Vergadering Vaststellen structuurvisie en plan MER Rotterdam Central District.



Vergelijkbare documenten
Vergadering Vaststellen structuurvisie en plan MER Rotterdam Central District.

PlanMER Rotterdam Central District

Bestemmingsplan Weenapoint

1. Inleiding Het voornemen Voorgeschiedenis 19

Rotterdam Central District Toetsingsadvies over het milieueffectrapport

gelezen het raadsvoorstel van burgemeester en wethouders van 29 augustus 2017;

Raadsvoorstel. Vaststelling bestemmingsplan Innovatiefabriek DOC Mw. C.W. Baukema-Bos c.w. ni M. M.

gemeente Eindhoven Raads informatiebrief (Sociaal-Economische pijler)

B&W-voorstel. 1) Status

: Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan "Katwijk aan den Rijn 2012

Raadsvoorstel. Agendanummer: Datum raadsvergadering: Registratienummer: 13 juni Onderwerp:

Voorstel aan de raad. Projectorganisatie Stationsgebied Bodewitz, J.A. (Jord) Kenmerk Vergaderdatum 5 november 2015

Aan de raad AGENDAPUNT 3. Doetinchem, 27 januari 2010 ALDUS BESLOTEN 4 FEBRUARI Oostelijke randweg; afronding mer-procedure

E. van den Boom raad00684

Actualisatie m.e.r.-beoordeling Binnenstad Nieuwegein Advies ten behoeve van de m.e.r. -beoordeling

Besluit hogere waarden Wet geluidhinder (Gebieds)bestemmingsplan IJsselmonde Centrum

Ontwerpbesluit hogere waarden Wet geluidhinder Bestemmingsplan Nieuw Terbregge

Raadsvoorstel Start m.e.r.-procedure windpark Spinder

Raadsinformatiebrief Nr. :

Op welke gronden deze briefî/waarom nu voorgelegd?

Dit bestemmingsplan is voornamelijk conserverend van aard, maar een drietal ontwikkelingen wordt mogelijk gemaakt, te weten:

Raadsvoorstel: Onderwerp: Vaststelling bestemmingsplan Hoog Dalem, herziening noordelijke eilanden

Rotterdam, 30 juni 2015.

Vormvrije m.e.r.-beoordeling Landgoed Hydepark, Doorn, gemeente Utrechtse Heuvelrug

't, RAADsvooRSTEL EN ontwerpbeslutr

Raadsvoorstel. Voorgesteld wordt. Samenvatting. Programmabegroting Doelstelling. Keuzemogelijkheden

«s. a 3 1 * MEI o SL 2 0. CD CD. j?.p o > 3-3 ^ 5T. Rotterdam, 3 maart GEMEENTERAAD Vergadferlng van

Gelet op het collegebesluit van 22 januari 2019, gelet op de Wet ruimtelijke ordening en het bepaalde in de Algemene wet bestuursrecht;

9*-`" **"' * Raadsvoorstel Status: Besluitvormend Agendapunt: 8 Onderwerp: Bestemmingsplan Buitengebied Gemeente Dalfsen Datum: 14 mei 2013

Gemeentewerken Besluit hogere waarden Wet geluidhinder Bestemmingsplan Tarwewijk

Gemeente Delft. 19 april 2011 ««.JUU Pieter Guldemond Friso Vossen 2112 vaststelling bestemmingsplan ^ GR I

Notitie. Aan : Roel Volman (SO, team bestemmingsplannen) Van : Paul Bruijkers (SO, Ingenieursbureau) Datum :

RAADSVOORSTEL Bestemmingsplan Kroostweg-Noord

Onderwerp Bestemmingsplan Neede, Plan Hondelink Commissie Bestuurlijk Domein. Commissie Ruimtelijk Domein

Raadsvoorstel (openbaar) Maassluis Afdeling ROVM. Conform besloten B en W d.d. 3 november 2015

V A L K E N S WA A R. D

Stedelijke ontwikkeling Overamstel, Amsterdam

Nota van zienswijzen en van ambtshalve wijzigingen

Raadsvergadering. Onderwerp Vaststelling bestemmingsplan partiële herziening Dorp Odijk 2012, snippergroen

Behandeld door: C.T. Bernaards

Onderwerp Bestemmingsplan "Neede, De Berg 2010" Commissie Bestuurlijk Domein. Commissie Ruimtelijk Domein. Commissie Sociaal en Economisch Domein

RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering. Onderwerp Vaststellen bestemmingsplan 'Bedrijventerrein De Raaphof' Aan de raad,

RAADSVOORSTEL. Raadsvergadering. Onderwerp gewijzigd vaststellen ontwerpbestemmingsplan Vinkenburg. Aan de raad,

Ontwikkelingsplan Hogewegzone Amersfoort

Noordelijke Randweg Zevenbergen, gemeente Moerdijk

in 2007 het project Spek-Ende is opgestart en de eerste fase heeft geleid tot 'winkelen aan de straat' en 'wonen rond het pleintje';

Raadsbesluit BESLUIT: Overwegende:

Aan de Gemeenteraad. Raad. Onderwerp : Vervangende nieuwbouw van een vrijstaande woning op het perceel Boelenswei 76 te Boelenslaan.

Onderwerp: Bestemmingsplan Buitengebied Winsum en milieueffectrapport (MER).

Raadsvergadering. 9 februari D.P. van Sluis

Ontwerpvoorstel aan de raad

Onderwerp Vaststelling bestemmingsplan "Heerde-Dorp, 5 e herziening (Haneweg 4 te Heerde)".

Gemeente Rotterdam Besluit hogere waarden Wet geluidhinder bestemmingsplan Weenapoint

[N.v.t.] : Burgemeester en Wethouders [N.v.t.] Uiterste behandeldatum (+ reden)

Probleem- en doelstelling/oplossingen/effecten

Op onderstaande luchtfoto is de locatie aangeduid met een rode omcirkeling.

Registratienummer raad Behorend bij het B&W-advies met registratienummer Domein/team: Ruimtelijk/Ontwikkeling

Bestemmingsplan 'Stedelijk Gebied: Lensheuvel 91, Reusel' Datum voorstel: 5 juni 2018 Vergaderdatum: 3 juli 2018 Registratienr.

Vergadering 20 september L. van der Zon

Uw raad moet het bestemmingsplan op grond van art. 3.1 Wet ruimtelijke ordening vaststellen.

RUIMTELIJKE ONDERBOUWING WINDROOS, SLIEDRECHT

Besluit tot coördinatie procedures Ressen/Bouwmarkt

gemeente eijsdervmargraten

LOG Montfort - Maria Hoop

Holland Casino Utrecht

Raadsvoorstel CONCEPT T.B.V. TERINZAGELEGGING

Bestemmingsplan Maastricht Aachen Airport, Businesspark AviationValley

Vaststelling bestemmingsplan 'Nieuwbouw basisschool Zevenhuisterweg Nieuw-Roden'

Raadsvoorstel. Agendanummer: Datum raadsvergadering: Onderwerp: Vaststelling veeg-bestemmingsplannen Kortland, Langeland en Lansingh-Zuid

Nota Samenvatting en beantwoording zienswijzen. Bestemmingsplan Ambachtsschool

Raadsvoorstel Gewijzigde vaststelling bestemmingsplan 'Luchthaven Eindhoven e.o.'

GEMEENTE SLIEDRECHT. Bestemmingsplan Westwijk II Vastgesteld door de raad van de gemeente Sliedrecht op 29 september 2008

Samenvatting: Bouwinitiatieven Drunen Noord

Nota van Zienswijzen behorende bij het Bestemmingsplan Buitengebied Rucphen 2012, De Leijkens

ONTVANGEN 1 1 DEC. 2013

registratienummer onderwerp... ^..,., R15.00Ũ042 Gewijzigd vaststellen bestemmingsplan "Twee woningen Tulpstraat" te Moordrecht

Gemeentebestuur Spuiboulevard GR DORDRECHT

'"'""'"1t R A A D S V O O R S T E L E N O N T W E R P B E S L U I T

Nummer : 2013/ Datum : 1 oktober 2013 Onderwerp : Vaststelling bestemmingsplan Vroonlandseweg Kapelle

Raadsstuk. Onderwerp: Vaststelling bestemmingsplan Kinderopvang Hildebrandlaan 2 BBVnr: 2016/176044

De verbouw en uitbreiding van het pand Baroniestraat 54 mogelijk te maken voor vestiging van een kleinschalige zorginstelling met dienstwoning.

Agendapunt: Meppel, Onderwerp: Vaststellen Grondexploitatie Winkelcentrum Oosterboer

Besluit Hogere waarde Wet geluidhinder, artikel 110a

Gemeente Delft. Raadsvoorstel

Vaststelling bestemmingsplan "Delden-Noord, herziening Peperkampweg"

Portefeuillehouder : G. Bruijniks Datum collegebesluit : 9 september 2014 Corr. nr.:

Begrotingswijziging. Portefeuillehouder

Vaststelling bestemmingsplan Overteylingen, partiële herziening Campo terrein

CONCEPT t.b.v. ter inzage legging ontwerpbestemmingsplan

Raadsvoorstel. Agendapunt nr.:

Plattelandswoning Middenweg 87 en 91 Bestemmingsplan Plattelandswoning Middenweg 87 en 91

Rotterdam, 17 november 2015.

Onderwerp: Voorbereidingsbesluit voor gronden gelegen aan de Gedempte Zalmhaven e.o. (code BQR)

Nota van Beantwoording Ontvangen zienswijzen en beantwoording zienswijzen op

Aan de raad van de gemeente Wormerland

Raadsvoorstel tot verlening verklaring van geen bedenkingen voor het bouwen van 36 studentenstudio's aan de Hessen Kasselstraat 3

gemeente?all Zoetermeer I I Instemming en publicatie ontwerpbestemmingsplan Wattstraat Zaaknummer Documentnummer DOC

Vrije Universiteit/Vrije Universiteit medisch centrum

Nota zienswijzen ontwerp-wijzigingsplan Vinkenpolderweg 24 Alblasserdam.

Gemeente Langedijk. Voorstel aan de raad

Transcriptie:

Rotterdam, 14 december 2010. göwiintih; Vergadering Vaststellen structuurvisie en plan MER Rotterdam Central District. Aan de Gemeenteraad. '7 ma Op 1 december 2009 hebben wij besloten de ontwerp structuurvisie Rotterdam Central District (RCD) en het planmer Rotterdam Central District ter inzage te leggen. Wij hebben u hierover bij brief van 4 december 2009 (kenmerk 09/9133) ingelicht. De ontwerpstructuurvisie en het planmer hebben van vrijdag 11 december 2009 tot en met donderdag 21 januari 2010 voor een ieder ter inzage gelegen. Naar aanleiding hiervan zijn 10 zienswijzen en 2 externe ambtelijke reacties ingediend. De kern van de structuurvisie voor het RCD wordt gevormd door het in 2007 samen met marktpartijen opgestelde gebiedsconcept "Weena Glocal City District' en het Stedenbouwkundig Plan 2007. Het stedenbouwkundig plan, door het voorgaande college op 5 februari 2008 vastgesteld en besproken in de raadsvergadering van 12 juni 2008, schetst de ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden voor het RCD. De structuurvisie is nodig als ruimtelijk planologisch kader waarin de hoofdlijn van de gewenste ontwikkeling voor heel het RCD wordt vastgelegd. De structuurvisie biedt enkel het kader waarbinnen de ontwikkeling nader vorm kan krijgen. Voor de daadwerkelijke ontwikkeling is een aanvullend planologisch kader noodzakelijk, in de vorm van bestemmingsplannen. Voor het RCD wordt een drietal bestemmingsplannen opgesteld, te weten Weenapoint, Schiekadeblok en RCD Overig. Op basis van deze bestemmingsplannen kunnen bouwvergunningen worden verleend. De structuurvisie en het planmer vormen het toetskader voor de bestemmingsplannen. Het is van belang dat de structuurvisie wordt vastgesteld door uw Raad, voorafgaand aan de ter inzage legging van de bestemmingsplannen. Het ontwerpbestemmingsplan Weenapoint is in vooroverleg gebracht en gaat volgens de planning in februari 2011 ter inzage. Hieronder zullen wij ingaan op de gebeurtenissen na het collegebesluit van 1 december 2009. Het betreft achtereenvolgens de ingediende zienswijzen, het daaruit voortvloeiende nieuwe externe-veiligheidsonderzoek en het aanmerken van het RCD als lokaal project met nationale betekenis, als bedoeld in de Crisis- en herstelwet. Tenslotte is de tekst in de structuurvisie inzake economie aangepast aan de huidige tijd. Zienswijzen: Er zijn tien zienswijzen ingediend: 1. Dr. J. Blenkers, directeur-inspecteur VROM-inspectie. 2. E. Jepma namens NS-Poort. 3. Mr. P.P.J.L Enneking, ProRail inframanagement. 4. Mw. M. Smouter namens de Gezamenlijke Bewonersgroepen Proveniejtó 5. Ir. K. Gommers, namens Hela! Bewonersorganisatie HenegouwerlaarK^> 6. Mw. R.M Bakker, namens bewonersgroep Beukelsdljk-Oost, Suze Groeneweglaan, G.W. Burgerplein en Essenburgsingel. ^ Van' * < * ""^fth Registratienummer dienst: 10/10198 "^^B*^ Behandelaar: A. Deelen, 010-267 2224 raadsvergadering van: raadsstuk 0000 dd-mm-jjjj pagina 1

7. A. Houting, M. van Hoorn en K. Blei, namens Bewoners van de Harddraverstraat. 8. Mw. mr. H.A.H. Stam (Boekei de Nerée) namens Rodamco. 9. Mr. J.M. Neefe (Loyens & Loeff) namens Weena Boulevard Beheer B.V. 10. P.A. van Zijl. Daarnaast zijn twee externe ambtelijke reacties binnengekomen van de provincie Zuid- Holland en het Hoogheemraadschap Schieland en Krimpenerwaard. Alle zienswijzen zijn ontvankelijk. In reactie op de zienswijzen is een ambtelijke zienswijzenrapportage opgesteld. In deze rapportage zijn alle zienswijzen samengevat en van inhoudelijk commentaar voorzien. Deze zienswijzenrapportage is bij het raadsvoorstel gevoegd en zal aan reclamanten worden gestuurd. Wij verzoeken uw raad de zienswijze van de VROM Inspectie gegrond te verklaren. De zienswijze is aanleiding geweest voor nader onderzoek naar externe veiligheid. Wij verzoeken uw raad de structuurvisie en het plan MER op grond van dit nader onderzoek aan te passen conform de voorstellen in de zienswijzenrapportage. Wij verzoeken uw raad de zienswijzen van Prorail en mr. J.M. Neefe namens Weena Boulevard CV gedeeltelijk gegrond te verklaren voor zover deze betrekking hebben op de externe veiligheid. Tevens is de zienswijze van de heer mr. J.M. Neefe gegrond, wat betreft de hoogte van de onderbouw van het Schiekadeblok. Deze was niet juist overgenomen uit het Stedenbouwkundig plan 2007. Wij verzoeken uw raad de structuurvisie op deze punten overeenkomstig de tekstvoorstellen in de zienswijzenrapportage aan te passen. Wij verzoeken u de overige zienswijzen ongegrond te verklaren. Hieronder zullen wij de redenen op hoofdlijnen uiteen zetten. Voor een verdere uitwerking verwijzen wij naar de bijgevoegde zienswijzenrapportage. Enkele zienswijzen gaan in op de bebouwingsmogelijkheden, zoals genoemd in de structuurvisie. Het betreft met name de maximale bouwhoogte van de ontwikkellocaties. In het vastgestelde stedenbouwkundig plan 2007 staat vermeld dat de maximale bouwhoogte wordt bepaald aan de hand van een bezonningsstudie. De structuurvisie wijkt op dit punt niet af van het Stedenbouwkundig plan 2007. Daarnaast zien enkele zienswijzen op details, die verder gaan dan het detailniveau van de structuurvisie en het plan MER. De structuurvisie en het plan MER gelden als kader voorde verdere uitwerking in bestemmingsplannen. Details, zoals de specifieke oplossing voor expeditie van het Centraal Station op de ontwik keilocatie Delftseplein, komen aan bod bij de verdere uitwerking van de structuurvisie in bestemmingsplannen. In deze procedures hebben belanghebbenden wederom de gelegenheid hun zienswijze kenbaar te maken. Verder hebben de zienswijzen betrekking op aspecten die buiten de plangrens of de invloedssfeer van de structuurvisie en het planmer. Voorbeelden zijn de inrichting van het Proveniersplein, vrees voor verzakking van het Plaza gebouw en de verkeerstoename in de binnenstad, welke niet veroorzaakt wordt door de voorgenomen activiteit maar door autonome toename van het autoverkeer. Tenslotte zijn op verzoek van reclamanten enkele milieu onderzoeken, zoals verwoord in het planmer, nader toegelicht, zoals de gevolgen voor luchtkwaliteit en geluidsbelasting in de aangrenzende straten. Registratienummer dienst: 10/10198 raadsvergadering van: dd-mm-jjjj Behandelaar: A. Deelen, 010-267 2224 raadsstuk 0000 pagina 2

Externe Veiligheid: Naar aanleiding van de zienswijze van de VROM-Inspectie is in samenspraak met vertegenwoordigers van het ministerie van Infrastructuur en Milieu een nieuw onderzoek Externe Veiligheid opgestart. Hierbij is gerekend met recentere vervoerscijfers en is de rekenmethodiek toegepast gelijk aan die van het Basisnet Spoor. De risicoruimten uit het Basisnet Spoor worden naar verwachting de eerste helft van 2011 vastgesteld door de Tweede Kamer. Mocht deze vaststelling onverhoopt niet tot stand komen dan gelden de eerdere toezeggingen zoals gesteld in de Uitvoeringsovereenkomst (DOK) tussen het Rijk en de gemeente in het kader van het Nationaal Sleutel Project Rotterdam Centraal. Hierbij zullen in het gebied van het NSP Rotterdam tóch lokaal maatregelen worden getroffen om binnen de in de DOK afgesproken risicoruimte te blijven. Deze maatregelen worden, als uitvloeisel van de UOK-afspraken, door het Rijk gefinancierd. De conclusie uit het externe-veiligheidsonderzoek luidt dat het stedenbouwkundige programma een toename geeft van het groepsrisico. Dit wordt veroorzaakt door de bouwptots Delftseplein, Conradstraat en Schiekadeblok, die naast het spoor liggen. Het groepsrisico neemt toe van 0,15 naar 1,3 maal de oriënterende waarde in de situatie conform het Rijksontwerp Basisnet Spoor. Indien het Basisnet Spoor onverhoopt niet in zijn huidige vorm door gaat en de meer uitgebreide maatregelen, voortvloeiend uit de UOK worden getroffen, bedraagt het groepsrisico in de Voorgenomen activiteit 5,2 maal de oriënterende waarde. Hiermee valt het risico binnen de afspraken uit de Uitvoeringsovereenkomst tussen de gemeente Rotterdam en het Rijk uit 2006. De consequentie voor externe veiligheid van bouwen langs het spoor zal een belangrijk aandachtspunt blijven bij de verdere planvorming. Alvorens vervolgbesluiten in het RCD kunnen worden vastgesteld zal voldoende aannemelijk moeten zijn dat er spoorse maatregelen worden getroffen om het groepsrisico op een acceptabel niveau te krijgen, voor de plannen die het aangaat. Crisis- en herstelwet: De Crisis- en herstelwet (Chw) noodzaakt tot een aanpassing van de structuurvisie ten opzichte van het ontwerp. Naast algemene maatregelen zoals aanpassing van de rechtsgang en projectmer-procedures, zijn voor lokale projecten van nationale betekenis specifieke bepalingen opgenomen. Zo staat in artikel 2.19 vermeld dat een structuurvisie moet worden opgesteld. De Chw stelt bovendien extra voorwaarden aan deze structuurvisie. De ontwerpstructuurvisie voldeed grotendeels aan de voorwaarden uit de Chw. De structuurvisie is in dit kader onder andere aangevuld met een planschaderisicoanalyse, een overzicht van de voor de uitvoering van het project benodigde besluiten en de toepassing van de gemeentelijke coördinatieregeling. Daarnaast is een projectcommissie ingesteld, die voorafgaand aan de komende besluiten bij elkaar zal komen ondervoorzitterschap van wethouder Wonen, Ruimtelijke Ordening en Vastgoed. De projectcommissie bestaat in principe uit de Directeur-Generaal Ruimte en de Directeur-Generaal Mobiliteit van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, de dijkgraaf van het Hoogheemraadschap Schieland en de Krimpenerwaard, de betrokken Registratienummer dienst: 10/10198 raadsvergadering van: dd-mm-jjjj Behandelaar: A. Deelen, 010-267 2224 raadsstuk 0000 pagina 3

gedeputeerde van de Provincie Zuid-Holland, de directeur van de DCMR en de directeur van de Veiligheidsregio Rotterdam-Rijnmond. In het kader van de Chw is een planschaderisico-analyse uitgevoerd door de Stichting Adviesbureau Onroerende Zaken te Rotterdam (SAOZ). SAOZ concludeert dat op basis van de ontwikkelmogelijkheden uit de structuurvisie er op voorhand geen financiële risico's voor de gemeente te verwachten zijn wat betreft het toekennen van verzoeken om planschades. Economie: Om krimp van de economie te voorkomen zal Rotterdam aantrekkelijk moeten zijn voor nieuwe kantoorgebruikers en voor koplopers (innovatieve bedrijven en hoofdkantoren). Het kantoren aanbod moet dan niet alleen op de modale (meest voorkomende) vraag zijn gericht. Voor acquisitie zijn diversiteit in locaties en in gebouwen nodig. Randvoorwaardelijk zijn verbeteringen in bereikbaarheid, parkeren, buitenruimte, en nabijheid van voorzieningen. Gezien het grote aanbod en de beperkte vraag is gekozen voor kwalitatieve toevoegingen in de binnenstad (en dan met name het Central District) en bij Stadshavens. Het RCD heeft door de aanwezigheid van het OV knooppunt Rotterdam Centraal met de HSL, Randstadrail, trein, bus en metro en de ligging in de binnenstad de kans om een internationaal aansprekend vestigingsmilieu te realiseren. Hierdoor wordt een centrumgebied intensief benut en wordt tegelijkertijd een onderscheidend topmilieu toegevoegd aan de Rotterdamse werklocaties. Het is een uitgelezen kans om kantoorgebruikers van buiten Rotterdam aan te trekken. Hier wordt de transitie zichtbaar naar een modern zaken- en (maritieme) dienstverleningscentrum, dat inspeelt op trends als het Nieuwe Werken. De voorwaarde voor een succesvolle ontwikkeling is dat op strategische locaties in het RCD de extra kwaliteit wordt gerealiseerd (bijv. Weenapoint) of tenminste de ruimte hiervoor planologisch snel beschikbaar kan komen (Schiekadeblok, Conradstraat en Delftseplein). Om bovenstaande te realiseren zijn er forse publieke investeringen gepleegd. De economische spin-off van deze publieke investeringen kan mede worden gerealiseerd door ook nieuwbouw aan te bieden. Immers, door vernieuwing zal ook de bestaande bebouwing in het gebied worden opgewaardeerd. Eigenaren van bestaande bouw zijn eerder geneigd tot renovaties als er ook nieuwbouw wordt aangeboden. Daarnaast is er vraag naar nieuwbouw voor klanten, die zich niet in bestaande bouw willen vestigen, met het risico dat deze klanten uit Rotterdam vertrekken. Er is geen financieel risico voor de gemeente om nieuwbouw mogelijk te maken, aangezien de gemeente geen risicodragende partij is. Middels een succesvolle publiek/private samenwerking wordt actief acquisitie gepleegd voor dit gebied. Er is een goede respons vanuit de markt. Dit draagt bij aan het vertrouwen in een succesvolle ontwikkeling. De acquisitie heeft zowel betrekking op bestaande bouw als op nieuwbouw. Bij de Vereniging RCD, die de promotie voor het gebied tot doel heeft, zijn zowel eigenaren van bestaande bouw als ontwikkelaars aangesloten. Onderzoek naar economische haalbaarheid: De economische verkenning van Tordoir/JLL uit 2008 geeft aan, dat in de periode van 2012 tot 2022 bij een verwachte lage economische groei en actief gemeentelijk beleid de Registratienummer dienst: 10/10198 raadsvergadering van: dd-mm-jjjj Behandelaar: A. Deelen, 010-267 2224 raadsstuk 0000 pagina 4

vraag naar hoogwaardige kantoorruimte tussen de 200.000 en 300.000 m 2 bvo bedraagt. Dit scenario past het beste bij de huidige economische realiteit. Bij deze scenario's is overigens geen rekening gehouden met mogelijk extra groei-effecten die optreden als gevolg van het extra actieve beleid zoals dat nu wordt gevoerd. Door de gemeente is de ontwikkeling van het RCD sinds 2008 nog veel sterker geprioriteerd. De conclusie dat het huidige ontwikkelprogramma van het RCD ook in economisch slechte tijden binnen 30 jaar (planperiode structuurvisie} kan worden gerealiseerd, is daarmee gerechtvaardigd. Het programma van het RCD wordt gedragen door gemeentelijk, provinciaal en landelijk beleid. Wij hebben besloten prioriteit te geven aan de ontwikkeling van het RCD en de binnenstad, samen met de Kop van Zuid en Stadshavens. Tevens wordt de visie om het plangebied te verdichten en zo de economische en ruimtelijke potenties van deze HSLstationslocatie (verder) te benutten door de provincie onderschreven. Tenslotte is het RCD in maart 2010 aangewezen als lokaal project van nationale betekenis als bedoeld in de Crisis- en herstelwet. De locatiekeuze voor uitbreiding van het aantal vierkante meters kantooroppervlak geeft gehoor aan de wens van de provincie om juist in de nabijheid van OV knooppunten nieuwe locaties voor kantoren te ontwikkelen. Ontwikkeling van het RCD levert 15.000 nieuwe arbeidsplaatsen op voor de stad en de regio. Aanpak leegstand: In het kader van de opdracht vitaliteit Rotterdamse Grondexploitaties is ons college geïnformeerd over de verminderde marktvraag en de gevolgen voor de herijking van de portefeuille grondexploitaties, waaronder het RCD. In het kader van deze herijking is stadsbreed de hiervoor genoemde prioritering van werklocaties doorgevoerd en is de omvang van de financiële consequenties in beeld gebracht. In de eerste versie van de "Navigator Werklocaties", voorjaar 2010, wordt een inschatting gemaakt van de marktvraag en de invloed van het hoge leegstandspercentage op de nieuwbouwontwikkeling. Om een inschatting te kunnen maken van de gevolgen voor de planontwikkeling en de daar aan gekoppelde grondopbrengsten is een behoedzaam ontwikkelscenario doorgerekend voor de periode tot 2030. Op basis van deze berekeningen kan de conclusie worden getrokken dat het huidige ontwikkelprogramma van het RCD binnen een planperiode van 30 jaar (planperiode structuurvisie) zal kunnen worden gerealiseerd. De gemeente zet in op actieve acquisitie, tijdelijke invulling en transformatie van leegstaande kantoorgebouwen. De acquisitie wordt gedaan door marktpartijen, in samenwerking met het Rotterdam Investment Agency en de Vereniging RCD. Een goed voorbeeld van tijdelijke invulling is het Schieblock in het RCD. Daarnaast worden plannen gemaakt om de locaties Conradstraat en Delftseplein tijdelijk in te vullen, mede om de levendigheid en leefbaarheid in het RCD ook op korte termijn te kunnen versterken. Conclusie: Gelet op bovenstaande zijn wij van mening dat de ontwikkelingen, zoals verwoord in de structuurvisie vanuit milieutechnisch, economisch en maatschappelijk oogpunt wenselijk en mogelijk zijn. Wij verzoeken uw raad dan ook de structuurvisie en het plan MER als planologisch kader voor de toekomstige bestemmingsplannen in het gebied vast te stellen. Registratienummer dienst: 10/10198 raadsvergadering van: dd-mm-jjjj Behandelaar: A. Deelen, 010-267 2224 raadsstuk 0000 pagina 5

Financiële consequenties: Wij hebben op 27 oktober 2009 de status 'in uitvoering' toegekend aan de grondexploitatie Ontwikkellocaties Rotterdam Central District. Met het in uitvoering brengen van deze grondexploitatie ligt het gemeentelijke financiële kader om de ambities voor het Central District waar te maken, vast. De grondexploitatie kent een neutraal saldo op basis van de Netto-Contante Waarde (NCW) op prijspeil 1 januari 2009. Bij het bepalen van de verwachte opbrengsten is er vanuit gegaan dat de markt normale conjunctuurgolven vertoont en de economie, gedurende de looptijd van de grondexploitatie, uit de huidige crisis zal komen. Bij de verschillende bestemmingsplannen zal een exploitatieplan worden opgesteld, tenzij de kosten van de gemeente anderszins zijn verzekerd. Om nieuwbouw mogelijk te maken, is de gemeente derhalve geen risicodragende partij. Voorstel: Samenvattend stellen wij u voor te besluiten: - de zienswijzen de VROM-inspectie gegrond, de zienswijzen van Prorail en mr. J.M. Neefe gedeeltelijk gegrond en de overige zienswijzen ongegrond te verklaren; - de Structuurvisie Rotterdam Central District niet bijbehorend PlanMER Rotterdam Central District vast te stellen, met inbegrip van de voorgestelde opmerkingen en wijzigingen uit bijgevoegde zienswijzenrapportage. Het bijbehorende ontwerpbesluit bieden wij u hierbij ter vaststelling aan. Oogiond van artikel 3 van de Referendumverordening 2007 van de gemeente totterdahj melden wij u dat dit te nemen raadsbesluit onderwerp van een referendum kan zijn. Burgemeesteren Wethouders van Rotterdam, De burgemeester, Bijlage(n): 1. Structuurvisie Rotterdam Central District 2. PlanMER 3. Zienswijzenrapportage Registratienummer dienst: 10/10198 Behandelaar: A. Deelen, 010-267 2224 raadsvergadering van: raadsstuk 0000 dd-mm-jjjj pagina 6

Ontwerpbesluit De Raad van de gemeente Rotterdam, Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 december 2010; (raadsvoorstel ds+v nr. 10/10198; gelet op artikel 2.1. van de Wet ruimtelijke ordening; gelet op artikel 7.26c van de Wet milieubeheer; Besluit: - de zienswijzen de VROM-inspectie gegrond, de zienswijzen vanprorail en mr. J.M. Neefe gedeeltelijk gegrond en de overige zienswijzen ongegrond te verklaren; - de Structuurvisie Rotterdam Central District met bijbehorend PlanMER Rotterdam Central District vast te stellen met inbegrip van de voorgestelde opmerkingen en wijzigingen uit de zienswijzenrapportage. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van De griffier, De voorzitter, J.G.A. Paans A. Aboutaleb Registratienummer dienst: 10/10198 raadsvergadering van: dd-mm-jjjj Behandelaar: A. Deelen, 010-267 2224 raadsstuk 0000 pagina 7

12 De Raad van de gemeente Rotterdam, Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 december 2010 (raadsvoorstel ds+v nr. 10/10198); gelet op artikel 2.1. van de Wet ruimtelijke ordening; gelet op artikel 7.26c van de Wet milieubeheer; Besluit: 1.1 de zienswijze nr.1 van de VROM-inspectie gegrond te verklaren 1.2 de zienswijzen van ProRail nr.3 en Weena Boulevard Beheer B.V. nr.9 gedeeltelijk gegrond te verklaren; 1.3 de overige zienswijzen ongegrond te verklaren; II de Structuurvisie Rotterdam Central District met bijbehorend Plan-MER Rotterdam Central District vast te stellen, met inbegrip van de voorgestelde opmerkingen en wijzigingen uit de zienswijzenrapportage. Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 17 maart 2011. De griffier, ^ De voorzitter. Registratienummer dienst: 10/10198 Behandelaar: A. Deelen, 010-267 2224 raadsvergadering van: raadsstuk 2010-3315 17-03-2011 pagina 7

Ingenieursbureau PlanMER Rotterdam Central District Projectcode 20080327 Datum 17 maart 2011 Versie Definitief Opdrachtgever drs. E. de Bever (OBR/dS+V) Paraaf Opdrachtgever: Opsteller drs. S. Buijs (IGWR) Paraaf Opsteller: Projectleider ir. L. J. Goudswaard (IGWR) Paraaf Projectleider:

RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 2 van 238

Inhoudsopgave Samenvatting 9 1. Inleiding 17 1.1 Waarom een PlanMER? 17 1.2 Te volgen procedure 18 1.3 Leeswijzer 20 2. Achtergrond 23 2.1 Aanleiding 23 2.2 Koers en inzet van de Structuurvisie 23 2.3 Doel 24 2.4 Eerdere plannen en projecten 24 3. Werkwijze 29 3.1 Plan- en studiegebied 29 3.2 Reikwijdte en detailniveau alternatieven 30 3.3 Reikwijdte en detailniveau milieueffecten 31 3.3.1 Afbakening 31 3.3.2 Te onderzoeken milieuaspecten 31 3.3.3 Toetshoofdstukken overkoepelende thema s 32 3.3.4 Verkeersprognoses 33 3.4 Peiljaren 34 4. Autonome ontwikkeling 35 4.1 Omgeving Plangebied 35 4.1.1 Ruimtelijke ontwikkeling Binnenstadsplan 35 4.1.2 Verkeersplan Binnenstad 36 4.2 Plangebied 37 4.2.1 Algemeen 37 4.2.2 Bebouwing plangebied 38 4.2.3 Ontsluiting en verkeer plangebied 41 RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 3 van 238

5. De Voorgenomen activiteit 45 5.1 Omgeving Plangebied 45 5.2 Plangebied 45 5.2.1 Algemeen 45 5.2.2 Bebouwing plangebied 45 5.2.3 Verkeer en ontsluiting plangebied 50 6. Luchtkwaliteit 55 6.1 Wetgeving en beleid 55 6.2 Werkwijze 56 6.3 Toetsingskader 60 6.4 Milieusituatie in de Autonome ontwikkeling 61 6.5 Milieueffecten van de Voorgenomen activiteit 62 6.6 Conclusies 64 6.7 Maatregelen 64 7. Geluidhinder 69 7.1 Wetgeving en beleid 69 7.2 Werkwijze 71 7.3 Toetsingskader 73 7.4 Milieusituatie in de Autonome ontwikkeling 73 7.5 Milieueffecten van de Voorgenomen activiteit 75 7.6 Conclusies 79 7.7 Maatregelen 80 8. Externe veiligheid 85 8.1 Wetgeving en beleid 85 8.2 Werkwijze 87 8.3 Toetsingskader 93 8.4 Milieusituatie in de Autonome ontwikkeling 93 RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 4 van 238

8.5 Milieueffecten van de Voorgenomen activiteit 98 8.6 Conclusies 102 8.7 Maatregelen 103 9. Grondwater 106 9.1 Wetgeving en beleid 106 9.2 Werkwijze 106 9.3 Toetsingskader 108 9.4 Milieusituatie in de Autonome ontwikkeling 109 9.5 Milieueffecten van de Voorgenomen activiteit 114 9.6 Conclusies 116 9.7 Maatregelen 117 10. Water 118 10.1 Wetgeving en beleid 118 10.2 Werkwijze 119 10.3 Toetsingskader 119 10.4 Milieusituatie in de Autonome ontwikkeling 120 10.5 Milieueffecten van de Voorgenomen activiteit 122 10.6 Conclusies 124 10.7 Maatregelen 124 11. Windhinder 128 11.1 Wetgeving en beleid 128 11.2 Werkwijze 128 11.3 Toetsingskader 131 11.4 Milieusituatie in de Autonome ontwikkeling 133 11.5 Milieueffecten van de Voorgenomen activiteit 134 11.6 Conclusies 137 RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 5 van 238

11.7 Maatregelen 138 12. Bezonning 140 12.1 Wetgeving en beleid 140 12.2 Werkwijze 140 12.3 Toetsingskader 141 12.4 Milieusituatie in de Autonome ontwikkeling 141 12.5 Milieueffecten van de Voorgenomen activiteit 142 12.6 Conclusies 146 12.7 Maatregelen 147 13. Groen en natuur 148 13.1 Wetgeving en beleid 148 13.2 Werkwijze 152 13.3 Toetsingskader 153 13.4 Milieusituatie in de Autonome ontwikkeling 154 13.5 Milieueffecten van de Voorgenomen activiteit 159 13.6 Conclusies 163 13.7 Maatregelen 163 14. Energie 170 14.1 Wetgeving en beleid 170 14.2 Werkwijze 171 14.3 Toetsingskader 173 14.4 Milieusituatie in de Autonome ontwikkeling 173 14.5 Milieusituatie in de Voorgenomen activiteit 175 14.6 Conclusie 178 14.7 Maatregelen 179 15. Materiaal 184 RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 6 van 238

15.1 Wetgeving en beleid 184 15.2 Werkwijze 184 15.3 Toetsingskader 185 15.4 Milieusituatie in de Autonome ontwikkeling 186 15.5 Milieusituatie in de Voorgenomen activiteit 187 15.6 Conclusie 190 15.7 Maatregelen 190 16. Toets Duurzaamheid & Klimaatadaptatie 192 16.1 Wetgeving en beleid 192 16.2 Werkwijze 195 16.3 Toets Voorgenomen activiteit 195 16.3.1 Duurzaamheid 195 16.3.2 Klimaatadaptatie 198 16.4 Conclusie en maatregelen 199 17. Toets Leefbaarheid & Gezondheid 204 17.1 Wetgeving en beleid 204 17.2 Werkwijze 206 17.3 Toets Voorgenomen activiteit 207 17.3.1 Leefbaarheid 207 17.3.2 Gezondheid 209 17.4 Conclusie 210 18. Vergelijking en beoordeling van de milieueffecten 218 18.1 Overzicht van de effecten 218 18.2 Conclusie 222 19. Leemten in kennis en aanzet tot een evaluatieprogramma 224 Bijlage 1: Begrippenlijst 226 RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 7 van 238

Bijlage 2: Referenties 230 Bijlage 3: Gevoeligheidsanalyse 236 RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 8 van 238

Samenvatting Inleiding Het college van burgemeesters en wethouders van de gemeente Rotterdam heeft het voornemen om in het Rotterdam Central District (voormalig stationskwartier) een ontwikkeling mogelijk te maken zoals beoogd in het Stedenbouwkundig plan Centraal District Rotterdam [Rdam 2008-1]. De Voorgenomen activiteit omvat hoogbouw in de nabije omgeving van het Rotterdam Centraal Station, bestaande uit 334.800 m² BVO kantoren, 98.280 m² wonen en 154.120 m² voorzieningen 1. Om het voornemen te realiseren wordt de Structuurvisie Rotterdam Central District opgesteld. Gekoppeld aan de Structuurvisieprocedure wordt een m.e.r.-procedure doorlopen. De Voorgenomen activiteit zal in 2030 volledig gerealiseerd zijn. De planhorizon van dit milieueffectrapport (MER) is aldus 2030. Achtergrond Aanleiding voor de Voorgenomen activiteit is de ontwikkeling van de OV-terminal in combinatie met de realisatie van de Hogesnelheidslijn en Randstadrail. Het Rotterdam Central District wordt daardoor een belangrijk(er) ov-knooppunt. De goede (internationale) bereikbaarheid en de nabijheid van de binnenstad zorgen ervoor dat het Rotterdam Central District zich uitstekend leent voor een toplocatie voor bedrijven, horeca, cultuur, wonen en levendigheid. Met de beoogde gebiedsontwikkeling wordt een drietal ambities samengevoegd tot een integrale opgave. De ambities zijn: 1. Het Rotterdam Central District laten profiteren van haar positie als belangrijk ovknooppunt in een uitgebreid netwerk van lokale, regionale en internationale verbindingen; 2. Het Rotterdam Central District ontwikkelen tot een samenhangend gebied met een eigen profiel en aantrekkingskracht; 3. Het Rotterdam Central District versterken als glocal economy, een gebied waar bedrijvigheid met een specifiek Rotterdams karakter en mondiale economische netwerken samenkomen. De gemeente Rotterdam heeft samen met enkele marktpartijen een nieuw gebiedsconcept voor het Rotterdam Central District ontwikkeld, getiteld Weena I Glocal City District [Rdam 2007-2]. Een belangrijk onderdeel van het gebiedsconcept is de Mixone. Mixone is afgeleid van een begrip uit de sportwereld, de Mixed Zone. De Mixed Zone is de plek waar pers, spelers en trainers elkaar ontmoeten. Voor het Centraal District werkt de Mixone op dezelfde manier. De Mixone is bedoeld als plek om te ontmoeten en te faciliteren, om van A naar B te komen of te flaneren, omdat de Mixone de diversiteit van het stedelijke leven weerspiegelt. 1 De weergegeven omvang is gebaseerd op het eindbeeld in de Voorgenomen activiteit, dus inclusief sloop. RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 9 van 238

In de Mixone moet de trots van Rotterdam naar voren komen, in de vorm van showcases van glocal (samenvoeging van global en local ) bedrijven en voorzieningen. Voorts zijn onderstaande elementen belangrijk bij de invulling van de Voorgenomen activiteit: Balans: de koppeling met andere ontwikkelingen aangrenzend aan het Rotterdam Central District zoeken; Levendigheid: het gebied moet een levendig gebied worden, waar het zowel overdag als in de avonduren goed toeven is; Netwerk: de bereikbaarheid van en naar en door het gebied zal verbeterd moeten worden; Uitmuntende openbare ruimte: het gebied moet uitnodigen tot gebruik, flaneren en verblijven. Doel en opzet van dit MER De gebiedsontwikkeling omvat hoogbouw in de nabijheid van het Rotterdam Centraal Station, bestaande uit kantoren, wonen, voorzieningen en parkeren. De hoogbouw wordt gerealiseerd in de plots 1 (Schaatsbaanlocatie), 2 (Conradstraat), 3 (Delftseplein), 5 (Schiekadeblok) en 6 (Weenapoint). De m.e.r.-procedure heeft als doel om de milieueffecten als gevolg van de Voorgenomen activiteit een duidelijke plaats in de besluitvorming te geven. In dit MER worden de milieueffecten van de Voorgenomen activiteit vergeleken met de milieueffecten van de Autonome ontwikkeling. De Autonome ontwikkeling beschrijft de referentiesituatie en wordt in dit MER gedefinieerd als de situatie in het jaar 2030 zonder de gebiedsontwikkeling in het Rotterdam Central District. Wezenlijke alternatieven en varianten op de Voorgenomen activiteit zijn niet aan de orde en zijn dus niet onderzocht. De meerwaarde van dit MER is met name gelegen in het presenteren van maatregelen die in de Structuurvisie t.a.v. milieu en duurzaamheid kunnen en/of moeten worden opgenomen. Milieueffecten Lucht In dit MER zijn de effecten van de Voorgenomen activiteit op de luchtkwaliteit onderzocht. Indicatoren daarvoor zijn: De grenswaarden voor de jaargemiddelde PM 10 en NO 2 concentratie; Het maximaal aantal overschrijdingen van de 24-uurgemiddelde PM 10 grenswaarde. De Voorgenomen activiteit voldoet in 2020 aan de grenswaarden van NO 2 en PM 10. In vergelijking met de Autonome ontwikkeling is het effect van de Voorgenomen activiteit neutraal. Geluidhinder In het Rotterdam Central District wordt geluidhinder veroorzaakt door zowel wegverkeer, railverkeer en het spooremplacement. In dit MER zijn de effecten van de Voorgenomen activiteit op de geluidsbelasting op de gevel van bestaande en op nieuwe woningen onderzocht. In vergelijking met de Autonome ontwikkeling neemt de totale geluidsbelasting op de gevels van woningen in de Voorgenomen activiteit per saldo toe. RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 10 van 238

De Voorgenomen activiteit heeft een overwegend positief effect op de geluidbelasting op de gevel van bestaande woningen als het gaat om railverkeerslawaai en industrielawaai. Wegverkeerslawaai heeft echter een negatief effect op de geluidbelasting op de gevel van bestaande woningen. In de Voorgenomen activiteit hebben de bovengenoemde geluidsbronnen allen een negatief effect op de geluidbelasting op de gevel van bijna alle nieuwe woningen. Op diverse gevels wordt verwacht dat ook de maximaal toegestane waarde wordt overschreden. In deze gevallen zijn extra maatregelen noodzakelijk om aan de Wet Geluidhinder te voldoen. Er zal o.a. een ontheffing op de voorkeursgrenswaarden uit de Wet Geluidhinder aangevraagd moeten worden. Externe veiligheid In dit MER zijn de effecten van de Voorgenomen activiteit op het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van het transport van gevaarlijke stoffen over het spoor onderzocht. Daarbij zijn zowel de vervoerprognose conform het Rijksontwerp Basisnet als de vervoerprognose zonder Basisnet in beschouwing genomen. Bij laatstgenoemde prognose is zowel een situatie met risicobeperkende maatregelen, als met alleen beperkte risicobeperkende maatregelen doorgerekend. De bouwplots van het RCD blijven zowel in de Autonome ontwikkeling als in de Voorgenomen activiteit in alle beschouwde situaties buiten de wettelijke 10-6 /jr contour voor het plaatsgebonden risico. Het stedenbouwkundige programma geeft een toename van het groeprisico. Dit wordt veroorzaakt door de bouwplots 2, 3 en 5 die naast het spoor komen te liggen. De beschouwde risicobeperkende maatregelen zorgen voor aan afname van het groepsrisico. Het netto effect van beide is een toename van het groepsrisico in de Voorgenomen activiteit ten opzichte van de Autonome ontwikkeling, en wel als volgt: van 0,15 naar 1,3 maal de oriënterende waarde in de situatie conform het Rijksontwerp Basisnet; van 7,9 naar 33 maal de oriënterende waarde in de situatie zonder Basisnet maar wel met beperkte risicobeperkende maatregelen; Als in de laatstgenoemde situatie meer uitgebreide risicobeperkende maatregelen worden getreffen, bedraagt het groepsrisico in de Voorgenomen activiteit 5,2 maal de oriënterende waarde. Alvorens vervolgbesluiten in het Rotterdam Central District kunnen worden vastgesteld zal voldoende aannemelijk moeten zijn dat er spoorse maatregelen worden getroffen om het groepsrisico op een acceptabel niveau te krijgen, voor de plannen die het aangaat. Grondwater In dit MER zijn de effecten van de Voorgenomen activiteit op het grondwatersysteem onderzocht. Indicatoren daarvoor zijn: Permanente effecten als gevolg van belemmering van grondwaterstroming door ondergrondse objecten; Onomkeerbare effecten als gevolg van tijdelijke bemaling van bouwputten. RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 11 van 238

In vergelijking met de Autonome ontwikkeling heeft de Voorgenomen activiteit een geringe negatieve invloed op het grondwatersysteem en is de kans op schade gering. Onomkeerbare effecten als gevolg van grondwaterbemalingen in de bouwfase nemen in geringe mate toe in de Voorgenomen activiteit. Water In dit MER zijn de effecten van de Voorgenomen activiteit op de criteria wateroverlast en waterkwaliteit onderzocht. Indicatoren daarvoor zijn: Frequentie van water op straat; Frequentie en vuillast van overstorten naar singels in het plangebied In vergelijking met de Autonome ontwikkeling neemt de wateroverlast in de Voorgenomen activiteit enigszins toe en neemt de waterkwaliteit enigszins af. De extra m² BVO die als onderdeel van de Voorgenomen activiteit gerealiseerd zijn, hebben een toename van de belasting van het afvalwater op de riolering tot gevolg. De toename van de hoeveelheid afvalwater verhoogt de frequentie van het voorkomen van wateroverlast. In geval van hevige regenval zal door de beperkte capaciteit van het rioolsysteem vaker overstorting van rioolwater (met een hogere concentratie afvalwater) plaatsvinden, wat negatieve effecten heeft op de waterkwaliteit. Windhinder In dit MER zijn de effecten van de Voorgenomen activiteit op het optreden van windhinder onderzocht. In het plangebied zijn zowel slentergebieden als doorloopgebieden aanwezig 2. Voor beide gebieden wordt minimaal een matig windklimaat nagestreefd. In de Voorgenomen activiteit zijn er zowel plekken waar het windklimaat verbetert, als plekken waar het windklimaat verslechtert in vergelijking met de Autonome ontwikkeling. In totaal neemt de kans op windhinder in het plangebied enigszins toe in vergelijking met de Autonome ontwikkeling. Bij plot 2 (Conradstraat) neemt de kans op windhinder zelfs fors toe. Er is echter nergens sprake van windgevaar. Het ontwerp van de gebouwen is op dit moment nog niet definitief, in een latere fase wordt er van initiatiefnemers geëist dat er per plot gedetailleerde windtunnelonderzoeken worden uitgevoerd, toegesneden op de aandachtspunten uit de windtunnelonderzoeken die zijn uitgevoerd door de gemeente. De ambities om tot minimaal een matig windklimaat te komen in slentergebieden en doorloopgebieden zijn haalbaar. Veel hangt af van het definitieve ontwerp van de plots. Bezonning In dit MER zijn de effecten van de Voorgenomen activiteit op de bezonning van de nabijgelegen Provenierswijk onderzocht. In vergelijking met de Autonome ontwikkeling is er in de Voorgenomen activiteit sprake van een geringe afname van het aantal uren zon in de Provenierswijk. Van de 21 punten die in deze wijk zijn onderzocht is het verschil gemiddeld enkele procenten. 2 Bron: Stedenbouwkundig plan, pag. 53 RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 12 van 238

Groen en natuur In dit MER zijn de effecten van de Voorgenomen activiteit op het bomenbestand, het groenareaal (omvang grasgazons beplantingsvakken en begroeide spoortaluds) en de natuurwaarden (omvang biotoop geschikt voor aandachtssoorten vleermuizen, vogels met vaste rust- en verblijfplaats en muurplanten) onderzocht. In vergelijking met de Autonome ontwikkeling blijft de omvang van het bomenbestand, ca. 260 gewogen bomen (jeugdige en oude bomen tellen voor de helft mee en volwassen bomen tellen als 1 boom) in de Voorgenomen activiteit gelijk, het groenareaal neemt af (met ca. 15%) en de natuurwaarden nemen eveneens (gering) af (geschiktheid van muurplanten neemt naar verwachting door sloop en nieuwbouw af). Energie In dit MER zijn de effecten van de Voorgenomen activiteit op de energievraag (warmtevraag, koudevraag, vraag naar warm tapwater en elektriciteitsbehoefte) en de daaraan gerelateerde CO 2 -uitstoot onderzocht. Tevens zijn de effecten op de CO 2 -uitstoot per m² BVO onderzocht. In de Voorgenomen activiteit neemt het aantal woningen, kantoren en voorzieningen toe in vergelijking met de Autonome ontwikkeling. Door de toename van functies stijgt de energievraag en de daaraan gerelateerde CO 2 -uitstoot in het plangebied, vooral t.a.v. elektriciteit. In vergelijking met de Autonome ontwikkeling neemt de CO 2 -uitstoot in het plangebied in de Voorgenomen activiteit flink toe. Wanneer gekeken wordt naar de CO 2 -uitstoot per m² BVO, is er in de Voorgenomen activiteit sprake van een daling van de CO 2 -uitstoot ten opzichte van de Autonome ontwikkeling. Materiaal In dit MER zijn de effecten van de Voorgenomen activiteit op de materiaalbehoefte (nodig voor een standaard levensduur van een gebouw) en de verbonden CO 2 -uitstoot aan de productie van dit materiaal onderzocht. In vergelijking met de Autonome ontwikkeling neemt zowel de hoeveelheid materiaal die wordt gebruikt als de resterende CO 2 -uitstoot die aan dat materiaal is verbonden flink toe voor de in de Voorgenomen activiteit ontwikkelde plots. Hierbij dient aangetekend te worden dat de hoeveelheid m 2 BVO aanzienlijk toeneemt en dat de gebouwen aanmerkelijk zijn verjongd (wat veel resterende CO 2 met zich brengt). Duurzaamheid & Klimaatadaptatie Uit de toets duurzaamheid&klimaatadaptatie blijkt dat de Rotterdamse ambities t.a.v. CO 2 - reductie, de aanpak van de wateropgave en het streven naar een energieneutrale omgeving in de binnenstad niet worden gerealiseerd. De doelstellingen uit de collegevisie duurzame mobiliteit die betrekking hebben op de modal split worden wel nagenoeg bereikt. In vergelijking met de Autonome ontwikkeling is het effect van de Voorgenomen activiteit voor het thema duurzaamheid&klimaat negatief. De Voorgenomen activiteit produceert meer verkeer, meer CO 2 - uitstoot en meer afvalwater waardoor het riool zwaarder belast zal worden. RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 13 van 238

Leefbaarheid&Gezondheid Uit de toets leefbaarheid&gezondheid blijkt dat de Rotterdamse ambities t.a.v. het terugdringen van het aantal geluidgehinderden en een betere luchtkwaliteit niet worden gerealiseerd. De ambities t.a.v. windhinder, bezonning, sociale veiligheid, en verkeersveiligheid worden wel bereikt. Aan de ambitie om meer en beter groen te creëren wordt deels voldaan, er wordt niet meer groen gerealiseerd, maar het is wel van een kwalitatief hoogwaardig niveau. In vergelijking met de Autonome ontwikkeling is het effect van de Voorgenomen activiteit voor het thema leefbaarheid&gezondheid overwegend negatief. De Voorgenomen activiteit scoort wel positief op de aspecten sociale veiligheid en verkeersveiligheid. Conclusie Alles overziend is het beeld als volgt. Voor wat betreft de aspecten Geluid, Water, Externe Veiligheid, Windhinder, Energie en Materiaal scoort de Voorgenomen activiteit overwegend negatief (-) ten opzichte van de Autonome ontwikkeling. Dat komt omdat ten opzichte van de Autonome ontwikkeling de hoeveelheid m² BVO flink toeneemt, in het plangebied is zelfs sprake van meer dan een verdubbeling. Meer mensen genereren meer verkeer, deze toename heeft een negatief effect op de geluidbelasting op de gevels van bestaande en nieuwe woningen. Het merendeel van de bebouwing die wordt toegevoegd kan getypeerd worden als hoogbouw. De bebouwing wordt flink verhoogd (plot 5 en 6), maar er wordt ook hoogbouw ontwikkeld op plaatsen waar in de Autonome ontwikkeling geen bebouwing aanwezig is (plot 2 en plot 3). De nieuwbouw heeft negatieve effecten op water (verlies aan onbebouwd oppervlak en mogelijkheden tot waterberging), windhinder en materiaal (grotere materiaalbehoefte en daaraan gerelateerde CO 2 -uitstoot). De nieuwe bewoning zorgt voor meer mensen in het plangebied (bewoners, werknemers, bezoekers etc.), deze toename heeft negatieve effecten op water (meer afvalwater en druk op riolering), energie (grotere energievraag en daaraan verbonden CO 2 -uitstoot). Bovenstaande wordt gecompenseerd door een aspect dat niet in dit MER is onderzocht: een gebiedsontwikkeling in een hoogstedelijk gebied zoals in het Rotterdam Central District is in beginsel duurzamer dan het ontwikkelen op veel andere (buitenstedelijke) locaties. Nieuw ruimtegebruik met negatieve effecten buiten de stad wordt er mee teruggedrongen of voorkómen en aan de bestaande stad wordt nieuwe waarde toegevoegd. Voor wat betreft de aspecten Grondwater, Bezonning en Groen en Natuur en scoort de Voorgenomen activiteit grosso modo neutraal tot in geringe beperkte mate negatief (0/-) ten opzichte van de Autonome ontwikkeling. Voor wat betreft het aspect Luchtkwaliteit scoort de Voorgenomen activiteit neutraal (0) ten opzichte van de Autonome ontwikkeling. Dat komt omdat in 2020 aan de grenswaarden wordt voldaan. RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 14 van 238

In vergelijking met de Autonome ontwikkeling is het effect van de Voorgenomen activiteit voor het thema duurzaamheid&klimaat negatief en voor het thema leefbaarheid&gezondheid zowel positief als negatief. Wanneer de milieugevolgen van de Voorgenomen activiteit worden afgezet tegen de milieugevolgen van de Autonome ontwikkeling is er sprake van een verslechtering. De verslechtering kan worden tegengegaan door de in het MER beschreven maatregelen te treffen. Vanuit wet- en regelgeving zijn er geen onoverkomelijke knelpunten voor de uitvoering van de Voorgenomen activiteit of delen daarvan. Maatregelen In dit MER worden diverse maatregelen aangedragen om de geconstateerde milieueffecten te verminderen. Deze maatregelen zijn onder te verdelen in de volgende categorieën: 1. Maatregelen gericht op voldoen aan nationale en EU wet- en regelgeving; 2. Maatregelen genoemd in het vastgesteld Rotterdams (milieu-)beleid; 3. Maatregelen die bijdragen aan Rotterdamse (milieu-)doelstellingen en ambities. Voor de inhoud van de maatregelen wordt verwezen naar de afsluitende paragrafen in de effecthoofdstukken. De maatregelen 1 en 2 zullen expliciet worden opgenomen in het ontwerp van de Structuurvisie. Leemten in Kennis Gaandeweg de totstandkoming van dit MER is een aantal leemten in kennis gesignaleerd. Deze leemten in kennis zijn niet van essentieel belang voor het te nemen besluit: het vaststellen door de gemeenteraad van de Structuurvisie. De Structuurvisie zal nog worden gevolgd door vervolgbesluiten, met daar aan voorafgaand nader milieuonderzoek. Op dat moment moet ook beoordeeld worden of het opstellen van een afzonderlijk projectmer gewenst is. In die fase zullen de effecten gedetailleerder in beeld gebracht worden. In dit MER zijn de volgende leemten in kennis en aandachtspunten voor nader milieuonderzoek gesignaleerd. Externe veiligheid: Alvorens vervolgbesluiten in het Rotterdam Central District kunnen worden vastgesteld zal voldoende aannemelijk moeten zijn dat er spoorse maatregelen worden getroffen om het groepsrisico op een acceptabel niveau te krijgen, voor de plannen die het aangaat; Luchtkwaliteit: het voldoen aan grenswaarden in Rotterdam Central District in 2010-2015 monitoren binnen het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit; Bezonning: nader onderzoek verrichten naar de bezonningseffecten op het gebied zelf; Windklimaat: onderzoek om de precieze effecten vast te stellen voorafgaand aan definitief ontwerp per plot; Natuur: uitvoeren inventarisatieonderzoek naar aandachtssoorten in het Rotterdam Central District; Energie: onderzoek naar energiebesparingsmogelijkheden in de openbare ruimte en naar maatregelen waarmee een EPC -25% of beter kan worden gerealiseerd. RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 15 van 238

RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 16 van 238

1. Inleiding 1.1 Waarom een PlanMER? De Gemeente Rotterdam heeft in 2007 samen met enkele marktpartijen waaronder Cório, ING Bank, LSI, Groot Handelsgebouw en Unilever, een nieuw gebiedsconcept voor het Rotterdam Central District ontwikkeld. Dit gebiedsconcept is verwerkt in het herziene Stedenbouwkundig plan Centraal District Rotterdam 2007 (verder te noemen: het Stedenbouwkundig plan ) [Rdam 2008-1]. Het Stedenbouwkundig plan is vervolgens de basis geweest voor de Structuurvisie Rotterdam Central District (verder te noemen: de Structuurvisie ). De Structuurvisie zal door de gemeenteraad worden vastgesteld en heeft een zelfbindende werking: door de gemeente te nemen vervolgbesluiten moeten in overeenstemming zijn met de Structuurvisie. Om het milieu een voorwaardige plaats te geven bij de besluitvorming over de Structuurvisie wordt een Planm.e.r.-procedure doorlopen en is het voorliggende planmer opgesteld (verder te noemen dit MER ). Voor de Structuurvisie geldt een Planm.e.r.-plicht omdat deze als wettelijk verplicht plan (Wro) het kader vormt voor toekomstige besluiten over een aantal m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten. De Structuurvisie kan aldus uiteindelijk leiden tot concrete projecten of activiteiten met mogelijk belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. De m.e.r.(beoordelings-)plichtige activiteiten binnen de Structuurvisie zijn: De uitvoering dan wel de wijziging of uitbreiding van de uitvoering van een stadsproject met een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m² of meer. Voor deze activiteit geldt een m.e.r.- beoordelingsplicht volgens het Besluit m.e.r. 1994, onderdeel D 11.2. In 2005 is reeds een projectmer onder de titel MER Rotterdam Centraal (verder te noemen het MER 2005 ) [Rdam 2005-1] uitgebracht in het kader van het voorontwerpbestemmingsplan Rotterdam Centraal. In het projectmer zijn de effecten voor een gedeelte van het Rotterdam Central District onderzocht. Het MER 2005 is gebaseerd op het programma zoals opgenomen in het Stedenbouwkundig plan 2005 (verder te noemen het Stedenbouwkundig plan 2005 ) [Rdam 2005-4]. Op grond van de Stadsvisie Rotterdam, Ruimtelijke ontwikkelingsstrategie 2030 [Rdam 2007-3], de samenwerking met de belanghebbenden in het gebied, de complexe milieusituatie en de toenemende interesse van investeerders voor het gebied, bleek een grondige herziening van het Stedenbouwkundig plan 2005 noodzakelijk. In vergelijking met het stedenbouwkundig plan 2005 is er veel veranderd in het programma voor het Rotterdam Central District, de hoeveelheid m² brutovloeroppervlakte (BVO) is toegenomen en de nadruk is verschoven van het ontwikkelen van de westkant van het plangebied naar de oostkant van het plangebied. Vanwege de herziening van het Stedenbouwkundig plan 2005 is de bestemmingsplanprocedure niet voortgezet. Voor het Stedenbouwkundig plan is een goed juridisch-planologisch kader nodig. RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 17 van 238

Er is gekozen voor het nieuwe planinstrument Structuurvisie vooruitlopend op een of meerdere bestemmingsplannen. Een Structuurvisie kent geen wettelijke plantermijn en past daarom beter bij de planontwikkeling voor het Rotterdam Central District die een langere periode beslaat dan de 10-jarige planperiode van een bestemmingsplan. Er is voor gekozen om het MER 2005 niet aan te vullen en/of te actualiseren vanwege de grote verschillen in uitgangspunten voor het effectonderzoek. Zo behoort het nieuwe Centraal Station in het MER 2005 nog tot de Voorgenomen activiteit, terwijl in dit MER het nieuwe Centraal Station als Autonome ontwikkeling wordt beschouwd. 1.2 Te volgen procedure De m.e.r-procedure is van start gegaan met de kennisgeving van de Structuurvisie en dit MER door het college van B&W op 14 januari 2009. Vervolgens is een notitie Reikwijdte en Detailniveau opgesteld, welke voor een reactie is voorgelegd aan betrokken overheden en de commissie m.e.r.. In die notitie is aangegeven welke onderwerpen worden onderzocht in dit MER en op welke wijze de verschillende milieuonderzoeken plaatsvinden. Het raadsbesluit tot vaststelling van de Structuurvisie volgt de procedure van milieueffectrapportage. Die procedure omvat de volgende stappen: 1. Bekendmaking Planm.e.r.-plicht Structuurvisie Rotterdam Central District; 2. Inwinnen advies van bestuursorganen en de Commissie m.e.r. inzake de Notitie Reikwijdte & Detailniveau; 3. Opstellen MER; 4. Bekendmaken en ter inzage leggen MER samen met het ontwerp van de Structuurvisie. 5. Inspraak en inwinnen advies van bestuursorganen en de Commissie m.e.r. inzake MER en de ontwerp-structuurvisie; 6. Verwerken van de ontvangen zienswijzen en adviezen; 7. Raadsbesluit tot vaststellen van de Structuurvisie; 8. Bekendmaken van de Structuurvisie; 9. Evaluatie van de milieueffecten. Het ontwerp van de Structuurvisie wordt voorbereid, gelijktijdig met dit MER. Dit MER en het ontwerp van de Structuurvisie zullen ter inzage worden gelegd en er zal advies worden ingewonnen van bestuursorganen en de Commissie m.e.r.. De gemeenteraad betrekt de informatie uit dit MER in haar besluit tot vaststellen van de Structuurvisie. Figuur 1.1 geeft de procedure schematisch weer. RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 18 van 238

Figuur 1.1 Schematische weergave procedure Structuurvisie en dit MER PlanMER Structuurvisie IN/BG Anderen IN/BG Anderen Kennisgeving Kennisgeving Notitie Reikwijdte en Detailniveau Consultatie van betrokken overheden en Cmer Opstellen MER Opstellen ontwerp Aanvaarding ontwerp Ter inzage legging MER Bekendmaking ontwerp Advies Motiveren gevolgen MER en inspraak op definitieve Structuurvisie Vaststelling Structuurvisie Evaluatie milieugevolgen IN = Initiatiefnemer BG = Bevoegd gezag Cmer = Commissie voor de milieueffectrapportage RCD 20080327 Definitief 17 maart 2011 19 van 238