Sterfte in Drenthe. Sterfte over de periode 1999-2003



Vergelijkbare documenten
Levensverwachting en sterfte

Sterfte. Aantal sterfgevallen (per jaar) in Utrecht over de periode , uitgesplitst naar leeftijd, geslacht en wijk (Bron: CBS)

CBS: Steeds minder mensen overlijden aan een acuut hartinfarct

Regionale VTV Levensverwachting en sterftecijfers. Referent: Drs. M.J.J.C. Poos, R.I.V.M.

Feiten en cijfers. Beroerte. Aantal nieuwe patiënten met een beroerte. Definitie. Uitgave van de Nederlandse Hartstichting.

Op weg naar de speerpuntennotitie lokaal gezondheidsbeleid Boxmeer : Speerpunten voor Boxmeer?? Esther Hendriks 24 september 2009

Sterfte en ziekte in Utrecht

STERFTECIJFERS 2015 Cijfers Zorg en Gezondheid 15 December 2017

Zorg voor geest kost nog steeds het meest

Doodsoorzaak: Daling sterfte als gevolg van hart-en vaatziekte en stijging sterfte als gevolg van kwaadaardige kanker

INFOKAART OUDEREN EN ROKEN

Sterfte aan diabetes. Anouschka van der Meulen

Doodsoorzaak: Langzame daling van het aantal overledenen aan kanker of hart-en vaatziekte; in 2003 nog bijna 60%

afdeling Beleidsonderzoek en Geo Informatie

cijfers en feiten Hart- en vaatziekten bij vrouwen en mannen Uitgave van de Nederlandse Hartstichting februari 2011

Risico op sterfte door hart- en vaatziekten in 10 jaar tijd met 25 procent gedaald

61 Statistisch Jaarboek 2003 volksgezondheid volksgezondheid 4 Onderzoek & Statistiek gemeente Hengelo

Sterfte aan dementie. Anouschka van der Meulen en Ingeborg Keij-Deerenberg

volksgezondheid, hygiëne STATISTISCH JAARBOEK

Samenvatting Twente. 2 van 6 Kernboodschappen Twente. Versie 2, oktober 2013

Diversiteit en Gezondheid: Geslacht, SES, Etniciteit

Wijkgericht werken: doel of middel?

Sterfte in Den Haag in de periode

5. Sterfte en herkomst

STERFTECIJFERS 2012 Cijfers Zorg en Gezondheid 13 november 2014

Kernboodschappen Gezondheid Rijssen-Holten

Regionale VTV Bevolking. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Bevolking

Samenvatting Losser. 2 van 5 Twentse Gezondheids Verkenning Losser. Versie 1, oktober 2013

Sterfte aan hart- vaatziekten in dertig jaar gehalveerd Minder sterfte vooral door betere diagnostiek en behandeling

Nota: Invaliditeit Aantal en verdeling volgens ziektegroep

Overlijdensrisico s naar herkomstgroep: daling en afnemende verschillen

Factsheet gezondheid van vrouwen en mannen

Kernboodschappen Gezondheid Losser

deelrapport Levensverwachting en sterfte

Samenvatting Jong; dus gezond!?

gegevens van de mannen die aan het begin van het onderzoek nog geen HVZ en geen diabetes hadden.

Diversiteit in de Provinciale Staten

Cultuur-sensitieve aspecten in de zorg

Samenvatting Noaberkracht Dinkelland Tubbergen

Gezondheid in Friesland

Dikke darm kanker is een veelvoorkomende vorm van kanker. Enkele feiten op een rij:

matige alcohol consumptie gezondheid

Kernboodschappen Gezondheid Almelo

1894 zelfdodingen in 2016

Toekomstbestendige zorg in Noord-Brabant: Voorlopige resultaten. Dung Ngo MSc 15 december 2010

Kernboodschappen Gezondheid Dinkelland & Tubbergen

Kenmerken van wanbetalers zorgverzekeringswet

1 Epidemiologie van multipel myeloom en de ziekte van Waldenström

Regionale VTV Ziekten in de toekomst. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Ziekten in de toekomst

Omgevingsanalyse Urk

Kankerclusteronderzoek in het gebied rondom Vliegbasis Leeuwarden

Diversiteit in Provinciale Staten, Gedeputeerde Staten en Eerste Kamer in 2011

Gezondheidsverklaring

Kernboodschappen Gezondheid Enschede

FORUM Monitor Allochtonen op de arbeidsmarkt: effecten van de economische crisis 2 e kwartaal 2009

Wetenschappelijke onderbouwing Nederlandse voedingsrichtlijnen

Factsheet Indicatie zorgvraag Amsterdam 2030 Prognoses van functioneren en chronische aandoeningen 1

Gezondheidsprofiel Groningen 2010

Artikelen. Sterftekansen en doodsoorzaken van niet-westerse allochtonen. Joop Garssen 1), Vivian Bos 2), Anton Kunst 2) en Anouschka van der Meulen 1)

De sterftecijfers voor het jaar 2013 worden vandaag gepubliceerd.

10. Veel ouderen in de bijstand

Gezondheidsindicatoren 2005 Vlaams Gewest. Algemene sterftecijfers

Samenvatting Volwassenen en hun gezondheid

Mortaliteitsstatistieken in het Brussels Hoofdstedelijk Gewest

Hart- en vaataandoeningen zijn de belangrijkste doodsoorzaak bij vrouwen in de Westerse wereld. Daarom moeten we werk maken van:

INFOBLAD. Meeste invloed. Gezond leven

Feiten en Fabels. over risicofactoren voor kanker. Dr.ir. A. Pijpe, epidemioloog Afd. Psychosociaal onderzoek en Epidemiologie

V OEDING. De juiste keuzes. om de risico s te verminderen EN KANKER

Allochtonen op de arbeidsmarkt

Gezondheidsindicatoren Vlaams Gewest. Kanker en andere nieuwvormingen

Demografische gegevens ouderen

fluchskrift Vergrijzing in Fryslân neemt toe Aantal senioren sterk gestegen Aantal 65-plussers in Fryslân, /2012

Regionale VTV Roken. Regionale Volksgezondheid Toekomst Verkenning 2011 Hart voor Brabant Deelrapport Roken

Kernboodschappen Gezondheid Wierden

Passantentarieven Medisch Centrum de Veluwe 2015

Sterftecijfers (HSMR & SMR) 2012 Albert Schweitzer ziekenhuis Dordrecht

Deel II: Gezondheidstoestand

Langdurige werkloosheid in Nederland

Declaratiecode Zorgproductcode Lekenomschrijving Totaal bedrag 15A Diagnostiek bij Prostaatkanker 1.070,00 15A Behandeling

8. Werken en werkloos zijn

samenvatting de belangrijkste vraagstellingen van dit proefschrift zijn:

Kernboodschappen Gezondheid Oldenzaal

Nederlandse samenvatting. Tweede primaire tumoren en excessieve sterfte na retinoblastoom

Tarieven 2014 Antoni van Leeuwenhoek Ingangsdatum: 1 april 2014

Kernboodschappen Gezondheid Borne

Spreekbeurt Nederlands Kanker

Samenvatting en beschouwing

K I N D E R E N O N D E R Z O E K : J A A R

socio-demografie jongeren geslacht leeftijd woonplaats 4 grote steden en per provincie afkomst opleiding religie

Kernboodschappen Gezondheid Haaksbergen

oerdijk fir v6v tm oernff nte RAADSINFORMATIEBRIEF

Kanker. Inleiding. 1. Wat is kanker eigenlijk? 2. Verschillende soorten kanker

2. Groei allochtone bevolking fors minder

Zorg in de G4; Verschillen tussen zorg in de G4 en daarbuiten

Niet-westerse allochtonen behoren minder vaak tot de werkzame beroepsbevolking 1) Arbeidsdeelname niet-westerse allochtonen gedaald

Hart en Vaataandoeningen, Leefstijlziektes? of! Leo Schrijvers Cardioloog

Voeding en gezondheid

Rapport ziekte en sterftegegevens regio Dessel,-Mol-Retie. Dr. Vera Nelen Provinciaal Instituut voor Hygiëne, Antwerpen

Passantentarieven Medisch Centrum de Veluwe Tarieven per 1 januari 2013

Rapport Maastricht UMC+ HSMR 2016

Transcriptie:

Sterfte in Sterfte over de periode 9-00

Sterfte in Sterfte over de periode 9-00 December 006 C.A. Bos, epidemioloog N. van Zanden, epidemioloog GGD Overcingellaan 90 LA tel. 059 0600 www.ggddrenthe.nl

INHOUDSOPGAVE Samenvatting...5. Inleiding.... Aanleiding.... Achtergrond van sterfteregistratie.... Regionale sterfte.... De bevolking van...9. Sterfte.... Totale sterfte..... Totale sterfte in..... Totale sterfte in.... Sterfte naar doodsoorzaak..... Sterfte aan hart- en vaatziekten...... Sterfte aan subgroepen hart- en vaatziekten... 5.. Sterfte aan nieuwvormingen (kanker)... 6... Sterfte aan subgroepen van kanker... 8.. Sterfte aan ziekten van ademhalingsorganen... 0.. Sterfte aan niet-natuurlijk doodsoorzaken... Bijlage...5

Samenvatting In totaal zijn gedurende de periode 9-00 in 8 vrouwen en 60 mannen overleden, dit komt neer op een gemiddelde sterfte van mannen en 80 vrouwen per jaar. De sterfte bij mannen ligt % onder het landelijk gemiddelde. Mannen in overlijden op een gemiddeld iets jongere leeftijd dan landelijk en de levensverwachting van mannen in is.5 jaar, tegen. jaar landelijk. De sterfte bij vrouwen in ligt significant onder het landelijk gemiddelde (%), terwijl ze overlijden op een gemiddeld significant latere leeftijd dan landelijk. Drentse vrouwen worden gemiddeld 80.5 jaren oud, tegen 9.5 jaar voor de se vrouwen. Een significant lagere sterfte gecombineerd met een hogere levensverwachting geeft aan dat in de toekomst geconfronteerd zal worden met, in vergelijking met, meer chronisch zieken en een grotere vraag naar zorg. Hart- en vaatziekten is qua omvang nog steeds de belangrijkste doodsoorzaak. Van de mannen in die gedurende de jaren 9-00 zijn overleden, stierf % aan hart en vaatziekten. Van de vrouwen stierf 5% aan hart en vaatziekten. Gemiddeld overleden er in gedurende de jaren 9-00 9 mannen en 5 vrouwen per jaar aan hart- en vaatziekten. De sterfte aan hart- en vaatziekten in lag zowel bij de mannen als bij de vrouwen onder het landelijk gemiddelde. Kanker is qua omvang de op één na belangrijkste doodsoorzaak. Van de overleden mannen stierf % aan de gevolgen van kanker, van de overleden vrouwen 6%. Gemiddeld overlijden per jaar in 56 mannen en 56 vrouwen aan kanker. Longkanker is de meest voorkomende vorm van kwaadaardige kanker bij mannen. Ruim % van de totale sterfte bij mannen in wordt veroorzaakt door longkanker. De sterfte aan longkanker bij mannen ligt met 8% significant boven het landelijk gemiddelde. De sterfte aan longkanker bij vrouwen uit ligt 5% onder het landelijk gemiddelde. Bij de se mannen was een daling van de absolute sterfte aan longkanker te zien van 6589 mannen in 9 tot 656 mannen in 00, bij se vrouwen een stijging van 6 in 9 tot 0 vrouwen in 00. In zijn deze trends nog niet waar te nemen. Hier zijn twee mogelijke oorzaken voor aan te wijzen: ten eerste door de relatief kleine bevolkingsomvang van zijn jaarlijkse fluctuaties duidelijker zichtbaar dan bij de totale se bevolking. Daarnaast kan er sprake zijn van een naijleffect. De trend van daling van de bruto sterfte bij se mannen en de stijging van de bruto sterfte bij se vrouwen heeft nog niet bereikt. Een dergelijk fenomeen was ook te zien bij de sterfte aan hart- en vaatziekten in de jaren 80 en 90 van de vorige eeuw. De daling van de sterfte aan hart- en vaatziekten trad voor geheel een aantal jaren eerder op dan voor. Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. Jaarlijks overlijden er in vrouwen aan borstkanker. Dit komt overeen met ongeveer 5% van de totale sterfte bij vrouwen uit. Gedurende de periode 9-00 zijn in mannen en vrouwen aan dikke darmkanker overleden. Deze sterfte ligt zowel bij mannen als bij vrouwen significant boven het landelijke gemiddelde, bij mannen 6%, bij vrouwen 8%. Oorzaak voor deze hogere sterfte moet mogelijk gezocht worden in voedingspatronen. Een hoge consumptie van verzadigd vet zou het risico op darmkanker verhogen, evenals consumptie van rood vlees en vleeswaren. Met uitzondering van de gemeenten en ligt in alle gemeenten de sterfte ten gevolge van wegverkeersongevallen boven het landelijk gemiddelde. Gedurende de 5-jaars periode 9-00 zijn in 65 mannen en 59 vrouwen overleden ten gevolge van wegverkeersongevallen. Voor de gehele provincie geldt dat de sterfte aan wegverkeersongevallen % boven het landelijk gemiddelde ligt. - 5 -

- 6 -

. INLEIDING. Aanleiding Op basis van de Wet collectieve preventie volksgezondheid dient elke gemeente inzicht te hebben in de gezondheidssituatie van de lokale bevolking, teneinde het lokale gezondheidsbeleid vorm te kunnen geven. Voor een goed gezondheidsbeleid is inzicht in de gezondheidssituatie van de lokale bevolking noodzakelijk, waarbij de gezondheidssituatie beschreven kan worden in termen van ziekten en gezondheidsproblemen. Met andere woorden: het gaat in feite om de ongezondheid van de bevolking. Met gezondheid wordt dan ook niet alleen ziek zijn bedoeld. In ruime zin kan ongezondheid ook het niet goed functioneren in zowel lichamelijke als geestelijke zin omvatten. Voor het wel of niet gezond zijn, zijn een groot aantal factoren verantwoordelijk. Over het algemeen worden de volgende factoren (ook wel determinanten van gezondheid genoemd) onderscheiden: - biologische factoren; - sociale en maatschappelijke omgeving; - leefstijl en leefwijze; - gezondheidszorgvoorzieningen Voor het beschrijven van de gezondheidssituatie van de bevolking is informatie over al deze aspecten van belang. Daarnaast kunnen gegevens over de regionale sterfte additionele informatie geven over de gezondheidssituatie van de lokale bevolking.. Achtergrond van sterfteregistratie Sinds het einde van de 9 e eeuw vindt een systematische registratie van doodsoorzaken plaats. Nadat iemand is overleden wordt de doodsoorzaak ingevuld op een formulier opgestuurd naar het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) te Den Haag. Aldaar worden de doodsoorzaken geclassificeerd volgens de BELDO-lijst. In de BELDO-lijst zijn doodsoorzaken door de World Health Organisation (WHO) ingedeeld in hoofdgroepen en 55 subgroepen. Naast de doodsoorzaak worden ook leeftijd, geslacht en woonplaats gecodeerd. Door het vastleggen van deze gegevens biedt de doodsoorzakenstatistiek een goede mogelijkheid voor het vaststellen van regionale gezondheidsverschillen, dit ondanks het feit dat de statistieken een aantal onzuiverheden kunnen bevatten. Bijvoorbeeld het vaststellen van de werkelijke oorzaak van overlijden is niet altijd eenvoudig. Een studie onder een aantal se huisartsen toonde aan dat bij twijfel vaak symptomen en onvolledig ziektebeelden als doodsoorzaak wordt aangegeven. De plaats waar een individu overlijdt kan ook van invloed zijn op de nauwkeurigheid van de doodsoorzakenstatistiek. Voor eenzelfde doodsoorzaak kunnen verschillende doodsoorzaken worden opgegeven indien het overlijden thuis plaats vindt, of in een regionaal ziekenhuis of een academisch ziekenhuis. Uit het bovenstaande blijkt dat om een aantal redenen in een doodsoorzakenstatistiek onzuiverheden kunnen voorkomen. Ook om een aantal andere redenen moet bij het interpreteren van sterftecijfers een aantal beperkingen in het oog worden gehouden: - sterftecijfers zeggen weinig over (chronische) niet-dodelijke ziekten - verschillen in sterftecijfers tussen twee bevolkingsgroepen zeggen relatief weinig over de oorzaak van deze verschillen Desondanks kunnen deze statistieken gebruikt worden bij de ontwikkeling van een regionaal gezondheidsprofiel. Ze moeten beschouwd worden als een grove maat om gezondheidsverschillen per regio op te sporen.. Regionale sterfte In is voor de drie toenmalige Drentse GGD-en voor het eerst een sterfteanalyse uitgevoerd. Het betrof een analyse van de sterftecijfers over de jaren 98-988. De belangrijkste uitkomsten van deze analyses waren: - er was in over de jaren 98-988 een oversterfte aan hart- en vaatziekten. In de regio Zuidwest lag de sterfte zowel bij mannen als bij vrouwen aan hart- en vaatziekten rond het landelijk niveau, in de regio Noord en Midden lag bij mannen de sterfte % boven het landelijk gemiddelde, bij vrouwen 9% boven het landelijk gemiddelde. In de regio Zuidoost lag bij mannen de sterfte aan hart- en vaatziekten ruim 0% boven het landelijk gemiddelde, bij vrouwen % boven het landelijk gemiddelde. - -

- Qua omvang waren kwaadaardige vormen van kanker, na de sterfte aan hart- en vaatziekten, de tweede belangrijkste doodsoorzaak, waarbij bij mannen de grootste sterfte plaats vond aan longkanker, bij vrouwen aan borstkanker. - Over de periode 98-988 lag het sterftecijfer voor zelfdoding bij mannen in de regio s Noord en Midden en Zuidwest significant boven het landelijk gemiddelde. In Noord en Midden lag de sterfte aan zelfdoding bij mannen 56% boven het landelijk gemiddelde, in Zuidwest % boven het landelijk gemiddelde. Ook de sterfte voor zelfdoding bij vrouwen lag in beide regio s (niet significant) boven het landelijk gemiddelde (respectievelijk 8% en 0%). In de regio Zuidoost lag de sterfte aan zelfdoding onder mannen % boven het landelijk gemiddelde en bij vrouwen % onder het landelijk gemiddelde. In deze rapportage worden de sterftecijfers voor de Drentse gemeenten en geheel gegeven voor de 5-jaars periode 9-00. Zoals beschreven staat in hoofdstuk. worden de doodsoorzaken ingedeeld in hoofdgroepen en 55 subgroepen. In hoofdstuk wordt de totale sterfte (de sterfte aan alle doodsoorzaken gezamenlijk) en de sterfte aan de vier kwantitatief belangrijkste doodsoorzaken beschreven. In de bijlage wordt de sterfte, op provinciaal niveau, aan alle hoofdgroepen gegeven en de sterfte aan een beperkt aantal subgroepen. Van een aantal hoofdgroepen en subgroepen worden ook gegevens op gemeentelijk niveau gepresenteerd. Cijfers over hoofdgroepen en subgroepen waaraan de sterfte klein is, zijn weggelaten vanwege de jaarlijkse en gemeentelijke fluctuaties. - 8 -

. DE BEVOLKING VAN DRENTHE In deze paragraaf wordt een aantal achtergrondkenmerken van de bevolking van de Drentse gemeenten en de totale provincie besproken. Deze kunnen een verklaring geven voor eventuele sterfteverschillen tussen en. Bevolkingsaantallen In 9 telde de provincie op januari 609 inwoners, op december 00 was dit aantal met,% toegenomen tot 85. Gedurende dezelfde periode nam het aantal inwoners van toe met,%. De grootste bevolkingsaanwas vond plaats in, gevolgd door. In deze gemeenten nam de bevolking met respectievelijk,9% en,9% toe. De gemeente kende de geringste bevolkingstoename in, nl.,%. Zoals blijkt uit tabel wijkt de bevolkingstoe- of afname in de verschillende leeftijdsgroepen in af van de landelijke cijfers. Procentueel gezien is de bevolkingsafname in bij 0-9 jarigen ruim 5% hoger dan landelijk. Mogelijke oorzaken hiervoor zijn het beperkt aantal hogere opleidingsmogelijkheden in en verschillen in de arbeidsmarkt tussen en geheel. Vanaf 65 jaar blijkt de bevolking van de afgelopen vijf jaar relatief forser te zijn gegroeid dan. Het aantal inwoners van 65 jaar en ouder steeg in met 8,%, tegen een stijging van 5,6% voor geheel. Tabel. Aanwezige bevolking naar leeftijd in en op januari 9 en december 00. jaren jan 9 dec 00 verschil jan 9 dec 00 Verschil 0-9 0-9 0-6 65-5 + 90 58 6 066 858 690 05 8 098,% -5,6% 5,6% 6,%,% 898 0669 5880 90 908 9855 9806 805 689 5,8% -,% 6,0%,9%,8% Etniciteit Het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) rekent personen tot de groep allochtonen als tenminste één van de ouders in het buitenland is geboren. Allochtonen die zelf in het buitenland zijn geboren vormen de eerste generatie en allochtonen die in zijn geboren de tweede generatie. Het percentage eerste en tweede generatie allochtonen ligt in aanzienlijk onder de landelijke cijfers. 8,% van de Drentse bevolking was op december 00 een eerste of tweede generatie allochtoon. Dit percentage lag landelijk op 9,0%. Een ander belangrijk verschil tussen en is dat in verhoudingsgewijs veel meer westerse allochtonen en veel minder nietwesterse allochtonen wonen. Van de allochtonen die in wonen, is 6% een westerse allochtoon. Landelijk is % van de allochtonen een westerse allochtoon. Van de allochtonen in is 6% van niet-westerse afkomst, landelijk is meer dan de helft (5%) van niet-westerse afkomst. - 9 -

- -

. STERFTE In dit hoofdstuk wordt de sterfte van de belangrijkste doodsoorzaken in en de Drentse gemeenten beschreven over de periode 9 tot en met 00. In de bijlage worden cijfers gepresenteerd over alle doodsoorzaken. Op basis van de gegevens die het CBS verkrijgt over de overledenen kunnen de volgende sterftematen worden berekend: Absolute aantal overledenen: dit is het werkelijk aantal overledenen per tijdseenheid. De absolute sterfte is een maat voor de omvang van een bepaalde doodsoorzaak. Bruto sterfte: dit wordt gedefinieerd als het gemiddeld aantal overledenen per.000 inwoners gedurende een bepaalde periode. Door de sterfte te berekenen per.000 inwoners kunnen populaties van verschillende grootte, bijvoorbeeld en, met elkaar worden vergeleken. Doordat de bruto sterfte geen rekening houdt met de leeftijdsopbouw van de bevolkingen kan wel een vertekening ontstaan. Gestandaardiseerde sterfte: om de sterfte tussen bevolkingen met een verschillende leeftijdsopbouw te kunnen vergelijken, wordt de Standard Mortality Ratio (SMR) gebruikt. De SMR is een maat voor de sterfte in een bepaalde indexpopulatie (regio of gemeente) ten opzichte van een standaardpopulatie (in dit geval ). Bij het berekenen van de SMR wordt zowel gecorrigeerd voor verschillen in populatieomvang als leeftijdsopbouw tussen de index- en de standaardpopulatie. De SMR geeft aan of er sprake is van ondersterfte of oversterfte. Voor bedraagt waarde van de SMR altijd. Indien de SMR in of in een gemeente hoger is dan, dan is er sprake van oversterfte, is de SMR lager dan, dan is er sprake van ondersterfte. Bij een SMR in van 9 is de sterfte in % lager dan de sterfte in. Behalve de SMR, wordt ook het betrouwbaarheidsinterval van de SMR berekend. Met behulp van het betrouwbaarheidsinterval kan worden nagegaan of een verschil in SMR tussen bijvoorbeeld en berust op toeval of niet. Geeft het betrouwbaarheidsinterval aan dat het verschil kan berusten op toeval dan is het verschil niet-significant, geeft het betrouwbaarheidsinterval aan dat het verschil niet berust op toeval, dan noemen we dat verschil significant. De gestandaardiseerde sterfte van de doodsoorzaken 9-00 van de Drentse gemeenten worden weergegeven in een geografische kaart, opdat in één oogopslag verschillen tussen gemeenten en/of regio s kunnen worden gezien. De SMR s worden hierbij opgedeeld in een vijftal groepen, elk met een eigen specifieke kleur: <% onder het landelijk gemiddelde -% onder het landelijk gemiddelde ongeveer het landelijk gemiddelde ± % -% boven het landelijk gemiddelde >% boven het landelijk gemiddelde. Totale sterfte.. Totale sterfte in Per jaar overlijden er in ongeveer 66.000 mannen en 0.000 vrouwen. Het aantal sterfgevallen bij vrouwen is groter, omdat de bevolking meer vrouwen dan mannen telt. De meeste sterfgevallen vinden plaats op hogere leeftijden. In 00 was de leeftijd waarop de meeste mensen overleden 8 jaar. In de toekomst zal de absolute sterfte door de naoorlogse geboortegolf naar verwachting verder toenemen van ruim 6.000 in 00 naar 5.000 in 050. Deze toename heeft te maken met de groei en vergrijzing van de bevolking in. Er bestaan in aanzienlijke verschillen in gezondheid naar sociaal-economische status (SES). De SES is daarbij gemeten naar opleiding, inkomen of beroepsniveau. Lager opgeleide mannen en vrouwen leven gemiddeld respectievelijk.9 jaar en.6 jaar korter dan hoog opgeleiden. Het RIVM heeft berekend dat, na correctie voor leeftijdsverschillen, de sterfte onder mannen in de armste buurt van ruim % hoger is dan onder mannen in de rijkste buurt van het land. Voor vrouwen is de sterfte in de armste buurt % hoger dan in de rijkste buurt. - -

De sterfte onder Turkse, Surinaamse en Antilliaanse mannen is ongeveer 5% hoger dan onder autochtone mannen, na correctie voor leeftijdsverschillen tussen de populaties. Marokkaanse mannen daarentegen hebben een 5% lager sterfterisico dan autochtonen. Bij vrouwen zijn de verschillen kleiner. Alleen Surinaamse en Antilliaanse vrouwen lopen een groter sterfterisico. Deze verschillen worden deels veroorzaakt doordat allochtonen over het algemeen een lagere sociaal-economische status hebben. Fig.. Totale sterfte per provincie, 00, per.000 inwoners Zeeland Limburg Groningen Friesland Zuid-Holland Overijssel Gelderland NEDERLAND Noord-Holland Brabant Utrecht Flevoland 0 6 8.. Totale sterfte in Absolute en bruto sterfte Gedurende de vijfjaarsperiode 9-00 zijn in gemiddeld per jaar mannen en 80 vrouwen overleden. Totaal overleden gedurende deze periode 50 inwoners van. In tabel staat de gemiddelde absolute sterfte voor de Drentse gemeenten per jaar weergegeven. De bruto sterfte is het gemiddeld aantal overledenen per.000 inwoners gedurende een bepaalde periode. Omdat bij de bruto sterfte geen rekening wordt gehouden met verschillen in leeftijdsopbouw tussen populaties, ligt de bruto sterfte voor alle doodsoorzaken gezamenlijk zowel voor mannen als vrouwen in hoger dan in. De bruto totale sterfte van mannen in is 986, tegen 868 voor geheel. Voor Drentse vrouwen bedraagt de totale bruto sterfte 909. Voor se vrouwen bedroeg de totale bruto sterfte 868. Tabel. Jaarlijkse absolute totale sterfte van mannen en vrouwen 9-00 gemiddelde jaarlijkse absolute sterfte mannen vrouwen Midden- 58 8 59 6 6 5 6 8 59 505 0 50 5 8 9 689 80 5 - -

Gestandaardiseerde sterfte Voor het vergelijken van de sterfte in met de sterfte onder de se bevolking is de Standardized Mortality Ratio (SMR) gebruikt. Bij het berekenen van de SMR wordt gecorrigeerd voor verschillen in bevolkingsomvang en leeftijdsopbouw tussen en. Zoals blijkt uit tabel ligt de gestandaardiseerde totale sterfte onder vrouwen in gedurende de periode 9-00 % onder de landelijk sterfte. Bij de mannen ligt deze sterfte in % onder het landelijk cijfer. Tabel. Totale sterfte (SMR) in over de periode 9-00 SMR mannen vrouwen Midden- * 86 90 9 80 * 9 9 90 90 9 9 * significant afwijkend van 96 * Bij het berekenen van de SMR wordt geen rekening gehouden met de leeftijd van overlijden. Bij het concept van verlies aan levensjaren wordt het tijdstip van overlijden wel in de berekening betrokken. Het kenmerk van het verlies aan levensjaren is dat aan de sterfte op jongere leeftijd meer gewicht wordt toegekend dan aan sterfte op oudere leeftijd. Uit de analyses voor verlies aan levensjaren blijkt dat de sterfte van mannen in een iets hoger verlies aan levensjaren oplevert dan landelijk. Dit betekent dat mannen in gemiddeld op een iets jongere leeftijd overlijden dan landelijk. Rekening houdend met de leeftijd van overlijden kan ook de levensverwachting berekend worden. De levensverwachting voor mannen in is.5 jaar, tegen. jaar voor geheel. Het verlies aan levensjaren bij vrouwen in wijkt echter significant af van het landelijke cijfer. Gedurende de periode 9-00 zijn vrouwen in gemiddeld op een latere leeftijd overleden dan se vrouwen. De levensverwachting van vrouwen in is hoger dan landelijk. Drentse vrouwen worden gemiddeld 80.5 jaren oud, tegen 9.5 jaar voor de se vrouwen. Fig.. Totale sterfte bij mannen per Fig.. Totale sterfte bij vrouwen per gemeente in vergelijking met gemeente in vergelijking met 9-00 9-00 - -

. Sterfte naar doodsoorzaak Gedurende de vijfjaarsperiode 9-00 zijn in 0550 personen overleden. De belangrijkste doodsoorzaak was, zowel voor mannen als voor vrouwen, hart- en vaatziekten, gevolgd door nieuwvormingen (kanker en goedaardige tumoren). Van alle overleden mannen in stierf % aan hart- en vaatziekten en % aan kanker. Voor se vrouwen bedroegen deze percentages: 5% voor hart- en vaatziekten en 5% voor kanker. Van de 60 Drentse mannen die gedurende de vijfjaars periode 9-00 overleden, overleed % aan hart- en vaatziekten en % aan kanker. Van de 8 overleden Drentse vrouwen overleed 5% aan de gevolgen van hart- en vaatziekten en 6% aan kanker... Sterfte aan hart- en vaatziekten De hoofdgroep hart- en vaatziekten wordt onderverdeeld in drie subgroepen: - ziekten van de kransvaten (coronaire hartziekten). Acuut hartinfarct valt in deze subgroep; - overige hartziekten; - hersenvaatletsels (CVA, inclusief hersenbloeding en herseninfarct); Absolute sterfte Gedurende de vijfjaarsperiode 9-00 zijn in gemiddeld per jaar 9 mannen en 5 vrouwen overleden aan hart- en vaatziekten (tabel ). Landelijk zijn gedurende deze vijfjaarsperiode meer vrouwen dan mannen overleden aan hart- en vaatziekten. Tabel. Gemiddelde jaarlijkse absolute sterfte aan hart- en vaatziekten gemiddelde jaarlijkse absolute sterfte mannen vrouwen Midden- 90 6 89 8 58 8 55 9 8 55 6 5 5 8 9 58 8 9 5 506 Gestandaardiseerde sterfte Na correctie voor verschillen in leeftijdsopbouw blijken in verhoudingsgewijs minder mannen en minder vrouwen te overlijden aan hart- en vaatziekten dan landelijk. - -

Tabel 5. Sterfte (SMR) aan hart- en vaatziekten in over de periode 9-00 SMR mannen vrouwen Midden- * 86 * 9 * 9 80 * * 9 9 9 * 90 * * 9 9 * significant afwijkend van 96 * Voor mannen in ligt de sterfte aan hart- en vaatziekten % onder het landelijk gemiddelde, bij vrouwen ligt de sterfte met % significant onder het landelijk gemiddelde. Zoals blijkt uit tabel 5 is bij mannen de sterfte aan hart- en vaatziekten in significant hoger dan landelijk, in de gemeenten en significant lager dan landelijk. Voor vrouwen in is er een significante oversterfte aan hart- en vaatziekten, in,, Midden en een significante ondersterfte aan hart- en vaatziekten. Fig.. Sterfte aan hart- en vaatziekten Fig. 5. Sterfte aan hart- en vaatziekten bij mannen in vergelijking met bij vrouwen in vergelijking met 9-00 9-00... Sterfte aan subgroepen hart- en vaatziekten Bij de mannen was de sterfte aan de ziekten van de kransvaten de belangrijkste doodsoorzaak onder de hart- en vaatziekten. Bij de vrouwen was de sterfte aan hersenvaatletsels de voornaamste doods-oorzaak onder de hart- en vaatziekten. Absolute en bruto sterfte Gedurende de periode 9-00 zijn in jaarlijks 6 mannen overleden aan ziekten van de kransslagaderen, dit komt overeen met % van alle mannen die zijn overleden aan de gevolgen van harten vaatziekten. De gemiddelde jaarlijkse sterfte aan ziekten van de kransslagaderen bij vrouwen 5. Dit komt overeen met 0% van de totale sterfte aan hart- en vaatziekten. - 5 -

De ziekten van de kransslagaderen zijn onderverdeeld in een aantal subgroepen, waaronder acuut hartinfarct. Gemiddeld overleden er in per jaar 5 mannen en 0 vrouwen aan een acuut hartinfarct. Ruim 0% van de vrouwen in die overleden aan hart- en vaatziekten, overleden aan hersenvaatletsels. Dit percentage bedroeg voor mannen 0%. Zoals blijkt uit figuur 6 is in de bruto sterfte aan ziekten van de kransvaten gedurende de periode 9-00 bij zowel mannen als vrouwen afgenomen. Ook in is bij vrouwen een afname van de bruto sterfte aan ziekten van de kransvaten te constateren. De afname van de bruto sterfte bij vrouwen in komt overeen met de afname van de sterfte bij vrouwen in. De afname van de bruto sterfte van ziekten van de kransvaten van mannen in blijft echter achter bij de afname van deze sterfte van mannen in. Ondanks deze afname van de bruto sterfte aan ziekten van de kransvaten zal, uitgaande van alleen demografische ontwikkelingen, het absoluut aantal personen met een coronaire hartziekte tussen 000 en 00 met % stijgen. Figuur 6. Bruto sterfte aan ziekten van kransvaten 9-00 0 60 50 90 80 0 9 000 00 00 00 Ned.man Ned.vrouw Dr. man Dr. vrouw Gestandaardiseerde sterfte Na correctie voor verschillen in leeftijdsopbouw blijken in verhoudingsgewijs meer mannen en minder vrouwen te overlijden aan ziekten van de kransslagaderen dan landelijk. Zowel voor mannen als vrouwen is het verschil ten opzichte van de landelijke cijfers niet significant. Wel significant is de oversterfte bij mannen aan acuut hartinfarct. Tabel 6. Sterfte (SMR) aan belangrijkste subgroepen hart- en vaatziekten in 9-00 zkt. v. kransslagaderen acuut hartinfarct hersenvaatletsels (CVA) mannen vrouwen mannen vrouwen mannen vrouwen 98 8 * 98.. Sterfte aan nieuwvormingen (kanker) De hoofdgroep nieuwvormingen omvat zowel goedaardige als kwaadaardige vormen van kanker. De kwaadaardige vormen van kanker zijn de belangrijkste subgroep van nieuwvormingen. Van de mannen die aan kanker overlijden, overlijdt ruim 9% aan kwaadaardige vormen van kanker. Voor vrouwen bedraagt dit percentage 96%. Onder de kwaadaardige nieuwvormingen vallen 9 verschillende subgroepen. Kwantitatief de belangrijkste subgroepen zijn voor mannen longkanker, prostaatkanker en kanker aan de dikke darm, voor vrouwen borstkanker, longkanker en dikke darmkanker. - 6 -

Absolute sterfte Gedurende de vijfjaarsperiode 9-00 zijn in gemiddeld per jaar 56 mannen en 56 vrouwen aan kanker overleden. Van de mannen in die gedurende de periode 9-00 aan kanker zijn overleden, overleed % aan longkanker, % aan de gevolgen van prostaatkanker en 9% aan kanker van de dikke darm. Ruim 0% van de vrouwen in die overleden aan kanker, overleed aan borstkanker, % aan longkanker en eveneens % aan kanker van de dikke darm. Gestandaardiseerde sterfte Na correctie voor verschillen in leeftijdsopbouw tussen en blijken er verhoudingsgewijs in gedurende de periode 9-00 significant meer mannen te zijn overleden aan kanker dan in. De kankersterfte onder mannen ligt in % boven het landelijk gemiddelde. De gestandaardiseerde sterfte aan kanker onder vrouwen in lag gedurende deze periode % onder het landelijke cijfer. Tabel. Sterfte (SMR) aan kanker in over de periode 9-00 SMR mannen vrouwen Midden- 89 * * * 9 9 9 98 9 8 86 8 8 * significant afwijkend van * 98 Fig.. Sterfte aan kanker Fig. 8. Sterfte aan kanker bij mannen in vergelijking met bij vrouwen in vergelijking met 9-00 9-00 Bij de kankersterfte onder mannen in is het opvallend dat in de steden en de kankersterfte significant boven het landelijk gemiddelde ligt (respectievelijk % en % boven het landelijk gemiddelde), terwijl de kankersterfte onder mannen in met % onder het landelijk gemiddelde ligt. - -

... Sterfte aan subgroepen van kanker In dit hoofdstuk wordt de sterfte aan de kwantitatief belangrijkste vormen van kanker weergegeven. De sterfte aan andere vormen van kanker wordt weergegeven in de bijlage, tabel B9. Longkanker Absolute en bruto sterfte Van de mannen in die overleden zijn aan kanker, overleden er ruim % aan longkanker. Jaarlijks overleden er in mannen en vrouwen aan longkanker. In bedroeg gedurende de periode 9-00 bij mannen de bruto sterfte aan longkanker per.000 mannen, tegen 80 mannen per.000 landelijk. Voor vrouwen bedroegen deze cijfers: 8 per.000 vrouwen in en 0 per.000 vrouwen in. Vanaf het midden van de jaren tachtig daalt het aantal nieuwe gevallen van longkanker onder mannen. De daling is het gevolg van een forse daling van het aantal rokers onder mannen in de periode 960-. Doordat meer vrouwen vanaf de jaren zestig zijn gaan roken, is het aantal nieuwe gevallen van longkanker bij vrouwen in de periode -00 gestegen. In 9 overleden 6 se vrouwen aan longkanker. Dit aantal was in 00 toegenomen tot 06. De sterfte per.000 vrouwen nam toe van in 9, tot in het jaar 00. Tabel 8. Absolute en bruto sterfte aan longkanker 9-00 mannen vrouwen mannen vrouwen absoluut bruto absoluut bruto absoluut bruto absoluut bruto 9 000 00 00 00 6 5 6 6 96 88 55 6 6 5 8 6589 696 60 68 656 8 80 8 80 6 6 5 5 06 8 9 Gestandaardiseerde sterfte Na correctie voor verschillen in leeftijdsopbouw tussen en blijken er verhoudingsgewijs in gedurende de periode 9-00 significant meer mannen te zijn overleden aan longkanker. Bij vrouwen lag de sterfte aan longkanker significant onder het landelijk gemiddelde. Fig.9. Sterfte aan longkanker Fig.. Sterfte aan longkanker bij mannen in vergelijking met bij vrouwen in vergelijking met 9-00 9-00 - 8 -

Prostaatkanker Leeftijd speelt een belangrijke rol bij het ontstaan van prostaatkanker. Prostaatkanker komt vooral voor bij mannen boven de zestig. Voor het vijftigste levensjaar is prostaatkanker zeldzaam. Jaarlijks overleden er gemiddeld in 85 mannen aan prostaatkanker, dit komt overeen met een bruto sterfte van 6 per.000 mannen. Vergeleken met landelijke cijfers lag de sterfte aan prostaatkanker in % boven het landelijk gemiddelde. Uitgaande van alleen demografische ontwikkelingen zal het absoluut aantal nieuwe gevallen van prostaatkanker tussen 005 en 05 met 56% stijgen. Kanker van de dikke darm Darmkanker komt het meest voor bij personen ouder dan 60 jaar. In de periode -00 is het aantal nieuwe gevallen (incidentie) van darmkanker licht gestegen. Over genoemde periode overleden er in gemiddeld 65 mannen en 6 vrouwen per jaar aan kanker van de dikke darm. De gecorrigeerde sterfte (SMR) ligt voor mannen 6% en voor vrouwen 8% boven het landelijk gemiddelde. Fig.. Sterfte aan dikke darmkanker Fig.. Sterfte aan dikke darmkanker bij mannen in vergelijking met bij vrouwen in vergelijking met 9-00 9-00 Omdat het voorkomen van endeldarm- en dikke darmkanker toeneemt met de leeftijd zal vergrijzing en groei van de bevolking een groot effect hebben op het voorkomen in de toekomst: op grond van alleen demografische ontwikkelingen is de verwachting dat het absoluut aantal nieuwe patiënten met darmkanker in de periode 005-05 zal toenemen met %. Borstkanker Borstkanker is de meest voorkomende vorm van kanker bij vrouwen. In de periode 989-00 is het absolute aantal vrouwen dat per jaar borstkanker krijgt, gestegen van circa.900 tot circa.00. Deze toename is toe te schrijven aan een verbeterde diagnose door invoering van het bevolkingsonderzoek op borstkanker en door de groei en de vergrijzing van de bevolking. In overleden er jaarlijks gemiddeld vrouwen aan de gevolgen van borstkanker. - 9 -

Fig.. Sterfte aan borstkanker bij vrouwen in vergelijking met 9-00 Op basis van alleen demografische ontwikkelingen, is de verwachting dat de absolute incidentie van borstkanker bij vrouwen in de periode 005-05 met ongeveer 8% zal stijgen. Gestandaardiseerde sterfte Tabel 9 geeft de SMR s voor de subgroepen van kanker. In komt dikke darmkanker en longkanker bij mannen significant meer voor dan landelijk, terwijl longkanker bij vrouwen in significant minder voorkomt dan landelijk. Tabel 9. Sterfte (SMR) aan longkanker, prostaatkanker, borstkanker en kanker van de dikke darm (9-00) longkanker prostaat borstkanker dikke darmkanker kanker mannen vrouwen mannen vrouwen mannen vrouwen 8* 85* 6* 8* * significant afwijkend van.. Sterfte aan ziekten van ademhalingsorganen De hoofdgroep ziekten van ademhalingsorganen bestaat uit ziekten van de luchtwegen en van de longen. Longkanker valt niet onder deze hoofdgroep, maar onder de hoofdgroep nieuwvormingen. Belangrijke subgroepen onder de ziekten van de ademhalingsorganen zijn longontsteking, griep en astma en COPD. Deze laatste twee aandoeningen vormden vroeger samen de subgroep chronische aandoeningen van de onderste luchtwegen (CARA). De belangrijkste determinant voor ziekten van de ademhalingsorganen is roken. Absolute en bruto sterfte Gedurende de jaren 9-00 overleden er in mannen en 98 vrouwen aan aandoeningen van de ademhalingsorganen, dit komt neer op gemiddeld 9 mannen en 89 vrouwen per jaar, oftewel 6 mannen per.000 mannen en 9 vrouwen per.000 vrouwen. Bij de mannen wordt 56% van de sterfte aan ziekten van de ademhalingsorganen veroorzaakt door sterfte door aan astma of COPD (CARA), bij vrouwen is dit %. Gestandaardiseerde sterfte Na correctie voor verschillen in leeftijdsopbouw tussen en blijken er verhoudingsgewijs in gedurende de periode 9-00 significant minder vrouwen te zijn overleden aan ziekten van de ademhalingsorganen. De sterfte aan de hoofdgroep ziekten van de ademhalingsorganen ligt bij vrouwen in 9% onder het landelijk gemiddelde, terwijl de sterfte aan de subgroep astma en COPD bij vrouwen % onder het landelijk gemiddelde ligt. - 0 -

Bij mannen komt de sterfte aan zowel ziekten van de ademhalingsorganen als aan astma en COPD ongeveer overeen met het landelijk cijfer. Tabel. Sterfte (SMR) aan ziekte van de ademhalingsorganen in over de periode 9-00 SMR Midden- mannen 90 96 8 * 8 5 * 59 8 6 8 vrouwen 58 * 68 * 8 9 9 * 9 8 * 98 6 * significant afwijkend van 98 9 * - -

Fig.. Sterfte aan ziekten van Fig. 5. Sterfte aan ziekten van ademhalingsorganen bij ademhalingsorganen bij mannen in vergelijking met vrouwen in vergelijking met 9-00 9-00.. Sterfte aan niet-natuurlijk doodsoorzaken Belangrijke subgroepen van de hoofdgroep niet-natuurlijke doodsoorzaken zijn ongevallen, moord en zelfdoding. Binnen de subgroep ongevallen is een onderverdeling gemaakt, waarbij vervoers-ongevallen één van de onderdelen is. Onder deze laatste groep valt ook de sterfte aan wegverkeersongevallen. Absolute sterfte Gedurende de jaren 9-00 zijn in 8 personen overleden aan een niet-natuurlijke doodsoorzaak. Gemiddeld overlijden per jaar mannen en 6 vrouwen een niet-natuurlijke dood. Het aantal sterfgevallen ten gevolge van de subgroep ongevallen bedroeg 9 per jaar, waarvan 5 overleden ten gevolge van wegverkeersongevallen. Jaarlijks overlijden er in 50 personen ten gevolge van zelfdoding. Van diegene die overleden zijn aan zelfdoding is 0% van het mannelijke geslacht. Gestandaardiseerde sterfte De gestandaardiseerde sterfte aan de hoofdgroep niet-natuurlijke doodsoorzaken ligt bij mannen in 9% significant boven het landelijke gemiddelde. Bij vrouwen ligt de gestandaardiseerde sterfte aan niet-natuurlijke dood 5% onder het landelijk gemiddelde. Ook de sterfte aan de subgroep ongevallen ligt bij mannen uit significant boven het landelijk gemiddelde en bij vrouwen uit nietsignificant onder het landelijk gemiddelde. De subgroep ongevallen is weer onderverdeeld in een aantal subsubgroep, waaronder wegverkeerongevallen. In vergelijking met ligt de sterfte aan de sub(sub)groep wegverkeersongevallen, zowel bij mannen als bij vrouwen, ruim % boven het landelijk gemiddelde. De SMR van zelfdoding ligt zowel bij mannen als bij vrouwen niet-significant boven het landelijk gemiddelde. Tabel. Sterfte (SMR) aan hoofdgroep niet-natuurlijke doodsoorzaken en de subgroepen ongevallen, zelfdoding en subsubgroep wegverkeersongevallen (9-00) niet-natuurlijke ongevallen wegverkeersongevallen zelfdoding doodsoorzaak mannen vrouwen mannen vrouwen mannen vrouwen mannen vrouwen 9* * 90 * * * significant afwijkend van - -

Fig.6. Sterfte aan niet-natuurlijke dood Fig.. Sterfte aan niet-natuurlijke dood bij mannen in vergelijking met bij vrouwen in vergelijking met 9-00 9-00 - -

- -

Bijlage Sterfte mannen in 9-00...6 Sterfte vrouwen in 9-00.... Infectieuze en parasitaire ziekten...8. Nieuwvormingen (kanker)...8. Slokdarmkanker... 9. Maagkanker... 9. Dikke darm kanker... 0. Kanker van long en luchtpijp... 0.5 Borstkanker....6 Prostaatkanker.... Andere subgroepen van kwaadaardige vormen van kanker.... Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten en immuniteitsstoornissen.... Psychische stoornissen... 5. Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen... 6. Ziekten van het hartvaatstelsel...5 6. Ziekten van kransslagaderen... 5 6..Acuut hartinfarct... 6 6. Overige hartziekten... 6 6. Hersenvaatletsels (CVA)... 6. Ziekten van de ademhalingsorganen... 8. Ziekten van spijsverteringsstelsel...8 9. Ziekten van urinewegen en geslachtsorganen...8. Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden...9. Niet-natuurlijke doodsoorzaken...9. Wegverkeersongevallen... 0. Zelfdoding... 0 Alle doodsoorzaken... - 5 -

Sterfte mannen in 9-00 Mannen (9-00) Infectieuze en parasitaire ziekten Nieuwvormingen - w.o. kwaadaardige nieuwvormingen - slokdarmkanker - maagkanker - dikke darm kanker - kanker van long en luchtpijp - borstkanker - prostaatkanker Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten Ziekten van bloed en bloedbereidende organen Psychische stoornissen Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen Ziekten van hart en vaatstelsel - ziekten van kransslagaderen - acuut hartinfarct - overige hartziekten - hersenvaatletsels (CVA) Ziekten van het ademhalingsstelsel - CARA Ziekten van spijsverteringsstelsel Ziekten van urinewegen en geslachtsorganen Ziekten van huid en onderhuids bindweefsel Ziekten van het bewegingsstelsel en bindweefsel Aangeboren afwijkingen Aandoeningen ontstaan in de perinatale periode Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden Niet-natuurlijke doodsoorzaken - ongevallen - wegverkeersongevallen - zelfdoding absoluut aantal 9 680 5 9 69 5 80 8 06 0 68 55 850 0 05 5 8 56 59 65 6 aandeel (%) 0.9.6....8. <0... 0..6.0..5.8. 6.9. 6.0.9.8 0. 0. 0. 0.5.8.5.8..5 bruto sterfte 6 8 6 6 0 6 68 6 60 9 5 8 8 5 SMR 8 * 5 * 8 6 * 8 * 9 8 9 8 * 90 * 98 98 86 * 9 5 8 6 * 9 * * * Totaal 60 - bruto sterfte is de sterfte per.000 inwoners - SMR gestandaardiseerde sterfte: = - * (vet gedrukt): significant afwijkend van 986-6 -

Sterfte vrouwen in 9-00 Vrouwen (9-00) Infectieuze en parasitaire ziekten Nieuwvormingen - w.o. kwaadaardige nieuwvormingen - slokdarmkanker - maagkanker - dikke darm kanker - kanker van long en luchtpijp - borstkanker - prostaatkanker Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten Ziekten van bloed en bloedbereidende organen Psychische stoornissen Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen Ziekten van hart en vaatstelsel - ziekten van kransslagaderen - acuut hartinfarct - overige hartziekten - hersenvaatletsels (CVA) Ziekten van het ademhalingsstelsel - CARA Ziekten van spijsverteringsstelsel Ziekten van urinewegen en geslachtsorganen Ziekten van huid en onderhuids bindweefsel Ziekten van het bewegingsstelsel en bindweefsel Aangeboren afwijkingen Aandoeningen ontstaan in de perinatale periode Symptomen en onvolledig omschreven ziektebeelden Niet-natuurlijke doodsoorzaken - ongevallen - wegverkeersongevallen - zelfdoding absoluut aantal 8 806 0 59 5 5 6 66 89 9 98 5 6 5 9 6 59 59 6 aandeel (%). 5..9 0..0.. 5.0. 0.5 6.6.0.6..8 8.9. 8...0. 0. 0.9 0. 0. 5..0.0 0.5 0. bruto sterfte 6 9 8 8 6 8 60 0 9 8 9 9 6 8 9 8 5 6 SMR 98 8 6 8 * 85 * * 6 * 96 * 98 90 * 9 * 8 * 89 * 66 * 9 8 8 9 90 * Totaal 8 - bruto sterfte is de sterfte per.000 inwoners - SMR gestandaardiseerde sterfte: = - *(vet gedrukt): significant afwijkend van 909 96 * - -

. Infectieuze en parasitaire ziekten Deze hoofdgroep omvat ziekten die in het algemeen als besmettelijk of overdraagbaar worden beschouwd en enkele ziekten met een onbekende, maar mogelijk infectieuze oorsprong. Belangrijke subgroepen zijn nekramp, tuberculose, virale hepatitis en AIDS. Diverse aandoeningen met infectieuze etiologie zijn in andere hoofdgroepen ondergebracht, zoals bijvoorbeeld acute luchtweginfecties. Deze infecties zijn in de hoofdgroep ziekten van de ademhalingsorganen ondergebracht. Preventie, onder andere vaccinaties, speelt een belangrijke rol bij de bestrijding van infectieziekten. Tabel B. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan infectieuze en parasitaire ziekten voor mannen en vrouwen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- < < < 5 8 9 5 9 6 6 5 9 6 66 8 * 8 85 * significant afwijkend van 8 66 8. Nieuwvormingen (kanker) De hoofdgroep nieuwvormingen omvat zowel goedaardige als kwaadaardige vormen van kanker. Ongeveer 9% van alle vormen van kanker behoren tot de groep kwaadaardige kankers. Onder de kwaadaardige vormen van kanker vallen 9 verschillende subgroepen. Kwantitatief de belangrijkste subgroepen zijn voor mannen longkanker, prostaatkanker en kanker aan de dikke darm. Voor vrouwen zijn borstkanker, longkanker en dikke darmkanker de kwantitatief belangrijkste subgroepen. Een deel van de kwaadaardige vormen van kanker kan worden voorkomen door een gezonde leefstijl. Tabel B. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan kwaadaardige vormen van kanker voor mannen en vrouwen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- 69 5 55 8 9 5 5 5 6 0 0 6 5 8 89* * * 8 9 9 98 9 88 88 8* 8 6 069 * significant afwijkend van 5 90 5* - 8 -

. Slokdarmkanker Het ontstaan van slokdarmkanker in verband gebracht met overmatig alcoholgebruik en roken. Aangenomen wordt dat alcohol het effect van andere kankerverwekkende stoffen (bijvoorbeeld tabak) kan versterken. Rokers van 0 of meer sigaretten per dag hebben naar schatting een à 8 keer verhoogd risico op het krijgen van slokdarmkanker. Aan de consumptie van (verse) groenten en fruit wordt over het algemeen een beschermende rol toegekend aan het ontstaan van slokdarmkanker. Tabel B. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan slokdarmkanker voor mannen en vrouwen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- < < < < < < < < 8 8 5 8 8 8 58 59 5 96 8 5 5 9 9 865 * significant afwijkend van 9 5 8 8. Maagkanker Het is waarschijnlijk dat voedingsfactoren het optreden van maagkanker kan beïnvloeden. Het is echter nog niet duidelijk om welke stoffen het precies gaat en hoe het effect tot stand wordt gebracht. Het nuttigen van gerookte en gezouten voedingsmiddelen verhoogt mogelijk het risico. Het eten van groenten en fruit beschermt mogelijk tegen maagkanker. Ook een infectie met de bacterie Heliobacter pylori wordt in verband gebracht met het ontstaan van maagkanker. Tabel B. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan maagkanker voor mannen en vrouwen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- 9 < 65 5 6 6 86 * 56 56 88 90 6 6 9 9 8 * significant afwijkend van 65 6-9 -

. Dikke darm kanker Erfelijke aanleg is verantwoordelijk voor ongeveer tot 5% van alle darmkankergevallen. Voedingsfactoren zouden het ontstaan van darmkanker negatief en positief kunnen beïnvloeden. Een hoge consumptie van verzadigd vet zou het risico op darmkanker verhogen, terwijl een hogere inname van bepaalde onverzadigde vetzuren in vis (omega--vetzuren) het risico op darmkanker verlaagt. Consumptie van rood vlees en vleeswaren verhogen het risico op darmkanker, terwijl consumptie van een aantal koolsoorten en groene bladgroenten het risico op darmkanker verlagen. Overmatig alcoholgebruik en het roken van sigaretten verhoogt het risico op dikke darm- en endeldarmkanker. Tabel B5. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan dikke darmkanker voor mannen en vrouwen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- 5 6 5 5 6 8 5 9 89 * 8 6 9 9 85 89 * * 6 9 9 56 65 69 * significant afwijkend van 6 5 6 * 8 *. Kanker van long en luchtpijp Ruim 85% van alle gevallen van longkanker kan worden toegeschreven aan het gebruik van tabak, net name sigaretten. Het kankerverwekkende effect van tabaksrook is toe te schrijven aan een zeer groot aantal (ruim veertig) kankerverwekkende stoffen in de tabaksrook. De kans op longkanker neemt toe met het aantal gerookte sigaretten. Rokers van - sigaretten per dag hebben een vijf maal hoger risico om aan longkanker te overlijden dan niet-rokers. Voor rokers van 0 of meer sigaretten per dag is dit risico -5 maal groter. Het aantal jaren dat men rookt is van invloed. Matige rokers ( tot 5 sigaretten per dag) hebben na 0 jaar roken een,5 maal hoger risico op longkanker. Bij zware rokers (meer dan 5 sigaretten per dag) is dit na 0 jaar roken het geval. De leeftijd waarop men met roken begint is bepalend voor het risico op longkanker. Rokers die op 5-jarige leeftijd zijn begonnen, hebben na 50 jaar roken een maal verhoogd risico op longkanker ten opzichte van niet-rokers. - 0 -

Tabel B6. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan longkanker voor mannen en vrouwen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- 0 9 6 0 6 8 5 6 6 9 8 5 6 9 * * 8 9 9 86 68 8 9 6 89 89 8 58 * 9 8 68 666 * significant afwijkend van 66 96 8 * 85 * - -

.5 Borstkanker Genetische factoren spelen mogelijk een rol bij het ontstaan van borstkanker. Een vrouw met één eerstegraads familielid met borstkanker heeft een ongeveer tweemaal verhoogd risico. Vrouwen die borstkanker hebben gehad, hebben een drie- à viermaal verhoogd risico om ook kanker in de andere borst te krijgen. Dit betekent dat bij 5 à 0% van de vrouwen die borstkanker overleven, binnen 0 jaar voor de tweede keer borstkanker wordt gediagnosticeerd. Bij vrouwen die nooit zwanger zijn geweest, is het risico op borstkanker ongeveer tweemaal zo groot als bij vrouwen die wel kinderen hebben. Borstvoeding heeft een beschermende werking tegen premenopauzale borstkanker. Ook overgewicht is een risicofactor voor het verkrijgen van borstkanker, met name bij vrouwen na de menopauze. Daarnaast hebben vrouwen die regelmatig lichamelijk actief zijn naar schatting 0 tot 0% minder kans op borstkanker dan vrouwen die weinig lichamelijk actief zijn. Ook mannen kunnen overlijden aan borstkanker. Dit is echter relatief zeldzaam. Jaarlijks overlijden er in 9 mannen aan de gevolgen van borstkanker. Tabel B. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan borstkanker 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- < < < < < < < < < < < < 6 6 6 5 9 5 86 85 8 5 * 5 * 9 < 9 * significant afwijkend van 6.6 Prostaatkanker De enige determinanten die een verband vertonen met prostaatkanker zijn veroudering, etnische achtergrond en seksueel gedrag. Voor dit laatste is een verband gevonden bij mannen die meerdere seksuele partners hebben gehad en/of op jonge leeftijd seksueel actief zijn geworden. Tabel B8. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan prostaatkanker voor mannen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen mannen Midden- 5 8 9 5 5 6 9 88 6 96 66 * 98 9 6 9 5 85 6 * significant afwijkend van - -

Mannen met een eerstegraads familielid met prostaatkanker hebben een twee tot vier keer verhoogd risico op prostaatkanker. Voeding die rijk is aan verzadigd vet zou het risico op prostaatkanker verhogen. Over de betekenis van hormonen als determinant van prostaatkanker is nog veel onduidelijkheid.. Andere subgroepen van kwaadaardige vormen van kanker Tabel B9. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte aan andere subgroepen van kwaadaardig kanker mannen en vrouwen 9-00 gestandaardiseerde sterfte SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen 56 5 86 85 9 5 lymfatisch weefsel alvleesklierkanker kanker van lip, keel, mond kanker van endeldarm leverkanker kanker van galblaas kanker van strottenhoofd melanomen baarmoederhalskanker kanker van eierstok nierkanker kanker van urineblaas * significant afwijkend van 5 5 8 6 9 9 9 9 9 8 * 5 85 8. Endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten en immuniteitsstoornissen Deze hoofdgroep omvat enerzijds aandoeningen van hormoonproducerende organen zoals schildklier, alvleesklier en anderzijds stofwisselingsziekten en immuniteitsstoornissen. De belangrijkste subgroep in de hoofdgroep is diabetes mellitus. Overgewicht is een belangrijke risicofactor voor diabetes mellitus type. Tabel B. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte endocriene, voedings- en stofwisselingsziekten en immuniteitsstoornissen mannen en vrouwen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- 6 6 5 6 6 6 9 5 6 9 6 56* 65 8 8 88 68 5 56 96 * significant afwijkend van 90 886 9 - -

. Psychische stoornissen Binnen deze hoofdgroep vallen psychosen, persoonlijkheidsstoornissen en overige niet-psychotische stoornissen. Belangrijke aandoeningen in deze hoofdgroep zijn depressie, angststoornissen, dementie, afhankelijkheid van alcohol en/of drugs. In de praktijk is het vaak moeilijk het verband te leggen tussen het overlijden en het hebben van een psychische stoornis. Tabel B. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan psychische stoornissen voor mannen en vrouwen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- 9 8 5 5 9 6 8* 5* 8 98 60 5* 8* 8* * 59* 9* 5 6 9* 9* 6* 68 6 60 * significant afwijkend van 8 * 5. Ziekten van zenuwstelsel en zintuigen Deze hoofdgroep omvat ziekten van de hersenen, het ruggenmerg, de zenuwen en de zintuigen. Belangrijke subgroepen zijn ziekte van Parkinson, hersenvliesontsteking en multiple sclerose. Tabel B. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan ziekten van zenuwstelsel en zintuigen voor mannen en vrouwen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- 6 5 6 6 5 65 85 5 68 96 9 6 8* * 69 88 69 8 9 6 8 68 86 9* 8 6 5 * significant afwijkend van 9 6* - -

6. Ziekten van het hartvaatstelsel De hoofdgroep ziekten van het hartvaatstelsel omvat onder anderen de volgende subgroepen: - ziekten van de kransvaten (ischemische hartziekten), inclusief de sub(sub)groep acuut hartinfarct - overige hartziekten - hersenvaatletsels (CVA, inclusief hersenbloeding en herseninfarct) Tabel B. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan ziekten van het hartvaatstelsel 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- 90 6 89 8 58 8 55 9 8 55 6 5 5 8 9 58 8 * 86* 9* 9 80* * 9 9 9* 90* * 9 9 9 * significant afwijkend van 5 506 96* 6. Ziekten van kransslagaderen Leefstijlfactoren spelen een belangrijke rol bij het ontstaan van coronaire hartziekten, met name voeding, roken en bewegen. Deze factoren beïnvloeden lichamelijke eigenschappen zoals serum- cholesterol, bloeddruk, overgewicht, diabetes mellitus en bloedstolling. Daarnaast is het bekend dat hartziekten vaker voorkomt bij groepen met een lage sociaal-economische status. Tabel B. Gemiddelde jaarlijkse sterfte en gestandaardiseerde sterfte (SMR) aan subgroep ziekten van kransslagaderen 9-00 gemiddelde jaarlijkse sterfte gestandaardiseerde sterfte (SMR) mannen vrouwen mannen vrouwen Midden- 8 8 0 9 8 5 5 0 6 6 5 6 8 9 5 6 8* 85 9 8 6 96 8 88 8 9 8 * 96 6 * significant afwijkend van 5 6 98-5 -