Minimum-woordenlijst Groep 1



Vergelijkbare documenten
MEMORY WOORDEN 1.1. TaalCompleet A1 Memory Woorden 1 1

Basiswoordenlijst Amsterdamse Kleuters. Minimumlijst groep 1

Basiswerkboek Gebaren 0-3 jaar, aanvulling

De allerliefste oppas

ISK Leerlijn. Alfabetisering. zitten. een twee drie vier vijf zes zeven acht negen tien

Veertien leesteksten. Leesvaardigheid A1. Te gebruiken bij : Basisexamen Inburgering Studieboek. Ad Appel

ISK Leerlijn. Alfabetisering. Bijlage: Startwoordenschat alfabetisering NT2 ISK woorden

Duizend-en-een-woorden

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

2. Auditieve Synthese: A: Lettergrepen samenvoegen tot een woord. B: Letters samenvoegen tot een woord.

Papa en mama hebben ruzie. Ton en Toya vinden dat niet leuk. Papa wil graag dat Ton en Toya bij hem op bezoek komen, maar van mama mag dat niet.

Help, mijn papa en mama gaan scheiden!

ALFA A ANTWOORDEN STER IN LEZEN

geboren (worden) groeien liggen zitten kruipen lopen heten staan doortrekken zorgen (voor) helpen

Ik hoop dat U veel plezier beleeft in het samen praten met uw kind.

Moshi gaat met het vliegtuig naar Malawi

Naam: Welkom op De Leer!

Welkom op de eigen pagina van speelzaal Kleine Columbus. Seizoen 2013 / Thema "water" In dit thema staat water centraal.

Zoek de 10 woorden die beginnen met de letter: b

de aanbieding reclame, korting De appels zijn in de a Ze zijn vandaag extra goedkoop.

afgeven de kleur gaat in de Dit rode overhemd moet je apart wassen, want het g a. andere kleren zitten

Fruit eten: Appel, kiwi en banaan Fruit, dat moet je eten. Brood eten:

Marloes. een handdoek. 2.1 Met Ron naar school. naam: Kijk en vul in: groep: 1 De rat van Ron is nog wild. tam. Wie - wat waar

- je kan me wat - module 4. docere delectare movere

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente...

Vragenkaartjes voor onderweg!

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 5 verhaal 1 groep 3. Thema 5 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

De leessleutel Begrijpend lezen thema 9 verhaal 1 groep 3. Thema 9 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

EURO 0 5CENT 1EURO EURO

Ik schrijf op wat ik hoor.

Programma Nederlands Praten

Inhoud Thema Lente... 3 Goedemorgen... 3 Hallo... 3 De wielen van de bus... 3 Op een houten bruggetje... 4 Heb je al gezien het is lente...

LES 3 Ik leer Nederlands. TESTEN TEST 1

Copyright Beertje Anders

De leerlingen: leren en ervaren dat mensen niet zonder water kunnen leven. zien waar water voor wordt gebruikt.

Kinderdagverblijf programma Dit ben ik

HANDIG SPELEN MET EEN HOND

nooit Zeer ruw en onvoorzichtig zijn Als Pasen en Pinksteren op één dag vallen Als een olifant door een porseleinkast gaan

Hoe gaat het in groep 1/2 b

STEENSOEP OMA VERTELT EEN VERHAAL

De leessleutel Begrijpend luisteren-lezen thema 1 verhaal 1 groep 3. Thema 1 Verhaal 1 bladzijde 2 t/m 5 van het leesboek

Huisregels. voor. kinderen

NAAM: Instructies in de klas Voer de opdrachten uit. 1. Zet een kruisje op de olifant. 2. Kleur het haar van de juf bruin.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Opstartles 10. EXTRA Oefenen met woorden bij de lessen

klasniveau Het verhaal Tekening 1 Tekening 4 Tekening 5 Tekening 2 Tekening 6 Tekening 3

Huisregels. voor. kinderen

Inhoud. Een nacht 7. Voetstappen 27. Strijder in de schaduw 51

NAAM. Uil kijkt in een boek. Het is een boek over dieren. Er staan plaatjes in. Van elk dier één. Uil ziet een leeuw. En een pauw. En een bever.

Spel 0 Adam woont in het paradijs. God praat elke dag met Adam. Hij mag alle dieren een naam geven. Wij gaan Adam helpen.

Spekkoek. Op de terugweg praat zijn oma de hele tijd. Ze is blij omdat Igor maandag mag komen werken.

De eend op de pot. Nannie Kuiper

Ik heb een nieuw horloge, zegt papa. Kijk.

Weekprogramma: 1 jaar Zichzelf in de spiegel bekijken en gezichtsuitdrukkingen nadoen

Een meneer heeft veel ballonnen. Hij roept: Kinderen, kom erbij! Mijn ballonnen die zijn gratis. Wie wil een ballon van mij?

R O S A D E D I E F. Arco Struik. Rosa de dief Arco Struik 1

= een witte groente in de vorm van een bol. = een rode, gele of groene vrucht die je kunt eten. Aan de binnenkant zie je rijen met witte zaadjes.

OPA EN OMA DE OMA VAN OMA

KRUISWOORDRAADSEL 1: WILDE DIEREN

Mondeling Nederlands. Cursus 2 Module 4. Dag 1

Kinderopvang De Palmboom Professionele kinderopvang in je eigen buurt! Programma

Lezer Game. Gemaakt door Drika Pepping-Poot

reeks 1 leesboek 1 Leesteksten bij Leesboekje 7/43-1 1

Start: Welk dier hoort bij...?

Adam en Eva eten van de boom

De kinderen zochten zelf informatie op over de dieren die ze dagelijks verzorgen.

Jij krijgt een operatie van de KNO-arts. Hieronder lees je het verhaal van Jaap, hij krijgt ongeveer dezelfde operatie.

THEMA LENTE Auditieve oefeningen

Noach. moest een ark gaan bouwen Ans Heij - de Boer /

begrijpend lezen werkboek

De Speelark. Huisregels buitenschoolse opvang De Speelark Heel. Regels bij het brengen en halen:

HANDIG ALS EEN HOND DREIGT

Soms ben ik eens boos, en soms wel eens verdrietig, af en toe eens bang, en heel vaak ook wel blij.

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Auditieve oefeningen feest

7.5 Script en plaatjes post-test

Appeltje en Eitje Een postpakket uit Spanje

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

Wat gaan we doen? Kies uit: bijzondere dagelijks gratis aanstaande praktisch. 1 Dick en Anna gaan vrijdag trouwen. Dat is over twee dagen.

ze terug in de la. Dan haalt ze de pannen van het fornuis en zet ze op de onderzetters. Thomas vouwt zijn handen en doet zijn ogen dicht.

- je kan me wat - module 3. docere delectare movere. je kan me wat nt2taalmenu.nl module 3. tekeningen -

Weekprogramma: Week 1; 0 jaar De meegenomen foto s worden met de baby s bekeken. 1 jaar De kinderen wijzen zichzelf en de familie op foto s aan.

De Speelark. Huisregels buitenschoolse opvang De Speelark Heel. Regels bij het brengen en halen:

Inhoud Thema Lente... 4 Goedemorgen... 4 Hallo... 4 De wielen van de bus... 4 Op een houten bruggetje... 5 Heb je al gezien het is lente...

- je kan me wat - module 2. docere delectare movere. tekeningen -

Regen. ( 20 oktober 14 november)

Eet smakelijk. ( 5 januari t/m 31 januari)

Pasen met peuters en kleuters. Jojo is weg

Ik help je wel. illustraties Karlijn Scholten verhaal Isabelle de Ridder

- je kan me wat - module 2. docere delectare movere. tekeningen -

Annie M.G. Schmidt. Met tekeningen van FiepWestendorp. Amsterdam Antwerpen Em. Querido s Uitgeverij BV

Miauw! Miauw!

Uitleg racelezen. Veel succes en plezier met oefenen!

Acties / Werkwoorden

Toets Geletterdheid en Begrijpend Lezen

BINNENSUIS Jehudi van Dijk

= een rij struiken of planten die dichtbij elkaar staan. = een hoge lamp die langs de weg staat.

Rivka voelt tranen in haar ogen. Vader aait over haar wang. Hij zegt: Veel plezier, prinsesje. Vergeet je nooit wie je bent? Dan draait vader zich

Lesideeën groep 1 en 2

Transcriptie:

aaien! aan! aan de beurt! aan de hand! aandoen! aankijken! aankleden (zich)! aankomen (aanraken)! aantrekken! aanwijzen! aap! aardappel! acht! achter (na)! achteruit! af (klaar)! af (plaats)! afgelopen! afmaken! afspreken! al! alle! allebei! alleen! allemaal! alles! als (indien)! als (zoals)! alsjeblieft / alstublieft! altijd! ander(e)! anders (verschillend)! andersom! appel! arm (lichaamsdeel)! auto! au! avond! baard! baby! bad! bak! bal! ballon! banaan! bang! bank! bed! bedenken! bedoelen! been (lichaamsdeel)! beer! beest! beetje! beginnen! begrijpen! bek! beker! bel! bellen (opbellen)! beneden! berg! bewaren! bewegen! bezig! bij (voorz.)! bijna! bijten! bijvoorbeeld! bil(len)! binnen! blad / blaadje (boom)! blad / blaadje (papier)! blaffen! blauw! blazen! blij! blijven! bloed! bloem! blok! bloot! boek! boef! boer! boerderij! bol (rond)! boodschappen! boom! boos! boot! bord (eten) / bordje! bord (school / keuze)! bos (bomen)! boter! boterham! botsen! bouwen! bouwhoek! boven! bovenop! brand! breken! brengen! brief! bril! broek! broer! brood / broodje! bruin! buik! buikpijn! buiten! bus (vervoer)! cadeau / cadeautje! cent! chips! chocola(de)! chocomel / chocomelk / chocolademelk! clown! computer! circus! cirkel! daar! daarna! daarom! dadelijk! dag (etmaal)! dag (groet)! dak! dan (tijd)! dan (daarna)! dan (vergelijking)! dank je (wel)! dansen! das (sjaal)! dat / dit! dat (voegwoord)! deken! deksel! denken (aan)! deur! deze! dezelfde! dicht! dichtbij! die! diep! dier! dierentuin! dik! ding! doei / doeg! doek / doekje! doen! dokter! donker, donkerder,! donkerst! dood! door! doorgaan! doorheen! doorspoelen! doos! dop! dorst! douche! draad / draadje! draaien! dragen! drie! driehoek! drinken! drogen! dromen! droog! drop / dropje! druk (niet rustig)! drukken! duidelijk! duim! dun! duren! durven! dus! duur! duwen! echt (heus)! één! eend! eens! eerste! eerst! ei! eigen! eigenlijk! eindelijk! elastiek! elk! elkaar! emmer! en! eng! er! er... uitzien! eraan! erbij! erg (heel)! erg (vervelend)! ergens! erin! erop! eruit! ervan! eten! even (tijd)! even groot! even klein!

even veel! feest! fiets! fietsen! fijn! film! fles! fluisteren! fluit! fluiten! foto! fout! friet / frietjes! gaan (naar)! gang! garage! gat! gauw! gebeuren! gebruiken! geel! geen! geit! gek! geld! geloven (aannemen)! geluid! gelukkig! (ge)makkelijk! genoeg! gevaarlijk! geven! gewoon! gezellig! gezicht (hoofd)! gieter! giraf! gisteren! glas (drinkglas)! glijbaan! glijden! goed, beter, best! goedkoop! goed zo!! gooien! gordijn! goud! graag, liever, liefst! grap! gras! grijs! groeien! groen! groep! grond (bodem)! groot! haakje! haan! haar (bez.vnw)! haar (pers.vnw)! haar / haren! hai / hoi! halen! half! hallo! hand! handdoek! hangen (ergens aan)! hap / hapje! happen! hard (voelen)! hard (roepen, slaan)! hard (snel)! hebben! helpen (bijstaan)! heel (erg)! heel (volledig)! heen! heen en weer! heerlijk! heet! hek! heleboel! helemaal! helpen! hem! hemd! hen (pers.vnw)! herfst! hert! het klopt! het regent! het sneeuwt! het waait! heten! hetzelfde! hier! hij / ie! hijskraan! hoe! hoed! hoek! hoera! hoesten! hoeveel! hoeven! hok! hol (znw)! hollen! hond! hoofd! hoog! hoor (tussenw.)! horen (luisteren)! horen bij! houden (hebben)! houden van! hout! huilen! huis! hun! hut! idee! ieder! iedereen! iemand! iets (ding)! iets (een beetje)! ijs (winter)! ijsje! ik! in (plaats)! in (tijd)! is! ja! jaar! jammer! jarig! jas! jawel! jij / je! je / jouw! jong! jongen! jou! juf(frouw)! jullie! jurk! kaars / kaarsje! kaart / kaartje! kaas! kabouter! kachel! kam! kamer! kammen! kant (rand)! kant (richting)! kapot! kapotmaken! kapper! kapstok! kar! kast! kat! kauwgom! keel! keer! kennen! ketting! keuken! keurig! kiepen! kietelen! kiezen! kijken! kikker! kind! kip! kist! klaar! klap! klappen! klas! kleed! klei! kleien! klein! kleren! kleur! kleuren (ww)! klimmen! klinken! klok! kloppen (aankloppen)! knap! knie! knijpen! knikken! knikker! knippen! knoeien! knoop (jas)! knoop (veter)! knop / knopje! koe! koek / koekje! koelkast! koffie! koken! komen! konijn! koning! koningin! kop (van dier)! kop / kopje! kopen! kort! koud! kraal! kraan! krant! krassen!

kriebelen! krijgen! krijtje! kring! krokodil! kruipen! kuiken! kunnen! kus / kusje! kussen (znw)! kwast! kwijt! laars / laarzen! laat! laatst! lachen! lam / lammetje! lamp / lampje! land! lang! langs! langzaam! laten! later! lawaai! leeg! leeuw! leggen (neerleggen)! lego! lekker! lekkers! lepel! letter! lente! leren (iets)! leuk! lezen! licht / lichtje! liedje! lief! liggen (horizontaal)! liggen (bevinden)! lijken op! lijm! lijn! likken! limonade! lip! lolly! lopen! los! loslaten! lucht! luier! luisteren! lukken / het lukt! lusten! maan! maar (doch)! maken (vervaardigen)! mama / ma / mam! man! mand! meedoen! meegaan! meisje! melk! meneer! mens! merken! mes! met! meteen! mevrouw! middag! mij! mijn! mis! misschien! moe! moeder! moeilijk! moeten! mogen! mol! mond! monster! mooi! morgen (ochtend)! morgen! motor! muis! muts! muur! muziek! na (tijd)! naam! naar (richting)! naartoe! naast! nacht! nadenken! nagel! nat! natuurlijk! nee! neerleggen! neerzetten! nek! nemen! nest! netjes! neus! niemand! niet! niets / niks! nieuw! nodig hebben / zijn! noemen! nog (steeds)! nooit! noot / nootje! nou / nu! nummer! of! ok (okee)! olifant! om te! om de beurt! oma! omdat! omdraaien! omgooien! omhoog! omvallen! onder (beneden)! onderbroek! onderin! ons! oog! ook! oom! oor! op (het is op)! op (voorz. plaats)! op en neer! opa! opbellen! opdrinken! opeens! open! openmaken! opeten! ophangen! ophouden! opletten! opruimen! opsteken! opzetten (van muts)! opzij! op z n kop! oud (jong)! over! overal! overgeven (spugen)! overheen! paar (enige)! paard! paars! paddestoel! pakje / pak (doos,! pakket)! pakken (nemen)! pan! pang! pannenkoek! pap! papa / pa / pap! papier! pas (kort geleden)! passen (maat)! patat! peer! pen! pet! piepen! pijn! pijp (buis)! pil! pinda! pindakaas! plaat / plaatje! plaats (plek)! plagen! plakken! plant! plas (urine)! plassen! plat! pleister! plek! plons! plotseling! poep! poepen! poes! poetsen! politie! poort! poot (dier)! pop! poppenhoek! (- huis / -hoek)! poppenkast! portemonnee! pot / potje (plassen)! potlood! prachtig! praten! precies (exact)! prik! prikken! prima!

proberen! prullenbak! punt (potlood)! puzzel! puzzelen! pyjama! raam! raar! radio! rand! regen! rennen! reus! riem! rietje! rij! rijden! rijst! ring! rits! roepen (geluid)! roeren! rok! rollen! rommel! rond (vorm)! ronddraaien! rood! roze! rug! ruiken! rustig! ruzie! samen! sap! schaap! schaar! schelp! schep! scheppen! scherp! scheuren! schieten (met iets)! schijnen / de zon! schijnt! schoen! schommel! school! schoon! schoonmaken! schoot! schoppen! schotel / schoteltje! schreeuwen! schrijven! schrikken! schudden! sinaasappel! sla! slaan! slap! slak! slang (dier)! slapen! slecht! slee! sleutel! slim! slinger! slok / slokje! snappen! sneeuw! snel! snijden! snoep / snoepje! snor! soep! sok! soms! soort! speelgoed! speen! spel (spelen)! spelen! spiegel! spin! springen! spugen! spullen! staan (bevinden)! staan (overeind)! start! stap! stappen! steeds! steen! steken (plaatsen in)! stekker! stempelen! step! ster! sterk! sticker! stift! stil (geluid)! stoel! stoep! stok! stom (dom)! stop! stoppen (stilstaan)! stoten! stout! straat! strak! straks! streep! strik! stuk (kapot)! stuk / stukje! stuur! suiker! T-shirt! taart! tafel! tak! tand! tandenborstel! tandpasta! tante! tas! te groot! te klein! te hoog! teen! tegelijk! tegen (plaats)! tekenen! tekening! telefoon! televisie / tv! tellen! tent! terug! terugbrengen! teruggeven! terwijl! thee! thuis! tien! tijd! tijger! tik (klap)! toch! toen! toeter! tomaat! tong! toren! tot! touw / touwtje! traan! tram! trap (ladder)! trein! trekken! trommel (muziek)! trui! tuin! tussen! twee! u! uil! uit (afkomstig)! uitdoen (kleren)! uittrekken (kleren)! uur! vaak! vaas! vader! vakantie! vallen! van (bezit)! vandaag! vangen! varen! varken! vast (zeker)! vast(houden)! vechten! veel, meer, meest! vegen! ver, verder, verst! ver weg! verder (voorts)! verdrietig! verdwijnen! verf! vergeten! verhaal! verjaardag! verkeerd! verkouden! verstaan! verstoppen! vertellen! verven! veter! vier! vieren! vies (vuil)! vijf! vinden (mening)! vinden (terug)! vinger! vis! vlag! vlees! vlieg! vliegen! vliegtuig! vlinder! vlug! voelen!

voet! voetbal! voetballen! vogel / vogeltje! vol! volgend! volgens! voor! voordat! voorlezen! voorzichtig! vorig! vork! vos! vouwen! vrachtauto! vragen! vriend / vriendje! vrouw! vuur! waar! waar (echt)! waarheen / waar! naartoe! waarom! wachten! wagen / wagentje! wakker! wang! wanneer! want (voegw.)! want (handschoen)! warm! wassen! wat! water! wc! wc-papier! we / wij! week! weer (nog eens)! weer (znw)! weg (znw)! weg (bijw.)! wegleggen! wei! weinig, minder, minst! wel! welk! welterusten! wereld! werk / werkje! werken! weten! wie! wieg! wiel! wijzen! willen! wind! winkel! winter! wip! wit! wolf! wolk! wonen! woord! worden! worst! wortel! yoghurt! zacht (geluid)! zacht (voelen)! zak! zakdoek! zand! zandbak! ze / zij! zebra! zee! zeep! zeer (doet zeer)! zeg (tussenw.)! zeggen! zeker! zelf! zes! zetten! zeven! zich! ziek! ziekenhuis! zien! zijn (ww)! zijn (bez. vnw)! zingen! zitten! zo! zo (dadelijk)! zoals! zoeken! zoet! zomaar! zomer! zon! zonder! zorgen! zout! zoveel! zuchten! zullen! zus / zusje! zuur! zwaaien! zwart! zwemmen