Het pensioenstelsel: antwoord op fundamentele vragen. februari 2014 nummer 1 jaargang 6. 02 De verhouding tussen omslag en kapitaaldekking



Vergelijkbare documenten
Solidariteit en ons pensioen!

Wat is er aan de hand moet onze pensioenen?

Netspar 14 nov Jan Tamerus 1

Solidariteit: sterkmaker of splijtzwam?

Geef elke Nederlander een persoonlijke pensioenrekening. Position paper: Toekomst pensioenstelsel

Ten eerste: afschaffing van de al genoemde doorsneesystematiek en ten

Visie 2020 Onze belofte aan de deelnemers. Samen bouwen aan goed pensioen

De doorsneepremie ZO DENKEN WIJ ER OVER. De doorsneepremie. De doorsneepremie

Oudedagsvoorziening nu en straks. Casper van Ewijk Netspar & Universiteit van Amsterdam

- 1. afschaffing van doorsneepremiesystematiek

Doel is om voor deelnemers een beeld te schetsen van hoe het pensioen in elkaar steekt en hoe hun eigen pensioen er voorstaat.

Pensioenbijeenkomst Abvakabo FNV Het pensioen van nu en de toekomst in zicht November Welkom

Stand van zaken in het debat over de toekomst van de pensioenen

Het 2020-plan van Klijnsma in vogelvlucht

Naar een nieuw pensioencontract

Position Paper DNB ten behoeve van de nationale pensioendialoog 15 januari 2015

Bij de opstelling van de notitie is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij de positie van de VCP, waarbij ANBO is aangesloten.

Stabiele pensioenen - stabiele economie FTK macro-economisch bezien

PENSIOEN IN BEWEGING! KLAAR VOOR DE TOEKOMST? SAMEN DELEN, EEN STERKE KEUZE

Pensioen van de toekomst?

Pensioen vanaf.. Impact sociaal akkoord op pensioenregelingen. drs. Rajish Sagoenie, Actuaris AG. Aon Hewitt Consulting Retirement Actuarial Services

Een sterke tweede pijler Naar een toekomstbestendig stelsel van aanvullende pensioenen

Debatmanifestatie Pensioenen WELKOM. Senioren

De stelling die vandaag voorligt is: Het pensioen van de toekomst vergt meer dan een stelselherziening.

Langer werken voor het pensioen

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

Quiz. Heeft u een telefoon met internet? Ga naar kahoot.it en doe mee

De doorsneepremie toegelicht

Aanpassing pensioenregeling een must. Presentatie: Marcel Brussee / voorzitter SPH Kees Lekkerkerker / directeur HRM

TOETSINGCRITERIA PENSIOENSTELSEL GEZAMENLIJKE OUDERENORGANISATIES

Solidariteit tussen generaties of generatiegevecht pensioen?

5 plussen van collectief pensioen

Op koers blijven voor een goed pensioen: een update van het bestuur

Transitie economisch bezien

Afschaffing van de doorsneesystematiek en betekenis van maatwerk

Blijft het Nederlandse pensioenstelsel bijzonder? Kees Goudswaard

Bedrijfstakpensioenfondsen: wat doen ze, en wat niet?

Lage dekkingsgraden: de beleidsopties in het pensioencontract en de gevolgen voor stakeholders

De toekomst van ons pensioen

Actuele ontwikkelingen en trends rond pensioenen in Nederland keynotespeech Mariëtte Hamer Den Haag, 4 oktober 2016

Collectieve Pensioenen: Aan de grenzen van Solidariteit? drs. Frank Cordewener AAG en dr. Siert Vos Actuariaatcongres VSAE 27 februari 2013

Een nominaal toetsingskader voor pensioenen met reële ambities: anomalie of poldervondst?

10 puntenplan minister Koolmees vergeleken met toetsingscriteria

HOUDBAARHEID PENSIOEN

Een nieuwe pensioenregeling

Notitie. CTP/ Januari Aan. Commissie Toekomst Pensioenstelsel (CTP) Van

Keuzevrijheid versus maatwerk. Seminar Eindspel naar een nieuw pensioenstelsel Erasmus Universiteit Rotterdam, 16 juni 2016 Niels Kortleve

Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen

Facts & Figures uitwerking Pensioenakkoord

Blijft het Nederlandse pensioenstelsel bijzonder? Kees Goudswaard. Het beste stelsel ter wereld

WAAR EEN WIL IS, IS EEN WEG Afschaffen van de doorsneesystematiek: wie gaat dat betalen?

DE WAARDE VAN SOLIDARITEIT OVER HET DRAAGVLAK VOOR HERVERDELING IN HET COLLECTIEF PENSIOEN

Investeren in vertrouwen. Samenvatting Meerjarenbeleidsplan

Martin Gast. Edmond Halley BV Increase PensioenKnowHow BV. Increase Pensioen KnowHow

PENSIOEN 2.0 REGIOBIJEENKOMSTEN FEBRUARI EN MAART 2011

Solvency voor pensioenfondsen. Actuariaatcongres 2011 VSAE Agnes Joseph

Opmerkingen bij: Naar een solide en solidair pensioenstelsel: bouwstenen voor een hervorming. Theo Nijman Tilburg University en Netspar Januari 2014

Mag ik dan nooit meer stoppen met werken?

Graag wil ik beginnen met Netspar van harte geluk te wensen met haar tiende verjaardag.

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Werknemers, zzp ers en gepensioneerden over pensioen en BPF Schilders

De waarde van intergenerationeel risico delen in pensioencontracten. 1 december Bas J.M. Werker

1 Inleiding. Wanneer ga jij met pensioen Versie: Pagina: 3 van 7

Wanneer ga jij met pensioen?

WELKE PENSIOENREGELING IS TOEKOMSTBESTENDIG? Huidige regelingen & recente ontwikkelingen Stacey René & Hans Kennis.

De opmars van (C)DC een onomkeerbare trend?

Naar een schokbestendig pensioenstelsel

RESULTATEN ENQUÊTE CONSULTATIE NIEUW FTK ACTUARIEEL. Vraag 1

Publieke presentatie onderzoeksresultaten Expertisecentrum Pensioenrecht VU d.d. 17 mei 2013:

WAT SPEELT ER ROND UW PENSIOEN BIJ SPUN?

Pensjoen Jos Berkemeijer. ALV NVOG 22 november 2017

Doorsneesystematiek in pensioenen onder druk?

Studiedag Economie. Pensioen. A presentation to Guido de Bres by Willem Eikelboom. 15 November Towers Watson. All rights reserved.

Uitdagingen voor de drie pensioenpijlers in Nederland

Eerlijker over pensioen

Stelseldiscussie Stand van zaken

ONDERWERP PRESENTATIE IS EEN STELSELWIJZIGING IN BELANG VAN U ALS DEELNEMER? GENOEMDE ONTWIKKELINGEN / PROBLEMEN OM ONS PENSIOEN STELSEL TE WIJZIGEN

Doorsneesystematiek. in pensioenen onder druk? CPB Policy Brief 2014/01. Marcel Lever Jan Bonenkamp Ryanne Cox. Dit is een uitgave van:

Presentatie voor de PVGE Best Roel Fonville Best, 10 maart 2017

Persoonlijk pensioenvermogen met collectieve risicodeling

Toereikendheid van het pensioen: Onderzoek & Beleid

De toekomst van het Nederlandse pensioenstelsel Dick Sluimers Voorzitter Raad van Bestuur APG

ALUMNIDAG RECHTEN 2016 PENSIOENRECHT ACTUALITEITEN PROF. ERIK LUTJENS PROF. HERMAN KAPPELLE

WAT U ALS WERKNEMER WILT WETEN OVER DE ABP-PENSIOENREGELING

Bijlage A Enquête solidariteit in de pensioenen Bijlage B Multivariate regressieanalyses... 13

De fiscale aspecten van het pensioenakkoord: het is lastiger dan het lijkt. Workshop 9 mei 2012

Resultaten Pensioenforum 26 juni en 3 juli

Toekomst Pensioenstelsel

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Ministerie!van!Sociale!Zaken!en!Werkgelegenheid!! t.a.v.!staatssecretaris!j.!klijnsma! Postbus!90801! 2509!LV!Den!Haag!!!

2513AA22XA. De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Binnenhof 1 A 2513 AA S GRAVENHAGE

Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen

Pensioenscenario s in het licht van de komende verkiezingen. Emile Soetendal 10 januari 2017

Position Paper DNB Concept Wetsvoorstel variabele pensioenuitkeringen 14 augustus 2015

Huidige systematiek oudedagsvoorzieningen

Overzicht Beleid & Wet- en regelgeving pensioenen

MERCER'S INBRENG VOOR DE NATIONALE PENSIOENDIALOOG 29 NOVEMBER 2014

Doorsneesystematiek in pensioenen onder druk?

Informatiebijeenkomst

Pensioenaanspraken in beeld

Transcriptie:

februari 2014 nummer 1 jaargang 6 Het pensioenstelsel: antwoord op fundamentele vragen 02 De verhouding tussen omslag en kapitaaldekking 10 De verplichtstelling, een afgewogen discussie? 16 Solidariteit, sterkmaker of splijtzwam? 24 De roep om eigendomsrechten 30 Sociale partners in het bestuur: nice or need to have?

Inhoud 01 Voorwoord 02 De verhouding tussen omslag en kapitaaldekking Lans Bovenberg, Hoogleraar Economie, Tilburg University 10 De verplichtstelling, een afgewogen discussie? Marijke Colly, Associate Director Institutional Business Development, APG Michiel van Leuvensteijn, Senior Beleidsadviseur, APG 16 Solidariteit, sterkmaker of splijtzwam? Jan Tamerus, Master Actuariaat & ALM, PGGM 24 De roep om eigendomsrechten Ruben Laros, Strateeg, APG 30 Sociale partners in het bestuur: nice to have or need to have? Alwin Oerlemans, Directeur Institutional Business Development, APG 2

Het kind en het badwater voorwoord Het is tijd om met elkaar eens te constateren dat het pensioenstelsel zoals we dat in Nederland hebben op gebouwd een enorm mooi bezit van ons allen is. Bij elkaar hebben we meer dan 1.000 miljard euro gespaard. Dat is ruim 1,5 keer ons nationaal inkomen en daarmee zijn wij beter dan veel landen om ons heen voorbereid op de vergrijzing. Dat is mede gekomen door de drie pijlers onder ons stelsel: collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling. Hierdoor konden we de kosten laag houden, grote schaalvoordelen benutten en de individuele risico s beperken. Waarom dan toch die discussie? Vertrouwen komt te voet en gaat te paard. Het belangrijkste product dat we als pensioensector bieden is vertrouwen. Vertrouwen dat een goede afweging wordt gemaakt tussen de generaties. Vertrouwen dat uitgesproken ambities ook worden waargemaakt, niet alleen voor de huidige generatie maar ook voor toekomstige generaties. De economische crisis, de grootste van de afgelopen tachtig jaar, heeft het vertrouwen van de deelnemers in het huidige pensioenstelsel doen wankelen. Wat voor de deelnemer zeker leek, bleek minder zeker te zijn. Dit gold niet alleen voor pensioenen, maar ook voor de baan, het eigen huis en de bank. De werkloosheid is met 350 duizend personen toegenomen, de pensioenuitkeringen en rechten zijn gekort, ruim een miljoen huizen zijn onder water komen te staan en een aantal banken is ternauwernood gered door de overheid. Met het langzame herstel van vertrouwen in de economie en de eerste tekenen van herstel op de woningmarkt, lijkt het dieptepunt van deze sombere tijd achter ons te liggen. Het is dan ook nu zaak om het vertrouwen van de deelnemer in het pensioenstelsel structureel te herwinnen. Dat betekent niet dat we onze ogen moeten sluiten voor de beperkingen van het huidige stelsel. Ons stelsel heeft een beperkte flexibiliteit, is niet altijd adequaat toegesneden op het individu, biedt nog geen sluitend antwoord op het groeiend aantal zelfstandigen en is momenteel niet berekend op de sterk stijgende levensverwachting. Voor het herwinnen van het vertrouwen zijn aanpassingen nodig aan het stelsel, maar dat betekent niet dat ook de sterke punten van het stelsel moeten worden losgelaten. Deze uitgave van Pensioenachtergrond gaat over de fundamentele vragen rond ons pensioenstelsel en loopt vooruit op de discussie die Staatssecretaris Jetta Klijnsma heeft aangekondigd. Graag wil ik alle auteurs aan deze uitgave bedanken voor hun bijdrage maar bovenal de externe auteurs Lans Bovenberg en Jan Tamerus. Ik hoop dat deze uitgave u waardevolle nieuwe inzichten biedt. Dick Sluimers Chief Executive Officer, APG pensioenachtergrond 1

2

De verhouding tussen omslag en kapitaaldekking De optimale verhouding tussen omslag- en kapitaalgedekte pensioensystemen is in veel landen onderwerp van een heftige ideologische strijd. Enerzijds zijn er degenen die stellen dat pensioenen te belangrijk zijn om aan de volatiele financiële markten over te laten. De recente financiële crisis illustreert in hun ogen dit gevaar. Anderzijds beargumenteren anderen dat het rendement op kapitaalgedekte pensioenen over de jaren heen vaak het impliciete rendement op een omslagstelsel overtreft. Het langjarige rendement op financiële markten (het rendement op kapitaaldekking) ligt zeker in hoogontwikkelde landen immers in normale omstandigheden boven de langjarige groei van de economie (het impliciete rendement op een omslagstelsel). Voorstanders van kapitaaldekking wijzen er ook op dat vergrijzing de financiering van omslagstelsels bemoeilijkt vanwege een krimpende premiebasis. Dit geldt des te meer nu de openbare financiën in veel Europese landen onder druk staan vanwege de schuldencrisis. In plaats van deze twee extreme standpunten doet een genuanceerde zienswijze meer recht aan de complexe werkelijkheid. Een robuust pensioenstelsel steunt op zowel omslaggefinancierde als kapitaalgedekte delen. De twee alternatieven voor het financieren van pensioenen zijn namelijk kwetsbaar voor verschillende risico s. Door op verschillende financieringssystemen te leunen worden risico s beter gespreid. Omslagen kapitaaldekking staan dus niet tegenover elkaar maar vullen elkaar juist aan. Sterke kanten van omslagstelsels Omslagsystemen kennen een aantal belangrijke voordelen ten opzichte van kapitaalgedekte systemen. In vergelijking met kapitaaldekking beschermen omslagsystemen pensioendeelnemers beter tegen schokken op financiële markten en tegen onverwachte inflatie. Verder maken omslagstelsels het beter mogelijk om pensioengerechtigden te laten meedelen in de looninkomens van werkenden. In omslagstelsels worden de pensioeninkomens van de ouderen namelijk pensioenachtergrond 3

direct gefinancierd uit de premies op het arbeidsinkomen van de werkenden. Dit geeft gepensioneerden een directe claim op het menselijk kapitaal van de werkende bevolking. Omslag deelt zo loonrisico s tussen generaties. Omslag is niet inefficiënt Ook is omslag niet zo nadelig als soms wordt beweerd. Zo is de veelgehoorde stelling onjuist dat kapitaaldekking efficiënter zou zijn dan omslag omdat het verwachte rendement op ingelegde premies in kapitaaldekking hoger ligt dan in het omslagstelsel. Het lagere rendement op een omslagstelsel is namelijk niet het gevolg van inherente inefficiëntie van omslag maar van intergenerationele herverdeling naar de generaties die op het punt stonden met pensioen te gaan toen het omslagstelsel werd ingevoerd. De generaties die toen met pensioen gingen hebben namelijk geprofiteerd van zeer hoge rendementen op omslaggefinancierde pensioenen. Zij ontvingen immers een pensioen zonder dat ze daarvoor ooit veel premie betaald hadden. Het is niet toevallig dat veel Europese landen na de Tweede Wereldoorlog omslagstelsels hebben geïntroduceerd. Hierdoor kregen de generaties die als gevolg van de Tweede Wereldoorlog en de crisis van de jaren dertig nauwelijks een oudedagsvoorziening hadden kunnen opbouwen toch nog een pensioen dat redelijk in de pas liep met de levensstandaard (van de generaties die in de opbouwperiode na 1945 de arbeidsmarkt betraden). De impliciete schuld, die het gevolg is van de gift aan de generaties die vanwege roerige tijden geen goede oudedagsvoorziening hebben kunnen opbouwen, zorgt nu nog voor een relatief laag rendement op de door werkenden ingelegde premies. Het spiegelbeeld van het introduceren van omslaggefinancierde systemen is het afschaffen ervan. Zoals de transitiegeneraties profiteren van de introductie van omslaggefinancierde pensioenen, zo zou het abrupt overschakelen van omslag naar kapitaaldekking generaties tijdens de afbouw van het omslagstelsel benadelen. De transitiegeneraties betalen namelijk wel omslagpremie maar ontvangen slechts weinig omslaggefinancierd pensioen. Het overscha- 4

Het lagere rendement op een omslagstelsel is niet het gevolg van inherente inefficiëntie van omslag maar van intergenerationele herverdeling naar de generaties die op het punt stonden met pensioen te gaan toen het omslagstelsel werd ingevoerd. kelen van omslag naar kapitaaldekking met een hoger langetermijnrendement op de ingelegde premies voor de generaties die na de transitie de arbeidsmarkt betreden is dus geen free lunch. Er zijn altijd generaties die het gelag betalen voor het hogere lange-termijnrendement. Het is mogelijk transitiegeneraties te compenseren, bijvoorbeeld door hun pensioenuitkeringen te financieren met overheidsschuld. Maar dan verdwijnen de lange-termijn winsten voor de jongere generaties omdat deze generaties de rente op de overheidsschuld moeten financieren. Nieuwe omslagcontracten beperken politieke risico s Een potentieel nadeel van omslagstelsels is de kwetsbaarheid voor politieke risico s. Dat geldt zeker als de omslagsystemen door de vergrijzing onder druk komen te staan. Met een vergrijzende bevolking zijn er drie manieren om het omslagstelsel financieel op orde te houden: hogere premies, lagere uitkeringen of een hogere pensioenleeftijd. Om de politieke onzekerheid over deze keuze te verminderen hebben veel landen de afgelopen jaren besloten de premie te stabiliseren in zogenaamde non-financial contribution (NDC) systemen. Schokken in de premiebasis en de levensverwachting worden in NDC stelsels opgevangen in de pensioenleeftijd en/of de uitkeringen. Heldere, geloofwaardige afspraken over hoe toekomstige schokken in het stelsel worden opgevangen verminderen de politieke risico s rondom omslagstelsels. Begin jaren negentig toonde de Wereldbank zich een groot voorstander van kapitaalgedekte pensioenstelsels voor de middenklasse mede vanwege de grote politieke risico s verbonden aan omslagfinanciering in vergrijzende samenlevingen. 1 Inmiddels erkent de Wereldbank dat omslag een belangrijke bijdrage kan blijven leveren aan het financieren van pensioenen mits van te voren helder is gespecificeerd hoe pensioenen zich aanpassen aan demografische veranderingen om financiële houdbaarheid te garanderen. Daarbij speelt verder een rol dat ook kapitaalgedekte pensioenen in sommige landen kwetsbaar bleken te zijn voor politieke risico s. Zo hebben een aantal landen na de financiële crisis hun pensioenfondsen genationaliseerd. 1 world Bank, 1994, Averting the Old-Age Crisis: Policies to protect the poor and promote growth. pensioenachtergrond 5

Langer leven treft omslag èn kapitaaldekking Vaak wordt gesteld dat omslagsystemen kwetsbaarder voor demografische schokken (fertiliteit en levensverwachting) zijn dan kapitaaldekking. Deze stelling moet echter worden genuanceerd. Ook kapitaaldekking is namelijk kwetsbaar voor een stijgende levensverwachting. Onafhankelijk van de financieringsmethodiek betekent een hogere levensverwachting bij een vaste pensioenleeftijd en een vast pensioeninkomen meer financieringslasten en een hoger premiepercentage. Als de levensverwachting stijgt is langer doorwerken de enige duurzame manier om stijgende premies te voorkomen. Dalende geboortecijfers vragen om meer kapitaaldekking Kapitaaldekking is wel minder kwetsbaar voor een daling in de fertiliteit dan omslag omdat kapitaaldekking voor de financiering van pensioenen niet direct afhankelijk is van de groei van het menselijk kapitaal van de beroepsbevolking in het land waar de gepensioneerden wonen. Dalende fertiliteit kan dan ook een goede reden zijn om pensioenen meer te gaan financieren op basis van kapitaaldekking in plaats van omslag. Omslaggefinancierde pensioenen zijn immers onderdeel van een sociaal contract tussen generaties. In dit sociale contract investeert iedere generatie in het menselijke kapitaal van de volgende generatie waarna het aan het einde van het leven wordt onderhouden door de jongere generaties die het heeft helpen opvoeden. Elke generatie zorgt dus twee keer (één keer voor de volgende generatie door deze op te voeden en één keer voor de vorige generatie als deze generatie oud is) en wordt twee keer verzorgd (eerst als kind en later als gepensioneerde bejaarde). Als een generatie echter minder investeert in het menselijk kapitaal van de volgende generatie als gevolg van een dalende fertiliteit zal het meer moeten gaan sparen via een kapitaalgedekte voorziening om de eigen oudedagsvoorziening op peil te houden. De transitielast van een kleiner omslagstelsel voor deze generatie weegt op tegen de lagere investeringen in kinderen. Als basis voor de oudedagsvoorziening neemt financieel kapitaal in feite de rol over van het menselijk kapitaal van de volgende generatie. 2 Hierbij past wel een belangrijke kanttekening. Als de hele wereld te maken heeft met een dalende vruchtbaarheid zal het rendement op niet alleen omslag maar ook kapitaaldekking dalen als gevolg van lagere wereldwijde economische groei. Groei en rendement zijn immers uiteindelijk gebaseerd op voldoende menselijk kapitaal. Net als bij een hogere levensverwachting lijken dan ook meer investeringen in menselijk kapitaal gericht op langer doorwerken geboden om het inkomen tijdens de oude dag op peil te houden. In plaats van meer financiële besparingen gericht op rentenieren vraagt vergrijzing dus 2 zie H.W. Sinn, Why a Funded Pension System is Useful and Why It is Not Useful, International Tax and Public Finance, Vol. 7, pp. 389-410, 2000. 6

Burgers vertrouwen in omslagstelsels op beloften van de overheid van het land waar ze wonen. Dit maakt ze kwetsbaar voor het kredietrisico van de eigen overheid. vooral om het ontwikkelen, koesteren en benutten van menselijk kapitaal. Kapitaaldekking maakt betere internationale risicospreiding mogelijk Kapitaaldekking kent één groot voordeel ten opzichte van omslag: betere diversificatie van risico s door internationale risicodeling. Burgers vertrouwen in omslagstelsels op beloften van de overheid van het land waar ze wonen. Dit maakt ze kwetsbaar voor het kredietrisico van de eigen overheid. Onder kapitaaldekking kunnen de risico s van pensioengerechtigden gespreid worden over de hele wereld door ook buiten de landsgrenzen te beleggen. De Europese Commissie is traditioneel een voorstander van het ontwikkelen van kapitaalgedekte pensioenen in Europa als complement van de zeer omvangrijke omslagstelsels in een groot deel van Europa. Kapitaalgedekte pensioenen kunnen een belangrijke rol spelen bij het verder ontwikkelen van de Europese kapitaalmarkt. In plaats dat burgers alleen vertrouwen op claims op de eigen overheid ontstaan er meer wederzijdse claims over de grenzen heen. met meer financiële stabiliteit Hoewel de financiële crisis het vertrouwen in kapitaaldekking in Europa geen goed gedaan heeft, vraagt een stabiele financiële sector in Europa juist om meer kapitaalgedekte pensioenen. Het Europese bedrijfsleven is immers sterk afhankelijk van bankfinanciering. Maar recente regelgeving gericht op een stabieler bankwezen maakt het voor banken moeilijker om kort geld te blijven gebruiken om lange-termijn financiering te verstrekken. Het traditionele businessmodel van banken goedkoop kort geld benutten om lange leningen te financieren staat onder druk. De daarmee gepaard gaande herfinancieringsrisico s zijn immers aanzienlijk. Juist pensioenfondsen en verzekeraars kunnen het gat opvangen dat banken noodgedwongen moeten laten vallen. Zij beschikken immers over langetermijn middelen die niet direct opvraagbaar zijn. Zij kunnen daarom lange-termijn financiering beschikbaar stellen zonder dat dit gepaard gaat met liquiditeitsrisico s. Zo kan economische groei (en de daarvoor noodzakelijke lange-termijn financiering) worden verzoend met financiële stabiliteit. en hogere groei Bovendien hebben zowel banken als bedrijven risicodragend vermogen nodig. Ook bij het aanbieden van dat vermogen kunnen pensioenfondsen en pensioenverzekeraars een belangrijke rol spelen. Dit vereist wel dat de regulering van pensioenfondsen niet wordt gebaseerd op een verzekeringsmodel dat fondsen dwingt om beleggingsrisico s grotendeels dicht te zetten. Pensioencontracten die pensioenfondsen de mogelijkheid bieden voldoende beleggingsrisico te kunnen pensioenachtergrond 7

nemen in het belang van werkenden zijn daarvoor essentieel. Dat vraagt dat kapitaalgedekte pensioenen risico s beter afstemmen op de risicocapaciteit van verschillende deelnemers en helder communiceren over de risico s die de deelnemers lopen. Alleen zo kunnen pensioenaanbieders risicodragend kapitaal blijven verschaffen zonder dat dit tot te grote risico s voor gepensioneerden leidt. Lessen Nederland en Europa In Nederland is het pensioeninkomen van de modale werknemer voor ongeveer de helft afhankelijk van de omslaggefinancierde AOW. De kapitaalgedekte aanvullende pensioenen nemen de andere helft grotendeels voor hun rekening. In internationaal perspectief is het aandeel van kapitaaldekking in het Nederlandse pensioenstelsel relatief hoog. Dit grote aandeel biedt de kleine open Nederlandse economie de mogelijkheid de risico s van pensioenbesparingen te spreiden over de hele wereld en te beleggen in economieën met jonge beroepsbevolkingen en een hoge economische groei. Tegelijkertijd moet worden bedacht dat de vergrijzing niet zozeer meer besparingen maar eerder meer investeringen in menselijk kapitaal vraagt gericht op langer doorwerken. Een aanzienlijk groter aandeel kapitaaldekking lijkt dan ook niet wenselijk. In het licht van de lange, kwetsbare balans van de Nederlandse economie met een omvangrijke 8

hypotheekschuld lijkt zelfs wat minder sparen via kapitaalgedekte pensioenen wenselijk. Op die manier kunnen jongeren meer sparen voor hun eigen woning zodat ze niet hun eerste koopwoning geheel met schuld hoeven te financieren. De noodzaak voor het verkorten van de nationale balans hangt ook samen met het al dan niet tot stand komen van een goed functionerende markt voor het verhandelen van hypotheken tussen banken en institutionele beleggers. Voor pensioenfondsen zouden voor het veilige deel van de beleggingsportefeuille meer beleggingen gerelateerd aan de Nederlandse inflatie wenselijk zijn. Bij de beoordeling van het grote aandeel van kapitaaldekking in het Nederlandse pensioenstelsel moet wel worden bedacht dat de Nederlandse aanvullende pensioenen omslagelementen bevatten als gevolg van de zogenaamde doorsneesystematiek bij de pensioenopbouw: jongere werknemers helpen mee om de kosten van de pensioenopbouw van oudere werknemers te financieren. Verder is er sprake van risicodeling met toekomstige pensioenopbouw door het doorgeven van pensioenbuffers; bij onderdekking is er dus sprake van additionele omslagelementen. De discussie zal in de komende jaren gaan over de vraag hoe houdbaar deze omslagelementen zijn in een veranderende arbeidsmarkt en of het niet beter is een helder onderscheid te maken tussen, enerzijds, een sociaal contract (een grotere omslaggefinancierde publieke aow met meer intergenerationele risicodeling) en, anderzijds, volledig kapitaalgedekte financiële contracten, met heldere individuele eigendomsrechten op risicodragende pensioenen (de private arbeidsgerelateerde pensioenen). Ervaringen met kapitaalgedekte pensioenen in de wereld geven aan dat de politieke risico s rondom kapitaalgedekte pensioenen aanzienlijk zijn. Goed gedefinieerde en veilige eigendomsrechten zijn daarom essentieel. De uitdaging is om veilige geïndividualiseerde eigendomsrechten op onzeker pensioeninkomen te verzoenen met de voordelen van een collectief pensioenstelsel (schaalvoordelen, bescherming tegen onverstandige beslissingen van financieel analfabete individuen, solidair delen van langlevenrisico). Al met al ligt er een grote opdracht voor landen waarin de middenklasse in belangrijke mate afhankelijk is van kapitaalgedekte pensioenen (zoals Australië, Chili, Denemarken, Nederland, Zwitserland) om de wereld te laten zien dat de financiële markten kunnen worden benut om op een veilige, transparante manier te zorgen voor de oude dag. Dit opdat de overheid niet de hele financieringslast hoeft te dragen van de oude dag en ouderen beter beschermd zijn als de overheidsfinanciën onder druk staan. Het belang van pensioencontracten die risico s efficiënt en transparant verdelen over de belanghebbenden gaat verder dan de levensstandaard van ouderen en de overheidsfinanciën alleen. Kapitaalgedekte pensioenen en goed functionerende financiële markten kennen immers een wederzijdse afhankelijkheid. Robuuste kapitaalgedekte pensioenen vereisen stabiele financiële markten maar financiële stabiliteit is op haar beurt gebaat bij voldoende lange-termijn besparingen en risicodragend vermogen verschaft door pensioenfondsen en pensioenverzekeraars. 3 De Europese Commissie doet er daarom goed aan kapitaalgedekte pensioenen te bevorderen. Dit in het belang van niet alleen een robuuste inkomensvoorziening voor ouden van dagen maar ook stabiele financiële markten die dienstbaar zijn aan duurzame groei. Tegelijkertijd dient de Europese Commissie het toezicht op kapitaalgedekte pensioenen voor werkenden niet te baseren op het verzekeringsmodel maar het beleggingsmodel. Dat vereist dat pensioencontracten niet gebaseerd zijn op gegarandeerde inkomensstromen maar op het tussen de deelnemers delen van de risico s van een met de economie meebewegende beleggingsportefeuille. Lans Bovenberg Hoogleraar Economie, Tilburg University 3 zie Ook E. Perotti and A. van Schwienbacher, The political origins of pension funding, Journal of Financial Intermediation, Vol. 18, pp. 384-404. pensioenachtergrond 9

10

De verplichtstelling, een afgewogen discussie? Het kabinet heeft met het pensioenakkoord een voorschot genomen op de discussie rond de verplichtstelling door de verplichtstelling tot sparen voor het pensioen te beperken tot een inkomen van 100.000 euro. De verplichte deelname in een (bedrijfstak)pensioenfonds wordt zowel bejubeld als verguisd. De discussie rond de verplichtstelling loopt al jaren. Voorstanders roemen de verplichtstelling omdat de verplichtstelling ervoor zorgt dat er in Nederland zoveel werknemers door middel van solidariteit en collectiviteit in staat worden gesteld om een gedegen aanvullend pensioen op te bouwen. Tegenstanders van de verplichtstelling wijzen op het gebrek aan keuzevrijheid en een gebrek aan concurrentie. 1 Het komt uiteindelijk aan op het maken van keuzes, wat weegt het zwaarst? Hebben we alle argumenten en voor- en nadelen op een rij? Wij wagen hier een poging om de verplichtstelling in al zijn elementen voor het voetlicht te laten komen. Welke verplichtstelling? In ons pensioenstelsel zijn er twee verschillende verplichtstellingen te onderscheiden. Allereerst de verplichting voor werknemers om deel te nemen aan de pensioenregeling van hun werkgever op grond van de collectieve arbeidsovereenkomst. Deze verplichtstelling wordt ook wel de kleine verplichtstelling genoemd. Deze vorm van verplichtstelling wordt niet door de minister opgelegd. Daarnaast is er de zogenoemde grote verplichtstelling. Deze verplichtstelling zorgt er voor dat de deelneming in een bedrijfstakpensioenfonds algemeen verbindend is voor de gehele sector. Bij de grote verplichtstelling speelt de overheid een rol omdat het de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is die de verplichtstelling oplegt. Bij de discussie over het voortbestaan of de legitimatie van de verplichtstelling gaat het dan ook vrijwel altijd over de grote verplichtstelling, al zal het voor een individuele deelnemer weinig verschil maken of er in zijn of haar geval sprake is van een grote of alleen een kleine verplichtstelling. 1 S.G.Van der Lecq, Verplichtstelling van Pensioenen, Presentatie Pensioenforum 2011, Rotterdam, 28 september, 2011, http://people.few. eur.nl/vanderlecq/presentations/pensioenforum_verplst_28sep2011.pdf pensioenachtergrond 11

Verplichte deelname in een bedrijfstakpensioenfonds begint altijd met een verzoek van werkgeversorganisaties samen met werknemersorganisaties aan de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Er wordt hierbij gekeken of de werkgeversorganisaties voldoende representatief zijn voor de bedrijfstak waarvoor de verplichtstelling wordt aangevraagd. De werkgeversorganisaties zijn representatief wanneer bij de aangesloten werkgevers meer dan 55% van het aantal werknemers in de bedrijfstak werkzaam zijn. De aanvraag moet ook worden ondersteund door werknemersorganisaties. In eerste instantie wordt hierbij alleen gekeken of deze werknemersorganisaties op grond van hun statuten bevoegd zijn tot het maken van arbeidsvoorwaardenafspraken in de betreffende bedrijfstak. Indien er bedenkingen worden geuit tegen de representativiteit van werknemersorganisaties wordt daarnaast ook gekeken naar de organisatiegraad bij betrokken werknemersorganisaties in relatie tot de organisatiegraad bij de overige werknemersorganisaties die in de bedrijfstak actief zijn. 2 Het zijn dan ook de werkgevers die niet bij de aanvragende werkgeversorganisaties zijn aangesloten en de werknemers die daar werkzaam zijn, die geraakt worden door het verplichtstellingbesluit. Doel van deze wet Het achterliggende doel bij de totstandkoming van de Wet Verplichte Deelneming Bedrijfstakpensioenfondsen was te voorkomen dat bedrijven op voorsprong kwamen te staan door geen pensioen als arbeidsvoorwaarde aan te bieden en zo minder kosten hebben dan bedrijven die wel pensioen als arbeidsvoorwaarde aanbieden. 3 De beperking van de concurrentie werd gerechtvaardigd vanuit de overtuiging dat de belangen van de bedrijfsgenoten er mee gediend waren. 4 Ook tegenwoordig speelt de Wet Verplichte Deelneming Bedrijfstakpensioenfondsen nog een zeer grote rol bij het verwezenlijken van het doel om zo veel mogelijk werknemers aanvullend pensioen te laten opbouwen. 5 2 Beleidsregels Toetsingskader Wet Bpf 2000, Stcrt. 2011, 22535 3 kamerstukken II, 1947/49, 785, nr. 5, blz. 11 4 handelingen I 1948/49, 785, vel 81, blz. 305 5 zie bijv. Beleidsdoorlichting Pensioenbeleid en Beleidsregels Toetsingskader Wet Bpf 2000 Toegevoegde waarde van de verplichtstelling In Nederland is tot nu toe vastgehouden aan de verplichtstelling in verband met de grote rol die deze speelt bij de aanvullende pensioenopbouw voor grote groepen werknemers. Deze toegevoegde waarde weegt zwaarder dan de concurrentiebeperking die gepaard gaat met de verplichtstelling. Ook in Europees perspectief moest worden aangetoond dat het fonds een bijzondere taak van algemeen belang uitvoert die zonder de verplichtstelling niet kan worden vervuld. Alleen dan zou de concurrentiebeperking kunnen worden gerechtvaardigd. Het Hof overweegt hierbij dat de aanvullende pensioenregeling een essentiële sociale functie vervult in het pensioenstelsel in Nederland, vanwege de geringe hoogte van het wettelijk pensioen. Geconcludeerd werd dat zonder de verplichtstelling het fonds deze essentiële sociale functie niet zou kunnen vervullen. Immers door de solidaire kenmerken van het fonds zou het zonder de verplichtstelling de opgedragen taken van algemeen economisch belang niet meer op economisch aanvaardbare voorwaarden kunnen verrichten. Dit komt omdat zonder de verplichtstelling de goede risico s zullen vertrekken en de slechte risico s achterblijven. Aan deze slechte risico s kan dan geen pensioen meer worden aangeboden tegen aanvaardbare kosten. Dit is temeer het geval wanneer de pensioenregeling wordt gekenmerkt door een hoge mate van solidariteit. Zonder de verplichtstelling komt het financieel evenwicht van de fondsen in gevaar. 6 Verdere voordelen De verplichtstelling is een effectief wapen in de strijd tegen de witte vlekken. Immers uit onderzoek blijkt dat werknemers beperkt of geen pensioen opbouwen als zij niet (in enige mate) daartoe worden verplicht. De meeste mensen zijn financieel niet-geletterd en hebben moeite om lange termijn belangen te laten prevaleren boven korte termijn afwegingen. 7 De verplichtstelling voorkomt dat ze deze moeilijke afweging moeten maken. Dat blijkt ook uit het 6 Brentjens, HvJ EG 21 sept. 1999, zaak C117/97 en Albany HvJ EG 21 sept. 1999, zaak C67/96 7 Bodie, Z. en H. Prast (2012), Rational pensions for irrational people: behavioral science lessons for the Netherlands, in L. Bovenberg, C. van Ewijk en E. Westerhout (eds.): the Future of Multi-Pillar Pensions, Cambridge University Press. 12

feit dat door groepen waarvoor geen verplichtstelling geldt, zoals flexwerkers en zpp-ers, naar verhouding weinig pensioen wordt opgebouwd. Je ziet dan ook, dat terwijl bij bedrijfstakpensioenfondsen de discussie over de wenselijkheid van de verplichtstelling in alle hevigheid wordt gevoerd, er ten aanzien van zzp-ers juist steeds meer stemmen opgaan om een wettelijke verplichting tot het opbouwen van pensioen in te voeren 8. Een belangrijk aspect van de verplichtstelling is dat slechte risico s in staat worden gesteld om pensioen op te bouwen. Zonder verplichtstelling zou de opbouw van pensioen voor deze groep te duur worden. Door de verplichtstelling komt een groot financieel draagvlak tot stand, hetgeen solidariteit binnen het fonds tussen verschillende groepen mogelijk maakt. De verplichtstelling stelt derhalve grote groepen werknemers ondanks grote onderlinge verschillen in staat om aanvullend pensioen op te bouwen. Via de grote verplichtstelling worden grote schaalvoordelen gerealiseerd doordat een pensioenregeling voor een groot aantal werknemers tegelijkertijd wordt uitgevoerd. Dit betekent dan ook dat de administratiekosten en de kosten van vermogensbeheer kunnen worden beperkt. 9 Waarom dan de discussie? De actuele discussie rond de verplichtstelling komt voort uit twee zaken: solidariteit en gebrek aan keuzevrijheid. Onderdeel van de discussie is de afgedwongen solidariteit door de grote verplichtstelling tussen verschillende groepen binnen een bedrijfstak met vooraf verschillende levensverwachtingen en verschillende loopbanen. In het verleden werden de risico s gezamenlijk gedragen door de werkgever, de werknemer en de pensioengerechtigden. Door de geringere mogelijkheid om de pensioenpremie te verhogen is het risicodragerschap in toenemende mate verschoven naar de werknemer en de pensioengerechtigden. Naarmate deze groepen heterogener zijn in bijvoorbeeld levensverwachting zijn er meer mogelijkheden om achteraf de ene groep te laten betalen voor de andere groep. Om dit te voorkomen zou de populatie van een pensioenfonds homogener kunnen worden gemaakt. Immers naarmate deelnemers meer identiek zijn is het makkelijker om vooraf zaken af te spreken, omdat de belangen van de verschillende deelnemers meer in lijn met elkaar liggen. De behoefte aan keuzevrijheid zal dan ook geringer zijn omdat de pensioenregeling meer op maat kan worden gesneden. De grote verplichtstelling hoeft hierbij niet in de weg te staan. De reikwijdte van de solidariteit kan namelijk in grote mate worden bepaald door sociale partners zelf. Een bedrijfstakpensioenfonds kan immers werken voor een of meer delen 8 camps, M. (2014), Sturen op de toekomst, Economisch Statistische Berichten, 99 (4676) 10 januari 2014, 6-9. 9 Bikker, J.A. en J. de Dreu (2009), Operation costs of pension funds: the impact of scale, governance and plan design, Journal of Pension Economics and Finance, 8, 63-89. Bikker, J.A. (2013), Is there an optimal pension fund size? A scaleeconomy analysis of administrative and investment costs, DNB Working Papers 376, Netherlands Central Bank. pensioenachtergrond 13

Het invoeren van een pensioenplicht impliceert ook dat een pensioenregeling aan minimumeisen moet voldoen. van een bedrijfstak of voor een of meer bedrijfstakken. Op deze wijze kan de gewenste solidariteitskring worden aangegeven. De beperkte individuele keuzevrijheid is een gevolg van de verplichte solidariteit, immers de waarde van de opgebouwde rechten van individuen hangen met elkaar samen. Het toestaan van keuzes aan het individu heeft consequenties voor de waarde van rechten van andere individuen. Toch zou een beperkte keuzevrijheid optimaal kunnen zijn. Bij het opstellen van de regeling zal dan ook altijd na moeten worden gegaan welke keuzevrijheid kan worden geboden, te denken valt aan eerder of later met pensioen, het opbouwen van extra pensioen of de uitruil van bijvoorbeeld partnerpensioen met ouderdomspensioen. Elk voordeel kent zijn nadeel Hoe kunnen we de voordelen van de verplichtstelling behouden en de nadelen verkleinen? Als de grote verplichtstelling verdwijnt wordt de opbouw van aanvullend pensioen afhankelijk van de kleine verplichtstelling. Dat wil zeggen dat werknemers op basis van de bij de werkgever geldende cao gebonden zijn pensioen op te bouwen. De vraag is echter voor hoeveel werkgevers die nog zal gelden op het moment dat er geen grote verplichtstelling meer is. Wanneer de eerste werkgevers uittreden heeft dit onherroepelijk gevolgen voor de achterblijvende werkgevers. Voor werkgevers vormt de premiebetaling immers vaak in meer of mindere mate een onzekere factor. Het draagvlak voor het fonds is wanneer de verplichtstelling vervalt geenszins zeker waardoor deze onzekerheid verder groeit. Het verdwijnen van de grote verplichtstelling zal dan ook onherroepelijk gevolgen hebben voor de mate waarin er op basis van een kleine verplichtstelling zal worden deelgenomen aan een pensioenregeling. Het eerste grote voordeel van de verplichtstelling is dat er door veel Nederlanders aanvullend pensioen wordt opgebouwd. Uiteraard kan er ook op een andere manier voor worden gezorgd dat er op grote schaal aanvullend pensioen wordt opgebouwd. Hiervoor zou kunnen worden gezorgd door het introduceren van een pensioenplicht. Het invoeren van een pensioenplicht impliceert echter ook dat een pensioenregeling aan minimumeisen moet voldoen. Op dit moment gelden dit soort minimumeisen niet. Het introduceren van minimumeisen herbergt het risico in zich dat bestaande en nieuwe pensioenregelingen zich richting dit minimum zullen bewegen. Daarnaast roept een dergelijk systeem allerlei vragen op. Wie maakt de keuze voor de uitvoerder? Hoe garandeer je dat ook slechte risico s tegen een redelijke prijs een goed pensioen opbouwen? Hoe zorg je er voor dat de slechte en goede risico s niet geconcentreerd zijn bij enkele pensioenuitvoerders? Hoe houd je de kosten laag? De grote achterliggende vraag is of een dergelijke oplossing niet meer problemen oplevert dan het oplost. Een ander groot voordeel van de verplichtstelling is dat door middel van de solidariteit een aanvullend pensioen 14

bereikbaar is voor zowel de goede risico s als de slechte risico s, jong/oud, gezond/ongezond, man/vrouw etc. Met name de solidariteit tussen jong en oud staat ter discussie. Er worden berekeningen gemaakt, wie er hoeveel teveel betaalt voor hetgeen men uiteindelijk aan pensioen krijgt uitgekeerd ten gunste van de ander. Dit is een goede zaak om inzicht te krijgen in de financieringsstromen. Zo kan er op basis van de feiten worden bezien welke financieringsstromen we accepteren en welke we onterecht vinden. Wat echter inherent is aan solidariteit is dat er altijd personen zijn die te veel betalen en dat er personen zijn die te weinig betalen. Als we erkennen dat het een groot goed is dat een aanvullend pensioen voor zo veel mogelijk mensen bereikbaar is, dan is vervolgens de vraag welke vormen van solidariteit daarin nuttig zijn. Marijke Colly Associate Director Institutional Business Development, APG Michiel van Leuvensteijn Senior Beleidsadviseur, APG Tenslotte is het behalen van schaalvoordelen een groot voordeel van de verplichtstelling. Deze schaalvoordelen kunnen ook worden bereikt wanneer meerdere werkgevers hun pensioenregelingen onderbrengen bij den Algemeen Pensioenfonds (Apf). Een Apf is een toekomstige pensioenuitvoerder waarin verschillende regelingen van werkgevers al dan niet geringfenced, kunnen worden ondergebracht. Dit levert schaalvoordelen met betrekking tot de administratie en het vermogensbeheer op. 10 Een Apf zou de nadelige gevolgen van afschaffing van de grote verplichtstelling dan ook kunnen beperken maar zeker niet wegnemen. Hoe dan ook zal het wegvallen van de grote verplichtstelling ertoe leiden dat grotere groepen mensen geen aanvullend pensioen opbouwen. Conclusie Al met al kan worden geconcludeerd dat er grote voordelen zitten aan zowel de grote als de kleine verplichtstelling. Het is daarbij desalniettemin goed om nauwkeurig te kijken naar de solidariteitskring, de solidariteitsstromen en uiteraard een passende regeling voor de doelgroep. Afschaffen van de verplichtstelling zou echter grote gevolgen hebben en creëert grotere problemen dan er nu beoogd worden om op te lossen. 10 consultatie voorontwerp van Wet algemeen pensioenfonds, 23 januari 2014 pensioenachtergrond 15

16

Solidariteit, sterkmaker of splijtzwam? Solidariteit hebben we al sinds de gilden gezien als sterkmaker. Maar is dat nog wel zo of wordt die veel geprezen solidariteit nu een splijtzwam die de continuïteit van het stelsel bedreigt? Dit artikel schetst op hoofdlijnen de ontwikkeling van het debat over solidariteit en verkent de vragen. S olidariteit en doorsneesystematiek: vanouds sterkmakers Al in de tijd van de gilden was via verplichte deelname van de gildebroeders (de werkgevers dus) solidariteit tussen en binnen generaties aan de orde. De aanwas van jongeren die daarmee deelden in de risico s van ouderen en die moest zorgen voor continuïteit en stabiliteit in uitkeringen, de risicospreiding (lees: solidariteit) tussen de patrons binnen het gilde (lees: de werkgevers) en het uitschakelen van free-rider gedrag en concurrentie op pensioensparen waren destijds de argumenten voor collectiviteit, (intergenerationele) solidariteit en verplichtstelling. Deze lijn is ten tijde van de industriële revolutie doorgetrokken door sociale werkgevers. Het delen van risico s in collectiviteit ( samen sta je sterk ) en in solidariteit (bescherming van zwak, iedereen doet mee ) werd gezien als efficiënt welbegrepen eigenbelang in een tijdsgewricht waarin het welzijn van de groep en maatschappij als geheel vanzelfsprekend werd gezien als goed voor iedereen. In dat tijdsgewricht was de totstandkoming in 1949 van de Wet Verplichte Deelneming Bedrijfstakpensioenfondsen een logisch gevolg. Bewust, in feite omwille van dezelfde argumenten als bij de gilden, werd marktwerking uitgeschakeld en werd de systematiek ingevoerd van doorsneeopbouw-doorsneepremie. Met een bewuste keuze om jong te laten meebetalen aan de pensioenopbouw van oudere werknemers en actieven en gepensioneerden hun risico s van langleven, kortleven en financiële schokken in een Defined Benefit stelsel te laten delen via het premiestuur. Zo zijn ook oudere werknemers en hun werkgevers verzekerd van een betaalbare pensioenopbouw en hoeven werkgevers elkaar niet te beconcurreren op jonge en dus pensioenachtergrond 17

Risico- of kanssolidariteit maakt het mogelijk dat het individu zich tegen faire marktprijzen betaalbaar kan verzekeren tegen risico s die hij alleen niet kan dragen. goedkope werknemers als het gaat om pensioen. En passant werd via de verplichte bedrijfstakregelingen een brede efficiënte pensioendekking gerealiseerd, juist ook voor de vele kleine werkgevers in een bedrijfstak. 1 Maar solidariteit en het doorsneesysteem zijn wel kwetsbaar Vanaf medio het vorige decennium begint tussen wetenschappers en experts de discussie over de houdbaarheid van de solidariteit in het pensioenstelsel en van de doorsneesystematiek. Studies 2 laten keer op keer een welvaartswinst zien van intergenerationele risicodeling boven cohort- of generatiestelsels of zelfs individuele stelsels. De welvaartswinst komt uit de combinatie van het premiestuur en het daardoor kunnen nemen van veel beleggingsrisico, ook voor gepensioneerden. Ook verschijnen in het midden van het vorige decennium publicaties over de nadelen van het doorsneesysteem. 3/4 Maar de studies geven ook inzicht in de kwetsbaarheden die meer en meer leiden tot kritiek. Collectiviteit omwille van schaal (kosten) en betere toegankelijkheid van beleggingsmarkten is onomstreden. En collectiviteit geeft een breed draagvlak voor risicodeling. Risico- of kanssolidariteit maakt het mogelijk dat het individu zich tegen faire marktprijzen betaalbaar kan verzekeren tegen risico s die hij alleen niet kan dragen. Kortlevenrisico, langlevenrisico en arbeidsongeschiktheid kunnen zo worden verzekerd zonder herverdeling op subjectieve aannames en verdeelregels. Dit laatste gebeurt wel bij wat we noemen overdrachtsolidariteit. En daarop grijpt de kritiek aan. Belangrijke criteria ter rechtvaardiging zijn solidariteit van sterk naar zwak en wederkerigheid, de richting van de solidariteit staat niet op voorhand vast cq degene die nu solidariteit geeft, ontvangt later weer in ongeveer gelijke mate solidariteit terug. Defined Benefit in combinatie met de doorsneesystematiek kent veel overdrachtsolidariteit, die niet (meer) aan de twee genoemde criteria voldoen. Een belangrijke voorbeeld van perverse solidariteit is die 1 zie bijvoorbeeld Van Nederveen Meerkerk en Peet, Een peertje voor de dorst, Geschiedenis van het Philips Pensioenfonds, Amsterdam, 2002 en Lutjens, E., Een halve eeuw solidariteit, 50 jaar Wet betreffende verplichte deelneming in een bedrijfspensioenfonds, Rijswijk/Amsterdam, VB en Prof. Dr. E. Lutjens, Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Pensioenrecht, Vrije Universiteit, Amsterdam, 17 maart 1999. 2 zie bijvoorbeeld Boender ea., Intergenerationele solidariteit en individualiteit in de tweede pensioenpijler: Een scenario-analyse, WRR werkdocument 114, s-gravenhage, 2000, Teulings, C.N. en C.G. de Vries, Generational Accounting, Solidarity and Pension Losses, De Economist, 154 (1), 63-83, 2006, Bonenkamp, J., Measuring lifetime redistribution in Dutch occupational pensions, CPB Discussion Paper 81, juni 2007 en Cui, J., F. De Jong en E.H.M. Ponds, The value of intergenerational tranfers within funded pension schemes, Discussion Papers 2005-022, Netspar. 3 zie bijvoorbeeld Bovenberg, A.L. en R. Jansweijer, Doorsneepremie bedreigt pensioenstelsel, Het Financieele Dagblad, 1 juli 2005, Vos, M. L. en M. Pikaart, Jongeren met pensioen: intergenerationele solidariteit anno 21e eeuw, NEA-paper 4, Netspar, 2007 en Bovenberg, A.L. en B. Boon, Now is the time. Overstap naar degressieve pensioenopbouw is nu wenselijk en mogelijk, NEA-paper 36, Netspar, 2010. 4 De bundel Kosten en baten van collectieve pensioensystemen onder redactie van S.G. van der Lecq en O.W. Steenbeek, Kluwer, 2006, geeft een mooi overzicht van de discussie over de meerwaarde van inter- en intragenerationele risicodeling en over de doorsneesystematiek. 18

van lager betaalden met hoger betaalden. Lagere sociale klassen leven beduidend korter dan de hogere klassen. De laatste krijgen veel langer pensioen uitgekeerd dan de eerste, maar ze betalen in de doorsneesystematiek hetzelfde. De vuilnisman betaalt voor de hoogleraar. Dit verschil in levensverwachting doet zich ook voor in de aow maar daaraan dragen via de gedeeltelijke fiscalisering hoger betaalden ruim meer bij dan lager betaalden. Mede daardoor is deze perverse solidariteit nog weinig in discussie. De echte splijtzwammen, solidariteit waarin wederkerigheid ontbreekt dan wel afneemt of onzeker is, zijn De afbouw van VUT-regelingen: jongeren betalen aan de affinanciering daarvan mee via de doorsneesystematiek, maar zullen er zelf nooit gebruik van maken. In 2005 zette dit voor het eerst de spotlight op de perverse keerzijde van solidariteit. In de doorsneesystematiek is sprake van solidariteit die ex-ante leidt tot herverdeling. Op voorhand betaalt jong voor oud en moet jong maar afwachten of hij straks, als hij oud is, zijn gegeven subsidie geheel terug ontvangt. Die wederkerigheid staat onder druk, waardoor de rechtvaardiging wegvalt. Pensioen wordt duurder bijvoorbeeld door de lagere rente of de hogere levensverwachting; de jongere geeft meer subsidie dan hij later op oudere leeftijd terug ontvangt; zijn eerst gegeven subsidie verwatert. Hetzelfde gebeurt bij versobering van de pensioenregeling. De eerst ingelegde subsidie verwatert bij ophogen van de pensioenleeftijd en verlaging van de opbouw. 5 De wederkerigheid loopt alleen rond als de werknemer in het systeem blijft. Vroege uittreders, bijvoorbeeld zij die zzp-er worden of zij die bij een werkgever in dienst te treden met een Defined Contribution regeling, zijn ex-ante slecht af. Late instromers zijn ex-ante goed af. De verschuiving in de demografie doet het premiedraagvlak versmallen en de werknemerspopulatie verouderen, de subsidielast voor de jongere deelnemer neemt steeds meer toe. Ook wat we noemen politieke risico s bedreigen de wederkerigheid. Er wordt herverdeeld op grond van Figuur 1 Jongere betaalt te veel, oudere te weinig: een omslagelement in de tweede pijler premie als percentage van salaris 30% 25% 20% 15% 10% 5% actuarieel benodigde premie werkelijk betaalde premie (doorsneepremie) 0% 25 30 35 40 45 leeftijd 50 55 60 65 5 Dit was jarenlang andersom door eindloon en achtereenvolgende regelingsverbetering. Oud kreeg toen meer terug dan ingelegd was. Dat verhoogde daarmee echter het risico voor de nieuwe jongeren. pensioenachtergrond 19

Kritiek en andere tijden zetten solidariteit en doorsneesystematiek onder druk Met de kritiek op overdrachtsolidariteit en doorsneesystematiek is ook de houdbaarheid van Defined Benefit in het geding. Immers, Defined Benefit drijft op zijn sterkmakers collectiviteit, intergenerationele solidariteit en verplichtstelling. De reden is op zich eenvoudig: andere tijden doen anders aankijken tegen solidariteit en het doorsneesysteem en geven voeding aan de kritiek. De splijtzwammen krijgen de ruimte hun werk te doen. subjectieve aannames, verdeelregels en politieke besluitvorming. Voorbeelden zijn de intransparantie rond buffers zonder eigendomsrechten en het risico van grepen in de kas, het sleutelen aan parameters en rentecurves door commissies en politieke besluitvorming daarover en het doorschuiven van tekorten, al dan niet door de politiek gestuurd. Het overgaan door de werkgever van Defined Benefit naar de reële ambitieovereenkomst (Defined Ambition 6 ) betekent een herverdeling tussen generaties, of de over het verleden opgebouwde aanspraken nu worden overgezet naar het nieuwe contract of dat ze achterblijven in een gesloten Defined Benefit fonds. Dit laatste gebeurt ook als de werkgever overgaat op een Defined Contribution regeling en het Defined Benefit fonds sluit. Kenmerkend voor de hang naar solidariteit, de invoering van de doorsneesystematiek en de opkomst van Defined Benefit zijn geweest: Een homogene samenleving. Een verzuilde samenleving met homogene leef- en arbeidspatronen. De mannelijke kostwinner, die zijn hele werkzame leven bij dezelfde werkgever c.q. in dezelfde bedrijfstak werkt en voor zijn gezin de kost verdient. Iedereen was onderdeel van en voelde zich verbonden met een grote groep gelijkgestemden. Weinig arbeidsmobiliteit en een sterke band van werkgever en actieven met gepensioneerden. Een sterk gevoel van solidair zijn met de zwakkere en iedereen doet mee. Verzorging en solidariteit winnen het van markt en marktwaardering. Het paradigma van het sociale contract. Een jonge beroepsbevolking met een nog zeer beperkte grijze druk. In zo n tijdgewricht is Defined Benefit ontstaan vanuit zorgplicht en met zekerheid van opgebouwde aanspraken bijna als een vanzelfsprekendheid. Dat ging hand in hand met de grote kracht van het premiestuur. Daardoor knelde de solidariteit van jong met oud niet en werd de kwetsbaarheid door de afhankelijkheid van nieuwe toetreders niet gevoeld. Solidariteit tussen en binnen groepen kwam niet ter discussie. De tijden zijn echter veranderd, waardoor de kwetsbaarheden en kritiek volop aan het licht komen. 6 in Tamerus, J.H, Defined Ambition, Academisch Proefschrift, Eburon, 2011, hfdst 11 wordt het concept van Defined Ambition beschreven. De reeële ambitieovereenkomst als beschreven in het Consultatiedocument dat afgelopen zomer door de staatssecretaris is gepubliceerd, beoogt een uitwerking te zijn van het zachte reeële contract uit het pensioenakkoord van 2010/2011, dat geënt is op het concept van Defined Ambition. 20

De commissie acht de grote verplichtstelling zo n essentiële sterkmaker dat het doorsneesysteem desnoods maar moet blijven, als loslaten het einde betekent van die grote verplichtstelling. De samenleving wordt pluriform. De verzuiling is verdwenen en heeft plaats gemaakt voor een variëteit aan leef- en arbeidspatronen. De wens tot differentiatie, keuzevrijheid en maatwerk neemt toe. Dat vraagt nadrukkelijk ook om eenvoud en transparantie. Intransparante subjectieve verdeelregels passen daar niet in en dat zet overdrachtsolidariteit onder druk. Of solidariteit echt afneemt is de vraag, maar duidelijk is wel dat de rechtvaardiging er van niet meer vanzelfsprekend is. De arbeidsmobiliteit is drastisch toegenomen. Je werkt zelden meer je hele werkzame leven bij dezelfde werkgever en gaat toevallig bij de laatste met pensioen. Die werkgever voelt zich daarom minder verantwoordelijk voor de gepensioneerden. Verzorging maakt plaats voor eigen verantwoordelijkheid. Het paradigma van het financiële contract gaat meer en meer een rol spelen. De grijze druk neemt snel toe en de beroepsbevolking veroudert, het premiestuur verliest snel zijn kracht. Boekhoudregels en marktwaardering in combinatie met een sterk veranderende demografie betekenen dat werkgevers de risico s van het premiestuur niet meer kunnen dragen. Discussie verschuift van wetenschap naar politiek In zijn rapport uit 2010 7 pleit de commissie Goudswaard om het stelsel te hervormen maar daarbij wel de sterkmakers collectiviteit, solidariteit en verplichtstelling te handhaven. Tegelijkertijd pleit de commissie echter ook voor het in kaart brengen van individuele eigendomsrechten (omwille van transparantie, differentiatie en maatwerk) en zet zij vraagtekens bij de houdbaarheid van de doorsneesystematiek. De commissie benoemt de kwetsbaarheden van het doorsneesysteem en geeft het alternatief van degressieve opbouw. Maar de commissie acht de grote verplichtstelling zo n essentiële sterkmaker dat het doorsneesysteem desnoods maar moet blijven, als loslaten het einde betekent van die grote verplichtstelling. Toenmalig Minister Donner deelde die conclusie en kondigde nader onderzoek aan. Recent heeft het CPB de resultaten van dat onderzoek gepresenteerd. 8 De lijn is niet anders dan in de eerdere studies en bij Goudswaard. De permanente overdracht van jong naar oud betekent bij de huidige rendementsverwachtingen en percentages van loon- en bevolkingsgroei zo n 8% pensioenderving. Voor vroege uittreders ligt dat beduidend hoger. De rechtvaardiging komt door de toenemende arbeidsmobiliteit, de toenemende heterogeniteit in de samenleving en de recente pensioenhervormingen (lees: versoberingen) 7 commissie Goudswaard, Een sterke tweede pijler, Naar een toekomstbestendig stelsel van aanvullende pensioenen, januari 2010. 8 cpb Notitie Eindrapportage Voor- en nadelen van de doorsneesystematiek, Centraal Planbureau, 28 oktober 2013. pensioenachtergrond 21