bedieningsinstructies!

Nadere informatie

voorschrift Voor de installateur Interface 0-10 V --> ebus AAN DE INSTALLATEUR

voorschrift Voor de installateur Interface 0-10 V --> ebus AAN DE INSTALLATEUR Installatie voorschrift AAN DE INSTALLATEUR Voor de installateur Installatiehandleiding Met het toestel dat u gaat plaatsen, installeert u een kwaliteitsproduct. Ondanks de bekendheid met het AWBconcept

Nadere informatie

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies

Inhoud. 1. Veiligheidsinstructies 1 2 Inhoud 1. Veiligheidsinstructies... 3 2. Gebruik volgens de voorschriften... 4 3. Omschrijving... 4 4. Toepassingstabel... 4 5. Montage... 4 5.1 Omschrijving van de onderdelen... 5 5.2 Meeneemring

Nadere informatie

Elektrische aandrijvingen

Elektrische aandrijvingen Elektrische aandrijvingen SA 07.1 SA 30.1 SAR 07.1 SAR 30.1 met besturingseenheid AUMA MATIC AM 01.1/AM 02.1 Registratienummer certificaat 12 100/104 4269 Bedieningsinstructies met besturingseenheid AUMA

Nadere informatie

Bedieningshandleiding

Bedieningshandleiding Bedieningshandleiding Sluitdop > Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave 1 Inhoudsopgave...2 2 Algemene gegevens...2 3 Symbolen...2 4 Veiligheidsaanwijzingen...3 5 Normconformiteit...3 6 Functie...3 7 Technische

Nadere informatie

Montage- en gebruiksaanwijzing

Montage- en gebruiksaanwijzing Montage en gebruiksaanwijzing Cooper Safety BV Postbus 3397 4800 DJ Breda Nederland Tel. +31 (0)76 750 53 00 Fax +31 (0)76 587 14 22 www.coopersafety.nl Pagina 1 1. Algemene opmerkingen 1.1 Korte beschrijving

Nadere informatie

HANDLEIDING ATEX Explosionproof

HANDLEIDING ATEX Explosionproof Nederlands Versie10/2016 Blz. 1/16 393165.00 Inhoudsopgave 1. Fabrikant 3 2. Voorwoord 3 3. Beschrijving 4 4. Certificering en Markering 4 5. Voorwaarden voor veilig gebruik 4 6. Typesleutel 5 7. Omschrijving

Nadere informatie

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Uitvoer met veerbladen. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Uitvoer met veerbladen. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H Montage- en servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Uitvoer met veerbladen voor Vitoligno 300-H Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk

Nadere informatie

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding

JALOUZIËN. Bedienings- en montagehandleiding Bedienings- en montagehandleiding Woord vooraf Deze handleiding geeft inzicht in de werking, de montage en het onderhoud van de door Geha bv geleverde apparaten. U dient zich tijdens plaatsing en montage

Nadere informatie

Aandrijvingen SA 07.1 - SA 16.1 SAR 07.1 - SAR 16.1 AUMA MATIC. Bedieningsinstructies. Certificate Registration No. 12 100 4269 12 104 4269

Aandrijvingen SA 07.1 - SA 16.1 SAR 07.1 - SAR 16.1 AUMA MATIC. Bedieningsinstructies. Certificate Registration No. 12 100 4269 12 104 4269 Aandrijvingen SA 07.1 - SA 16.1 SAR 07.1 - SAR 16.1 Bedieningsinstructies ISO 9001 ISO 14001 Certificate Registration No. 12 100 4269 12 104 4269 Aandrijvingen SA 07.1 - SA 16.1 / SAR 07.1 - SAR 16.1 Bedieningsinstructies

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. LB-management. Power DALI-taststuureenheid TW Art. nr.: 1713DSTE Bedieningsvoorschrift 1 Veiligheidsinstructies Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Ernstig letsel, brand of materiële schade

Nadere informatie

Aandrijvingen. SAExC 07.1 SAExC 16.1 SARExC 07.1 SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1. Bedieningsinstructies

Aandrijvingen. SAExC 07.1 SAExC 16.1 SARExC 07.1 SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1. Bedieningsinstructies Aandrijvingen SAExC 07.1 SAExC 16.1 SARExC 07.1 SARExC 16.1 met besturingseenheid AMExC 01.1 ISO 9001 ISO 14001 Certificate Registration No. 12 100 4269 12 104 4269 Bedieningsinstructies met besturingseenheid

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-seriedimmer-basiselement. Universeel-seriedimmer-basiselement. Best.nr.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-seriedimmer-basiselement. Universeel-seriedimmer-basiselement. Best.nr. Universeel-seriedimmer-basiselement Best.nr. : 2263 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd.

Nadere informatie

, , Montagehandleiding. Montagehandleiding. Voor de installateur. BEnl. Uitgever/fabrikant Vaillant GmbH

, , Montagehandleiding. Montagehandleiding. Voor de installateur. BEnl. Uitgever/fabrikant Vaillant GmbH Montagehandleiding Voor de installateur Montagehandleiding 0020028665, 0020028666, 0020057214 BEnl Uitgever/fabrikant Vaillant GmbH Berghauser Str. 40 D-42859 Remscheid Telefon 021 91 18 0 Telefax 021

Nadere informatie

Met 2-kanaals toetselement: instelling van de kleurtemperatuur met rechter tuimelschakelaar

Met 2-kanaals toetselement: instelling van de kleurtemperatuur met rechter tuimelschakelaar Art. nr.: 1713DSTE Bedieningsvoorschrift 1 Veiligheidsinstructies Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Ernstig letsel, brand of materiële schade

Nadere informatie

Toetselement onder lang indrukken: het licht wordt met minimale lichtsterkte ingeschakeld.

Toetselement onder lang indrukken: het licht wordt met minimale lichtsterkte ingeschakeld. Best. nr.: 5406 00 Bedieningsvoorschrift 1 Veiligheidsinstructies Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Ernstig letsel, brand of materiële schade

Nadere informatie

Documentatie RM-BV 12. Filterregeling

Documentatie RM-BV 12. Filterregeling Documentatie RM-BV 12 Filterregeling Inhoud 1 Veiligheidsinstructies...3 2 Beschrijving van het toestel...4 3 Toestelversies...4 4 Montage...5 5 Display- en instelelementen / Elektrische aansluitingen...8

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement

1 Veiligheidsinstructies. 2 Bedoeld gebruik. 3 Bediening. Systeem DALI-Power-besturingseenheid inbouwbasiselement Best. nr.: 5406 00 Bedieningsvoorschrift 1 Veiligheidsinstructies Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Ernstig letsel, brand of materiële schade

Nadere informatie

3 WEG- OMSCHAKELKLEP. Installatie- en gebruikershandleiding. voor warmtapwaterlading. USV 1" bu USV 5/4" bu USV 6/4" bi

3 WEG- OMSCHAKELKLEP. Installatie- en gebruikershandleiding. voor warmtapwaterlading. USV 1 bu USV 5/4 bu USV 6/4 bi Installatie- en gebruikershandleiding NL 3 WEG- OMSCHAKELKLEP voor warmtapwaterlading USV 1" bu USV 5/4" bu USV 6/4" bi A.u.b. eerst lezen Deze handleiding bevat belangrijke aanwijzingen voor het gebruik

Nadere informatie

Documentatie. RM-BV 4 Micro. Filterregeling

Documentatie. RM-BV 4 Micro. Filterregeling Documentatie RM-BV 4 Micro Filterregeling Inhoud 1 Veiligheidsinstructies... 2 2 Beschrijving van het toestel... 3 3 Toestelversies... 3 4 Display- en instelelementen / Elektrische aansluitingen... 4 5

Nadere informatie

Montagevoorschrift. UBA3-module xm10 voor montage in de verwarmingsketel evenals voor wandmontage /2004 NL Voor de vakman

Montagevoorschrift. UBA3-module xm10 voor montage in de verwarmingsketel evenals voor wandmontage /2004 NL Voor de vakman 60 84 06/004 NL Voor de vakman Montagevoorschrift UBA-module xm0 voor montage in de verwarmingsketel evenals voor wandmontage Zorgvuldig lezen vóór de montage Inhoudsopgave Veiligheid.......................................

Nadere informatie

Handleiding. Bij het installeren en / of samenbouwen van de apparatuur moet voor de ingebruikname alle veiligheidscomponenten zijn aangebracht.

Handleiding. Bij het installeren en / of samenbouwen van de apparatuur moet voor de ingebruikname alle veiligheidscomponenten zijn aangebracht. Woord vooraf Handleiding Het doel van deze handleiding is de gebruiker een inzicht te geven in de werking, montage en het onderhoud van de door Geha bv geleverde apparaten. Voordat u begint met de plaatsing

Nadere informatie

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Invoer. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H, 80 tot 101 kw

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding. Invoer. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H, 80 tot 101 kw Montage- en servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Invoer voor Vitoligno 300-H, 80 tot 101 kw Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk

Nadere informatie

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud

Keystone OM13 - EPI-2 driedraads module Handleiding voor installatie en onderhoud Voor installatie moeten deze instructies volledig zijn gelezen en begrepen Inhoud 1 Optionele module 13: driedraads module.. 1 2 Installatie... 2 3 OM13-module instellen en configureren... 8 4 OM13-pakketten...

Nadere informatie

ECR-Nederland B.V. De ECR-Nederland Softstarter ESG-D-27

ECR-Nederland B.V. De ECR-Nederland Softstarter ESG-D-27 ECR-Nederland B.V. De ECR-Nederland Softstarter ESG-D-27 Omschrijving: Compressoren met een draaistroom-asynchroonmotor hebben de karakteristieke eigenschappen dat ze bij het inschakelen het net hoog belasten

Nadere informatie

Aanvulling op de technische handleiding. MOVIMOT -opties MLU.1A, MLG.1A, MBG11A, MWA21A. Uitgave 06/2008 16663675 / NL. www.sew-eurodrive.

Aanvulling op de technische handleiding. MOVIMOT -opties MLU.1A, MLG.1A, MBG11A, MWA21A. Uitgave 06/2008 16663675 / NL. www.sew-eurodrive. Aandrijfelektronica \ Aandrijfautomatisering \ Systeemintegratie \ Service SEW-EURODRIVE GmbH & Co KG P.O. Box 3023 D-76642 Bruchsal / Germany Phone +49 7251 75-0 Fax +49 7251 75-1970 sew@sew-eurodrive.com

Nadere informatie

Part-turn reductiekasten

Part-turn reductiekasten Part-turn reductiekasten Wormwielkasten GS 503 GS 2503 Certificate Registration No 12 100/104 4269 Bedieningsinstructies Wormwielkasten GS 503 GS 2503 Bedieningsinstructies Geldigheid bedieningsinstructies:

Nadere informatie

OPSTEEK AANDRIJVINGEN SIK-SERIE

OPSTEEK AANDRIJVINGEN SIK-SERIE De veilige & compacte oplossing! OPSTEEK AANDRIJVINGEN SIK-SERIE Voor het aansturen van roldeuren en rolhekken welke tegen een valbeweging beveiligd moeten zijn en waar een beperkte montageruimte aanwezig

Nadere informatie

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Blusinrichting. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Blusinrichting. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H Montage- en servicehandleiding voor de vakman Viesmann Blusinrichting voor Vitoligno 300-H Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel

Nadere informatie

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren

BDS-001, besturing voor handbediende schuifdeuren , besturing voor handbediende schuifdeuren HW V1.0 SW V1.0 NL. Inhoudsopgaven: 1 Veiligheidsvoorschriften 2 2 Werking 3 3 Overzicht 4 4 Aansluiten 6 5 Storingen/specificaties 9 1 1 Veiligheidsvoorschriften:

Nadere informatie

PumpDrive. Zelfkoelende, motoronafhankelijke frequentieregelaar. Verkorte handleiding

PumpDrive. Zelfkoelende, motoronafhankelijke frequentieregelaar. Verkorte handleiding Verkorte handleiding PumpDrive 4070.801/2--51 Zelfkoelende, motoronafhankelijke frequentieregelaar Montagevarianten: Motormontage (MM) Wandmontage (WM) Schakeltkastmontage (CM) Verkorte handleiding 1 Over

Nadere informatie

MOD-I-XP. Vooraanzicht. Kenmerken. MOD-I-XP_ _NL Technische wijzigingen voorbehouden Pagina 1 van 8. Modem voor externe gegevensoverdracht

MOD-I-XP. Vooraanzicht. Kenmerken. MOD-I-XP_ _NL Technische wijzigingen voorbehouden Pagina 1 van 8. Modem voor externe gegevensoverdracht Vooraanzicht Kenmerken ISDN-industriemodem (digitaal gebruik) voor externe gegevensoverdracht in systeemoplossingen met de Frigodata XP-software Aansluiting op de gateway GTW-XP via lintkabel Aansluiting

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman. Vitotrol 100 type UTDB-RF

VIESMANN. Montagehandleiding VITOTROL 100. voor de vakman. Vitotrol 100 type UTDB-RF Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitotrol 100 type UTDB-RF Ruimtetemperatuurregelaar met digitale schakelklok en draadloze ontvanger Bestelnr.: 7426 466, 7426 539 VITOTROL 100 10/2009 Veiligheidsvoorschriften

Nadere informatie

Uitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje.

Uitsluitend aansluiten op de spanning en frequentie zoals aangegeven op het typeplaatje. MODELLEN 1221 AANSLUITINGEN 1 kanaal 2 kanalen VEILIGHEIDSINSTRUCTIES In verband met brandgevaar of het risico op een elektrische schok dient inbouw en montage uitsluitend door een elektro vakman te geschieden.

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreidingsset mengklep. Veiligheidsvoorschriften. Productbeschrijving. voor de vakman

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreidingsset mengklep. Veiligheidsvoorschriften. Productbeschrijving. voor de vakman Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN Uitbreidingsset mengklep Open Therm voor Vitodens 100-W en 111-W Veiligheidsvoorschriften Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies

1 Veiligheidsinstructies Universeel-seriedimmer-basiselement Best.nr. : 2263 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd.

Nadere informatie

Programmeerbare elektronische tijdschakelklok

Programmeerbare elektronische tijdschakelklok G E B R U I K S A A N W I J Z I N G Bestnr.: 62 24 60 Programmeerbare elektronische tijdschakelklok Omwille van het milieu 100% recyclingpapier Impressum Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets

Nadere informatie

Aanvullende handleiding. VEGADIS-adapter. Voor de aansluiting van een externe displayof bedieningseenheid of een slave-sensor. Document ID: 45250

Aanvullende handleiding. VEGADIS-adapter. Voor de aansluiting van een externe displayof bedieningseenheid of een slave-sensor. Document ID: 45250 Aanvullende handleiding VEGADIS-adapter Voor de aansluiting van een externe displayof bedieningseenheid of een slave-sensor Document ID: 4550 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voor uw veiligheid. Correct gebruik...

Nadere informatie

- - AOY0001 AOY0004 AOY0003 AOY0002

- - AOY0001 AOY0004 AOY0003 AOY0002 AquaOxy500 - - A AOY0001 B AOY0004 C AOY0003 D ; ; AOY0002 2 - - E AOY0008 F AOY0006 3 - - G AOY0009 H AOY0010 4 - - I AOY0007 5 Veiligheidsinstructies - NL - Dit apparaat kan gevaar opleveren voor personen

Nadere informatie

1. Fundamentele veiligheidsinstructies 3 2. Bedoeld gebruik 3

1. Fundamentele veiligheidsinstructies 3 2. Bedoeld gebruik 3 307274 NL Bewegingsmelder theluxa R180 WH 1010200 theluxa R180 BK 1010201 1. Fundamentele veiligheidsinstructies 3 2. Bedoeld gebruik 3 Afvoer 3 3. Aansluiting 4 4. Montage 5 Installatievoorschriften 5

Nadere informatie

Afbeelding 1: Constructie apparaat

Afbeelding 1: Constructie apparaat Best.nr. : 0360 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Als de handleiding niet wordt opgevolgd,

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreiding EA1. Veiligheidsvoorschriften. voor de vakman. Bestelnr

VIESMANN. Montagehandleiding. Uitbreiding EA1. Veiligheidsvoorschriften. voor de vakman. Bestelnr Montagehandleiding voor de vakman VIESMNN Uitbreiding E1 Bestelnr. 7429 151 Veiligheidsvoorschriften Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk letsel en materiële

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Potentiometer 1-10 V

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Potentiometer 1-10 V Potentiometer 1-10 V schakelfunctie Best.nr. : 0309 00 Potentiometer 1-10 V drukcontactfunctie Best.nr. : 0308 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten

Nadere informatie

Aanvullende handleiding. Connector ISO voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 30380

Aanvullende handleiding. Connector ISO voor niveaudetectiesensoren. Document ID: 30380 Aanvullende handleiding Connector ISO 4400 voor niveaudetectiesensoren Document ID: 30380 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voor uw veiligheid. Correct gebruik... 3.2 Algemene veiligheidsinstructies... 3.3 Veiligheidsinstructies

Nadere informatie

Aanvullende handleiding. Connector M12 x 1. Voor continu metende sensoren. Document ID: 30377

Aanvullende handleiding. Connector M12 x 1. Voor continu metende sensoren. Document ID: 30377 Aanvullende handleiding Connector M2 x Voor continu metende sensoren Document ID: 30377 Inhoudsopgave Inhoudsopgave Voor uw veiligheid. Correct gebruik... 3.2 Niet toegestaan gebruik... 3.3 Algemene veiligheidsinstructies...

Nadere informatie

Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten.

Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Art. nr. : 240PDPETW Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Ernstig letsel, brand of materiële schade

Nadere informatie

INSTALLATIE INSTRUCTIES VOOR VLINDERKLEPPEN

INSTALLATIE INSTRUCTIES VOOR VLINDERKLEPPEN OI BV-B10/12 / 04 05 09 pag 1/7 Deze installatie instructies zijn van toepassing op vlinderkleppen van Belven NV Wafer & Lug type - met nominale diameter DN 32-DN 1200 - NPS 1 1/4 tot NPS 48 1. Veiligheid

Nadere informatie

Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+

Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+ Bestnr. 198322 Micro + 198335 Micro 2+ suevia Digitale schakelklok Data Micro +/2+ Alle rechten, ook vertalingen, voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een automatische

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Elektronische stuureenheid. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement Elektronische stuureenheid. Bedieningshandleiding , schakelfunctie Art.-Nr.: 240-10, impulsfunctie Art.-Nr.: 240-31 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden

Nadere informatie

DALI-potentiometer Tunable White met geïntegreerde netvoeding, DALIpotentiometer. DALI-potentiometer Tunable White met geïntegreerde netvoeding

DALI-potentiometer Tunable White met geïntegreerde netvoeding, DALIpotentiometer. DALI-potentiometer Tunable White met geïntegreerde netvoeding DALI-potentiometer met geïntegreerde netvoeding, DALIpotentiometer DALI-potentiometer met geïntegreerde netvoeding Best. nr. : 2030 00 DALI-potentiometer Best. nr. : 2020 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies

Nadere informatie

Idee, ontwerp en realisatie : Marc Van den Schoor. PICAXE-18M2+Rotor speed controller V1 Manual.docx pagina 1 van 7

Idee, ontwerp en realisatie : Marc Van den Schoor. PICAXE-18M2+Rotor speed controller V1 Manual.docx pagina 1 van 7 1 Introduction... 2 2 Uitzicht... 2 3 Aansluitingen... 3 3.1 Voeding van de module... 4 3.2 LCD aansluiting... 4 3.3 Voeding remsysteem... 4 3.4 relais of generator GND remsysteem... 4 3.5 RPM sensor...

Nadere informatie

1. Fundamentele veiligheidsinstructies 3 2. Bedoeld gebruik 3

1. Fundamentele veiligheidsinstructies 3 2. Bedoeld gebruik 3 307344 NL Bewegingsmelder LUXA 103-100 AP WH 1030022 LUXA 103-101 AP WH 1030023 1. Fundamentele veiligheidsinstructies 3 2. Bedoeld gebruik 3 Afvoer 3 3. Beschrijving van het apparaat 4 4. Montage en aansluiting

Nadere informatie

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 300A. voor de vakman. Vitotrol 300A. Afstandsbediening, bestelnr

VIESMANN. Montage- en servicehandleiding VITOTROL 300A. voor de vakman. Vitotrol 300A. Afstandsbediening, bestelnr Montage- en servicehandleiding voor de vakman VIESMANN Vitotrol 300A Afstandsbediening, bestelnr. 7438 364 VITOTROL 300A 3/2010 Bewaren a.u.b.! Veiligheidsvoorschriften Veiligheidsvoorschriften Volg deze

Nadere informatie

Afstandsbediening Telis 16 RTS

Afstandsbediening Telis 16 RTS Afstandsbediening Telis 16 RTS Bedieningshandleiding Telis 16 RTS Pure Art.nr. 1811020 Telis 16 RTS Silver Art.nr. 1811021 Afstandsbediening Telis 16 RTS 16 Kanaals zender met display Telis 16 RTS Pure

Nadere informatie

Draadloze bussysteem Draadloze besturingseenheid 1-10V enkelvoudig. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best.nr.

Draadloze bussysteem Draadloze besturingseenheid 1-10V enkelvoudig. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best.nr. Best.nr. : 1137 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Ernstig letsel, brand of materiële

Nadere informatie

KEYSTONE. OM8 - EPI 2 AS-Interface module Handleiding voor installatie en onderhoud. www.pentair.com/valves

KEYSTONE. OM8 - EPI 2 AS-Interface module Handleiding voor installatie en onderhoud. www.pentair.com/valves KEYSTONE Inhoud 1 Optionele module 8: AS-Interface module 1 2 Installatie 1 3 Communicatiekenmerken 1 4 Beschrijving van de OM8 AS-Interface module 2 5 AS-Interface protocol 3 6 Communicatie-interface

Nadere informatie

FACILA DP091, DP092. Buitenpost opbouw met camera. Montage- en gebruikershandleiding

FACILA DP091, DP092. Buitenpost opbouw met camera. Montage- en gebruikershandleiding FACILA DP091, DP092 Buitenpost opbouw met camera Montage- en gebruikershandleiding Inhoud 1. Voorzorgsmaatregelen... 2 2. Gebruik volgens de voorschriften... 3 3. Omschrijving... 3 4. Installatie... 4

Nadere informatie

Gebruiksaanwijzing. AS-i CompactLine module AC2454 AC2455 AC /01 04/2016

Gebruiksaanwijzing. AS-i CompactLine module AC2454 AC2455 AC /01 04/2016 Gebruiksaanwijzing AS-i CompactLine module AC2454 AC2455 AC2471 80011082/01 04/2016 7 8 5 6 3 4 1 2 Inhoud 1 Inleiding...3 2 Veiligheidsaanwijzingen...3 3 Gebruik volgens de voorschriften...3 4 Montage...4

Nadere informatie

Installatie- en bedieningsinstructie. Table Stand DS (2018/08) nl

Installatie- en bedieningsinstructie. Table Stand DS (2018/08) nl Installatie- en bedieningsinstructie Table Stand DS-1 6720888222 (2018/08) nl Inhoudsopgave Inhoudsopgave 1 Toelichting op de symbolen en veiligheidsinstructies...... 2 1 Toelichting van de symbolen......................

Nadere informatie

PDM-8-MB POM (VOEDING OVER MODBUS) Montage & gebruiksvoorschriften

PDM-8-MB POM (VOEDING OVER MODBUS) Montage & gebruiksvoorschriften POM ( MODBUS) Montage & gebruiksvoorschriften Inhoudstafel VEILIGHEIDS - & VOORZORGSMAATREGELEN 3 PRODUCTBESCHRIJVING 4 GEBRUIKSTOEPASSING 4 TECHNISCHE GEGEVENS 4 STANDAARDEN 4 OPERATIONELE DIAGRAMMEN

Nadere informatie

TECHNISCHE HANDLEIDING

TECHNISCHE HANDLEIDING Pagina 1 van 6 Pagina 2 van 6 INHOUDSOPGAVE 1. OMSCHRIJVING... 3 2. ALGEMENE VEILIGHEIDSINSTRUCTIES... 3 3. TECHNISCHE GEGEVENS... 3 4. INSTALLATIE EN BEDIENING... 3 5. ONDERHOUD... 5 6. ALGEMENE VOORWAARDEN...

Nadere informatie

Servomotoren voor kleine afsluiters

Servomotoren voor kleine afsluiters 4 891 Servomotoren voor kleine afsluiters met nominale slag 5,5 mm 80130 80117 SSB... zonder hulpschakelaar SSB...1 met hulpschakelaar Elektrische servomotoren voor kleine afsluiters VMP45..., VVP45...

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. LB-management. Jaloeziebasiselement Universeel. Jaloeziebasiselement Universeel Art. nr.

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. LB-management. Jaloeziebasiselement Universeel. Jaloeziebasiselement Universeel Art. nr. Art. nr.: 1731JE Bedieningsvoorschrift 1 Veiligheidsinstructies Elektrische apparaten mogen alleen door een elektromonteur worden gemonteerd en aangesloten. Ernstig letsel, brand of materiële schade mogelijk.

Nadere informatie

Opgave 1 Opbouwen van een servomotor-systeem

Opgave 1 Opbouwen van een servomotor-systeem Opgave 1 Opbouwen van een servomotor-systeem Leerdoelen Na het voltooien van deze opgave: Ben je bekend met het veilig opbouwen van een servomotor systeem Ben je bekend met de basisprincipes van schema

Nadere informatie

Draadloze bussysteem Draadloze jaloezieactor enkelvoudig. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best.nr. : Bedieningshandleiding

Draadloze bussysteem Draadloze jaloezieactor enkelvoudig. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Best.nr. : Bedieningshandleiding Best.nr. : 1136 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Als de handleiding niet wordt opgevolgd,

Nadere informatie

ASZ... Potentiometers. Building Technologies Division. ASZxx.3x

ASZ... Potentiometers. Building Technologies Division. ASZxx.3x 7 921 ASZxx.7xx / ASZxx.8xx ASZxx.7xx / ASZxx.8xx ASZxx.9xx Potentiometers ASZ... Voor aanbouw aan de servomotoren SQM... en SQN... voor de elektrischen signalering van de posities van de servomotorassen.

Nadere informatie

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Invoer. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H, 80 tot 101 kw

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Invoer. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H, 80 tot 101 kw Montage- en servicehandleiding voor de vakman Viesmann Invoer voor Vitoligno 300-H, 80 tot 101 kw Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk

Nadere informatie

Serie 7L - LED-lampen

Serie 7L - LED-lampen Serie - LED-lampen SERIE LED - lampen voor schakelkasten Energiebesparend door LED-techniek Opgenomen vermogen van 5 W Lichtstroom komt overeen met een 75 W gloeilamp Magneet- of schroefbevestiging Met

Nadere informatie

1. Funddamentele veiligheidsinstructies

1. Funddamentele veiligheidsinstructies 309699 NL Bewegingsmelder theluxa S360 WH 1010510 theluxa S360 BK 1010511 1. Funddamentele veiligheidsinstructies WAARSCHUWING Levensgevaar door elektrische schokken of brand! Montage uitsluitend door

Nadere informatie

EMS 2.0. ModuLine 1010H (2017/05) NL

EMS 2.0. ModuLine 1010H (2017/05) NL EMS 2.0 0010014043-001 ModuLine 1010H 6720869141 (2017/05) NL 1 Gegevens betreffende het product 1 Gegevens betreffende het product Toepassingsmogelijkheden De bedieningseenheid ModuLine 1010H kan alleen

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-dimmer, Basiselement voor parallelaansluiting

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Universeel-dimmer, Basiselement voor parallelaansluiting Universeel-dimmer-basiselement met druk-/draaischakelaar Best.nr. : 1176 00 Basiselement voor parallelaansluiting voor universeel-dimmer-basiselement Best.nr. : 1177 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Jaloeziemanagement Motorstuureenheid Universeel AC 230 V ~ Art. nr. 232 ME. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Jaloeziemanagement Motorstuureenheid Universeel AC 230 V ~ Art. nr. 232 ME. Bedieningshandleiding Art. nr. 232 ME Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Ernstig letsel, brand of materiële schade

Nadere informatie

Bedieningshandleiding DALI Power Potentiometer

Bedieningshandleiding DALI Power Potentiometer Lichtmanagement Bedieningshandleiding DALI Power Potentiometer 1. Veiligheidsinstructies Inbouw en montage van elektrische apparaten mogen uitsluitend geschieden door een landelijk erkend installatiebedrijf..

Nadere informatie

VIESMANN. Montagehandleiding. MatriX-stralingsbrander. voor de vakman

VIESMANN. Montagehandleiding. MatriX-stralingsbrander. voor de vakman Montagehandleiding voor de vakman VIESMANN MatriX-stralingsbrander type VMIII Gas-ventilatorbrander voor Vitocrossal 300, type CM3 Nominaal vermogen 87 tot 142 kw MatriX-stralingsbrander 11/2014 Na montage

Nadere informatie

MT ELEKTRONISCHE REGELAAR. Montage & gebruiksvoorschriften

MT ELEKTRONISCHE REGELAAR. Montage & gebruiksvoorschriften Montage & gebruiksvoorschriften Inhoudstafel VEILIGHEIDS - & VOORZORGSMAATREGELEN 3 PRODUCTBESCHRIJVING 4 ARTIKEL CODE 4 GEBRUIKSTOEPASSING 4 TECHNISCHE GEGEVENS 4 STANDAARDEN 4 OPERATIONELE DIAGRAMMEN

Nadere informatie

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Basiselement jaloezie- en rolluikbesturing DC 24 V. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat

Jaloezie- en rolluikbesturingssysteem Basiselement jaloezie- en rolluikbesturing DC 24 V. 1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat Best.nr. : 0388 00 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Als de handleiding niet wordt opgevolgd,

Nadere informatie

MONTAGEHANDLEIDING WINDBEVEILIGING EOLIS 2

MONTAGEHANDLEIDING WINDBEVEILIGING EOLIS 2 MONTAGEHANDLEIDING WINDBEVEILIGING EOLIS 2 Windbeveiliging Eolis 2 VOEDING 230 V - 50 Hz Pulsschakelaar Centralis IB INLEIDING Deze montagehandleiding bevat instructies voor de montage van de windbeveiliging

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. Lichtmanagement. Bedieningshandleiding Draaidimmer universeel met incrementaalgever Art.-Nr.: 254 UDIE 1 Neventoestel voor draaidimmer universeel met incrementaalgever Art.-Nr.: 254 NIE 1 Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw

Nadere informatie

Gebruikershandleiding

Gebruikershandleiding Gebruikershandleiding EXCLUSIV COMPACT THERMOSTAAT Dit product heeft de volgende eigenschappen: 1) Regeling van de verwarming 2) Eenvoudig te programmeren 3) Twee programma's: programma ingesteld af fabriek

Nadere informatie

GA-1 Alarmtoestel vetafscheider Installatie- en bedieningsinstructies

GA-1 Alarmtoestel vetafscheider Installatie- en bedieningsinstructies Labkotec Oy Myllyhaantie 6 FI-33960 PIRKKALA FINLAND Tel: +358 29 006 260 Fax: +358 29 006 1260 19.1.2015 Internet: www.labkotec.com 1/11 GA-1 Alarmtoestel vetafscheider Auteursrecht 2015 Labkotec Oy INHOUDSOPGAVE

Nadere informatie

Tijdschakelklok. Bestnr.: 61 00 57 (groen) 61 00 58 (oranje) 61 00 82 (transparant) 61 00 83 (blauw) Omwille van het milieu 100% recyclingpapier

Tijdschakelklok. Bestnr.: 61 00 57 (groen) 61 00 58 (oranje) 61 00 82 (transparant) 61 00 83 (blauw) Omwille van het milieu 100% recyclingpapier G E B R U I K S A A N W I J Z I N G Bestnr.: 61 00 57 (groen) 61 00 58 (oranje) 61 00 82 (transparant) 61 00 83 (blauw) Tijdschakelklok Omwille van het milieu 100% recyclingpapier Impressum Alle rechten,

Nadere informatie

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Uitvoer met veerbladen. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H

Viesmann. Montage- en servicehandleiding. Uitvoer met veerbladen. Veiligheidsinstructies. voor de vakman. voor Vitoligno 300-H Montage- en servicehandleiding voor de vakman Viesmann Uitvoer met veerbladen voor Vitoligno 300-H Veiligheidsinstructies Volg deze veiligheidsvoorschriften nauwkeurig op ter voorkoming van lichamelijk

Nadere informatie

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Lichtmanagement Taststuureenheid. Bedieningshandleiding

1 Veiligheidsinstructies. 2 Constructie apparaat. 3 Functie. Lichtmanagement Taststuureenheid. Bedieningshandleiding Art.-Nr.: 1240 STE Bedieningshandleiding 1 Veiligheidsinstructies De inbouw en montage van elektrische apparaten mag alleen door een elektromonteur worden uitgevoerd. Als de handleiding niet wordt opgevolgd,

Nadere informatie